Overleg dep. onderwijs 1 / 8

Transcriptie

1 Overleg dep. onderwijs 1 / 8 1. Welke garanties zijn er op ondersteuning? Dit lezen we in de brief? Er is misschien een garantie dat je ondersteuning kan aanvragen, er is volgens ons geen garantie dat je dit ook krijgt. Er is geen open-end financiering. Zijn er ook genoeg ondersteuners/expertisemensen? Worden deze allemaal uit het BuO gehaald? Antwoord: Elke ondersteuningsvraag moet opgenomen worden zowel in het geval van type 2, 4, 6 of 7 (auditieve beperking) als in de ondersteuningsnetwerken. In vergelijking met GON (ca begeleidingseenheden) is er met de waarborg de inzet hiervan kwam vandaag maar bij een aantal scholen voor gewoon onderwijs terecht - en met het extra budget een toename van de ondersteuningscapaciteit in het gewoon onderwijs met lestijden/lesuren en uren. Bovendien verlaten we de praktijk van een vast aantal uren per week waardoor ondersteuning soms meer, soms minder kan zijn ngl. de noden. Het gaat in totaal over meer dan voltijdse betrekkingen die ingezet worden voor het ondersteuningsmodel in Ondersteuners zijn personeelsleden die gehecht zullen blijven aan scholen voor buitengewoon onderwijs. Er zullen in vergelijking met het schooljaar , meer dan 300 mensen extra aangeworven moeten worden door scholen voor buitengewoon onderwijs. 2. Voorafname budget gebaseerd op schooljaar => eenheden. Ondersteuning in schooljaar dus gebaseerd op oud model. Gefixeerde eenheden in schril contrast met flexibel en op maat ondersteuning? Wat als de meeste leerlingen nood hebben aan meer ondersteuning? Wat als er meer leerlingen aangemeld worden volgend jaar? Waar komen de middelen dan vandaan? Zorgleerlingen kleine types worden geteld ieder jaar en op basis hiervan worden per schooljaar begeleidingseenheden opgesteld. Weeral: hoe kun je met zekerheid weten hoeveel ondersteuning elke zorgleerling nodig heeft en op basis van dit variabel gegeven een vast budget aan toekennen? Antwoord: De ondersteuningscapaciteit die in beschikbaar is voor type 2, 4, 6 en 7 (auditieve beperking) is gelijk aan deze van het voorbije schooljaar. De voorbije jaren waren de GON-begeleidingseenheden ook bevroren gelet op de daling van het aantal GON-leerlingen. Uitzondering op deze bevriezing zijn de begeleidingseenheden type 2 kleuters. Die zijn nog bijkomend toegekend door de paritaire commissies op het moment van de verdeling van omkadering over ondersteuningsnetwerken en scholen buitengewoon onderwijs. Ook hier is de inzet flexibel en niet meer een vast aantal uren per week wat bij GON voor type 4, 6 en 7 samenhing met de kwalificatie matige of ernstige handicap vanuit medisch oogpunt. Het is niet omdat van een vast budget wordt vertrokken dat er niet flexibel en op maat kan gewerkt worden. Indien er meer leerlingen zijn of leerlingen meer ondersteuning nodig hebben, zal dit binnen de vastgelegde begeleidingscapaciteit moeten opgevangen worden. Naar de volgende schooljaren toe zal het pakket begeleidingseenheden voor 2, 4, 6 en 7 (auditieve beperking) verhoudingsgewijs mee evolueren met de leerlingenaantallen. Dit is dan wel een open end benadering binnen een globaal beschikbaar budget voor het ondersteuningsmodel. Voor omkadering van scholen wordt eenzelfde werkwijze gehanteerd: tellen in het voorafgaande schooljaar zodat de beschikbare omkadering tijdig gekend is. Die omkadering wordt in het lopende schooljaar dan aangewend voor een leerlingenpopulatie die niet meer dezelfde is dan deze waarop ze berekend werd. Daalt het aantal leerlingen dan is er meer ruimte, stijgt het aantal leerlingen dan moet men creatiever omgaan met de beschikbare middelen.

2 Overleg dep. onderwijs 2 / 8 3. Is er een bepaalde controle op conformiteit van ondersteuning en een bepaald werkkader om ondersteuningshoeveelheden te bepalen? Krijgt een leerling met dezelfde problematiek dezelfde ondersteuning in verschillende netwerken? Is de ondersteuning herzienbaar ten allen tijde: als akkoord wordt gegaan met afbouw, maar als er toch terug nood zou zijn in de toekomst, welke procedure moet dan gevolgd worden en is er een garantie op voortgezette ondersteuning (verlies je je plaats in de wachtrij niet?) Antwoord: Het bepalen van de ondersteuningsvragen en de afstemming daarop vanuit scholen buitengewoon onderwijs is een zaak van de direct betrokken actoren: de school voor gewoon onderwijs, ouders en leerling, CLB en school buitengewoon onderwijs. Het GON model ging er van uit dat leerlingen met eenzelfde problematiek (voor een aantal types gebaseerd op de medische ernst van de handicap) ook dezelfde hoeveelheid ondersteuning moesten krijgen. Dat wordt nu net losgelaten om beter op de noden van leerlingen en leerkrachten in te spelen. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen beperking is op de hoeveelheid, intensiteit, duur van ondersteuning. Binnen de beschikbare ruimte die scholen hebben zal men met de ondersteuningsvragen van scholen gewoon onderwijs aan de slag moeten. Flexibele aanwending houdt in dat hoeveelheid, intensiteit en duur kunnen variëren. Ondersteuning moet herzien kunnen worden. Binnen de GON en de waarborgregeling werd er door sommige scholen voor buitengewoon onderwijs al op deze manier gewerkt wat tot efficiëntiewinsten kan leiden. Omdat elke ondersteuningsvraag opgenomen moet worden, is er geen sprake van wachtrijen. 4. Is er een controle over hoe de ondersteuningsnetwerken worden opgezet? Wordt erover gewaakt dat er geen 2 dezelfde netwerken zeer dicht bij elkaar worden opgezet van verschillende netten? Antwoord: De ondersteuningsnetwerken zijn intussen gevormd. De samenstelling is te vinden op: Het decreet voorziet in een monitoring en evaluatie van het ondersteuningsmodel (artikel II.14 voegt artikel 172 quinquies in het decreet basisonderwijs is. 9 en 10 gaan over de monitoring en evaluatie. De codex secundair onderwijs bevat hetzelfde artikel). 5. Is er een controle over de budgetten onderling tussen de netwerken? Zal ieder netwerk naar verhouding genoeg middelen hebben om de ondersteuning te organiseren? Grote netwerken zullen veel geld genereren (70/30 regeling), maar misschien minder ondersteuning moeten bieden en dus geld over hebben? Krijgen de zorgleerlingen dan meer ondersteuning? Erger omgekeerd: kleine netwerken met minder middelen maar meer zorgleerlingen: minder ondersteuning per zorgleerling? Antwoord: Dit zal een punt van opvolging zijn omdat het 70/30 verdelingsmechanisme voorwerp uitmaakt van evaluatie. 6. Veel kinderen willen hun vertrouwde GON als ondersteuner. In vele gevallen is deze niet van hetzelfde ondersteuningsnetwerk en leidt dit tot kleine en grote drama s. De mogelijkheid bestaat echter om deze GON toch nog terug te krijgen als uren worden overgedragen tussen netwerken? Wordt dit aangemoedigd en voldoende gecommuniceerd

3 Overleg dep. onderwijs 3 / 8 naar de scholen? We horen het verhaal over GON-begeleidster die niet mag in een ander ondersteuningsnetwerk haar kinderen ondersteunen, alhoewel binnen dezelfde koepel (GO). Antwoord: Hiervoor verwijzen we naar de resolutie die op 5 juli in het Vlaams Parlement werd aangenomen Binnen de stuurgroep ondersteuningsmodel waar de onderwijskoepels en vakbonden vertegenwoordigd zijn, werd deze resolutie besproken. Het is aan de onderwijsverstrekkers om duidelijkheid te creëren naar ouders. 7. Hoe kun je aan de ene kant beloven aan ouders dat ze mee mogen kiezen (voor de kleine types) welke BuO school betrokken wordt, en aan de andere kant een efficiënte inzet en weinig versnippering van scholen verlangen? Antwoord: Beide hoeven mekaar niet in de weg te staan. Er kan binnen de scholen toch bekeken worden of het aantal scholen waar mee wordt samengewerkt, niet kan verminderd worden? 8. Hoe weet een ouder waar hij juist terecht moet met vragen omtrent ondersteuning van zijn kind als hij geen weet heeft van typering? Voor kleine types moeten de gewone scholen en CLB antwoorden en voor de andere types kan het ondersteuningsnetwerk ingeschakeld worden via het laagdrempelig aanspreekpunt. Niet logisch en verwarrend. Wat is een laagdrempelig aanspreekpunt? Een netwerk kan een grote regio omvatten, een aanspreekpunt 20 km van de woonplaats is niet laagdrempelig. Is dit aanspreekpunt voor info of voor praktische vragen over lopende ondersteuning? Is er mogelijkheid tot rechtstreeks contact met ondersteuner? Antwoord: Het punt van de typering is niet duidelijk. Wanneer voor een leerling een gemotiveerd verslag of verslag is afgeleverd moeten ouders op de hoogte zijn (ze zijn de eigenaars van de documenten die ze bij inschrijving bezorgen aan de school). De ondersteuningsnetwerken zullen de aanspreekpunten voor ouders uiterlijk op 20 augustus 2017 moeten bekend maken (cf. de resolutie). Uiteraard blijven de school waar het kind is ingeschreven en het begeleidend CLB de eerste gesprekspartners. Het voorzien van verschillende aanspreekpunten kan ook verwarrend werken. Als voldoende communicatiemogelijkheden voorzien worden (telefoon, mail ) hoeft afstand geen probleem te vormen. 9. Hoe wordt brandstof, logistieke ondersteuning (bvb. aanspreekpunt, stuurgroep, coordinator), bijscholing van ondersteuners (coaching) gefinancierd? Allemaal door middelen voor ondersteuningsnetwerk of moeten ankerscholen/ondersteuners dit zelf ophoesten (zeker bij kleine types met rugzak: kun je daar middelen uithalen voor de logistieke werking van BuO scholen voor coordinatie van alle ondersteuningsvragen)? Antwoord: Wat werkingsmiddelen betreft zal er volgend schooljaar een nieuw financieringsmechanisme uitgewerkt worden dat in de plaats komt van de integratietoelagen en de middelen die nu voorzien worden voor scholen buitengewoon onderwijs actief in de waarborgregeling. Voor coördinatie bestaat de mogelijkheid om middelen van de ondersteuningsnetwerken daarvoor aan te wenden indien de lokale onderhandelingscomité s van de betrokken scholen daarmee instemmen (in gon werden ook begeleidingseenheden aangewend voor coördinatie). De doelstelling blijft om zoveel mogelijk middelen in te zetten voor

4 Overleg dep. onderwijs 4 / 8 effectieve begeleiding en ondersteuning tot op de klasvloer. De overheid heeft met de competentiebegeleiders en met de prioritaire nascholing de voorbije jaren al ingezet op ondersteuning en professionalisering. Scholen krijgen zelf ook middelen voor nascholing en de pedagogische begeleidingsdiensten hebben ook een taak op dit vlak. 10. Hoe vertaalt ondersteuning zich voor bvb. type 4, 6, 7? Kunnen met het budget hulpmiddelen aangekocht worden (bvb. computersoftware)? Kunnen scholen zich ergens wenden om budget te krijgen om rolstoeltoegankelijk te worden? Is er budget voor verzorgingsruimtes/aangepaste toiletten? Antwoord: De middelen die toegekend worden betreffen personeelsmiddelen (lestijden, lesuren en uren). Het systeem van speciale onderwijsleermiddelen blijft apart bestaan. Toegankelijkheidskwesties moeten binnen de context van bouw- en verbouwdossiers aangepakt worden. 11. Om ondersteuning te krijgen als type basisaanbod met gemotiveerd verslag moet je eerst 9 maanden BuO gedaan hebben. Hoe gaat dit praktisch? Een kind wordt aangemeld in oktober, krijgt een verslag in december en moet dan het schooljaar erop in BuO? Moet het dan eerst nog een jaar ploeteren in het gewoon onderwijs? Antwoord: De voorwaarde van 9 maanden buitengewoon onderwijs is verbonden met de opmaak van een gemotiveerd verslag. Dit betekent dat een school voor gewoon onderwijs pas ondersteuning kan krijgen voor leerlingen met een gemotiveerd verslag type basisaanbod als die leerling het schooljaar voordien in het buitengewoon onderwijs school heeft gelopen. Scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen met een verslag type basisaanbod die een IAC (nvdr: individueel aangepast curriculum, dus leerlingen met een verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs) volgen, kunnen ondersteuning vragen binnen het ondersteuningsnetwerk waartoe ze behoren wanneer er een ondersteuningsnood is, ook zonder dat de leerlingen eerst onmiddellijk voorafgaand 9 maanden buitengewoon onderwijs moeten hebben gevolgd (cf. lijst van veel gestelde vragen bij de omzendbrief ondersteuningsmodel: ). Een kind dat een verslag krijgt kan, als de ouders dat willen, onmiddellijk overgaan naar het buitengewoon onderwijs. Dat kinderen moeten ploeteren in het gewoon onderwijs is een foutieve beeldvorming. 12. Er zijn hoge verwachtingen bij de ouders. Maar er is ook een prioriteitenlijst gepubliceerd geweest. Is deze nog van toepassing? Zo ja, maak dit kenbaar aub. Waar is type 9 in deze lijst? 4.1 Leerlingen met een inschrijvingsverslag of (gemotiveerd) verslag type 4, 6 en 7 (matig en ernstig) die voldoen aan de in het M-decreet ingeschreven criteria voor deze types en die ook nog recht hebben op en nood hebben aan ondersteuning. Hiermee worden de kleinere types van ondersteuning verzekerd; 4.2 Reeds gekende ion-leerlingen met een inschrijvingsverslag of verslag type 2 die in worden ondersteund (lager en secundair) en voor zover ze nog recht hebben op en nood hebben aan ondersteuning; 4.3 Leerlingen met een gemotiveerd verslag type 3 voor zover ze nog recht hebben op en nood hebben aan ondersteuning;

5 Overleg dep. onderwijs 5 / Nieuwe leerlingen met een gemotiveerd verslag type 4, 6 en 7 die voldoen aan de in het M-decreet ingeschreven criteria voor deze types en die recht hebben op en nood hebben aan ondersteuning; 4.5 Nieuwe leerlingen met een inschrijvingsverslag of verslag type 2 voor zover ze nood hebben aan ondersteuning. Antwoord: Deze prioritering is in de regelgeving niet weerhouden. Elke ondersteuningsvraag moet opgenomen worden. De aard en intensiteit van de ondersteuning wordt in onderling overleg met alle betrokkenen verder bepaald, rekening houdend met de beschikbare begeleidingscapaciteit in de scholen voor buitengewoon onderwijs. 13. Wat gebeurt er bij wachtlijsten? Is er een plan B? Zal het CLB niet overbevraagd worden? Wat als de zorgnood acuut is? Antwoord: Elke ondersteuningsvraag moet opgenomen worden, we gaan niet uit van wachtlijsten. Op dit moment is het niet in te schatten in welke mate CLB s meer bevraagd zullen worden dan vandaag. 14. Waar blijven de middelen voor een gedegen basis en verhoogde zorg? Niet enkel GOK aub. de overheid registreert het budget dat in het SO aan interne llnbegeleiding wordt besteed, niet! => cfr. nota minister, financieringsstromen (afbeelding in bijlage). Welke middelen/extra omkadering wordt voorzien voor het veranderen van DNA van scholen? Extra overleg = extra taaklast voor leerkrachten en directies. Antwoord: Werken aan basiszorg en verhoogde zorg moet ook gebeuren met de reguliere middelen. Het uitbouwen van een zorgcontinuüm behoort tot de verantwoordelijkheid van elke school. Naast de reguliere middelen zijn er de middelen voor zorg, GOK, CLB en PBD, nascholingsmidddelen In het budgettair overzicht ontbreken nog de middelen die geïnvesteerd worden in buitengewoon onderwijs en die via de waarborgregeling ook ter beschikking kunnen komen voor ondersteuning van gewoon onderwijs wanneer de scholen voor gewoon onderwijs leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zelf blijven opvangen. Zo komen we aan een ruim budget dat binnen de onderwijsbegroting ingezet wordt voor zorg en ondersteuning van leerlingen, leraren en teams. 15. Er is geen attest meer nodig om ondersteuning te krijgen? Maar toch moet een zorgleerling een bepaald type krijgen. Acht men het CLB hier bekwaam voor? Zijn er voldoende arts-specialisten in het multidisciplinair team van het CLB? Kan het CLB een medische diagnose stellen? Op welke basis wordt een leerling in een type ondergebracht? Antwoord: Dit is alleen van toepassing voor leerlingen met gedrags- en emotionele problemen, mits voldaan is aan een reeks andere voorwaarden. Over de multidisciplinaire diagnostiek in toepassing van het M-decreet zijn met de CLB-sector afspraken gemaakt. Voor bepaalde diagnoses kunnen de CLB s geen eindbeslissing nemen en zijn ze afhankelijk van onderwijsexterne diagnostische centra (bv. voor type 3, ASS). Punt voor verder overleg is of we de medische diagnose als voorwaarde voor ondersteuning meer los kunnen laten in de toekomst. Binnen de handelingsgerichte diagnostiek zullen CLB s wel het ICF-kader hanteren. De CLB-sector is hier zelf voorstander van.

6 Overleg dep. onderwijs 6 / Hoe wordt medicatiebeleid in scholen geregeld? Dit zou veranderen volgend jaar? Leerkrachten mogen geen medicatie meer geven? Wat met kinderen die dan rilatine en dergelijke moeten krijgen? Antwoord: Op een parlementaire vraag over medische handelingen op school van 6 april 2017 heeft de minister het volgende geantwoord: In november 2016 werd aan de ministers van onderwijs van de drie gemeenschappen het protocol voor akkoord voorgelegd. Het ontwerpprotocol werd eind november 2016 eerst door mezelf goedgekeurd en begin januari 2017 door de bevoegde minister van de Duitstalige gemeenschap. Bij akkoord van de bevoegde Franstalige minister, kan het ontwerpprotocol ter goedkeuring voorgelegd worden aan de federale minister bevoegd voor Volksgezondheid, mevrouw De Block. Zodra het ontwerpprotocol definitief goedgekeurd is, zal er hierover via de verschillende traditionele onderwijskanalen gecommuniceerd worden. 17. Wat is de impact op de buitengewoon onderwijs scholen en hun kinderen? Wat als er te weinig kinderen overblijven in een buitengewone school om nog leefbaar te blijven? Hoe komt het dat er BuO school moet sluiten? Zijn er minimumbudgetten voorzien voor BuO? We merken dat er grotere klassen ontstaan en types bij elkaar moeten gezet worden. Dit kan niet de bedoeling zijn! Wat is de langetermijnvisie van de regering? Wat is ze op lange termijn van plan met het buitengewoon onderwijs en de kinderen met zware zorgnoden? Wil ze het BuO laten doodbloeden? Zal ze de VN volgen dat stelt dat er geen apart onderwijssysteem mag bestaan voor kinderen met een beperking? We blijven ijveren voor de keuze van een kwalitatief buitengewoon onderwijs met inspraak van ouders en kinderen. In een gewone onderwijssetting kan nooit dezelfde ondersteuning geboden worden als in het buitengewoon onderwijs zoals het nu is. Zeker voor leerlingen met bepaalde zorgnoden is dit onderwijs onmisbaar. Antwoord: Er is een datawarehouse in ontwikkeling om de impact op leerlingen, personeelsleden en scholen op te volgen. Momenteel is er vooral een effect qua daling van leerlingenaantallen in buitengewoon onderwijs voor het niveau basisonderwijs, veel minder op niveau van het secundair onderwijs. In het secundair onderwijs kunnen er op individueel schoolniveau wel effecten zijn (bv. in opleidingsvorm 3, type basisaanbod (type 1 in afbouw)). Er zijn nog geen scholen gesloten als gevolg van het M-decreet. Scholen kunnen ook fusioneren indien ze niet meer als zelfstandige school kunnen blijven bestaan. Er zijn momenteel geen minimumbudgetten voorzien. Scholen krijgen omkadering (lestijden, lesuren, uren en werkingsbudget op basis van het aantal leerlingen per type. Met dat pakket kunnen ze leerlingengroepen vormen. In een nota over het ondersteuningsmodel heeft de Vlaamse Regering zich gepositioneerd ten aanzien van het VN-Verdrag en de verduidelijking die het VN-Comité recent heeft gegeven in een general comment bij artikel 24 van het verdrag, nl. dat alle landen die het verdrag ratificeerden op termijn naar een volledig inclusief onderwijssysteem moeten evolueren. De VN vindt dat alle leerlingen met een beperking (van welke aard ook) naar dezelfde school moeten kunnen gaan als de school waar leerlingen zonder beperking terecht kunnen. De Vlaamse Regering heeft in haar nota benadrukt dat ze het belang van het kind wil centraal stellen. Dat betekent dat er een recht op inclusie geldt, maar geen plicht. Voor sommige kinderen zal onderwijs in een gespecialiseerde setting het recht op onderwijs het best dienen. De Vlaamse regering kiest er dan ook voor om tegelijkertijd de inclusiegedachte

7 Overleg dep. onderwijs 7 / 8 te versterken door de ondersteuning in het gewoon onderwijs beter te regelen en te waarborgen, en anderzijds de kwaliteit van het onderwijsvoor niet-inclusieleerlingen (sic) niet in het gedrang te laten komen en te versterken.

8 Overleg dep. onderwijs 8 / 8