(Interne) aansprakelijkheid van bestuurders Mededingingsrechtelijke wetsovertredingen onbehoorlijk bestuur?
|
|
- Gerda van der Velde
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 (Interne) aansprakelijkheid van bestuurders Mededingingsrechtelijke wetsovertredingen onbehoorlijk bestuur? M. Santegoeds Ondernemingsrecht, Tilburg University ANR: Naam Scriptiebegeleider: M.I. Zeldenrust-Visch
2 Inhoud 1 Inleiding Mededingingsrechtelijke wetsovertredingen onbehoorlijk bestuur? Afbakening van het onderwerp Probleemstelling Onderzoeksvragen De interne bestuurdersaansprakelijkheid van artikel 2:9 BW Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid Rechtsverhouding van bestuurder en rechtspersoon Vennootschapsbelang Ernstig verwijt Behoorlijke vervulling van de taak Mogelijkheid tot disculpatie Kritiek op het huidige artikel 2:9 BW Invoer two pronged test Reikwijdte aansprakelijkheid en de business judgement rule Tussenconclusie Mededingingsrechtelijke wetsovertredingen Mededingingsrechtelijke aansprakelijkheid voor ondernemingen Doel mededingingsrecht Inhoud Mededingingsrecht Toerekening aan de ondernemingen Mededingingsrechtelijke aansprakelijkheid voor feitelijke leidinggevenden Toerekening aan de feitelijk leidinggevende Beleidsregels Clementieregeling Tussenconclusie
3 4 Interne aansprakelijkheid voor mededingingsrechtelijke wetsovertredingen Inleiding Uitzonderingen op de onvoorwaardelijke interne aansprakelijkheid Ongerechtvaardigd voordeel vennootschap Relativiteitsvereiste Instemming van de vennootschap Maatschappelijke efficiënte wetsovertreding Overinvestering in informatie Compliance Verhalen mededingingsrechtelijke boete onderneming op bestuurders Tussenconclusie Beschermingsmaatregelen tegen interne aansprakelijkheid Decharge Vrijtekening en vrijwaring Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering De rechtseconomische effecten van de beschermingsmaatregelen Tussenconclusie Conclusie Literatuurlijst
4 Inleiding Bestuurders moeten tegenwoordig extra opletten voor betrokkenheid bij schendingen van het mededingingsrecht. 1 Het mededingingsrecht verbiedt ondernemingen onder andere onderlinge prijsafspraken te maken, markten te verdelen en in samenspraak hun productie te beperken. Dit zijn hardcore beperkingen van de mededinging omdat dergelijke gedragingen schadelijk zijn voor de concurrentie op de markt. Deze zogenoemde kartels ondermijnen de vrije concurrentie en marktwerking en zijn dientengevolge verboden. Bestuurders worden daarnaast ook steeds vaker aansprakelijk gehouden voor de wijze waarop zij hun taak hebben vervuld. Sinds de wijzigingen van de Mededingingswet in 2007 kunnen in Nederland naast de onderneming zelf ook de feitelijke leidinggevenden aan overtredingen van het mededingingsrecht persoonlijk beboet worden door de Nma (nu: ACM). Het doel van deze wetswijziging is het vergroten van de effectiviteit en de doelmatigheid van de handhaving. Het idee hierachter is dat als personen zelf gesanctioneerd kunnen worden zij minder snel geneigd zijn om het kartelverbod of andere mededingingswetten te overtreden. Voor de invoering van de wijzigingen van de Mededingingswet bestond alleen de mogelijkheid om een onderneming een bestuurlijke boete op te leggen. De mededingingsrechtelijke verboden richten zich namelijk uitsluitend tot ondernemingen en niet tot personen. 2 Op basis van het huidige art. 56 Mw kunnen feitelijk leidinggevenden nu echter ook bij mededingingsrechtelijke overtredingen beboet worden voor hun betrokkenheid. Dit is inmiddels al breed gedragen onder de ondernemingen op de markt aangezien het al een aantal keren tot een dergelijke boete is gekomen. 3 Vanaf 1 juli 2016 kan de ACM nu ook hogere persoonlijke boetes van maximaal euro opleggen. 4 Van een bestuurlijke boete moet namelijk een generaal preventieve werking uitgaan en moet dus niet te gering zijn om potentiële kartelovertreders van hun daden te weerhouden. De maximale boete die het ACM per overtreding kan gaan opleggen gaat dus omhoog van naar euro of tot 10 procent van de jaaromzet. Bij kartels is de maximale boete voortaan ook afhankelijk van de duur van het kartel. Bij meerjarige kartels kan dit oplopen tot wel 40 procent van de jaaromzet. 5 Is er sprake van recidive binnen vijf jaar dan kan de boete verdubbeld worden. 1 Trouw, 17 maart 2004, Boetes voor bestuurders bij kartels. 2 Kneepkens, Ondernemingsrecht 2010/78. 3 Financieel Dagblad, 11 augustus 2015, ACM bestraft azijnmakers wegens kartelafspraken. 4 Nieuwsbericht ACM Boetebeleidsregel ACM
5 Mededingingsrechtelijke wetsovertredingen onbehoorlijk bestuur? Wanneer een bestuurder in strijd met het mededingingsrecht handelt, loopt hij dus een risico om een bestuurlijke boete opgelegd te krijgen. Hiernaast bestaat er ook nog de mogelijkheid dat hij civielrechtelijk aansprakelijk wordt gehouden door derden. Een mededingingsrechtelijke wetsovertreding kan namelijk tot schade leiden bij zowel andere ondernemers als consumenten. Voor de compensatie van die schade zijn ze aangewezen op de schadevergoedingsactie uit het privaatrecht. Nederland is een van de meest populaire jurisdicties voor het aanhangig maken van deze zogenoemde follow-on kartelschadeclaims. 6 Deze aansprakelijkheid ook wel bekend als de externe aansprakelijkheid wordt in deze scriptie verder buiten beschouwing gelaten. Het is verder goed denkbaar dat de ACM zowel de rechtspersoon als de bestuurders beboet voor betrokkenheid bij mededingingsrechtelijke wetsovertredingen. Deze publiekrechtelijke handhaving is daarom ook een belangrijk aandachtspunt voor ondernemingen in hun compliance programma s. Deze compliance programma s beogen bestuurders van schending van het mededingingsrecht te weerhouden. 7 Indien er door bestuurders toch kartelafspraken worden gemaakt dan is er de mogelijkheid voor de onderneming om de eigen bestuurders verantwoordelijk te houden hiervoor. Als de bestuurder te kort schiet in een behoorlijke taakvervulling is hij namelijk op grond van art. 2:9 BW aansprakelijk jegens de eigen vennootschap. Bestuurders die tegen de interne compliance regels in kartelafspraken maken schieten in beginsel te kort in een behoorlijke taakvervulling. 8 Echter is het niet altijd even makkelijk om hierover een oordeel te vellen. Te denken valt aan de situatie dat een risicovolle beslissing die door een bestuurder in het belang van de onderneming is genomen onverwacht verkeerd uitpakt. Het is namelijk goed in te denken dat een bestuurder in het belang van de vennootschap een beslissing maakt die uiteindelijk in strijd is met de Mededingingswet blijkt te zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er sprake is van een wetsovertreding die voor de onderneming winstgevend is maar dat het voor de bestuurder niet duidelijk was dat er daarbij sprake van een mededingingsrechtelijke wetsovertreding zou zijn. De vraag is in hoeverre de vennootschap deze schade die het ondervindt van de mededingingsrechtelijke wetsovertreding dan op haar eigen bestuurders kan verhalen. Of met andere woorden onder welke omstandigheden het aanvaardbaar is dat de bestuurders voor eigen rekening aansprakelijkheid zijn voor een mededingingsrechtelijke boete die aan de rechtspersoon gericht is. 6 Braat, NtER 2013 nr.9. 7 Neij, V&O 2015 nr Mussche, Ondernemingsrecht 2013/83. 5
6 Afbakening van het onderwerp Bij de risicovolle ondernemingsbeslissingen die bestuurders dienen te nemen etaleert zich de strijd tussen enerzijds de compliance en anderzijds het vennootschapsbelang. 9 Bewuste wetsovertredingen leveren in beginsel onbehoorlijk bestuur op in de zin van art. 2:9 BW. 10 De vraag kan hier echter vaak worden gesteld of de beslissing van de bestuurder die uiteindelijk tot kartelvorming heeft geleid wel in alle gevallen tot onbehoorlijk bestuur dient te worden aangemerkt. Het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap en het nemen van bepaalde ondernemingsbeslissingen behoort hiertoe. Deze wettelijke regel wordt nader ingevuld door de Nederlandse Corporate Governance Code die best practice bepalingen geven die normen voor goed ondernemingsbestuur bevatten. Volgens de Corporate Governance Code is het bestuur verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving en voor het beheersen van de risico s samenhangend met de ondernemingsactiviteiten 11 Deze Corporate Governance bepalingen hebben het karakter van aanbevelingen maar dat wil niet zeggen dat deze niet in de rechtspraak worden gebruikt voor de toetsing van bestuurlijk gedrag. Het Nederlandse vennootschapsrecht beschikt verder niet over een wettelijke maatstaf voor toetsing van de aansprakelijkheid van bestuurders voor ondernemingsbeslissingen. Er bestaan wel verschillende procedures in het kader waarvan het gedrag van bestuurders wordt getoetst. Belangrijk is hier te noemen dat als er bij de enquêteprocedure wanbeleid door de Ondernemingskamer is vastgesteld dit nog niet wil zeggen dat de bestuurders automatisch aansprakelijk zijn jegens de vennootschap op grond van art. 2:9 BW. 12 De belangrijkste gedragsnormen die bestuurders bij de uitoefening van hun bevoegdheden in aanmerking moeten nemen zijn de algemene zorgvuldigheidsnorm en de beginselen van redelijkheid & billijkheid (r&b). Daarnaast is het van belang dat zij zich bij de uitoefening van hun taak moeten richten op het belang van de vennootschap. Een interne aansprakelijkheidsvordering gebaseerd op de zorgvuldigheidsnorm of beginselen van r&b is beperkt tot de interne rechtsverhouding tussen de rechtspersoon en bestuurder. 13 Dit wil zeggen dat derden zich hier niet op kunnen beroepen. Derden kunnen de bestuurder nog wel aansprakelijk stellen indien diens fout een onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 BW oplevert. 9 Mussche, Ondernemingsrecht 2013/ Kortmann, Ondernemingsrecht 2013/ Principe II.1 van de Nederlandse Corporate Governance Code HR 8 april 2005, NJ 2006, 44, JOR 2005/119 (Laurus). 13 Lindenbergh e.a. WODC 2015 nr
7 De vraag kan gesteld worden of dat de beleidsvrijheid van bestuurders zich uitstrekt tot het nemen van winstgevende wetsovertredingen. Hier is misschien wel wat voor te zeggen aangezien je kan betogen dat dit rechtseconomisch gezien niet in strijd is met het vennootschapsbelang. In sommige situaties zullen bestuurders op grond van een economische afweging ervoor kiezen om de wet te overtreden als dat economisch gezien gunstig is voor de onderneming. Rationeel gedrag van een bestuurder veronderstelt een afweging van de door dit gedrag te verwachten kosten en baten. 14 Een bestuurder zal een dergelijke economische afweging maken en waarbij in sommige gevallen kartelinbreuken het opwegen tegen wetsconform handelen. Juridische gezien is nog maar de vraag in hoeverre een bestuurder mag opteren voor non compliance wanneer het belang van de vennootschap daarmee is gediend. Of leveren bewuste wetsovertredingen die winstgevend zijn niet altijd onbehoorlijk bestuur op in de zin van art. 2:9 BW? Niet elke tekortkoming in de vervulling van de bestuurstaak leidt juridisch gezien namelijk tot interne aansprakelijkheid. Er moet sprake zijn van een ernstig verwijt wil de vordering op bestuursaansprakelijkheid slagen. 15 De vraag of er sprake is van een ernstig verwijt moet volgens de huidige jurisprudentie worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. 16 Probleemstelling In deze scriptie wordt de problematiek omtrent het intern op bestuurders afwentelen van een boete wegens een mededingingsrechtelijke wetsovertreding gericht aan de vennootschap getracht te verduidelijken. Dit zal worden onderzocht aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre kan een vennootschap een aan haar opgelegde boete wegens een mededingingsrechtelijke wetsovertreding op haar bestuurders verhalen en wat zijn de maatregelen voor bestuurders om zich hiertegen te kunnen beschermen? Onderzoeksvragen Aan de hand van literatuur en jurisprudentie onderzoek wordt het juridisch kader omtrent interne aansprakelijkheid van bestuurders voor mededingingsrechtelijke wetsovertredingen geschetst. Er wordt daarom in hoofdstuk 2 de interne aansprakelijkheid van bestuurders op grond van art. 2:9 BW 14 Weterings 2007, p Wezeman 1998, p HR 10 januari, NJ 1997, 360, JOR 1997/29 (Staleman/Van de Ven). 7
8 besproken. Dit is van belang voor de vraag in hoeverre bestuurders in het algemeen persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld door de eigen vennootschap. Voor het onderzoek naar de interne aansprakelijkheid wegens mededingingsrechtelijke wetsovertredingen is het daarnaast noodzakelijk om ook summier de regelgeving van het mededingingsrecht te bekijken. Dit is nodig om te zien hoe het precies zit met de mededingingsrechtelijke aansprakelijkheid van zowel ondernemingen als de bestuurders. Het is namelijk van belang om te kijken op welke manier de beboeting hiervan aan bestuurders plaatsvindt. In hoofdstuk 3 wordt dan ook het juridische kader omtrent de mededingingsrechtelijke aansprakelijkheid voor feitelijk leidinggevenden uitgebreid behandeld. In hoofdstuk 4 worden de eventuele mogelijkheden voor de interne aansprakelijkheid van bestuurders voor mededingingsrechtelijke wetsovertredingen getracht kenbaar te maken. Er wordt gekeken of het naar de stand van het huidige recht mogelijk is voor een onderneming om de aan haar opgelegde mededingingsrechtelijke boete op haar bestuurders te verhalen. Er wordt hier ook gekeken naar de omstandigheden voor wanneer het niet aanvaardbaar zou zijn dat een bestuurder voor eigen rekening aansprakelijkheid is voor een mededingingsrechtelijke boete die aan de rechtspersoon gericht is. In hoofdstuk 5 worden vervolgens de verschillende beschermingsmaatregelen die bestuurders kunnen nemen om de interne aansprakelijkheid in te dammen nader toegelicht. Zowel inhoudelijk als vanuit de rechtseconomie wordt hier de nodige aandacht aan gegeven. Met beschermingsmaatregelen wordt daarbij gedoeld op instrumenten die het risico op aansprakelijkheid kunnen verminderen zoals decharge, vrijtekening/vrijwaring en verzekering. Het doel van deze scriptie is het onderzoeken in hoeverre bestuurders van een onderneming intern aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens betrokkenheid bij mededingingsrechtelijke overtredingen. En daarnaast wat daarbij voor bestuurders goede beschermingsmaatregelen zijn om zich tegen deze interne aansprakelijkheid te kunnen beschermen. Hierbij wordt de problematiek in deze scriptie ook rechtseconomisch bekeken aangezien dit vraagstuk zich bevindt op het terrein waar het recht en de economie met elkaar in aanraking komen. Het mededingingsrecht heeft bij uitstek een grote aandacht voor de economische context waarin het zich bevindt. Bij de juridische benadering van deze problematiek ligt de nadruk vooral op de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van het bestuur van de onderneming jegens de onderneming als rechtspersoon. Het naleven van de wet en regelgeving door het bestuur is juridisch gezien dan ook het uitgangspunt. Maar als er vanuit een meer economische benadering wordt gekeken is het van belang dat een bestuurder zo in het vennootschapsbelang heeft gehandeld dat de waarde van de onderneming is gestegen. 8
9 Vanuit rechtseconomisch perspectief is het van groot belang dat de wetgeving economisch gezien zowel wenselijk als efficiënt is. Maar daarnaast is het ook van belang om te analyseren wat de effecten van deze wetgeving op het gedrag van bestuurders zijn. In de rechtseconomie worden rechtsregels namelijk beschouwd als instrumenten om het gedrag te beïnvloeden. 17 Door persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders te accepteren voor risicovolle beslissingen kan dat namelijk leiden tot risicomijdend gedrag. Ook in het vennootschapsbelang moet een bestuurder een bepaalde risicovolle beslissing kunnen nemen zonder meteen bang te moeten zijn voor aansprakelijkheid voor die beslissing. Hiervoor zijn beschermingsmaatregelen rechtseconomisch gezien ook goede instrumenten om dit risicomijdend gedrag in te dammen. In het laatste hoofdstuk zal er door middel van een conclusie een antwoord op de probleemstelling worden geformuleerd. 17 Weterings 2007, p. 5. 9
10 De interne bestuurdersaansprakelijkheid van artikel 2:9 BW In dit hoofdstuk wordt het theoretische kader omtrent de interne aansprakelijkheid van bestuurders jegens de rechtspersoon geschetst. Dit wordt onder andere gedaan aan de hand van de wetshistorie, jurisprudentie en literatuur. Dit is van belang voor de vraag in hoeverre bestuurders persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld door de eigen vennootschap voor mededingingsrechtelijke wetsovertredingen. Daarnaast wordt er ook aandacht geschonken aan hoe ver interne aansprakelijkheid zou moeten reiken en hoe rechters dit dienen te beoordelen. Er wordt ook gekeken of er alternatieven voor de huidige invulling van aansprakelijkheid mogelijk zijn. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid Bestuurdersaansprakelijkheid vindt zijn oorsprong in de jaren 80 toen de anti-misbruik regelgeving zijn intrede deed. Misbruik wordt hier gezien als het gebruik maken van een vennootschap voor ongeoorloofde doeleinden om met opzet ten nadelen van crediteuren persoonlijk voordeel te verwerven. 18 Het bestrijden van misbruik van rechtspersonen wordt mede bereikt door bestuurders persoonlijk aansprakelijk te kunnen stellen voor onbehoorlijke taakvervulling. Hierdoor wordt afgeweken van het uitgangspunt van de wet dat bestuurders van rechtspersonen niet aansprakelijk zijn voor de schulden van de rechtspersoon. 19 De bestuurder van een vennootschap wordt hier een zeker mate van bescherming gegeven. Deze bescherming houdt in dat de risico s van het ondernemen gedragen worden door de vennootschap en niet door de bestuurders. In uitzonderingsgevallen kan hiervan echter door middel van een bijzondere aansprakelijkheidsbepaling worden afgeweken. Dit wordt ook wel lifting the corporate veil ofwel doorbraak van aansprakelijkheid genoemd. 20 Het huidige artikel 2:9 BW regelt zowel de taakvervulling als de aansprakelijkheid van het bestuur tegenover de rechtspersoon. Volgens het eerste lid is elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Het vereiste voor het in werking gaan van dit artikel is het verrichten van gedragingen in de functie als bestuurder. Het hebben van een bepaalde hoedanigheid kan er namelijk tot volgen dat er bijzondere aansprakelijkheidsregels van toepassing zijn. 21 Gedragingen van een bestuurder in een andere hoedanigheid zoals die van automobilist bij een verkeersongeval op weg naar huis vallen hier dus bijvoorbeeld niet onder. 18 Raaijmakers 2010, p Wezeman 1998, p Raaijmakers 2010, p Timmermans, WPNR 2016/7105, p
