B l o k t o e t s B l o k t o e t s

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "B l o k t o e t s B l o k t o e t s"

Transcriptie

1 B l o k t o e t s B l o k t o e t s

2 B l o k t o e t s Gegeven: dsdna bestaat uit twee DNA strengen genaamd de lagging en leading strand. Vraag: Wat onderscheidt de lagging- van de leading strandsynthese tijdens de DNA replicatie? A. De 5 naar 3 richting. B. De continue synthese. C. De DNA polymerase. D. De Okazaki fragmenten. 2. Waarom worden dideoxynucleotides toegevoegd bij de sequencing volgens Sanger? A. Labelen van het DNA. B. Stimuleren van de DNA polymerase. C. Termineren van elongatie van de replicatie strand. D. Verlagen van de mutatiefrequentie. 3. Gegeven: Alle nucleïnezuren worden een gistcel cultuur geëxtraheerd. Vervolgens wordt dit extract gemengd met beads waaraan de polynucleotide 5 -TTTTTTTTTTTTTTTTTTTTTTTTT-3 covalent gekoppeld is. Na een korte incubatie worden de beads uit het extract gehaald. Vraag: Welke van de nucleïnezuren komt het meest voor, wanneer de nucleïnezuren die aan de beads zijn blijven plakken geanalyseerd worden? A. DNA. B. mrna. C. rrna. D. trna. 4. Gegeven: Voor chromosoom analyse wordt colchicine, een destabilator van het tubuline skelet, toegevoegd aan een bloedkweek. Vraag: Wat is het gevolg van desabilisatie van het tubuline skelet door colchicine? A. Het creëren van een bandenpatroon; B. Het lyseren van rode bloed cellen; C. Het rangschikken van chromosomen bij de mitotische spindles; D. Ophoping van de cellen in de metaphase; E. Paring van homologe chromosomen in het equatoriale vlak. 5. Gegeven: Het retinoblastoma (Rb) eiwit kan binden aan transcriptiefactor E2F. Vraag: Wat is het onderliggende mechanisme waardoor het complex van RB en E2F verhindert dat cellen de celcyclus in gaan? A. Activering van apoptose. B. Markeren van cyclines voor afbraak. C. Phosphorylatie van Cdk. D. Remming van de transcriptie van cycline A.

3 B l o k t o e t s Wat wordt er verhinderd als de nucleaire lamines van een cel niet gefosforyleerd kunnen worden in de M fase van de cel cyclus? A. Assemblage van de mitotische spindle. B. Condensatie van de chromosome in de profase. C. Herformatie van de nucleaire envelop in de telofase. D. Uiteenvallen van de nucleaire lamina in de prometafase. 7. Met welke structuur moet een groeifactor in eerste instantie een directe interactie aangaan om effect te kunnen sorteren? A. De centriole. B. De nucleus. C. De receptor. D. Een signaal relay-eiwit. E. Het mitochondrion. 8. Wat gebeurt er als een G-eiwit gekoppelde receptor een G-eiwit activeert? A. De alpha subunit verwisselt zijn gebonden GDP voor GTP. B. De bèta subunit verwisselt zijn gebonden GDP voor GTP. C. Het aan de alpha subunit gebonden GDP wordt gefosforyleerd tot gebonden GTP. D. Het aan de bèta subunit gebonden GDP wordt gefosforyleerd tot gebonden GTP. 9. Gegeven: De groeifactor Superchick stimuleert de proliferatie van gekweekte kippencellen. De receptor die Superchick bindt is een receptor tyrosine kinase (RTK) en vele kippentumor cellijnen bevatten een mutatie in een gen betrokken in de Superchick signaal route. Vraag: Welke van de volgende type mutaties zal het meest waarschijnlijk zorgen voor ongecontroleerde celproliferatie? A. Een mutatie die dimerizatie van de receptor voorkomt B. Een mutatie die de eiwit tyrosine fosfatase die verantwoordelijk is voor het verwijderen van de fosfaatgroep van de tyrosines op de geactiveerde receptor. C. Een mutatie die de kinase-activiteit van de receptor vernietigt. D. Een mutatie die verhindert dat het normale extracellulaire ligand bindt aan de receptor.

4 B l o k t o e t s Gegeven: Acetylcholine bindt aan zijn G-eiwit gekoppelde receptor (GPCR) op een hartspiercel, waardoor het hart langzamer gaat kloppen. De geactiveerde receptor stimuleert een G-eiwit, dat een K+-kanaal in de plasmamembraan opent zoals aangegeven is in de figuur. Vraag: Welk van de onderstaande opties zal het effect van acetylcholine versterken? A. Mutaties in de acetylcholinereceptor die de interactie tussen de receptor en acetylcholine verzwakken. B. Mutaties in de acetylcholinereceptor die de interactie tussen de receptor en het G- eiwit verzwakken. C. Toevoeging van een hoge concentratie van een GTP analoog die niet omgezet kan worden in GDP D. Toevoeging van een stof die verhindert dat de alpha subunit GDP voor GTP uitwisselt.

5 B l o k t o e t s De volgende vier vragen horen bij elkaar. Bekijk onderstaande figuur. Welke structuur wordt aangegeven met cijfer 1? A. activator protein B. general transcription factors C. mediator D. RNA polymerase 12. Vervolg vorige vraag. Welke structuur wordt aangegeven met cijfer 2? A. activator protein B. general transcription factors C. mediator D. RNA polymerase 13. Vervolg vorige vraag. Welke structuur wordt aangegeven met cijfer 3? A. activator protein B. general transcription factors C. mediator D. RNA polymerase

6 B l o k t o e t s Vervolg vorige vraag. Welke structuur wordt aangegeven met cijfer 4? A. activator protein B. general transcription factors C. mediator D. RNA polymerase 15. Gegeven: Een blastomeer is een celtype dat gevormd wordt na deling van de bevruchte eicel. Vraag: Welke potentie heeft een blastomeer? A. omnipotent; B. multipotent; C. pluripotent; D. unipotent. 16. Gegeven: Uit de drie kiembladen endo-, meso- en ectoderm worden verschillende weefsels gevormd. Vraag: Welk kiemblad is verantwoordelijk voor de vorming van zenuwcellen? A. Ectoderm. B. Endoderm. C. Mesoderm. 17. Waaruit wordt gedurende de gastrulatie het ectoderm van het embryo gevormd? A. Amniotisch ectoderm. B. Hypoblast. C. Inner cell mass. D. Primitive streak. E. Trophoblast. 18. Gegeven: Mevrouw J., 23 jaar, is al even over tijd. Ze denkt dat ze zwanger is. De laatste menstruatie van mevrouw J. is op 8 augustus 2013 begonnen. Vandaag is het 24 oktober Na stick analyse blijkt zij inderdaad zwanger te zijn. Mevrouw J. vraagt zich af hoe lang zij nu waarschijnlijk zwanger is. Vraag: Hoe oud is het embryo het meest waarschijnlijk op 24 oktober 2013 en uitgedrukt in weken? A. 8 weken. B. 9 weken. C. 10 weken. D. 11 weken.

