en de IJssel in Gelderland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "en de IJssel in Gelderland"

Transcriptie

1 r De Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel in Gelderland Een onderzoek naar het voorkomen van de Kamsalamander en de ontwikkeling van een bschermingsplan voor behoud, herstel en uitbreiding van leef gebieden B. Crombaghs, J. Hobroken, R Qeemes, F. Oftburg en R. Snep BGGPKO9 Z /.. RAVON Vt(U Landhap + Opdrachtgever: Provincie Gelderland Afdeling Landelijk Gebied

2 r.

3 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel Een onderzoek naar het voorkomen van de Kamsalamander en de ontwikkeling van een beschermingsplan voor behoud, herstel en uitbreiding van leefgebieden B. Crombaghs, J. Habraken, R. Creemers, F. Ottburg & R. Snep Limes Divergens Adviesbureau voor Natuur & Landschap Toernooiveld 22, 6525 EC Nijmegen (24) Nijmegen, december 996. Trefwoorden: Kamsalamander, WCLgebied Veluwe, lisseldal Opdrachtgever: Provincie Gelderland, afdeling landelijk gebied LIMES DIVERGENS Adviesbureau voor Natuur & Landschap & Provincie Gelderland Gegevens uit dit rapport mogen uitsluitend met bronvermelding worden overgenomen.

4

5 Inhoudsopgave INLEIDING. Algemeen Leeswijzer GEBIEDSBESCHRIJVING 2. Gebiedsbegrenzing Geologie, water en bodem MATERIALEN EN METHODE 3. Amfibieën Beschrijving oppervlaktewateren Kwaliteitsbeoordeling waterbiotopen Fotografie Planvorming RESULTATEN 4. De onderzochte wateren; ligging en typologie Voorkomen amfibieën, aantal soorten per water en soortscombinaties Reproductie Het voorkomen van vis Kwaliteitsbeoordeling als voortplantingsplaats voor amfibieën De verspreiding per soort De Kleine watersalamander Triturus vu/gans De Bruine kikker Rana temporaria De Heikikker Rana arvalis Het Groene kikker complex Rana synklepton esculenta De Poelkikker Rana lessonae De Gewone pad Bufo bzfo De Rugstreeppad Bufo calamita De Kamsalamander Triluru.s cristatus CONCLUSIE & PLANVORMING 5. De inventarisatie in 996, vergelijking en discussie Kwaliteit van de leefgebieden van de Kamsalamander Toekomstperspectief voor de Kamsalamander Inleiding De metapopulatiestructuur, de theorie De invulling in het plangebied, de geselecteerde kerngebieden Bespreking per kerngebied Plan van aanpak en prioriteitsstelling Monitoring COLOFON LITERATUUR BIJLAGEN Onderzochte wateren in het Iisseldal in Wateren in het IJssedal waar het voorkomen van de Kamsalamander werd vastgesteld 3 Beoordeling van de kansrijke wateren aan de hand van 9 parameters 4 Monitoringformulier 4a Totaaloverzicht gegevens onderzochte poelen in 996

6 r

7 Samenvatting In 996 werd in de overgangszone van de Veluwe naar de IJssel, tussen Arnhem en Hattem, een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van amfibieën met bijzondere aandacht voor de Kamsalamander. Het gebied maakt deel uit van één van de tien regio's in Nederland die als WCLgebied (Waardevol Cultuur Landschap) zijn aangewezen. WCLgebieden herbergen belangrijke cultuur en landschapswaarden en hebben een grote cultuurhistorische betekenis. Ze worden gekenmerkt door een sterke verweving van onder meer landbouw, natuur, bosbouw en landschap (Structuurschema Groene Ruimte, 992). In 995 was reeds een groot deel van het IJsseldal tussen Rheden en Zwolle onderzocht op het voorkomen van de Knoflookpad (Creemers & Crombaghs, 995). Bij dit onderzoek werden ook nieuwe vindplaatsen van de Kamsalamander ontdekt, en werd het voorkomen van de soort op een aantal historische vindplaatsen bevestigd. De Kamsalamander wordt in Nederland als kwetsbaar beschouwd. Omdat het gebied tussen de Veluwe en de IJssel als één van de zwaartepunten in de verspreiding van de soort in Nederland geldt, was het verkrijgen van een actueel gebiedsdekkend verspreidingsbeeld en de ontwikkeling van een ecologische structuur voor de Kamsalamander gewenst. Hiertoe werd het laatste witte gebied, de overgangszone van de Veluwe, in 996 onderzocht en werd samen met het onderzoek van Creemers en Crombaghs (995) en aanvullende gegevens uit de archieven van RAVON Gelderland en het Samenwerkingsverband OostVeluwe een verspreidingsbeeld samengesteld. Dit vormde de basis voor de ontwikkeling van een ecologische structuur voor de Kamsalamander. In 996 zijn 9 wateren onderzocht op het voorkomen van amfibieën. In het onderzoeksgebied komen acht amfibiesoorten voor, die op grond van het aantal vindplaatsen, onder te verdelen zijn in vier algemene, thans niet bedreigde soorten (Kleine watersalamander, Gewone pad, Middelste Groene kikker en Bruine kikker), en vier zeldzame en/of kwetsbare soorten (Kamsalamander, Rugstreeppad, Poelkikker en Heikikker). Het voorkomen van één of meer amfibiesoorten werd in 74 wateren (38.7 % van het aantal onderzochte wateren) vastgesteld, terwijl in 5 wateren (26.7 %) ook voortplanting plaats vond. Het aantal soorten per water varieerde van (n35), tot maximaal 6 soorten (n). Bij het onderzoek ging speciale aandacht uit naar leefgebieden van de (in Nederland kwetsbare) Kamsalamander Triturus cristatus. Slechts in 4 wateren, dit is 2, % van het aantal onderzochte wateren, werd het voorkomen van de Kamsalamander vastgesteld. Aan 63 wateren, waar de soort tijdens de eerste onderzoeksronde niet werd gevonden, maar waar het voorkomen niet geheel uitgesloten was, werd een tweede bezoek gebracht waarbij speciaal naar larven werd gezocht. Dit leverde echter geen nieuwe vindplaatsen op. In vergelijking met aangrenzende leefgebieden is het aantal vindplaatsen laag. In het aangrenzende IJsseldal ligt het aantal vindplaatsen van de Kamsalamander maar liefst een factor 9 hoger, de soort werd hier in 53 van de 335 onderzochte wateren (5,8 %) aangetroffen. De kwaliteit van de wateren in het onderzochte deel van het WCLgebied als voortplantingsplaats voor de Kamsalamander is over het algemeen slecht. Op basis van de onderzoeksresultaten worden, vooral wat betreft de voortplantingswateren, knelpunten gesignaleerd, die geleid hebben tot de huidige situatie. Bij het uitblijven van biotoop verbeterende maatregelen en aanleg van extra voortplantingsplaatsen bestaat het risico dat ook de laatste vindplaatsen uiteindelijk zullen verdwijnen.

8 In dit rapport wordt een voorstel uitgewerkt voor de ontwikkeling van een ecologische structuur voor de Kamsalamander, die moet leiden tot behoud en uitbreiding van Leefgebieden van de soorten in het gebied tussen de Veluwe en de IJssel. In totaal werden er 59 vindplaatsen van de soort, verdeeld over 46 kinbokken bekend. Ze vormden de basis voor het ontwerp van de ecologische structuur. De Kamsalamander is een soort die, in vergelijking met andere amfibiesoorten, hoge eisen stelt aan de kwaliteit van het water en landbiotoop. Maatregelen tot behoud en uitbreiding van de leefgebieden van de Kamsalamander zijn alleen zinvol als ze betrekking hebben op beide deelbiotopen. Daarom wordt in dit rapport in plaats van water en landbiotoop van zogenaamde basisbiotopen gesproken, waannee de noodzakelijke combinatie van beide deelbiotopen wordt bedoeld. Deze basisbiotopen dienen aan een aantal ecologische randvoorwaarden te voldoen die in het rapport nader worden omschreven. In totaal zijn in het hele gebied kerngebieden aangewezen. Het zijn gebieden met een oppervlak van 3 tot km'. In alle gebieden komt de soort nog steeds voor. Door middel van beheer van lijnvormige landschapsstructuren, zoals houtwallen, bosstroken en beekdalen, 'hier verbindingszones' genoemd, dienen de kerngebieden aaneengesloten te worden. Genoemde landschapselementen, zijn kenmerkend voor de oude cultuurlandschappen. Door hun fijnmazige dooradering van het (cultuur)landschap vormen ze in combinatie met de kerngebieden het raamwerk voor de ontwikkeling van een metapopulatiestructuur voor de Kamsalamander. De kerngebieden worden apart besproken en lokale knelpunten worden geanalyseerd. Voor de realisatie van de ecologische structuur is de aanleg/herstel van 8 tot 2 basisbiotopen per kerngebied, en om de 3 meter in verbindingszones, gewenst. Bij de ontwikkeling van de ecologische structuur heeft het herstel van de nu nog aanwezige maar slecht functionerende leefgebieden van de Kamsalamander de hoogste prioriteit. In sommige gebieden dient al op korte termijn actie te worden ondernomen om het voortbestaan van de soort veilig te stellen. Een verdere afname van het aantal leefgebieden betekent een verdere aantasting van de te realiseren ecologische structuur. In de meeste situaties vormt het gebrek aan geschikt voortplantingswater het grootste knelpunt, soms is (ook) de ontwikkeling van landbiotoop gewenst. Tevens dient hier te worden vermeld dat leefgebieden die geschikt zijn voor de Kamsalamander ook in aanmerking komen als leefgebied voor andere flora en fauna. Het herstelplan voor de Kamsalamander is dan ook zeker geen soortbeschermingsplan, maar veel meer een 'soortengroepbeschermingsplan' waar tal van flora en faunaelementen, die in kleine geïsoleerde wateren een geschikt leefgebied vinden, van zullen profiteren. Een andere bedreigde amfibiesoort waarvoor het plangebied een belangrijk zwaartepunt in de verspreiding in Nederland vormt is de Knoflookpad Pelobatesfuscus. De soort komt vaak in combinatie met de Kamsalamander voor. Bij het vaststellen van de kerngebieden is met de verspreiding van de Knoflookpad rekening gehouden en kunnen voor beide soorten nieuwe levensmogelijkheden ontstaan. Ter afsluiting dient te worden vermeld dat bij aanleg of herstel van basisbiotopen onderzocht moet worden of de te verrichten werkzaamheden niet ten koste gaan van andere, minstens zo bedreigde faunagroepen of landschappelijke, cultuurhistorische of bodemkundige waarden.

9 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 5 Inleiding. Algemeen In 996 is door het Adviesbureau Linies Divergens in opdracht van provincie Gelderland, afdeling Landelijk Gebied te Arnhem, een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van amfibieën in wateren in het westelijk deel van het IJsseldal. Het accent van het onderzoek lag op het voorkomen van de Kamsalamander Triturus cristatus, een soort van de Rode Lijst. Het onderzoeksgebied maakt deel uit van het Waardevol Cultuur Landschap Veluwe (SOR, 992). WCLgebieden worden gekenmerkt door een sterke verweving van landbouw, natuur, recreatie, toerisme, bosbouw en landschap. In aansluiting op de aanwezige waarden, dienen hier maatregelen te worden genomen om onder meer de ecologische en landschappelijke structuur te versterken en te ontwikkelen. De land en bosbouw hebben als dragers van veel van de genoemde waarden een speciale positie in deze gebieden. Door herstructurering dient hun functie als beheerder van natuur en landschap te worden versterkt. Het voorkomen van de Kamsalamander is kenmerkend voor kleinschalige cultuurlandschappen met een hoge natuurwaarde. Voor toetsing van de waarde van WCLgebieden is het daarom een belangrijke indicatorsoort. In dat kader is het onderzoek naar de huidige verspreiding van de Kamsalamander in het WCLgebied Veluwe opgestart. Het onderzoek vormt een aanvulling op het onderzoek van Creemers en Crombaghs (995), waarin een duidelijk beeld ontstond van het recente voorkomen van de Kamsalamander in het IJsseldal. De beide onderzoeken, aangevuld met verspreidingsgegevens van RAVONGelderland en het Samenwerkingsorgaan Oost Veluwe ontstaat een vrijwel dekkend beeld van de verspreiding van de Kamsalamander in het gebied tussen de Veluwe en de IJssel, tussen Arnhem en Zwolle. De verspreidingsgegevens vormden de basis voor de ontwikkeling van een beschermingsplan..2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de begrenzing van het onderzoeksgebied in beeld gebracht, gevolgd door een korte landschappelijke beschrijving. Ook de begrenzing van het onderzoeksgebied van Creemers & Crombaghs wordt hier aangegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de onderzoeksmethode en de beschrijving en kwaliteitsbeoordeling van de wateren. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek in 996 besproken. Het hoofdstuk besluit met een bespreking van de verspreiding per amfibiesoort. In hoofdstuk 5 worden de conclusies van het onderzoek, de geselecteerde kerngebieden en het beschermingsplan tot behoud en herstel van leefgebieden van de Kamsalamander gepresenteerd.

10 Het onderzoek in 996, gebiedsbeschrijving 6 2 Gebiedsbeschrijving 2. Gebiedsgrenzing Het onderzoeksgebied is gelegen in de provincie Gelderland ten oosten van de Veluwe en ten westen van de rivier de IJssel. Het gebied valt binnen de begrenzing van het WCLgebied Veluwe. Figuur geeft een overzicht van de begrenzing van het onderzoeksgebied alsmede de begrenzing van het WCLgebied Veluwe (Structuurschema Groene ruimte, 992). Globaal wordt de westelijke begrenzing gevormd door de stuwwal. De noordelijke en zuidelijke grens van het gebied worden min of meer bepaald door de lijn RhedenDoesburg respectievelijk HattemZwolle. Naast het Apeldoornsch Kanaal doorsnijden onder andere de Al, de A5 en enkele provinciale wegen, zoals de N344 het onderzoeksgebied (figuur ).Omdat bij de ontwikkeling van een metapopulatiestructuur voor de Kamsalamander ook de verspreidingsgegevens van het onderzoek van Creemers & Crombaghs (995) worden betrokken is ook de begrenzing hiervan in figuur weergegeven. 2.2 Geologie, water en bodem In het onderzoeksgebied zijn in de landschappelijke opbouw 3 hoofdtypen te onderscheiden; het stuwwallenlandschap, het dekzandlandschap en het rivierenlandschap. De verschillende bodemtypen die hierbij onderscheiden kunnen worden zijn respectievelijk de grofzandige bodems, de fijnzandige lemige bodems en de jonge rivierkleigronden. Het stuwwallenlandschap van de Veluwe bestaat uit grove voedselarme zanden, die door het landijs zijn opgestuwd. De hoogte van de stuwwallen wisselt sterk en varieert van 2 tot meter boven NAP. Het grondwater bevindt zich diep onder het bodemoppervlak, maar regelmatig is er sprake van schijngrondwaterspiegels. Het regenwater stagneert op dergelijk plaatsen door waterondoorlatende lagen, bestaande uit een oerbank, een glitterbank of een leembank. De meeste vennen op het stuwwallenlandschap behoren tot de zwak gebufferde zure vennen op pleistocene zandgronden en zijn erg gevoelig voor verzuring. Daarnaast treffen we hier veel wateren aan van antropogene oorsprong, zoals wilddrinkplaatsen en bos en tuinvijvers. let dekzandlandschap vormt de overgangszone tussen het stuwwallenlandschap en het rivierenlandschap. De bodem bestaat overwegend uit niet opgestuwd fijnkorrelig lemig dekzand. Door kwel van de stuwwal komen plaatselijk hoge waterstanden voor. Karakteristiek voor het dekzandlandschap is de afwisseling van landgoederen, boscomplexen, akkers en graslanden in een kleinschalig ingericht cultuurlandschap. Dit landschapstype wordt vooral aangetroffen in het gebied tussen Dieren, Apeldoorn, Twello en Brummen. De bodem bestaat hier voornamelijk uit enkeerdgronden, doorsneden door beekafzettingen (beekeerdgronden). De wateren die hier aangetroffen worden zijn met name poelen, tuinvijvers, parkachtige grachten en vijverpartijen. Het gebied heeft een redelijk intensief agrarisch gebruik. Alleen op de overgang naar de stuwwal liggen nog redelijke oppervlakten aan bos.

11 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 7 let rivierenlandschap tenslotte is ontstaan onder invloed van de IJssel en bestaat voornamelijk uit jonge klei en zandafzettingen. Op grond van de verschillen in de afwatering als gevolg van de bedijking kan onderscheid worden gemaakt tussen de uiterwaarden en de binnendijkse gebieden. De grondwaterstand in de uiterwaarden wordt voornamelijk bepaald door de waterstanden in de IJssel. Parallel aan de winterdijken van de IJssel lopen de voormalige stroomruggen, met hierachter de komgronden, die bestaan uit zware klei (de komklei). Het grondgebruik in de binnendijkse gebieden is intensief met een strakke rechtlijnige verkaveling. In de uiterwaarden is het agrarisch gebruik veelal minder intensief dan in de broekgebieden en is er doorgaans meer ruimte voor ruige natuur. Het grootste deel van de uiterwaarden is in gebruik als grasland. In de uiterwaarden zijn strangen, kolken, kleiputten en sloten de belangrijkste watertypen. Van nature zijn alle wateren in het rivierlandschap matig voedselrijk. Door de intensievering van de landbouw is deze voedselrijkdom de laatste decennia alleen nog maar toegenomen. Zowel in 995 als in 996 beperkte het onderzoek zich tot de kleine niet lijnvormige oppervlaktewateren. Voor veel amfibiesoorten vormen deze wateren in potentie een geschikte voortplantingsplaats. ¼ Foto: Vennen zijn karakteristiek voor het stuwwallenlandschap. Hel grondwater bevindt zich diep onder het bodemoppervlak Waar sprake is van schijngrondwaterspiegels (door een oerbank of een leembank) kunnen vennen ontstaan. De zwak gebufferde zure vennen zijn erg gevoelig voor verzuring.

12 Legenda JP IJssel Doorgaande wegen Spoorwegen Winterdijk Begrenzing onderzoeksgebied Woonkernen 48 Amersfoortcoördinaat _. cnn iiii INEMEN _Î9' INEMEN ]Roman S' '.m IU9! u.fl IuÏ. Yi Esa mumu om 2 ma EEW rhhuhhh. RUIUUUUL v RkUII!!!LI.UVI LIRUI 9 ' " ' ' " 95_'L Onderzoekcbicd 996 Westelijk deel van het onderzoeksgebied uit 995 (Creemers & Crombagha, 995) Het onderzoek in 996, gebiedsbeschrijving 8 Figuur. Ligging van de onderzoeksgebieden in 996 (grijs) en in 995 (geblokt) ten westen van de IJssel. Het gebied loopt van Rheden tot aan Zwolle. Incidenteel werden in 996 wateren in het onderzoeksgebied van 995 bezocht. In de linker figuur is de begrenzing van het WCLgebied Veluwe aangegeven.

13 Het onderzoek in 996, gebiedsbeschrijving 9 Legenda IJssel ) Bandijk Woonkernen 48 Amersfoortcoördinaat Grof zand Dekzand en keileem Rivierklei Figuur 2. De verschillende bodemtypen in het onderzoeksgebied onderverdeeld in 3 hoofdcategorieën te weten de grofzandige bodems, de dekzand en keileem bodems en de rivierkleigronden. Rivierkieigronden komen alleen in het uiterste oostelijke deel van het onderzoeksgebied en in het gebied van Creemers & Crombaghs (995) voor.

14 Het onderzoek in 996, materialen en methode 3 Materialen en methode 3. Amfibieën Het onderzoek naar het voorkomen van amfibieën heeft zich volledig gericht op de voortplantingsplaatsen. Bemonstering van de wateren vond zowel overdag (steeknet, maaswijdte,3 cm), als 's nachts (zichtwaarnemingen met behulp van een sterke zaklamp) plaats. Hierbij werden de volgende aspecten onderzocht: * Voorkomen en abundantie van verschillende amfibiesoorten. * Het plaatsvinden van voortplanting (aanwezigheid van eieren en/of larven). Het veldonderzoek vond plaats in twee perioden. In de eerste periode (aprilmei 996) zijn alle wateren onderzocht op het voorkomen van amfibieën en op hun potenties om als voortplantingswater te functioneren. De wateren waarin kamsalamanders werden waargenomen, en de poelen waarbij geen kamsalamanders werden aangetroffen maar waar het voorkomen van de soort niet geheel kon worden uitgesloten, zijn in een tweede periode (juli 996) nogmaals bezocht. De methode is gebaseerd op eigen veldervaring. Het succes van het vinden van volwassen dieren, eieren en/of larven van de Kamsalamander is in genoemde perioden maximaal. Voor een volledig dekkend onderzoek naar de amfibiefauna is het aantal onderzoeksperiodes te beperkt. 3.2 Beschrijving oppervlaktewateren De wateren zijn aan de hand van een dertigtal parameters beschreven met behulp van een poelenformulier (bijlage 4). De parameters verschaffen informatie over het voorkomen van amfibiesoorten en de aard en kwaliteit van het waterbiotoop en het omringende landbiotoop. Het poelenformulier, en een korte toelichting erop zijn weergegeven in bijlage 4. Parameters die enige aanvulling behoeven worden hieronder kort beschreven. * Zuurgraad (ph). De concentratie aan Hionen in het water is in hoge mate bepalend voor het plaatsvinden van succesvolle voortplanting bij amfibieën. Amfibieeieren zijn gevoelig voor verzuring. Bij een waarde beneden ph 4,5 ondergaat de geleilaag rond de vrucht een chemische verandering, waardoor eieren afsterven (Foppen, 985). Een bijkomend verschijnsel is dat onder zure omstandigheden verhoogde concentraties aluminium, cadmium en NH4' in het water vrijkomen die een toxisch effect hebben op amfibielarven (Leuven et al., 984). Verzuring speelt vooral in het pleistocene deel van Nederland een rol van betekenis. Ter controle heeft in alle wateren een phmeting plaatsgevonden. De zuurgraad van het water kan gedurende het seizoen en zelfs binnen één etmaal (met name in sterk voedselrijke situaties) grote verschillen vertonen. In de

15 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel wateren werd met behulp van een 'Hanna plus zakph meter' de zuurgraad bepaald. * Elektrisch Geleidend Vermogen (EGV). Dit geeft een indruk van de totale hoeveelheid in het water opgeloste ionen. Zijn veel ionen opgelost dan geeft het water een betere stroomgeleiding. let EGV (weergegeven in S.cm ) is bepaald met een draagbare EGVmeter. Over het algemeen gelden voor waarden lager dan S.cm geen beperkingen voor amfibieën. Aangezien het EGV een maat is voor de hoeveelheid opgeloste ionen heeft een hoge EGVwaarde vaak gevolgen voor de groeisnelheid van de water en oevervegetatie. In voedselrijk water zijn meer plantenvoedingsstoffen beschikbaar en kan een versneld verlandingsproces plaatsvinden. Een EGVwaarde tussen de 2 en de 6 S.cm lijkt gezien de voedselbehoefte van amfibielarven een gunstige maat. In streken met brakke invloed bestaat er bij hoge EGVwaarden een rechtstreeks verband met de chlorideconcentratie. * Waterniveau onder maaiveld. In gebieden met een sterk wisselende grondwaterstand kunnen door dalende waterstanden in korte tijd brede vegetatieloze poeloevers ontstaan. Met name voor soorten die zich gedurende het hele jaar aan de waterrand ophouden, zoals de groene kikkers, kan dit ongunstig zijn. 3.3 Kwaliteitsbeoordeling waterbiotopen Van de wateren die van belang zouden kunnen zijn voor de Kamsalamander, en die in de tweede inventarisatieronde opnieuw werden bezocht, is een beoordeling van de kwaliteit uitgevoerd op grond van 9 geselecteerde parameters (Laan & Verboom, 986; Schellekens & Van Wezel, 99; Crombaghs & Hoogerwerf, 992). De parameters zijn van invloed op het al of niet voorkomen van amfibieën en het succes waarmee de soorten zich naar verwachting in een water kunnen handhaven. Per parameter kunnen, 3 of 6 punten worden gescoord. Afhankelijk van de totaalscore wordt een water als 'goed', 'redelijk' of 'slecht', beoordeeld. Een overzicht van de gebruikte parameters wordt gepresenteerd in tabel.

16 Het onderzoek in 996, materialen en methode 2 Tabel. De geselecteerde parameters als basis voor de kwaliteitsbeoordeling van oppervlaktewateren als leefgebied voor amfibieën (naar: Laan & Verboom, 986; Schellekens & van Wezel. 99 en Crornbaghs & Hoogerwerf 992). Parameters Score 3 6 wateroppervlakte (in m2) < > 5 2 maximale diepte najaar (dm) <3 36 > 6 3 mate van bezonning 2% 26% >6% 4 glooiende zonrijke taluds <5% 625% > 26 % 5 situering oppervlaktewater akker int. grasland extensief 6 agrarische en/of recreatieve belasting belastend matig afwezig 7 vegetatiestructuur monotoon enkele soorten gevarieerd 8 totale bedekking watervegetatie <5 of> 8% 53% 38% 9 meerjarige larven macrofauna ontbrekend soortenarm soortenrijk bezetting amfibieen <3 35 > 5 aantal prioritaire soorten > 2 verdrogingsrisico groot aanwezig afwezig 3 begroeiing van de 3 meter lijn' kale bodem structuurarm structuurrijk 4 percentage van met voortplanting 3% 36% > 6% 5 gemiddelde phwaarde <5, 5,6,5 > 6,5 6 aanwezigheid van vis ja nee 7 afstand tot bos of potentieel landbiotoop (m) > 5 <5 8 afstand tot andere actuele voortplantingsplaats > 5 25 <2 9%potentieel landbiotoop in straal meter <% 3% > 3 % Score: <7: SLECHT, 79: REDELIJK, > 9: GOED ':Poelkikker, Heikikker, Kamsalamander, Knoflookpad 2 Eerste 3 meter vanaf de waterlijn De laagste score is in theorie maar zal in de praktijk (evenals de hoogst mogelijke score) niet voorkomen. De ondergrens voor een 'goede' beoordeling is (arbitrair) gelegd bij een minimum van 9 punten. Is de score lager dan 7 punten dan wordt het water als 'slecht' beoordeeld. De kwalificatie 'goed', redelijk' of'slecht' dient als volgt te worden geïnterpreteerd: * Goed: Het water verkeert momenteel in een onbedreigde situatie; in de nabije toekomst lijkt deze situatie gehandhaafd te kunnen blijven. Het water functioneert als leefgebied voor amfibieën en veelal ook voor andere watergebonden fauna, bijvoorbeeld libellen en waterkevers. * Redelijk: Het water functioneert als voortplantingsplaats voor amfibieën. Negatieve (omgevings)invloeden zijn echter aanwijsbaar; maatregelen binnen een tijdsbestek van 5 jaar zijn noodzakelijk om het water als leefgebied te behouden.

17 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 3 * Slecht. Wateren hebben nauwelijks meer enige waarde als leefgebied voor amfibieën. Alhoewel algemene soorten nog voor kunnen komen is er nauwelijks sprake van vitale populaties. Maatregelen op korte termijn zijn dringend noodzakelijk om deze wateren opnieuw geschikt te maken als voortplantingsplaats voor amfibieën en watergebonden fauna in het algemeen. 3.4 Fotografie Van alle onderzochte wateren is een overzichtsfoto gemaakt. De foto's zijn eigendom van de provincie Gelderland, afdeling Landelijk Gebied, te Arnhem. Ze zijn, als (toekomstig) referentie en documentatiemateriaal voor beheer & onderhoud van de wateren, opgeslagen in het archief van de provincie. De negatieven zijn in bezit van het Adviesbureau Limes Divergens, te Nijmegen. 3.5 Planvorming Op grond van de verspreidingsgegevens van de Kamsalamander, verzameld in dit onderzoek, en de verspreidingsgegevens verzameld tijdens een onderzoek naar het voorkomen van Knoflookpad in het ljsseldal (Creemers & Crombaghs, 995), gegevens van RAVONGelderland (na 98) en het samenwerkingsorgaan Oost Veluwe (Cuppen en Heinen, 984 en ongepubliceerde gegevens) wordt getracht een zo compleet mogelijk beeld te ontwikkelen van het voorkomen van de Kamsalamander in één groot aaneengesloten verspreidingsgebied. Het gebied ligt van west naar oost tussen de Veluwe en de IJssel, en van noord naar zuid tussen Arnhem en Zwolle. Voor het gehele gebied worden de zwaartepunten in de verspreiding van de Kamsalamander (kerngebieden) in beeld gebracht en wordt een ontwerp voorgesteld voor de ontwikkeling van een ecologische structuur, gebaseerd op de ideeën van het metapopulatiemodel.

18 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 4 4 Resultaten 4. De in 996 onderzochte wateren; ligging en typologie Tijdens de eerste inventarisatieronde (3 maart 996 t/m 7 april 996) zijn in totaal 226 lokaties bezocht. Ze zijn geselecteerd door op kleinschalige landkaarten ( op 25.) te zoeken naar aangegeven wateren (figuur 4). Van de 226 onderzochte wateren waren er 35 gedempt, verdroogt of werd er geen toestemming tot betreding gegeven. In totaal zijn 9 wateren onderzocht op het voorkomen van amfibieën. Hierbij bleek het in 5 situaties om een officiële visvijver te gaan, in 6 situaties om een zwembad, in en in 5 situaties om een wateropvangbassin. Voor een totaal overzicht van de verzamelde gegevens per water wordt verwezen naar bijlage. Een overzicht van de verdeling in watertypen wordt gepresenteerd in figuur 3. De oostelijke overgang van de Veluwe naar het IJsseldal wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van huizen met grote tuinen, vaak met wateren. Het watertype, tuinvijver, is met 59 wateren dan ook het meest voorkomende watertype. Deze (al of niet van nature) aanwezige wateren worden gekenmerkt door een intensief onderhoud en het feit dat er vaak sprake is van introductie van vis. Hierdoor zijn ze als voortplantingsplaats voor amfibieën vaak minder geschikt (zie 4.6). Andere relatief vaak voorkomende watertypes zijn weilandpoelen en bospoelen , 4 3 < Watertype Figuur 3. De onderzochte wateren (n=226) in het onderzoeksgebied in 996 ingedeeld naar watertype. = poelen, 2= tichelgaten en wielen, 3 = bospoelen, 4 = parkvijvers, 5 = visv(jvers, 6 = lijnvormige niet stromende wateren, 7 = lijnvormige stromende wateren, 8 = oude rivierarmen, 9 = vennen, = tuinvijvers, = moerassen, 2 = petgalen, 3 = overige wateren, 4 = gedempt.

19 Het onderzoek in 996, resuitatei 5 lle 5 t... ven 48.'.;' ; ' \ $ Oor 47 \ ui ben 46 Legenda I\. \ Brummen / Water onderzocht in 996 Wegen Spoorlijn. Winterdijk f Dieren /, 45 Steden Am Rheden / IJssel 44 9 """" /5 Figuur 4. Een overzicht van de verspreiding en ligging van de onderzochte wateren (n= 9 ) in 996 Bij veel wateren op de overgang van de Veluwe naar de IJssel gaat het om tuin en/ofparkv ijvers.

20 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel Voorkomen amfibieën aantal soorten per water en soortcombinaties Alle wateren (n = 9) zijn onderzocht op hun waarde als voortplantingsplaats voor amfibieën. In 74 wateren (38.7 %) werden één of meer amfibiesoorten waargenomen. Hierbij gaat het in totaal om 34 kolonisaties (som van alle waarnemingen van soorten). Het totaal aantal soorten in het onderzoeksgebied bedraagt acht. Het aantal soorten per water varieert van soort (n = 34), tot maximaal 6 (n = ). Gemiddeld bedraagt de bezetting in wateren met amfibieën.8 ± soorten. Een overzicht van de waargenomen soorten wordt gepresenteerd in tabel 2. Tabel 2. Overzicht van het voorkomen en de verspreiding van amfibieën in de waterhoudende wateren (n=9) in het onderzoeksgebied, geordend naar het aantal vindplaatsen per soort. Nederlandse naam Latijnse naam Aantal lokaties Abundantic' Aant. kinhokken Zwaartepunt2 Status in NL' Algemeen Bruine kikker Rana temporaria TNB Kleine watersalamander Triturus vulgaris TNB Gewone pad Bufobufo TNB Groene kikker Rana esculenta complex TNB Zeldzaam Kamsalamander Triturus cristatus KW Poelkikker Rana lessonae 2. 2 KW Rugstreeppad Bufo calamita 2. 2 TNB Heikikker Rana arvalis 2. 2 KW Abundantie: Aantal lokaties met soort/aantal onderzochte wateren.' Landelijke zwaartepunten: : geheel Nederland; 2: pleistocene gronden; 3: holocene gronden. 'Landelijke status: TNB: thans niet bedreigd; KW: kwetsbaar De status in Nederland is gebaseerd op het basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst (Creemers, 996). In het onderzoeksgebied is sprake van vijf thans niet bedreigde soorten en drie kwetsbare soorten. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de Rugstreeppad net buiten de criteria vallen om opgenomen te worden in de Rode Lijst. Verwacht wordt dat de soort binnen enkele jaren tot de categorie kwetsbaar gerekend kan worden (Creemers, 996). De Bruine kikker werd in totaal in 53 wateren (7.6 % van het aantal wateren met amfibieën, 27.7 % van de onderzochte wateren) waargenomen en is daarmee het meest algemene amfibiesoort in het gebied. Ook de Kleine watersalamander, Groene kikker en de Gewone pad (waargenomen in respectievelijk 4.9, 23. en 29.7 % van het aantal wateren met amfibieën) gelden binnen het onderzoeksgebied als algemeen voorkomende en onbedreigde soorten. De Poelkikker, Kamsalamander, Rugstreeppad en Heikikker werden in een gering aantal wateren waargenomen. Ze moeten op grond van hun huidige voorkomen en de kwaliteit van de voortplantingswateren binnen het onderzoeksgebied als zeldzaam en

21 Het onderzoek in 996, resultaten 7 achteruitgegaan worden beschouwd. Ook in andere in Gelderland uitgevoerde gebiedsdekkende onderzoeken naar amfibieën (Krekels, 992; Stronks & Schröder, 993; Creemers & Crombaghs, 995) geldt voor deze soorten deze status. De Kamsalamander, de Heikikker en de Poelkikker worden overigens in heel Nederland als kwetsbare soorten beschouwd en zijn daarom opgenomen in de Rode Lijst (Creemers, 996). De Rugstreeppad zal binnen enkele jaren ook tot de Rode Lijst behorene, bovendien is dit in internationaal opzicht een belangrijke soort. Alhoewel de Rugstreeppad zeker niet algemeen in het onderzoeksgebied voorkomt is de status van de soort in het gebied nog onduidelijk. Rugstreeppadden zijn typische zwervers en kunnen in relatief korte tijd grote afstanden overbruggen en snel reageren op nieuwe voortplantingswateren. Ze worden regelmatig aangetroffen in gebieden met een hoogdynamisch karakter zoals ondiepe plassen in zandwingebieden en in uiterwaarden. Hier kunnen in korte tijd grote populaties ontstaan, die met afnemende dynamiek vaak in grootte afnemen, of zelfs weer geheel verdwijnen. Voor een goed inzicht in het voorkomen van Rugstreeppadden zijn meerdere inventarisaties in het voorjaar en de zomer noodzakelijk. In de door Nederland geratificeerde 'Conventie van Bern', die voorziet in de bescherming en het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in Europa, wordt de Rugstreeppad, samen met onder meer de Heikikker, de Kamsalamander en de Knoflookpad als 'strikt beschermde soort' aangemerkt. In de EGhabitatrichtlijn worden ze aangemerkt als voor Europa belangrijke soorten, die een strenge bescherming behoeven (Creemers, 996). Nederland draagt daarmee extra verantwoordelijkheid in de bescherming van deze soorten. ui. De Bruine kikker Iana temporarlu is in hei onderoeksgebied, de meest algemeen voorkomende amfibiesoort. Ze planten zich in tal van wateren, zoals vijvers, sloten, bospoelen en grachten voort. Hierbij hebben ze een duidelijke voorkeur voor de ondiepe zones.

22 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 8 Figuur 5 geeft een overzicht van de voorkomende soortscombinaties in de 9 onderzochte wateren. In 7 wateren (6.3%) werden geen amfibieën aangetroffen. De Bruine kikker, Kleine watersalamander, Groene kikker en Gewone pad werden het meest aangetroffen en kunnen als algemene soorten in het onderzoeksgebied worden beschouwd. Ze werden regelmatig als enige amfibiesoort in wateren aangetroffen. let meest vaak was dit het geval bij de Bruine Aantal soorteni Som soortcombinaties' kikker (n = 2) en de LTv Rt Reci Bb Tc Bc RI Ra FNI Kleine watersalaman voorkomende combi 2 naties bij de algemene i 35 3 soorten zijn de Bruine kikker en de Gewone pad (n=)ende Bruine kikkerincombinatie met de Kleine wa 2 ±. 25 tersalamander (n = 9)..2 Bij wateren met vier of minder soorten.t (n=73) gaat het in 64., situaties (87.7%) om combinaties van de 3 ;. algemene en niet be dreigde soorten.._.. _.. : 4 Slechts in één van de 74 wateren met amfi.. bieën (.4%)werden meer dan vier soorten waargenomen. Wateren waar de Kamsalamander in JI. II j i i.i irnrn IIIÏiaai» L!Ï Figuur 5. Aantal amfibiesoorlen per water (n=9) en de werd aangetroffen zijn soortcombinaties. Kolom geeft het aantal soorten per water weer, de voorlaatste kolom het aantal keren dat een bepaalde over het algemeen Vrij soortcombinatie werd aangetroffen. Vaak voorkomende soortenrijk. Het mini soortcombinatzes zijn donkerder aangegeven. maal aantal soorten in Tv = kleine watersalamander, Rt = Bruine kikker, Rec = groene een water waar ook de kikker, Bb = Gewone pad, Tc = Kamsalamander, Bc = Rug Kam salamander is streeppad, RI = Poelkik*er, Ra = Hei/akker. aangetroffen is drie (n=3). In één water werden naast de Kamsalamander nog 5 andere soorten waargenomen). De positieve relatie tussen het voorkomen van de Kamsalamander en het totale aantal amfibiesoorten in een water wordt ook aangegeven door Creemers & Crombaghs (995). 2

23 Het onderzoek in 996, resultaten Reproductie Van de 74 wateren waarin amfibieën werden waargenomen, werd in 49 wateren ook reproductie (waarneming eieren en/of larven) vastgesteld. De som van alle reproducties bedraagt 68. Dit houdt in dat het totaal van 34 kolonisaties (een kolonisatie is de aanwezigheid van volwassen dieren van een soort in een water) in 5 % van de situaties tot voortplanting leidde. In de periode dat de inventarisatie plaatsvond, 33 t/m 74 en de laatste 2 weken van juli 996, is de kans op het waarnemen van volwassen dieren en/of eieren/larven van de meeste amfibiesoorten, groot. Het reproductiesucces is niet gelijk over alle soorten verdeeld. Een overzicht wordt gepresenteerd in figuur 6. ii 4 Voorkomen Tv = Kleine watersalamander Te = Kamsalamander aantal met vis Bb = Gewone pad Voortplanting Be = Rugstreeppad aantal met vis Ra = Heikikker Ree = Groene kikker RI = Kleine groene kikker Rt = Bruine kikker j3 2 jt ii Rt Ra Figuur 6. Een overzicht van het aantal wateren waarin de verschillende amfibiesoorten zijn waargenomen en het aantal waarin voortplanting werd vastgesteld, al of niet in combinatie met vis. Bij alle amfibiesoorten, met uitzondering van de Bruine kikker, was in minder dan de helft van het aantal wateren waarin een soort werd aangetroffen ook sprake van voortplanting. Vermeld dient te worden dat niet onderzocht kon worden in hoeverre er ook sprake is van succesvolle reproductie (= de ontwikkeling van larven tot en met de metamorfose). Hiervoor zou aanvullend onderzoek injuni en augustus noodzakelijk zijn. Procentueel gezien plant de Bruine kikker zich het meest succesvol voort. In de 53 wateren waarin de soort werd gevonden, vond in 7% voortplanting plaats. In het aangrenzende IJsseldal lag dit percentage op 5% (Creemers & Crombaghs, 995). Voor de Kleine watersalamander, de Gewone pad en de Groene kikker zijn de voortplantingscijfers respectievelijk 29%,4 % en 23%. Vergeleken met het onderzoek in het aangrenzende IJsseldal (Creemers & Crombaghs, 995) komen de cijfers van de Kleine watersalamander en de Groene kikker overeen (3 respectievelijk 6%), maar die van de Gewone pad niet (56%). Van de soorten Kamsalamander, Rugstreeppad, Poelkikker en Heikikker is het aantal vindplaatsen te laag om iets zinnigs over (het succes van) de voortplanting te zeggen.

24 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 2 In absolute zin verloopt de voortplanting bij Kleine watersalamander en Bruine kikker succesvoller dan bij de Kamsalamander. Beide soorten komen in een groot aantal wateren voor, ze koloniseren snel nieuwe wateren en weten onder relatief slechte omstandigheden nog lang te overleven. De kans dat de voortplanting op diverse plaatsen mislukt is weliswaar groot, maar dit wordt gecompenseerd door het grote aantal wateren dat door deze soorten als voortplantingsplaats wordt gebruikt. 4.4 Het voorkomen van vis In 67 van de 9 onderzochte wateren (35.%) werden één of meerdere vissoorten gevonden. In 29 ervan werden ook één of meerdere amfibiesoorten aangetroffen. De algemeen voorkomende amfibiesoorten (Kleine watersalamander, Gewone pad, Groene kikker en Bruine kikker) laten een verminderde presentie zien van gemiddeld 4% in wateren met vis in vergelijking met wateren zonder vis (figuur 6). Hetzelfde geldt voor de zeldzamere soorten, die 6f niet aangetroffen werden in combinatie met vis (Heikikker, Poelkikker en Rugstreeppad) 6f eenmalig samen met vis werden waargenomen (Kamsalamander). De aanwezigheid van vis in voortplantingswateren van amfibieën heeft over het algemeen een negatief effect op het reproductiesucces (Beebee, 985; Glandt, 984). In de wateren waarin vissen en amfibieën samen voorkomen is vrijwel altijd sprake van een goed ontwikkelde watervegetatie (schuilmogelijkheden voor volwassen amfibieën en larven) in combinatie met glooiende oever, waardoor de mogelijkheden tot predatie door vis worden beperkt. De Kamsalamander staat bekend als een gevoelige soort voor de aanwezigheid van vis. Door de relatief lange larvale ontwikkeling en het feit dat larven zich in vergelijking met andere watersalamanderlarven meer in open water ophouden (McLee et al., 992) zijn ze gevoeliger voor predatie. De gevoeligheid van larven voor predatie door vis blijkt niet direct uit figuur 6. In de wateren waarin amfibieën in combinatie met vis voorkwamen, zetten de amfibieën naar verhouding niet met minder succes eieren af, dan in de wateren zonder vis. Hierbij is niet gelet op het voortplantingssucces. Het is niet uit te sluiten dat in wateren met vis veel minder larven het metamorfosestadium bereiken dan in wateren zonder vis. In absolute zin is er wel sprake van een negatieve invloed van vis aangezien amfibieën deze wateren minder vaak lijken te koloniseren (figuur 6). Gemiddeld genomen ligt het aantal wateren waarin een amfibiesoort in combinatie met vis voorkomt 6% lager dan het aantal wateren waarin de soort voorkomt zonder de aanwezigheid van vis. De Gewone pad vormt hierop een uitzondering. Een huidgif beschermt de larven van deze soort tegen predatie.

25 Het onderzoek in 996, resultaten Kwaliteitsbeoordeling als voortplantingsplaats voor amfibieën Van de 226 bezochte wateren zijn er 63 verder onderzocht op het voorkomen van larven van de Kamsalamander en beoordeeld op hun kwaliteit als voortplantingsplaats. De beoordeling vond plaats aan de hand van 9 parameters (zie 3.3, methode). Een overzicht van de beoordeling per parameter wordt gepresenteerd in bijlage 3. In totaal werden 44 wateren beoordeeld als slecht, 7 als redelijk en slechts 2 als goed. In vergelijking met andere onderzoeken (Creemers et al, 995) is de kwaliteit van de wateren in het onderzochte deel van het WCL gebied Veluwe slecht. De belangrijkste geconstateerde bedreigingen waren: * De recreatieve druk. Bij deze parameter dient vooral te worden gewezen op het grote aantal wateren dat een duidelijk functie heeft als tuinvijver of parkvijver. In een aantal situaties is het beheer dermate extensief dat ook voor amfibieën nog levensmogelijkheden bestaan. Meestal is dit echter niet het geval. Dit komt vooral door een intensief onderhoud van het water en/of de directe omgeving ervan (gazons of park). In 84 van de 9 onderzochte wateren ging het om tuinvijvers, parkvijvers of officiële hengelsportwateren. * Aanwezigheid van vis. Introductie van vis in tuinvijvers en parkvijvers vindt vaak plaats. In 67 van de 9 onderzochte wateren kwam vis voor. Vaak was de visstand onnatuurlijk hoog en werd ook aangegeven dat er vis werd uitgezet (tuinvijvers). In circa 5 situaties was sprake van een onnatuurlijk hoog bestand aan eenden en ganzen. Beide zaken hebben een negatief effect op de waarde van een water als voortplantingsplaats voor amfibieën. * De vegetatiestructuur. Amfibieën, en vooral salamanders, hebben waterplanten nodig als substraat voor het afzetten van de eieren. Daarbij gebruiken salamanders alleen planten met soepele bladeren, ze vouwen ter bescherming een blad om ieder apart ei heen. Als er alleen sprake is van drijvende waterplanten (b.v. alleen gele plomp), wordt de structuur als slecht beoordeeld. * De totale bedekking aan watervegetatie. Als de totale bedekking waterplanten lager is dan 5% of hoger dan 8% wordt dit als slecht beoordeeld. Een minimale hoeveelheid aan waterplanten zijn nodig als substraat voor het afzetten van eieren en bieden schuilmogelijkheden. Bij een bedekking hoger dan 8% raakt een water volledig dichtgegroeid. De aanwezigheid van structuur in het water wordt hierdoor minder. Bovendien gebruiken Kamsalamanders kale plekken als baitsplek. In bijna driekwart van de gevallen was de totale bedekking lager dan 5%. * De afstand tot andere poelen met voortplanting. Door het ontbreken van uitwisselingsmogelijkheden met populaties uit nabijgelegen wateren kunnen eenmaal verlaten gebieden moeilijk worden herbevolkt.

26 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De verspreiding per soort In de volgende paragrafen wordt de verspreiding van de in 996 waargenomen amfibiesoorten op overzichtskaarten in beeld gebracht en kort besproken. Ter vergelijking zijn ook de verspreidingsgegevens van deze soorten in het aangrenzende IJsseldal (Creemers en Crombaghs, 995) op de verspreidingskaarten aangegeven De Kleine watersalamander Triturus vulgaris De Kleine watersalamander is een typische laaglandsoort. Nederland ligt in het centrum van het verspreidingsgebied en de soort heeft hier een brede ecologische amplitude. Zowel in het veenweidegebied als in het Limburgse heuvelland is de soort algemeen. De Kleine watersalamander kan in allerlei watertypes worden aangetroffen, maar heeft een voorkeur voor zonbeschenen wateren met een structuurrijke watervegetatie. Voedselarme zure wateren worden door de soort gemeden. In het WCLgebied Veluwe is de Kleine watersalamander aangetroffen in 3(6%) van de 9 onderzochte wateren. Dit is laag in vergelijking tot andere onderzoeken. In het holocene zeekleigebied in westelijk NoordBrabant (Crombaghs & Hoogerwerf, 994) had de soort een bezettingspercentage van 22 % van het totaal aantal onderzochte wateren (n = 669). In het aangrenzende IJsseldal lag de abundantie duidelijk hoger. Daar werd in 43% van de wateren de Kleine watersalamander aangetroffen (Creemers en Crombaghs, 995). In de meeste onderzoeken is de Kleine watersalamander na de Bruine kikker de meest voorkomende amfibiesoort. In wateren met meerdere soorten maakte de Kleine watersalamander in 6% van de gevallen een deel van de combinatie uit. Aan de kwaliteit van het landbiotoop worden geen hoge eisen gesteld. De Kleine watersalamander komt meer dan andere watersalamandersoorten voor in het open cultuurlandschap met een gering bedekkingspercentage aan bos en houtwallen. Ruige wegbermen, autobaantaluds, rommelige erven van boerderijen en tuinen lijken genoeg levensruimte te bieden voor de instandhouding van (zij het kleine) populaties.

27 Het onderzoek in 996, resultaten 23., Pl 4 Kleine watersalamander Triturus vu/gans / \ Onderzoek 996 Aantal vindplaatsen: 3 Aantal kmhokken: 26 Status: Onbedreigd kmhokken met waar ' nemingen in 996 kmhokken met waar ' nemingen in 995 ovengein 995 en 996 ondcizochtc kmhokken. Wegen Winterdijk ffi Steden Grofzand Dekzand en kcilcem gebieden Rivierklei J :, ( IJssel ' ' ' 2 2( 2I

28 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De Bruine kikker Rana temporaria De Bruine kikker is in Nederland de meest algemeen voorkomende amfibiesoort. De soort kent een brede biotoopkeuze en stelt zowel aan zijn landbiotoop als aan zijn waterbiotoop weinig stringente eisen. Bruine kikkers planten zich voort in een breed scala van wateren, zoals sloten, grachten, poelen en drassige laagtes. Lenders (986) en van Buggenum (99b) toonden aan dat de soort bij eiafzet een voorkeur vertoont voor de ondiepe delen tot een diepte van circa 5 cm. Door bij grotere wateren zoals visvijvers en stadsparken plaatselijk 'plas/drasoevers' aan te leggen, kunnen voor de soorten goede voortplantingsmogelijkheden ontstaan. In gebieden met een intensief agrarisch grondgebruik wordt de Bruine kikker vaak als laatst overgebleven soort aangetroffen in sloten en poelen (of de overblijfselen daarvan). De Bruine kikker wordt in het WCLgebied Veluwe het meest aangetroffen. In 53 wateren werd de soort gevonden; dit is 28% van het totaal aantal wateren. Dit is duidelijk lager dan het percentage vindplaatsen in het aangrenzende IJsseldal. Daar is de Bruine kikker met 59 vindplaatsen (47 % van het totaal aantal onderzochte wateren) de meest algemeen voorkomende amfibiesoort. In westelijk NoordBrabant werd de soort in 32 % (n = 22) van de wateren (n = 669) waargenomen (Crombaghs & Hoogerwerf, 994). De Bruine kikker is in vrijwel elk onderzoek de meest voorkomende amfibiesoort. De soort komt goed verspreid over het onderzoeksgebied voor. Speciale maatregelen voor de Bruine kikker bij toekomstige poelenaanleg zijn daarom zeker niet noodzakelijk.

29 Het onderzoek in 996, resultaten 25 Rana temporaria Bruine kikker 48 Onderzoek 996 Aantal vindplaatsen: 54 Aantal kmhokken: 45 Status: Onbedreigd kmhokken met waar '' nemingen in 996 kmhokken met waarnemingen in 995 overige in 995 en 996 onderzochte kmhokken _. Wegen. : Winterdijk Steden Grof zand Dckzand en keileem gebieden ' T? Rivierklci IJssel huu LIII

30 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De Heikikker Rana arvalis De Heikikker bevindt zich in Nederland aan de zuidwestgrens van zijn verspreidingsgebied. Over het hele areaal bezien is het een laaglandsoort. In Nederland komt de soort zowel op pleistocene als holocene gronden voor in vochtige heide, bossen en beek en rivierdalen. Volgens Bergmans en Zuiderwijk (986) is er een duidelijke relatie met gebieden waar veenvorming plaatsvindt. Parent (989) spreekt in dit opzicht van het samen voorkomen van Heikikker en bepaalde planten van voedselarme milieus. Wat betreft het landbiotoop wordt de soort veel gevonden in hoge kruidachtige vegetaties onder meer in heidevelden (van Gelder & Bugter, 987). Ondanks het feit dat de Heikikker bekend staat als een cultuurvlieder (Foppen, 992) blijkt de soort toch wel poelen in het cultuurlandschap te koloniseren. Kolonisatie van poelen door de Heikikker wordt onder meer gemeld door Lenders (99) en Schellekens & van Wezel (99). Laatstgenoemde auteurs vonden Heikikkers in 6 van 68 onderzochte nieuwe en opgeschoonde poelen in Overijssel. Voorwaarde voor succesvolle kolonisatie is de ligging van de poelen in voedselarme gebieden, bij voorkeur in de directe omgeving van heide of bosgebieden. Omdat behalve bos ook kruidachtige vegetaties van belang zijn (Looman, 978; Van Gelder & Bugter, 987) heeft een extensief maaibeheer of extensieve begrazing de voorkeur. In het WCLgebied Veluwe werd de Heikikker op slechts 2 lokaties gevonden in het Manenspad. Het betreft vondsten van larven, zonder adulte dieren, in poelen waar geen vis werd gevangen. In beide gevallen werden op de lokaties ook de larven van de Bruine kikker aangetroffen. In het aangrenzende IJsseldal werd de Heikikker ook op slechts 2 lokaties in één kilometerhok aangetroffen. Ook de Kamsalamander komt op een van deze locaties voor (nr. 8, Leuvenheimsche heide, Creemers & Crombaghs, 995).

31 Het onderzoek in 996, resultaten 27 Heikikker Rana arvalis Onderzoek 996 Aantal vindplaatsen:2 Aantal kmhokken: Status: Kwetsbaar "ï kmhokken met waarnemingen in 996, kmhokken met waarnemingen in 995 overige in 995 en 996 onderzochte kmhokken _ Wegen Winterdijk Steden Grof zand Dekzand en keilcem gebieden, Rivierklei IJssel

32 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel Het groene kikker complex Rana synklepton esculenta Alhoewel groene kikkers op het oog moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, wordt op grond van combinaties van kenmerken (Blommers, 99b) aangenomen dat de meeste waargenomen groene kikkers tot de hybride Middelste groene kikker behoren. De Middelste groene kikker is een hybride, die ontstaat door kruising van 2 soorten; de Meerkikker en de Poelkikker. Spreekt men van het 'groene kikker complex' (Rana synklepton esculenta) dan wordt in algemene zin de groep van 2 soorten en de hybride bedoeld. Naast mengpopulaties met één van de oudersoorten blijken ook populaties van alléén Middelste groene kikker voor te komen. Deze kunnen zich handhaven doordat ze een groot aantal triploïde individuen bevatten (Marijnissen, 993). Groene kikkers bevinden zich ook buiten de voortplantingstijd meestal in de directe omgeving van water. Een voldoende grote en structuurrijke oeverzone, waar dieren zich kunnen verschuilen en kunnen foerageren, is van groot belang. Volgens Lenders (992) komen groene kikkers ook in kleine poelen voor, maar zijn voor het ontstaan en handhaven van grote levenskrachtige populaties grotere wateren noodzakelijk. De Middelste groene kikker is zowel in het pleistocene zandlandschap als in het holocene rivier en zeekleilandschap een algemeen voorkomende soort. Uit het feit dat nieuwe wateren, die ver van bezette lokaties verwijderd liggen, snel door de soort gekoloniseerd kunnen worden, kan worden afgeleid dat de Middelste groene kikker Vrij gemakkelijk door het landschap migreert. Netwerken van sloten met een goed ontwikkelde water en oevervegetatie hebben waarschijnlijk een positief effect op de migratiecapaciteit. De Middelste Groene kikker werd op 7 lokaties aangetroffen. Dit is slechts 9% van het totaal aantal onderzochte wateren. Hiermee is het welsiwaar nog steeds één van de meer voorkomende soorten in het gebied maar in vergelijking met het aangrenzende Iisseldal is dat laag. Daar werd de soort in 36% van de wateren gevonden. Groene kikkers hebben relatief veel hinder van de aanwezigheid van vis. In zulke wateren is de kans op het voorkomen van de soort bijna 8% lager.

33 Het onderzoek in 996, resultaten 29 S 7 Middelste Groene kikker Rana esculenta. 49 / 48 Onderzoek 996 \ * Aantal vindplaatsen: Aantal kmhokken: 5 /... Status: Onbedreigd.. 47 H kmhokken met waar S ). nemingen in 996 kmhokken met waar J nemingen in 995 S overige in 995 en 996 onderzochte kmhokken We. Winterdijk Steden Grof zand Dekzand en kcilccm gebieden.(. : ' / / t Rivierklei S S : 45)) IJssel 9' 9 "

34 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De Poelkikker Rana Iessonae In tegenstelling tot de hybride Middelste groene kikker, is de Poelkikker kieskeuriger wat betreft de kwaliteit van het water en landbiotoop. De soort houdt zich meestal in de directe omgeving van het voortplantingswater op. Zonbeschenen poelen met een goed ontwikkelde water en oevervegetatie op zandgrond hebben de voorkeur. Volgens Wijnands (977) geeft de Poelkikker de voorkeur aan mesotrofe vennen in beboste streken. De overwintering vindt grotendeels op het land plaats. Het verspreidingspatroon van de Poelkikker is nog onduidelijk omdat de soort in het veld alleen door metrisch onderzoek met redelijke betrouwbaarheid is te onderscheiden van de Middelste groene kikker. De (beperkte) verspreidingsgegevens duiden erop dat de soort vooral voorkomt in het oosten (op de pleistocene zandgronden) van Nederland. In oostelijk NoordBrabant werden Poelkikkers vooral in vennen (vaak in bosrijke gebieden) waargenomen. De soort werd er in 5 % van de wateren met amfibieën waargenomen (Hoogerwerf en Crombaghs, 992). In het holocene rivier en zeekleigebied in westelijk NoordBrabant lijkt de soort uitgesproken zeldzaam. Van de in totaal 92 wateren was er slecht bevolkt door Poelkikkers (.5%). Ook in het Iisseldal is de Poelkikker, met een abundantie in 2 van de 335 onderzochte wateren (3,6%), geen algemene verschijning. De Poelkikker wordt als kwestbare soort beschouwd (Creemers, 996). Het is een van de soorten waarmee bij aanleg van nieuwe poelen rekening gehouden kan worden door de poelen direct aan de zuidelijke rand van grote en kleine boscomplexen op zandgrond aan te leggen.

35 Het onderzoek in 996, resultaten 3 5 Poelkikker Rana lessonae Onderzoek 996 Aantal vindplaatsen: Aantal kmhokken: Status: Kwetsbaar 47 kmhokken met waar ) nemingen in 996 kmhokken met waarnemingen in 995 overige in 995 en 996 onderzochte kmhokkcn Wegen Winterdijk Steden Grofzand Dekzand en kcilccm gebieden Rivierklei IJssel 9 LUJ UW) ZIJ

36 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De Gewone pad Bufo bufo De Gewone pad is een soort die zich in verschillende landschapstypen thuis voelt. Strijbosch (98) maakt melding van een voorkeur van de Gewone pad voor open land boven bos. Daar waar door agrarisch landgebruik een erg open landschap is ontstaan, is de soort minder algemeen. Er lijkt een voorkeur te bestaan voor wat grotere, niet al te zure wateren. Bij wateren met een phwaarde lager dan 4.5 mislukt de voortplanting vaak als gevolg van verhoogde sterfte van eieren (Schuurkes & Leuven, 986). De voorkeur voor grote wateren lijkt minder uitgesproken in waterrijke gebieden met een hoge dichtheid aan vaarten en sloten. Door het bezit van een huidgif wordt predatie van larven van de Gewone pad door vissen tegengegaan. De soort plant zich daarom in visvijvers of in visrijke sloten en vaarten met meer succes voort dan andere amfibiesoorten. In het WCLgebied blijkt echter dat de soort in wateren met vis voor zowel het voorkomen als de voortplanting 6% minder wateren bezet. De Gewone pad wordt soms een grote plaatstrouwheid ten aanzien van zijn voortplantingswater toegeschreven (Blab, 986), dit lijkt echter voornamelijk op te gaan voor droge gebieden met weinig water. In Nederland blijkt de soort immers ook nieuwe poelen snel te koloniseren (Gubbels et al., 989; Crombaghs et al., 995). Uit de actieradius van de Gewone pad blijkt dat grote afstanden (tot 3 km) tot nieuwe poelen hierbij waarschijnlijk geen probleem vormen (Blab, 986). Hierbij wordt er van uit gegaan dat er sprake is van een gebied zonder belangrijke migratieknelpunten als wegen, woonkernen etc. Net als de Bruine kikker, de Kleine watersalamander en de Middelste groene kikker is de Gewone pad in het onderzochte deel van het WCLgebied Veluwe een algemeen voorkomende soort. De Gewone pad werd in 22 wateren waargenomen (,5%). Net als voor de overige soorten geldt dit echter als een laag bezettingspercentage. Speciale maatregelen gericht op deze soort zijn niet noodzakelijk.

37 Het onderzoek in 996, resultaten 33 Gewone Pad Bufo bufo Onderzoek 996 Aantal vindplaatsen: 22 Aantal kmhokken: 2 Status: Onbedreigd 'Â kmhokken met waar nemingen in 996 kmhokken met waar nemingen in 995 overige in 995 en 996 onderzochte krn.hokkcn. Wegen :: Winterdijk Steden Grof zand Dekzand en keileem gebieden 7 Rivierklei IJssel

38 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De Rugstreeppad Bufo calamita De Rugstreeppad staat bekend als een typische pionier die zich goed thuis voelt in hoogdynamische gebieden. Het is een soort die vaak in zand en grindgroeven, op opgespoten terreinen, in duingebieden en in uiterwaarden wordt waargenomen. Op de pleistocene zandgronden wordt de soort aangetroffen in (oude) heide en stuifduingebieden in de omgeving van niet te zure vencomplexen. Vanwege het pionierskarakter en de specifieke biotopen is het een soort die een speciale inventarisatiemethode vereist. De Rugstreeppad komt in alle provincies voor. In lager gelegen delen van Nederland spelen spoor, polder, en rivierdijken een belangrijke rol in het voorkomen en de verspreiding (Bergmans & Zuiderwijk, 986). Volgens de auteurs heeft de Rugstreeppad in vergelijking met andere soorten een hoge zouttolerantie. Voortplanting werd geconstateerd in wateren met een zoutconcentratie tot 3 mgr Cr per liter. In het zeekleigebied in WestBrabant is de Rugstreeppad, met een abundantie van % in de wateren waarin amfibieën voorkwamen (n = 394), een zeldzame soort, die vooral op de overgang van pleistoceen naar holoceen gevonden werd (Crombaghs & Hoogerwerf, 994). Ook in het ljsseldal lijkt de Rugstreeppad een zeldzame verschijning. Dit wordt echter vrijwel zeker beïnvloed door het feit dat niet specifiek naar de soort is gezocht. Hierdoor kunnen kleine populaties gemakkelijk over het hoofd worden gezien. In het onderzochte deel van het WCLgebied Veluwe werd de Rugstreeppad slecht op twee plaatsen gevonden. Maar ook hier geldt dat er niet speciaal naar deze soort is gezocht. De Rugstreepad werd dan ook slechts op twee lokaties in twee verschillende kilometerhokken waargenomen. In beide gevallen werd er voortplanting geconstateerd in een water zonder vis. Rugstreeppadden weten zich goed te handhaven in terreinen met een goed graafbare, zandige bodem. De oorsprong van het materiaal is van minder belang. De Rugstreeppad is een typische pionier die grote afstanden kan afleggen en nieuw aangelegde voortplantingswateren of door menselijk handelen ontstane nieuwe leefgebieden (zandige dijken, opgespoten terreinen etc.) snel kan bevolken. Hier kunnen in korte tijd populaties van grote omvang ontstaan, die met afnemende dynamiek in grootte afnemen of zelfs geheel verdwijnen. De Rugstreeppad is een soort die in de toekomst wel eens goed zou kunnen profiteren van de toenemende dynamiek in het rivierengebied, als gevolg van uitvoering van plannen in het kader van 'Plan Ooievaar'.

39 Het onderzoek in 996, resultaten 35 S 5 ( ' t! S S \ 't Rugstreeppad Bufo calamita S / 49 S S 48 Onderzoek 996 Aantal vindplaatsen:2 Aantal kmhokken: 2 Status: Thans niet bedreigd kmhokken met waarnemingen in 996. kmhokken met waarnemingen in 995 overige in 995 en 996 onderzochte kmhokken / 47.. Wegen : Winterdijk 46 Steden Grofzand S r S, ( (() S S, S... Dekzand en keileem gebieden, Rivierklei IJssel IS 9

40 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De Kamsalamander Triturus cristatus De Kamsalamander of Grote watersalamander is de grootste in ons land voorkomende watersalamander. De soort wordt relatief veel waargenomen in rivier en beekdalen. In Limburg ligt ruim 6 % van de kmhokken waarin de Kamsalamander voorkomt in de directe omgeving van (zwak) stromende wateren (Lenders, 992). Vindplaatsen liggen vooral op leem en kleigrond, soms op zandgronden maar zelden op veengrond (Bergmans & Zuiderwijk, 986). De Kamsalamander lijkt een voorkeur te hebben voor wat grotere en voedselrijkere wateren (Stronks & Schröder, 986) met een goed ontwikkelde watervegetatie voor eiafzet en schuilmogelijkheden. De soort wordt ook regelmatig in vegetatiearme bospoelen en in grachten op landgoederen waargenomen. In uiterwaarden wordt de Kamsalamander relatief vaak aangetroffen in wateren met kwelindicatoren (Creemers, 994). Het voorkomen is negatief gecorreleerd met de overstromingsfrequentie van de wateren. Door verschillende onderzoekers (Gerats, 98; Schellekens & van Wezel, 99; Laan & Verboom, 986) wordt een positief verband aangegeven tussen poelendichtheid en liet voorkomen van de soort. De Kamsalamander staat niet direct bekend als een goede migrator, maar migreert in vochtige gebieden beter dan in relatief droge gebieden. In het landbiotoop is de aanwezigheid van voldoende kleinschaligheid in de vorm van bosschages, overhoeken, houtwallen van belang. De Kamsalamander is dan ook een indicator voor landbiotoop van goede kwaliteit. In Limburg ligt 89 % van de vindplaatsen in de directe nabijheid van bos (Lenders, 992). In het onderzochte deel van WCLgebied Veluwe is de Kamsalamander slechts op vier plaatsen gevonden (2, % van het aantal onderzochte wateren). In één van de wateren (water nr. 5, Amersf. Coord. 488,97,) bleek de soort bovendien te zijn uitgezet. In de drie wateren waar de Kamsalamander van nature voorkomt was sprake van succesvolle reproductie. In één van de wateren komt ook Tiendoornige stekelbaars voor. In vergelijking met andere onderzoeken in Gelderland (Stronks & Schröder, 993; Krekels, 992; Creemers & Crombaghs, 995) is er sprake van een lage bezetting van de Kamsalamander in het in 996 onderzochte gebied. Creemers en Crombaghs (995) vonden in het IJsseldal een bezettingspercentage van 7,6 % van de onderzochte wateren. In de andere twee onderzoeken was de bezetting met Kamsalamander respectievelijk 8 en,9%. De overzichtskaart schetst een beeld van het voorkomen van de Kamsalamander in het totale gebied tussen de Stuwwal en de IJssel, gebaseerd op het onderzoek van Creemers & Crombaghs (995), dit onderzoeken verspreidingsgegevens van RAVON Gelderland en het Samenwerkingsverband OostVeluwe. Dit resulteerde uiteindelijk in 46 kmhokken, waar waarnemingen van kamsalamanders van bekend zijn geworden. Het aantal en de aard van de vindplaatsen is niet exact bekend omdat de vindplaatsen niet altijd even nauwkeurig zijn omschreven. Bijzonderheden van de vindplaatsen zijn weergegeven in bijlage 2. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in het dekzandgebied. In noordelijk richting neemt het aantal vindplaatsen van de soort ten noorden van de N344 duidelijke af en is slechts sprake van enkele geïsoleerde vindplaatsen.

41 Het onderzoek in 996, resultaten 37

42 Conclusie en planvorming 38 5 Conclusie en planvorming 5. De inventarisatie in 996, vergelijking en discussie In het onderzochte deel van het WCLgebied werden in totaal 226 lokaties onderzocht, waarbij er 9 in een toestand verkeerden waarbij ze mogelijk nog als voortplantingswater voor amfibieën konden functioneren. Van deze 9 wateren waren er 74 gekoloniseerd door een of meer amfibiesoorten. Het maximale aantal soorten in een water bedroeg 4. In totaal werden er 8 amfibiesoorten binnen het onderzochte deel van het WCLgebied waargenomen. Een aantal wateren functioneert nog redelijk als voortplantingsplaats, maar dit geldt met name voor de algemene en onbedreigde soorten, zoals de Kleine watersalamander, de Bruine kikker en de Gewone pad. Om de huidige waarde van het onderzoeksgebied als leefgebied voor amfibieën beter in te kunnen schatten zijn de gegevens vergeleken met enkele andere gebiedsdekkende onderzoeken in Gelderland (tabel 3). Tabel 3. Aantal onderzochte kleine oppervlaktewateren en bezettingspercenzages van amfibieën in enkele gebiedsdekkende onderzoeken in Gelderland. Onderzoek Aantal Percentage Bemon Bezet Abundantie soorten gebied en wateren gedemptl sterd met (percentage van de bemodnsterde wateren) auteur verdroogd amfibieën Rt Re Bb Bc Tv Tc Ha Graafschap. Kre 42 n.v.t % kels, 992 (n=9) IJsseldal. Creemers 335 n.v.t % & Crombaghs, 995 (n=245) Dit onderzoek 226 5% 9 38,7% WCLveluwe (n=35) (n=74) Rt = Bruine kikker, Re = Middelste groene kikker. Bb = Gewone pad, Bc = Rugstreeppad. Tv = Kleine watersalamander, Tc = Kamsalamander, Ha = Boomkikker. In vergelijking met de andere gebieden blijkt het onderzoeksgebied uit 996, wat betreft het aantal wateren dat bezet is met amfibieën, slecht te scoren. Het percentage wateren dat door één of meer soorten is bezet, is met 38,7 % erg laag. In vergelijkbare onderzoeken was minimaal 73 % bezet. Uit de abundantiegegevens blijkt dat de Kamsalamander in 996 procentueel weinig werd aangetroffen. In slechts 2, procent van de bemonsterde wateren werd de soort gevonden tegenover,9 en 5,8 procent in vergelijkbare onderzoeken. De vraag rijst of het beeld van de verspreiding van de Kamsalamander volledig is. Het gaat in 996 immers om een eenmalig onderzoek en daarbij kunnen de van nature sterke schommelingen die amfibiepopulaties over een reeks van jaren kunnen

43 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 39 vertonen een rol van betekenis spelen. Door bijvoorbeeld aanhoudende droogte in 996 daalde de grondwaterstand en vielen verschillende wateren zelfs droog. Mogelijk planten amfibieën zich onder genoemde omstandigheden niet overal voort en zoeken zij voortplantingswateren die erg ondiep zijn niet, of slechts gedurende korte tijd op. Het voorkomen van de soort is op zulke plaatsen dan veel moeilijker aan te tonen. Dat dichtheden van watersalamanders in het voortplantingswater in droge perioden veel geringer kunnen zijn werd in 996 op tal van plaatsen in Nederland vastgesteld. Toch kan gesteld worden dat de onvolledigheid van het verspreidingsbeeld gering zal zijn. Ten eerste omdat bij het onderzoek gegevens betrokken zijn uit het archief van RAVON Gelderland en het samenwerkingsorgaan OostVeluwe, waardoor een beeld van de vondsten over een langere periode ontstaat. Daarnaast zijn rapporten bestudeerd van Heinen (986) en Cuppen en Heinen (984), die onderzoeken hebben uitgevoerd naar de verspreiding van herpetofauna in een gebied, waarvan het onderzoeksgebied in 996 een onderdeel vormt. Ook Cuppen en Heinen concluderen dat de Kamsalamander een erg zeldzame soort is op en direct bij de stuwwal. Het aantal waarnemingen van de Kamsalamander betrof slechts. tot.3 procent van hun waarnemingenbestand. Bestudering van deze gegevens leverde slechts twee, nog niet bekende vindplaatsen van de Kamsalamander op, uit respectievelijk 955 en 979. Deze waarnemingen konden noch in Creemers en Crombaghs (995) of in dit onderzoek bevestigd worden. ok wat betreft de abundantie van de andere amfibiesoorten kan worden gesteld dat deze voor alle soorten aan de lage kant is in vergelijking met gegevens uit de onderzoeken van Krekels (992) en Stronks en Schröder (993). Het verschil met de Graafschap is daarbij minder evident dan het verschil met het ljsseldal. Met de onderzoeken in 995 en 996 is een beeld verkregen van het voorkomen van de Kamsalamander in een groot aaneengesloten verspreidingsgebied. Op grond van de verspreidingsgegevens moet worden geconcludeerd dat de stuwwal arm is aan vindplaatsen van de Kamsalamander. Ook de abundantie van de andere soorten is er aan de lage kant. Dit is vaak te wijten aan de kwaliteit van de voorplantingswateren, die in een groot aantal gevallen als slecht werd beoordeeld ( 4.6). De slechte beoordeling is onder meer een gevolg van de aard en de functie van de wateren. Een groot deel van de onderzochte wateren (n= 59) bestond uit tuinvijvers, waarin vaak vis was geïntroduceerd of waarvan het beheer intensief en/of onnatuurlijk was. Ook Krekels (992), Stronks & Schröder (993) en Cuppen (pers. mededeling) geven aan dat het voorkomen van vis en het intensieve onnatuurlijke beheer op landgoederen en landhuizen voor de Kamsalamander een aanzienlijk probleem vormt. Een bijkomend probleem is mogelijk ook het ontbreken van een goed ontwikkelde watervegetatie. Veelal liggen hier de aanwezigheid van vis en een te sterke beschaduwing aan ten grondslag. In veel wateren was de bedekking met waterplanten minder dan 5 %. Zowel voor de mogelijkheden tot voortplanting als voor bescherming tegen predatoren is een hoger bedekkingspercentage aan waterplanten gewenst. Ook in het rivierkleigebied langs de IJssel is het aantal vindplaatsen van de Kamsalamander beperkt. Waar de soort hier voorkomt is sprake van (relicten van) rivierduinen, met een goed ontwikkeld microreliëf, of de vindplaatsen liggen net op

44 Conclusie en planvorming 4 de overgang naar het dekzand. Bij de ontwikkeling van een ecologische structuur in het IJsseldal dient het zwaartepunt te liggen op de dekzandgronden (figuur 2). Dit wil echter geenszins zeggen dat lokaties waar de soort buiten dekzandgebieden voorkomt geen goede bescherming verdienen. Waar mogelijk dienen initiatieven tot poelenaanleg zeker te worden gestimuleerd. Om de kans op vestiging van de Kamsalamander in nieuwe poelen te vergroten worden in 5.2 enkele belangrijke kenmerken van leefgebieden van de Kamsalamander toegelicht. 5.2 Kwaliteit van de leefgebieden van de Kamsalamander. Van de Kamsalamander zijn in het plangebied (zoals omschreven in 3.5) 46 kmhokken bekend geworden, waarde soort werd waargenomen. Vaak (zie bijlage 3) gaat het hier om vindplaatsen waarvan het voorkomen in 995 en 996 kon worden bevestigd. De kwaliteit ervan is wisselend. Bij aanleg en herstel van leefgebieden van de Kamsalamander heeft het behoud en/of herstel van de actuele vindplaatsen de eerste prioriteit. Op basis van het onderzoek in 995 en 996, en aanvullende literatuurstudie wordt de situatie van de Kamsalamander als volgt omschreven: Huidige voorkomen. De Kamsalamander komt in het totale plangebied nog op en redelijk aantal lokaties voor. Omdat de vindplaatsen vaak op grote afstand van elkaar verwijderd liggen zal contact tussen populaties nauwelijks plaatsvinden. Slechts zelden komt de soort in aanzienlijke aantallen in meerdere voortplantingswateren op korte afstand van elkaar voor. Bij het uitblijven van maatregelen die leiden tot uitbreiding van, en verbetering van de kwaliteit van de voortplantingswateren, is de kans op het lokaal uitsterven van de Kamsalamander groot. Sterft de soort eenmaal uit dan is herkolonisatie van zo'n gebied een lastige zaak. Kwaliteit waterbiotopen. Wat betreft waterhoudendheid, diepte, wateroppervlakte, ph en EGV komt een aantal wateren in aanmerking voor herstel tot (potentieel) voortplantingswater voor de Kamsalamander. Op andere plaatsen verdient aanleg van wateren echter de voorkeur. Goede voortplantingswateren voor de Kamsalamander dienen aan de volgende eisen te voldoen: Volledige absentie van vis in het algemeen en hoge dichtheden aan stekelbaars in het bijzonder. Bij minimaal 4 % van de eerste 3 meter van de oeverlijn dient intensieve betreding door vee door plaatsing van rasters te worden voorkomen. Volledige afwezigheid van contact tussen oppervlaktewateren en aangrenzende slootsystemen, vaarten of andere visrijke wateren. Aanwezigheid van voldoende geschikt landbiotoop in de directe omgeving (<2 meter) van de voortplantingswateren, of geleidende houtwallen en/of ruigtestroken er naar toe.

45 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 4 Knelpunten landbiotoop. Als landbiotoop, migratie en dispersiezone komen alleen die terreindelen in aanmerking, die gekenmerkt worden door een extensief beheer en een redelijk bedekkingspercentage aan kruidachtige en struweelvormende plantesoorten. In het onderzoeksgebied kunnen op grond van deze eis vooral de volgende landschappelijke structuren als waardevol landbiotoop voor de Kamsalamander aangemerkt: Dichte structuurrijke erfbeplantingen bij boerderijen en parklandschapachtige bossen bij landgoederen, Overhoeken, in kleinschalig cultuurlandschap, die voor een aanzienlijk deel uit struweelvormende vegetatie bestaan, Natuurgebieden met een redelijk bedekkingspercentage aan bos, Door aanleg\herstel van voortplantingswater in combinatie met bovengenoemde landbiotoop, in het vervolg van de tekst 'basisbiotoop' genoemd, bestaat er een goede kans op kolonisatie door kamsalamanders. De mogelijkheden tot ontwikkeling van deze basisbiotopen vinden we vooral in het dekzandgebied. Op de hogere zandgronden zelf is het voor kamsalamanders veelal te droog en te zuur. In de uiterwaarden van de IJssel komen alleen die gebieden in aanmerking die niet of slechts zeer zelden inunderen. 4. Beïnvloeding migratie, dispersie en kolonisatie van nieuwe leefgebieden. Optimaliseren van de dispersiemogelijkheden is voor structureel behoud van populaties van groot belang. De dispersiedrang van Kamsalamanders wordt in positieve zin beïnvloed door de volgende factoren: De vitaliteit van populaties. Alleen bij grote populaties mag op redelijke schaal dispersie van jonge dieren naar aangrenzende gebieden worden verwacht (bronfunctie), De bodemvochtigheid. In natte gebieden vindt relatief meer dispersie en migratie plaats dan in droge gebieden, De aanwezigheid van voldoende bos en struwelen. Dispersie vindt met name plaats langs en door bosjes en houtwallen. Door gerichte aanleg van houtwallen, ruigtestroken of een geëxtensiveerd maaibeheer van slootranden kan een zekere sturing van de dispersierichting plaatsvinden, De aanwezigheid van poelen op regelmatige afstand van elkaar (zie figuur 9), waarin de soort zich tijdelijk of structureel kan vestigen (stapstenen), Naarmate minder aan deze eisen wordt voldaan manifesteert de Kamsalamander zich meer als een honkvaste soort met een grote plaatstrouwheid en is de kans op kolonisatie van aangrenzende leefgebieden gering, ook al zijn deze van goede kwaliteit.

46 Conclusie en planvorming 42 Gevoeligheid voor veranderingen in de directe omgeving van het voortplantingswater. Kamsalamanders zijn in vergelijking tot andere amfibiesoorten gevoeliger voor veranderingen in (de onmiddellijke omgeving van) het voortplantingswater: Kamsalamanders brengen in vergelijking met andere amfibiesoorten lange tijd (soms tot ver in de zomer) in het water door. Dit geldt zowel voor volwassen dieren als zich in het water ontwikkelende larven. In de regel worden er géén grote afstanden (<2 meter) tussen landbiotoop en voortplantingswater afgelegd en houdt zich een deel van de populatie in de onmiddellijke omgeving van het water op. Al in het najaar trekken kamsalamanders terug richting voortplantingswater om in de directe omgeving ervan te overwinteren. Extensief, kleinschalig en gefaseerd beheer van leefgebieden van de Kamsalamander, met name in de directe omgeving van het voortplantingswater, is daarom gewenst. Ecologische structuur. Alleen bij vitale populaties is sprake van een redelijke kans op dispersie. Onder de huidige omstandigheden kan dit op een aantal vindplaatsen van de soort niet worden verwacht. Het behoud, herstel en de ontwikkeling van alle in het onderzoeksgebied aanwezige populaties heeft de eerste prioriteit, meer nog dan de ontwikkeling van een goed functionerende ecologische structuur. Elke verdere achteruitgang betekent een ernstige aantasting van de (nog op te zetten) ecologische structuur, omdat rekolonisatie van een eenmaal verlaten gebied onder de huidige omstandigheden vrijwel is uitgesloten.

47 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel Toekomstperspectief voor de Kamsalamander 5.3. Inleiding Voorwaarde voor structureel behoud van de Kamsalamander is de ontwikkeling van een ecologische structuur, metapopulatiestructuur genoemd. Uit het onderzoek blijkt dat zowel de IJssel als de Veluweals een natuurlijke barrière voor de soort beschouwd moet worden. In het gehele gebied tussenliggende gebied zijn echter belangrijke leefgebieden van de Kamsalamander aanwezig. Voor het behoud van de soort op de lange termijn is behoud en uitbreiding van leefgebieden noodzakelijk. Daarom is een metapopulatiestructuur ontworpen voor het gehele genoemde gebied. Hierdoor kan op constructieve wijze worden gewerkt aan herstel, uitbreiding en behoud van leefgebieden van de soort De metapopulatiestructuur, de theorie Om het voortbestaan van populaties op de lange duur te garanderen dient uitwisseling van individuen tussen afzonderlijke leefgebieden mogelijk te blijven. Dit gegeven is gebaseerd op het principe van het metapopulatiemodel. De belangrijkste vier fasen in het herstel van leefgebieden van fauna, die de basis vormen voor de ontwikkeling van een metapopulatiestructuur zijn weergegeven in figuur 7 (Lenders, 996). Bij het voortbestaan van kleine geïsoleerde populaties speelt het toeval een grote rol. Het verschijnsel dat kleine populaties met een verwachte positieve groeisnelheid toch door toeval uit kunnen sterven staat bekend onder de naam demografische stochasticiteit Veiligstellen / Ii Versterken J M VerbindenJ, 7 ee liv Verbreideni Or ((eet E Actuele situatie O o Doel gebied tee\.q,/ &gab' ;Leet. Figuur 7. De vierfitsen voor het structureel herstel van leefgebieden van fauna (naar Lenders, 996).

48 Conclusie en planvorming 44 (Opdam en Verboom, 99). Om overleving van soorten op de lange duur te garanderen is een minimaal aantal individuen noodzakelijk. Aan welke aantallen men hierbij bij amfibieën moet denken is onduidelijk, maar het gaat in ieder geval om enkele honderden individuen per leefgebied. Verspreiding van soorten over verschillende deelpopulaties is hierbij geen probleem zolang uitwisseling zonder moeite plaats kan vinden. Kerngebieden (voor amfibieën te vertalen als gebieden met een relatief groot aantal basisbiotopen (voortplantingswateren in combinatie met geschikt landbiotoop) fungeren in principe als juvenielenbron naar aangrenzende satellietpopulaties. Bij calamiteiten kunnen deze op hun beurt als bron fungeren en kunnen tijdelijk ongeschikte leefgebieden of nieuwe leefgebieden opnieuw worden bevolkt. De combinatie draagt bij aan stabilisatie van de hele metapopulatie, omdat sterke aantalsschommelingen worden gedempt. Uitgangspunt bij bescherming van leefgebieden van amfibieën dient daarom de ontwikkeling van een zogenaamde metapopulatiestructuur te zijn. Over het aantal voortplantingswateren per kerngebied dat noodzakelijk is om amfibiesoorten op de lange termijn voor uitsterven te behoeden bestaat nog geen volledige duidelijkheid. Literatuurgegevens hierover zijn schaars. Blab (986) noemt maximale afstanden tussen voortplantingswateren en landbiotoop die uiteenlopen van tot 4 meter voor watersalamanders, tot gemiddeld 4 4 meter voor de Gewone pad. Martens (987) adviseert maximale afstanden van circa 5 meter tussen poelen in kerngebieden voor de Kamsalamander, Gorter (987) geeft hiervoor een gemiddelde van 57 poelen per km 2 aan. In dit rapport wordt gepleit voor de ontwikkeling van een dergelijke metapopulatiestructuur voor de Kamsalamander in het gebied tussen Arnhem en Zwolle gelegen tussen de Veluwe en de IJssel. Natuurgebieden, landgoederen en kleinschalige agrarische cultuurlandschappen vormen als het ware het skelet van de te ontwikkelen ecologisch metapopulatiestructuur. Verbindingszones worden gevormd door lijnvormige structuurrijke landschapselementen zoals beken, houtwallen en spoorwegtaluds. In figuur 8 wordt een overzicht gepresenteerd van een fictief kerngebied voor de Kamsalamander in een kleinschalig cultuurlandschap. In het vervolg van de tekst worden landschappelijke componenten uit deze structuur nader toegelicht: * Basisbiotopen. Terreindelen van.75 ha, waarin minstens één voortplantingswater voor de Kamsalamander aanwezig is. Het landgebruik is extensief en het bedekkingspercentage aan houtwallen en/of struweelvormende bomen en struiken is minstens 3 %. Binnen basisbiotopen dient de afstand tussen voortplantingswater en landbiotoop zo klein mogelijk en bij voorkeur minder dan 2 meter te zijn. Deze afstand is aangehouden omdat uit meerdere onderzoeken (o.m. Lenders, 992) de sterke binding met bos blijkt. Basisbiotopen kunnen in of direct grenzen aan bossen, in het boerenland of op landgoederen gelegen zijn. Wateren op grotere afstand van bos kunnen alleen ontwikkeld worden tot voortplantingswater door de aanleg van een geleidende haag/houtwal vanuit geschikt landbiotoop met een breedte van 3 tot 5 meter.

49 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 45 * Kerngebieden. Dit zijn gebieden van minimaal 2 km 2, waar de Kamsalamander voorkomt en waarin meerdere basisbiotopen gelegen zijn, of die goede mogelijkheden bieden tot aanleg en/of uitbreiding van basisbiotopen. In elk kerngebied dienen minimaal 7 tot basisbiotopen aanwezig te zijn. Als maximale afstand tussen basisbiotopen in kerngebieden wordt tot 5 meter geadviseerd. Tussen de basisbiotopen bestaan directe verbindingen middels houtwallen, structuurrijke slootranden, spoorwegtaluds of bosjes, die hooguit plaatselijk onderbroken zijn. De maximale grootte van een onderbreking is afhankelijk van de soort en het tussenliggende landschap (akker, weiland, kanaal enz.). * Verbindingszones. Deze garanderen de ecologische verbinding tussen de kerngebieden en potentiële kerngebieden, onderling. In de praktijk gaat het hierbij om houtwallen met een goed ontwikkelde ondergroei, of om ketens van grotere en kleinere bospercelen, overhoekjes etc. Voor de afstand tussen basisbiotopen in verbindingszones wordt op basis van literatuurgegevens (Laan & Verboom, 986; Martens, 987) een afstand van maximaal 3 tot 4 meter voorgesteld. I oto. Een voorbeeld van een goed basisbiotoop voor de Kamsalamander. De weilandpoel grenst direct aan een circa 5 meter brede houtwal, dat aansluit op een bos.

50 Conclusie en planvorming 46 Foto. Veel wateren op de overgang van het lisse/dal naar de Veluwe hebben een functie als tuin of parkvijver. Introductie van vis is vaak het gevolg. Als voortplantingswater voor amfibieën zijn dergelijke wateren slechts van beperkte betekenis. In het water op de foto werden geen amfibieën waargenomen. 7i 7i Ji i i ijls q/ pwijver zijn ze voor amfibieën vaak veel geschikter. De bospoel op de foto, water nr. 522, vormt een van de weinige voortplantingsplaatsen van de Kamsalamander op de overgang van het lisse/dal naar de Veluwe.

51 Figuur 9. Een voorbeeld van de ontwikkeling van een ecologische structuur voor de Kamsalarnanderin een agrarisch landschap. De figuur toont een overzicht van een deel van een kerngebied. waarin METAPOPULATJESTRUCTUUR basisbiotopen () en verbindingszones (2) te onderscheiden zijn Door het herstellen von ecologische / verbindingen tussen kerngebieden onderling, en tussen basisbiotopen binnen een kerngebied, vormt \ _ lokaal uitsterven in de toekomst geen probleem,neer Rekolonisatie kan immers steeds opnieuw plaatsvinden. Naast de ecologische structuur worden eisen te,: aanzien van oppervlak, samenstelling en eigenschappen van voor amfibieen belangrijke landschapsstructuren aangegeven. De pijlen geven de dispersiemogeljkheden aan (dikke pijlen: verbindingszones langs houtwallen: pijlen met stippellijn: verbindingszones langs lijnvormige wateren)... per kemgobied maximool 3 rrrcrc, '. 9ii Oabioioop kemge)se ' = S, r rncnpopiilstirsrrucruur ltr S,. 4 Ç,/'. West 5 ' Zuid» Noord Basisbiotoop bovenaanzicht Basisbiotoop dwarsdoorsnede Ideale situatie Houtwal roer goed oni. w,kkeldc moord. en eoomsegerarie houtwallen, bosjes en erfbeplantingen van belang als Drinkput minimale eisen Migratiezone en leefgebied in basisbiotopen Minmaal 455 do oever o,igrr.,rord Wamoppmnlak miniwoat 3e, Disperuseunne tussen h sssbiotopeo sri een besirgebied ceen r.chs,ru»rxs OOnloOr no, 5cr vedige abinirnu sao S» ' Dispersiesone tussen kerngebieden sooieiersarigoioico,t hourirul os Iundbioinop Zi,,dojdr oliqd onbendradowd \&thtnuing fone ds rsaoorsrri,d ii.3 t Waarde van huutsvallen en uvenhoeken neemt lor hij hoge çlmctuurdtversste,l Deze kan worden verhoogd door bi) aanleg ruimte ie laten snee spontane veni. tiging von soorten. of door bij het beheer pleksgewijs open plekken le kappen Borschages en houtsvaloteucturen: Bij voorkeur kleine struweelvonnende soorten, eventueel in combinatie men ovenstaanders (populier, es, op)» Bij voorkeur bes en vruchtdragende soorten zoals hazelaar, hondomoo, hulst, wilde iiguster, meidoom, aalbes, rode kornoctjc, sleedoom, s'eldesdcorn, vliet en vuilboom. Stoten: Ovetdimcnsionezmg van sloten en extensief bebost vuil slootoevets verhoogt de dupenemugcljkhcdeir,,,j

52 F.. ih, t H ijl. r '' t n w " L" i_.!_i

53 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel De invulling in het plangebied, de geselecteerde kerngebieden In totaal zijn in het onderzoeksgebied II kerngebieden (figuur 9) geselecteerd. De gebieden zijn genoemd naar bekende landschappelijke herkenningspunten, zoals landgoederen, dijken of wegen. In alle kerngebieden komt de Kamsalamander nog steeds voor. Een overzicht van de ligging van de geselecteerde kerngebieden wordt gepresenteerd in tabel 4. Bij de begrenzing van de kerngebieden voor de Kamsalamander is getracht deze waar mogelijk aan te laten sluiten bij die van de Knoflookpad in het IJsseldal (Creemers & Crombaghs, 995). Op deze wijze is het rendement van aanleg en herstel van voortplantingswateren maximaal. In voortplantingswateren van de Knoflookpad komt ook de Kamsalarfiander vaak voor (Creemers & Crombaghs, 995). De combinatie is dus zeker realistisch. De kerngebieden V en VI, VII en VIII liggen dicht bij elkaar, maar zijn door de aanwezigheid van enkele ecologische barrières, te weten de N344 Apeldoorn/Deventer en de Al, van elkaar gescheiden. Meer informatie over het effect van wegen op fauna en leefgebieden is te vinden in Krekels, 996. De ontwikkeling van een metapopulatiestructuur is mogelijk voor de kerngebieden II tot en met VIII. Bij kerngebied IX is verbinding met ander kerngebieden moeilijker, maar op de langere termijn wel uitvoerbaar. De kerngebieden, X en Xl liggen ver van de overige kerngebieden verwijderd (kerngebieden X en XI) of zijn gescheiden van de andere gebieden door onneembare barrières (kerngebied ). Hier dient het uitsterven van de soort dan ook zeker te worden voorkomen en dient te worden gestreefd naar de ontwikkeling van een zelfstandig functionerend kerngebied. Kerngebieden hebben een oppervlak variërend van 2 tot km`, waarbij met name de reliëfrijke delen bestaande uit dekzand of oude rivierduinen (dit zijn vaak ook de beboste delen) als potentieel leefgebied voor de Kamsalamander en de Knoflookpad worden beschouwd. Aanleg van basisbiotopen dient waar mogelijk in of aan (de zuidzijde van) dergelijke elementen plaats te vinden. Wanneer de landschappelijkecologische structuur wordt gerealiseerd, kunnen zowel de algemene als de zeldzame amfibiesoorten, maar ook andere watergebonden fauna, in het onderzoeksgebied duurzaam voortbestaan, zich verspreiden, kunnen nieuwe deelgebieden worden bevolkt en is uitwisseling tussen (sub)populaties binnen kerngebieden (maar niet altijd tussen kerngebieden) mogelijk. Per kerngebied wordt de gewenste ecologische structuur in het vervolg van de tekst beknopt besproken en in beeld gebracht op een topografische overzichtskaart. Waar dit mogelijk was is op de kaart aangegeven waar ontwikkelingen bij voorkeur dienen plaats te vinden. Hierbij vormen de vier V's in figuur 7 de basis. Zo is aangegeven waarde zwaartepunten van de kerngebieden liggen (veiligstellen en versterken, V T en V, figuur 7), hoe deze binnen het kerngebied verbonden kunnen worden (verbinden, V,, figuur 7) en waar goede mogelijkheden liggen voor de ontwikkeling van ecologische structuur naar aangrenzende kerngebieden (verbreiden, V.,,, figuur 7). Tenslotte is het aantal (actuele en historische) vindplaatsen, de kwaliteit ervan en het gewenste aantal goed functionerende basisbiotopen per kerngebied weergegeven. Voor de wateren, die als voorplantingsplaats voor de Kamsalamander functioneren

54 Conclusie en planvorming 48 of functioneerden en die voor herstel tot basisbiotoop in aanmerking komen, zijn adviezen ten aanzien van het herstel en beheer opgenomen. Tabel 4. In het onderzoek geselecteerde kerngebieden van de Kansalam ander. In alle kerngebieden komt de soort nog steeds voor. Behalve voor de Kamsalamander zijn de gebieden ook zeer kansrijk voor ontwikkeling van leefgebied voor de Knoflookpad Kerngebieden Oppervlak (km 2) Aantal vindplaatsen Kamsalamander Aantal gewenste basisbiotopen ê Havikerwaard 8 8 II Leuvenheirn/Voorstondennoord 5 S 2 III LeuvenheiinlVoorstondenzuid IV Cortenoever 6 8 V Landgoed de Poll VI De Ziele/Noorddijk 6 8 Vil Hartelaar/Het Woudhuis VIII Meermuiden 6 2 IX De Ruwerd X De Leemkuil 5 2 XI Berghuizen/Het Kolkhuis 5 2 Kerngebieden: Aantal gewenste basisbiotopen: 49 Voor verbindingszones: ca. 4 (schatting)

55 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 5' ti) Ii Cd O ti) 4. I >>>.r..c\.e. O) : fl e > o. Cd ) III III! II )j up: ce L+IHHH 54 cd OS oo S 2 r) ) N.) ) 5 ) 4..) ) ) *) ) bli )

56 Conclusie en planvorming 52 Kerngebied H. LeuvenheimlVoorstonden zuid Kerngebied Leuvenheim/Voorstonden zuid vormt een aaneengesloten gebied met kerngebied Leuvenheim/Voorstonden noord. Het gebied wordt om praktische redenen in twee delen besproken. Kerngebied Leuvenheim/Voorstondenzuid grenst in westelijke en zuidelijke richting aan het Apeldoornsch Kanaal en in oostelijke richting aan de Arnhemse Straat (N48). In het kerngebied zijn uit zeven wateren Kamsalamanders bekend. Zwaartepunten in het gebied (veiligstellen en versterken, V en V, figuur 7) zijn de Leuvenheimsche heide, het Ooijevaarsnest en het Leusveld. De (spoor)sloot en de poel bij het Ooijevaarsnest (nr. 3 en 4) zijn van oudsher (vanaf 98) bekende vindplaatsen van de Karnsalamander. Recent zijn er in de spoorsloot geen Kamsalamanders meer waargenomen. De oorzaak daarvan ligt in de aanwezigheid van vis en het sterk verlande karakter van het water. Ook in de ernaast gelegen poel (nr. 3) wordt vis aangetroffen. Hier komt de Kamsalamander wel nog steeds voor. Creemers en Crombaghs (995) adviseerden reeds dringend om de populatie vis te verwijderen en het beheer beter af te stemmen op het voorkomen van de Knoflookpad en de Kamsalamander. Langs het spoortalud liggen meerdere geïsoleerde stukken spoorsloot, waarvan er vier (nr. 8,, en 6) zijn onderzocht op het voorkomen van amfibieën. In spoorsloot nr.l werd de Kamsalamander aangetroffen. Spoorsloten 8, II en 6 vallen reeds vroeg in het voorjaar droog en komen in aanmerking voor herstel tot basisbiotoop. Op de Leuvenheimsche heide liggen twee vennen (nr. 7 en 8). In water 7 werd in 995 één adulte Kamsalamander gevangen, maar voortplanting werd niet geconstateerd. Water 7 is van bijzondere waarde door het voorkomen van Middelste Groene kikker, Gewone pad, Poelkikker, Bruine kikker en een grote populatie Heikikkers. In 988 werden hier larven van de Knoflookpad gevonden, maar het water is momenteel vrij zuur. Voor de Kamsalamander liggen in deze omgeving goede mogelijkheden. De verlande vennen moeten worden opgeschoond en in de weilanden ten zuiden en ten noorden van de Leuvenheimse straat moeten meer basisbiotopen ontwikkeld worden. In en rondom 'Het Leusveld' liggen negen wateren waarvan er twee (nr. 3 en 34) bevolkt worden door de Kamsalamander. Er zijn hier goede mogelijkheden tot herstel en aanleg van poelen. In poel nr. 33 is vis uitgezet. Het visvrij maken van de poel zou een goede voortplantingsplaats kunnen opleveren voor de Kamsalamander. Herstel en ontwikkeling van basisbiotopen dient zich in eerste instantie te concentreren op het Leusveld, de Leuvenheimsche heide en de spoorsloot bij het Ooievaarsnest (veiligstellen en versterken, V en V figuur 7). Binnen het kerngebied dient daarna aan de verbinding tussen deze drie zwaartepunten te worden gewerkt (verbinding (binnen het kerngebied ), V, figuur 7). Hiervoor komen graslanden rond de Soerensche beek en de Leuvenheimsche beek in aanmerking. De ontwikkeling van een ecologische structuur tussen de Leuvenheimsche heide en het Leusveld is eenvoudig, gezien de kleinschalige structuur van het tussenliggende landschap. Speciale aandacht dient uit te gaan naar de mogelijkheden om de Rhienderensche beek te ontwikkelen tot verbindingszone naar het kerngebied IV (Cortenoever). In noordelijke richting bestaan goede ontwikkelingskansen voor basisbiotopen tussen het Leusveld en Voorstonden.

57 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 53 Aantal geadviseerde basisbiotopen: 2 Kerngebied ~ V / V Verbindingszone (V ) Verbindingszone (V) I:) O (Voormalige) vindplaats Knoflookpad Vindplaats Kamsalamander2 995 Vindplaats Kam ' salamander < 995 J Vindplaats Knoflookpad en Kamsalamander ) Onderzocht water Kmhok waarneming '' Kamsalamander < 995 Dur3ifl u REMMEN MEMMEMEM 22 ERMEE E am IEJ[ U UU [J ri ir om om uuuu w URUU. WENNEN uciu uu iiuu.. uu. i was nooms al mans glj Room mu$u tal wateren 23 Aantal amfibiesoorten Aantal wateren met Kamsalamander 6 Soorten: Knoflookpad 2 Kleine watersalamander Bruine kikker Heikikker 2 Gewone pad Rugstreeppad Poelkikker Meerkikker nrtpn kikkpr R

58 Conclusie en planvorming 54 Kerngebied III. LeuvenheimlVoorstonden noord Dit gebied vormt een van de zwaartepunten van de verspreiding van zowel de Kamsalamander als de Knoflookpad in het Iisseldal. Het kerngebied loopt in zuidelijke richting zonder enige barrière over in kerngebied II. In het hier beschreven noordelijke deel liggen vijf voortplantingswateren van de Kamsalamander. Op de lokaties 55, 68 en 7 werd de Kamsalamander nog recentelijk aangetroffen, terwijl de soort op lokatie 6 en 6 voor het laatst in 988 werd gezien. In twee van de vijf wateren met Kamsalamander komt ook de Knoflookpad voor. In twee andere wateren werd in 995 wel de Knoflookpad maar niet de Kamsalamander aangetroffen (Crombaghs & Creemers, 995). Kenmerkend voor dit kerngebied is het relatief hoge bedekkingspercentage met bos. In het gebied zijn vier deelgebieden te onderscheiden waar herstel zich in eerste instantie op dient te concentreren (veiligstellen en versterken, V en V, figuur 7) Het in het kerngebied gelegen landgoed Voorstonden (in eigendom van Natuurmonumenten), biedt goede potenties als leefgebied van de soort. Tegenwoordig resteert er nog slechts één voortplantingsplaats, bospoel nr. 55. Op het landgoed komen de wateren nr. 49 en 5 zeker in aanmerking voor herstel tot basisbiotoop voor de Kamsalamander. Het landgoed biedt ook goede mogelijkheden voor aanleg van nieuwe basisbiotopen. Speciale aandacht dient hierbij uit te gaan naar de weilanden ten zuiden en ten oosten van Voorstonden en de boscomplexen op het landgoed zelf. Bij aanleg van basisbiotopen dient ook met de eisen van de Knoflookpad (locatie Wilhelminahoeve, water nr. 5 ) rekening te worden gehouden. Herstel van dit water is overigens zeer dringend vereist (zie Creemers & Crombaghs, 995). Herstel en aanleg van poelen zal in samenwerking met Natuurmonumenten moeten worden uitgevoerd. Goede mogelijkheden tot herstel biedt ook locatie nr. 6, de Blaauwe Baer, die momenteel sterk organisch vervuild is. Opschonen en uitrasteren van deze poel is noodzakelijk. In de twee voortplantingswateren van de Kamsalamander aan de Sterrebosweg (nr. 68 en 7) bevindt zich aan de oostzijde van de verharde weg de grootste populatie. Door de aanwezigheid van grote dichtheden Tiendoornige stekelbaars is hier de voortplanting weinig succesvol. De poel staat aan de zuidoostzijde in verbinding met een sloot, waardoor de kolonisatie door Tiendoornige stekelbaars waarschijnlijk heeft plaatsgevonden. Indien deze verbinding wordt opgeheven kan de bospoel, door eenmalig leeg pompen (oktober is hiervoor de beste maand) visvrij worden gemaakt. In bospoel nr. 7 werd in 995 (marginale) voortplanting van de Kamsalamander en de Knoflookpad vastgesteld. Beide lokaties aan de westzijde van de weg (nr. 69 en 7) zijn momenteel verre van optimaal. Ze bieden echter goede mogelijkheden tot herstel (zie adviezen). Voor aanleg van nieuwe basisbiotopen komen de weilanden aan de zuid en de oostzijde van het boscomplex (Tondensche Beek) in aanmerking. In de poel bij Groot Soeren (nr. 74) werd in 995 voortplanting van de Knoflookpad vastgesteld. De poel biedt ook goede mogelijkheden voor de Kamsalamander, maar werd hierin niet aangetroffen. In de poel komt geen vis voor. Behoud en indien mogelijk, uitbreiding (aan de noordzijde) van bosschages grenzend aan de poel is belangrijk als buffer tegen het omringende landbouwgebied. Houtopslag aan de zuidzijde dient te worden verwijderd. De populatieomvang en het reproductiesucces dient in de toekomst nader te worden onderzocht. Dit geldt ook voor de locatie Rietmus (nr. 73). Ondanks het feit dat er in 995 geen Kamsalamanders zijn gevonden, lijkt de locatie wel geschikt. De mogelijkheden tot herstel van de moerassige laagte aan de Gravenstraat ( ) en de poel bij de Kleine Pothof(nr. 76) dienen te worden nagegaan. Bij poelenaanleg in de directe omgeving verdient de zuidzijde van de spoorlijn in kmhok en bijzondere aandacht. Ze vormt een goede mogelijkheden voor de ontwikkeling tot verbindingszone tussen de kerngebied III en het Appensche Veld en kerngebied V, de Poll. Samenvattend dient in totaal naar de aanleg/herstel van minimaal 2 geschikte voortplantingsplaatsen voor de Kamsalamander in dit kerngebied te worden gestreefd. Voor verdere herstelwerkzaamheden wordt ook verwezen naar het rapport van Bakker en Pasman (992).

59 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 55 b ki O).. CI) c Cd u DDDD. DO oi.jt o FH tj tiii M hj oe UO B Cd (D ) ECO cn t C ). DO. DO. o /.. t) > in t)..9 t) >. oo t). > t) t). t. t) o DO. DO o. DO t)... 9

60 Conclusie en planvorming 56 Kerngebied IV. Cortenoever In het gebied Cortenoever zijn in 995 drie wateren, nr. 22, 23 & 24 (zie overzichtskaart), onderzocht op het voorkomen van amfibieën. De Kamsalamander werd op locatie 24 waargenomen. In datzelfde water kwam voor 995 ook de Knoflookpad voor. In 995 bevonden zich hier als gevolg van de hoogwaters in 993 en 994 hoge dichtheden aan stekelbaars, waardoor ze ongeschikt waren als voortplantingsplaats. Met name water nr. 24 is binnen het kerngebied van groot belang omdat uit dit water zowel waarnemingen van de Knoflookpad als van de Kamsalamander bekend zijn. Succesvolle reproduktie was in 994 en 995 echter vrijwel uitgesloten. In 996 viel het water droog waardoor het stekelbaarsprobleem' vanzelf werd opgelost. Knelpunten bij het gebied Cortenoever wordt gevormd door het grondgebruik, dat (plaatselijk) uit intensieve maisteelt bestaat, het risico op hernieuwde kolonisatie door vis en de ecologische isolatie, als gevolg van de N345 DierenZutphen. Gezien de potentiële natuurwaarde van rivierduinen, wordt geadviseerd om aan het rivierduin, waar mogelijk, de bestemming natuur toe te kennen. De ecologische isolatie van het gebied kan worden verminderd door een natuurvriendelijk oeverbeheer van de Rhienderensche Beek (zie overzichtskaart), en de ontwikkeling tot verbindingszone naar kerngebied II, 'Leuvenheim/Voorstondenzuid' en III, 'Leuvenheim/Voorstondennoord'. Bij de ontwikkeling van de verbindingszone naar kerngebied III, dient, waar mogelijk, gebruik te worden gemaakt van de spoorlijn tussen Brummen en Zutphen (figuur 9). De spoorlijn biedt goede mogelijkheden als zomer en winterbiotoop voor de Kamsalamander. De spoorsloten, die momenteel grotendeels verland zijn, kunnen pleksgewijs poelvormig worden uitgegraven. De spoorlijn biedt aldus goede mogelijkheden tot de vorming van de eerder genoemde basisbiotopen. Dispersie van Kamsalamanders vanuit aangrenzende leefgebieden naar kerngebied Cortenoever zal naar verwachting altijd slechts incidenteel plaatsvinden. Er dient daarom te worden gestreefd naar de ontwikkeling van grote, zichzelf in stand houdende populaties. Hiervoor is de aanwezigheid van minimaal 8 basisbiotopen van de Kamsalamander, een vereiste. Vooral de aanleg van basisbiotopen in de directe omgeving van het rivierduin heeft de voorkeur omdat hier ook kolonisatie door de Knoflookpad kan plaatsvinden. Voor de aanleg van zes nieuwe voortplantingsplaatsen bestaat een sterke voorkeur voor de overgangszone van rivierklei naar het rivierduin en andere zandige terreindelen. Indien mogelijk verdienen depressies in het rivierduin in de directe omgeving van (de zuid of oostzijde van) beboste overhoekjes en brede houtwallen, die op enkele plaatsen in het gebied aanwezig zijn, de voorkeur. De poellokaties dienen nadrukkelijk hoger te liggen dan de gemiddelde hoogwaterlijn waardoor inundatie door de IJssel in perioden van hoog water is uitgesloten. In verband hiermee wordt geadviseerd de diepste delen van de wateren niet dieper te maken dan 5 cm onder de plaatselijke GLG. Hierdoor kunnen de wateren tijdens extreem droge zomers droog vallen en wordt de permanente vestiging van vis tegengegaan. Poel 24 is hier een voorbeeld van. In 993 en 995 kon vis deze poel vanuit de IJssel koloniseren door de extreem hoge waterstanden. In 996 viel de poel echter volledig droog waardoor er momenteel geen vis meer in aangetroffen wordt. Inmiddels zijn hier al 2 nieuwe wateren, nr 62 en 63 aangelegd. Beide wateren lijken op termijn geschikt als voortplantingsplaats voor de Kamsalamander. Dat de soort er nog niet is waargenomen is vooral een kwestie van tijd.

61 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 57 Inn 'in 2/ ) Mi Aantal geadviseerde basisbiotopen: 8 Ç) Kerngebied Te ontwikkelen * verbindingswne (Voormalige) vindplaats Knoflookpad U ) Q Vindplaats Kamsalamander 995, Vindplaats Kamsalamander < 995 Vindplaats Knoflookpad ] en Kamsalamander T) Onderzocht water Ji Kmhok waarneming 'Y Kamsalamander < 2995 Knelpunten wateren Nr WiILVWVAII Aantal wateren: Aantal amfibiesoorten: Aantal wateren met Kamsalamander Soorten: Knoflookpad Kleine watersalamander Bruine kikker Heikikker Gewone pad Rugstreeppad Poelkikker Meerkikker Middelste groene kikker 6 [II 2 L. Uitdiepen/opschonen 2. Oppervlakte vergroten 3. Veekerend raster aanbrengen 4. Minimaal 4 % glooiend talud aanleggen 5. Beschaduwing terugbrengen tot maximaal 3 % van het wateroppervlak 6. Niet natuurlijk eenden/ganzen bestand verwijderen 7. Houtwal/struweel in de directe omgeving aanplanten 8. Vis verwijderen 9. Particuliere visvijver

62 Conclusie en planvorming 58 Kerngebied V. De Poll Dit gebied is in 993 uitvoerig onderzocht op het voorkomen van amfibieën. Voor bijzonderheden wordt verwezen naar het desbetreffende rapport (Hoogerwerf & Crombaghs, 993). Het landgoed de Poll heeft een grote herpetologische waarde. Kolken en sloten zijn in het gebied de meest voorkomende watertypen. In 995 werd geen toestemming verkregen tot onderzoek, maar aangenomen wordt dat in de tussenliggende periode geen wezenlijke veranderingen hebben plaatsgevonden. De Kamsalamander werd op achttien lokaties aangetroffen. De wateren 95, 5, 6, 9, 5, 8, 29, 33, 34, 44,47 en 49 liggen binnendijks, de wateren 97, 99, 7, 25, 5 en 52 buitendijks. In zes wateren (95, 97, 9, 8, 25 en 29) heeft de Kamsalamander zich met zekerheid voortgeplant. Op en rondom landgoed de Poll liggen veel wateren. In eerste instantie wordt dan ook geen aanleg van nieuwe wateren geadviseerd. Herstel van de huidige wateren en ontwikkeling tot basisbiotoop is de meest logische stap voor behoud van de Kamsalamander. Daarbij zou de aandacht vooral moeten liggen bij die wateren die nu reeds bezocht worden door de Kamsalamander. Deze laten verschillende knelpunten zien. Het grootste deel van de kamsalamanderlokaties kan worden verbeterd door ze uit te diepen, te vergroten, door een veekerend raster te plaatsen of een combinatie hiervan. Mochten een aantal te herstellen lokaties geen doorgang (kunnen) vinden, dan zijn er op het landgoed De Poll, door zijn kleinschalige landschappelijke structuur, een groot aantal mogelijkheden voor aanleg van nieuwe basisbiotopen. Met name lokaties aan de zuid of oostzijde van bospercelen en dichtbij de beboste winterdijk hebben hier de voorkeur. Ecologisch contact in zuidwestelijk richting dient te worden bevorderd door aanleg van basisbiotopen in het gebied tussen De Poll en Kerngebied III. Hiervoor dienen de mogelijkheden voor poelenaanleg langs de Voorsterbeek te worden onderzocht. Ecologisch contact tussen kerngebied VI, de Ziele/Noordijk en De Poll is moeilijk door de barrièrewerking van de Al, Apeldoom/Almelo. De enige mogelijkheid voor uitwisseling bevindt zich bij de Wilpse dijk ( ), langs de Enkweg van Posterenk naar Twello, ( ). De Fliert kan worden ontwikkeld als ecologische verbindingszone. De beek loopt vanuit de Poll in noordelijke richting, onder de A door, doorsnijdt kerngebied VI (ZieleNoordijk) en stroomt verder noordwaarts door kerngebied VIII (Meermuiden). De waarde als ecologische verbindingszone (zie figuur 9) dient te worden versterkt door aanleg van basisbiotopen in de directe omgeving van de beek, en door een natuurvriendelijk oeverbeheer. Gezien het grote aantal vindplaatsen van de Kamsalamander in het kerngebied V is de selectie van zwaartepunten in het gebied niet zinvol. Indien mogelijk dient bij het herstel van waterbiotopen de aandacht eerst uit te gaan naar de wateren waarin ook de Knoflookpad voorkomt (Hoogerwerf & Crombaghs, 993). Deze terreindelen zijn in de kemgebiedkaart daarom als zwaartepunt aangemerkt (veiligstellen en versterken, V en V, figuur 7).

63 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel Kerngebied q» V, / V 4.4 Verbindingszone (V) Verbindingszone (V) :J (Voormalige) vindplaats Knoflookpad I Vindplaats Kamsalamander> O 995 [] jc Vindplaats Kam ' salamander < 995 Vindplaats Knoflookpad en Kamsalamander J Onderzocht water Kinhok waarneming Y Kamsalamander < DUflflJFIJ IJNDR I U rrurnouu a MEEN muuuu a aannam Bons ffn.. IPLJDDUUUU U nnuun u woon mnuuuu Aantal wateren: Aantal amfibiesoorten: Aantal wateren met Kamsalamander Soorten: Knoflookpad, Kleine watersalamander, Bruine kikker, Heikikker Gewone pad, Rugstreeppad Poelkikker Meerkikker Middelste groene kikker. Uitdiepen/opschonen 2. Oppervlakte vergroten 3. Veekerend raster aanbrengen 4. Minimaal 4% glooiend talud aanleggen 5. Beschaduwing terugbrengen tot maximaal 3 % van het wateroppervlak 6. Niet natuurlijk eenden/ganzen bestand verwijderen 7. Houtwal/struweel in de directe omgeving aanplanten 8.Vis verwijderen 9. (Particuliere) visvijver

64 Conclusie en planvorming 6 Kerngebied VI. De Ziele/Noordijk Ingesloten tussen de A aan de zuidzijde en de N344 aan de noordzijde ligt het kerngebied VI 'De Ziele/Noordijk'. Het gebied heeft een oppervlak van circa 6 kin?. De Kamsalamander is in 995 slechts op één locatie waargenomen, het water nr 72. Het kerngebied De Ziele/Noordijk is ook van belang door het voorkomen van de Knoflookpad. In het kerngebied zijn drie zwaartepunten te onderscheiden waarbij de eerste aandacht naar herstel of aanleg van basisbiotopen dient uit te gaan. De Kamsalamander komt niet (meer) voor in water 77 bij De Ziele. Bij aanleg van geschikt landbitoop in de drirekte omgeving meot de soort echter deze kolk kunnen bevolken. Naast uitbreiding van het aantal voortplantingswaters is hier dus ook de ontwikkeling van extra landbiotoop van belang. Mogelijkheden hiertoe biedt het talud van de N344 ter hoogte van De Ziele. Behoud van het gebied rondom water nr. 77 is tevens van groot belang door het voorkomen van de Knoflookpad. De kolk wordt momenteel bedreigd door het lozen van neerslagwater vanuit een aangrenzende parkeerplaats. Het risico op vervuiling is hierdoor niet uitgesloten. In het tweede zwaartepunt ligt de enige bekende vindplaats van de Kamsalamander, het water nr. 72, bij Hackfort Veenhuis. Herstel en/of aanleg van basisbiotopen is hier mogelijk. De lokaties bij HackfortVeenhuis (nr. 7, 72 en 73) zijn, door het voorkomen van vis, niet echt geschikt voor de Kamsalamander. De weilandpoel aan de zuidzijde van het boscomplex (nr. 7) vormt hierop een uitzondering. De poel heeft momenteel zeer steile taluds en is sterk verland. Herstel van de poel wordt geadviseerd. De wateren in het gebied Noordijk, het derde zwaartepunt in dit gebied, liggen momenteel allemaal sterk beschaduwd. Door gericht beheer kunnen hier nieuwe levensmogelijkheden ontstaan. Een uitzondering vormt water nr. 6 waar grote dichtheden stekelbaars in voorkomen. Het landgoed Noordijk biedt in principe ook goede mogelijkheden tot aanleg van basisbiotopen. Voor de totstandkoming van contact tussen De Ziele en het gebied Noorddijk dient speciale aandacht uit te gaan naar graslandpercelen langs de beek 'De Fliert'. Niet alleen kunnen de belangrijke gebieden binnen het kerngebied hiermee worden verbonden, ook kan op deze wijze kontakt ontstaan tussen kerngebied De Poll in zuidelijke richting, en kerngebied Meermuiden, aan de noordzijde van de N344. De Fliert is in het provinciaal Waterhuishoudeningsplan en het Streekplan opgenomen als te ontwikkelen ecologische verbindingszone. Bij de planvorming is het dus van groot belang rekening te houden met de hiervoor genoemde inrichtingseisen van de Kamsalamander en Knoflookpad. In het Kerngebied De Ziele/Noordijk wordt de ontwikkeling van minimaal twaalf voor de Knoflookpad geschikte basisbiotopen geadviseerd. In principe bieden de weilandpercelen rond HackfortVeenhuis, Noordijk, Klein Noordijk en het landgoed de Schol daarvoor goede mogelijkheden. Ten noorden van het Kerngebied bieden de landgoederen Beekwolde, Hunderen, Dijkhof en Meermuiden (oude vindplaats) goede mogelijkheden (Kerngebied VIII). Naast de Kolk bij de Ziele komt in dit gebied de Knoflookpad in dit kerngebied ook nog voor bij 'het Zand' (nr. 68). De voortplantingspoel in het Zand is in 994 gedempt in verband met de uitbreiding van een kas voor glasteelt.

65 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 6. Uitdiepen/opschonen 2. Oppervlakte vergroten 3. Veekerend raster aanbrengen 4. Minimaal 4% glooiend talud aanleggen 5. Beschaduwing terugbrengen tot maximaal 3 % van het wateroppervlak 6. Niet natuurlijk eenden/ganzen bestand verwijderen 7. Houtwal/struweel in de directe omgeving aanplanten 8. Vis verwijderen 9. (Particuliere) visvijver

66 Conclusie en planvorming 62 Kemgebied VII. Hartelaar/het Woudhuis Kemgebied HartelaarHet Woudhuis ligt aan de westzijde van de gemeente Twello, ten zuiden van de N344. Het ligt dicht bij Kerngebied VI aan de oostzijde en grenst aan Kerngebied VIII aan de noordoostzijde. De naam van het kerngebied is afgeleid van twee grote boscomplexen in het kerngebied, de Hartelaar en het Woudhuis (zie kaart). Uit beide boscomplexen is een vindplaats van de Kamsalamander uit de periode bekend. De gebieden vormen de zwaartepunten van het kerngebied (veiligstellen en versterken, V en V, figuur 7), waar herstel/aanleg van basisbiotopen de eerste prioriteit heeft. In het gebied vinden we een sterk afwisselend landschap van bosjes, grasland en akkers. In en rondom het boscomplex de Hartelaar zijn recent enkele kleine wateren aangelegd. In slechts één ervan (nr. 65) plant de Kamsalamander zich voort. De wateren nr. 62 en 69 zijn tuinvijvers met hoge dichtheden aan vis. Ontwikkeling tot basisbiotoop voor de Kamsalamander is nauwelijks mogelijk. Water nr. 63 staat in directe verbinding met een sloot en bevat hierdoor veel Tiendoomige stekelbaars. De wateren nr. 66 en 67, twee bospoelen, bieden wel mogelijkheden tot herstel. De eigenaars van de Hartelaar staan duidelijk positief ten opzichte van behoud en bescherming van amfibieën. Dwars door het kerngebied loopt een min of meer aaneensluitende reeks grotere en kleinere bospercelen. In combinatie met de Groote wetering kunnen ze goed ontwikkeld worden tot verbindingszone tussen de Hartelaar en het Woudhuis (verbinden, V, figuur 7). Het gebied het Woudhuis is door Creemers en Crombaghs in 995 niet bij het onderzoek betrokken. Zij wijzen al wel op de potentiële waarde van het gebied voor amfibieën, ook voor de Knoflookpad. Tijdens het onderzoek in 996 werd het voorkomen van de Kamsalamander aangetoond in water nr. 4. Het betreft hier een levenskrachtige populatie. In 996 werden er 2 volwassen dieren gevangen en later in het jaar werd voortplanting vastgesteld. In en rondom het Woudhuis zijn in totaal 9 wateren op het voorkomen van amfibieën onderzocht. Hierin werden behalve de Kamsalamander nog 4 andere amfibiesoorten waargenomen. Gemiddeld betrof het 2 soorten per water. De huidige waarde van de meeste wateren is marginaal, maar ontwikkeling tot basisbiotoop is bij sommige wateren mogelijk (bijlage 4). Goede mogelijkheden voor herstel biedt het water nr. 4, bij de Romijnplaats (zie adviezen kerngebiedkaart). Het Woudhuis biedt door zijn ligging en door de zandige ondergrond zeker ook mogelijkheden voor ontwikkeling tot leefgebied voor de Knoflookpad. Speciale aandacht dient uit te gaan naar de mogelijkheden tot poelenaanleg in de graslandpercelen die liggen ingesloten in de bossen (kmhok en 99469). In het archief van RAVONGelderland bevonden zich waarnemingen van de Kamsalamander uit drie aangrenzende kmhokken. De exacte locatie was slechts in één geval te achterhalen, water nr. 39. Het ligt net ten noorden van de Woudhuizermark, en werd ook in 996 onderzocht, maar toen werd uitsluitend de Kleine watersalamander gevangen. De locatie wordt door de N345 afgesneden van het gebied het Woudhuis. Enige uitwisseling is niet uitgesloten en behoud van deze waardevolle vindplaats die omgeven wordt door landbiotoop van goede kwaliteit is beslist gewenst. In totaal wordt de aanleg van 2 basisbiotopen van de Kamsalamander (en Knoflookpad) in dit kerngebied geadviseerd. Wat betreft de ontwikkeling van ecologische verbinding met andere kerngebieden verdient vooral de ontwikkeling van contact met het Bruggenbosch (kerngebied VIII) en De Ziele/Noordijk (kerngebied VI), speciale aandacht (zie kemgebiedkaart). Enkele kanttekeningen bij faunapassages staan bij kerngebied VIII, Meermuiden.

67 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 63 I H; I II < I 2.. cu o.. O\ E a'u uu uuauu uo U UID.DrnU.D i u uuiouuoiu U U UNUU U U U l 4) i«c' ' ) 4) ) ( 4) ) o E ) = cd ) > o DL) E gp ti bi) o_ ) c )

68 Conclusie en planvorming 64 Kerngebied VIII. Meermuiden In het kerngebied Meermuiden zijn in totaal zeven wateren onderzocht. De waarnemingen uit het oostelijk deel zijn grotendeels afkomstig uit 995 (zie Creemers & Crombaghs, 995). Op grond van de landschappelijke opbouw werd reeds in het Knoflookpaddenrapport vermoed dat ook de landgoederen en boscomplexen in het oostelijk deel (Bruggenbosch, Parckelaer en de Keizerij) wellicht geschikt waren voor kritische soorten. Dit werd bevestigd door de ontdekking van Kamsalamanders in 996 in een water bij 't Oude Wezenveld, grenzend aan landgoed Bruggenbosch. Genoemde gebieden vormen de belangrijkste zwaartepunten (zie kerngebiedkaart) waar herstel/aanleg van basisbiotopen zich in eerste instantie dient te concentreren (veiligstellen en versterken, V en V II, figuur 7). Er zijn oude waarnemingen op kilometerhoknivo bekend van kamsalamanders ten noordoosten van Twello (waarnemingen uit 98; J. van Dijk) en van Knoflookpadden op de dijk bij Meermuiden ( vage waarneming; jaartal onbekend; Creemers & Crombaghs, 995). Verbinding van de zwaartepunten (V m, figuur 7) kan plaatsvinden langs de Kruisvoorderweg via de gebieden Parckelaer en Hunderen. De wateren nr. 79, 8 en 8 bieden door hun ligging en/of functie nauwelijks mogelijkheden tot ontwikkeling tot voortplantingswater voor de Kamsalamander. Hetzelfde geldt voor de gracht nr. 78 en de tuinvijvers nr. 75 en 76. In dit kerngebied dient de aandacht te worden gericht op aanleg van nieuwe voortplantingsplaatsen. Weilanden die grenzen aan de boscomplexen aan weerszijden van de Terwoldse weg (Hunderen, Beekwolde en Dijkhof) en weilanden rond Parckelaer, Bruggenbosch en de Keizerij komen hiervoor in aanmerking. Waar mogelijk dient ook de planning van basisbiotopen langs de Fliert (zie kerngebiedkaart) in het kader van de realisatie van de provinciale verbindingszone te worden overwogen. In totaal wordt de aanleg/ontwikkeling van 2 basisbiotopen voor de Kamsalamander in het kerngebied Meermuiden geadviseerd, waarbij de mogelijkheid bestaat dat ook de Knoflookpad hiervan zal kunnen profiteren. Het kerngebied Meermuiden/Bruggenbosch wordt gescheiden van de kerngebieden De Ziele/Noordijk en 't HartelaerfWoudhuis door de N344. Deze weg vormt een duidelijke barrière tussen deze kemgebieden. Eventuele mogelijkheden voor de aanleg van faunapassages rond beken (o.a. De Fliert) zouden onderzocht moeten worden. De prioriteit ligt echter duidelijk bij de aanleg van wateren binnen de afzonderlijke kerngebieden. De aanleg van faunapassages onder de N344 louter voor amfibieën heeft dus een veel lagere prioriteit dan maatregelen binnen het kerngebied zelf. Indien echter ook andere faunagroepen hiermee gebaat zouden zijn (zoogdieren) ligt het voor de hand om een faunapassage ook amfibievriendelijk in te richten.

69 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 65 tu 4 Cd O o c >. N P4.. E t i h. D o. (.5 '3 _ ;; ;; ;;5 o cojr )... ) ) ) R UUUU MEEMMEN REMEEMME ENEMMEEM MEENEMEN MEENEMEN MEENEMEN v : I L. ) )' I )) Cc) Cd «o cl ci. fll ) ) tj. : cl )... ). L ) ) cl ') cn ) > ) cd O ) (4). ) )) ), Q_ )

70 Conclusie en planvorming 66 Kerngebied IX. De Ruwerd Kerngebied De Ruwerd omsluit zowel buitendijks als binnendijks gelegen wateren. Buitendijks gaat het om een reliefarm weilandengebied, met op weinig plaatsen struweel of bosopslag. Binnendijks wordt het land agrarisch intensief gebruikt als akkerland, grasland en voor de fruitteelt. Binnen het kerngebied ligt binnendijks het natuurreservaat 'De Mijntjes', een kansrijk gebied voor de soort. In het buitendijkse natuurreservaat 'Slichtenbreesweerd' zal de Kamsalamander niet voorkomen, daarvoor is de invloed van de rivier duidelijk te groot. In twee wateren binnen het kerngebied (nr 84 en 86) zijn in 995 Kamsalamanders aangetroffen. Beide keren betrof het een groot aantal volwassen individuen (respectievelijk 8 en 7). Met zekerheid heeft de Karnsalamander zich in water 86 voortgeplant. In 98 werden uit het naastliggend kilometerhok, waarin water 83 het enige water is, melding gemaakt van Kamsalamanders. In 995 is hier niks meer van terug gevonden. De Mijntjes is niet onderzocht op het voorkomen van amfibieën, maar verondersteld mag worden dat ze er wel voorkomen. Fruitboomgaarden en dijkhellingen zullen in dit landschap voor amfibieën de functie van landbiotoop vervullen. De Kamsalamanders en het hoogste aantal amfibiesoorten zijn aangetroffen in wateren die in de buurt van boomgaarden zijn gelegen. De nabij gelegen lisseldijk zal, naast de functie als lijnvormig element, ook als zodanig kunnen functioneren. Dit kerngebied is niet volledig geïsoleerd van kerngebied VIII, maar de afstand is groot. Geadviseerd wordt om de aanwezige wateren te behouden als voortplantingswater van de Kamsalamander en met spoed het aantal uit te breiden door herstel en uitbreiding.

71 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 67 Aantal geadviseerde basisbiotopen: Kerngebied qw V, / V 4+ Verbindingszone (V) Verbindingszone (V) NIP Vindplaats Knoflookpad Vindplaats Karn O salamanderk 995 Vindplaats Kam ' salamander < 995 Vindplaats Knoflookpad en Kamsalamander J Onderzocht water Knelpunten wateren 6 R4 IRS Aantal wateren: Aantal amfibiesoorten: Aantal wateren met Kamsalamander Soorten: Knoflookpad, Kleine watersalamander, Bruine kikker, Heikikker Gewone pad, Rugstreeppad Poelkikker Meerkikker Middelste groene kikker [I 4 3. Uitdiepen/opschonen 2. Oppervlakte vergroten 3. Veekerend raster aanbrengen 4. Minimaal 4 % glooiend talud aanleggen 5. Beschaduwing terugbrengen tot maximaal 3 % van het wateroppervlak 6. Niet natuurlijk eenden/ganzen bestand verwijderen 7. Houtwal/struweel in de directe omgeving aanplanten 8.Vis verwijderen 9. (Particuliere) visvijver

72 Conclusie en planvorming 68 Kerngebied X. De Leemkuil Het kerngebied 'De Leemkuil' ligt op de overgang van de Veluwe naar het Iisseldal. In dit kwelrijke gebied zijn in 996 zestien wateren bezocht; in slechts één ervan, nr. 522, werd de Kamsalamander aangetroffen. Ook uit het archief van RAVONGelderland zijn geen gegevens bekend over het voorkomen van de soort in nabij gelegen wateren. Knelpunten in dit gebied zijn de ecologische isolatie en het huidige beperkte voorkomen van de Kamsalamander. Geadviseerd wordt om het huidige leefgebied uit te breiden door het opknappen van bestaande wateren en/of de ontwikkeling van nieuwe basisbiotopen. Goede mogelijkheden tot aanleg hiervan liggen er in noordoostelijke en in zuidelijke richting. In feite wordt hier de landschappelijke overgang van de beboste hellingen van de Veluwe naar het meer open agrarisch land gevolgd. Het kerngebied De Leemkuil beslaat een oppervlak van circa 6 kin 2, maar niet het hele gebied komt in aanmerking voor aanleg van voortplantingswateren. Dit wordt onder meer gedemonstreerd door de verschillen tussen de wateren 522 en 524. In het eerstgenoemde water, een vrij donker gelegen, maar niet zure bospoel, komt een grote populatie van de Kamsalamander voor. In het op circa 5 meter afstand ervan gelegen water nr. 524 werd een phwaarde gemeten van 4.3, waardoor het als voortplantingsplaats voor de Kamsalamander beslist ongeschikt is. Wateren die wel in aanmerking komen voor herstel zijn de bospoel nr. 54, nabij het Tongerensche Veen. Dit water is gelegen in een uitstekend landbiotoop en wordt momenteel bevolkt door vier algemene amfibiesoorten. Water 54 zelf zou ook weer als mogelijke voortplantingswater voor de Kamsalamander kunnen gaan fungeren door het uit te diepen, op te schonen en door de beschaduwing terug te brengen. In het Wisselsche Veen, in beheer bij het Gelders Landschap, liggen ook goede mogelijkheden voor de Kamsalamander. Het daar onderzochte water (nr. 488) is een uitstekende poel, mede door opwellend grondwater. Helaas wordt er wel stekelbaars in aangetroffen. In de directe omgeving heeft het Gelders Landschap vorig jaar een zestal poelen aangelegd. Het water nr. 485, nabij Schaveren dient te worden uitgediept, opgeschoond en de hoeveelheid beschaduwing moet hier worden teruggebracht tot maximaal 3 % van het wateroppervlak. In totaal dienen in het gebied 2 basisbiotopen te worden ontwikkeld. Aanleg van basisbiotopen heeft de voorkeur in het Tongerensche Veen, in het noordelijk deel van het Wisselsche Veen (geïsoleerd van sloten!) en bij Schaveren. Alle genoemde gebieden worden gekenmerkt door een complexe structuur van bos afgewisseld met grasland en vallen binnen het WCLgebied Veluwe. Enkele recent aangelegde poelen in het Wisselsche Veen zijn nog niet op het voorkomen van amfibieën onderzocht. Indien ze als basisbiotoop voor de Kamsalamander in aanmerking komen betekent dat hier aan een deel van de geadviseerde werkzaamheden al is voldaan. Een aanzienlijke ecologische barrière wordt gevormd door de N39 richting Nunspeet. Door aanleg van voldoende basisbiotopen ten zuiden en ten noorden van deze barrière is voortdurende uitwisseling van individuen niet noodzakelijk. In het noordoostelijke deel dienen de mogelijkheden te worden onderzocht in graslandpercelen direct ten oosten van de Leemkuil en in de omgeving van het Dorperveld. Op de in noorwestelijk richting gelegen locatie Sprengenveld is de Kamsalamander van slechts één locatie bekend. Van de wateren in de omgeving van het Sprengveld zijn er vijf bevolkt door vis. Mogelijkheden tot behoud van deze vindplaats dienen goed te worden overwogen omdat het hier een uitzetting betreft. De uitbreidingsmogelijkheden rondom de vindplaats Sprengeveld lijken beperkt. In oostelijke richting wordt het gebied begrenst door de A5 en in noordelijke en westelijke richting door de hoge en zure zandgronden van de Veluwe. Particuliere initiatieven op het gebied van poelenaanleg kunnen hier mogelijk een oplossing bieden.

73 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 69 Aantal geadviseerde basisbiotopen: I:D O '' Kerngebed q» V / V Verbindingszone (V) Verbindingszone (V) Vindplaats Knoflookpad Vindplaats Kamsalamanderk 995 Vindplaats Kamsalamander < 995 Vindplaats Knoflookpad en Kamsalamander Onderzocht water Knelpunten wateren DUIflIflfriI3J flhilj LJD rrjuulxjrejuu IRUUUUDD mijns uuuuu u HEER UU NRUIU maammaamma Aantal wateren Aantal amfibiesoorten: Aantal wateren met Kamsalamander Soorten: Knoflookpad Kleine watersalamander Bruine kikker Heikikker Gewone pad Rugstreeppad Poelkikker Meerkikker Middelste groene kikker. Uitdiepen/opschonen 2. Oppervlakte vergroten 3. Veekerend raster aanbrengen 4. Minimaal 4 % glooiend talud aanleggen 5. Beschaduwing terugbrengen tot maximaal 3 % van het wateroppervlak 6. Niet natuurlijk eenden/ganzen bestand verwijderen 7. Houtwal/struweel in de directe omgeving aanplanten 8.Vis verwijderen 9. Particuliere visvijver

74 Conclusie en planvorming 7 Kerngebied Xl. Het Koikhuis Het landbiotoop rond het Kolkhuis ( ) is potentieel van goede kwaliteit als leefgebied voor de Kamsalamander. Het gebied is bos en reliëfrijk. Van de open stukken heide zoals aangegeven op topografisch kaartmateriaal is tegenwoordig nog maar weinig terug te vinden. In het kerngebied bevindt zich één voortplantingswater (nr. 24) van de Kamsalamander. Er werden twee eieren gevonden. Kolk nr. 23 is mogelijk een voormalige voortplantingsplaats. Door de hoge dichtheden aan vis in beide wateren, die overigens geïntroduceerd is, vindt er nauwelijks succesvolle voortplanting plaats. Hetzelfde geldt voor de Wiessenbergsche kolk (nr. 25). Deze ligt binnen de inundatiezone van de IJssel en biedt geen mogelijkheden tot aanpassing. Het reliëfrijke bos bij het Kolkhuis biedt goede mogelijkheden voor de aanleg van basisbiotopen Versterking van de drie beschreven wateren tot een kerngebied is goed mogelijk in en rondom het meer zuidelijk gelegen golfterrein. In water nr. 22 (een tuinvijver) werd recentelijk door de Knoflookpad voortgeplant. Het wordt niet aangeraden om de westelijke grens van het kerngebied voorbij de Apeldoornsche Weg te leggen. Door de hogere ligging hebben wateren een grotere kans droog te vallen en de weg zelf vormt een barrière. Het zuidelijk deel van het golfterrein heeft potenties voor de aanleg van basisbiotopen. Het heeft een glooiend karakter en er is een grote afwisseling tussen bos en open grasland. Er liggen enkele wateren maar uitbreiding wordt aangeraden. Er bestaan ook goede mogelijkheden voor de aanleg van basisbiotopen tussen het Apeldoornsche Kanaal en de Veluwsche Wetering tot aan Wapenveld. Hier komen enkele beboste rivierduinen aan de oppervlakte. Er liggen alleen wateren (voornamelijk kolken) in de buurt van gemaal Pouwel Bakhuis. Deze zijn echter nauwelijks begroeid en door een grote kans op inundatie door de IJssel visrijk. Als voortplantingswater voor de Kamsalamander hebben ze geen waarde. Bospoel nr. 2 biedt wel goede mogelijkheden voor omvorming tot basisbiotoop voor de Kamsalamander. Door de grote dichtheden aan stekelbaars en de sterke beschaduwing is het water momenteel ongeschikt. Herstel wordt dringend geadviseerd. Daarnaast wordt ook geadviseerd nieuwe poelen aan te leggen. Daarbij vormen de hogere delen op de overgang van bos naar weiland de meest geschikte lokaties. Rondom Hezenberg, Berghuizen en Kloosterbos zijn goede mogelijkheden. Door de geringe afstand en het ontbreken van onoverkomelijke barrières is uitwisseling tussen deze gebieden mogelijk. Uitwiseling tussen de delen westelijk en oostelijk van het Apeldoornsche Kanaal kan alleen plaatsvinden via twee bruggen. Om de kans op uitwisseling te vergroten wordt aangeraden de nieuw aan te leggen poelen te concentreren in de directe nabijheid van de bruggen. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de nieuwe wateren een kleinere kans hebben op inundatie door de IJssel en dus bevolking door vis. Kerngebied 'Het Kolkhuis' ligt geïsoleerd van de andere kerngebieden. Uitwisseling en aanvulling van Kamsalamanders is dus niet mogelijk. Hierdoor is een handhaving van het huidige voortplantingswater en uitbreiding van het aantal basisbiotopen van wezenlijk belang.

75 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 7 Aantal geadviseerde basisbiotopen: 2 Kerngebied q» vv, Verbindingszone (V) * Verbindingszone (V.) ) Vindplaats Knoflookpad O Vindplaats Kamsalamanderk 995 Vindplaats Kam '' salamander < 995 Vindplaats Knoflookpad en Kamsalamander Ç) Onderzocht water Knelpunten wateren N, I 2)) 2)2 2)3 2)4 2)5 L!. Aantal wateren: Aantal amfibiesoorten: LL Aantal wateren met Kamsalamander [II Soorten: Knoflookpad 2 Kleine watersalamander Bruine kikker 3 Heikikker Gewone pad 4 Rugsireeppad Poelkikker 3 Meerkikker Middelste groene kikker ±. Uitdiepen/opschonen 2. Oppervlakte vergroten 3. Veekerend raster aanbrengen 4. Minimaal 4% glooiend talud aanleggen 5. Beschaduwing terugbrengen tot maximaal 3 % van het wateroppervlak 6. Niet natuurlijk eenden/ganzen bestand verwijderen 7. Houtwal/struweel in de directe omgeving aanplanten 8. Vis verwijderen 9. Particuliere visvijver

76 Conclusie en planvorming Plan van aanpak en prioriteitsstelling Omdat het niet mogelijk en ook niet wenselijk is om alle maatregelen tegelijkertijd uit te voeren dient de planning te worden gefaseerd op basis van prioriteiten. De eerste prioriteit ligt heel nadrukkelijk bij het versterken van de huidige populaties, door een verbetering van de biotoopkwaliteit en de aanleg van extra leefgebied. Veel van de huidige populaties zijn zeer klein en worden alleen al daarom met uitsterven bedreigd. Bovendien moeten de huidige populaties als 'bron' kunnen dienen voor de kolonisatie van nieuw aan te leggen biotopen in de omgeving. Bij het herstel van de huidige situatie dient de volgende werkvolgorde te worden aangehouden: Verbetering van de situatie in de kerngebieden. Herstel van de bedreigde voortplantingsplaatsen en aanleg en herstel van (nieuwe)voortplantingsplaatsen in de directe omgeving ervan. Werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd binnen een periode van 2 tot 3 jaar in de ernstig bedreigde leefgebieden en binnen 5 jaar in de minder bedreigde gebieden. Aanleg danwel herstel van voortplantingsplaatsen op geschikte lokaties binnen de kerngebieden, geconcentreerd op de zwaartepunten van de kerngebieden. De lokatiekeuze wordt mede bepaald door de ontwikkelingen van de nu nog aanwezige populaties. Aanleg cq. herstel van voortplantingsplaatsen binnen de overige delen van de kerngebieden Aanleg cq. herstel van voortplantingswateren in de geplande verbindingszones. Daar waar de omstandigheden het mogelijk maken (REGIWAprojecten, landinrichtingen, dijkververzwaringsprojecten) kunnen (uitgezonderd de onder punt genoemde) maatregelen in een eerder of iets later stadium worden uitgevoerd.

77 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel Monitoring De achteruitgang van populaties van de Kamsalamander in het Iisseldal dient te worden gestopt. De biotoopverbetering en aanleg van nieuwe biotopen zal moeten resulteren in een toename van populaties in aantal en omvang. Het is gewenst om de aantalsontwikkeling van de nu belangrijkste populaties tot jaar na herstel van biotoop te volgen door middel van monitoring. Hierdoor ontstaat inzicht in de reactie van de populaties op herstel/aanleg van (nieuwe) voortplantingswateren. Monitoring dient zich daarom niet alleen te richten op de nu bekende voortplantingsplaatsen, maar ook op de wateren in de directe omgeving er van. De monitoring dient zowel in het voorjaar (concentratie geslachtsrijpe dieren) als in de zomer (reproductiesucces) plaats te vinden. Hierdoor ontstaat inzicht in omvang van de populatie, het al of niet plaatsvinden van succesvolle reproductie en de omvang daarvan. In de praktijk betekent dit dat de voortplantingsplaatsen van de Kamsalamander drie keer per jaar bezocht dienen te worden; twee maal in het voorjaar, en eenmaal in de zomer voor het zoeken naar larven. In totaal zullen circa 3 wateren onderzocht moeten worden. Per avond kunnen gemiddeld 6 wateren worden bezocht. Bij de larvenbemonstering kunnen circa 8 wateren per dag worden onderzocht. Per monitoringjaar zijn met de werkzaamheden circa 4 velddagen gemoeid; dagen in het voorjaar en 4 dagen in de larvenperiode. De gegevens van de monitoring kunnen direct gebruikt worden voor de sturing van herstel en aanleg van biotopen. Op deze wijze kunnen de voor biotoopherstel beschikbare financiële middelen op efficiënte wijze worden ingezet. Geadviseerd wordt om de nu bekende populaties 2 tot 3 jaar na herstel van biotoop en 6 tot 7 jaar erna te monitoren. Nadat voldoende herstel en monitoring ervan heeft plaatsgevonden kan het effect van het herstel van voortplantingsplaatsen op het duurzaam voortbestaan van populaties en uitbreiding van leefgebieden van de Kamsalamander in een rapport worden geëvalueerd.

78 Conclusie en planvorming 74 6 Colofon Aan het veldonderzoek in 995 werkten de volgende personen mee: André van den Berg Ronald de Boer Tim van de Broek Herman Broekhuis Arnold Bakker Ben Crombaghs Raymond Creemers Martijn Dorenbosch John Habraken Cor Hanekamp Gert Hoogerwerf Vincent de Jong Rob Fel ix Rene Krekels Kees Marijnissen Piet Schoor Robbert Snep Peter Verbeek Paul Voskamp Frank Willems Foto's & tekeningen: Kamsalamander voorzijde rapport: Rene Krekels, Nijmegen Overige foto's: Limes Divergens, Nijmegen De pentekeningen van amfibieën zijn afkomstig van Rob Felix, Nijmegen De pentekening in figuur 8 is afkomstig van Mart Kreemers, Nijmegen Begeleidingscommissie: Onze dank gaat uit naar de leden van de begeleidingscommissie voor hun kritiek en aanvullingen op de conceptrapportage: Dhr. J. Cronau, provincie Gelderland Dhr. Theo Dikker, provincie Gelderland En verder: Voor de toestemming tot het betreden van terreinen van met name Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en het Geldersch Landschap worden de beheerders bedankt. De heer Huub Cuppen voor aanvullende informatie over (historische) vindplaatsen van de Kamsalamander in het onderzoeksgebied

79 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 75 7 Literatuur Bakker, A. & H. Pasman, 992. Ecologische infrastructuur voor de herpetofauna in BrummenVoorst. IJsselland, Deventer. pp:8. Bakker, A, 993. Een beschermingsplan voor amfibien in Zuidwest Salland. Scriptie Rijkshogeschool ljssei!and, Deventer / provincie Overijssel (6 p.). Beebee, T.J.C., 985. Discriminant analysis of Amphibian habitat determinants in South East England. AmphibiaReptilia 6: Bergmans, W. & A. Zuiderwijk, 986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen en hun bedreigingen. Uitgave no. 39 van de Stichting Uitgeverij KNNV, Hoogwoud. Blab, J., 986. Biologie, Okologie und Schutz von Amphibien. 3. erweiterte und neubearbeitete Auflage. Kilda Verlag, BonnBad Godesberg. BlommersSchlösser, R.A.M., 99. On the occurrence and identity of triploids of Rana kl. esculenta Linnaeus and R. lessonae Carnerano in the Netherlands (Anura: Ranidae). Bijdragen tot de Dierkunde 6: Bosman, W.W., J.P.M. Giesberts, R.M.J.C. Kleukers, P.J.J. van den Munckhof& J.C.M. Musters, 988. Nichesegregatie bij zes Anura in de "Overasseitse en Hatertse vennen". Rapport 282, werkgroep Dieroecologie, K.U. Nijmegen. pp: 66p. Bosman, W.W. & P.J. van den Munckhof, 993. Zes jaar op pad voor de Knoflookpad. WARN publicatie nr. 9. Buggenum, H.J.M., 99. De Bruine kikker: een onderzoek waard! In: Waarnemingen van amfibieën en reptielen in Nederland 989. Nijmegen; publicatiebureau Stichting Herpetologische Studiegroepen: Creemers, R.C.M., 994. Voortplantingsplaatsen van amfibieën in uiterwaarden. Universiteit van Nijmegen, werkgroep dieroecologie. Creemers, R.C.M. & Crombaghs B.H.J.M.,995. De Knoflookpad in het IJsseldal Een onderzoek naar het voorkomen van leefgebieden van de Knoflookpad in het Iisseldal en de ontwikkeling van een beschermingsplan voor behoud, herstel en uitbreiding van leefgebieden. Limes divergens adviesbureau voor Natuur & Landschap en en Natuurbalans, adviesbureau voor Natuur & Voorlichting, Nijmegen, nov Creemers, RC.M., 996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Publicatiebureau Stichting RAyON, Nijmegen. Crombagbs, B., 984. Inventarisatie, habitatkeuze en voortplantingssucces van amfi bieën in het Dommeldal tussen Eindhoven en St. Michielsgestel anno 984. Staatsbosbeheer, dienstvak Natuurbeheer. Rapport nr 28499, november 984. Crombaghs, B.H.J.M., 989. De Boomkikker Hyla arborea in de Leemkuilen te Udenhout. Verslag van de ontwikkelingen in 988. Herpetologische Studiegroep Noord Brabant en ~NoordBrabant. Crombaghs, B.H.J.M., H.J.R. Lenders & W.G. Vergoossen, 993. De Boomkikker, ecologie en oorspronkelijke verspreiding in Nederland. In C.A.M. van Swaay & I. van Halder (red.), Jaarboek Natuur 993, PGO Flora en Fauna. De vlinderstichting, Wageningen. Crombaghs, B.H.J.M., G. Hoogerwerf& C.C.H. Marijnissen, 993. De Knoflookpad in NoordBrabant. Een plan van aanpak voor beschermingsmaatregelen in de laatste leefgebieden van de Knoflookpad Pelobatesfuscus (Laurenti, 768) in NoordBrabant. Consulentschap NBLF, NoordBrabant en Limes Divergens, Adviesbureau voor Natuur & Landschap. Rapport 93/3, December 993. pp:26.

80 Conclusie en planvorming 76 Crombaghs, B. & G. Hoogerwerf, 994. Herpetofauna onderzoek. Voorkomen & verspreiding van herpetofauna en kwaliteit van leefgebieden in WestBrabant. Provincie NoordBrabant, dienst RNV en Limes Divergens, Adviesbureau voor Natuur & Landschap. Rapport 94, februari 994. pp:58. Crombaghs, B., J. Stoutjesdijk & G. Hoogerwerf, 995. Kolonisatie van nieuwe drinkpoelen in de Landinrichting 'BaarleNassau'. Landinrichtingsdienst, inspectie Onderzoek & Evaluatie, Utrecht. Limes Divergens, Adviesbureau voor Natuur & Landschap. Rapport 95/3 Nijmegen, Maart 995. Crombaghs, B., 996 in prep. Onderzoek Knoflookpad langs de Waal bij Ewijk. Limes Divergens, Adviesbureau voor Natuur & Landschap. Cuppen, H.P.J.J. & M.A. Heinen, 984. Een onderzoek naar de verspreiding en biotoopkeuze van de amfibieën en reptielen op de OostVeluwe. Samenwerkingsorgaan OostVeluwe, Apeldoorn. Dijk, J.J.J. van, 988. Onderzoek naar verspreiding, ecologie, bedreigingen en het nemen van beheersmaatregelen voor de herpetofauna op de NoordVeluwe en het dal van de Geldersche IJssel. Privé uitgave Nunspeet. Foppen, R., 992. Soortbespreking Heikker in Coelen, J.E.M. van der, 992 (red.).verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg 9923, Maastricht & Stichting RAVON 992, Nijmegen. Gelder, J.J. & H.C.M. Hoedemaekers, 97. Sound activity during the breeding period of Rana temporaria L., R. arvalis Nilsson, Pelobatesfuscus Laur. and Rana esculenta L. Journal of Animal Ecology 4: Gelder, J.J. & J.T.R. Kalkhoven, 97. Eieren van de Knoflookpad (Pelobatesfuscus Laur.) in de Hatertse en Overasseltse Vennen. Natuurhistorisch Maandblad 6(3): Gelder, J.J. van & R. Bugter, 987. The utility of thermotelemetric equipment in ecological studies on the MoorFrog (Rana arvalis Nilsson): a pilot study. Beihefte Schriftenreihe Naturschutz und Landschaftspflege Niedersachsens 9: Gerats, A.G.M., 98. Salamanders (Urodela). In: M. Sparreboom (red.). De amflbieën en reptielen van Nederland, België en Luxemburg. Uitgave A.A.Balkema, Rotterdam, blz Glandt, D., 983. Experimentelle Untersuchungen zum BeuteRuberVerhitnis zwischen Stichtingen, Gasterosteus aculealus L. und Pungilius pungilius L. Teleosti, und Grasfroschlarven, Rana temporaria l.(amphibia).zool. Anz.2 : Glandt, D., 984. Laborexperiment zum BeuteRiuberVerhJtnis zwischen Dreistacheligen Stichtingen, Gasterosteus aculeatus L. (Teleostei) und Erdkröte Bufo bufo (L.)(Amphibia).Zool. Anz. 23: 26. Gubbels, R.J., A. Wanders, S. Jansen & J. Couwenberg, 989. Inventarisatie voortplantingsbiotopen amfibieën stadsgewest Roermond, 987. Ministerie van Landbouw en Visserij, Consulentschap Natuur, Milieu en Faunabeheer Limburg. Heinen, M., 986. De OostVeluwse amfibieën en reptielen. Voorkomen, bedreigingen en instandhouding. Regionale Milieuraad OostVeluwe, Apeldoorn. Hessels, C.C.M., 987. Amfibieën in drinkputten in west ZeeuwschVlaanderen; een onderzoek naar verspreiding en biotoopkenmerken. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Arnhem. Hoekstra, B, 96. Knoflookpadden en kikkers in uileballen. Limosa, 34.

81 Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel 77 Hoogerwerf, G. & B. Crombaghs, 992. Herpetofauna onderzoek. Voorkomen en ver spreiding van herpetofauna en kwaliteit van leefgebieden in het zuiden en Oosten van NoordBrabant. Provincie NoordBrabant, dienst RNV & Limes Divergens, Adviesbureau voor natuur & Landschap. Rapport 92/7, december 992. Hoogerwerf, G. & B. Crombaghs, 993. Ekologische waardering van het dijkverzwaringsprojekt Bomendijk (Voorst, Gld.). Effektvoorspelling van tracevarianten op basis van voorkomen en verspreiding van (leefgebieden van) herpetofauna. Bouwdienst Rijkswaterstaat / Limes divergens. Rapport 93/5. Kaufinan, R., 976. lntensivteichbewirtschaftung und Amphibienvorkommen am Beispiel des Aischgrundes. Staatsexamensarbeit,. Zool. Institut Erlangen (unveröff.). Kowalewski, L., 974. Observations on the phenology end ecology of Amphibia in the region of Czestochowa. Acta Zool. Cravoc., 9: Krekels, R.F.M., 992. Amfibieën en reptielen in de Graafschap. Natuurbalans / prov. Gelderland, Dienst Ruimte, Wonen & Groen. Arnhem. Krekels, R.F.M., 996. Faunaleefgebieden in de invloedssfeer van de Al en A35/N35. Een knelpuntenanalyse met speciale aandacht voor een ecoduct nabij Russen. Rij kswaterstaat/natuurbalans. Rapport 96/. Laan, R. & B. Verboom, 986. Nieuwe poelen voor amfibieën. Aanbevelingen voor aanleg en onderhoud. Zoölogisch Laboratorium, afdeling Dieroecologie, verslag nr. 269, Katholieke Universiteit Nijmegen. Lenders, A.J.W., 984. Het voorkomen van de Knoflookpad in relatie met de zuurgraad van het voortplantingswater. Natuurhistorisch Maandblad 73: 335. Lenders, A.J.W., 986. Het beheer van sloten en beken en het belang daarvan voor de eiafzetting van de Bruine kikker. De Levende Natuur 87: 8. Lenders, A.J.W., 99. Nieuwe poelen bij Vlodrop Station (Meinweg). Een onderzoek naar de bezeting van nieuw gegraven poelen door amfibieën met nadruk op migratieaspecten van watersalamanders. Staatsbosbeheer, regio Peel & Maas, Roermond, 99. Lenders, H.J.R., 992. Soortbespreking Kamsalamander in Coelen, J.E.M. van der, 992 (red.). Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg 9923, Maastricht & Stichting RAVON 992, Nijmegen. Lenders, H.J.R. & C.C.H. Marijnissen, 993. Waarnemen en herkennen van amfibieën en reptielen in het veld. Stichting RA VON, Nijmegen. pp: 8. Lenders, A.J.W., 994. De Knoflookpad in MiddenLimburg anno 993. Natuurhistorisch Maandblad 834: Looman, J., 978. Macro and microhabitat distribution in Rana arvalis and R. temporaria (Amphibia, Anura, Ranidae)during summer. Joumal of Herpetology 2; 2933 Marijnissen, C.C.H., 993. Genetica en reproduktie van europese Groene kikkers (geslacht: Ranidae). Scriptie voor de eerstegraads lerarenopleiding biologie, Hogeschool Midden Nederland, Utrecht. Martens, J.W.G., 987. De Kamsalamander in het Gooi in 987. In: verspreiding van de herpetofauna in Limburg, NoordBrabant, Gelderland, Utrecht, Zeeland, Noord Holland en ZuidHolland, 987: Stichting Herpetologische Studiegroepen en Natuurhistorisch Genootschap in Limburg. Middeljans, K.A.A.M., 989. Een verspreidingsonderzoek naar amfibieën in veedrinkputten in Oost ZeeuwschVlaanderen. Faculteit Educatieve Opleidingen van de Hogeschool Katholieke Leergangen te Tilburg, afdeling biologie.

82 Conclusie en planvorming 78 Munckhof, P.J.J. & W. Bosman, 992. In: Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Stichting RAyON; Maastricht, Nijmegen. Oomen, H.C.J., 966. Twee populaties van de Knoflookpad Pelobates fiscus op de rechter Maasoever in 965. Natuurhistorisch Maandblad 55(2): 224. Opdam P. & Verboom J., 99. Is uitsterven een probleem, en herintroductie een oplossing? De Levende Natuur 92, 5: Parent, G.H., 979. Atlas provisoire commenté de l'herpetofauna de la Belgique et du GrandeDuché de Luxembourg. Les Naturalistes Belges 6(9/): Parent, G.H., 989. Essai de délimitations de territoires biogeographiques pour l'herpetofaune de Benelux. Bulletin Soc. Nat. Luxemb. 89: 83. Pelt, F.L. & Bree P.J.H. van, 965. Enkele aantekeningen over de Knoflookpad Pelobates fiscus (Laurenti, 768) in Nederland, Natuurhistorisch Maandblad 54(4/5): Sanders, G., 987. De vindplaatsen van Knoflookpadden in NoordBrabant. Privé uitgave. Schellekens, A.G.A. & H.A.T.M. van Wezel, 99. Tussentijdse evaluatie van het poelenprojekt in Overijssel. Adviesbureau voor Oecologie & Natuurbeheer, rapport 9/, Nijmegen. Schuurkes, J.A.A.R. & R.S.E.W. Leuven,, 986. Verzuring van oppervlaktewateren. Publikatiereeks Lucht 53, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, 'sgravenhage. Sparreboom, M., 98. De amfibieën en reptielen van Nederland, België en Luxemburg. Balkema, Rotterdam. Stronks, D.J. & R.J.H. Schröder, 993. Amfibieën en reptielen langs Oude IJssel en BovenSlinge. Provincie Gelderland. pp: 83. Stribosch, F., 98. Habitat selection by amphibians during their terrestrial phase. British Journal of lerpetology 6: Stumpel, A.H.P., F.J. Kragt & M.W.J. Bons, 982. Een biotoop van de Knoflookpad in de gemeente Maarheeze. De Levende Natuur 84(3): Wijnands, H.E.J., 977. Distribution and habitat of Rana esculenta complex in the Netherlands. Netherlands Journal of Zoology 27:

83 BIJLAGEN Onderzochte wateren in het IJsseldal in Wateren in het IJssedal waar het voorkomen van de Kamsalamander werd vastgesteld 3 Beoordeling van de kansrijke wateren aan de hand van 9 parameters 4 Monitoringformulier 4a Totaaloverzicht gegevens onderzochte poelen in 996

84 r4i i'i I I I II! to t

85 . Bijlage. Onderzochte wateren in het IJsseldal (n= 275) in 996. Bij de waargenomen amfibiesoorten is onderscheid gemaakt tussen volwassen dieren en/of larven en eieren. Alle wateren hebben een uniek nummer. Tv =Kleine watersalamander. Te Kamsalamander, Bb = Gewone pad, Be = Rugstreeppad, Pf= Knoflookpad, Rec =Middelste groene kikker complex, Re Middelste groene kikker, Ri = Poelkikket, Rr = Meerkikker, Rt = Bruine kikker, Ra = Heikikker Waarnemingen van stekelbaarzen zijn weergegeven in aanlaiskodes: =, =I,2=25.3=6.I, 4=2, 5=25, 6=5.I,7=I =>5 Waargenomen amfibiesoorten!!!!!!.i o m mm!!!!!!!! m o o eeeeeeee ee ee, U 34 ooklk, 6od,,rd 447, Z i , Elk, 449, ': rs,i o ": 345 Do , () 346 ljl,o 3 453, o4,, Coo,po , Ø 349 L SOoofl ,9 ' () 35 9oo,,46r Ponowog 45a,3 23, , , ,3 2...o U..., 359 EB k..g 46» 23, ' 36 46, o Fopochohe.o 463, L=,g,64,,fl 46, L.n8lo t 46,3 23., ' Vot4hoow Ø 366 Woijdobt.k ;. 368 &poob3oflbn9 462» isoo L~&~ 43, 23, Apol44hkoo.t 463,2 98,2.. Ø 37 impb.o pool t «.s,i 23, Woto,i Pot2 463,9 22, 4 5' F6pobood ' 376 DoWont 464,2 23, Kj4onb.olt ,., 378 Wo,oO,ot () 379 Bûoobo,g ,5 2 '., ' 38 Dolloop 464, 24..', Ø.. ; ,3 ',, ' tonpiu qp& oold 465,4 22.7,, Voldnol,t 463,5 I9U. '.....,' ZOv.CnoLb'ook 663,5 23,4 ' , 386 Ottkm,boocb , ' 3. '' Vo,,lo,,d,ld 46, '..., 388 spoo4ijo 466, SOdopoo ,.. 9,6i, t ' ' 392 Do k.o6n 46,7 599,3.. '' 393 Aookoboo,k 466,7 2,.,.... ' '.. ':.,.., 394 Noo.k6l 46,7 22,4 395 isowtn,,o. 468,3 99, '' 396.pooijn 469,2 97, Poot Skp 469,4 97,3 :. 398 Ipm t 469,4 39,', 4 }loowoo, ,

86 CL ci e 4 KobblAJ _!.! HlSpk Hd Wo4 45 I4dW,.3 46 HdWU3b 47,poodijn O8lpIijoS Oojk vs 9p&oo 47p 4 Rn,pl.t kopc~ , Zobog NodijkI Noon%ij l4odij stii* P**I bo Z.*d pna ~wi* po* Tw*o u.*o.a %Io(4* 472,5 25,9 425 %I.kfofl ,7 426 Wolv.b, rw.wrng t Ni*m**w*l* O*d*wW &ikp.k 477, ~lijk v. vbv*.i Bn,b*.*S, , poi,u ;ss.s 437 D*plo*g 474,,. 438 DopIo* M*** b*po*) *p M**n**6k Md**2 447C 9. 29, , , ,6 93, L_ 448w.**I*b*, 474,8 9,3 449,o*I Bo*k*g 475, ps Eb W* *o*li*ok Ik 8** v.ikni* 476, IkH* 476, 457 o3b*k IkN*.hoftt 476,9 G**6o***h* b*k 477,7 92,5 46 Vij* BopoI8rJ.ot ,6 465 Ikn**b(pod 473, O*bo(l It,2 468 I3o*p*d 476, 469 P4*IW 479, * r.bik t 479,6 47 pirb ' () 5 5 6

87 ' ' t 5 5. te co 472 Pm(.b,ok Pool dc b48*omp (2 (2 ' co a, 2 _ pooi ot.bik rooiz , : , 59 Pool Epg 5 Pool Epo 44,6 95,2 PolEpo , ,7 475 Moong bod ! 477 Pool woo'o 48, Po4V vo..bk O.jowog 482 Iiotv 483, o6kpool 9zE 484 lopool 48,4 93,3 485 Soh.v, Pooljv EXvvolood 482, 9, 488 l,o9ovcoow* , pool Hoi&pool U, 482, Pool 482, l*ojpooii*govoomo ,6 94 PooldoZoflol& Pool 482, Zook 482, R.*l4 489,2 99, 498 M*p.'l 489, voo Map.d 483, Vb z9 53 Mpd Monpl i* 493, U,b ,2 57 4olijlC bolk Moon*p Pool PK'Epo ljkv.kl 484,8 9&7 53 Khboovoo 484,9 394,3 54 Ro.poolîoogV 485, 9, 55 T6*l PoolEpo 493 4, ioi Em 52 Kjomw,Wroot ,9 52 DoF.pool.o øiooiil 486, 9,8 523 K~ DoLoo.oboill Doi.gn)oo Lhbo.k 486, Roo,Joolo R.bont 4*7.' Pool Ho VijIlolb96k Sgoov ld 499, 97. I.oobool Woodboo,l ,9 l'io,,m 489, *khoo,l 499, 6,9 536 li.kb,o4,o , 537 Pokllo,oS , 538 llldornbo,4 489,6 97,3 539 Iloo*kn4l 489, ' 5 ; ' ,. ' '. 5 " * 4 4, "~'... 7,, 45 t' "" ' '' 3 ' 2 ',' Ø 3 () 2

88 DC 54 Hoonood2!!!. A 542 A~ ,2 543 ~ Koobg 49,3 99, , l)o 49, B~; 49, ioo 499. si 549 boopod loid ,9 553 boopool 495,8 99,5 555 Flipkd t 46, lpkol 496, 99,9 557 Dobookbook 496, 96, 559lkokp D. L..~o 496,6 99,4 56 Kol'og Pool , ik F~ vw~ 49K4 is.' 57 kmk s,o , 3 d3 ca co kolk 3,6 99,6 kolk pool ,. 576 kolk 5,7 97,9 577 D. T ü 52,8 95, 578 kik , 2 477, Apddoomoch kd 4* pkn6hto llotooolo * , 59 sompooko 45, I : 2 oj l ' =

89 . Bijlage 2. Wateren in het IJsseldal waarin in 996 (n=4) of in 995 (n=34) het voorkomen van de kamsalamander werd vastgesteld of bevestigd. Alle wateren hebben een uniek nummer. Tv =Kleine wotersaiarnander, Te = Knxnsalamandcc, Bb Getoone pad, Be Rugsireeppad, P f Knoflookpad, Ree = Middelste groene kikker complex, Re Middelste groene kikker, RJ Poelkikker, Rr = Meerkikker, Rt = Bruine kikker, La Heikikker. Waarnemingen van stekelbaarzen zijn weergegeven in aanlalskoden., =, 2=2.5, 3=6,4=.2, 5=25,6=5, 7=2, 8=2l59=>5 Waargenomen amfibiesoorten E st '..' oe.. co ti e.o.o o... E.~._~~.f'. t ' spoorsloot , 25, Onest(poel) ,9 26, Leuvenheimsche hei ,5 24, IS Leuvenheirnsche hei ,7 24, Heyendai ,6 2, : 3 Leusveld ,4 24, :' Leusveld , ' 4 55 Voorstanden 95 46, 26, terrenboswegwest , terrenboskleine poel 95 46, o () 7 Stambosweg went '. '. 95 Bomcndijk , 26, ' 97Bomendijk , , 53 99Bomendijk ,2_S WsBomstrdijk 95 46d, omendijk , lol Bornendijk Bomendijk ,6 26,3 7 6 c o 5Bomendijk Bomendijk , '4 5Bomendijk Bomendijk ,4 26,2 IS Bomendijk ,6 26, Bomendijk 95467,725, Romendijk 26, Bomendijk , Bomendijk ,9 2&8 5 2 I Bomendijk t 52 Bomendijk ' 55 4 Het woudhuis ,4 98, ! 65 Hajinlaaz 95 47, Hackfotl Veenhuis ,3 24, Oude wezeveld ,2 22, DeRuweed 95 48, 22, DeRuweed 95 48, Sprerigersveid , 97, ! 24 t Kolkhuis noord ,6 22, S De Leemkuil , RAVON , 94. : RAyON , RAyON ,8 26, Nummer 4 uit rapport Knofloolspad, spoorsloot... RAyON ,6 25,6 R.AVON ,8 2,4 RAyON 8 458, 24, RAVON , 25,..,..., RAVON $ 26. RAyON 88 46, 28, , 228 RAyON 88 46,4 22,8 RAVON , 97, RAyON 8 462, 24, RAyON RAVON 8 47, 2, RAyON 92 47,3 28,6 RAVON 8 473, 24,.. RAVON 8 473, 25, RAyON , 22,.. RAyON 8 479, 22, RAVON 8 48, 22,

90 Bijlage 3. De beoordeling van wateren die tijdens de eerste ronde als kansrijk beoordeeld zijn en daardoor meerdere malen in het inventarisatieseizoen bezocht zijn. Alle wateren hebben een uniek nummer. Wateroppervlakte, 2 = maximale diepte najaar. 3 mate van bezonning, 4 = glooiende zoni ijke taluds, 5 situering oppervlaktewater, 6 = agrarische en/of recreatieve druk, 7 = vegetatiestructuur. 8 = totale bedekking watervegetatie, 9 = meerjarige larven macrofauna, to = bezetting amfibieen, II aantal prioritaire soorten, 2 = vcrdrogingsrisico, 3 begroeiing van de 3 meterlijn, 4 = percentage van de voorkomende amfibieen met voortplanting, 5 = gemiddelde pilwaarde, 6 = aanwezigheid vis, 7 = afstand tot bos of potentieel landbiotoop, 8 aftand tot andere actuele voortplantingsplaats, = percentage potentieel landbiotoop in straal van meter Beoordeling van de wateren die in 996 meerdere malen bezocht zijn Nummer som totaal:

91 :i ::: 2 fl : : cb2o5 _ :! E 8. b CD c, :.? c. o : E. G) G)!?, c» Ç,,, g E )..D? :. :fl CD :.. E II gge. CL g o E El g E L3, x +8>) 2, g ag :r a c»cx i 2 c c> 32. co i!ii Li Li II I c» üell w fl I il lu o 9 cn en 6 '! o co r EE 4 cj A. E E E L : : : S t C : IC) > Co LJ 4 E 2 co o E g DO () CD 7 E () CL c 2 E = cli i Û... E CD OP_ EIo o c8 o ai Hg : Li C O._ 2 <') E. 5: O''. o UV O uqfl8 'ij a ga, ID 2 Q CL

92

93

94 J

95 cg v e cl CE G) Q) ) w eco P ij ZDD ' CCEW ) t OOQ ( \ tz&j t Ç\I C W j. cm) co CC ) E E c> c c c a) >. _aq. C W = hu cq) >i Ø)Q) ( u cm D og i V) =) c c co cw ge W. Q)? cl) Ø) t)) 5 ft () u5 at C c c: Cl. o c c c nc C G) O) >c WajØ 5 ).) t C ) C OJC CE. > E > ))(cl C m a ) cp, W> U) <n N >. > () ( c ) (3 cl ) ) Q))C NJ _ Q) ( lc o 2 i3u ) ~:rn ~2(3 om c =cw r o.!oo )>> Z (D, cn ik, ( c Cc ( t Z O) E t o ( to > t Z CCC :t cccc.4( t t t t to to t)) N t)) CL t t ('4 t )) cc?r cco)c ) E o Iii (( > LLJ < o... Z W ))) <. E E E ) cn w = >?S >> COL o.. CO c v r )J I

96 rttr : I! r _IuuI!u I!

VAN ERVE NATUURONDERZOEK

VAN ERVE NATUURONDERZOEK ONDERZOEK KAMSALAMANDER IN DELEN VAN NATUURGEBIED DE BRAND Juni 2014 VAN ERVE NATUURONDERZOEK ONDERZOEK KAMSALAMANDER IN DELEN VAN NATUURGEBIED DE BRAND Inleiding Het natuurgebied De Brand is aangewezen

Nadere informatie

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar kamsalamander, grote

Nadere informatie

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot Amfibieën en poelen Gerlof Hoefsloot Inhoud presentatie Functie van een poel: vroeger en nu Hoe werkt een poel? Wat bepaalt een goede ecologische situatie Soorten amfibieën Beheer van amfibieënpoelen,

Nadere informatie

Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad.

Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad. Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad. REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van

Nadere informatie

Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren!

Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren! www.poelen.nu Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren! Frank Spikmans Rheden 31 mei 2018 Inhoud Poelen als leefgebied voor amfibieën Amfibieën (in Rheden) Poelen aanleg & beheren www.poelen.nu

Nadere informatie

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON juni 2007 In

Nadere informatie

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie in opdracht van Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud Opgesteld door Stichting RAVON R.P.J.H. Struijk

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

De grote modderkruiper uitgepeild. Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin

De grote modderkruiper uitgepeild. Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin De grote modderkruiper uitgepeild Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin Karakteristieken grote modderkruiper Lang flexibel lichaam (max lengte circa 30 cm) Darm ademhaling, larven hebben uitwendige kieuwen

Nadere informatie

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP 1 2 KAMSALAMANDER De Achterhoek is één van de gebieden met de ruimste verspreiding van de kamsalamander in Nederland.

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM

HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING WATERHOVEN OOST TE ALBLASSERDAM

HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING WATERHOVEN OOST TE ALBLASSERDAM HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING WATERHOVEN OOST TE ALBLASSERDAM HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING WATERHOVEN OOST TE ALBLASSERDAM

Nadere informatie

Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht

Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht Op zaterdag 28 mei 2011 is er vanuit RAVON Utrecht een excursie georganiseerd naar het Kombos te Maarsbergen. Het doel van de excursie was om deelnemers

Nadere informatie

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Opdrachtgever Referentie Waterschap Rivierenland Meijer, K. 2014. Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek

Nadere informatie

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Status Definitief Datum 7 april 2015 Handtekening Matthijs

Nadere informatie

Onderzoek amfibieën plangebied Vijfhuizenbaan 1 en 3 te Riel

Onderzoek amfibieën plangebied Vijfhuizenbaan 1 en 3 te Riel Onderzoek amfibieën plangebied Vijfhuizenbaan 1 en 3 te Riel Opdrachtgever: R. J. van Kerkhoff Juni 2014 Pastoor Vermuntstraat 22 4851 CS Ulvenhout Tel.: 076-8504196/06-33764547 E-mail: eac@home.nl Pagina

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Uitbreiding bedrijventerrein Breeveld te Woerden

Uitbreiding bedrijventerrein Breeveld te Woerden Veldonderzoek vissen Uitbreiding bedrijventerrein Breeveld te Woerden In opdracht van: Adviescentrum Metaal 29 mei 2015 Colofon 2015 Laneco / Adviescentrum Metaal Tekst en samenstelling: Ing. T. Brouwer

Nadere informatie

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver Buro Maerlant L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g BM-NOTITIE 2015 Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5 Historische verkenning en waardering vijver J. van Suijlekom,

Nadere informatie

Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen

Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen - notitie - Oktober 2010 W 511 Natuur-Wetenschappelijk Centrum Noorderelsweg 4a 3329 KH Dordrecht 078-6213921

Nadere informatie

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander.

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander. Waterlanders : op weg met Sam de salamander Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander. 1 De kamsalamander... Hallo, Ik ben Sam, de salamander met

Nadere informatie

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 Briefrapport van: ons kenmerk: SAB Arnhem B.V. KUEN/80685 datum: 30 januari 2009 betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 aanleiding en methode Aan de Bloksteegweg 1, te Borne (gemeente Borne)

Nadere informatie

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van

Nadere informatie

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP 1 2 BOOMKIKKER De Achterhoek is voor de boomkikker momenteel het belangrijkste gebied in Nederland. In de jaren 80 van de

Nadere informatie

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: Memo Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: 035.00.03.00.00 Aan: Gemeente Bodegraven Van: Mevrouw drs. A.A. Schwab Onderwerp: Actualisatie natuurwaardenonderzoek Bodegraven-Oost Datum: 13-11-2013

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Bedrijventerrein MEOB Oegstgeest

Bedrijventerrein MEOB Oegstgeest Bedrijventerrein MEOB Oegstgeest Mitigatie en compensatieplan identificatie planstatus projectnummer: datum: 057900.201609.51 08 07 2016 projectleider: ing. D.J. Willems aangesloten bij: Delftseplein 27b

Nadere informatie

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk Jan Stronks Stand van zaken huidig landschap Bos en natuur in de plus! Agrarisch cultuurlandschap sterk in de min: Natuurwaarde holt achteruit

Nadere informatie

Conform uw opdracht hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de weilanden en kassen gelegen achter Zwaagdijk-Oost 189.

Conform uw opdracht hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de weilanden en kassen gelegen achter Zwaagdijk-Oost 189. NatuurBeleven bv Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen HB Adviesbureau bv T.a.v.: Peter Aalders Postbus 9230 1800 GE ALKMAAR Datum: 30 oktober 2009 uw brief van 23 oktober 2009 en 27 oktober 2009 uw kenmerk

Nadere informatie

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Project: 16M8038 Onderwerp: Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Datum: 15 maart 2018 Auteur: Ing. D. van der Veen (ecoloog LievenseCSO) Bestemd

Nadere informatie

Memo. Inleiding. Box 1: Verordeling Ruimte Noord-Brabant 2011 (8 maart 2011)

Memo. Inleiding. Box 1: Verordeling Ruimte Noord-Brabant 2011 (8 maart 2011) Memo nummer 2011-2 datum 16 december 2011 aan Woonlinie van Oranjewoud kopie Gemeente Woudrichem Provincie Noord-Brabant project Bestemmingsplan Wonen en Sport - Almkerk West 1 e wijziging projectnummer

Nadere informatie

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10 Quickscan natuuronderzoek ivm bestemmingsplan en ontwikkelingen Bellersweg 13 Hengelo Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 9 juli 2013 Rapportnummer 0128 Projectnummer 018 Opdrachtgever

Nadere informatie

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/ BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: 110301.001725) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/ Nijkerk Het betreft het plangebied voor het toekomstige

Nadere informatie

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooibossen Definitie Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier Deze bossen worden voortdurend blootgesteld

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G.

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G. Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 BTW nr: NL819024831B01 Faunaconsult Pijnenburg Agrarisch Advies en Onroerend Goed t.a.v. Peter van de Ligt Spoorweg

Nadere informatie

Voedsel: Regenwormen, muggenlarven, libellen, kokerjuffers, slakken en insecten.

Voedsel: Regenwormen, muggenlarven, libellen, kokerjuffers, slakken en insecten. Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Kamsalamander (Triturus cristatus)

Nadere informatie

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen T. Ursinus Scanopy 12.144 concept november 2012 foto omslag Els

Nadere informatie

Kwantificeren van recente veranderingen in status van amfibieën en hun biotopen in het landelijk gebied

Kwantificeren van recente veranderingen in status van amfibieën en hun biotopen in het landelijk gebied Niet-technische samenvatting Kwantificeren van recente veranderingen in status van amfibieën en hun biotopen in het landelijk gebied Sandra Colazzo, Peter Baert, Famke Valck en Dirk Bauwens Inleiding In

Nadere informatie

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap 1.2 landschap, natuur en recreatie Landschap Radio Kootwijk vormt een belangrijke schakel in een aaneengesloten open tot halfopen droog tot vochtig stuifzand- en heidegebied dat zich uitstrekt van het

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. ursinus Van Riezen en Partners 12.004 april 2012 De brandweerkazerne

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar kamsalamander, grote

Nadere informatie

Eindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST

Eindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST Eindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST Eindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST rapportnr.

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer

Nadere informatie

Oktober Quick scan ecologie terrein naast Sloterweg 1121

Oktober Quick scan ecologie terrein naast Sloterweg 1121 Oktober 2015 Quick scan ecologie terrein naast Sloterweg 1121 Quick scan ecologie terrein naast Sloterweg 1121 Auteur Opdrachtgever Foto omslag Pien Brouwer, certificaathouder zorgvuldig handelen Flora-

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Flora- en fauna-inspectie locatie Heerweg-Berkenstraat te Blitterswijck door: ir. H. Hovens en ir. G. Hovens in opdracht van: Venterra

Flora- en fauna-inspectie locatie Heerweg-Berkenstraat te Blitterswijck door: ir. H. Hovens en ir. G. Hovens in opdracht van: Venterra Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 Faunaconsult BTW nr: NL819024831B01 Venterra t.a.v. Sander van Lier Postbus 618 5900 AP, Venlo Belfeld, 12 februari

Nadere informatie

Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) H1042. 1. Status:

Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) H1042. 1. Status: Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) H1042 1. Status: Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de

Nadere informatie

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven) 4.5 Landduinen Landschapskenmerken Reliëfvorm Mozaïek van hogere zandduinen meestal bebost en lager en vlakker gelegen vennen en schrale graslanden Water Lage grondwaterstanden Bodem Zandgronden Wegenpatroon

Nadere informatie

Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide

Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide 2010 Mark Klerks November 2010 Inleiding: Het jaar 2010 kwam maar langzaam op gang. Vooral het voorjaar was

Nadere informatie

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven. Opengestelde beheerpakketten Collectief Rivierenland per leefgebied (gebaseerd op adviestarieven landelijke beheerpakketten ANLB2016 dd. 09-03-2015) let op: tarieven gewijzigd tov. medio februari 2015

Nadere informatie

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Uitgangssituatie Algemeen Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Projectnummer: 2008_009 Projectnaam: Inrichting Straelensbroek/Straelens Schuitwater PMJP: B1 Inrichting verworven EHS Natuurdoel:

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O rapportnr.

Nadere informatie

Amfibieën. Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand

Amfibieën. Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand Amfibieën Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand Inhoud Welkom / voorstellen Reptiel/amfibie? Padden / kikkers / salamanders / exoten Ziekten / plagen Poelen Wetgeving Beheer Vragen Peter Harrewijn

Nadere informatie

Nieuwsbrief 21 van RAVON Afdeling Utrecht Juli 2016

Nieuwsbrief 21 van RAVON Afdeling Utrecht Juli 2016 Nieuwsbrief 21 van RAVON Afdeling Utrecht Juli 2016 Contactpersoon RAVON Utrecht Wim de Wild wim.de.wild@ziggo.nl tel. 030-6963771 RAVON Utrecht verstuurt onregelmatig een nieuwsbrief naar de RAVON waarnemers

Nadere informatie

Factor Jaar Eenheid Oude poel Nieuwe poel

Factor Jaar Eenheid Oude poel Nieuwe poel Geachte heer Van Bezeij, Hierbij ontvangt u mijn notitie met bevindingen naar aanleiding van de beoordeling van de nieuw aangelegde poel op locatie Anna s Hoeve te Hilversum. Context In februari 2017 is

Nadere informatie

Aanvullend onderzoek naar de Rugstreeppad (Epidalea calamita) in het kader van een nieuwbouwproject aan de Oostmeerlaan in Berkel en Rodenrijs

Aanvullend onderzoek naar de Rugstreeppad (Epidalea calamita) in het kader van een nieuwbouwproject aan de Oostmeerlaan in Berkel en Rodenrijs Aanvullend onderzoek naar de Rugstreeppad (Epidalea calamita) in het kader van een nieuwbouwproject aan de Oostmeerlaan in Berkel en Rodenrijs - notitie - Augustus 2015 P15-068/W1030 Auteur: S. Westbroek

Nadere informatie

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal)

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) in 2008 Veldinventarisatie in opdracht

Nadere informatie

De Heikikker De Heikikker

De Heikikker De Heikikker De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden

Nadere informatie

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST november 2009 In opdracht van: GEM Westeraam Elst CV Postbus 83 6660 AB ELST

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Een leefgebied voor de rugstreeppad

Een leefgebied voor de rugstreeppad Een leefgebied voor de rugstreeppad Landschapsbeheer Flevoland 1 De rugstreeppad in de Noordoostpolder Op zwoele avonden klinkt in het Noordoostpolder vanuit poelen en sloten de luidruchtige roep van de

Nadere informatie

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 2002 Wouter Jansen & Roy Kleukers 25 april 2002 veldwerk Wouter Jansen tekst Wouter Jansen & Roy Kleukers produktie Stichting European Invertebrate Survey

Nadere informatie

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM Liandon B.V. Aan Stefan Buskermolen Liandon B.V. Van Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults Memo Contactpersoon drs. Sander van Rijn Telefoon +31 6 21 47 95 82 sander.van.rijn@alliander.com Datum Betreft

Nadere informatie

LANGENHOLTE: TOPNATUUR

LANGENHOLTE: TOPNATUUR LANGENHOLTE: TOPNATUUR ROUTE 18 km 20 19 Een prachtige fietstocht langs de uiterwaarden van de Vecht en 'Buitenlanden Langenholten', een nat en ruig natuurgebied waar in het voorjaar wilde kievietsbloemen

Nadere informatie

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (Ffwet) is in april 2002 in werking getreden. De wet beschermt alle in het wild levende flora en fauna in Nederland. Bij het uitvoeren van werkzaamheden moet altijd

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk Een inventarisatie van beschermde Zelhem flora en fauna Zelhem, februari 2007 Rapportnummer 0712 Projectnummer 756 opdrachtgever VanWestreenen Adviseurs Varsseveldseweg

Nadere informatie

Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw

Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. Ursinus 12.010 januari 2012 Grasland behorende bij het

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 28-11-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

GRIENDTSVEENPARK - EMMEN

GRIENDTSVEENPARK - EMMEN GRIENDTSVEENPARK - EMMEN ecologisch vervolgonderzoek colofoon 22 februari 2007 - veldwerk Hub Cuppen, Frank Mertens, Bram Schenkeveld - tekst Bram Schenkeveld - productie bureau Schenkeveld Visstraat 1,

Nadere informatie

Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad

Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. Ursinus In den Eng Investment 11.148 december 2011 Voortplantingswater

Nadere informatie

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Visseninventarisatie terrein Simon Loos Visseninventarisatie terrein Simon Loos resultaten visseninventarisatie Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 26 oktober 2011 Verantwoording Titel : Visseninventarisatie terrein Simon Loos Subtitel

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland Wegen_paden.indd 1 04-05-2006 17:22:48 Wandelen, genieten en verwonderen Wandelen, hardlopen en fietsen. Of gewoon tot rust komen en vol verwondering

Nadere informatie

Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk

Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk 15 mei 2013 zoon ecologie Colofon Titel Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON

Nadere informatie

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii)

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natuurtoets ontwikkeling. bedrijventerrein Hattemerbroek

Natuurtoets ontwikkeling. bedrijventerrein Hattemerbroek Natuurtoets ontwikkeling bedrijventerrein Hattemerbroek Overzicht van de inventarisatiegegevens Uitgevoerd door: In opdracht van: oktober 2005 Rapportnr: 0530 Natuurtoets ontwikkeling bedrijventerrein

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Aanleiding / Problematiek / Doel

Aanleiding / Problematiek / Doel Dorpsranden een onderzoek naar dorpsranden in het landschap door Lea van Liere, Katarina Noteberg en Maike Warmerdam Aanleiding / Problematiek / Doel Aanleiding rivierverruimende maatregelen langs de IJssel

Nadere informatie

Concept QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIE- LOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE

Concept QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIE- LOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE Concept QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIE- LOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE Concept QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIE- LOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE Rapport 2010.1123 juni 2010 In opdracht

Nadere informatie

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van

Nadere informatie

Onderzoek rugstreeppad. Hazerswoude-Dorp. In opdracht van Ballast Nedam

Onderzoek rugstreeppad. Hazerswoude-Dorp. In opdracht van Ballast Nedam Onderzoek rugstreeppad Hazerswoude-Dorp In opdracht van Ballast Nedam 2015 Ecologisch Adviesbureau Viridis bv, Culemborg Ecologisch Adviesbureau Viridis bv Beesdseweg 3-18 4104 AW Culemborg T: 0345 753

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Informatieavond Buffer Noord 23 juni 2015

Informatieavond Buffer Noord 23 juni 2015 Informatieavond Buffer Noord 23 juni 2015 Programma vanavond - Doel - Toelichting over het proces - Onderzoeken - Randvoorwaarden - Toelichting Voorkeursalternatief - Vragen en aanvullende suggesties in

Nadere informatie

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :

Nadere informatie

Actieplan kamsalamander. Behoud en verbetering van leefgebied in ZW-Salland

Actieplan kamsalamander. Behoud en verbetering van leefgebied in ZW-Salland Actieplan kamsalamander. Behoud en verbetering van leefgebied in ZW-Salland REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Actieplan kamsalamander. Behoud en verbetering van leefgebied in ZW-Salland.

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324 Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost rapportnummer 1324 Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied Postbus 9079, 6800 ED Contactpersoon: Dhr. T. Paternotte Opdrachtnemer Stichting

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie