Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA).

Transcriptie

1 VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL gehouden op woensdag 8 december 2004 Aanvang uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn de leden Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (CU), Beugelink (CDA), Broeze-van der Kolk (CDA), De Bruin (GL), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), G. van Dijk (D66), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Hollemans (CDA), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Knoeff (CDA), Koggel-Alferink (CDA), Kok (VVD), Koopman (CDA), Leussink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Van der Lied-Homeijer (PvdA), Lulofs (PvdA), Mercanoglu (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (CU), Nijhof-Sander (CDA), Oldenburger (CU), Van Olphen (GroenLinks), Oostra (CU), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Rouwet (SP), Ter Schegget (PvdA), M.A. Schipper (CDA), P.J. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Slagman (SGP), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), Voortman (PvdA), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. Ik deel u mee, dat bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Visser (CDA), die nog geruime tijd uit de running zal zijn, de heer Sijbom (VVD), mevrouw Van Ommen (SP) en de heer Vruggink (GL). Dames en heren, leden van Provinciale Staten. Aan het begin van deze vergadering wil ik graag met u stil staan bij het overlijden van ZHK Prins Bernhard en van de heer Schuur. Allereerst gaat onze oprechte deelneming uit naar Hare Majesteit de Koningin en de overige leden van de Koninklijke familie. Opnieuw zijn zij getroffen door een overlijden van een dierbaar familielid en moeten zij opnieuw afscheid nemen. Prins Bernhard was zozeer verweven met het bestaan in Nederland, dat het voor velen moeilijk zal zijn zich voor te stellen dat hij er niet meer is. Veel mensen hebben hem in het hart gesloten en dat blijkt uit 1

2 de dagelijkse rouwbetuigingen, ook via de condoleanceregisters die beschikbaar zijn gesteld. Ik vertolk ongetwijfeld de gevoelens van velen van u als ik zeg, dat Prins Bernhard bij ons de herinnering oproept van een gedreven en markante persoonlijkheid. Hij was een man met een bijzondere roeping. Hij vertaalde dat met een indrukwekkende staat van dienst. Een boek dat ik lang geleden van mijn vader kreeg toen Prins Bernhard 40 jaar werd, heb ik recent nog eens gelezen en daarin las ik, dat hij overstapte van het gymnasium van Züllichau aan de Poolse grens naar het gymnasium in Berlijn. Voordat hij naar Berlijn ging, deed hij belijdenis. Daarbij kreeg hij de tekst mee Lucas 12:48. Ik lees de tekst voor als citaat uit de nieuwe Bijbelvertaling; 'Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist. Hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd' Prins Bernhard heeft op zijn latere levensweg ervaren wat dit betekent. Hij was tot op hoge leeftijd betrokken bij de samenleving. Hij was aanwezig, vitaal, gedreven, standvastig en onorthodox. Middelmaat was hem vreemd. Hij zocht en vond zijn eigen unieke weg in binnen- en buitenland en heeft daarin veel weten te betekenen voor ons land. Soms sloeg hij de plank mis. Dat was allereerst voor hem zelf pijnlijk maar tegelijk was dat voor hem ook all in the game. Vanaf 1937, het jaar waarin hij trouwde met Prinses Juliana, maakte Prins Bernhard deel uit van de Nederlandse samenleving. Hij manifesteerde zich als een Nederlander onder de Nederlanders. Door zijn optreden leverde Prins Bernhard een onmiskenbare bijdrage aan de betekenis van de monarchie in ons land, met het Huis van Oranje als symbool van de Nederlandse natie. Als bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten heeft Prins Bernhard tijdens de Tweede Wereldoorlog een staat van dienst opgebouwd, waarmee hij nationaal en internationaal respect heeft afgedwongen. Ook na de oorlog bleef hij actief, als belangenbehartiger, zijn leven lang. Hij was een lobbyist pur sang, een lobbyist voor de vrije wereld, voor de economische wederopbouw van de natie, voor culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. Daarbij slaagde hij erin, grote groepen mensen en individuen voor zich in te nemen. Voor de oud-verzetstrijders was hij een trouwe bondgenoot. Als de onderkoning van het verzet genoot hij onder hen een ongekende populariteit. Tot en met de laatste dag toonde hij zijn warme belangstelling voor hun persoonlijk wel en wee. De jaarlijkse herdenking in Wageningen was ook voor hem een feest, waar hij naar uitkeek. Ook op cultureel gebied was de Prins zeer actief. Zo was hij de oprichter en regent van het Prins Bernhardfonds. Jaarlijks reikte hij de Zilveren Anjer uit aan mensen die zich verdienstelijk hadden gemaakt voor de Nederlandse cultuur. Ook in onze provincie Overijssel heeft dit fonds talrijke goede initiatieven gestimuleerd en gesteund. Daarnaast zette de Prins zich zeer actief in voor bescherming van natuur en landschap. Daar is heel veel over gesproken in de afgelopen week. In 1961 was hij direct betrokken bij de oprichting van het WWF, met als doel het instandhouden van flora en fauna, de uitbreiding van de natuur en verbetering van het milieu. Hij bezocht regelmatig landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika en na zijn aftreden in 1977 werd hij benoemd tot Founder President. Ook was hij een actieve president van de Nederlandse afdeling van het Wereld Natuurfonds. De provincie Overijssel bewaart bijzondere herinneringen aan Prins Bernhard. Zijn relatie met Overijssel dateerde uit zijn verlovingstijd. Toen nog niet bekend mocht worden, dat hij op hoog bezoek kwam in Nederland, ontmoette hij zijn aanstaande vrouw regelmatig in het geheim in het huis Frisia State aan de Ruiterlaan in Zwolle-Kespel. Dat huis werd toen bewoond door de oud-gedeputeerde Baron De Vos van Steenwijck. Meer bekend zijn zijn officiële bezoeken aan de Overijsselse gemeenten, in een aantal gevallen samen met Koningin Juliana en ook soms met de prinsessen. Prins Bernhard kwam om kennis te maken, een bedrijf of sportevenement te openen of een oorlogsmonument te onthullen. Hij kwam om kwetsbare mensen een hart onder de riem te steken. Daarnaast herinneren veel 2

3 mensen zich de officieuze bezoeken die hij meestal op zondag bracht aan zijn moeder, Prinses Armgard. Zij woonde van 1952 tot 1971 in Diepenheim op de Havezate Warmelo. Ook de dochters van de prins bewaren aan deze bezoeken aan Overijssel warme herinneringen. Maandag heb ik de bijzondere vergadering bijgewoond van de Verenigde Staten-Generaal waar Prins Bernhard werd gememoreerd. Vervolgens heb ik ook deelgenomen aan het rouwbeklag. Zaterdag nemen wij voorgoed afscheid van hem. Moge de Koninklijke familie zich gedragen weten in respect en medeleven van ons allen. Dames en heren. Dan is het ook mijn droeve plicht om aansluitend te melden, dat wij de vorige week het bericht ontvingen, dat oud-gedeputeerde en oud-statenlid de heer Jan Schuur op 25 november is overleden. We wisten, dat hij ernstig ziek was. Na de statenverkiezingen van 1995 trad de heer Schuur terug als gedeputeerde maar hij bleef heel nauwe betrekkingen met het provinciebestuur onderhouden, vooral ook vanwege zijn bijzondere relatie met Letland. Bij de herdenking van 15 jaar samenwerking tussen Overijssel en Letland in Riga kort geleden hebben we zijn afwezigheid pijnlijk moeten ervaren. Wij hadden erop gerekend, dat ook hij aanwezig zou zijn. De heer Schuur werd in 1978 beëdigd als lid van Provinciale Staten voor het CDA, na acht jaar wethouder te zijn geweest in de toenmalige gemeente IJsselmuiden. In 1984 werd hij fractievoorzitter en in 1988 gedeputeerde voor Algemeen Bestuur, Financiën en Onderwijs. Terugkijkend kunnen we constateren, dat hij zich op alledrie beleidsterreinen heeft geprofileerd. Het onderwijs had zijn hart; hij begon zijn loopbaan als onderwijzer op een basisschool en was vervolgens directeur van de Christelijke MAVO in IJsselmuiden. Als gedeputeerde stelde hij zich op als regisseur achter de schermen en bracht mensen en initiatieven bij elkaar voor een optimaal onderwijsaanbod in onze provincie. Maar ook het onderwerp Financiën boeide hem. Hij vond het zwaar, vooral in het begin, maar slaagde erin een solide financieel beleid te voeren. Zijn geheim lag zo heb ik uit de overlevering in de strenge handhaving van de drie O's: nieuwe uitgaven moesten voldoen aan de eisen Onvoorzien, Onontkoombaar en Onuitstelbaar. De medewerkers hadden een heilig ontzag voor die drie O's, de drie O's van Jan Schuur. Hij op zijn beurt was erkentelijk voor de wijze waarop men ermee omging. Na de begrotingsbehandeling beloonde hij hen bij de traditionele maaltijd steeds met een zelfgemaakt lied. Hij zong dan met zijn zware bas in de stijl van de Russische zanger Ivan Rebrov en soms zo heb ik begrepen zette hij er dezelfde bontmuts bij op. Dat werd buitengewoon gewaardeerd. Het beleidsterrein algemeen Bestuur werd in zijn bestuursperiode uitgebreid met het onderdeel Externe Betrekkingen. Hij stond daarbij aan de wieg van de samenwerking met Letland. Hij heeft zich daar enorm voor ingezet, vooral ook na zijn terugtreden als gedeputeerde. Ik heb dat ook meteen ervaren toen ik juni 2002 in deze provincie mocht gaan werken. Als honorair consul voor oostelijk Nederland voerde hij regelmatig overleg met de portefeuillehouders. Daarbij heeft het college van GS dankbaar gebruik gemaakt van zijn deskundige inbreng als het ging om het werkplan, dat samen met de partners in Letland werd geformuleerd. Hij was ook bestuurslid van de Stichting Project Ziekenhuis Kogeren, met als partners de provincie, de vroegere IJsselmij, WMO en de Wavin en het Sophiaziekenhuis. Er zijn heel veel activiteiten ontplooid. Samen met zijn vrouw slaagde hij er zelfs in oud-gedeputeerden en oud-statenleden mee te tronen naar Letland en zijn liefde voor Letland ook op hen over te brengen. Letland had zich geen betere ambassadeur kunnen wensen. De Letse premier Emsis en ik hebben hem daar in Riga voor geroemd. Geroemd voor zijn verdiensten voor het openbaar bestuur en voor de samenleving werd hij bij zijn afscheid als gedeputeerde ook geëerd met een hoge Koninklijke onderscheiding. Zijn inzet voor Letland werd beloond met de Orde van de drie sterren van de Republiek Letland. 3

4 Onze deelneming gaat uit naar mevrouw Schuur, naar de kinderen en de kleinkinderen, die allen treuren om zijn overlijden, in de wetenschap overigens dat zij terug kunnen zien op iemand die een rijk en welbesteed leven heeft gehad. Dames en heren, ik verzoek u te gaan staan en een ogenblik stilte in acht te nemen. De vergadering neemt enige ogenblikken stilte in acht. 1. vaststelling van de agenda De agenda wordt vastgesteld overeenkomstig het concept. 2. Benoeming van de heer Rouwet De voorzitter: Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer J.E.H.M. Rouwet, die op 13 oktober door het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten is benoemd tot lid van Provinciale Staten van Overijssel, als opvolger van mevrouw Beldsnijder van wie wij aan het einde van de vorige vergadering afscheid hebben genomen. De heer Rouwet heeft mij meegedeeld, de benoeming tot lid van Provinciale Staten te aanvaarden. De Commissie van Onderzoek van de Geloofsbrieven bestaat uit de heer Ter Schegget, de heer Welten en de heer Kok. Ik verzoek de voorzitter van de commissie, de heer Ter Schegget, advies uit te brengen en verslag te doen van de werkzaamheden. De heer Ter Schegget (PvdA): De commissie samengesteld volgens artikel 5, 4, lid 1 van de Kieswet rapporteert Provinciale Staten van Overijssel het volgende: de overhandigde geloofsbrief en de overige bij de Kieswet gevorderde stukken, ingezonden door Jean Rouwet, benoemd tot lid van Provinciale Staten van Overijssel op woensdag 13 oktober 2004, heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is, dat de benoemde aan alle door de Provinciewet gestelde eisen voldoet. De Commissie adviseert dan ook tot zijn toelating als lid van Provinciale Staten van Overijssel. De voorzitter: Ik stel voor om overeenkomstig dit advies te besluiten. Namens de staten zeg ik de leden van de Commissie dank voor de door hen verrichte werkzaamheden. Ik verzoek de heer Rouwet naar voren te komen. In handen van de voorzitter legt de heer J.E.H.M. Rouwet de ingevolge artikel 14 van de Provinciewet vereiste verklaring en gelofte af. De voorzitter: Mijnheer Rouwet, ik wens u geluk met uw benoeming en ik hoop, dat u met veel plezier aan onze werkzaamheden zult deelnemen. Uit handen van de voorzitter ontvangt de heer Rouwet een boeket bloemen. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. 3. Inspreekrecht Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 4. Vragenuur Synagoge Enschede 4

5 De heer Kok (VVD): Voorzitter. Het gebouw van de Stichting Synagoge Enschede is een rijksmonument en is met veel geld van het Rijk, de provincie, de gemeente, het bedrijfsleven en particulieren opgeknapt. Het probleem is, dat de Stichting het gebouw moet blijven gebruiken. Ze heeft daar een programma voor ontwikkeld om het gebouw een bredere functie te geven dan alleen maar voor de Shul en om het in stand te houden, wat in feite ook de taak is van de Stichting in dit geval. Bovendien is de Stichting op zoek naar sponsoren, ambassadeurs. Het probleem is echter, dat er daar op dit moment geen geld voor beschikbaar is. De verwachting is, dat dit eind 2005 of begin 2006 waarschijnlijk wel het geval is en dat daarmee de toekomst van de exploitatie van het gebouw is verzekerd. De tussenliggen periode vormt een probleem en de vraag is dan ook of in dit geval Gedeputeerde Staten in contact met de Stichting kunnen treden om te kijken of het inhoudelijke programma op de een of andere manier aansluit bij het provinciaal beleid. Als het gaat om een eenmalige bijdrage, is het de vraag onder welke voorwaarden dat eventueel mogelijk is. Wellicht kan gebruik worden gemaakt van het Actiefonds en de voorwaarden die daarin zijn genoemd. Kunnen GS hiermee in de commissie Zorg en Cultuur van januari terugkomen, opdat wij op basis van de inhoud hiernaar kunnen kijken? Dan hebben GS ook fatsoenlijk gekeken naar de eigen uitgangspunten van de provincie. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik ben al in contact getreden met het stichtingsbestuur, omdat ik in uw plaats een tentoonstelling in de synagoge mocht openen. Ik heb mij kunnen vergewissen van het doen en laten van de Stichting. Ik weet uiteraard, dat dit meer dan bijzondere gebouw er inmiddels fantastisch bijligt. Het probleem is hoe zo n groot gebouw, dat natuurlijk ook een godshuisfunctie heeft, meer breedte en draagkracht kan worden gegeven. Ik heb geprobeerd de Stichting al met particuliere fondsen in aanraking te brengen, maar dat heeft tot op heden niet tot resultaat geleid. Ik kan concreet toezeggen, dat ik zal laten natrekken of er mogelijkheden zijn om eenmalig iets te doen voor de Stichting. Ik zal er dus onderzoek naar doen, want de Stichting en haar bewegingen zijn sympathiek. Medio januari zal een en ander aan de commissie worden voorgelegd nadat het door het college is besproken. 5. Ingekomen stukken De voorzitter: Alvorens de lijst van ingekomen stukken te behandelen, geef ik het woord aan de vice-voorzitter. Mevrouw Husselman-Oosterom: Naar aanleiding van de breed ondertekende motie in juni over debatnotities is een werkgroep namens PS en op voorspraak van het presidium aan de slag gegaan. Dit heeft geleid tot een eerste afbakening van het thema, een mogelijke werkwijze en in overleg met GS ook een eerste ideevorming over een debatcentrum, zoals dit vanmiddag aan de orde is geweest in de commissie Economie en Bestuur. Wij hechten eraan om u regelmatig op de hoogte te houden van de stappen die gezet worden en om die reden breng ik onder de aandacht, dat u de komende weken een brief of een ontvangt waarin wij u hierover informeren. Mocht u daarop willen reageren, dan kan dat natuurlijk altijd. De voorzitter: Inzake de lijst brieven en mededelingen van derden ontvangen geef ik het woord aan de heer Jaegers voor een terugkoppeling namens de IPO-delegatie ten behoeve van de algemene ledenvergadering van het IPO op 23 december. De heer Jaegers (PvdA): Voorzitter. Het verheugt de delegatie van deze staten, dat de stukken voor de algemene ledenvergadering van het IPO nu eens vooraf aan de orde zijn geweest in de verschillende commissies. Wij hebben dat gedaan zonder dat wij een preadvies hebben gegeven, omdat het een zaak is van de staten. Opmerkingen en suggesties zullen wij echter graag meenemen naar de algemene vergadering van 23 december. Behalve het jaarplan en de begroting 2005 hebben wij nog een paar belangrijke 5

6 stukken te bespreken op 23 december. In de eerste plaats is dat de code interbestuurlijke verhoudingen. Het zal u niet zijn ontgaan, dat er de laatste tijd behoorlijk wat spanningen waren tussen de verschillende organisaties als VNG, IPO en het Rijk, met name over de financiële verhoudingen. Inmiddels is daar een nieuwe code uitgerold die als besluit op 23 december ter voorligt. We zullen daarover zeker nog morgen even spreken met de delegatie. Het tweede punt waarbij wij betrokken zijn, is de rechtspositie van statenleden naar aanleiding van het rapport van de commissie-dijkstal. Op dit moment is een onderzoek gaande naar de werkbelasting van statenleden. Het is de bedoeling, de resultaten daarvan mee te nemen in het overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken in februari aanstaande. In december wordt in de algemene ledenvergadering gesproken over de eerste evaluatie van de algemene ledenvergadering van het IPO. Een en ander is vorig jaar als vereniging van start gegaan. Wij zijn als delegatie niet echt enthousiast over de werkwijze tot dusverre en wij zullen dan ook voorstellen om de werkwijze van de algemene ledenvergadering te wijzigen in die zin, dat meer met de commissies wordt gewerkt opdat de expertise van de verschillende leden van de staten beter gebruikt kan worden en de ideeën diepgaander kunnen worden uitgewisseld. Het jaarplan en de begroting zijn in alle commissies aan de orde geweest. Een aantal commissies is het eens met deze voorstellen, maar ook zijn opmerkingen gemaakt die behoorlijk wat hout snijden, met name over de Europese regelgeving. Ik kan mij voorstellen om toch eens te lobbyen richting Brussel om daar eens wat minder gedetailleerde regels te produceren. Deze opmerking zullen wij zeker meenemen naar de algemene ledenvergadering. Wat betreft mobiliteit wordt gesproken over een prijsbeleid en hebben wij meegekregen te kijken naar een goede afstemming van infrastructurele zaken tussen Rijk en provincies. De opmerking is gemaakt, dat het IPO de nota Pieken in de Delta al te kritiekloos zou hebben overgenomen. Ook deze opmerking zullen wij zeker meenemen. Tenslotte is het van belang goed te kijken naar regelingen rond de WGR-plus. Daar weten wij in onze provincie alles van. Onze delegatie houdt zich aanbevolen voor verdere op- en aanmerkingen. Wij zullen de opmerkingen van morgen inbrengen in de algemene ledenvergadering van 23 december en het besprokene daar terugkoppelen naar PS. Behandelwijze afhankelijk van advies GS, commissies en/of Presidium De voorzitter: Vanmiddag zijn in de commissie Verkeer, Milieu en Water besproken de tervisielegging Ontwerpplan in Hoofdlijnen N348 Omleiding Wesepe, de nota Mobiliteit en de veilige fietsroute Ganzendiep. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Over deze brieven zijn geen opmerkingen te maken maar wel over de statenvoorstellen. De voorzitter: Over het programma De andere provincie is gesproken in de commissie Economie en Bestuur. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. De commissie Economie en Bestuur is van mening, dat de aanbevelingen goed zijn vertaald in de stukken en ziet met belangstelling uit naar de expertmeeting. 6

7 De voorzitter: In de commissie Ruimte en Groen is de ingekomen brief over het Plan van Aanpak IJsseldelta besproken evenals de brief inzake de steekproef Landschapswacht van de Vereniging Natuurmonumenten en twee streekplanafwijkingen. De heer Haan (VVD): Voorzitter. De brief over de steekproef Landschapswacht van Natuurmonumenten kan voor kennisgeving worden aangenomen. Ten aanzien van het Plan van Aanpak IJsseldelta wenst de PvdA een stemverklaring af te geven over de bestuursorganisatie. Het voornemen van GS om af te wijken van het streekplan bestond uit twee onderdelen. GroenLinks en de LPF zullen tegen de afwijking Den Ham stemmen en D66 wil daarover een stemverklaring afleggen. GroenLinks wil graag over de wijziging in Wierden een stemverklaring afleggen. De Verordening stedelijke vernieuwing (PS/2004/1187) mag als een hamerstuk worden beschouwd. De voorzitter: Het Plan van Aanpak IJsseldelta is ook in de commissie Zorg en Cultuur besproken. De heer Antuma (CDA): Voorzitter. In de commissie Zorg en Cultuur is vooral gesproken over de procescoördinatie en de commissie zal dan ook voorstellen doen richting het presidium om dit vanuit fractieverband anders te organiseren. De commissie kan zich echter volledig aansluiten bij de inhoudelijke bespreking in de commissie Ruimte en Groen. De voorzitter: Aangezien niemand het woord wenst te voeren over de voorgestelde wijze van afhandeling van de ingekomen brieven geef ik nu gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. In 1999 hebben een burgemeester en een wethouder een firma toestemming gegeven om een hal te bouwen in het buitengebied zonder dat een vigerend bestemmingsplan aan de orde was. Alles wat erna is gebeurd, laat ik nu in het midden omdat dit uitvoerig is besproken. Het kan echter niet zo zijn, dat de provinciale politiek een dergelijk gedrag kan sanctioneren. Natuurlijk gaat het om de vraag 'who pays the ferryman' en naar mijn mening moet de rechtsopvolger de gemeente Twenterand de kosten van die schade betalen. Mijn fractie zal dan ook tegen de wijziging van het streekplan stemmen. Mevrouw De Bruin (GL): Voorzitter. De fractie van GroenLinks stemt tegen de twee wijzigingen van het streekplan. De heer Van Dalfsen (PvdA): Voorzitter. Hoewel wij de mening delen van GroenLinks en D66 komen wij toch tot een andere afweging. Inhoudelijk zijn we het er volstrekt mee eens maar uit respect voor de eerder genomen besluitvorming staat ons niet anders doen dan voor te stemmen tegen de uitwerking daarvan, namelijk de streekplanwijziging Den Ham. Wat betreft het Plan van Aanpak IJsseldelta gaat het om een geweldig scala aan ingewikkelde dingen die via ontwikkelingsplanologie moeten worden opgelost, maar mogelijk nog veel ingewikkelder is de bestuursstructuur en dan met name de positie van de gemeente Zwartewaterland daarin. Alvorens 'ja' te zeggen tegen dit plan van aanpak willen wij daar de vinger bij gelegd hebben om daar alert op te zijn. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. De LPF wil geacht worden tegen te hebben gestemd tegen de wijziging van het streekplan Den Ham. Voor de argumentatie verwijst zij naar de opmerkingen hierover van de fractie van D66. 7

8 Met inachtneming van bovengenoemde verklaringen wordt overigens besloten overeenkomstig de voorgestelde afhandeling van de ingekomen stukken. 6. Voorstellen van Gedeputeerde Staten A-voorstellen PS/2004/1144 PS/2004/1091 PS/2004/1104 Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland Inspraakverordening Overijssel Leren voor duurzame ontwikkeling Overijssel Zonder stemming wordt conform deze voorstellen besloten. 7. Voorstellen van Gedeputeerde Staten B-voorstellen PS/2004/1141 PS/2004/1130 Beleidskader Jeugdzorg Overijssel Actualisatie Subsidieverordening Jeugdzorg Overijssel De heer Beckman (CDA): Voorzitter. De afgelopen jaren is er hard gewerkt in en voor de jeugdzorg. Diverse onderzoeken zijn verricht en een aantal onvolkomenheden in de jeugdzorg is duidelijk aan het licht gebracht, als laatste natuurlijk het rapport van de regeringscommissaris voor de jeugdzorg de heer Steven van Eijck, hetgeen resulteerde in het door het kabinet aangenomen plan van aanpak dat onlangs is gepresenteerd. Het volgen van kinderen van jongs af aan neemt hierin een prominente plaats in. Informatie-uitwisseling moet vanuit diverse gremia veel meer plaatsvinden. Met name op lokaal niveau zal er nog veel meer moeten worden samengewerkt en besproken. Dit kan naar onze mening niet meer vrijblijvend gebeuren. Gegevens kunnen vrij gemakkelijk worden uitgewisseld en de privacy behoeft hierdoor absoluut niet in gevaar te komen. Dat betekent dat we inderdaad de grenzen van de privacywetgeving, zoals staatssecretaris Ross-van Dorp zegt, moeten gaan opzoeken. Het belang van het kind weegt hier absoluut zwaarder dan de privacy van de ouder en/of hulpverlener. Hierin zijn wij, mede door de wetgeving hierover, veel te ver doorgeschoten. Wij hebben begrepen dat een proef wordt genomen in een aantal gemeenten in Nederland met betrekking tot de samenwerking in het kader van de operatie Jong. Het CDA zou graag willen weten welke gemeenten in Overijssel hierbij worden betrokken dan wel zullen worden aangemeld. Voorzitter. Voorts wil het CDA weten of wij een voorschot kunnen nemen op de dagarrangementen in 100 gemeenten in Nederland, die de staatssecretaris wil laten aanbieden. Dit lijkt ons een zeer goede aanzet om jongeren van de straat te houden. In het kader van de operatie Jong is de CDA-fractie er benieuwd naar welke acties het college onderneemt en direct overneemt uit de kabinetsplannen. Hoe kunnen wij zo snel mogelijk aanhaken en welke acties wilt u ondernemen bij de al gewenste verwijsindex risicojongeren, die er landelijk zou moeten komen? Wij juichen dit uiteraard van harte toe, omdat wij in de commissie al meerdere malen hebben gevraagd om een betere afstemming. Laten wij niet afwachten en gezamenlijk het initiatief ondernemen om in ieder geval in Overijssel de informatiehuishouding zonder terughoudendheid op te pakken. De provincie kan hierin nadrukkelijk het voortouw nemen. Hoe kan dit nog beter worden aangejaagd? Hoe staat het met de AJA voor Overijssel waarover wij in de commissie spraken? Hoe staat het met de voortgang van het onderzoek hiernaar? Het CDA wil voorts vernemen wat in totaliteit wordt gedaan aan de grote problemen in de jeugdzorg, zoals die door de regeringscommissaris zijn gesignaleerd. Voor zover wij hebben begrepen, geldt dit onverkort ook voor Overijssel. Op tal van punten zullen naar onze mening nu zo spoedig mogelijk spijkers met koppen moeten worden geslagen. Welke plannen heeft het college naar 8

9 aanleiding van de zeer verontrustende berichten hierover? Wij hebben het niet alleen over de wachtlijstproblematiek, want daarmee lijken wij in Overijssel op de goede weg te zijn. Voorzitter. Het CDA wil graag weten welke doelen precies gesteld worden bij de afstemming van het provinciale op het plaatselijke jeugdbeleid. Kan hierover al iets worden gemeld? De eerste januari nadert met rasse schreden. Het CDA moedigt trouwens ook de diverse instanties aan om ook zorgvernieuwende initiatieven uit het veld aan te dragen. Samen kunnen wij nog veel doen om de jeugdzorg dicht bij de klant te brengen en de bureaucratie te verminderen. Ook uit dit huis wordt daaraan gewerkt. Naar de mening van de CDA-fractie kan daar nog wel een schepje bovenop. Enige dagen geleden vernamen wij, dat het ministerie van VWS plotseling per 1 januari 2005 een aantal bezuinigingsmaatregelen doorvoert met betrekking tot de lichtverstandelijke gehandicapten, te weten een tariefsverlaging op extramurale zorg van 30% en als klap op de vuurpijl wat betreft de plaatsing een IQ-verlaging van 85 naar 75%. Daarmee praten wij over 40% in deze provincie. Dit is ongehoord en zal tot een extra instroom leiden in de reguliere jeugdzorg in Overijssel. Kan de gedeputeerde aangeven wat de financiële consequenties voor de provincie zijn? Voor zover ik heb begrepen, schijnen er behoorlijke financiële consequenties te zijn, van miljoenen per jaar. Wij hebben begrepen, dat de belangenorganisaties en het IPO in verzet komen. De CDA-fractie is hierover uiterst geschokt en verzoekt de gedeputeerde vanwege ook de zeer korte termijn een paar weken -- een brandbrief te sturen, waarin hij ons en naar wij hopen ook zijn grote ongenoegen en verzet kenbaar maakt, met 2 uitroeptekens erachter! De heer Nieuwenhuis (CU): Voorzitter. Het beleidskader jeugdzorg is een omvangrijk stuk en binnen de kaders van de Wet op de jeugdzorg is een goede aanzet gegeven voor het provinciale beleid. Wij zijn van mening, dat het college via de met de gemeenten af te sluiten convenanten op het terrein van preventie wel sturing moet geven en de regisseursrol moet oppakken. De door de gedeputeerde in de commissie Zorg en Cultuur toegezegde aanjaagfunctie zien wij met belangstelling tegemoet. Voorzitter. Wij blijven van mening, dat de conclusies van de commissie Beleidsevaluatie niet of nauwelijks in het beleidskader zijn terug te vinden. We beseffen best dat alles niet in één keer opgepakt kan worden maar gaan er wel van uit, dat de komende tijd de punten van de commissie aan de orde komen. In de commissie is ook gesproken over een kwaliteitstoets, waar de inspectie mee bezig is dan wel op toe moet zien. Stimuland is blijkbaar aanspreekbaar op kwaliteit en omvang van de geleverde zorg maar dat ziet meer op veiligheidsaspecten en dergelijke en opleiding van de zorgboeren dan op de kwaliteit van de zorg die geboden moet worden. Ik heb vrij recent zelf een werkbezoek gebracht aan een zorgboerderij en ik weet dat ook de begeleiding vanuit de instellingen van mensen naar een zorgboerderij duidelijk te wensen overlaat om niet te zeggen, dat ik sterk de indruk heb dat sommige zorgaanbieders er zelfs aan verdienen als zij cliënten naar een zorgboerderij sturen. Op het terrein van de zorgboerderij is er sprake van goede wil bij alle partijen, zo wordt in het stuk geschreven. Maar daar kan het niet bij blijven. Er dient ook toezicht te zijn en kwaliteit te worden geboden om te voorkomen, dat we in Haaksbergense Difference-toestanden belanden. Het verhaal van de heer Beckman kan ik van harte onderstrepen, namelijk dat we zo spoedig mogelijk een brief naar het ministerie moeten sturen, uiteraard nadat ook inderdaad gebleken is dat een tariefsverhoging van 30% per 1 januari 2005 wordt doorgevoerd. Ik zou bijna het woord 'asociaal' in de mond nemen; dat doe ik niet, hoewel ik daar op zichzelf wel dicht tegenaan zit. Ik vind het eveneens ongehoord en we moeten daar toch flink op reageren, want dit kan gewoon niet, zeker niet in de richting van mensen met een verstandelijke handicap die niet voor zichzelf kunnen opkomen. Het is bovendien in strijd met alle algemene beginselen van behoorlijk bestuur. 9

10 Mevrouw Voortman (PvdA): voorzitter. Ik heb in de commissie reeds mijn tevredenheid over dit stuk uitgesproken en ik zal mij dan ook beperken tot twee opmerkingen. Ik begrijp, dat er vanuit het veld nogal wat zorgen zijn over het niet meenemen van de niet-geïndiceerde zorg in het beleid. Wat gebeurt er met deze niet-geïndiceerde zorg? Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat de wet, die per 1 januari ingaat, een recht op zorg aangeeft. Dat recht is juridisch afdwingbaar. Welke financiële consequenties brengt dit met zich? Tot slot merk ik op, dat mijn fractie de brandbrief van het CDA naar het kabinet ondersteunt. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. De jeugd heeft de toekomst, aldus de openingszin van het beleidskader en van het statenvoorstel. Het is een zin waar ik het fundamenteel mee oneens ben. Als de jeugd de toekomst heeft, hoe komt zij daaraan? Hebben wij die gegeven? Heeft ze die zelf gepakt? Als dat zo is, mogen wij de jeugd veel sterkte wensen en de toekomst ook. Voorzitter. Als je naar heel veel jeugdigen kijkt, zie je een grote categorie die zich meer kan vinden in de uitspraak 'de jeugd heeft een mobieltje' dan in 'de jeugd heeft de toekomst'. Nochtans, een nuancering is en zo is het, meen ik, ook altijd geweest wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dat is toch even een andere invalshoek want dit veronderstelt betrokkenheid van volwassenen en overdracht, opvoeding en vorming door die volwassenen. Wij staan als het ware op de schouders van het voorgeslacht en de jeugd komt op onze schouders te staan. Dat proces vraagt begeleiding en die kan niet uit handen worden gegeven. Wij verwachten, dat de jeugd zich goed leert gedragen, maar als zij om zich heenkijkt, ziet zij daar weinig goede voorbeelden van. Wat hebben wij ervan gemaakt? Ik noem maar wat dingen uit de laatste tijd, zo maar een greep: bouwfraude, HBO-fraude, graaiculturen op ministeries. Waar ik deze inleiding mee wil afsluiten, is de opmerking dat de jeugd identificatiefiguren nodig heeft. Wij mogen onszelf de vraag stellen of wij die wel voldoende geven. Als dat niet zo is, is de jeugd te beklagen en hebben wij ons dat aan te trekken. Voorzitter. Ik wil een paar opmerkingen maken over het beleidskader maar ik zal er niet te diep op ingaan. Ik kan niet de beschuldiging krijgen dat ik herhaal wat ik in de commissie gezegd heb want ik was er niet maar ik wil een paar actuele noemen. Recent zijn heel verontrustende cijfers over kindermishandeling naar buiten gekomen. Dat onderstreept eens te meer het standpunt van het college om wachtlijsten bij het AMK niet te accepteren. In de NRC van een of twee weken geleden noemde de socioloog Kees de Hoog heel frappant als voornaamste oorzaak de individualisering van de maatschappij. Ik vond dat opmerkelijk. Een tweede actuele ontwikkeling, die al langer gaande is maar waar recent nog eens de vinger bij is gelegd, betreft de plaatsing van jongeren met gedragsstoornissen in gevangenissen bij criminelen. Dat is een onacceptabele situatie. In het beleidskader is veel aandacht besteed aan jeugd en veiligheid, met name toegespitst op criminaliteit. Daar is ook reden toe, want er is sprake van een toename van gewelds- en seksdelicten. Recent is gepubliceerd over de enorme toename van het aantal groepsverkrachtingen. De meisjes emanciperen ook op het gebied van criminaliteit, helaas. In het stuk is ook de oververtegenwoordiging van etnische minderheden genoemd. Daar word je ook niet blij van maar het is wel goed dat het in ieder geval wel benoemd is en vandaag de dag ook benoemd kan worden. Dat heeft wat dat betreft zelfs met feitelijke dingen ook wel eens gevoeliger gelegen. Tenslotte is er sprake van een multiproblematiek met drugs en alcohol en geweld op school. Ik voel mij wat dat betreft in mijn omgeving superveilig, maar dat is niet normatief voor de rest van het land en wellicht ook niet voor de provincie. 10

11 Voorzitter. De voorstellen hebben onze instemming, maar ik wil er nog een punt aan toevoegen. Het is niet de eerste keer dat ik er aandacht voor vraag en gezien de recente gebeurtenissen in onze provincie en in Gelderland wil ik in verband met de veiligheid opnieuw de aandacht vragen voor de verkeersveiligheid en de vele eenzijdige ongelukken vaak met dodelijke afloop, waar ook jongeren bij betrokken zijn. Wat is de taak en de rol van de provincie daarin, samen met de gemeenten en de horeca en dergelijke? Voorzitter. Door enkele prominente mensen in het land is een oproep gedaan voor een parlementair onderzoek naar de jeugdzorg en de verstikkende bureaucratie. Wat ons betreft, hoeft dat niet met een parlementair onderzoek boven water te worden gehaald, want dat leidt waarschijnlijk alleen maar tot meer bureaucratie. Dat is gewoon bekend. Als er dan toch een onderzoek gedaan moet worden, zouden wij ervoor willen pleiten maar ook dat geldt meer voor het landelijk niveau dan voor het provinciale om onderzoek te doen naar de desastreuze gevolgen van de echtscheidingen in ons land. Ik verwijs in dit verband naar bladzijde 58 van het beleidskader onder kop 'Mijn verhaal', een kleine tekening van een meisje van 13 jaar, met een scheur erdoor; aan de ene kant 'mama thuis en familie' en aan de andere kant 'papa weg'. Ik heb laatst van iemand die zelf werkzaam is in de jeugdzorg gehoord, dat er eens een grondig onderzoek moet worden gedaan naar de rol van de overheid op dat gebied. Het is een illusie zijn om het uit te bannen maar het zou in ieder geval zoveel mogelijk beteugeld en ingedamd moeten worden. Voor het overige stemmen wij in met het beleidskader en de subsidieverordening. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie zal geen afwijkend standpunt innemen over het voorstel maar wil wel een aantal kritische kanttekeningen plaatsen. Met betrekking tot de wachtlijsten in het jeugdbeleid moet de provincie samenwerken met de gemeenten op het gebied van preventie. Wij betreuren het enigszins, dat het voorstel zich beperkt tot het verkorten van de wachtlijsten en het noemen van de maatregelen die daarvoor nodig zijn. Het is op zichzelf een goed uitgangspunt maar het is te beperkt om de problematiek van de jeugd in het algemeen aan te pakken en tot een oplossing te brengen. Om de gemeenten aan te spreken op preventie en erop te wijzen, dat zij een eigen beleid op dat gebied moeten ontwikkelen is één, maar de provincie moet een breed beleidskader neerzetten waarin de positie van de jeugd in Overijssel nader in kaart kan worden gebracht. Dat is van groot belang en daarvoor kan niet worden gekeken naar het oplossen van wachtlijsten alleen. Dat kan namelijk heel simpel: als alle aanvragen worden geïndiceerd, worden de jongeren verwezen naar allerlei hulpverlenende instanties. Als deze instanties niet in staat zijn om de hulp te bieden, komen de jongeren daar vervolgens op de wachtlijst. Dat wordt voorkomen door het formuleren van een eigen beleidskader en dat vervolgens in nader overleg met de gemeente tot uitvoering te brengen. Dat vraagt om een wederzijdse afstemming en een goede visie op dat gebied. Wij dagen het college uit om er dan ook werk van te maken. In de tweede plaats gaat het om de ernst van de problematiek. De jeugd moet van de straat worden gehouden en daarom pleit de SP voor een beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. In de derde plaats vragen wij het college een provinciaal meldpunt onafhankelijk van de jeugdzorg in te stellen, opdat enig perspectief kan worden geboden om ook daadwerkelijk onafhankelijk van de organisaties te kunnen achterhalen waar de jeugd zoal tegenaan loopt en hoe de provinciale organisatie daarmee kan omgaan. Wij krijgen graag een reactie op deze punten. De SP-fractie ziet geen reden om tegen deze voorstellen te stemmen. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De heer Beckman is uitgebreid ingegaan op het verhaal van de regeringscommissaris de heer Van Eijck, die inderdaad onlangs een rapport heeft afgeleverd dat is overgenomen door het kabinet. Het rapport staat beter bekend als operatie Jong. In het rapport wordt een aantal thema's benoemd die verder uitwerking behoeven. De heer Beckman heeft gevraagd naar de stand van zaken en de rol van de provincie in dezen. 11

12 Zoals bekend, zullen wij morgen convenanten ondertekenen met alle Overijsselse gemeenten, inclusief Hattem, over de aansluiting van het jeugdzorgbeleid op het jeugdbeleid. Na lezing van de inhoud van operatie Jong en de opgaven die daarin worden vermeld, hebben wij heel voorzichtig al de snelle conclusie getrokken dat de convenanten bijna naadloos aansluiten op wat operatie Jong vraagt aan de overheden. Wij zijn daar uiteraard heel content mee. De convenanten bieden een goede dekking en het is vervolgens zaak om daar ook wat betreft het Actieprogramma body en inhoud aan te geven. Daarvoor zijn trajecten afgesproken. Begin 2005 wordt het actieprogramma opgepakt en uitgevoerd. Op dit moment inventariseert de staatssecretaris welke gemeenten belangstelling hebben om mee te doen aan de pilots. De bal ligt dus bij de gemeenten en op het moment heeft een beperkt aantal gemeenten aangegeven daarvoor inderdaad belangstelling te hebben. De staatssecretaris heeft aangegeven, dat deze gemeenten in principe in twee provincies en een grootstedelijke regio moeten liggen. Zoals het er nu naar uitziet, zullen dat hoogst waarschijnlijk Noord-Brabant, Overijssel en Rotterdam of Amsterdam zijn. De provincie Overijssel heeft positief gereageerd in de richting van het IPO en VWS maar de keuze ligt wel bij de gemeenten zelf. De heer Beckman (CDA): Voorzitter. Het zou wel prettig zijn als ook de kleine en middelgrote gemeenten daarbij aan bod kunnen komen. Vaak worden de grotere steden naar voren geschoven, met name in het kader van het grote-stedenbeleid. Gedeputeerde Ranter: Ik kan u geruststellen, want VWS vraagt zowel grote steden als plattelandsgemeenten in de buurt om een volledig beeld te krijgen. De provincie Overijssel had in ieder geval de ambitie om mee te doen aan de pilots in het kader van operatie Jong en de vooruitzichten zijn wat dat betreft goed. Uiteindelijk zal de staatssecretaris een beslissing moeten nemen. Het is nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de stand van zaken bij de dagarrangementen. Begin volgende week heb ik een overleg met de directie Jeugdbeleid van VWS en daarin komt ook de vraag aan de orde wat de provincie daarmee in het beleid kan doen. In de commissie is gevraagd naar de eventuele aanjaagfunctie van de provincie. Ik heb geantwoord, dat ik daarover zou nadenken. Ik kan mij niet herinneren, dat ik heb gezegd dat ik dat zou onderzoeken. Ik ben nog niet helemaal klaar met dat denkproces maar ik kan al wel zeggen, dat ik op dit moment nog niet heel erg positief ben om nog eens een positie in het jeugdzorgveld te creëren. Naar mijn mening hebben Provinciale Staten als volksvertegenwoordigers en kaderstellers de aanjaagfunctie om het beleid in onze provincie handen en voeten te geven. Ik zie nog geen meerwaarde van een extra functie daarnaast maar ik wil daarop in de eerstvolgende commissievergadering terugkomen en het definitieve antwoord van het college daarop geven. Ik heb het verhaal van Van Eijck eveneens niet anders dan als zeer belangrijk en schokkend ervaren. De heer Van Eijck heeft de spijker op de kop geslagen, maar wat hij zei was voor mij niet zozeer een verrassing. Veel dingen die hij heeft genoemd, waren bij ons bekend. Interessant is echter zijn tip om een cliëntnummer in te voeren. In IPO-verband wordt daar ook over gedacht en een aantal grootstedelijke regio's heeft dat al ingevoerd en wij zijn serieus aan het kijken of wij dat ook in Overijssel handen en voeten kunnen geven, omdat daarmee de cliënt de nodige voordelen kunnen worden geboden. Daarmee kan tegelijkertijd ook wat worden gezegd over de kwaliteit van de geboden hulp, want ook dat is heel belangrijk. De bezuinigingen op de jeugd-lvg zijn zeer zorgelijk. Het CTG heeft de tarieven voor de extramurale behandeling van jeugd-lvg bijvoorbeeld hulp aan huis fors verlaagd, inderdaad goedgekeurd door VWS. Dat is des te opmerkelijker omdat juist Justitie en VWS een aantal jaren geleden hebben gevraagd om extramurale zorgvormen op te zetten om de 12

13 intramurale settings, waar ook wachtlijsten zijn, te ontzien. Juist op die succesvolle vormen van hulp worden nu lagere tarieven vastgesteld met als gevolg, dat ook in onze provincie een aantal modules moet worden afgestoten. Dat is een heel zorgelijke ontwikkeling, die heel laat is aangekondigd door het CTG. Daar komt nog bij, dat het probleem van de IQverlegging een rol speelt. De heer Beckman drukte het wat anders uit maar het komt erop neer, dat volgens het CTG al per 1 januari aanstaande het budget van jongeren met een IQ tussen 75 en 85 die nu nog in de jeugd-lvg zitten en betaald worden vanuit de AWBZ overgeheveld moet worden naar de reguliere jeugdhulpverlening die betaald wordt door de provincie. Als dat gebeurt, hebben we echt een probleem, niet alleen in Overijssel maar in geheel Nederland. Het IPO schrijft daar een reactie op en de MO-groep heeft daar al op gereageerd. Wat betreft de oproep van het CDA, ondersteund door een aantal andere partijen, stel ik voor om inderdaad morgen of vrijdag een brandbrief te sturen naar niet alleen VWS maar ook naar de vaste commissie voor VWS van de Tweede Kamer om onze zorgen en de gevolgen voor Overijssel te schetsen en duidelijk te maken, dat ook Provinciale Staten dit niet aanvaardbaar vinden. De heer Nieuwenhuis komt terug op de discussie over sturing en preventie en de aanjaagfunctie van de provincie. Wij hebben daar inderdaad over gesproken in de commissie. Ik blijf bij wat ik daar gezegd heb, namelijk dat wij via convenanten afspraken moeten maken met de gemeenten over de preventie. Bij de behandeling van de commissie Beleidsevaluatie heb ik aangegeven dat een intensivering op preventie ten koste gaat van andere doelen, bijvoorbeeld van de aanpak van de wachtlijsten. Dat is niet de keuze van het college en om die reden kiezen wij ervoor om preventie via convenanten vorm te geven. Ik heb er vertrouwen in, dat dit voldoende sturing geeft. De gemeenten krijgen extra geld uit het Hoofdlijnenakkoord van Balkenende 2 voor hun preventieve taken. De heer Nieuwenhuis heeft een aantal aanbevelingen niet terug kunnen vinden in het beleidskader. Dat klopt; een aantal daarvan zal later worden verwerkt. Ik heb in de commissie aangegeven, dat ik het met een aantal aanbevelingen niet eens ben. Wat mij betreft, worden die dan ook niet in het beleidskader opgenomen. Als in de aanbeveling staat, dat de wachtlijsten voor het AMK acceptabel zijn, is dat in strijd met de mening van het college en in ieder geval een deel van de staten daarover. Van mij zult u dat niet vinden in dit of een volgend beleidskader. Ik zal mij daar in ieder geval niet aan conformeren. Andere zaken waar het college het wel mee eens is, zullen terug te vinden zijn in een volgend beleidskader. Ik noem bijvoorbeeld het Effectiviteitsprogramma, dat wij hopelijk eind januari of begin februari met de jeugdzorginstellingen zullen afsluiten in de vorm van convenanten. Als laatste punt is genoemd de kwaliteitstoets bij jeugdzorgboerderijen. Stimuland let inderdaad op de algemene kwaliteitseisen, zoals veiligheid. In het bestuurlijk overleg hebben wij de inspectie gevraagd een onderzoek te doen naar de kwaliteit van de zorg op deze boerderijen. Dit onderzoek is inmiddels gaande, ook omdat wij begin april een beslissing moeten nemen over het al dan niet doorgaan met het experiment jeugdboerderijen. Mevrouw Voortman heeft gevraagd wat er gebeurt met de niet-geïndiceerde zorg. Er is inderdaad een probleem over de nulmeting die het Bureau Jeugdzorg namens en voor ons heeft uitgevoerd naar de aanwezige zorgvormen in Overijssel. Er zijn nog wat discussiepunten tussen een aantal instellingen, concreet gezegd tussen het Bureau Jeugdzorg en de Twentse jeugdzorginstelling Jarabee. Ik heb beide directeuren zeer dringend gevraagd om op heel korte termijn een eensluidend advies uit te brengen over een oplossing. Komt dat advies er niet, dan zullen wij zelf de beslissing nemen en hebben de instellingen zich daarbij neer te leggen. De signalen die ik van beide directeuren krijg, wijzen erop dat men werkende weg voortgang maakt en ik hoop en verwacht, dat zij een eensluidend advies aan de provincie kunnen uitbrengen. Ik heb richting het veld aangegeven, dat het niet zo kan zijn dat per 1 januari aanstaande een grote groep kinderen 13

14 op straat komt te zijn als men er niet uitkomt. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Die garantie heb ik ook gegeven. Mevrouw Voortman stelde vervolgens de vraag naar de financiële consequenties van het recht op jeugdzorg. De jurisprudentie op dat gebied moet nog gevormd worden. Ongetwijfeld zal dit jaar iemand naar de rechter stappen die niet tevreden is met de zorg die hij krijgt aangeboden of te lang moet wachten. In de provincie liggen er verschillende adviezen op tafel over het al of niet aansprakelijk zijn van de provincie dan wel over de verplichting van de provincie om ook anderszins middelen bij te passen voor de jeugdzorg. De jurisprudentie moet daarover worden afgewacht. Het verhaal van de heer Van Dijk vond ik redelijk zwaarmoedig. Ik wil hem er echt op wijzen, dat het met 85% van de jongeren wel goed gaat. Laten we daar ook blij mee zijn. Voor de andere 15% hebben wij onze aandacht nodig en moeten wij beleid ontwikkelen, opdat deze jongeren wel de zorg krijgen die zij nodig hebben. De heer Van Dijk (SGP): Dat percentage van 85 is mij ook bekend. Dat is hierop ambtelijk toepasbaar te verklaren. Als je deze 15% echter vertaalt in aantallen, is het onthutsend om hoeveel jongeren het gaat. Zelfs als het met 95% goed gaat, blijft de overige 5% een enorm punt van aandacht. Gedeputeerde Ranter: Laten we toch ook constateren, dat het met het overgrote deel van de jeugd gelukkig goed gaat. Uiteraard ben ik het met de heer Van Dijk eens, dat deze 15% een fors aantal betekent, ook op Overijsselse schaal. Dat is ook de reden waarom wij met elkaar discussiëren over de vraag hoe wij de jongeren kunnen bereiken en de zorg kunnen bieden die zij nodig hebben. De heer Van Dijk merkte op, dat wachtlijsten bij het AMK niet acceptabel zijn. Ik ben dat met hem eens. Volgens de laatste gegevens van het AMK Overijssel is er door de Week van de Kindermishandeling een lichte stijging ontstaan. Gisteren heeft het AMK wat uitspraken daarover in de media gedaan, maar vlak voor deze vergadering heeft de directeur van het Bureau Jeugdzorg Overijssel mij verzekerd, dat alles op alles wordt gezet om de wachtlijsten aan het einde van dit jaar op nul te hebben. Ik ga ervan uit, dat dit haalbaar is. Vervolgens stelde de heer Van Dijk een vraag over de plaatsing van jongeren met een gedragsstoornis in jeugdgevangenissen. In de commissievergadering zijn we daar al redelijk uitgebreid op ingegaan. Er lopen acties gecoördineerd door het Bureau Jeugdzorg om groepen op korte termijn te kunnen helpen. We hebben in ieder geval kennis kunnen nemen van het Bureau Jeugdzorg. De directeur van het Bureau, de directeur van de JJI-instelling De Sprengen en ik hebben een brief geschreven naar minister Donner om een begin te maken met het stimuleren van regionale circuitvorming. Dat is voor het hulpverleningsproces aan de jongeren van groot belang. We zijn ook bezig om de minister op een niet al te lange termijn naar deze regio te halen om hem in de praktijk te laten zien wat de problemen zijn en waar ons inziens de oplossingen liggen. In het kader van de veiligheid merkte de heer Van Dijk op, dat de meisjes in Overijssel op crimineel gebied nog niet emanciperen. Ik was de vorige week op bezoek bij de Raad voor de Kinderbescherming en daar wist men mij te melden, dat in afwijking van het landelijke beeld de emancipatiegolf van meisjes in de criminaliteit in Overijssel inderdaad nog niet heeft plaatsgevonden. Wel zien wij de eerste tekenen maar nog niet in die mate als bijvoorbeeld in de Randstad. Ik ben het met de heer Van Dijk eens, dat wij geen parlementair onderzoek nodig hebben. De Tweede Kamer is daarover ook redelijk unaniem afwijzend geweest. Dat lijkt mij ook de enige goede reactie. 14