7 B l o k t o e t s Gegeven: Caspases zijn bij verschillende stappen van de embryonale ontwikkeling van groot belang. Vraag: Bij welk stap van de ontwikkeling van een extremiteit zijn ze het meest belangrijk? A. Apoptose van cellen in de interdigitale spleet. B. Expressie van HOX genen. C. Uitgroeien van de arme-knoop. D. Vorming van de ZPA. 20. Welke van onderstaande structuren is betrokken bij de craniocaudal patroonvorming in de ledemaatknop (limb bud)? A. AER. B. Progressiezone. C. ZPA. 21. Gegeven: In onderstaande tabel is de aminozuurvolgorde van een polypeptide keten weergegeven. Naast het wild type is de aminozuurvolgorde van een mutant weergegeven Wild type: Phe Leu Pro Thr Val Thr Thr Arg Trp Mutant: Phe Leu Pro Thr Val Thr Thr Arg Vraag: Van welke genmutatie is er meest waarschijnlijk sprake in het geval van deze mutant? A. Frameshift B. Missense C. Nonsense D. Silent 22. Gegeven: Een gezin consulteert een klinisch geneticus omtrent de kans op het krijgen van een kind met Down syndroom. De moeder heeft een normaal karyogram (46 XX) maar de vader is drager van een Robertsoniaanse translocatie 45 XY t(14;21). Bij deze translocatie fuseren de lange armen van chromosoom 14 en 21 tot 1 chromosoom met 1 centromeer. De klinisch geneticus legt uit dat er een kans is op de geboorte van een normaal gezond kind, maar dat zij rekening moeten houden met kind dat uiteindelijk nietlevensvatbaar zal zijn. Wat is de theoretische kans op een kind dat uiteindelijk niet levensvatbaar is? A. 1 op 2. B. 1 op 3. C. 1 op 4. D. 1 op 6.

8 B l o k t o e t s Gegeven: Intelligentie wordt beschreven in verschillende schalen. Vraag: Welke hoort er NIET bij? A. Totale intelligentie (TIQ). B. Performale intelligentie (PIQ). C. Verbale intelligentie (VIQ). D. Abstracte intelligentie (AIQ). 24. Vanaf welke fase volgens Piaget verwacht je dat kinderen een situatie van meerdere kanten kunnen bekijken? A. Sensomotorische fase. B. Preoperationele fase. C. Concreet operationele fase. D. Formeel operationele fase. 25. Gegeven: Onderstaand figuur laat vier uitvergrotingen van een licht microscopische coupe van een epifysaire schijf zien. Vraag: Welk beeld laat de botvormingszone zien? A. Figuur A. B. Figuur B. C. Figuur C. D. Figuur D. A B C D 26. Welk hormoon wordt als eerste geproduceerd door de placenta? A. Estrogeen. B. hcg. C. Humaan placentaal groei hormoon. D. Human placentaal lactogeen. E. Progesteron.

9 B l o k t o e t s In welke periode wordt de eerste meiotische deling in oöcyten afgemaakt? A. Direct na de bevruchting. B. Gedurende de foetale ontwikkeling. C. Aan het eind van de menstruele cyclus. D. Tussen de geboorte en de puberteit. 28. In welke periode zijn gedurende een normale menstruele cyclus de hormoonspiegels van LH en FSH het hoogst? A. De menstruele fase. B. De proliferatieve fase. C. De secretiefase. D. Direct voor de ovulatie. E. Op de eerste dag van de cyclus. 29. Gegeven: Na scheiding van het ruw endoplasmatisch reticulum (RER) van de rest van het cytoplasma, zuiver je de RNA s die aan het RER vastzitten. Vraag: Welk van de volgende eiwitten worden het meest waarschijnlijk gecodeerd door de RNA s die aan het RER vastzitten? A. Eiwitten die uitgescheiden worden. B. Kerneiwitten. C. Ribosomale eiwitten. 30. Welk van de onderstaande routes beschrijft de weg die een plasmamembraan eiwit vanaf zijn synthese volgt door de cel het best? A. ER => Golgi =>plasma membraan B. ER => lysosoom => plasma membraan C. Golgi => ER => plasma membraan D. Golgi => lysosoom => plasma membraan 31. Gegeven: Bij het activeren van specifieke eiwitten in ons lichaam zijn posttranslationele modificaties betrokken. Vraag: Welk van onderstaande posttranslationele modificaties is betrokken bij de activering van procaspases? A. Glycosylering. B. Fosforylering. C. Oxydatie. D. Proteolyse. E. Ubiquitinylering.

10 B l o k t o e t s Welke van onderstaande klassen van eiwitten codeert het meest waarschijnlijk voor proto-oncogenen? A. Apoptosis-inducerende eiwitten. B. Groeifactor receptoren eiwitten C. Mismatch-repair eiwitten. D. Negatieve celcyclus regulator eiwitten. 33. Welk van onderstaande mechanismen wordt naast een eerste mutatie in een tumorsuppressorgen gewoonlijk geassocieerd met second hit in de ontstaansgeschiedenis van een tumor? A. Genfusie. B. Genduplicatie. C. Gendeletie. 34. Wat wordt voorkomen door afwezigheid van de expressie van het telomerase gen? A. Foutieve synthese van de leading strand van het DNA. B. Incorrecte regulatie van de celcyclus. C. Mismatch mutaties. D. Onbeperkte celdeling. 35. Welke van de onderstaande theorieën suggereert dat veroudering een resultaat is van de opeenhoping van metabole afvalproducten? A. Autoimmuun theorie. B. Mean time to failure theorie. C. Somatische mutatie theorie. D. Vrije-radicalen theorie. 36. Gegeven: Tijdens het proces van veroudering stijgt de concentratie van zogenaamde advanced glycation end products (AGE s). Vraag: Van welk karakteristiek verouderingsproces is dit een voorbeeld? A. Cellulaire senescence. B. Mitochondriele dysfunctie. C. Verkorten van de telomeren. D. Verlies van proteostasis. 37. Gegeven: Necrose en apoptose zijn voorbeelden van cel dood. Vraag: Welke van de onderstaande kenmerken is geassocieerd met necrose? A. Behoud van de intracellulaire inhoud. B. Fragmentatie van het DNA. C. Krimpen van de cel. D. Ontsteking.

11 B l o k t o e t s Gegeven: De cholerastudie van de Britse onderzoeker John Snow ( ) is een van de eerste studies naar de verdeling en determinanten van ziekte in de populatie. Vraag: Wat was volgens Snow, op basis van zijn waarnemingen, de oorzaak van de cholera-epidemie in Londen tussen 1850 en 1860? A. besmet drinkwater; B. slechte gezondheid van de populatie; C. verontreinigde lucht of 'miasma'. 39. Aan hoeveel personen kan een kind zich in de meerderheid van de gevallen maximaal veilig hechten in de eerste twee levensjaren? A. 1 B. 2 C. 3 D Wat is in de meerderheid van de gevallen de huilpiek van baby s? A. 4 weken, dan huilen ze gemiddeld 2.5 uur per dag. B. 6 weken, dan huilen ze gemiddeld 2.5 uur per dag. C. 4 weken, dan huilen ze gemiddeld 4 uur per dag. D. 6 weken, dan huilen ze gemiddeld 4 uur per dag. 41. Gegeven: 30% van de populatie had wel eens last van pijn in de enkel of knie gedurende het vorige jaar Vraag: Onder welk begrip past deze uitspraak het best? A. incidentie; B. prevalentie. 42. Op welk molecuul zou moeten worden getest om Herceptin effectief in te kunnen zetten bij de behandeling van borstkanker? A. BRCA1. B. BRCA2. C. PDGF. D. HER2.

12 B l o k t o e t s Gegeven is de sequentie van gen BGLAP3 coderend voor het bot eiwit osteocalcine. De exonen zijn aangegeven in blauw en de intronen in rood. De translatie van het corresponderende mrna naar een polypeptide keten begint door binding van een methionine anticodon aan het startcodon (AUG). Vraag: In welke regel is dit startcodon gelegen? A. 01; B. 02; C. 05; D. 06; 44. Gegeven is de sequentie van gen BGLAP3 dat codeert voor het bot eiwit osteocalcine. De exonen zijn aangegeven in blauw en de intronen in rood. De translatie van het corresponderend mrna begint met de binding van het ribosoom aan dit mrna. Vraag: Waarin is de ribosoom bindingsplaats gelegen? A. Het begin van regel 04; B. Het einde van regel 04; C. Het begin van regel 05; D. Het einde van regel 05;

13 B l o k t o e t s Gegeven is de sequentie van gen BGLAP3 dat codeert voor het bot eiwit osteocalcine. De exonen zijn aangegeven in blauw en de intronen in rood. De translatie van het corresponderende mrna naar een polypeptide keten begint door binding van een methionine anticodon aan het startcodon. Een onderzoeker bestudeert de aminozuur sequentie van het uiteindelijke eiwit en concludeert dat het eerste aminozuur geen methionine is. Vraag: Wat is het uiteindelijke eiwit? A. Een excretie-eiwit; B. Een kerneiwit; C. Ontstaan na mutatie van het startcodon in regel 05; D. Ontstaan na mutatie van de intron splicing sequentie in regel Gegeven: Elk weefsel heeft zijn karakteristieke eigenschappen. Hieronder zijn 4 weefsels afgebeeld. A B C D Vraag: Welke van de vier weefsels stelt vetweefsel voor? A. Figuur A. B. Figuur B. C. Figuur C. D. Figuur D.

14 B l o k t o e t s Welk van de volgende humane embryo s stelt een Carnegy stadium 4 voor en is rond 6 dagen oud? (A) (B) (C) (D) A. Figuur A. B. Figuur B. C. Figuur C. D. Figuur D. 48. In welke gebied (aangegeven met pijlen A, B, C, en D) in de onderstaand histologische afbeelding van een tibia bevindt zich het kraakbeen? A B C D A. regio A. B. regio B. C. regio C. D. regio D. 49. Gegeven: Een bot bestaat uit organisch en anorganisch materiaal en water. Vraag: Hoeveel procent water bevat botmatrix gemiddeld? A. 0%. B. 5%. C. 15%. D. 25%.

15 B l o k t o e t s Gegeven: Tijdens een operatie maakt de chirurg een incisie van ongeveer 2 cm in de buikwand en dekt deze na afloop weer steriel af. Vraag: Welk celtype komt het meest voor in het wondgebied 1-2 dagen na deze operatie? A. B-cellen. B. Eosinofiele granulocyten. C. Macrofagen. D. Monocyten. E. Neutrofiele granulocyten. F. T-cellen. 51. Welk collageen type komt het meest voor in het wondgebied tijdens de proliferatieve fase van de wondgenezing? A. Type I collageen. B. Type II collageen. C. Type III collageen. D. Type IV collageen. E. Type V collageen. 52. Gegeven: Een onderzoeker heeft een variabele gemeten die bestaat uit verschillende categorieën die geordend kunnen worden van minst ernstig naar meest ernstig, maar aan het verschil tussen de categorieën kan geen zinvol getal gegeven worden. Vraag: Van welk meetniveau is deze variabele? A. Nominaal. B. Ordinaal. C. Interval. D. Ratio. 53. Gegeven: Een onderzoeker heeft zijn eigen systolische bloeddruk gemeten en kreeg de volgende waarden: 119, 120, 121, 124 en 136 mmhg. De mediaan is gelijk aan 121 en het gemiddelde is gelijk aan 124. Achteraf bleek dat de laatste waarneming niet 136 mmhg, maar 126 mmhg moest zijn. De onderzoeker past deze laatste waarde aan (de andere waarden blijven gelijk) en berekent opnieuw de mediaan en het gemiddelde. Vraag: Wat voor een invloed heeft deze aanpassing op de mediaan en het gemiddelde van deze systolische bloeddrukken? A. Mediaan blijft gelijk en gemiddelde blijft gelijk. B. Mediaan wordt kleiner en gemiddelde blijft gelijk. C. Mediaan blijft gelijk en gemiddelde wordt kleiner. D. Mediaan wordt kleiner en gemiddelde wordt kleiner.

16 B l o k t o e t s Gegeven: In een studie is de verdeling van de lengte van jongens en meisjes gemeten. De jongens hebben een gemiddelde lengte van 120 cm met een standaard deviatie van 10 cm. De meisjes hebben een gemiddelde lengte van 118 cm met een standaard deviatie van 6 cm. Vraag: Als zowel de lengtes van jongens als de lengtes van meisjes normaal verdeeld zijn met bovenstaande gemiddelden en standaard deviaties, hoeveel procent van de jongens en hoeveel procent van de meisjes hebben dan een lengte van 130 cm of groter? A. 16% van de jongens en 2,5% van de meisjes. B. 16% van de jongens en 5% van de meisjes. C. 32% van de jongens en 2,5% van de meisjes. D. 32% van de jongens en 5% van de meisjes. 55. Gegeven: Bij auscultatie kan gebruik worden gemaakt van de klok van de stethoscoop. Vraag: Wat geldt voor correct gebruik van deze klok? A. Deze wordt losjes op de huid gedrukt en sluit volledig aan. B. Deze wordt losjes op de huid gedrukt en sluit niet volledig aan. C. Deze wordt stevig op de huid gedrukt en sluit volledig aan. D. Deze wordt stevig op de huid gedrukt en sluit niet volledig aan. 56. Gegeven: De kwaliteit van percussietonen is afhankelijk van techniek die gebruikt wordt. Vraag: Wat is belangrijk voor het produceren van een goede percussietoon? A. De hamervinger komt met een hoek van 45 op de pleximetervinger terecht. B. De hamervinger komt vanuit een losse pols op de pleximetervinger terecht. C. De pleximetervinger wordt losjes op de huid gelegd. 57. Gegeven: Bij het onderzoeken van een tumor plaatst de arts 2 vingers tegen de buitenkant van een tumor. Met een derde vinger drukt zij op de tumor. Vraag: Welke kwaliteit van de tumor wordt hier onderzocht? A. Beweeglijkheid B. Consistentie C. Dimpling D. Fluctuatie

17 B l o k t o e t s Gegeven: Onderstaand preparaat bevat cellen afkomstig uit perifeer humaan bloed. Vraag: Welke van onderstaande antwoordopties is het meest van toepassing op het preparaatbeeld? A trombocyten en 1-2 leukocyten. B erythrocyten en 1-2 leukocyten. C leukocyten en 4-5 trombocyten. D erythrocyten en 4-5 leukocyten 59. Gegeven: De arts verricht een neurologisch onderzoek bij een patiënt. Nadat hij de patiënt een stukje heen en weer heeft laten lopen, vraagt hij de patiënt stil te gaan staan met de voeten vrij dicht bij elkaar. Dat geeft geen problemen: de patiënt staat rechtop en stil. Dan vraagt de arts of de patient de ogen wil sluiten. De patiënt gaat nu wankelen en heeft moeite om niet te vallen. Vraag: Wat is de meest waarschijnlijk conclusie? A. Er is mogelijk een probleem met het evenwicht B. Er is mogelijk een probleem met de kracht in de bovenbeenspieren C. Er is mogelijk een probleem met de kracht in de onderbeenspieren D. Er is mogelijk een probleem met de sensibiliteit

18 60. De volgende zestien vragen horen bij elkaar. De figuur is een weergave van apoptose B l o k t o e t s

19 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 1? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 61. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 2? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

20 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 3? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 63. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 4? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

21 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 5? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 65. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 6? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

22 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 7? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 67. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 8? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

23 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 9? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 69. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 10? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

24 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 11? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 71. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 12? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

25 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 13? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 73. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 14? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

26 B l o k t o e t s Welk van onderstaande termen hoort in vakje 15? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals 75. Welk van onderstaande termen hoort in vakje 16? A. Apoptosis B. BAX/BAK C. BCL2 D. BID E. Caspase 3 F. Caspase 8 G. Caspase 9 H. Cytochrome C I. Death signal J. DNA Damage K. FADD L. Fas - Receptor M. FasL - Ligand N. p53 response O. Procaspase 8 P. Radiation or Chemicals

27 B l o k t o e t s De volgende zes vragen horen bij elkaar. 76. U ziet een schematische weergave van een epitheellaag met onderliggend bindweefsel. Plaats het juiste item (A-F) in het bijbehorende genummerde vakje (1-6). Welk item hoort in vakje 1? A. Basement Membrane B. Endothelial cells C. Epithelium D. Interstitial Matrix E. Proteoglycan F. Type IV Collagen 77. Welk item hoort in vakje 2? A. Basement Membrane B. Endothelial cells C. Epithelium D. Interstitial Matrix E. Proteoglycan F. Type IV Collagen

28 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 3? A. Basement Membrane B. Endothelial cells C. Epithelium D. Interstitial Matrix E. Proteoglycan F. Type IV Collagen 79. Welk item hoort in vakje 4? A. Basement Membrane B. Endothelial cells C. Epithelium D. Interstitial Matrix E. Proteoglycan F. Type IV Collagen 80. Welk item hoort in vakje 5? A. Basement Membrane B. Endothelial cells C. Epithelium D. Interstitial Matrix E. Proteoglycan F. Type IV Collagen 81. Welk item hoort in vakje 6? A. Basement Membrane B. Endothelial cells C. Epithelium D. Interstitial Matrix E. Proteoglycan F. Type IV Collagen

29 B l o k t o e t s De volgende negen vragen horen bij elkaar. 82. U ziet een schematische weergave van de opbouw van een bot. Plaats het juiste item (A-I) in het bijbehorende genummerde vakje (1-9) Welk item hoort in vakje 1? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone

30 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 2? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone 84. Welk item hoort in vakje 3? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone 85. Welk item hoort in vakje 4? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone

31 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 5? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone 87. Welk item hoort in vakje 6? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone 88. Welk item hoort in vakje 7? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone

32 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 8? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone 90. Welk item hoort in vakje 9? A: Canaliculus B: Central (Haversian) Canal C: Compact Bone D: Lacuna E: Lamella F: Osteocyte G: Perforating (Volkmann s) Canal H: Periosteum I: Spongy Bone

33 B l o k t o e t s De volgende tien vragen horen bij elkaar. 91. U ziet een schematische weergave van de regulatie van genexpressie. Plaats het juiste item (A-J) in het bijbehorende genummerde vakje (1-10) Welk item hoort in vakje 1? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site

34 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 2? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site 93. Welk item hoort in vakje 3? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site 94. Welk item hoort in vakje 4? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site

35 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 5? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site 96. Welk item hoort in vakje 6? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site 97. Welk item hoort in vakje 7? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site

36 B l o k t o e t s Welk item hoort in vakje 8? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site 99. Welk item hoort in vakje 9? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site 100. Welk item hoort in vakje 10? A. Activator B. DNA Transcription Factors C. Enhancer D. Promoter F. Regulatory Elements E. Repressor G. RNA Polymerase II H. Silencer I. TATA Box J. Transcription initiation site EIND

1. Injectie van cytochroom c in het cytosol van een cel

1. Injectie van cytochroom c in het cytosol van een cel 1. Injectie van cytochroom c in het cytosol van een cel a. Zal elektrontransport stimuleren en apoptose niet beinvloeden b. Zal elektrontransport remmen en apoptose remmen c. Zal elektrontransport stimuleren

Nadere informatie

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten 94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten Transcriptie bij prokaryoten: Prokaryoten hebben geen celkern, waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt. Hier vindt de transcriptie

Nadere informatie

proliferatie & apoptose Kanker: toename proliferatie (ontregeling celcyclus), + afname celdood (ontregeling apoptose). Normaal epitheel Kanker

proliferatie & apoptose Kanker: toename proliferatie (ontregeling celcyclus), + afname celdood (ontregeling apoptose). Normaal epitheel Kanker Celproliferatie & apoptose Basiscursus NVVO 2008 Frans Ramaekers 1) Relatie proliferatie - apoptose Weefselhomeostase: balans tussen proliferatie en apoptose Kanker proliferatie = celverlies (apoptose)

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA 1. Hieronder zie je de schematische weergave van een dubbelstrengs DNA-keten. Een

Nadere informatie

Signaaltransductie en celcyclus (COO 6)

Signaaltransductie en celcyclus (COO 6) Signaaltransductie en celcyclus (COO 6) oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 12 van Unit 1 van Campbell, 10 e druk versie 2014-2015 Communicatie 1. Hier zie je drie manieren waarop een

Nadere informatie

Tentamen Celbiologie. DATUM TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Beantwoord elk onderdeel op een apart vel. Veel succes!

Tentamen Celbiologie. DATUM TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Beantwoord elk onderdeel op een apart vel. Veel succes! Tentamen Celbiologie DATUM 19-11-2004 TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Dit tentamen bestaat uit onderdelen: - Onderdeel 1 bestaat uit twee vragen (vraag 1-2) 20 punten - Onderdeel 2 bestaat uit

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life De vragen die voorkomen in het COO-programma DNA & eiwitsynthese zijn op dit formulier weergegeven. Het is de bedoeling dat je,

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum

Nadere informatie

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT ANTWOORDEN 6.5 /TM 6.8 Codering 1.een juiste aanvulling van het schema : nucleotiden in mrna juist nucleotiden in DNA juist 3 kant en 5 kant bij mrna en DNA juist

Nadere informatie

Signaaltransductie versie

Signaaltransductie versie Signaaltransductie versie 2015-2016 Vragen bij COO over hoofdstuk 16 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk De vragen die voorkomen in het COO-programma zijn op dit formulier weergegeven. Het is de

Nadere informatie

Samenvatting Biologie B2

Samenvatting Biologie B2 Samenvatting Biologie B2 Samenvatting door Jacco 2000 woorden 22 mei 2018 10 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Wat kun je doen met DNA DNA bevat eigenschappen over een organisme.

Nadere informatie

Moleculaire mechanismen. De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen

Moleculaire mechanismen. De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen Moleculaire mechanismen De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen The Hallmarks of Cancer Hanahan and Weinberg, Cell 2000 Niet afhankelijk van groei signalen Apoptose ontwijken

Nadere informatie

1 (~20 minuten; 20 punten)

1 (~20 minuten; 20 punten) TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 27-01-2012 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik

Nadere informatie

Hetzelfde DNA in elke cel

Hetzelfde DNA in elke cel EIWITSYNTHESE (H18) Hetzelfde DNA in elke cel 2 Structuur en functie van DNA (1) Genen bestaan uit DNA Genen worden gedragen door chromosomen Chromosomen bestaan uit DNAmoleculen samengepakt met eiwitten

Nadere informatie

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? A: interfase B: profase C: anafase D: cytokinese 2. Een SNP (single nucleotide polymorphism)

Nadere informatie

Biologie 1997 Augustus

Biologie 1997 Augustus www. Biologie 1997 Augustus Vraag 1 In de onderstaande tekening is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traanvocht bevat een

Nadere informatie

www. Biologie 2001 Vraag 1 Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur. 1. Het is een enkelvoudige keten. 2. Het bevat als basen: G - A - C - T. 3. Het varieert naargelang de soort cel binnen één

Nadere informatie

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur.

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur. Biologie Vraag 1 Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur. 1. Het is een enkelvoudige keten. 2. Het bevat als basen: G A C T. 3. Het varieert naargelang de soort cel binnen één organisme. 4.

Nadere informatie

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Juli geel Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6 BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6 Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai DOELSTELLINGEN:

Nadere informatie

Humane levenscyclus 1

Humane levenscyclus 1 Humane levenscyclus 1 Genexpressie 2 8 september 2011 Doel: Genexpressie (via welke stappen de informatie die in het DNA is opgeslagen gebruikt kan worden om eiwitten te vormen. Differentiële genexpressie

Nadere informatie

Hand-out bij de oefen- en zelftoets-module bij hoofdstuk 7 van 'The Molecular Biology of the Cell', Alberts et al.

Hand-out bij de oefen- en zelftoets-module bij hoofdstuk 7 van 'The Molecular Biology of the Cell', Alberts et al. Centraal Dogma Hand-out bij de oefen- en zelftoets-module bij hoofdstuk 7 van 'The Molecular Biology of the Cell', Alberts et al., 6e druk Mei 2016 Van DNA naar mrna Hier zie je een deel van de sequentie

Nadere informatie

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS Een organisme bestaat uit verschillende weefsels, die opgebouwd zijn uit cellen. Cellen zijn dus de bouwblokken van elk levend organisme. De ontwikkeling van slechts een

Nadere informatie

Intermezzo, De expressie van een eiwit.

Intermezzo, De expressie van een eiwit. Samenvatting Bacteriën leven in een omgeving die voortdurend en snel verandert. Om adequaat te kunnen reageren op deze veranderingen beschikken bacteriën over tal van sensor systemen die de omgeving in

Nadere informatie

Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct?

Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct? Biologie Vraag 1 Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct? Lysosoom en vertering Mitochondrion en synthese van eiwitten Lysosoom en fotosynthese Mitochondrion en celademhaling

Nadere informatie

Het menselijk lichaam is opgebouwd uit zeer veel cellen. Deze cellen bestaan uit verschillende kamertjes (organellen), die in het celvocht (cytoplasma

Het menselijk lichaam is opgebouwd uit zeer veel cellen. Deze cellen bestaan uit verschillende kamertjes (organellen), die in het celvocht (cytoplasma Het menselijk lichaam is opgebouwd uit zeer veel cellen. Deze cellen bestaan uit verschillende kamertjes (organellen), die in het celvocht (cytoplasma) liggen dat omgeven wordt door een muur (de celmembraan).

Nadere informatie

Humane levenscyclus 1

Humane levenscyclus 1 Humane levenscyclus 1 Genexpressie 3 13 september 2011 Leerdoelen: - Differentiële genexpressie - Communicatie tussen cellen (inductie) - Groei en differentiatiefactoren Differentiële genexpressie Door

Nadere informatie

Biologie 2000 Vraag 1 De plaats waar de chromatiden van een chromosoom tijdens de eerste fasen van een cel/kerndeling aan mekaar vastzitten noemt men: A. Centriool B. Centromeer C. Centrosoom D. Chromomeer

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse samenvatting Hematopoiesis Een volwassen mens heeft ongeveer vijf liter bloed waarin zich miljarden cellen bevinden. Deze cellen zijn onder te verdelen op basis van

Nadere informatie

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Moleculen 1. Basenparing In het DNA vindt basenparing plaats. Welke verbinding brengt een basenpaar tot stand? A. Peptidebinding B. Covalente binding C. Zwavelbrug

Nadere informatie

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.)

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.) GENETICA EN EVOLUTIE Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.) VAN DNA NAAR EIWIT GENETICA EN EVOLUTIE DNA Alle erfelijke informatie ligt opgeslagen in DNA in de vorm van genen.

Nadere informatie

Welke combinatie van twee celorganellen en hun respectievelijke functies is correct?

Welke combinatie van twee celorganellen en hun respectievelijke functies is correct? Biologie Vraag 1 Welke combinatie van twee celorganellen en hun respectievelijke functies is correct? ribosoom en synthese van eiwitten kern en fotosynthese mitochondrion en fotosynthese ribosoom

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Alle levende wezens zijn opgebouwd uit cellen en elke cel bevat de volledige genetische informatie van het organisme, het genoom, opgeslagen in het DNA. De coderende delen van het DNA worden genen genoemd,

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma De vragen die voorkomen in het COO-programma DNA & eiwitsynthese zijn op dit formulier weergegeven. Het is de bedoeling dat je, als

Nadere informatie

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens!

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens! Voorwoord Beste geneeskundestudent, Voor je ligt de samenvatting van Blok 1.1.1 Deel 2 voor de studie geneeskunde. SlimStuderen.nl heeft de belangrijkste informatie uit alle verplichte literatuur voor

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Interactieve opgaven bij de hoofdstukken 5 t/m 8 van Biology, Campbell Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken van Campbell s Biology : Hoofdstuk 5.4, pagina 77-86:

Nadere informatie

Naam: Student nummer:

Naam: Student nummer: Vraag 1. a. Vergelijk de elektronen transportketen van de ademhaling met de elektronentransport keten van de licht reactie (eventueel met tekening). Geef aan waar ze plaats vinden, wie de elektronen donors

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum http://www.toelatingsexamen-geneeskunde.be

Nadere informatie

Molecular analysis and biological implications of STAT3 signal transduction Schuringa, Jan Jacob

Molecular analysis and biological implications of STAT3 signal transduction Schuringa, Jan Jacob University of Groningen Molecular analysis and biological implications of STAT3 signal transduction Schuringa, Jan Jacob IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's

Nadere informatie

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Biologie. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Biologie. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo. Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland Biologie Trainingsmateriaal De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.nl Traininingsmateriaal Biologie Lyceo-trainingsdag 2015 Jij staat op het

Nadere informatie

1 (~15 minuten; 15 punten)

1 (~15 minuten; 15 punten) TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 25-01-2013 09:00 12:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik

Nadere informatie

1 (~20 minuten; 15 punten)

1 (~20 minuten; 15 punten) HERTENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 20-04-2012 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik

Nadere informatie

Tentamen Van Mens tot Cel

Tentamen Van Mens tot Cel Tentamen Van Mens tot Cel 1. Hans en Tineke willen graag een kindje. Zowel de ouders van Hans als de ouders van Tineke zijn beide drager van een autosomaal recessieve ziekte. Wat is de kans dat Hans en

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 5, 6 en 7 van Biology, Campbell, 7 e druk juli 2007 Introductie Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De rol van proteïne kinase A in de vorming van galkanaaltjes door levercellen Een mens is opgebouwd uit cellen. Iedere cel is omgeven door een membraan die de inhoud van de cel

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Inleiding Mineralisatie in een organisme is het afzetten van kalkzouten (die voornamelijk bestaan uit calcium en fosfaat) in dood of levend weefsel. Mineralisatie of verkalking is essentiëel voor de ontwikkeling

Nadere informatie

Dutch Summary. Nederlandse Samenvatting

Dutch Summary. Nederlandse Samenvatting Dutch Summary Nederlandse Samenvatting Nederlandse samenvatting Voor het goed functioneren van een cel is het van groot belang dat de erfelijke informatie intact blijft. De integriteit van het DNA wordt

Nadere informatie

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007 HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007 NAAM: STUDENTNUMMER: CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 14 PAGINA S BEVAT. Veel succes! o Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken,

Nadere informatie

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met uracil (U) in RNA. Adenine komt ook voor in AMP, ADP,

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Cellen

Examen Voorbereiding Cellen Examen Voorbereiding Cellen Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 2 Cellen Begrippenlijst: Begrip Organellen Plastiden Stamcellen Embryonale stamcellen Adulte stamcellen Endoplasmatisch reticulum

Nadere informatie

Tentamen Genetica 22-10-2004 Studentnr:

Tentamen Genetica 22-10-2004 Studentnr: CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 11 PAGINA S BEVAT. Veel succes! Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken, maar beantwoord vragen 1-6 niet op blaadjes van vraag 7 en de daarop volgende. 1.

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting Gisten zijn ééncellige organismen. Er zijn veel verschillende soorten gisten, waarvan Saccharomyces cerevisiae, oftewel bakkersgist, de bekendste is. Gisten worden al sinds de

Nadere informatie

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme. Een gen(ook wel erffactor) is een stukje DNA dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap(bvb

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Om een meercellig organisme goed te kunnen laten functioneren is het essentieel dat cellen met elkaar communiceren. Intercellulaire communicatie kan plaatsvinden via de uitscheiding van hormonen en groeifactoren

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting De gist Saccharomyces cerevisiae is bij de meeste mensen bekend onder de naam bakkersgist. De bekendste toepassing van deze gist is het gebruik voor het rijzen van brood, maar

Nadere informatie

(~30 minuten; 20 punten)

(~30 minuten; 20 punten) TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 04-11-2011 09:00 12:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik geen rode pen! Additioneel 1 STar vraag (alleen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Inleiding

Nederlandse samenvatting. Inleiding Nederlandse samenvatting 157 Inleiding Het immuunsysteem (afweersysteem) is een systeem in het lichaam dat werkt om infecties en ziekten af te weren. Het Latijnse woord immunis betekent vrijgesteld, een

Nadere informatie

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA Lesstof PW9 Toets 9.1 Boek: Biologie voor het MLO (zesde druk) Hoofdstuk 5 Biomoleculen blz. 89 t/m 106 Hoofdstuk 11 Klassieke genetica blz. 224 t/m 227 Hoofdstuk

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Samenvatting in het Nederlands

Hoofdstuk 8 Samenvatting in het Nederlands Hoofdstuk 8 Samenvatting in het Nederlands 135 Inleiding Het stoppen van een bloeding bestaat uit twee processen: bloedstelping en bloedstolling. Tijdens de bloedstelping worden bloedplaatjes aan de beschadigde

Nadere informatie

Phospoinositides and Lipid Kinases in Oxidative Stress Signalling and Cancer W.J.H. Keune

Phospoinositides and Lipid Kinases in Oxidative Stress Signalling and Cancer W.J.H. Keune Phospoinositides and Lipid Kinases in Oxidative Stress Signalling and Cancer W.J.H. Keune Nederlandse samenvatting Het menselijk lichaam bestaat uit meer dan 100.000 miljard cellen die we in grote groepen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting 145 Nederlandse samenvatting De nieren hebben een belangrijke functie in het menselijk lichaam: ze zijn onder andere verantwoordelijk voor het zuiveren

Nadere informatie

Een rondleiding door de cel (COO 2)

Een rondleiding door de cel (COO 2) Een rondleiding door de cel (COO 2) Vragen bij de oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 7 en 8 van Biology, Campbell, 9 e druk Versie 2012-2013 De vragen die voorkomen in het COO-programma

Nadere informatie

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Biologie Vraag 1 Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Microtubuli Microfilamenten Intermediaire filamenten Microvilli Biologie: vraag 1 Biologie Vraag 2

Nadere informatie

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Biologie Vraag 1 Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Microvilli Microtubuli Microfilamenten Intermediaire filamenten Biologie: vraag 1 Biologie Vraag 2

Nadere informatie

Samenvatting. Nederlandse

Samenvatting. Nederlandse Samenvatting NL Nederlandse Samenvatting De eerste levende cel is waarschijnlijk rond 3,5 miljard jaar geleden op de aarde ontstaan door spontane reacties van moleculen in een chemisch labiel milieu. Een

Nadere informatie

Cover Page. Author: Slieker, Roderick Title: Charting the dynamic methylome across the human lifespan Issue Date:

Cover Page. Author: Slieker, Roderick Title: Charting the dynamic methylome across the human lifespan Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45888 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Slieker, Roderick Title: Charting the dynamic methylome across the human lifespan

Nadere informatie

Computer Ondersteund Onderwijs (COO).

Computer Ondersteund Onderwijs (COO). Computer Ondersteund Onderwijs (COO). Over DNA en eiwit is er een computer praktikum. Bij dit COO leer je via een interactieve manier omgaan met de stof. Opstarten COO. Ga naar de site van het departement

Nadere informatie

Samenvatting Biologie DNA

Samenvatting Biologie DNA Samenvatting Biologie DNA Samenvatting door Magali 3748 woorden 30 december 2016 5,5 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie 5VWO DNA zie plaatsjes in het boek voor referentie

Nadere informatie

Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel

Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel Hertentamen Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel 8W240 Dinsdag 16 augustus 2011 14.00-17.00 Faculteit Biomedische Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Mededocent: A. Driessen-Mol Dit tentamen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Chapter 8 112 Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Insulin induceert complexe responsen in perifere weefsel zoals de skeletspier, vet, hart, lever en het brein om

Nadere informatie

GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING

GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING LEERLINGENHANDLEIDING GENOMISCH KOOKBOEK 1 HOOFDSTUK 1 DNA EN DE ROL VAN RNA BIJ TRANSCRIPTIE 1.1 Hieronder zie je een vak met daarin de begrippen DNA en RNA. Maak

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Samenvatting De mogelijkheid om genen op een specifieke wijze te reguleren creëert diverse manieren om genfunctie te kunnen bestuderen of moduleren. Artificiële transcriptiefactoren

Nadere informatie

Biotechnologie deel I

Biotechnologie deel I Biotechnologie deel I Hand-out bij de eerste oefen- en zelftoetsmodule van Biotechnologie & maatschappij behorende bij hoofdstuk 2,3, 4 en 5 van Introduction to Biotechnology, Thieman & Palladino, 3 e

Nadere informatie

vwo hormoonstelsel 2010

vwo hormoonstelsel 2010 vwo hormoonstelsel 2010 Integratie In onderstaande afbeelding is schematisch de regulatie van een aantal animale en vegetatieve functies bij de mens weergegeven. Al deze functies spelen een rol bij het

Nadere informatie

Naam: Studentnummer: Opleiding:..

Naam: Studentnummer: Opleiding:.. TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 24-01-2014 9:00 12:00 (totaal 100 punten, plus max. 5 extra voor bonus) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven

Nadere informatie

Het vaccin waarmee de meisjes worden geïnjecteerd, beschermt onder andere tegen HPV18.

Het vaccin waarmee de meisjes worden geïnjecteerd, beschermt onder andere tegen HPV18. Examentrainer Vragen HPV-vaccinatie Baarmoederhalskanker is een vorm van kanker die relatief vaak voorkomt bij vrouwen. De ziekte kan zijn veroorzaakt door een infectie met het humaan papillomavirus (HPV).

Nadere informatie

Oefenvragen Mens tot Cel

Oefenvragen Mens tot Cel Oefenvragen Mens tot Cel 1. In de familie van Tineke komt sma type 1 voor. Sma type 1 staat voor spinale spier atrofie type 1. De oom van Tineke heeft sma type 1 (zie de stamboom hieronder). Hoe groot

Nadere informatie

Oplossingen Biologie van 2000

Oplossingen Biologie van 2000 www. Oplossingen Biologie van 2000 Disclaimer: Alle uitwerkingen zijn onder voorbehoud van eventuele fouten. Er is geen enkele aansprakelijkheid bij de auteur van deze documenten. Vraag 1 Om deze vraag

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Het onstaan van chronische myeloide leukemie

Werkstuk Biologie Het onstaan van chronische myeloide leukemie Werkstuk Biologie Het onstaan van chronische myeloide leukemie Werkstuk door een scholier 1565 woorden 6 februari 2006 6,3 32 keer beoordeeld Vak Biologie Inleiding: Leukemie is een vorm van kanker, namelijk

Nadere informatie

CHAPTER 10. Nederlandse samenvatting

CHAPTER 10. Nederlandse samenvatting CHAPTER 10 Nederlandse samenvatting Om uit te groeien tot een kwaadaardige tumor met uitzaaiïngen moeten kankercellen een aantal karakteristieken verwerven. Eén daarvan is het vermogen om angiogenese,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 149 150 Nederlandse Samenvatting Het immuunsysteem beschermt ons lichaam tegen de invasie van lichaamsvreemde eiwiten en schadelijke indringers, zoals bijvoorbeeld bacteriën. Celen die de bacteriën opruimen

Nadere informatie

KANKER. Finish! kankercellen

KANKER. Finish! kankercellen KANKER Kanker is een ziekte(in aanleg) veroorzaakt door afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal(= afwijkende genen = mutaties). Bijvoorbeeld: beschadigde genen, afwijkend aantal genen, foutief gereguleerde

Nadere informatie

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose?

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose? In welke cellen vindt mitose plaats? Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose? Hoeveel centromeren bevat een menselijke cel maximaal tijdens de mitose? Een cel ondergaat

Nadere informatie

Naam: Studentnummer: Opleiding:..

Naam: Studentnummer: Opleiding:.. EINDTOETS Moleculaire Cel Biologie (8RB01) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 24-01-2014 9:00 12:00 (totaal 100 punten, plus max. 5 extra voor bonus) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING 2 NEDERLANDSE SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN In gezonde personen is er een goede balans tussen cellen die delen en cellen die doodgaan. In sommige gevallen wordt deze balans verstoord en delen cellen

Nadere informatie

T G7091. G1-fase en bevat A chromosomen en B DNA. M-fase en bevat 1 2 A chromosomen en 1 2 B DNA. S-fase en bevat A chromosomen en 1 2 B DNA

T G7091. G1-fase en bevat A chromosomen en B DNA. M-fase en bevat 1 2 A chromosomen en 1 2 B DNA. S-fase en bevat A chromosomen en 1 2 B DNA . Tijdens welke fase van de celcyclus gebeurt DNA-replicatie van het genoom? Hoeveel chromosomen en hoeveel DNA bevat een cel onmiddellijk na de mitose als je weet dat het aantal chromosomen van die cel

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 111 Dit proefschrift behandelt de diagnose van epidermolysis bullosa simplex (EBS) op DNA niveau en een eerste aanzet tot het ontwikkelen van gentherapie voor deze ziekte. Een

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 De genen A en B liggen 14 centimorgan (cm) van elkaar. Een persoon die heterozygoot is voor deze twee genen, heeft ouders met Aabb en aabb als genotype. De verwachte frequenties van de

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 De genen A en B liggen 14 centimorgan (cm) van elkaar. Een persoon die heterozygoot is voor deze twee genen, heeft ouders met Aabb en aabb als genotype. De verwachte frequenties van de

Nadere informatie

KANKER. kankercellen Finish!

KANKER. kankercellen Finish! KANKER Kanker is een ziekte veroorzaakt door afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal(= afwijkende genen = mutaties). Besproken: Eigenschappen van het erfelijkheidsmateriaal en het ontstaan van mutaties(dna

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 143 Nederlandse samenvatting Stamcellen zijn primitieve cellen met het vermogen zichzelf te vernieuwen en te differentiëren in andere celtypen. Ze hebben het unieke vermogen schade in weefsels te herstellen

Nadere informatie

2,4. Samenvatting door R woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Stofwisseling Biologie. Atomen en Moleculen

2,4. Samenvatting door R woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Stofwisseling Biologie. Atomen en Moleculen Samenvatting door R. 1478 woorden 5 maart 2014 2,4 30 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Stofwisseling Biologie Atomen en Moleculen -Stof à moleculen à atomen (in kleine hoeveelheden

Nadere informatie

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari 2018 8,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica 2 Fenotype, genotype en epigenetica Erfelijke

Nadere informatie

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen? Biologie Vraag 1 Celorganellen en levensprocessen bij levende cellen zijn: 1. Ribosomen 2. ATP synthese 5. DNA polymerase 3. Celmembranen 6. Fotosynthese 4. Kernmembraan 7. Mitochondria Welke van de bovenstaande

Nadere informatie

Intracellulaire compartimenten en transport

Intracellulaire compartimenten en transport Intracellulaire compartimenten en transport versie 2017-2018 Vragen bij COO over hoofdstuk 15 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk De vragen die voorkomen in het COO-programma zijn op dit formulier

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 groei

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 groei Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 groei Samenvatting door een scholier 058 woorden 31 mei 011,4 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar HOOFDSTUK 4 Groei Fasen van een mensenleven: -baby: afhankelijk

Nadere informatie

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington 2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington Erfelijkheid Erfelijk materiaal in de 46 chromosomen De mens heeft in de kern van elke lichaamscel 46 chromosomen: het gaat om 22 paar lichaamsbepalende chromosomen

Nadere informatie