11 Voor de interne aansprakelijkheidsvraag is het verder relevant wat de wettelijke en statutaire taakomschrijving van een bestuurder is. Volgens artikel 2:129/239 lid 1 BW is het bestuur belast met het besturen van de vennootschap. De omvang van deze bestuurstaak wordt in artikel 2:9 BW verder omschreven met alle taken die niet aan andere bestuurders zijn toebedeeld. Door deze negatieve benadering is er ruimte om tot een taakverdeling binnen het bestuur te komen. De bij de taakverdeling niet toegedeelde taken vallen daarbij automatisch toe aan alle bestuurders gezamenlijk. Ongeacht een eventuele taakverdeling draagt een bestuurder volgens het tweede lid van het artikel de verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Wat hieronder valt is niet gedefinieerd en hierover zal de rechter dus moeten beslissen. In de literatuur wordt in ieder geval genoemd dat het strategische en financiële beleid en kwesties die samenhangen met het risicobeleid hieronder dienen te vallen. 22 Daarnaast ontheft een taakverdeling ook de bestuurder niet van de plicht om de werkzaamheden van zijn medebestuurders in het oog te houden. 23 Er is ook sprake van een duty to perform wat wil zeggen dat de bestuurder daadwerkelijk zijn bestuurstaak dient te vervullen. 24 Hij kan zich dan ook niet onttrekken aan het besturen van de vennootschap door op vakantie te gaan en de beslissingen aan de andere bestuurders over te laten. 25 Artikel 2:9 BW heeft enkel betrekking op de interne verhouding tussen bestuurder en rechtspersoon en dus logischerwijs niet op de externe verhouding tussen bestuurders en derden. De vennootschap dient zelf de vordering in te stellen wat in de praktijk betekent dat dit moet worden gedaan door iemand die bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. 26 In de praktijk zal dit betekenen dat de bestuurder of de curator in het geval van faillissement dit zal dienen te doen. Een individuele aandeelhouder kan in Nederland niet namens de vennootschap schade eisen nu de bestuurder geen rechtsplicht jegens haar schendt. Er is in Nederland namelijk geen sprake van een afgeleide actie. 27 Het intern aansprakelijk stellen van de bestuurder door de eigen vennootschap zal in de praktijk echter niet heel snel gebeuren. Er zijn meerdere redenen waardoor er in de praktijk niet van deze wettelijke mogelijkheid gebruik wordt gemaakt (zie ook hoofdstuk 4). De kosten en de baten van de interne aansprakelijkheidsprocedure worden door de beslisser afgewogen en dit kan 22 Asser/Maeijer/Van Solinge/Nieuwe Weme 2-*,2009, nr Schild & Timmermans, WPNR 2014/7011, p Eshuis e.a. WODC 2011, p De Groot 2006, p Wezeman 1998, p Wezeman, 1998, p
12 betekenen dat op goede gronden van een interne aansprakelijkheidsprocedure wordt afgezien. 28 Een van die gronden die daarbij bijvoorbeeld kan worden meegewogen is de verhouding tussen de zittende bestuurder en de aansprakelijk gestelde collega-bestuurder. De stelplicht en bewijslast van de feiten waaruit het onbehoorlijk bestuur en de ernstige verwijtbaarheid volgen liggen in beginsel bij de rechtspersoon. 29 Ook dient de vennootschap het causaal verband tussen de schade en de verweten gedraging bewijzen. De bestuurder kan daarentegen door middel van een bevrijdend verweer feiten en omstandigheden aanvoeren dat er geen sprake is van een ernstig verwijt. De vordering van art. 2:9 BW verjaart in beginsel na vijf jaar. De verjaringstermijn begint pas te lopen nadat zowel de schade als de identiteit van de aansprakelijke persoon bij de gelaedeerde bekend is geworden maar verjaart uiterlijk twintig jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. 30 Rechtsverhouding van bestuurder en rechtspersoon Er bestaat een gemengde rechtsverhouding tussen de bestuurder en de rechtspersoon. Naast de functionele vennootschappelijke verhouding is er ook sprake van een arbeidsrechtelijke contractuele relatie. 31 Wie tot bestuurder wordt benoemd raakt volgens de wet en statuten betrokken bij de organisatie van de rechtspersoon. 32 Er is naast deze vennootschappelijke verhouding meestal ook sprake van een arbeidsovereenkomst waardoor een bestuurder ook als werknemer is te kwalificeren. Dit onderscheid is ook in het kader van de aansprakelijkheidstelling belangrijk voor de vennootschap. De rechtspersoon heeft namelijk de vrije keus om de bestuurder aansprakelijk te stellen op grond van art. 2:9 BW of art. 7:661 BW. Het verschil ligt in de arbeidsrechtelijke norm van art. 7:661 BW waarbij werknemers pas aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade bij opzet en bewuste roekeloosheid. 33 De lat voor aansprakelijkheid ligt hier dus hoger dan die van de ernstige verwijtbaarheid van een bestuurder op grond van art. 2:9 BW. Dit betekent concreet dat een bestuurder sneller aansprakelijk zal worden gehouden voor bepaalde gedragingen dan een andere werknemer. Dit is zeker te rechtvaardigen als je kijkt naar het verschillende takenpakket van een bestuurder ten opzichte van een gewone werknemer. Er is echter geen reden waarom de lat voor aansprakelijkheid voor een bestuurder hoger zou moeten liggen bij een beroep op grond van art. 7: Eshuis e.a. WODC 2011, p Kalsbeek, O&F 2006, p Wezeman 1998, p Wezeman 1998, p Huizink in: GS rechtspersonen, aantekeningen bij artikel 2:9 BW HR 10 december 1999, JOR 2000, 11 (Moonen/Pickartz q.q.). 12
13 BW dan bij een beroep op art. 2:9 BW. De contractuele aansprakelijkheid van bestuurders voor tekortkomingen in de uitoefening van hun werkzaamheden wordt daarom ook ingekleurd door de regeling van art. 2:9 BW. Dit wil concreet zeggen dat of dat de vennootschap nu ageert uit hoofde van art. 2:9 BW dan wel art. 7:661 BW de maatstaf voor aansprakelijkheid de ernstige verwijtbaarheid zal zijn. 34 Begaat een bestuurder eveneens een onrechtmatige daad bij de vervulling van zijn taak dan wordt de toerekenings-maatstaf ook hier ingekleurd door de maatstaf van art. 2:9 BW. 35 De bestuurder wordt in de verhouding met de rechtspersoon namelijk beschermd door deze zwaardere norm van art. 2:9 BW. De norm van art. 2:9 BW is namelijk een lex specialis en deze is niet door de vennootschap te omzeilen door aansprakelijk te stellen op grond van art. 6:162 BW. Er dient dus hier ook gebruik te worden gemaakt van de ernstig verwijt maatstaf aangezien de betreffende bepaling tegen 36 verdergaande aansprakelijkheid verzet. Door een hoge drempel te aanvaarden voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover de door hem bestuurde vennootschap wordt mede het belang van die vennootschap gediend omdat daardoor wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. 37 Bij het aansprakelijk stellen van een bestuurder door een aandeelhouder op grond van art. 6:162 BW wordt die maatstaf ook ingekleurd door art. 2:9 BW. In de relatie tussen de bestuurder en de individuele aandeelhouder kan namelijk met een beroep op art. 6:162 geen lichtere toets dan de ernstige verwijtbaarheidsmaatstaf van art. 2:9 BW worden aangenomen. 38 De norm van art. 2:9 BW speelt verder geen rol als de aansprakelijkheid van de bestuurder berust is op de schending van een losstaande zorgvuldigheidsnorm en dus niet bij de taakvervulling als bestuurder. In deze gevallen zijn de normale aansprakelijkheidsregels van de onrechtmatige daad van toepassing. 39 De bestuurder werd in dit onduidelijke en veelbesproken arrest namelijk niet aangesproken vanwege de vervulling van zijn bestuurstaak maar vanwege het schenden van een zorgvuldigheidsnorm in zijn hoedanigheid als makelaar. 40 In de latere rechtspraak werd dit verduidelijkt en bevestigde de Hoge Raad deze zienswijze dat er in deze gevallen geen sprake van 34 De Groot 2006, p HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 (Ontvanger/Roelofsen). 36 HR 2 maart 2007, NJ 2007, 240 m. nt. J.M.M. Maeijer (Holding Nutsbedrijf Westland). 37 HR 20 juni 2008, NJ 2009, 21; JOR 2008/260 (Willemsen/NOM) r.o HR 20 juni 2008, NJ 2009, 21; JOR 2008/260 (Willemsen/NOM). 39 HR 23 november 2012, NJ 2013/302 (Spaanse Villa). 40 HR 23 november 2012, NJ 2013/302 (Spaanse Villa) m. nt. L. Timmermans. 13
14 bestuurdersaansprakelijkheid is. 41 Procederen door de vennootschap op grond van een onrechtmatige daad is in deze gevallen dus wel mogelijk maar als de onrechtmatige daad is begaan door een bestuurder bij de uitoefening van de bestuurstaken moet de ernstige verwijt maatstaf worden gebruikt. Vennootschapsbelang Bestuurders zijn bij het vervullen van hun functie wel gebonden aan bepaalde grenzen. De belangrijkste gedragsnormen die bestuurders bij de uitoefening van hun bevoegdheden in aanmerking moeten nemen zijn de algemene zorgvuldigheidsnorm en de beginselen van redelijkheid & billijkheid. Volgens artikel 2:8 BW dient bovendien de rechtspersoon en ieder die bij de organisatie is betrokken zich op redelijke en billijke wijze jegens elkaar te gedragen. Daarnaast moeten bestuurders zich bij vervulling van hun taak richten op het vennootschapsbelang. Is er sprake van een tegenstrijdig belang tussen het belang van de rechtspersoon en de bestuurder dan dient de bestuurder zich te onthouden van deelname aan de besluitvorming. 42 Volgens artikel 2:129/239 lid 5 BW dient de bestuurder bij het vervullen van hun taak zich dus te richten naar het belang van de vennootschap en haar verbonden onderneming. Deze wettelijke bepaling is de codificatie van het arrest HR Doetinchemse IJzergieterij. 43 Het vennootschapsbelang is in de wet verder niet gedefinieerd wat tot verschillende opvattingen in de literatuur heeft geleid. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds de traditionele pluralistische benadering en anderzijds de holistische benadering. De traditionele benadering ziet het vennootschapsbelang met als uitgangspunt het belangenpluralisme. Op het bestuur rust de plicht om in zijn taakuitoefening wegens de vennootschap tot een zorgvuldige afweging te komen van de bij de vennootschap betrokken deelbelangen. 44 De belangen die hierbij moeten worden meegenomen zijn die van de aandeelhouders, werknemers, leveranciers en afnemers. De concretisering hiervan hangt af van de omstandigheden van het geval. 45 De holistische benadering ziet het vennootschapsbelang meer als een zelfstandig belang waarbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld de continuïteit van de onderneming op lange termijn. 46 Dit is het belang dat de vennootschap heeft bij haar eigen gezonde 41 HR 5 september 2014, JOR 2014/296 (Hezemans Air Inc. /J.J. van der Meer) en HR 5 september 2014, JOR 2014/325 (RCI Financial Services BV/J.E. Kastrop). 42 Artikel 2:129/239 lid 6 BW. 43 HR 1 april 1949, NJ 1949, 465 m.nt. Ph.A.N. Houwing (Doetinchemse IJzergieterij). 44 Assink Assink, WPNR 2016/7111, p Timmermans, Ondernemingsrecht 2009, p
15 bestaan, uitgroei en voortbestaan met het oog op het door haar te bereiken doel. 47 Deze benadering van een eigen zelfstandig belang van de vennootschap in plaats van een afweging van alle deelbelangen lijkt ook op zijn plaats als wordt gekeken naar de in 2016 herziene Corporate Governance Code. 48 Het vennootschappelijk belang ligt besloten in het beleid en de strategie dat gericht moet zijn op het creëren van aandeelhouderswaarde op lange termijn en om dit doel te bereiken moeten de verschillende belangen in acht worden genomen. 49 Het vennootschappelijke belang komt dus neer op het creëren van aandeelhouderswaarde op lange termijn zoals vastgelegd in het beleid en de strategie waarbij alle betrokken belangen worden afgewogen. 50 Ernstig verwijt Niet elk tekort schieten in de bestuurstaak waarvoor de bestuurder verantwoordelijk is leidt tot aansprakelijkheid. Bestuurders mogen immers fouten maken zonder dat meteen de aansprakelijkheidsvraag wordt gesteld. Bij het aansprakelijk stellen wegens onbehoorlijke taakvervulling dient de vennootschap aan te tonen dat hen een ernstig verwijt te maken valt. Deze toerekeningsmaatstaf voor aansprakelijkheid is verder ingekleurd in het arrest Staleman/Van de Ven. 51 De in dit arrest genoemde criteria voor ernstige verwijtbaarheid geven invulling aan de wettelijke aansprakelijkheidsregeling van art. 2:9 BW. In latere jurisprudentie is hier verdere invulling aan gegeven. Uit deze jurisprudentie blijkt echter niet of de toets van de ernstige verwijtbaarheid inhoud geeft bij de vraag naar de behoorlijke vervulling van de taak (2.1.4) of invulling geeft aan de individuele disculpatiegrond (2.1.5.). Bij de beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid in de verschillende arresten kan echter wel een geïntegreerde aanpak worden afgeleid. Dit wil zeggen dat zowel de gedragsnorm van de behoorlijkheid van de taakuitoefening als de toerekeningsmaatstaf van de disculpatiegrond via de ernstige verwijtbaarheid wordt toegesneden op ieder concreet geval. 52 In het arrest Schwandt/ Berghuizer Papierfabriek gaat de Hoge Raad bijvoorbeeld uit van een integrale aanpak waarbij er geen sprake lijkt te zijn van een toetsingskader waarin een duidelijk onderscheid hiertussen wordt gemaakt. 53 Zonder ernstige verwijtbaarheid is er namelijk geen sprake van onbehoorlijke taakvervulling en met een beroep op het ontbreken van de ernstige verwijtbaarheid 47 Van Ginneken & Timmermans 2011, p Principe 1.1 (lange termijn waardecreatie) van Nederlandse Corporate Governance Code HR 4 maart 2014, NJ 2014/286, m.nt. P. van Schilfgaarde (Cancun). 50 Mendel, NJB 2013/ HR 10 januari, NJ 1997, 360, JOR 1997/29 (Staleman/Van de Ven). 52 Strik, Ondernemingsrecht 2009/ HR 29 november 2002, NJ 2003, 455 (Schwandt/ Berghuizer Papierfabriek). 15
16 kan ook nog persoonlijk worden gedisculpeerd. In 2013 is door de wet bestuur en toezicht het vernieuwde artikel 2:9 BW in werking getreden waarbij de term ernstige verwijtbaarheid in het artikel is toegevoegd zodat dit in lijn is met de in de huidige jurisprudentie gehanteerde maatstaf. 54 Behoorlijke vervulling van de taak Aangezien de wet verder geen duidelijkheid schept over de vraag in hoeverre een bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en daarvoor aansprakelijk is wordt dit door de rechtspraak nader ingevuld. Bij de beoordeling of er sprake is van een ernstige verwijtbare onbehoorlijke taakvervulling moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. In het arrest Staleman/Van de Ven is een nietlimitatieve opsomming door de Hoge Raad geformuleerd met welke omstandigheden in ieder geval in aanmerking dienen te worden genomen. De omstandigheden waar in ieder geval rekening mee moet worden gehouden zijn (i) de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten; (ii) de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico s; (iii) de taakverdeling binnen het bestuur; (iv) de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen; (v) de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen; alsmede (vi) het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. 55 Met de laatste omstandigheid wordt gedoeld op de zogenoemde maatman-bestuurder. Getoetst dient te worden of geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo zou hebben gehandeld. 56 Of een bestuurder te goeder trouw heeft gehandeld is daarbij niet relevant. Er is dus sprake van een onbehoorlijke taakvervulling als de bepaalde handelingen die door geen redelijk handelend bestuurder in dezelfde omstandigheden zouden zijn verricht. 57 Deze formulering wijst niet op een resultaatverbintenis maar slechts op een zekere inspanningsverbintenis. 58 Dit wil zeggen dat de bestuurder zich moet inzetten voor een behoorlijke uitoefening van zijn taak maar niet tot een bepaald resultaat is gehouden. Dit wordt dus als het ware geobjectiveerd. 59 Hierdoor kan een bestuurder zich bijvoorbeeld niet verschuilen achter zijn eigen onbekwaamheid. Naast deze objectivering is er gekozen voor een ex tunc benadering en niet voor een ex nunc benadering. De rechter dient hier terughoudend en marginaal te toetsen naar het moment waarop de betreffende 54 A.J.P. Schild, WPNR 2014/7011, p HR 10 januari, NJ 1997, 360, JOR 1997/29 (Staleman/Van de Ven), r.o HR 8 april 2005, NJ 2006, 44, JOR 2005/119 (Laurus). 57 HR 8 juni 2001, NJ 2001, 454 (Gilhuis q.q. /Panmo Productie). 58 Assink & Olden, Ondernemingsrecht 2005, p HR 11 juni 1999, NJ 1999, 586 (Van Dooren q.q./hendriks). 16
17 bestuurder voor de bepaalde beslissing stond. Er dient te moeten voorkomen dat de rechter de handeling achteraf beoordeeld met de wetenschap omtrent het resultaat van die gedraging. 60 Deze zogenoemde hindsight bias maakt het namelijk lastig voor rechters om het verschil in te zien tussen een slechte beslissing met een slechte afloop en een goede beslissing met een slechte afloop. 61 Het hof oordeelde eerder dat aansprakelijkheid slechts kan worden aangenomen in het geval indien een bestuurder zo onmiskenbaar en duidelijk in zijn vervulling van zijn taken is tekortgeschoten. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit een te beperkte maatstaf is en grijpt terug naar de maatstaf van ernstige verwijtbaarheid. 62 Indien de bestuurder heeft gehandeld in strijd met statutaire bepalingen die strekken tot de bescherming van de rechtspersoon dan vormt dit een zwaarwegende omstandigheid die in beginsel de aansprakelijkheid van de bestuurder vestigt. 63 De bestuurder kan dan nog wel omstandigheden naar voren brengen om het tegendeel te bewijzen wat dan ook uitdrukkelijk in de beoordeling moet worden betrokken. 64 In de literatuur wordt ook wel aangenomen dat dit ook van toepassing is op handelen in strijd met een wettelijke bepaling die strekt tot bescherming van de rechtspersoon. Het is zeer aannemelijk dat handelen in strijd met de wet ook een zwaarwegende omstandigheid is die in beginsel de aansprakelijkheid vestigt. 65 In dit verband kan gedacht worden aan allerlei wettelijke voorschriften zoals de regels van het kapitaalbeschermingsrecht. Zo leverde in de rechtspraak een schending van het wettelijke voorschrift van het verbod tot zelffinanciering uit art. 2:207c BW(oud) in beginsel tot aansprakelijkheid door onbehoorlijk bestuur. 66 Mogelijkheid tot disculpatie Verantwoordelijkheid is de opmaat voor de regeling van de aansprakelijkheid. Het beginsel van collectief bestuur leidt ertoe dat alle bestuurders in beginsel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het onbehoorlijke bestuur ook al behoorde een kwestie tot de taak van een bepaalde individuele bestuurder. 67 Het is niet nodig dat de ernstige verwijtbaarheid voor elke bestuurder apart wordt 60 De Valk 2010, p Kroeze, Ondernemingsrecht 2006/3. 62 HR 4 april 2003, NJ 2003, 538 (Skipper Club Charter/Jaarsma). 63 HR 29 november 2002, NJ 2003, 455 m.nt. Bartman (Schwandt/ Berghuizer Papierfabriek) en Hof Leeuwarden 7 juli 2009, JIN 2009/671, m.nt. Hoekstra (Aquaverium). 64 Borrius 2004, p Huizink in: GS rechtspersonen, aantekeningen bij artikel 2:9 BW Rb. Amsterdam 27 september 2006, JOR 2006/3 (Duncan Jeans BV). 67 Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3, p
18 gesteld en bewezen. Een taakverdeling komt aan de orde bij het gebruik maken van de in artikel 2:9 BW genoemde individuele disculpatiemogelijkheid. De aansprakelijk gestelde bestuurder wie geen ernstig verwijt valt te maken zal wel zelf moeten aantonen dat de tekortkoming dus niet aan hem is toe te rekenen. Een bestuurder is niet aansprakelijk indien de tekortkoming niet aan hem te wijten is en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. 68 Dit geldt echter niet voor taken die op het bestuur als geheel rusten. Een bestuurder kan zich met betrekking tot bijvoorbeeld financiële betrekkingen niet disculperen door een beroep te doen op de taakverdeling. 69 Gronden die daarbij nog wel voor disculpatie kunnen worden aangevoerd zijn bijvoorbeeld een bijzondere persoonlijke omstandigheid zoals ziekte of misleiding door de andere bestuurder. Wanneer de bestuurder waarneemt dat de andere bestuurder zijn taak niet goed vervult zal de bestuurder moeten ingrijpen om beroep te kunnen blijven doen op de disculpatiegrond ook indien de desbetreffende taak slechts aan de medebestuurder is toegedeeld. 70 Belangrijk is hier nog te noemen de mogelijkheid dat de vennootschap de bestuurder van aansprakelijkheid kan ontheffen. De meest voorkomende vorm hiervan is de jaarlijkse decharge door de algemene vergadering bij de vaststelling van de jaarrekening. Decharge wordt verder uitgebreid behandeld in hoofdstuk 5 in het kader van de beschermingsmaatregelingen. Kritiek op het huidige artikel 2:9 BW Invoer two pronged test In de literatuur is er wel enige kritiek te horen over de huidige gehanteerde maatstaf uit het Staleman/Van de Ven arrest. Er heerst onduidelijkheid over de verhouding tussen de ernstige verwijtbaarheid en de onbehoorlijke taakvervulling. Volgens de wettekst speelt de ernstige verwijtbaarheid een rol bij de disculpatie van de individuele bestuurder maar volgens de huidige invulling in de rechtspraak is ernstige verwijtbaarheid ook vereist bij de beoordeling van onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur. Dit wil zeggen dat in de praktijk de bestuurder nadat ernstige verwijtbaarheid ten aanzien van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur is vastgesteld zich nog op het ontbreken van de ernstige verwijtbaarheid ten aanzien van hem persoonlijk kan beroepen. Er is immers sprake van een geïntegreerde aanpak. Strik zegt dat hier van af moet worden gestapt omdat dit niet strookt met de bedoeling van de wetgever die een separate toetsing van het collectieve 68 Wezeman, 1998, p Huizink in: GS rechtspersonen, aantekeningen bij artikel 2:9 BW Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3, p
19 gedrag en de individuele toerekenbaarheid voor ogen heeft gehad. 71 Het is ook niet nodig om de tekortkoming in de behoorlijke taakvervulling aan te vullen met de term ernstige verwijtbaarheid om vast te stellen dat het bestuur diens taak niet goed heeft vervuld. 72 De genoemde criteria in het Staleman/Van de Ven arrest kunnen ook rechtstreeks worden toegepast bij de vraag naar de onbehoorlijke taakvervulling zonder dat daarvoor de term ernstige verwijtbaarheid nodig is. Er zou door rechters een meer gestructureerder beslissingsmodel moeten worden gebruikt dan de geïntegreerde aanpak uit de huidige jurisprudentie. Bij de huidige geïntegreerde aanpak is er te weinig oog voor de positie van de afzonderlijke bestuurder en diens mogelijkheid tot verweer tegen die aansprakelijkheid. 73 Er wordt ook wel gesproken over het invoeren van een two pronged test. 74 Daarbij wordt gedoeld op een gestructureerd beslissingsmodel waarbij eerst wordt beoordeeld of er sprake is van onbehoorlijke taakvervulling en dan pas of er sprake is van toerekenbaarheid. Wetsvoorstel Er is tevens een wetvoorstel op handen met betrekking tot een wijziging van het BW in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen van rechtspersonen. 75 Het doel van de wetswijziging is vooral gelegen in het verduidelijken en aanvullen van het reeds geldende juridische kader en stelt verder dus geen grote inhoudelijke wijzigingen voor. De aanleiding tot deze wijziging is volgens de wetgever dat de taakstelling van bestuurders en commissarissen op dit moment nog onvoldoende is geregeld. 76 In de voorgestelde wijziging van het artikel 2:9 BW staat concentratie van een aantal kernbepalingen voor rechtspersonen voorop. Bovendien wordt met uniformering van de regels bereikt dat de vereisten voor alle rechtspersonen gelijk worden getrokken dus ook voor de vereniging en stichting. 77 Met dit wetsvoorstel wordt art. 2:9 BW dus meer een algemene basisbepaling over de taken en bevoegdheden van het bestuur van rechtspersonen. Het nieuwe artikel 2:9b BW bevat daarbij de hoofdregels voor bestuursaansprakelijkheid. Het nieuwe artikel 2:9 BW komt te luiden: Strik, Ondernemingsrecht 2009/ Strik, Ondernemingsrecht 2009/ Strik Strik, Ondernemingsrecht 2009/ Kamerstukken nr Kamerstukken nr. 3 (MvT). 77 Dortmond, Ondernemingsrecht 2016/ Enkel de voor deze scriptie van belang genomen leden. 19
20 Artikel 9 1.Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de rechtspersoon. 2.Elke bestuurder draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Tot de taak van een bestuurder behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld. 3.Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. De bestuurders richten zich bij de vervulling van hun taak naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Artikel 9b 1.Elke bestuurder is jegens de rechtspersoon voor het geheel aansprakelijk terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. 2.De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. Het voorgestelde eerste lid van artikel 9 BW betreft de algemene taakomschrijving van het bestuur namelijk het besturen van de rechtspersoon. Verschillende regels zijn om wetsystematische redenen verplaatst waardoor er nu eerst wordt bepaald wat de taak van het bestuur is en dat vervolgens wordt bepaald op welke wijze de bestuurders die taak dienen te vervullen. Het nieuwe artikel 2:9b BW bevat vervolgens de hoofdregels voor bestuursaansprakelijkheid. Er wordt hiermee aansluiting gezocht bij de kritiek in de literatuur dat er nu onduidelijkheid bij de bestuurders heerst over wat de voor hen geldende aansprakelijkheidsnormen zijn. Bestuurders zullen bij onduidelijkheid hierbij eerder terugdeinzen voor risicovolle maar potentieel zeer winstgevende ondernemingsbeslissingen en kiezen eerder voor de veilige weg waardoor de kans op persoonlijke aansprakelijkheid minder is. 79 Het is niet te verwachten dat naar aanleiding van dit wetsvoorstel de gehanteerde methode voor aansprakelijkheid in de rechtspraak zal gaan veranderen. Reikwijdte aansprakelijkheid en de business judgement rule Daarnaast komt er in de literatuur de vraag aan de orde hoever de bestuurdersaansprakelijkheid in de praktijk zou moeten reiken. Een bestuurder zou niet te snel aansprakelijk moeten zijn voor risicovolle 79 Kroeze, Ondernemingsrecht 2006, 3. 20
21 ondernemingsbeslissingen want bestuurders dienen een zekere mate van beleidsvrijheid te hebben. 80 Een goed bestuurder is ook maatschappelijk gezien iemand die (verantwoorde) risico s durft te nemen. 81 De vennootschap en niet de bestuurder draagt dit ondernemersrisico. Bestuurders moeten daarom ook niet te snel aansprakelijk zijn voor risicovolle ondernemingsbeslissingen die in het belang van de vennootschap zijn genomen. Het bestuur is immers belast met het besturen van de vennootschap in het belang van de rechtspersoon en het nemen van ondernemingsbeslissingen behoort hiertoe. 82 Daarbij zijn ze natuurlijk wel gebonden aan bepaalde grenzen. Zo is het bestuur volgens de Nederlandse Corporate Governance Code bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving. 83 Deze Corporate Governance bepalingen hebben het karakter van aanbevelingen en niet van wetsbepalingen en dienen te worden toegepast of gemotiveerd in het jaarverslag worden uitgelegd waarom er van wordt afgeweken. 84 De Corporate Governance Code bevat in principe slechts gedragsnormen voor Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen maar zal vanzelfsprekend ook in enigermate gelden voor bestuurders bij andere rechtspersonen. Wetsconform handelen geld voor bestuurders dus als uitgangspunt en is meestal ook in het belang van de vennootschap. Er zijn echter beslissingen die niet wetsconform zijn maar toch worden genomen in het belang van de vennootschap. De vennootschap is hier dus wel bij gebaat ook al wordt de wet hierbij overtreden. Bestuurders zullen in situaties besluiten op grond van een economische afweging in het belang van de vennootschap de wet te overtreden. Daarnaast kan de situatie zich voordoen dat de bestuurder bij een ondernemingsbeslissing in het belang van de vennootschap het risico op het overtreden van de wet aanvaard. 85 Vooral bij deze risicovolle ondernemingsbeslissingen etaleert zich de strijd tussen enerzijds de compliance en anderzijds het vennootschapsbelang. Een bestuurder die dus bewust de wet overtreedt en daarmee de vennootschap schade berokkent handelt in beginsel ernstig verwijtbaar en is jegens de vennootschap verplicht de schade te vergoeden. Het is echter niet altijd even makkelijk te voorspellen of een voorgenomen handeling van het bestuur een wetsovertreding inhoud. Wetsovertredingen zijn dikwijls duidelijk maar bij sommige ondernemingsbeslissingen is de discussie vatbaar of er sprake is van een overtreding. 86 Deze 80 De Groot 2006, p De Groot 2006, p Grapperhaus, ArA 2005 afl.3, p De Nederlandse corporate governance code 2009 (Principe 11.1 inzake de taak en werkwijze bestuur). 84 De Groot 2006, p Mussche, Ondernemingsrecht 2013/ Kroeze, Ondernemingsrecht 2006/3. 21
22 onduidelijkheid kan ertoe leiden dat goede ondernemingsbeslissingen uitblijven vanwege de persoonlijke risico s die bestuurders ervaren. Het bestuur zal in dit grijze gebied vaak juist het onzekere voor het zekere moeten nemen terwijl de uitkomst van die beslissing niet goed valt te voorspellen. Bij deze ondernemingsbeslissingen die bestuurders dienen te nemen horen nu eenmaal het aanvaarden van risico s. Juridische regels zouden zo moeten zijn dat ze bijdragen aan dat bestuurders niet hebben te vrezen voor aansprakelijkheid voor risicovolle maar economische optimale ondernemingsbeslissingen. 87 Bestuurders hebben een zekere mate van beleidsvrijheid en hoeven dus niet ieder risico op een wetsovertreding te voorkomen. Een bestuurder mag op basis van zijn beleidsvrijheid een belangenafweging maken waarbij het risico op een wetsovertreding wordt genomen. Het bewust overtreden van de wet zal daarbij eerder ernstig verwijtbaar handelen opleveren dan het enkele aanvaarden van het risico op een wetsovertreding. 88 Een zekere mate van beleidsvrijheid vereist daarbij ook een soepele rechterlijke toetsing. 89 Het zou ongepast zijn als de rechter iedere bestuursactiviteit zou mogen toetsen. De rechter mag bij het toetsen van bestuurshandelingen dan ook niet op de stoel van de bestuurder plaatsnemen. De grens zou volgens de wetgever moeten liggen bij het nemen van onverantwoordelijke risico s. 90 In Nederland ontbreekt er echter een toetsingskader voor rechters voor het beoordelen van dergelijk bestuurlijk gedrag. Hiermee wordt gedoeld op een eenduidig toetsingskader die de rechter dwingt om ondernemend gedrag beperkt te toetsen en daarbij bijdraagt aan de voorspelbaarheid van de rechterlijke toetsing van bestuurlijk gedrag en zo bestuurders meer rechtszekerheid geeft. 91 In de Amerikaanse staat Delaware wordt er op een geheel andere wijze het bestuurlijk gedrag rechterlijk getoetst. De rechter komt daar pas tot een inhoudelijke toets van een ondernemingsbeslissing als kan worden aangetoond dat de ondernemingsbeslissing niet in het belang van de vennootschap is genomen. 92 De gedachte achter deze zogenoemde business judgement rule is dat de rechter ondernemend bestuurlijk gedrag slechts zeer beperkt objectief mag toetsen aan de zorgvuldigheid. 93 Bij de toepassing van de business judgement rule beperkt de rechter zich tot de vraag of de voorbereiding en inhoud van de ondernemingsbeslissing zover onder de maat is dat de 87 Kroeze, Ondernemingsrecht 2006/3. 88 Kortmann, Ondernemingsrecht 2013/ Assink & Olden, Ondernemingsrecht 2005, p Kamerstukken II 2008/09, 31763, nr Assink, Ondernemingsrecht 2013/ Assink 2007, p Assink, Ondernemingsrecht 2013/50. 22
Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten
Onder Professoren Aansprakelijkheid van bestuurders 14 april 2015 VAAN Utrecht prof. mr. Claartje Bulten Aansprakelijkheid van bestuurders Onderwerpen Interne aansprakelijkheid Externe aansprakelijkheid
Het juridische lot van de Commissaris. Mr. David Dronkers 26 november 2009
Het juridische lot van de Commissaris Mr. David Dronkers 26 november 2009 Amerikaanse toestanden? Rechtspersoon houder van rechten en plichten mythe van bestuurdersaansprakelijkheid Kentering: deep pocket-beginsel
5 De zorgvuldige bestuurder of commissaris van een NV of BV
5 De zorgvuldige bestuurder of commissaris van een NV of BV Y.L.L.A.M. Delfos-Roy 1 INLEIDING Een bestuurder staat tot de vennootschap 1 in een vennootschappelijke betrekking. Deze verhouding is tweeledig:
Welkom bij de workshop Governance en aansprakelijkheid
Welkom bij de workshop Governance en aansprakelijkheid Matthijs van Rozen (notaris) Christian Huiskes (advocaat) Indeling Matthijs van Rozen (notaris) governance, organen, Wetsvoorstel bestuur en toezicht
Bestuurdersaansprakelijkheid en de beschermingsmaatregelen die een bestuurder daartegen kan nemen.
Bestuurdersaansprakelijkheid en de beschermingsmaatregelen die een bestuurder daartegen kan nemen. Tilburg University Tilburg Law School, Department of Business Law Master Ondernemingsrecht Auteur: J.H.
Juridisch Document ZORG
Juridisch Document ZORG Wanneer ben je als bestuurder van een rechtspersoon in de zorg persoonlijk aansprakelijk? 14 maart 2014 Zorg Zaken Groep Mr. W. Wickering Mr. M.N. Minasian Alle rechten voorbehouden.
WIJZIGINGEN IN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID ALS GEVOLG VAN DE FLEX-WET EN HET WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT
Notariaat M&A - oktober 2012 WIJZIGINGEN IN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID ALS GEVOLG VAN DE FLEX-WET EN HET WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT In het wetsvoorstel Vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht
MEMO. Bestuurdersaansprakelijkheid Datum: 12 februari Introductie
MEMO Onderwerp: Bestuurdersaansprakelijkheid Datum: 12 februari 2018 Referentie: White paper 1. Introductie Steeds meer mensen starten hun eigen onderneming. Dit brengt verschillende voordelen met zich
Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders. Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013
Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013 Programma I. Introductie II. Aansprakelijkheid Bestuurders
Aansprakelijkheid commissarissen
1 november 2012 Aansprakelijkheid commissarissen Suzan Winkels-Koerselman Turnaround Advocaten Een klein, modern en gespecialiseerd advocatenkantoor Digitaal dossier Wij bieden de inzet van ervaren onafhankelijke
Inleiding Wet Bestuur & Toezicht Rechtspersonen (WBTR) mr drs. J.J. Kramer
Inleiding Wet Bestuur & Toezicht Rechtspersonen (WBTR) mr drs. J.J. Kramer rechtsbeginselen rechtspraak Verdrag rechtsnormen INTERNE RECHTSORDE WET GEWOONTE 1. Burgerlijk Wetboek (BW2) 2. WFT, WTZi, WHW,
Klik om de s+jl te bewerken
Derde niveau Presenta+e Vierde niveau Mr D.E.A.F. Aertssen Masterclass NASH 22 mei 2013 6411 ET, Nederland 6221 BT, Nederland 1 Slide 1 Inleiding Aansprakelijkheid bestuurder wegens onjuiste toepassing
GRONDSLAGEN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID
GRONDSLAGEN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID EEN MAATPAK VOOR DE BOARD ROOM D.A.M.H.W. Strik Kluwer - Deventer - 2010 Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen XIII Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Ter introductie
Artikel 2:9 BW, enkele observaties
Artikel 2:9 BW, enkele observaties prof. mr. J.B. Huizink 1. Het huidige art. 2:9 BW Het huidige art. 2:9 BW lijkt mij als volgt te moeten worden uitgelegd. In geval van een éénhoofdig bestuur is een bestuurder
Jurisprudentie Ondernemingsrecht
Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok
Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie?
Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie? Prof. mr. drs. I.S. Wuisman Mr. dr. R.A. Wolf Leiden Revisited, 9 september 2014 Programma Introductie; Statutair instructierecht;
Handreiking bestuurlijke aansprakelijkheid. Vereniging van toezichthouders in onderwijs en kinderopvang
Handreiking bestuurlijke aansprakelijkheid Vereniging van toezichthouders in onderwijs en kinderopvang VTOI-NVTK, 2018 Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen
De statutair bestuurder is beter af met de nieuwe WWZ
De statutair bestuurder is beter af met de nieuwe WWZ Author : gvanpoppel Voor werknemers die statutair bestuurder zijn, gelden vaak andere regels bij onder meer ontslag, dan voor 'normale' werknemers.
Governance: uw risico en uw aansprakelijkheid
Governance: uw risico en uw aansprakelijkheid Dr. Arie Slottje MBA Associate Partner IPFOS Mr. drs Reinier Russell Partner Russell Advocaten Agenda Ontwikkeling pension fund governance Wat is besturen?
Nieuwe piketpalen bij aansprakelijkheidsvorderingen tegen indirecte bestuurders via art. 2:11 BW
Nieuwe piketpalen bij aansprakelijkheidsvorderingen tegen indirecte bestuurders via art. 2:11 BW M r. Y. A. W e h r m e i j e r e n m r. J. P. W. M. v a n H e i j n i n g e n * 1 Inleiding Aanleiding voor
Webinar woensdag 25 november 2015 om 12:00 uur Kasteel Waardenburg Bestuurdersaansprakelijkheid
ACADEMIE VOOR DE RECHTSPRAAK Webinar woensdag 25 november 2015 om 12:00 uur Kasteel Waardenburg Bestuurdersaansprakelijkheid Staleman-Van de Ven 97 - Ernstig verwijt - Alle omstandigheden van het geval
Bestuurdersaansprakelijkheid voor bestuurders van Duitse vennootschappen
Bestuurdersaansprakelijkheid voor bestuurders van Duitse vennootschappen Het Duitse en Nederlandse recht bepalen de bestuurders aansprakelijkheid vaak vanuit een verschillende invalshoek. Het is moeilijk
Bestuurdersaansprakelijkheid
Bestuurdersaansprakelijkheid 7 oktober 2015 Mr. F.J.M.E. Koppenol 1 Wie ben ik? Introductie Onderwerpen Interne bestuurdersaansprakelijkheid Externe bestuurdersaansprakelijkheid tegenover een crediteur;
Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie inzake het voorstel van wet Herziening van de regels over toegelaten instellingen
Compliance of winst: wat heeft meer waarde binnen een vennootschap?
Masterscriptie Ondernemingsrecht Compliance of winst: wat heeft meer waarde binnen een vennootschap? Een juridisch onderzoek naar de vraag in hoeverre bestuurders op grond van art. 2:9 BW intern aan te
De invloed van een taakverdeling op aansprakelijkheid en disculpatie
Afstudeerwerk Privaatrecht BESTUURLIJKE TAAKVERDELING EN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID De invloed van een taakverdeling op aansprakelijkheid en disculpatie Naam: Mirte van Veen Datum: 4 augustus 2017 Studentnummer:
Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015
Corporate Governance Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate governance Relevante bronnen van regelgeving (in volgorde van belangrijkheid) (Uitgangspunt
Actualiteiten rondom bestuurdersaansprakelijkheid. Christian Huiskes Advocaat
1 Actualiteiten rondom bestuurdersaansprakelijkheid Christian Huiskes Advocaat 2 Inleiding Uitgangspunt: bestuurdersaansprakelijkheid slechts in uitzonderlijke gevallen Ernstige verwijtbaarheid (gedrag
Bestuurdersaansprakelijkheid
Bestuurdersaansprakelijkheid Overdreven of reëel risico? Robert Sluis CVAH Verzekeringsdienst 23 januari 2017 Onze doelstellingen voor vandaag Uitleg en handvatten Aan het einde van deze presentatie weet
DE STATUTAIR BESTUURDER ONDER WET WERK EN ZEKERHEID
DE STATUTAIR BESTUURDER ONDER WET WERK EN ZEKERHEID 30 juni 2015 Edward de Bock ONDERWERPEN 1. Afwijking ketenbepaling 2. Aanzegplicht 3. Redelijke grond/herplaatsing 4. Bedenktermijn 5. Exit prevenfeve
II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING
II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING 2. VERSTEVIGING VAN RISICOMANAGEMENT Van belang is een goed samenspel tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de auditcommissie, evenals goede communicatie met
Het besturen van een vereniging en stichting
Het besturen van een vereniging en stichting Roland van Mourik notaris Cursus Goed Bestuur Nijmegen 6 oktober 2009 Roland van Mourik 37 jaar 1990-1991 propaedeuse rechten te Leiden 1991-1996 notarieel
Bestuurdersaansprakelijkheid in het vernieuwde (BV-)recht
Mr. dr. M. Olaerts* Bestuurdersaansprakelijkheid in het vernieuwde (BV-)recht In deze bijdrage wordt ingegaan op de op handen zijnde wijzigingen in de bestuurdersaansprakelijkheid die het gevolg zijn van
Bestuurdersaansprakelijkheid
Bestuurdersaansprakelijkheid Auteur: mr. J.P.D. van de Klift 1 In: Bb 2008, 52 1. Inleiding Nadat in een eerdere aflevering de doelstellingen, karakteristieken en hoofdrolspelers van het nieuwe Voorontwerp
Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom
Het effect van de Wnra op de schaderegeling 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Programma Schade van de ambtenaar Rechtspositionele voorschriften Werkgeversaansprakelijkheid Goed werkgeverschap
Welkom namens. Bestuurdersaansprakelijkheid in incassozaken. Rob Beks
Welkom namens Bestuurdersaansprakelijkheid in incassozaken Rob Beks Onderwerpen Wat is bestuurdersaansprakelijkheid Soorten bestuurdersaansprakelijkheid Uitkeringstoets (nieuwe) BV-recht Vragen Wat is
Bestuurdersaansprakelijkheid. Jaap van der Meer advocaat
Bestuurdersaansprakelijkheid Jaap van der Meer advocaat Turnaround Advocaten Turnaround Advocaten is een klein en modern gespecialiseerd advocaten kantoor. Digitaal dossier. Wij bieden de inzet van zeer
ONDERNEMINGSRECHT EN ZORG
ONDERNEMINGSRECHT EN ZORG Nieuwe regels voor bestuurders en toezichthouders 27/11/2014 1 Problemen in semi-publieke sector, ook in de zorg Vergoedingen staan onder druk Bezuinigingen en dreigende ontslagen
2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.
BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van
De aansprakelijkheid van niet-uitvoerende bestuurders in een monistisch stelsel
FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID Masterscriptie De aansprakelijkheid van niet-uitvoerende bestuurders in een monistisch stelsel De juridische verschillen tussen de mogelijke aansprakelijkheid op grond van
De rechtspersoon-bestuurder en art. 2:11 BW
WETENSCHAP De rechtspersoon-bestuurder en art. 2:11 BW 1. In deze bijdrage zal ik kort de werking van art. 2:11 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bespreken, ingaan op enkele vermeende knelpunten, en zal
Bestuurdersaansprakelijkheid. Christian Huiskes Arjen Westerdijk
Bestuurdersaansprakelijkheid Christian Huiskes Arjen Westerdijk 8 april 2014 1 1. Inleiding Uitgangspunt: aansprakelijkheid slechts in uitzonderlijke gevallen Ernstige verwijtbaarheid Grenst aan opzet/bewuste
BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
STATUTAIRE INSTRUCTIEBEVOEGDHEID EN DE GEVOLGEN VOOR DE BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID EN BESTUURSAUTONOMIE
STATUTAIRE INSTRUCTIEBEVOEGDHEID EN DE GEVOLGEN VOOR DE BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID EN BESTUURSAUTONOMIE Een onderzoek naar de gevolgen van gebruikmaking van de statutaire instructiebevoegdheid conform
Hoge Raad 23 november 2012 LJN BX5881 Van de Riet / Hoffmann. Rekt Hoge Raad bestuurdersaansprakelijkheid op? Bart-Adriaan de Ruijter Femke Leopold
4 april 2013 Seminar Bestuurdersaansprakelijkheid Hoge Raad 23 november 2012 LJN BX5881 Van de Riet / Hoffmann Rekt Hoge Raad bestuurdersaansprakelijkheid op? Bart-Adriaan de Ruijter Femke Leopold Plan
Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Intern toezicht in het onderwijs. 10-12 juni 2014 Judith Wintgens en Peter Brouns
Intern toezicht in het onderwijs 10-12 juni 2014 Judith Wintgens en Peter Brouns 1 Verscherpte aandacht voor good governance in de (semi)publieke sector 2 Raad van toezicht Wettelijke instelling RvT en
BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn
Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven'
Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' 1 Toezicht op bestuur Op 31 mei 2011 is het wetsvoorstel bestuur en toezicht (het "Wetsvoorstel")
Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders
> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl
ORANJE LOPER WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT. 17 november Maurice Verhoeven & Anton van den Heuvel
ORANJE LOPER WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT 17 november 2011 Maurice Verhoeven & Anton van den Heuvel Ploum Lodder Princen Advocaten en Notarissen Wetsvoorstel Bestuur en Toezicht Achtergrond Doel wet:
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/175837
progamma 19:30 Welkom 19:45 Bestuurdersaansprakelijkheid - intern 20:15 Pauze 20:30 Bestuurdersaansprakelijkheid extern en in geval van faillissement
Welkom progamma 19:30 Welkom 19:45 Bestuurdersaansprakelijkheid - intern 20:15 Pauze 20:30 Bestuurdersaansprakelijkheid extern en in geval van faillissement 21:15 Vragen 21:30 Borrel en napraten 22:00
Aan de voorzitter en de leden. van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie. van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 14 oktober 2011 Referentie: B2011.51 Betreft:
Corporate Alert: de 403-verklaring
Corporate Alert: de 403-verklaring Kort na elkaar heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over vragen waartoe de 403- verklaring aanleiding geeft. De meest in het oog springende beslissing (HR 20 maart
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 491 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de
GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie Advies inzake Wetsvoorstel (Kamerstukken 31 763) tot Wijziging van boek 2
Bestuurdersaansprakelijkheid
Afstudeerscriptie Bestuurdersaansprakelijkheid Mohamed Zennan Masterscriptie Recht & Management Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van Tilburg Tilburg, 23 mei 2011 Bestuurdersaansprakelijkheid
Een inventarisatie van de mogelijkheden tot sanctionering van leidinggevende functionarissen binnen het civiel-, straf- en bestuursrecht
Een inventarisatie van de mogelijkheden tot sanctionering van leidinggevende functionarissen binnen het civiel-, straf- en bestuursrecht Prof. mr. S.D. Lindenbergh Mr. A.I. Schreuder Mr. J.H.J. Verbaan
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 483 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Aansprakelijkheid van bestuurders voor belastingschulden
Mr. J.A. Booij Aansprakelijkheid van bestuurders voor belastingschulden KLUWER.TS^" Deventer - 2003 INHOUDSOPGAVE Lijst van gebruikte afkortingen / 5 Overzicht bestuurdersaansprakelijkheid /15 HOOFDSTUK
BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3067/15 Betreft zaak: Lourdes bedevaart. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van
Positiebepaling van de Hoge Raad bij het ontwikkelen van maatstaven voor bestuurdersaansprakelijkheid
Positiebepaling van de Hoge Raad bij het ontwikkelen van maatstaven voor bestuurdersaansprakelijkheid Inleiding Vanaf het midden van de jaren tachtig zijn in Nederland vele honderden, mogelijk zelfs duizenden
Bestuurdersaansprakelijkheid DOOR MR. JAN DOP
Bestuurdersaansprakelijkheid DOOR MR. JAN DOP Inleiding Op 17 mei 2000 werd het handelshuis Ceteco, dat voornamelijk in wit- en bruingoed voor de Zuidamerikaanse markt handelde, failliet verklaard. Al
De ratio van de stel- en bewijsplicht van artikel 150 Rechtsvordering bij bestuurdersaansprakelijkheid
De ratio van de stel- en bewijsplicht van artikel 150 Rechtsvordering bij bestuurdersaansprakelijkheid Waarom en in welke situaties wordt de curator dan wel de individuele crediteur hetzij door verlichting
Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen
Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen mr. Harold de Boer mr. Stephan de Vries 12 januari 2015 Sport Fryslân De Haan Advocaten & Notarissen PROGRAMMA 1. Inleiding 2. Bestuur en Taak - interne aansprakelijkheid
Wettelijke invulling van bestuurstaken: een verhoging van het aansprakelijkheidsrisico?
schap eming Wettelijke invulling van bestuurstaken: een verhoging van het aansprakelijkheidsrisico? Inleiding In de afgelopen jaren is er veel discussie geweest over corporate governance in Nederland.
Bestuurdersaansprakelijkheid. Door drs. Heske van Eyck van Heslinga Associate partner DeNieuweCommissaris Consult VTOI congres 17 april 2015
Bestuurdersaansprakelijkheid Door drs. Heske van Eyck van Heslinga Associate partner DeNieuweCommissaris Consult VTOI congres 17 april 2015 Mijn achtergrond Associate partner DeNieuweCommissaris Opleiden
Artikel 2:9 BW en de ernstig verwijt -maatstaf bij bestuurdersaansprakelijkheid
ARTIKEL Artikel 2:9 BW en de ernstig verwijt -maatstaf bij bestuurdersaansprakelijkheid Mr. W.A. Westenbroek* 1. Inleiding Ik heb eerder al betoogd dat de ernstig verwijt -maatstaf dient te worden losgelaten
Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.
Annotatie bij HR 27-02-2009, C07/168HR, LJN BG6445 Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. [BW art. 6:162] Een gefailleerde natuurlijke persoon heeft de eigendom
Terug naar de Collegebanken
Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding
Bestuurdersaansprakelijkheid, een pot nat?
J.B. Huizink 1 Inleiding Bij de verdediging van haar proefschrift Aansprakelijkheid van leidinggevenden 1 in de fraaie aula van het Groningse Academiegebouw werd mevr. De Valk geconfronteerd met een interessante
Jurisprudentie Ondernemingsrecht. Adriaan F.M. Dorresteijn september 2015
Jurisprudentie Ondernemingsrecht Adriaan F.M. Dorresteijn september 2015 Onderwerpen 1. Bestuurdersaansprakelijkheid a) Westenbroek/Olden in OR 2015/69/70 b) Rb R dam 26 aug 2015 (kennelijk onbehoorlijk
AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS
AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS ONDERWERPEN PAGINA I. INLEIDING 3 1. Rechtspersonen 3 2. Bestuurders 3 3. Aansprakelijkheid van bestuurders 3 II. INTERNE AANSPRAKELIJKHEID 5 III. EXTERNE AANSPRAKELIJKHEID
Datum 17 december 2015 Beantwoording Kamervragen lid Bashir over bemiddelingskosten bij woningverhuur
> Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Uw kenmerk 2015Z20887
Reactie NautaDutilh. Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel
Reactie NautaDutilh consultatie Wet bestuur en toezicht rechtspersonen Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen NautaDutilh N.V. Marianne de Waard-Preller
C/13/555974 / HA ZA 13-1827 28 oktober 2015 8 oordeel dat met deze uitingen sprake was van misleidende publieke berichtgeving. VEB en de stichting stellen dat door deze uitingen de gedupeerde beleggers
Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen
Inhoud I 1 2 Deel 1 II 3 4 5 6 7 8 9 10 III 11 12 13 14 15 Inleiding Aansprakelijkheidsrecht Het systeem Vestiging Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW) Onrechtmatige daad
Reactie consultatiedocument Voorstel toepasbaarheid Code op one tier boards
Reactie consultatiedocument Voorstel toepasbaarheid Code op one tier boards September 2016 Aan: Monitoring Commissie Corporate Governance Code Van: Loyens & Loeff N.V. 1 Introductie 1.1 In vervolg op het
DE BESTE BESTUURDERS STAAN AAN WAL EN HOE ZIT HET MET CRUIJFF EN AJAX
BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID DE BESTE BESTUURDERS STAAN AAN WAL EN HOE ZIT HET MET CRUIJFF EN AJAX (Lezing aan boord van DFDS Seaways ) Uitgangspunt voor deze inleiding is om een onderwerp aan de orde
Hoe verder met collegiaal bestuur in Nederland?
Hoe verder met collegiaal bestuur in Nederland? Hoe verder met collegiaal bestuur in Nederland? Bestuurstaak, bestuursverantwoordelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid volgens het nieuwe artikel 2:9
Allianz Nederland Schadeverzekering. Bestuurdersaansprakelijkheid
Allianz Nederland Schadeverzekering Bestuurdersaansprakelijkheid Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, kunt u nog zonder? Als bestuurder, commissaris of toezichthouder neemt u dagelijks beslissingen.
Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011
Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit Reglement is opgesteld
College Vertegenwoordiging en. tegenstrijdig belang
College Vertegenwoordiging en tegenstrijdig belang Mr. K. Frielink Universiteit van de Nederlandse Antillen Dinsdag 9 februari 2010 van 19.00-20.30 uur Vertegenwoordiging en tegenstrijdig belang 1. Bestuur
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen
Dit reglement is vastgesteld door de Raad van Toezicht van stichting Bibliotheek Kerkrade e.o. en treedt in de plaats van alle voorgaande reglementen.
Reglement Raad van Bestuur Stichting Bibliotheek Kerkrade e.o. Dit reglement is vastgesteld door de Raad van Toezicht van stichting Bibliotheek Kerkrade e.o. en treedt in de plaats van alle voorgaande
Aansprakelijkheid van rechtspersoon-bestuurders en feitelijk beleidsbepalers
Dit artikel is gepubliceerd in het tijdschrift Juridisch up to Date, september 2008 Aansprakelijkheid van rechtspersoon-bestuurders en feitelijk beleidsbepalers Mr. dr. S. Parijs, CMS Derks Star Busmann
KLOKKENLUIDERS-REGELING. Sif Group
KLOKKENLUIDERS-REGELING Sif Group VOORWOORD Met deze klokkenluidersregeling van Sif Holding N.V., Sif Netherlands B.V. en Sif Property B.V. (hierna: Sif Group) neemt de directie van Sif Group maatregelen
PROVINCIAAL BLAD. maar minder dan maar minder dan maar minder dan
PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Utrecht Nr. 1819 24 april 2017 Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 11 april 2017, nr. 81AB37E1, tot publicatie van de Beleidsregel bestuurlijke
I. Algemeen deel. 1. Doel van het wetsvoorstel
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen
WORKSHOP (BESTUURDERS)AANSPRAKELIJKHEID 30 januari 2019
WORKSHOP (BESTUURDERS)AANSPRAKELIJKHEID 30 januari 2019 Irene Vermeeren-Keijzers - ivermeeren@jonesday.com Gerjanne te Winkel gtewinkel@jonesday.com Niels van Loon - nvanloon@jonesday.com 1 Onderwerpen
Welkom bij de lezing. Gooische Sociëteit Financiële Dienstverlening (GSFD) Verzorgd door Anita Hol-Bubeck
Welkom bij de lezing Gooische Sociëteit Financiële Dienstverlening (GSFD) Verzorgd door Anita Hol-Bubeck Bestuurdersaansprakelijkheid en bijzondere aansprakelijkheid Door: Anita Hol-Bubeck Programma 1.
Directiestatuut N.V. Waterbedrijf Groningen
Directiestatuut N.V. Waterbedrijf Groningen Dit Directiestatuut is op 14 december 2006 ter kennis gebracht aan de algemene vergadering van aandeelhouders en na goedkeuring door de raad van commissarissen
BESTUURSREGLEMENT STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR CONTINUÏTEIT ABN AMRO GROUP
BESTUURSREGLEMENT STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR CONTINUÏTEIT ABN AMRO GROUP Vastgesteld op 9 november 2015 1 TOEPASSELIJKHEID 1.1.1 Dit reglement is van toepassing op een ieder die thans of in de toekomst
De structuurregeling bij de one-tier vennootschap
De structuurregeling bij de one-tier vennootschap M r. T. G. J. M. M e l c h e r s * Een vennootschap die voldoet aan de vereisten voor het verplicht invoeren van de structuurregeling loopt (onder meer)
Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)
Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes
Jurisprudentie contractenrecht
Jurisprudentie contractenrecht W.L. Valk senior raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden senior onderzoeker Radboud Universiteit Programma Twee arresten van de Hoge Raad: HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593
Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten van Stichting Vocallis.
BESTUURSREGLEMENT Vastgesteld door het bestuur op 6 mei 2015. Hoofdstuk I. Algemeen. Artikel 1. Begrippen en terminologie. Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten
De gevolgen van de uitkeringstest voor tussenpersonen
De gevolgen van de uitkeringstest voor tussenpersonen M r. P. v a n d e r V e l d * Inleiding Op dit moment liggen ter behandeling bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal het wetsvoorstel Vereenvoudiging
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij