Bestuurscommissie gezondheid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bestuurscommissie gezondheid"

Transcriptie

1 AGENDA Bestuurscommissie gezondheid Datum : 3 december 2015 Tijdstip : uur Locatie : Abe Lenstra Stadion, Abe Lenstra Boulevard, Heerenveen Univé zaal, ingang A, 2 e etage (parkeren op P1) Deelnemers : Leden Tijd Onderwerp Bijlage Doel Opening en vaststellen van de agenda Verslag van de vorige vergadering Bijlage Ter vaststelling Mededelingen Bijlage Ter kennisname Inhoudelijk thema: preventie en gebiedsteams: Ter bespreking - presentatie over (vormen van) preventie - discussie in groepen rond 4 thema s - prioritering - plenaire terugkoppeling Onderzoek houtrook Bijlage Ter bespreking Begroting GGD: A. nieuwe opzet (4 pijlers) Bijlagen A. Ter besluitvorming B. Ter advisering B. begroting 2.0 (toelichting dhr. E. van Esch) Kaderbrief (inhoudelijke ontwikkelingen gezondheid) Bijlage Ter advisering aan het DB Rondvraag en sluiting G:\Bestuur\BC Gezondheid\2015\ \01_ agenda BC GZH.doc

2 CONCLUSIES Bestuurscommissie Gezondheid Datum : 7 oktober 2015 Locatie : NHL, Leeuwarden Aanwezig: Leden: Dhr. D.A. Fokkema (vz, Tytsjerksteradiel) Dhr. R. Bos (Dantumadiel) Mevr. J.P. Schouwerwou (De Fryske Marren) Dhr. C. Vos (Leeuwarderadeel) Mevr. S.C. van Gent (Súdwest Fryslân) Mevr. G. Postma Mevr. L. v.d. Deen (Ameland) (Achtkarspelen) Dhr. G. Wiersma (Dantumadiel) Dhr. S.J. Boorsma (Dongeradeel) Dhr. H. Kuiken (Harlingen) Dhr. P. Maasbommel (Kollumerland) Mevr. M. Reijndorp Dhr. E. van Esch (Littenseradiel) (Ooststellingwerf) Mevr. B. Tol (Het Bildt) Mevr. C.M. de Pee (Franekeradeel) Mevr. T. Koster (Leeuwarden) Dhr. W. Kooistra (Opsterland) GGD: Dhr. J. Oostinga (driecteur Mevr. K. van Aalzum (manager Dhr. F. Haenen (manager cdo) Dhr. T. Hartman (manager regio bedrijfsvoering) regio Zuidwest) Noord) Mevr. E. Jellesma (manager Mevr. A. Zijlstra (beleid) regio Zuidoost) Gasten: Mevr. M. Hagedoorn Dhr. P. v.d. Tas (arts Mevr. T. Hempenius (projectleider NF) infectieziekte bestrijding) (coördinator pga) Afwezig met kennisgeving: Leden: Dhr. J.W. de Vries (Gerwerderadiel) Mevr. M. Krans (Smallingerland) Dhr. J.C.F. Broekhuizen (Heerenveen) Dhr. A. Dijkstra (Menameradiel) Dhr. W. Meerdink (Schiermonnikoog) Dhr. T. de Jong (Terschelling) Dhr. H. Visser (Vlieland) Dhr. C. Trompetter (Weststellingwerf) GGD: Mevr. M. de Graaf (dpg) Onderwerp 1. Opening en vaststellen agenda De voorzitter heet iedereen van harte welkom, en meldt de afwezigheid van mevr. de Graaf. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 2. Presentatie project Nuchtere Fries De projectleider, mevr. Hagedoorn, presenteert de voortgang van het project, en de resultaten van het nalevingsonderzoek. Vragen/discussie: Verschil tussen percentage van naleving in sportkantines tussen Friesland (30%) en Nederland (20%): reden hiervoor is van onderzoektechnische aard: om de Friese cijfers te kunnen vergelijken met de landelijke cijfers, zijn ze - waar mogelijk - gecorrigeerd voor de verschillen in aanpak van beide 1

3 onderzoeken. Zo is er onder andere in beide onderzoeken anders omgegaan met schenktijden. In het landelijke onderzoek zijn de gevallen waar verkoop werd geweigerd op grond van geldend schenktijden, uit de data gehaald. In Friesland hebben we deze gevallen juist meegenomen als correcte naleving. Schenktijden spelen natuurlijk bij uitstek een rol bij de sportkantines. Dit verklaart het relatief grote verschil tussen het gecorrigeerde percentage (20%) en het niet gecorrigeerde percentage (30%) van de sportkantines. Aanschaf van hulpmiddelen, zoals een ID-reader, vragen om een investering van de ondernemer. Een praktische tip is om altijd direct naar het ID-bewijs te vragen (i.p.v. eerst naar de leeftijd). Mevr. Koster spreekt de ambitie uit om gezamenlijk te streven naar en in te zetten op verbetering van de naleving. Dhr. Fokkema meldt, tot slot, dat er na afloop van de vergadering een persmoment is, waarin de Friese cijfers worden toegelicht. 3. Conclusies bestuurscommissie gezondheid 4 juni 2015 De conclusies worden ongewijzigd vastgesteld. 4. Mededelingen Mevr. Tol vraagt naar de vernieuwing van de werkwijze van de JGZ. Mevr. Jellesma licht toe dat onderzocht wordt hoe de JGZ het beste aan kan sluiten bij de ontwikkelingen in het sociaal domein en t.a.v. het passend onderwijs. Mevr. Postma meldt dat de bijeenkomst over GIDS zeer positief is verlopen. De gemeenten zoeken uitwisseling en samenwerking op dit terrein. Het vervolg ligt bij de ambtelijke werkgroep. Mevr. Tol vraagt naar de pilot wijkverpleging S1, en de koppeling van S1 en S2 vanaf Dhr. Haenen geeft aan dat De Friesland Zorgverzekeraar de huidige situatie wil continueren in Dhr. Fokkema meldt dat ook de gemeente Tytsjerksteradiel heeft besloten om JOGG gemeente te worden. De bestuurscommissie gezondheid heeft kennisgenomen van de mededelingen. 5. Achtmaandsrapportage Dhr. Fokkema meldt dat het tweede beslispunt komt te vervallen, dit is aan het einde van het jaar aan de orde. Dhr. van Esch merkt op dat de VRF steeds beter in control is. Hij vraagt een toelichting op de relatie tussen de frictiekosten voor de reorganisatie en de post onvoorzien. Dhr. Oostinga licht toe dat de post onvoorzien onderdeel uitmaakt van het weerstandsvermogen. De niet geraamde frictiekosten vallen niet buiten de begroting, maar worden nu wel zichtbaar gemaakt. De bestuurscommissie gezondheid heeft kennisgenomen van de achtmaandsrapportage Inhoudelijk thema: actuele ontwikkelingen rondom de opvang van vluchtelingen Dhr. Haenen, dhr. v.d. Tas en mevr. Hempenius presenteren achtereenvolgens de ontwikkelingen en rol van VRF bij de (crisis)noodopvang, de gezondheid van vluchtelingen, en de consequenties voor de publieke gezondheidszorg voor asielzoekers op de langere termijn. Mevr. van Gent merkt op dat de lokale huisarts, die spreekuur hield in de crisisnoodopvang in Workum, het zeer druk had. Dhr. Maasbommel herkent dit, en geeft aan dat er verwarring was over de verantwoordelijkheid voor de medische zorg. Het COA had eerst aangegeven dat dit bij de VRF zou liggen, terwijl later bleek dat dit toch bij de huisartsen ligt. Dhr. v.d. Tas meldt dat er steeds contact wordt opgenomen met de betreffende huisarts(en), en dat dit in het algemeen goed verloopt. Er zijn een klein aantal ziekenhuisopnames in Leeuwarden geweest. GGD wil graag aanschuiven bij bewonersbijeenkomsten, om evt. vragen over gezondheid te beantwoorden. Dit wordt ook intern kortgesloten binnen de VRF. Dhr. Fokkema vraagt tenslotte aandacht voor de toename, op termijn, van asielzoekers met een status. Dit heeft consequenties voor de zorg die vanuit gemeenten geboden moet worden. 7. Rondvraag en sluiting Dhr. Fokkema meldt dat 3 december a.s., uur, een bijeenkomst is georganiseerd door RIVM, ROS en GGD. Dit vindt plaats in Heerenveen. Het voorstel is om de bestuurscommissie gezondheid van die dag dan ook plaats te laten vinden in Heerenveen. Iedereen stemt hiermee in. 2

4 MEDEDELINGEN Organisatie en bestuur Visitatie VRF In de Wet veiligheidsregio s (Wvr) is vastgelegd dat bij elke Veiligheidsregio eenmaal per 5 jaar een visitatie door een visitatiecommissie wordt verricht (artikel 56 lid 1 onder a.) met als doel het maken van een integrale en strategische momentopname van de Veiligheidsregio om daarvan te kunnen leren en ontwikkelen. In februari 2015 is besloten dat de visitatie in april 2016 bij Veiligheidsregio Fryslân zal plaatsvinden. Wettelijk gezien moet de visitatie worden uitgevoerd binnen de VRF (Crisisbeheersing en Brandweer). Bedrijfsvoering werkt ondersteunend aan de processen en wordt uiteraard nauw betrokken bij de visitatie. Het staat een Veiligheidsregio vrij om de scope te verbreden naar de gehele organisatie. In Fryslân is besloten om de scope uit te breiden naar de gehele VRF en dus de GGD mee te nemen in het traject. De meerwaarde is enerzijds dat de GGD de verkregen output uit de visitatie kan gebruiken voor de verdere ontwikkeling van GGD. Anderzijds is het een meerwaarde om als gehele VRF deel te nemen aan de visitatie en ter voorbereiding daarvan de zelfevaluatie. Het versterkt het lerend vermogen en kan bij de opvolging van bevindingen en adviezen van de visitatiecommissie gezamenlijk de discussie worden gevoerd over de nut, noodzaak en de hoe vraag. In de visitatiemethode is een drietal thema s vastgesteld die als leidraad genomen moeten worden voor de zelfevaluatie: 1. Maatschappelijke opdracht van de Veiligheidsregio 2. Leiderschap (bestuurs- en managementkracht) en verandervermogen 3. Organisatie in samenwerking (in- en extern vermogen) Voor de gesprekken met de visitatiecommissie op 6 en 7 april 2016 zijn de volgende bestuursleden uitgenodigd. de heer F.J.M. Crone; de heer H.H. Apotheker; De heer H. Oosterman; De heer D.A. Fokkema. Rijksvaccinatieprogramma naar gemeenten In 2018 wordt de uitvoering van het RVP (Rijksvaccinatieprogramma) opgenomen in de WPG (Wet Publieke Gezondheid). Hiervoor wordt een budget overgeheveld van de rijksbegroting naar het gemeentefonds. In de aanloop daarnaar toe heeft onderzoeksbureau HHM opdracht gekregen van het ministerie van VWS om onderzoek te doen naar de omvang van het budget, kosten van het RVP en gevolgen voor gemeenten. In het kader daarvan worden gemeenten benaderd om gegevens te leveren. GGD Fryslân is bezig om deze gegevens al zoveel mogelijk voor gemeenten te verzamelen en beschikbaar te stellen. Activiteiten Vluchtelingen Om de gemeenten bij crisisnoodopvang beter te ondersteunen is de GGD via een specifiek telefoonnummer 24/7 bereikbaar voor vragen. Deze bereikbaarheid is gekoppeld aan het reguliere piket voor infectieziekten. Bij eerdere crisisnoodopvang locaties zagen we dat de belasting voor de huisartsen groot was. Om hierin beter te ondersteunen is de GGD bezig om een aantal verpleegkundigen en artsen vrij te maken.

5 Toezicht WMO De THZ (Technische Hygiëne Zorg) van de GGD was, op verzoek van de gemeente Súdwest Fryslân betrokken bij de afhandeling van een klacht over een WMO instelling in die gemeente. Naar aanleiding hiervan gaan medewerkers van de gemeente Súdwest Fryslân en GGD Fryslân de uitvoering van de WMO toezichttaak verder uitwerken. Hierbij zal ook de WMO raad betrokken worden. Pilot wijkverpleging Zoals eerder aangegeven onderzoekt de GGD samen met de gemeente Harlingen welke mogelijkheden er zijn voor de organisatie en uitvoering van de S1-S2 taken (wijkverpleging) vanuit de zorgverzekeringswet. DFZ heeft toegezegd mee te willen werken aan een pilot. Aspecten als betere aansluiting op preventie, indicatiestelling voor WMO en ZVW via één persoon, betere afstemming tussen WMO en ZVW, onafhankelijke positie van de GGD en innovatieve benadering zijn voor DFZ overwegingen om dit samen met de GGD en de gemeente Harlingen verder uit te werken om eventueel in 2017 te kunnen starten. Friese tandenpoetsweek op basisscholen Ruim 400 Friese basisschoolleerlingen kregen tandenpoetsles tijdens de Friese tandenpoetsweek, die van 26 tot en met 30 oktober jl. werd gehouden. Deze poetsweek werd voor de 2e keer georganiseerd door GGD Fryslân en ROC Friese Poort. NDC Publieksacademie GGD Fryslân heeft meegedaan aan de NDC (Noordelijke Dagblad Combinatie) Publieksacademie over gezonde sportkantines (8 oktober jl.). Marijke Hagedoorn, projectleider van de Nuchtere Fries, nam deel aan het panel. In het voorjaar van 2016 organiseert de NDC samen met GGD Fryslân een publieksacademie over de HPV vaccinaties. Pilot Infectiepreventie in het publieke domein GGD Fryslân heeft een subsidieaanvraag ingediend bij het RIVM voor het uitvoeren van een pilot in de gemeente Tytsjerksteradiel. Door middel van audits en kwalitatief onderzoek worden de huidige werkwijzen en de opvattingen van werkers in de zorg en maatschappelijke ondersteuning geïnventariseerd. Samen met betrokkenen worden aanbevelingen opgesteld voor een goede infectiepreventiestructuur. Het uiteindelijke doel is voorkoming van transmissie van resistente microorganismen (brmo s). De GGD werkt in de pilot samen met Izore Centrum voor Infectieziekten Friesland, de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Noord-Nederland en de gemeente Tytsjerksteradiel. Nuchtere Fries Er heeft een peiling plaatsgevonden over het koop- en drinkgedrag jarigen. Resultaten: Friese jongeren van 16 en 17 jaar lijken positiever te staan ten opzichte van de regels die voor hen gelden met betrekking tot het kopen en drinken van alcohol. In 2014 gaf zo n drie op de tien van hen aan de nieuwe regels goed te vinden en in 2015 is dit bijna de helft van hen. Waar in 2014 een sterke daling te zien was in het aantal 16- en 17-jarigen dat alcohol koopt en een lichte daling van het aantal 16- en 17-jarigen dat alcohol drinkt, zien we in 2015 zowel als het gaat om het kopen als om het drinken een daling. In 2014 gaf 38% van de gevraagde 16- en 17-jarigen aan alcohol te kopen en in 2015 was dit 25%. In 2014 gaf 75,8% van deze jongeren aan alcohol te drinken en in 2015 was dit 64,3%. Net als bleek uit de peiling in 2014, lijken ook dit jaar de jongens vaker alcohol te kopen dan de meisjes. Waar uit de peiling in 2014 ook een verschil tussen jongens en meisjes naar voren kwam als het gaat om alcohol drinken, is dat in 2015 niet meer het geval: 64,3% van de meisjes geeft aan alcohol te drinken en 62,3% van de jongens geeft aan dit te doen. Uit de peiling in 2015 blijken geen verschuivingen als het gaat om de locaties waar jongeren drinken.

6 De meeste jongeren geven aan bij vrienden en thuis te drinken. Het drinken in sportkantines blijft in verhouding laag. Het kopen van alcohol door jongeren in supermarkten lijkt ten opzicht van 2014 af te nemen. Kroeg en discotheek scoren nog even hoog als in De aankoop van alcohol via thuisbezorgdiensten blijft minimaal. Zowel bij drinken als bij kopen worden in de categorie anders tentfeesten en festivals genoemd. Jongeren geven vaker dan in 2014 aan dat ze geen alcohol mogen kopen van hun ouders. Het met hulp van oudere vrienden en ouders aan alcohol komen, scoort net als in 2014 relatief hoog. Op 10 december a.s. organiseert Nuchtere Fries een themabijeenkomst over naleving leeftijdsgrens alcohol. De bijeenkomst is bedoeld voor Friese beleidsmakers en andere professionals. Samenwerking NHL De lichamelijke en psychosociale gezondheid van veel studenten staat vaak flink onder druk, omdat studeren flink wat stress met zich meebrengt. Leeuwarder Hogescholen willen een beeld krijgen van de gezondheid van Leeuwarder studenten en starten daarom een nulmeting onder eerstejaars hbostudenten. Dit doen de hogescholen in samenwerking met GGD Fryslân en Leeuwarden Studiestad. Wanneer studenten net starten met een hbo-studie zitten ze in een ontwikkelingsfase waarin ze te maken krijgen met veel veranderingen, zoals op zichzelf wonen en het aangaan van nieuwe vriendschappen. Volgens Hogeschool VHL is het nu nog onduidelijk hoe de gezondheid van hbostudenten is, aangezien veel onderzoek zich richt op studenten met een lager opleidingsniveau. Met dit onderzoek moet er een beeld komen van de algemene gezondheid van deze groep studenten, zowel op lichamelijk als psychosociaal gebied. Aan de hand van de uitkomsten wordt gekeken hoe de gezondheid van hbo-studenten (structureel) bevorderd kan worden. De enquête zal zich ieder jaar herhalen, om zo de gezondheid van studenten te blijven monitoren. Landelijke ontwikkelingen Beleidsvisie drugspreventie In november stuurde Staatssecretaris Van Rijn zijn brief Beleidsvisie drugspreventie naar de Tweede Kamer. De Staatssecretaris wil met name gezondheidsschade voorkomen door normalisering van uitgaansdrugs tegen te gaan. Van Rijn gaat hiertoe samenwerken met gemeenten en wil allereerst in gesprek met burgermeesters van de G4 over drugsgebruik bij evenementen. Informatie aan jongeren en ouders wordt ook een belangrijke pijler in de aanpak. GGD/VRF Fryslân betrekt de nieuwe interventies en methodieken o.a. binnen de werkwijze van de Jeugdgezondheidszorg, het programma Nuchtere Fries en bij de evenementenadvisering. Nieuwe Richtlijnen goede voeding In november bracht de Gezondheidsraad het advies Richtlijnen goede voeding 2015 uit. Kern van het advies is een verschuiving in de richting van een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon. Ook vermindering van de consumptie van suikerhoudende dranken is van belang. Goede alternatieven zijn thee, gefilterde koffie zonder suiker en water. De Gezondheidsraad adviseert ook, geen of weinig alcohol te drinken. Het Voedingscentrum maakt op basis van dit advies een vertaling van de richtlijnen naar voedingsvoorlichting voor verschillende leeftijdsgroepen. Deze vertaling verschijnt in het voorjaar van GGD Fryslân verwerkt deze richtlijnen in de eigen werkwijze, bijvoorbeeld in de Jeugdgezondheidszorg, Gezonde School, JOGG.

7 O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D Onderwerp Onderzoek houtrook Voorstel ter behandeling in de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid Status x Openbaar Niet openbaar Portefeuillehouder Auteur M. de Graaf A. Zijlstra Bijlagen Vergaderdatum 3 december 2015 Agendapunt 4 Betrokken afdeling/ F. Haenen medewerkers (functioneel) OR/GO OR GO 1. Eindrapport Overlast door houtrook 2. Persbericht Groningen Conceptbesluit 1. De leden van de bestuurscommissie gezondheid geven aan de problematiek van ervaren overlast door houtrook voor hun eigen gemeente te herkennen. 2. De bestuurscommissie gezondheid vindt het thema zodanig van belang, dat zij pleit voor verder (landelijk) onderzoek om uiteindelijk te komen tot geschikte instrumenten voor meten en handhaving m.b.t. overlast door houtrook. Inleiding Het onderzoek naar een geschikt meetinstrument voor het meten van overlast door houtrook is uitgevoerd door de drie Noordelijke GGD en. De resultaten zouden gezamenlijk worden gepresenteerd middels een gezamenlijk persbericht. In Groningen zijn de resultaten echter besproken in het bestuur van de GGD, en is in het persbericht het standpunt van het bestuur meegenomen. Dit standpunt hield in dat de Groninger gemeenten aandringen op landelijke regelgeving (zie bijlage 2). Een ronde langs de bestuurders van GGD Fryslân leverde op dat men op voorhand nog geen standpunt wil innemen maar het rapport wil bespreken tijdens de bestuurscommissie gezondheid van 3 december a.s. In de publiciteit vanuit Fryslân is dat ook alleen aandacht besteed aan de resultaten van het onderzoek sec. Toelichting onderzoek Doel onderzoek GGD en spelen een rol bij het beoordelen van gezondheidsklachten over houtrook. Gemeenten hebben een taak in het beperken van overlast. Stokers zijn het op veel locaties niet eens met de klagers over de ernst van het probleem. Rechters en overheden hebben op hun beurt geen duidelijkheid over de beoordeling. Het onderzoek is opgezet om na te gaan of eenvoudige meetapparaten bruikbaar zijn voor het maken van een onderscheid tussen acceptabele en niet-acceptabele situaties. Pagina 1 van 2

8 Overlast Het onderzoek van de GGD en was gericht op gewone houtkachels van huishoudens. De metingen zijn uitgevoerd in 2015 van maart tot in juni. Bij de metingen bleek dat in acht van de tien gevallen de hoeveelheid fijn stof in de lucht de gezondheidsgrenzen overschrijdt. Tevens is bij drie van de tien gezinnen een significant verband vastgesteld tussen overlast en de hoeveelheid fijn stof. Bij de keuze van de meet-locatie is rekening gehouden met de voorspelde windrichting. De hoeveelheid fijn stof leek groter op de dagen dat de wind uit de richting van de houtkachel kwam. Echter, uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte meetapparatuur niet zonder meer bruikbaar is om te bepalen of een situatie waarover klachten bestaan, wel of niet acceptabel is. Vervolgonderzoek Eén van de geteste meetapparaten lijkt geschikt om vast te stellen of er op een bepaalde plaats een overschrijding van de gezondheidsnorm voor fijn stof (PM2,5) is. PM2,5 bestaat uit zwevende stofdeeltjes kleiner dan 2,5 micrometer. Er is nader onderzoek nodig om een methode te ontwikkelen om vast te stellen uit welke schoorsteen het gemeten fijn stof afkomstig is. Veel klachten door houtrook Voor het GGD-onderzoek hebben zich veel mensen aangemeld met verhalen over de overlast. De ervaren overlast bestaat ook buiten het stookseizoen. Reacties kwamen ook van buiten het onderzoeksgebied Groningen, Friesland en Drenthe. Ervaren overlast van houtrook bestaat uit stankhinder met of zonder gezondheidsklachten zoals irritatie van ogen, neus, keel en luchtpijp met hoesten en benauwdheid. Besluit: niet vastgesteld ongewijzigd vastgesteld Paraaf secretaris: gewijzigd vastgesteld als volgt: Kopie naar auteur Pagina 2 van 2

9 Overlast door houtrook; onderzoek naar het meten van fijn stof als hulpmiddel bij het beoordelen van klachten over houtstook Groningen, Oktober 2015 Frans Greven (GGD Groningen) Wanda Reen (GGD Groningen) Gerard Hoek (IRAS, Universiteit Utrecht) Nellie Hagedoorn (GGD Groningen) Martin Katoele (GGD Drenthe) Nienke Vink (GGD Groningen) Gea de Meer (GGD Fryslân) Frans Duijm (GGD Groningen) GGD Groningen in samenwerking met GGD Drenthe en GGD Fryslân Postbus 584, 9700 AN Groningen

10 2

11 Voorwoord 3 Aan houtstook zijn intense emoties verbonden en houtrook kan heftige reacties oproepen zowel lichamelijk als psychosociaal. Maatschappelijk vormen houtkachels, vuurkorven, enzovoorts een heet hangijzer. Medisch milieukundigen van GGD en spelen een rol bij het beoordelen van klachten over houtrook. Gemeenten hebben een taak in het beperken van overlast. De vereniging voor Milieuprofessionals (VVM) heeft een handreiking Houtstook door particulieren, hoe voorkom je overlast ( Toolkit ) opgesteld, waarin een aantal belangrijke punten staan beschreven over onder andere goed stookgedrag, betere communicatie tussen stoker en klager en het inzetten van juridische instrumenten. In deze handreiking wordt ook genoemd dat het meten van fijn stof als hulpmiddel gebruikt kan worden bij de beoordeling van houtrook. Ervaring met dit hulpmiddel was niet aanwezig bij GGD en en gemeenten. In het kader van de Academische Werkplaats Milieu & Gezondheid heeft de GGD Groningen begin november 2015 subsidie gekregen voor een deel van de kosten van een eerste verkennende studie om na te gaan hoe bruikbaar eenvoudige en betaalbare op de markt verkrijgbare meetapparaten zijn in het geval van klachten over houtrook van buren. Met de GGD en in Drenthe en Friesland is afgesproken samen te werken in de uitvoering van het onderzoek. Het IRAS, Universiteit Utrecht (Gerard Hoek) heeft inhoudelijk geadviseerd. Handhavers van gemeenten in Noord Nederland hebben geadviseerd over de uitvoering van het project. Eerst zijn een aantal aanmeldingen van burgers binnengekomen die uit zichzelf een klacht indienden bij een gemeente in een van de drie noordelijke provincies. Dit aantal was echter te klein om voldoende geschikte gevallen voor het onderzoek te verkrijgen. Daarom is publiciteit gezocht via regionale media. Dit riep veel reacties op, waaronder veel aanmeldingen. Maar ook bijvoorbeeld een online opiniepeiling door het Dagblad van het Noorden met 1 dag tijd om te reageren (13-14 februari 2015). Het aantal respondenten was opvallend groot: 1086 vergeleken met de aantallen respondenten op andere dagen. De stelling en de reacties luidden als volgt. De GGD gaat onderzoek hoe de overlast van de rook van houtkachels te meten is. Houtrook geeft gezelligheid in een woonwijk. Eens 16%; oneens 84%.

12 4 De vraagstelling en sommige reacties duiden erop dat er niet weinig mensen zijn die houtrook positief vinden. Maar naast de aanmeldingen uit de regio met veelal schrijnende verhalen, waren er zelfs van elders in het land nogal wat reacties van wanhopige burgers. De meeste van hen bleken niet op de hoogte van de mogelijkheden die genoemd zijn in de VVM-toolkit. Gezien hun verhalen zullen zij waarschijnlijk die mogelijkheden echter niet als echt bruikbaar ervaren. De meeste hadden al geen goede verstandhouding met de stoker en voor een juridische benadering schrokken zij terug. In maart is het veldwerk begonnen. In tegenstelling tot sommige verwachtingen bleek het tot aan de zomer mogelijk om deelnemers te vinden die ondanks het mooie weer last hadden van rook van een houtkachel in de buurt. Het onderzoek liep enigszins anders dan beoogd doordat een van de onderzoekers door een gezondheidsprobleem langdurig niet beschikbaar was. Met een kleine vertraging is deze rapportage toch gereed gekomen.

13 5 Inhoud Postbus 584, 9700 AN Groningen 1 Voorwoord... 3 Inhoud... 5 Samenvatting... 7 Inleiding... 9 Houtstook... 9 Gezondheidseffecten Epidemiologisch onderzoek naar effecten van houtrook in de omgeving Experimentele blootstelling aan houtrook Fijn stof in houtrook Fijn stof en toetswaarden Fijn stof achtergrondgehalten Regelgeving met betrekking tot hinder en schade Toolkit Beoordeling Meetapparaten Opzet, methoden en technieken Opzet Doelstelling Vraagstelling Uitvoering Werving deelnemers Selectieprocedure Gegevensverzameling Luchtkwaliteit Conversie IJking Overlast Meteorologische gegevens Statistiek Resultaten... 29

14 6 Populatie Overlast Atal: momentane metingen fijn stof (Atal) Concentratie fijn stof (Dylos) Relatie uurgemiddelden PM2.5 en overlast PM2.5-concentraties Pasen Relatie voortschrijdende 24-uursgemiddelden PM2.5 en overlast Relatie PM2.5 windrichting Relatie PM2.5 en luchtvochtigheid Discussie Atal: momentane metingen Dylos: PM2.5 en overlast Dylos: PM2,5 overschrijding advieswaarde Atal en Dylos: duiding van concentraties Conclusies Implementatie Aanbevelingen Literatuur Bijlage 1: Oproep voor deelname gericht aan gemeenten Bijlage 2: Toestemmingsformulier Bijlage 3: Informatie over het onderzoek voor deelnemers Bijlage 4: Protocol huisbezoeken Bijlage 5: Overzicht recente publicaties met conversiemethodes Bijlage 6: Logboek Bijlage 7: Voortschrijdend 24-uursgemiddelde PM2.5, WHO-advieswaarde Bijlage 8: Onderzoekspopulatie Bijlage 9: Tekstfragmenten geknipt uit aantal aanmeldingen... 81

15 Samenvatting 7 Houtrook in de woonomgeving veroorzaakt veel klachten. De stokers zijn het op veel locaties met de klagers niet eens over de ernst van het probleem. Over de beoordeling hebben ook overheden en rechters geen duidelijkheid. In de verkennende studie naar overlast van houtrook is onderzocht hoe bruikbaar eenvoudige en betaalbare op de markt verkrijgbare meetapparaten zijn in het geval van klachten over houtrook van buren. Daartoe zijn een Atal IAQ PM2.5 en een Dylos DC 1700 aangeschaft. Beide apparaten zijn bedoeld om de fractie PM2.5 in fijn stof te meten. Het onderzoek bestond uit metingen van fijn stof (PM2.5), kortdurend (Atal) en gedurende een week (Dylos) in een open raam of onder een afdakje van het huis van klagers. De klagers hielden ook een logboek bij van de mate van overlast, zowel geurhinder als gezondheidsklachten. Ook hebben ze diverse vragenlijsten ingevuld. Het onderzoek was gericht op de volgende vragen. Gaan hoge overlast-scores gepaard met hoge PM2.5-concentraties? Gaan hoge PM2.5-concentraties gepaard met hoge overlast-scores? Draagt het onderzochte gebruik van een Atal of Dylos PM2.5-meter bij aan een beter onderscheid tussen acceptabele en niet-acceptabele situaties? Bij de onderzochte groep werd in het algemeen geen consistente samenhang gezien tussen de ervaren overlast en de fijn stof meetresultaten. In de individuele situatie met klachten over houtrook geeft een meting van PM2.5 gedurende een week met de Dylos geen informatie die meerwaarde heeft ten opzichte van een vragenlijst of logboek. Dit geldt ook voor een meting met een Atal IAQ PM2.5 tijdens een tevoren afgesproken huisbezoek. De metingen lijken nauwelijks een diagnostische, voorspellende waarde te hebben. In de gekozen opzet zijn de onderzochte meetapparaten niet zonder meer bruikbaar om te bepalen of een situatie waarover klachten bestaan wel of niet acceptabel is. Nader onderzoek in deze richting dient zich te richten op validatiewerk, want het lijkt erop dat de absolute waarden in het huidige onderzoek nog onvoldoende zeker zijn. De met de Dylos gemeten en omgerekende concentraties PM2.5 zijn soms opvallend hoog met waarden tot ruim 300 μg/m³. Dit kan ten dele liggen aan de omrekenfactor die aan de hoge kant was bij vergelijking met een gekalibreerd meetapparaat van Lighthouse. De factor die Dylos opgeeft om de gemeten aantallen deeltjes om te rekenen in het gewicht van die deeltjes is niet onderbouwd en is onderwerp van een wetenschappelijk discussie.

16 8 Als voortschrijdend 24-uursgemiddelde is de concentratie PM2.5 op sommige locaties regelmatig hoger dan de gezondheidkundige advieswaarde van de WHO. Ook al zijn de werkelijk concentraties wat lager dan de gemeten waarden, dan wijzen ze nog wel op een serieuze verontreiniging. Het is mogelijk dat de geconstateerde pieken afkomstig zijn van naburige houtkachels. De meetwaarden zijn wat hoger wanneer de windrichting gemeten op een KNMI-station zodanig is dat de woning van de klager benedenwinds ligt van de houtkachel waarover klachten bestaan. Een nevenbevinding is de mate waarin veel mensen houtrook als een probleem ervaren. Verder blijkt dat velen vinden dat de overheid tekort schiet wanneer zij daar om hulp of maatregelen vragen. De juridische mogelijkheden die beschreven zijn in toolkit Houtstook door particulieren, hoe voorkom je overlast bieden kennelijk geen oplossing. Gezien de hoge pieken met mogelijk grote overschrijdingen van de WHO-advieswaarde die op sommige locaties zijn gemeten, is het raadzaam nader onderzoek te richten op dit aspect. Het meetapparaat van Dylos lijkt daartoe geschikt maar dan zijn bovendien metingen nodig met een goed geijkt apparaat om een correcte omrekenfactor te bepalen, die geschikt is om in dergelijke situaties de door de Dylos DC 1700 getelde aantallen deeltjes om te rekenen naar het gewicht van die deeltjes. Daarbij is het van belang na te gaan of het ter plaatse gelijktijdig meten van de windrichting en windsterkte bijdraagt aan het vaststellen van welke bron de PM2.5-overschrijding afkomstig is. Verder is het te overwegen de regelgeving zodanig aan te scherpen dat gemakkelijker maatregelen opgelegd kunnen worden in situaties van ernstige overlast.

17 Inleiding 9 Houtstook Er zijn veel soorten houtkachels. De meeste houtkachels staan bij particulieren. Het aantal lijkt toe te nemen. Houtstook wordt vaak duurzaam genoemd. Soms steunt de overheid het plaatsen van houtkachels, bijvoorbeeld pellet-kachels in aardbevingsgebied in Groningen. Er bestaan veel klachten van omwonenden, vooral over kachels die frequent gestookt worden. De klachten hebben betrekking op stoffen die verspreid worden bij onvolledige verbranding. Emissie en immissie De uitstoot (emissie) van producten van onvolledige verbranding kan sterk verschillen tussen verschillende typen kachels en tussen gebruikers. Er is discussie over de standaard-emissie waarmee rekening moet worden gehouden. Dit maakt het lastig concentraties in de omgeving te voorspellen op basis van de standaard-emissie. Volgens een berekening van ECN verspreidt houtstook vanuit woningen aanzienlijke hoeveelheden PM10, PM2.5, PAK, dioxinen en CO, die een tamelijk grote bijdrage aan de luchtverontreiniging leveren (Kroon en De Wilde, 2014). Die bijdrage kan in toekomst stijgen door toename van het aantal houtkachels en door afname van de uitstoot door andere bronnen. De bronsterkte kan op korte afstanden sterk uiteen lopen en dus ook de te verwachten concentraties in de leefomgeving (immissie). Over de niveaus van blootstelling aan stoffen in houtrook is weinig bekend voor Nederlandse situaties. ECN heeft in Schoorl metingen gedaan waaruit blijkt dat van de 20,7 µg/m 3 PM10 er 4,2 µg/m 3 afkomstig is van lokale houtstook en 1,5 µg/m 3 van houtstook verder weg (Kos en Wijers, 2009). Van massaconcentratie PM10 in woonwijken waar sommigen hout stoken is door deze onderzoekers het aandeel van lokale houtrook geschat op 9% à 27%. Voor PM2.5 was dit aandeel 30% à 39 %. Bij streng winterweer zou de procentuele bijdrage door houtrook groter kunnen zijn. Uit een verkennende studie in stedelijk gebied blijkt dat houtstook in de winter daar maar ongeveer 4% bijdraagt (Hagens et al., 2011).

18 10 Met het Nieuw Nationaal Model is berekend dat in een fictieve wijk met veel houtstook de concentratie PM2.5 gedurende 45 uur per jaar hoger kan zijn dan ca. 150 µg/m 3, terwijl daar op sommige locaties een concentratie hoger dan 200 µg/m 3 te verwachten is gedurende meer dan 8 uur (Verhees, 2014). Voor Groningen is berekend dat een houtkachel benedenwinds op een afstand van ongeveer 50 meter de uurgemiddelde concentratie PM10 met 27 µg/m 3 kan verhogen (Blauw, 2011). Veel eerder heeft een GGD modelberekeningen gedaan voor o.a. benzo[a]pyreen vanuit houtkachels (Groot, 1991). De uitkomst was dat de concentratie van deze stof, die behoort tot de polycyclische aromaten (PAK), bij naburige huizen vele malen groter kan zijn dan de grenswaarde (Groot&Van der Made, 1991). Metingen bij buitenshuis geplaatste houtkachels bevestigen dat concentraties PM2.5 op 50 tot 400 meter hoger zijn dan op grotere afstand (Anonymous, 2013). Dit kan ook plaatsvinden zonder zichtbare rook-emissie en zonder klachten over stank. Kortdurende pieken met waarden hoger dan de 95-percentiel van de meetwaarden kwamen in de buurt van de houtkachel veel vaker voor dan op de regionale stations. De piekwaarden traden vooral op bij kalm weer. Metingen in Vlaanderen wijzen erop dat houtstook de bron kan zijn van een aanzienlijk deel van de lokale concentratie fijn stof (Maenhout, 2012). De bijdrage aan PM10 loopt plaatselijk op tot 22% in de winter. Op deze plaats staan verscheidene huizen met een houtkachel in de nabijheid van het meetpunt. Niet de gemiddelde bijdrage maar ook de piekwaarden zijn er hoog. Op alle onderzochte locaties verschillende de concentraties sterk per dag. Dit geldt ook voor de concentraties levoglucosan, een stof die specifiek vrijkomt bij de verbranding van hout. Houtrook dringt door in woningen. Binnen woningen in de buurt van buitenshuis opgestelde houtkachels is een vier maal hogere concentratie PM2.5 gemeten dan in controlewoningen (Brown 2014). De getelde aantallen deeltjes komen ongeveer overeen met een massaconcentratie van 37 µg/m 3. Gezondheidseffecten Blootstelling aan houtrook kan de gezondheid schaden op basis van drie soorten effecten: 1. verandering van processen in en functies van het lichaam door giftigheid, en gevolgen daarvan op korte termijn;

19 11 2. idem op lange termijn, zoals het toenemen van de kans op astma, COPD (chronic obstructive pulmonary disease) of longkanker. 3. geurwaarneming met daardoor eventueel stress en gevolgen daarvan; Toxische effecten De eerste twee hierboven genoemde effecten zijn het resultaat van de toxische (giftige) eigenschappen van de rook. Rook bevat zeer veel verschillende stoffen die giftig kunnen zijn. Rook bestaat voor een deel uit fijn stof (particulate matter, afgekort: PM). PM in buitenlucht is door het International Agency on Research of Cancer (IARC) geclassificeerd als kankerverwekkend (Loomis D, 2013; IARC (in Press)) net als benzo[a]pyreen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). De mate van giftigheid van rook en de kans op schadelijke effecten hangt van de aard van de stof en van de hoeveelheid af die iemand binnenkrijgt. Deze afhankelijkheid van de dosis geldt ook voor bestanddelen van rook waarvoor geen drempelwaarde bekend is waaronder geen effecten optreden. Uit een literatuurstudie van het RIVM (Hagens et al., 2011) is het volgende af te leiden. - Toxicologisch onderzoek laat zien dat fijn stof van houtrook even schadelijk of soms schadelijker is dan fijn stof van andere bronnen. Ook bevat houtrook verscheidene stoffen die kanker kunnen verwekken. Onderzoek met vrijwilligers die in experimenten enkele uren zijn blootgesteld aan houtrook, toont aan dat dit kan leiden tot gezondheidsschade. - Epidemiologisch onderzoek kan aanwijzingen geven voor de mogelijke omvang van het probleem. Dergelijk onderzoek is echter lastig doordat de blootstelling wisselt in plaats en tijd, en omdat onbekend is in hoeverre onderzoek elders ook geldt voor de situatie in Nederland. - Er zijn over effecten van rook van houtstook in de buurt minder publicaties te vinden dan over effecten van rook van houtkachels in de eigen woning. - Blootstelling aan houtrook vertoont in sommige studies een relatie met luchtwegklachten, een slechtere longfunctie, luchtwegziekten of ziekenhuisopnames daarvoor, en hart- en vaataandoeningen. Andere studies laten geen relatie met gezondheidseffecten zien. Het RIVM vindt de resultaten van onderzoeken naar de relatie tussen het gebruik van houtkachels en gezondheidseffecten niet eenduidig.

20 12 - Een verband tussen houtrook in de omgeving en COPD of longkanker is niet onderzocht in een situatie die lijkt op de huidige situatie in Nederland (Hagens et al., 2011). Een recent rapport van de WHO-Eu noemt de volgende gezondheidseffecten van houtrook (Chafe, 2015). - Exacerbaties van aandoeningen van de luchtwegen, met name astma en chronic obstructive pulmonary disease (COPD) - Bronchiolitis; otitis media (middenoorontsteking) beginnend als luchtweginfectie - Hart- en vaatziekten Het rapport noemt onderzoek dat erop wijst dat PM in houtrook niet minder schadelijk voor de gezondheid is dan PM afkomstig van fossiele brandstoffen. In het verlengde daarvan vermeldt het rapport de volgende effecten die beschreven zijn bij rook van natuurbranden. - Verhoogde aantallen bezoeken aan spoedeisende hulp en opnames in ziekhuizen wegens luchtwegenproblemen - Oogirritatie en luchtwegklachten zoals hoesten en piepende ademhaling bij kinderen - Toename van gebruik van medicijnen tegen COPD en verminderde longfunctie - Groeivertraging van kinderen tijdens de zwangerschap Effecten ten gevolge van geur Er is weinig bekend over de effecten van blootstelling aan specifieke stoffen in de omgeving van houtkachels. Houtrook bevat levoglucosan in de vorm van partikeltjes (Schauer et al., 2001). De verdeling van de deeltjesgrootte heeft een top bij 1 µm (citaat in Kos en Wijers, 2009). Levoglucosan ontstaat door thermische afbraak van cellulose en heeft de geur van schroeiend hout (Maekawa &Nohmi, 1998). Een belangrijke component van de geur van houtrook is ook guaiacol (2- methoxyfenol) (Czerny& Buettner, 2009). Hierin speelt de hydroxylgroep van fenol een sleutelrol, waarbij fenolen met een monoalkylgroep in de meta-positie een geurdrempel lager dan 1 µg/m 3 kunnen hebben (Czerny et al., 2011). Guaiacol komt meer voor in rook van naaldhout dan van loofhout; rook van loofhout bevat meer 2,6-dimethoxyfenol (Kjällstrand&Petersson, 2001a). Beide ontstaan uit lignine (Kjällstrand& Petersson, 2001b). Ze werken als antioxidant (Kjällstrand& Petersson, 2001a). Levoglucosan en methoxyfenolen zijn ook aangetroffen in rook van een natuurbrand, naast vele andere stoffen (Alves et al., 2011). Levoglucosan en guaiacol-verbindingen zijn eveneens gevonden in de urine van blussers van natuurbranden (Neitzel et al., 2009). Hoewel levoglucosan bewezen nut heeft als biomarker van de verbranding van biomassa is volgens de WHO meer onderzoek

21 13 noodzakelijk om de kwantitatieve relatie tussen levoglucosan-niveaus en concentraties fijn stof te bepalen (Mazzoleni et al., 2007; Chafe et al., 2015). In een experiment met verschillende houtsoorten in kachels is een relatie gevonden tussen emissies van geur en fijn stof in houtrook (Kistler et al., 2012). Het zijn waarschijnlijk de geurstoffen die samen met prikkelende stoffen (zoals aldehyden) in rook leiden tot de meeste klachten over houtkachels en dergelijke. Bij ruikbare gehalten zijn tijdens een blootstellingsexperiment weinig directe effecten op de gezondheid waargenomen (Riddervold et al., 2012). In een GGD-enquête gaven meer omwonenden van een houtkachelstoker aan hinder te ondervinden van stank dan van rook (Van Brederode, 1997). Eén op de drie gehinderden schreef ook gezondheidsklachten toe aan de houtkachel. Bij de meesten van hen pasten deze klachten bij directe lichamelijke effecten door rook. Bij enkelen konden de klachten het gevolg zijn van stress veroorzaakt door stank. Het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) heeft in peilingen bij de Nederlandse bevolking gegevens verzameld over geurhinder. Vanaf 1994 tot 2012 zijn er gegevens over hinder door open haarden en/of allesbranders (Compendium voor de leefomgeving, 2013). Het aantal Nederlanders dat in de woonomgeving hinder ondervindt van geur is sterk afgenomen sinds het begin van de jaren negentig, maar van 1994 tot en met 2011 ligt het percentage volwassenen met hinder door geur van houtkachels rond de 10%. Uit de gezondheidsenquête 2012 van de GGD Groningen blijkt dat ook hier houtkachels de bron van de meeste geurhinder in de woonomgeving zijn (Spijkers, 2013). Van de volwassen respondenten ondervond 6% hinder of enige hinder. Daarnaast is 1% van de respondenten ernstig gehinderd. Eén op de vijf Groningers gaf aan dat geur van open haarden en houtkachels van buren in huis ruikbaar is. Houtrook kan op verschillende manieren mensen belasten. De last kan meer of minder dragelijk zijn. Om pragmatische redenen is in dit project gekozen voor de term overlast voor zowel psychische als somatische effecten. Mogelijke effecten op de gezondheid zijn min of meer te onderscheiden in geurhinder en giftigheid. Geurhinder hangt af van de intensiteit, het type geur en de perceptie ervan. De intensiteit is afhankelijk van de frequentie, de duur en de mate van ruikbaarheid. Met andere woorden, de intensiteit van de geur hangt af van de blootstelling. De mate van ervaren hinder is ook afhankelijk van psychosociale en demografische factoren, zoals leeftijd, gezondheid en bezorgdheid. Zo kan geurhinder als gevolg van het langdurig ervaren van stress leiden tot lichamelijke klachten.

22 14 Zowel de hinder als de giftigheid zijn dus afhankelijk van de blootstelling. Blootstelling is een combinatie van concentratie en frequentie. Epidemiologisch onderzoek naar effecten van houtrook in de omgeving Er is tot op heden weinig epidemiologisch onderzoek naar effecten van houtrook in de omgeving uitgevoerd. In gebieden met meer houtrook zijn bij kinderen meer astmaklachten en beperkingen van de longfunctie gevonden dan in gebieden met minder houtrook (Browning et al., 1990; Koenig et al., 1993; Epton et al., 2008). Ook bij volwassenen zijn er aanwijzingen voor een dergelijk verband (Bui et al., 2013). Een belangrijke component van houtrook is fijn stof. Er zijn epidemiologische aanwijzingen dat PM2.5 in houtrook gerelateerd is aan hart- en vaatziekten, en luchtwegaandoeningen zoals bronchitis, astma en longontsteking (Naeher et al., 2005; Naeher et al., 2007). In een uitgebreid review over gezondheidseffecten van houtrook luidt een conclusie dat in de meeste omstandigheden fijn stof de beste maat is voor blootstelling aan houtrook (Naeher et al.2005). In een Canadese studie bij kinderen met astma zijn dagelijks zowel markers voor persoonlijke blootstelling aan houtrook (PM2.5, levoglucosan en roet) gemeten, als ook parameters voor longfunctie (FEV1, FVC, PEF en MEF) en luchtwegontsteking (FeNO)(Allen, 2008). FEV1 (het uitademingsvolume in 1 seconde) nam af bij een toenemende concentratie levoglucosan in de buitenlucht. PEF en MEF namen af met de concentratie PM2.5 in de buitenlucht en met name het deel hiervan dat verbranding afkomstig was. FeNO steeg bij een oplopende concentratie PM2.5 of roet in de eigen ademzone. Dit alles gold alleen voor de kinderen die geen corticosteroïden inhaleerden als middel tegen hun astma. In een Finse studie zijn om de twee weken markers van ontsteking gemeten in het bloed van volwassenen met ischemische hartziekten (meestal door aderverkalking als chronische ontsteking waarbij fijn stof een rol kan spelen). Tegelijk is op een vast punt PM2.5 gemeten waarbij de herkomst is bepaald op basis van hierin gemeten bestanddelen. Sommige ontstekingsmarkers (IL-12, CPR en myeloperoxidase) namen toe in aansluiting op verhogingen van PM2.5 afkomstig van verbranding van biomassa, verkeer of bronnen op lange afstand (Siponen, 2015). Op en na rokerige dagen door bosbranden was het sterftecijfer door aandoeningen van de luchtwegen tot 4% hoger per 10 µg/m 3 verhoogde concentratie PM10 (Faustini, 2015).Bij mannen

23 15 toonde PM2.5 van bosbranden een relatie met plotselinge hartstilstand buiten het ziekenhuis (Dennekamp, 2015). Experimentele blootstelling aan houtrook Bruikbare informatie over het verband tussen blootstelling op korte termijn is te ontlenen aan een flink aantal experimenten in een proefopstelling. Vrijwilligers zijn onder gecontroleerde omstandigheden blootgesteld aan houtrook (Sällsten et al., 2006; Barregard et al., 2006; Barregard et al., 2008; Sehlstedt et al., 2010; Ghio et al., 2012; Forchhammer et al., 2012; Riddervold et al., 2012); Stockfelt, 2012; Stockfelt et al., 2013; Bønløkke et al 2014). De meeste van deze studies tonen een relatie tussen de blootstelling en ontstekingsreacties van luchtwegen en in het lichaam in het algemeen. Verder is er een relatie beschreven met de functie van hart en slagaders, zoals die ook optreedt door verontreiniging van buitenlucht door verkeer, enz. (Unosson et al., 2013). Sällsten et al. (2006) vonden bij blootstelling aan 250 µg/m 3 PM1 gedurende 4 uur (dit komt overeen met een blootstelling aan 40 µg/m 3 gedurende 24 uur) lichte symptomen naast duidelijke aanwijzingen voor ontstekingsreacties. Sehlstedt et al. (2010) vonden bij een concentratie fijn stof van 224 ± 22 µg/m 3 PM2.5 gedurende 3 uur een toename van symptomen van de luchtwegen, maar geen verandering van ontstekingsparameters en de longfunctie. Wel was er een verandering die de onderzoekers interpreteren als een beschermingsreactie van de luchtwegen. Ghio et al. (2012) vonden bij 485 ± 84 µg/m 3 wel aanwijzingen voor ontstekingsreacties maar geen verandering in longfunctie of toename van symptomen. Riddervold et al. (2011) vergeleken houtrook met concentraties fijn stof van circa 200 en 400 µg/m 3 met schone lucht. Ze vonden doorgaans lichte symptomen zonder statistisch verband met de blootstelling. Er was echter wel een duidelijk verband tussen de blootstelling en symptomen gegroepeerd in clusters, waar onder: irritatie van slijmvliezen van ogen, neus en/of keel; diverse effecten op slijmvliezen en/of huid; psychologische of neurologische klachten (misselijkheid, hoofdpijn, slaperigheid, vermogen tot concentreren, algeheel welbevinden). Het fijn stof in dit experiment bevatte PM2.5 in een gehalte van en µg/m 3 bij de lage respectievelijk de hoge blootstelling. Uit deze experimenten blijkt dat sommige vrijwilligers in een deel van de proefopstellingen aangeven dat ze symptomen hebben bij enkele uren blootstelling aan rook met fijn stofgehalten van enkele honderden µg/m 3. Bij een blootstelling van dit niveau of iets hoger vinden andere onderzoekers ongewenste lichamelijke effecten.

24 16 De blootstelling in de diverse experimenten was tamelijk hoog: de concentratie fijn stof was ongeveer µg/m 3. Dergelijke concentraties treden door houtrook in de buitenlucht in de Verenigde Staten slechts op bij een zeer korte meetduur, bijvoorbeeld 1 seconde (Allen et al., 2011). Volgens dezelfde onderzoekers bevat een omgeving met veel houtstook nauwelijks gehalten hoger dan 100 of 50 µg/m 3 bij middeling over 3 seconden respectievelijk 3 uur. Fijn stof in houtrook Luchtverontreiniging door verbrandingsproducten bevat onder meer fijn stof (particulate matter PM). Fijn stof vertoont een duidelijke samenhang met gezondheidsrisico s (zie ook onder Gezondheidseffecten). De belangrijkste effecten zijn die op de luchtwegen en de bloedvaten van hart en hersenen, soms gepaard gaand met voortijdige sterfte. Effecten zijn beschreven voor concentraties in tijdvensters van een aantal minuten tot jaren. Er is geen concentratie bekend waaronder fijn stof geen ongewenst gezondheidseffect heeft. Op zichzelf kan fijn stof schadelijk zijn voor de gezondheid maar het kan ook een indicator zijn voor andere schadelijke stoffen in de lucht. Fijn stof is een mengsel waarvan de samenstelling en effecten uiteen lopen, afhankelijk van de bronnen. De verhouding tussen de hoeveelheid fijn stof en andere schadelijke bestanddelen van houtrook kan variëren en is onder andere afhankelijk van de mate van volledigheid van het verbrandingsproces. Volgens sommige onderzoekers leidt fijn stof van volledige verbranding per gram stof tot minder celschade (Kocbach Bolling et al., 2009). Volgens anderen leidt volledige verbranding van hout tot een afname van de emissie van fijn stof (Karlsson et al., 2006). Dit fijn stof veroorzaakt echter niet minder ontstekingsreacties en schade aan DNA. Fijn stof en toetswaarden De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2.5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2.5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In een Europese richtlijn voor luchtkwaliteit zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2.5 opgenomen. In Nederland zijn er wettelijke normen voor fijn stof in buitenlucht, afgeleid van de EU-richtlijn. De grenswaarde voor PM10 is 40 µg/m 3 gemiddeld per jaar en 50 µg/m 3 gemiddeld per etmaal. De

25 17 laatste waarde mag maximaal 35 maal per jaar overschreden worden. Het is denkbaar dat bij een combinatie van slecht stookgedrag en ongunstig weer (mist, weinig wind) en een hoge achtergrondconcentratie er in de directe omgeving van een woning met houtstook de etmaalgemiddelde concentratie PM10 hoger is dan 50 µg/m 3 en mogelijkerwijs zelfs op meer dan 35 dagen (Kroon en De Wilde, 2012). Voor PM2.5 in buitenlucht is de wettelijke grenswaarde 25 µg/m 3 gemiddeld per jaar (Wet Milieubeheer). Voor de periode vanaf 2020 geldt een indicatieve waarde van 20 µg/m 3 jaargemiddeld. Het idee van de wetgever is dat dit niveau in 2020 de grenswaarde kan worden. De wettelijke grenswaarde in afgeleid van een Europese Richtlijn. In deze richtlijn staan ook andere normen, onder andere een norm voor de gemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie PM2.5. Aan deze normen hoeft het lokale bevoegd gezag niet te toetsen bij het nemen van een besluit. Het beleid is erop gericht om de grootschalige blootstelling aan PM2.5 op stedelijk niveau te verminderen. Daarom geldt er vanaf 2015 een blootstellingsconcentratieverplichting (BCV) van 20 microgram per kubieke meter voor de gemiddelde blootstellingsindex (GBI). De GBI is het over 3 jaar gemiddelde van de gemeten concentraties op stedelijke achtergrondlocaties in Nederland. De grenswaarde, de indicatieve waarde en de BCV berusten mede op haalbaarheid. Om de gezondheid te beschermen adviseert de WHO 10 µg/m 3 jaargemiddeld en maximaal 3 dagen per jaar met een etmaalgemiddelde niet hoger dan 25 µg/m 3. Ook zonder overschrijding van deze normen kan blootstelling aan fijn stof ongewenst effecten hebben: bij lagere concentratie en/of bij korter durende blootstelling. Daarbij geldt: hoe lager de blootstelling des te lager het risico. Fijn stof is belangrijke marker voor gezondheidsrelevante luchtverontreiniging door verbrandingsproducten. Fijn stof is ook een belangrijke component van houtrook en er zijn aanwijzingen voor een relatie met de geur van houtrook. Fijn stof achtergrondgehalten Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht. PM2.5 bestaat uit deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. PM2.5 bestaat uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie (Compendium, 2014). De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer verkeer, scheepvaart en industrie.

26 18 De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen al aanwezige deeltjes en/of gassen (NH3, NOx, SO2, vluchtige organische stoffen). De gemeten achtergrondgehalten PM2.5 lagen in 2013 jaargemiddeld rond de 13 µg/m 3 met spreiding van µg/m 3 (Compendium 2014). In stedelijke en verkeersbelaste gebieden waren deze rond de 14 µg/m 3 (12-17 µg/m 3 ). Op straatlocaties lagen de concentraties 0,5 µg/m 3 hoger. In de buurt van industrie en gebieden met intensieve veehouderij zijn de lokale PM2.5-bijdragen aanzienlijk kleiner dan die van PM10. De achtergrondgehalten PM2.5 zijn in Zuid-Nederland beduidend hoger dan in het noorden; in Noord-Groningen en Noord-Friesland waren ze in 2013 lager dan 10 µg/m 3 (Maas, 2015). De achtergrondgehalten fijn stof tonen al jaren een daling ten gevolge van beleidsmaatregelen. De dalende trend bestaat ook bij PM2.5 (Maas, 2015). Deze daling geldt voor de meeste bronnen van primair PM2.5, met uitzondering van houtstook in woningen en verbranding van landbouwafval. Iets dergelijks geldt voor de emissie van roet waarbij het aandeel van houtstook sterk is toegenomen. Volgens de prognoses zal houtstook in 2020 de belangrijkste bron van roet geworden zijn. Regelgeving met betrekking tot hinder en schade Artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 verbiedt onder andere het verspreiden van: hinderlijke of schadelijke rook; hinderlijk of schadelijk roet; hinderlijke of schadelijke stank; hinderlijk of schadelijk irriterend materiaal. Als dit toch gebeurt zijn gemeenten verplicht om dit te (laten) beëindigen. Burgemeester en wethouders hebben de taak om handhavend op te treden als artikel 7.22 wordt overtreden door de stoker van een houtkachel. Als de veroorzaker van overlast in een huurwoning woont, kan de verhuurder worden aangesproken om maatregelen te treffen tegen deze veroorzaker. Het inroepen van de politie is lastig, maar kan nuttig zijn om proces verbaal op te maken over overlast in het kader van de dossiervorming. Het wetboek van strafrecht bevat geen specifieke bepaling tegen stank of rook, zoals die er wel in staat tegen rumoer of burengerucht. Verder is er het burenrecht. In boek 5 van het burgerlijk wetboek staat het volgende in artikel 37. De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6

27 19 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun. Toolkit Voorafgaand aan de mogelijke maatregelen is het de vraag of er werkelijk hinder of schade optreedt door de betreffende rook. Om dit te beoordelen kan een medewerker van de gemeente op verschillende manieren proberen de mate van hinder of schade te boordelen. Een aantal opties zijn genoemd in een toolkit die in 2014 gepubliceerd is door het Netwerk van milieuprofessionals (VVM) (Anzion, 2014). Deze toolkit Houtstook door particulieren, hoe voorkom je overlast is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en bevat stappenplannen voor de stoker, de gehinderde burger, de gemeente en de GGD, en tevens stooktips, een checklist voor controles en achtergrondinformatie. De toolkit onderscheidt 6 stappen in de gemeentelijke aanpak van overlast door houtstook. 1. Registratie van klacht en eventueel verzoek om handhaving. 2. Analyse van gegevens en verzamelen aanvullende informatie. 3. Quick scan door middel van bezoek aan de klager en eventueel aan de stoker. 4. Nader onderzoek door (semi)-kwantitatieve bepaling van emissie of immissie, verspreidingsberekening of geuronderzoek. 5. Vaststelling of de overlast onaanvaardbaar is. 6. Handhaven. In stap 4 of 5 staat geen (semi)-kwantificerende beoordeling van de ernst van een situatie. Daardoor is de toolkit niet geschikt om een juridisch houdbaar onderscheid te maken tussen wel of niet aanvaardbare overlast, en wel of niet handhavend optreden. De toolkit is wel bruikbaar als informatiebron voor alle betrokkenen, of hulpmiddel voor adviezen van de gemeente of voor onderling overleg tussen klager en stoker. De toolkit noemt bij stap 4 wel onder andere de mogelijkheid om fijn stof te meten. Daar staat als optie het volgende vermeld over metingen met een apparaat van Dylos. Een fijnstofmeter van bijvoorbeeld het type Dylos DC 1700 meet het aantal deeltjes in de lucht met behulp van een laser. Via een omrekenfactor wordt de concentratie fijn stof in de lucht berekend. Dit is een indicatie van de concentratie omdat de conversiefactor afhankelijk is van de samenstelling van de gemeten rook. Via ijking van de fijnstofmeter met een gravimetrische meetmethode kan de conversiefactor worden vastgesteld. De verhoging van de achtergrondconcentratie kan de bijdrage

28 20 van de houtkachel zijn, maar er kunnen ook nog andere bronnen zijn van deze verhoging zoals verkeer in de nabijheid. Beoordeling In veel situaties blijken de voor gemeenten en GGD en beschikbare hulpmiddelen en adviezen niet te leiden tot een oplossing van door burgers ervaren knelpunten. Gemeenten en GGD en hebben moeite met het naar tevredenheid afhandelen van dergelijke klachten, omdat er geen harde gegevens zijn om te beoordelen in hoeverre er in een bepaalde situatie hinder of schade bestaat. Het zou gunstig zijn als gemeenten en GGD en als aanvulling op de recente toolkit kunnen beschikken over een eenvoudige en goedkope beoordelingsmethode die flexibel in te zetten is. De medisch milieukundige invalshoek voor het kwantificeren van blootststelling biedt een nieuwe opening voor de praktijk. Een meetinstrument zou uitkomst kunnen bieden indien het een samenhang kan aanwijzen tussen de klachten en een vermeende bron. Zonder wetenschappelijke onderbouwing valt echter geen toepassing te verwachten van het beschikbare instrumentarium. De toolkit noemt 3 opties voor eventueel te meten stoffen als indicator voor houtrook: levoglucosan, koolmonoxide of fijn stof. Het meten van levoglucosan is niet eenvoudig, goedkoop en flexibel inzetbaar. Voor het meten van koolmonoxide zijn wel eenvoudige, goedkope, flexibel inzetbare apparaten beschikbaar. Een medewerker van de Gemeente Kollumerland legde eerder al aan de GGD de vraag voor of die apparaten bruikbaar zijn voor het kwantificeren van blootstelling aan houtrook. Dergelijke apparaten meten echter op ppm-niveau. De uitkomst is pas betrouwbaar als de concentratie koolmonoxide hoger is dan 5 of 10 ppm. Dergelijke concentraties zijn op basis van modelberekeningen niet te verwachten in de omgevingslucht door het stoken van een houtkachel in een woning (Blauw, 2011). Meetapparaten PM2.5 is eenvoudig en goedkoop meetbaar. De te verwachten gehalten vallen binnen het bereik van eenvoudige meetapparaten. Het lijkt mogelijk daarmee de gehalten PM2.5 onder de wind van een houtkachel te onderscheiden van de gehaltes boven de wind. Ook zijn er aanwijzingen dat het gemeten gehalte kan samenhangen met de sterkte van de waargenomen geur. Dit zou behulpzaam zijn bij het beoordelen van de situatie, maar het is niet bekend of dit in de praktijk op een verantwoorde wijze toepasbaar is.

29 21 Het laagst geprijsd is Atal IAQ PM2.5. Het is niet bedoeld voor gebruik buitenshuis. Over de betrouwbaarheid van de uitkomsten is geen informatie gevonden. Publicaties zijn er wel over een apparaat van Dylos dat verstrooiing van laserlicht meet op. In een vergelijkend onderzoek is beschreven dat de aantallen deeltjes zoals geteld door een Dylos 1700 hetzelfde patroon volgen als gelijktijdige metingen met andere meetinstrumenten waarbij de nauwkeurigheid (root mean square error 3,5 µg/m 3 ) niet onderdoet voor andere apparaten (Holstius, 2014). Vergeleken met een β- verzwakkingmeter als gouden standaard had de Dylos een R 2 (coefficient of determination) van 0.58, wat niet minder was dan de andere onderzochte apparaten. Dit betekent dat de meetwaarden van de Dylos niet erg afwijken van de regressielijn die te trekken is door de meetwaarden Dylos af te zetten tegen de meetwaarden van de β-verzwakkingmeter. Een aantal onderzoekers heeft van hun vergelijking tussen een Dylos en een ander meetapparaat een regressievergelijking vermeld. Een overzicht hiervan staat in bijlage 5. Een complicerende factor kan zijn dat de licht-verstrooiende eigenschappen van fijn stof toenemen met de relatieve luchtvochtigheid (Day, 2000). In vochtige lucht lijkt een bepaalde hoeveelheid fijn stof daardoor groter dan dezelfde concentratie in droge lucht. Dit verschil is het grootst als het fijn stof veel sulfaten bevat en het laagste als meer om bodemdeeltjes of organisch gebonden koolstof gaat. Dit laatste is te verwachten in houtrook. In theorie zou het in dit project kunnen leiden tot een overschatting in nachtelijke uren doordat de luchtvochtigheid dan doorgaans hoger is dan overdag.

30 22

31 Opzet, methoden en technieken 23 Opzet Dit verkennende onderzoek richt zich op het koppelen van drie soorten gegevens: 1. de precieze gezondheidsklacht en de mate van overlast volgens de klager; 2. de mate van overlast van de rook volgens de onderzoeker; 3. de hoeveelheid fijn stof die meetbaar is in de rook. Doelstelling Het doel van het project is het ontwikkelen van een instrumentarium dat gemeentelijke handhavers kan helpen bij het beoordelen van klachten. Vraagstelling - Gaan hoge overlast-scores gepaard met hoge PM2.5-concentraties? - Gaan hoge PM2.5-concentraties gepaard met hoge overlast-scores? - Draagt het onderzochte gebruik van een Atal of Dylos PM2.5-meter bij aan een beter onderscheid tussen acceptabele en niet-acceptabele situaties? Uitvoering Het onderzoek is uitgevoerd in de drie noordelijke provincies: Friesland, Groningen en Drenthe. De metingen zijn uitgevoerd door medewerkers van GGD Groningen en Drenthe in de periode maartjuni 2015.

32 24 Werving deelnemers Alle gemeenten in de provincies Drenthe, Groningen en Friesland zijn per (bijlage 1) geïnformeerd over het onderzoek en zijn gevraagd om meldingen van overlast door rook van houtkachels te verzamelen voor de GGD Groningen. Deze methode leverde onvoldoende deelnemers op. Vervolgens is publiciteit gezocht door het aanbieden van een persbericht aan regionale media met daarin een oproep voor deelname. Aanmeldingen voor deelname kwamen daarom op de volgende twee wijzen binnen: 1. Burgers melden zich bij hun gemeenten met overlast door rook van houtkachels. De gemeente informeerde de burger over het onderzoek van de GGD Groningen indien de overlastsituatie voldeed aan criteria voor deelname. Als de burger interesse had in deelname. heeft de gemeente toestemming en contactgegevens gevraagd voor eventuele deelname. Die gegevens zijn door de gemeente aangeboden aan de GGD Groningen. 2. Burgers melden zich rechtstreeks bij GGD Groningen aan, dan wel via de GGD Fryslân of Drenthe. De meeste meldingen kwamen per mail binnen. Aan telefonische aanmelders is gevraagd een mail te zenden. De GGD Groningen heeft de aangemelde burgers hebben een standaardmail gestuurd waarin stond dat een selectie zou plaatsvinden, o.a. op basis van weersverwachtingen en dat ze nader nieuws zouden ontvangen of ze wel of niet voor deelname zouden worden uitgekozen. Met de geselecteerde burgers heeft de GGD Groningen telefonisch contact opgenomen waarbij de overlastsituatie in kaart is gebracht op basis van criteria voor deelname en waarbij nadere informatie is gegeven over het project. De burgers die nog steeds deelname overwogen, hebben een brief ontvangen met daarin uitgebreide informatie over het onderzoek met een toestemmingsformulier. Hierin stond beschreven hoe de GGD met de verzamelde gegevens zal omgegaan (bijlagen 2 en 3).

33 25 Selectieprocedure Aan de hand van de volgende selectie criteria is er een eerste grove selectie gemaakt: De melding betreft overlast (d.w.z. geurhinder of gezondheidsklachten) specifiek door rook van een houtkachel c.q. open haard of allesbrander; Er is regelmatig sprake van overlast: de geurhinder/gezondheidsklachten werden op ten minste 2 dagen in de afgelopen week door de melder ervaren. De melder heeft al contact gehad met de stoker over de overlast. Er is geen sprake al langdurige onenigheid met de stoker over houtrook of andere zaken. Uit deze selectie is een nadere keuze gemaakt op basis van ernst van de klachten, frequentie van de overlast door houtrook en te verwachten windrichting. Ook de spreiding over de drie provincies heeft meegewogen, evenals de aanrijdtijd vanaf Groningen. Gegevensverzameling Per casus zijn twee huisbezoeken uitgevoerd door een of twee onderzoekers volgens opgesteld onderzoeksprotocol (bijlage 4). Tijdens de huisbezoeken zijn gegevens verzameld door middel van observaties, vragenlijsten en metingen. De metingen zijn tijdens het eerste huisbezoek uitgevoerd met een Atal IAQ PM2.5. Tevens is een Dylos DC 1700 geïnstalleerd die tijdens het tweede huisbezoek is opgehaald. Luchtkwaliteit Tijdens het eerste huisbezoek zijn er momentane metingen uitgevoerd met de Atal IAQ PM2.5 meter, zo mogelijk boven- en benedenwinds van de door de klager aangewezen bron van houtrook. Het meetapparaat telt in een IR-LED-cel met passieve diffusie het aantal deeltjes en berekent daaruit de gewichtsconcentratie PM2.5 per kubieke meter lucht. De display toont per seconde de concentratie in microgrammen per kubieke meter (µg/m 3 ) en vermeldt tevens de luchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid. Atal vermeldt niet wat het algoritme is waarmee het de aantalsconcentratie omrekent in de gewichtsconcentratie. Bij het eerste huisbezoek is een Dylos DC 1700 bevestigd in een open raam of onder een afdak op zeer korte afstand van de gevel van de woning van de persoon met klachten. Om de concentratie PM2.5 in de buitenlucht vast te stellen is er een continue meting uitgevoerd. De Dylos heeft minimaal 6 opeenvolgende dagen het per minuut gemiddelde aantal deeltjes gelogd. De display van

34 26 de monitor is door de onderzoeker afgeplakt na het aanschakelen, opdat de bewoner de meetgegevens niet kon aflezen tijdens de metingen. De Dylos DC1700 heeft een interne ventilator die lucht aanzuigt via een laser-sensor-systeem. Deze deeltjesteller geeft twee getallen als output. Volgens de gebruiksaanwijzing staat het ene getal voor het aantal kleine deeltjes (>0.5 µm) en het andere getal voor het aantal grote deeltjes (>2.5 µm) in aantallen per honderdste kubieke voet ( 0.01 ft 3 ). De aantalsconcentratie PM2.5 is volgens de gebruiksaanwijzing te verkrijgen door de waarde voor grote deeltjes af te trekken van die voor de kleine deeltjes. Conversie Op de Dylos staat een conversiemethode genoemd om de aantalsconcentraties om te rekenen in gewichtsconcentraties (zie figuur 1). Dylos geeft voor deze methode geen onderbouwing. Binnen de gemeten ranges is de conversiefactor ongeveer 100 om aantallen deeltjes per 0.01 ft 3 om te rekenen in µg/m 3. In de wetenschappelijke literatuur zijn diverse andere conversiefactoren en -methoden voorgesteld. In de wetenschappelijke literatuur zijn verscheidene publicaties te vinden over de conversiemethode. Ze berusten op vergelijkende metingen in diverse situaties met PM2.5 van verschillende soorten herkomst en met ijkpunten op uiteenlopende afstanden met verschillende meetsystemen als gouden standaard. In bijlage 5 zijn hierover nadere gegevens vermeld. Toepassing van deze conversiemethoden op de meetgegevens uit dit onderzoek leverde uitkomsten die niet in de te verwachten grootteorde lagen. Daarom is gebruik gemaakt van de omrekenfactor die Dylos zelf aangeeft. Deze keuze berust mede het doel van het onderzoek om na te gaan in welke mate de Dylos bruikbaar is voor handhavers. Mede omdat het in dit onderzoek niet gaat om exacte concentraties, is de output van de Dylos gedeeld door 100 om aantallen deeltjes per 0.01 ft 3 om te rekenen in µg/m 3. Figuur 1: Informatie die Dylos verschaft bij het gemeten aantal deeltjes per kubieke foot

35 27 IJking De waarden die beide meetapparaten aangaven zijn voor en na het onderzoek enkele uren in een rustige kantoorsituatie met gesloten deur en wijd open ramen vergeleken met de waarden aangegeven door een van het RIVM geleende deeltjesteller Lighthouse Handheld 3016-IAQ. Dit apparaat was kort tevoren gekalibreerd. De data van de vooraf-vergelijking van de drie apparaten zijn niet beschikbaar door langdurige ziekte van de betreffende medewerker. Bij de achterafvergelijking is de Lighthouse ingesteld op een differential meting van de raw mass concentration per m 3 per 4 minuten. Deze vergelijking is gedaan in gewichtsconcentraties omdat de Atal zelf de aantalsconcentraties omrekent. De Lighthouse geeft in de display wel stabiele waarde voor de gewichtsconcentratie maar niet voor de aantalsconcentraties. De conversiefactoren van aantalsnaar gewichtsconcentraties zijn waarschijnlijk verschillend voor de drie apparaten, wat een deel van de verschillen in meetuitkomsten in gewichtsconcentraties kan verklaren. Het display van de Dylos DC 1700 per 10 seconden een running average of the particles counted in the past 10 seconds. Terwijl de uitleeswaarden voor PM2.5-van de Lighthouse ongeveer 6 µg/m 3 waren, varieerden die van de Atal rond 20 µg/m 3 en die van de Dylos omgerekend rond 10 µg/m 3 (900 tot 1200 deeltjes per 0.01 ft 3 ). Bij de ijking zijn ook metingen gedaan met een open deur in dezelfde kantoorruimte. De uitkomsten waren beduidend hoger, vermoedelijk doordat via de gang binnenlucht naar de open ramen stroomde. Maar de rangorde van de uitkomsten van de drie apparaten bleef gelijk. De Atal gaf waarden van ca. 35 µg/m 3 Dylos en de Lighthouse omgerekend ca. 14 µg/m 3 (1300 tot 2000 deeltjes per 0.01 ft 3 ). Overlast Om de overlast door houtrook in kaart te brengen is een logboek ontwikkeld waarin de deelnemers gedurende de meetperiode bijgehouden hebben wanneer er sprake was van overlast en de mate van overlast. Voor ieder uur is aangeven of men thuis was en of er sprake was van overlast door houtrook met een cijfer van 0 t/m 10 (bijlage 6). Bij het eerste huisbezoek is de bewoner gevraagd: Ik vind de lucht op dit moment als gevolg van de houtrook zeer onaangenaam, onaangenaam, neutraal, aangenaam of zeer aangenaam. De onderzoeker heeft dezelfde vraag beantwoord.

36 28 Meteorologische gegevens De relatieve luchtvochtigheid en de windrichting voor de meetperiodes zijn verkregen van de website van het KNMI voor het dichtstbijzijnde meetstation (Eelde, Hoogeveen, Lauwersoog, Leeuwarden en Nieuw Beerta). Statistiek In aanvulling op de visuele analyse per individu van de relatie tussen PM2.5 en houtrook is ook een statistische analyse uitgevoerd om de relatie te kwantificeren. Daarbij is met behulp van regressieanalyse onderzocht of en hoe goed de hinderscore de gemeten PM2.5 concentratie voorspelde. De analyses zijn per persoon uitgevoerd en daarna zijn de berekende correlaties en regressie-coëfficiënten gecombineerd. Daarbij zijn een aantal varianten berekend: 1. PM2.5 als afhankelijke variabele en hinderscore als onafhankelijke variabele 2. PM2.5 als afhankelijke variabele en hinderscore als onafhankelijke variabele, voor de uren vanaf 7 uur (in nacht weinig overlast) 3. PM2.5 minus de mediane PM2.5 concentratie per dag als afhankelijke variabele en hinderscore als onafhankelijke variabele (PM2.5 varieert ook door weersomstandigheden zonder lokale broninvloed) 4. PM2.5 als afhankelijke variabele en hinder als afwezig/ aanwezig als onafhankelijke variabele Verder is er een Pearsons productmoment-correlatietest uitgevoerd om de relatie tussen de variabelen PM2.5 en relatieve luchtvochtigheid te onderzoeken. Deze test is uitgevoerd met behulp van het statistische analyseprogramma R (R Project for Statistical Computing,

37 Resultaten 29 Populatie GGD Groningen heeft 75 aanmeldingen voor deelname ontvangen. Aan de hand van de selectiecriteria zijn 10 casussen geselecteerd (Tabel 1). De metingen zijn achtereenvolgens bij de bewoners thuis uitgevoerd in de periode maart-juni Alle woningen bevonden zich in een vergelijkbare omgeving: een woonwijk met vrijwel alleen maar laagbouw en waren verdeeld over de provincies Groningen (n=5), Friesland (n=2) en Drenthe (n=3). Tabel 1: Studiepopulatie. Het aantal overlast-gevende houtkachels berust op de mening van de persoon met klachten. De afstand van de gevel van diens woning tot de uitmonding van de betreffende schoorstenen is geschat door de onderzoeker.*volgens bewoner door arts geconstateerd. Casus Gemeente (Provincie) Aantal overlastgevende houtkachels Afstand tot de betreffende schoorsten(en) (in meters) ID01 Tynaarlo (D) meerdere Ja ID02 Noordenveld (D) meerdere Ja ID03 Ten Boer (G) meerdere Ja ID04 Oldambt (G) Ja ID05 Hoogezand- Sappemeer (G) 1 < 10 Ja ID06 Smallingerland (F) 1 < 10 Nee ID07 Hoogezand- Sappemeer (G) Ja ID08 Oldambt (G) 1 <10 Nee ID09 Westerveld (D) Nee ID10 Achtkarspelen (F) 1 <10 Ja Astma/COPD*

38 30 Overlast De overlast-scores hebben betrekking op zowel de geurhinder als de lichamelijke klachten. De scores over een periode van een week varieerden bij de 10 respondenten als volgt. De score was 0-10 bij 5 bewoners, 0-8 bij 2 bewoners, 0-7 bij 1 bewoner, 0-6 bij 1 bewoner en 0-3 bij 1 bewoner (tabel 2). De hoogste overlast gerekend per bewoner duurde tussen aangegeven 0,7 % en 10,0 % van een meetperiode. Daarnaast is aan de respondent gevraagd om tijdens het plaatsen van het meetapparaat op basis van een vijfpuntsschaal de buitenlucht op dat moment aangenaam of onaangenaam vond. De onderzoeker noteerde ook de door hem of haar zelf waargenomen (on)aangenaamheid. In 3 situaties gaf de bewoner een gunstiger oordeel aan dan de onderzoeker, in 1 situatie een ongunstiger oordeel en in 5 gevallen kwam het oordeel overeen. Het bleek tijdens de huisbezoeken voor sommige bewoners moeilijk om hun oordeel te beperken tot het moment zelf. De voorgeschiedenis bleek een rol te spelen. In tabel 2 zijn de oordelen aangenaam en zeer aangenaam samengevoegd tot aangenaam; de oordelen onaangenaam en zeer onaangenaam zijn samengevoegd tot onaangenaam. Tabel 2: Per locatie de overlast-score gedurende de meetperiode (6-8 dagen) en het oordeel van bewoner en onderzoeker over de onaangenaamheid van de buitenlucht tijdens huisbezoek Casus Overlast-score (min-max) Frequentie maximale overlast: aantal uren (%) Oordeel bewoner over buitenlucht Oordeel onderzoeker over buitenlucht ID (0,7) Aangenaam Aangenaam ID (3,0) Aangenaam Aangenaam ID (1,7) Neutraal Zeer onaangenaam ID (0,9) Neutraal Neutraal ID (4,3) Aangenaam Aangenaam ID (4,7) Neutraal Neutraal ID (2,2) Onaangenaam Neutraal ID (1,1) Neutraal Neutraal ID (6,2) Neutraal Aangenaam ID (10,0) Onaangenaam Aangenaam

39 31 Tabel 3: Rapportage van hinder per uur van de dag Uur van de dag Hinder rapportage Nee Ja Totaal Uit tabel 3 blijkt dat overlast door houtrook verspreid over de dag wordt gerapporteerd. Gedurende de avonduren (17-24 uur) wordt 54% van alle klachten gerapporteerd. Ook overdag wordt er door deze populatie regelmatig overlast gerapporteerd.

40 32 Atal: momentane metingen fijn stof (Atal) De gemiddelde concentratie PM2.5 momentaan gemeten met de Atal IAQ PM2.5 in de deuropening was 29,8 (6,4-80,6) µg/m 3. Aanvullend is bij 4 woningen PM2.5 gemeten. De waarden verschilden niet sterk. De waarden van de Atal waren bij de ijking aanzienlijk hoger dan die van de Lighthouse (zie Conversie in hoofdstuk Opzet, methoden en technieken). Op de afgesproken momenten van de meting bleek de stoker niet actief te zijn. Tabel 4: Momentane PM2.5-concentraties gemeten met Atal IAQ PM2.5 (in µg/m3). Casus PM2.5 in Atal PM2.5 deuropening bovenwinds ID01 6,4 5,7 ID02 51,7 21 ID03 17,4 ID04 7,5 7,5 ID05 10 ID06 80,6 67,7 ID07 38 ID08 51,2 ID09 6,8 ID10 28,7 Concentratie fijn stof (Dylos) Voor PM2.5 zijn de met de Dylos DC 1700 gemeten aantalsconcentraties per minuut eerst omgerekend in aantalsconcentraties per uur en vervolgens in gewichtsconcentraties (μg/m³) per uur om te kunnen vergelijken met de wettelijke grenswaarde en de WHO-advieswaarde voor PM2.5 die beide zijn uitgedrukt in µg/ m³. De concentratie PM2.5 gemiddeld per meetperiode lag gedurende tussen 13,1 en 59,6 μg/m³ (tabel 5). De minimale uurwaarden lagen tussen 2,4 en 7,4 en de maximale uurwaarden tussen 66,0 en 302,5 µg/m³.

41 33 Tabel 5: Met de Dylos getelde en in μg/m³ omgerekende PM2.5 concentraties gedurende de meetperiode (6 8 dagen) in chronologische volgorde per locatie in de periode maart- juni Casus Gemiddeld per meetperiode (in μg/m³) Minimum uurgemiddelde (in μg/m³) Maximum uurgemiddelde (in μg/m³) ID01 26,3 2,8 104,3 ID02 35,2 3,6 71,3 ID03 19,5 2,4 133,3 ID04 16,4 3,1 74,5 ID05 59,6 7,4 289,2 ID06 16,9 3,5 76,7 ID07 42,4 3,7 302,5 ID08 15,9 4,3 66,0 ID09 19,0 4,2 84,7 ID10 13,1 2,5 85,1

42 34 Relatie uurgemiddelden PM2.5 en overlast De relatie tussen de aantallen getelde deeltjes PM2.5 per 0.01ft 3 en de overlast is per onderzoekslocatie in figuur 1 afgebeeld. Onder deze figuur is per locatie de relatie tussen aantalsconcentratie en overlast beschreven op basis van de zichtbare patronen. In die beschrijving is het aantal deeltjes per 0.01 ft 3 gedeeld door 100 om de concentratie in µg/m³ te benaderen (zie Conversie in het hoofdstuk Opzet, methoden en technieken). Daarbij is vermeld hoe langdurig die concentratie hoger was dan 25 en 50 µg/m³, zijnde de advieswaarde van de WHO en de Nederlandse wettelijke grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM2.5.

43 35

44 36 Figuur 1: Overlast-score en aantal deeltjes per casus. Op de x-as staan de meetdagen per casus. De doorlopende lijn geeft de aantallen met de Dylos getelde deeltjes PM2.5 per 0.01 ft 3 gemiddeld per uur, met de schaal op de linker y-as. Op de rechter y-as de mate van overlast van 0 ( geen overlast) tot 10 (zeer veel overlast). De punten in de grafiek geven de door respondent per uur ingevulde overlast-scores aan. Geen overlast-score betekent afwezigheid van de respondent. ID01: Tijdens de meetperiode zijn meerdere pieken PM2.5 gemeten. Verder was 37,7% van de tijd de concentratie PM2.5 hoger dan 25 μg/m³ en 15,0% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Gedurende de eerste piek liepen de concentraties op tot 104 μg/m³ en traden met een vertraging van enkele uren meerdere hoge overlast-scores (8-10) op. Een mogelijke verklaring voor deze vertraging is dat de PM2.5-piek het maximum bereikte in de nachtelijke uren, terwijl de maximale overlast is genoteerd gedurende de vroege ochtend. Ook na een andere kortdurende piek van 54 μg/m³ is ernstige overlast (9) genoteerd. Echter een duidelijk patroon trad bij deze casus niet op, omdat er op momenten met betrekkelijk lage concentraties (10 μg/m³) soms geen en soms wel overlast werd gescoord. Anderzijds is bij hogere concentraties (> 50 μg/m³) soms geen overlast gescoord. Hoewel er soms sprake van een relatie tussen PM2.5 en overlast leek te bestaan, was het beeld gedurende de meetperiode niet consistent. ID02: De concentraties PM2.5 vertoonden eerst een meerdaags plateau van μg/m³ gevolgd door een langere episode met lage concentraties (7-12 μg/m³). De concentratie was 61,3% van de hoger dan 25 μg/m³ en 41,5% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Gedurende de relatief hoge concentraties werd nauwelijks overlast gemeld, terwijl aan de andere kant de overlast maximaal was tijdens de lagere concentraties. Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlast-score. ID03: De meetperiode vertoonde verscheidene pieken fijn stof, waarvan de eerste het hoogste was (133 μg/m³). Verder was 23,8% van de tijd de concentratie PM2.5 hoger dan 25 μg/m³ en 11,9% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Op momenten van hoge concentraties PM2.5 werd geen overlast aangegeven, terwijl de maximale overlast is gemeld toen de PM2.5 concentratie lager was dan 20 μg/m³. Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlastscores.

45 37 ID04: De meetperiode vertoonde meerdere kortdurende pieken PM2.5, die relatief laag waren (maximum 74,5 μg/m³). De concentratie PM2.5 was 16,7% van de tijd hoger dan 25 μg/m³ en 6,3% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Bij een kortdurende piek (67 μg/m³) was de overlast-score tamelijk hoog (7), maar de overlast begon al toen de concentratie PM2.5 nog laag was. De hoogste overlastscore (8) is gemeld op een ander moment, terwijl toen de concentraties PM2.5 laag waren (7-12 μg/m³). Op momenten van relatief hoge concentraties PM2.5 waren er overlast-scores gelijk aan nul. Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlast-scores. ID05: De meetperiode vertoonde verscheidene langdurige pieken PM2.5, die relatief hoog waren (maximum 289,2 μg/m³). Verder was 50,3% van de tijd de concentratie fijn stof PM2.5 hoger dan 25 μg/m³ en 37,6% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Maximale overlast (10) viel soms samen met een aantal relatief hoge concentraties PM2.5 (41-76 μg/m³), maar op een ander moment viel maximale overlast (10) samen met weinig PM2.5 (<20 μg/m³). Verder waren er langdurige episoden met nog hogere concentraties fpm2.5 (hoger dan 100 en zelfs bijna 300 μg/m³), terwijl er geen overlast werd gemeld. Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlastscores. ID06: De concentraties PM2.5 waren grotendeels laag met uitzondering van iets hogere concentraties gedurende meer dan een etmaal. De concentratie PM2.5 was 20,1% van de tijd hoger dan 25 μg/m³ en 6,7% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. De overlast-scores vertoonden een dagelijks patroon, waarbij veel overlast (7-10) aan het begin van de avond of eind van de middag optrad en in enkele uren afnam. Tijdens de overlast was de concentratie PM2.5 meestal lager dan 25 μg/m³. Eén moment van overlast viel samen met een episode van hogere concentraties (50-55 μg/m³). Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlast-scores. ID07: De meetperiode vertoonde meerdere langdurige pieken PM2.5, die hoog waren (maximum 302,5 μg/m³). De concentratie PM2.5 was 40,5% van de tijd hoger dan 25 μg/m³ en 25,0% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Hoge overlast-scores vielen vaak samen met hoge concentraties PM2.5, terwijl lage scores optraden op momenten dat de lucht relatief schoon was. Toch zijn er ook momenten dat dit niet gebeurt, of momenten dat de overlast iets eerder leek op treden dan de pieken van PM2.5. In deze casus kan er mogelijk een verband bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlastscores, maar het beeld is niet geheel consistent. ID08: De concentraties PM2.5 waren meestal laag, met uitzonderdering van enkele relatief lage pieken (maximum 66,0 μg/m³). De concentratie PM2.5 was 15,1% van de tijd hoger dan 25 μg/m³ en 4,2% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Er is nauwelijks overlast gemeld, met bovendien het laagste maximum (3) van alle casussen. Deze hoogste overlast (score 3) valt in een periode van de hoogste

46 38 concentraties PM2.5, maar een ander moment van overlast (2 uren met een score van 2) valt niet in een periode van hoge concentraties fijn stof (10-11 μg/m³). In deze casus zou er mogelijk een verband tussen de concentraties PM2.5 en de overlast-scorers kunnen zijn maar het beeld is niet consistent. ID09: De concentraties PM2.5 waren grotendeels laag met uitzondering van enkele relatief niet hoge pieken (maximum 84,7 μg/m³). De concentratie PM2.5 was 22,1% van de tijd hoger dan 25 μg/m³ en 6,2% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. In één nacht was de overlast-score gedurende 4 uur maximaal (10) en varieerde de concentratie PM2.5 van μg/m³. In de loop van een andere nacht en de volgende ochtend was de overlast-score echter 0 terwijl de concentraties PM2.5 varieerden van μg/m³. Verder is ook overlast aangegeven terwijl er weinig PM2.5 was (10-14 μg/m³). Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlast-scores. ID10: De concentraties PM2.5 waren grotendeels laag met uitzondering van enkele relatief lage pieken (maximum 85,1 μg/m³). De concentratie PM2.5 was 9,0% van de tijd hoger dan 25 μg/m³ en 2,6% van de tijd hoger dan 50 μg/m³. Tijdens de meetperiode is overlast gescoord gedurende 64% van de tijd. Maximale overlast (10) werd uitsluitend aangegeven als de concentratie PM2.5 lager dan 25 μg/m³ was en voor een periode van 7 aaneensluitende uren was de concentratie 4-5 μg/m³. Kortom, er leek hier geen relatie te bestaan tussen de concentraties PM2.5 en de overlast-scores. De bemerkingen bij de visuele analyses worden ondersteund dor de regressie-berekeningen (Tabel 6). Alleen voor ID1, ID7 en ID8 was er een significante relatie. De correlatie was ook voor deze drie personen laag, mogelijk omdat er andere redenen kunnen zijn dan houtrook voor pieken in de PM2.5 concentratie. Bij de maximaal gerapporteerde hinderscores voor deze 3 personen, is de PM2.5 concentratie ongeveer µg/m 3 hoger dan zonder gerapporteerde hinder, een flinke toename. Gemiddeld over aller personen is er geen significante relatie tussen hinder en PM2.5.

47 39 Tabel 6: Relatie tussen hinderscore en gemeten PM2.5 per persoon ID Correlatie Regressie helling 1 1 0,31 2 2,9 2-0,16-2,9 3-0,13-1,2 4 0,12 1,2 5-0,04-1,2 6 0,00 0,0 7 0,18 5,1 8 0,23 6,6 9-0,03-0,1 10 0,07 0,1 Gemiddelde 0,06 1,0 1 Dit is de toename in PM2.5 (µg/m 3 ) bij een toename van de hinderscore met 1 eenheid. Voor ID 1 betekent dit dat een maximale hinderscore van 10 samenhangt met 2,9*10 = 29 µg/m 3 hogere PM2.5 concentratie. 2 Vetgedrukt betekent een significante relatie (p<0.05) De andere doorgerekende varianten gave hetzelfde beeld te zien als weergeven in tabel 6. Tabel 7 illustreert dit voor de analyse waarbij de nachtelijke uren zijn verwijderd uit de analyses. Tabel 7: Relatie tussen hinderscore en gemeten PM2.5 per persoon, vanaf 7 uur ID Correlatie Regressie helling 1 1 0,37 2,7 2-0,19-2,9 3-0,19-1,9 4 0,10 0,9 5-0,02-0,3 6-0,03-0,2 7 0,29 7,6 8 0,24 6,4 9-0,17-1,0 10 0,15 0,3 Gemiddelde 0,06 1,2 1 2 Dit is de toename in PM2.5 (µg/m 3 ) bij een toename van de hinderscore met 1 eenheid. Vetgedrukt betekent een significante relatie (p<0.05).

48 40 Samenvattend bestond er een verschil in de ernst, de duur en de frequentie van de ervaren overlast. Dit varieerde van een casus met 2 overlastmomenten met een maximale score van 3 en een maximale duur van 2 uur tot een casus met 64% van de tijd overlast met langdurige overlastperiodes met maxima van 10. Bij 70% van de casussen was de maximale overlast 8 of hoger. Op sommige locaties waren er gedurende de meetperiode episoden met hoge concentraties PM2.5 en kwamen er eveneens hoge overlast-scores voor. Echter, in de meeste gevallen vielen episoden van hogere concentraties PM2.5 niet samen met hoge overlast-scores. In drie gevallen leek overlast soms met verhogingen van de concentraties fijn stof samen te vallen, maar dit beeld was niet consistent. In één geval (ID07) lijkt er een sterker verband te bestaan, maar ook hier is het beeld niet geheel consistent. PM2.5-concentraties Pasen 2014 Ter illustratie hebben we de meetresultaten van het huidige onderzoek met die van een meetstation van DCMR in het Rijnmondgebied (figuur 2) vergeleken. In de dagen voorafgaand aan eerste paasdag op 20 april 2014 varieerden de concentraties PM2.5 nauwelijks, terwijl de wind uit verschillende richtingen kwam. In de nacht van zaterdag op zondag is een duidelijke toename van PM2.5 te zien ten gevolge van paasvuren in het oosten. Op zondagmorgen nam de piek af. Figuur 2: De uurgemiddelde concentratie fijn stof (PM2.5 in µg/m 3 ) gemeten met één van de stations van DCMR in het Rijnmondgebied van 14 tot 20 april 2014 (website Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie

49 41 Relatie voortschrijdende 24-uursgemiddelden PM2.5 en overlast Aanvullend zijn de aantalsconcentraties omgerekend in voortschrijdende 24-uurs-gemiddelde gewichtsconcentraties om de uitkomsten van de Dylos-metingen af te zetten tegen de WHOadvieswaarde voor PM2.5 van 25 µg/m 3 voor 24-uurs-gemiddelden. Het aantal uren dat de voortschrijdende 24-uursgemiddelden hoger is dan 25 µg/m 3 staat in tabel 8, evenals het percentages uren met een overschrijding per casus. Tabel 8: Voortschrijdende 24-uursgemiddelden van PM2.5 gemeten met Dylos per casus (in µg/m 3 ) Aantal 24-hgemiddelden Casus Gemiddelde van de 24- gemiddelden Minimumwaarde van een 24-hgemiddelde Maximumwaarde van een 24-hgemiddelde Aantal 24-hgemiddelden >25µg/m 3 Percentage >25 µg/m 3 ID ,3 3,48 50, ,72 ID ,26 3,38 58, ,28 ID ,64 3,29 53, ,99 ID ,37 0,812 23,41 0 0,00 ID ,89 7,64 194, ,80 ID ,2 0,7 45, ,52 ID ,12 2,23 80, ,39 ID ,57 0,95 34, ,29 ID ,54 0, ,97 ID ,47 3,48 15,15 3 1,74 Aantal 24-uursgemiddelden = binnen de meetduur per casus verkregen aantal 24-uursgemiddelden. Per casus de gemiddelde, laagste en hoogste waarde. Aantal 24-uursgemiddelden >25 µg/m 3 = per casus over de meetduur het aantal voortschrijdende 24-uursgemiddelden van PM2.5 hoger dan 25 µg/m 3. Percentage >25 µg/m 3 = per casus over de meetduur het percentage voortschrijdende 24-uursgemiddelden PM2.5 hoger dan 25 µg/m 3. In bijlage 7 staan per onderzoekslocatie de grafieken met daarin de voortschrijdende 24- uursgemiddelden afgebeeld samen met het niveau van de WHO-advieswaarde en met de overlastscore. In het geval van casus 5, 7 en 8 lijkt er samenhang te zijn tussen voortschrijdende 24-uurgemiddelden PM2.5 en gerapporteerde overlast. Bij casussen 5 en 7 is het percentage 24-uursgemiddelden die de advieswaarde van het WHO (25 µg/m 3 ) overschrijden het hoogst (casus 5 = 75.8%, casus 7 = %). Voor casus 1, 3, 6 en 9 is de samenhang minder duidelijk. Voor deze vier casussen liggen de percentages voortschrijdende 24-uursgemiddelden die hoger zijn dan de advieswaarde van de WHO,

50 42 lager dan in casus 5 en 7. Bij casus 4 en 10 is er geen samenhang zichtbaar in de grafieken, hier zijn er (vrijwel) geen overschrijdingen van de advieswaarden (casus 10 = 1.7%, casus 4 = 0.0%). De overlast-scores verschilden per casus sterk wat betreft de maximale overlast-scores. De meeste melders (70%) hebben een zeer hoge overlast-score (8,9 of 10) aangegeven. Daarnaast gaan wij er van uit dat de meeste mensen slapen gedurende de nacht, waardoor een bewuste waarneming van overlast niet mogelijk is. Om te kijken of er een ander patroon ontstaat, hebben we de overlast-scores van alle casussen gelijk geschaald zijn (minimum bleef 0 en maximum werd 6) en hebben we de nachtelijke uren (uur 1 t/m 6) beschouwd als het afwezig zijn van de persoon. Dit had geen invloed op de samenhang tussen het aantal getelde deeltjes en overlast, noch voor de samenhang tussen de voortschrijdende 24- uursgemiddelden en overlast. Relatie PM2.5 windrichting Bijlage 8 bevat een tabel met daarin per casus de windrichting aangegeven, en de oriëntatie van de vermoedde bron(en) ten opzichte van het huis van de melder. Voor een aantal casussen geldt dat er duidelijk sprake is van een aantal verhoogde concentraties PM2.5 op dagen dat de woning benedenwinds staat van de vermeende stoker (casus 1, 2, 3 en 9). ID04 lag gedurende de meetperiode vrijwel de hele tijd benedenwinds van de vermeende stoker en hier zien we soms pieken optreden. Bij een aantal casussen is komen de pieken niet duidelijk overeen met de heersende windrichting (casus 5 en 7). Samenvattend lijkt er een zichtbaar verband te zijn tussen de gemiddelde aantallen PM2.5 per dag en of de wind uit de richting kwam van de bron(nen). Relatie PM2.5 en luchtvochtigheid Een Pearsons productmoment-correlatietest is uitgevoerd om de relatie tussen de variabelen PM2.5 en relatieve luchtvochtigheid te onderzoeken. De relatieve-luchtvochtigheidsdata zijn normaal verdeeld en na log-transformatie zijn ook de PM2.5-data normaal verdeeld. Er een significant effect met een zeer lage relatie tussen de variabelen PM2.5 en relatieve luchtvochtigheid (r=0.14, n=1530, P<0.001).

51 Discussie 43 Het onderzoek heeft opvallend veel losgemaakt. Houtrook blijkt een probleem voor veel gemeenten en veel burgers. In reacties, waarvan een aantal weergegeven in bijlage 9, laten sommige bewoners weten wanhopig te zijn. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu erkent dat het stoken van hout in houtkachels, haarden en open vuur lokaal leidt tot problemen met de luchtkwaliteit. Dit staat in een brief van 6 juli 2015 aan de Tweede Kamer. Daarin is ook het rijksbeleid omschreven, dat uit de volgende elementen bestaat. Nieuwe kachels mogen alleen met een typekeuring op de markt komen. Steun voor een platform van maatschappelijke sectoren om kennis te verzamelen en uit te wisselen over het beperken van de overlast door houtstook. Samen met het Platform informatiematerialen en adviezen ontwikkelen. De hoofdlijn van beleid is dus dat bestaande kachels in gebruik mogen blijven en dat geen beperkende maatregelen worden genomen betreffende het stookgedrag. Ook zijn er geen plannen voor het aanpassen van de regelgeving. Relevante regelgeving voor houtrook - Een bewoner kan een beroep op het burenrecht. Burgerlijk Wetboek artikel 5.37 verbiedt het toebrengen van hinder door o.a. het verspreiden van stank of rook, - Woningverhuurders moeten optreden tegen overlast veroorzaakt vanuit een woning die zij verhuren. - Op grond van de milieuregels is het verboden afval - dus iets anders dan schoon hout - te verbranden. - Gemeenten moeten handhavend optreden tegen hinderlijke of schadelijke rook, roet en stank op basis van het Bouwbesluit artikel Het is opmerkelijk dat het Bouwbesluit wel een voorschrift bevat om te voorkomen dat teveel rook uit de schoorsteen de eigen woning binnenkomt maar dat geen regels gelden ter bescherming van buurwoningen. Het Wetboek van Strafrecht bevat geen specifieke bepaling tegen stank of rook, zoals die er wel in staat tegen rumoer of burengerucht. Een proces verbaal kan nuttig zijn in het kader van dossiervorming maar de politie zal aan stank of rook doorgaans een lage prioriteit geven. Het uitblijven van nieuw beleid ten aanzien van regelgeving betekent dat er voor burgers om een probleem op te lossen slechts twee mogelijkheden zijn: onderling oplossen of een beroep doen op de bestaande regelgeving. Het onderzoeksproject sluit hierbij aan door na te gaan of op de markt beschikbare meetapparaatjes voor fijn stof bruikbaar zijn in situaties waarin klachten bestaan over rook van houtkachels. Technisch gezien hebben beide optical scattering meetapparaten, zowel die

52 44 van Atal als die van Dylos, goed gefunctioneerd. Ook de gehanteerde vragenlijsten waren bruikbaar, zowel naar het oordeel van de onderzoekers als in de evaluatie van de respondenten. Atal: momentane metingen Het meten met de Atal IAQ PM2.5 heeft weinig opgeleverd. Het apparaat is bedoeld voor directe uitlezing binnenshuis en kan de meetgegevens niet opslaan. De waarden die het apparaat aangeeft zijn aanzienlijk hoger dan die van het apparaat dat gebruikt is om te ijken (zie Conversie in hoofdstuk Opzet, methoden en technieken).de meting tijdens het huisbezoek had geen meerwaarde om de concentratie PM2.5 aan de gevel te vergelijken met de concentratie PM2.5 bovenwinds van de overlast-gevende stoker, omdat op de klager afgesproken tijdstippen de stoker niet actief was. De methode van een incidenteel huisbezoek op afspraak bleek hiermee onbruikbaar. Dylos: PM2.5 en overlast Wegens het geringe budget en de begrensde doorlooptijd is het onderzoek beperkt tot tien locaties. Het is verkennend van karakter. Het onderzoek is uitgevoerd bij personen met tamelijk ernstige klachten over houtrook. Een score van overlast omvat geurhinder en lichamelijke klachten. Deze overlast-scores blijken bij de meeste van hen geen duidelijk verband te tonen met de curves van PM2.5. Dit betekent niet dat de klachten niet reëel zijn. Het betekent dat de PM2.5-meters geen goede indicatoren in de gekozen opzet: kortdurend meten op een vooraf afgesproken tijdstip of het gedurende een week achterlaten van een meetapparaat in een open raam of onder een afdak bij het huis van de klager. Dat in deze opzet meestal geen verband te zien is tussen PM2.5 concentraties en klachten kan verscheidene oorzaken hebben. - PM2.5 is in tegenstelling tot bijvoorbeeld levoglucosan geen specifieke maat voor houtstook. Er kunnen ook andere bronnen zijn die variatie in PM2.5 kunnen verklaren. Tenslotte zijn de weersomstandigheden bij gelijke bronsterkte een zeer belangrijke factor voor de hoogte van de concentratie. - In een raamopening kan de luchtstroom van buiten naar binnen gericht zijn, maar ook van binnen naar buiten. Deze beide stromen kunnen afwisselend en zelfs tegelijkertijd in één opening optreden. Hierdoor kan een deel van de tijd PM2.5 in binnenlucht zijn gemeten. In binnenlucht zit PM2.5 dat met de buitenlucht naar binnen is gekomen en binnen weinig precipiteert of adsorbeert. Maar binnen zijn er bronnen die af en toe PM2.5 toevoegen zoals verbrandingsprocessen bijvoorbeeld een gasfornuis. Deze bronnen kunnen piekwaarden

53 45 veroorzaken In een omgeving met een laag achtergrondgehalte van PM2.5. Bij de hogere gemeten PM2.5-concentraties speelt dit echter nauwelijks een rol. - Mogelijk hebben sommige respondenten het overlast-logboek niet elk uur ingevuld maar retrospectief over langere perioden. Dit kan leiden tot een verschuiving van een hoge overlast-score naar een tijdstip dat dat vooraf gaat aan of volgt op een piek in de PM-2.5- concentratie, terwijl de overlast en de piek in werkelijkheid gelijktijdig aanwezig zijn geweest. - De overlast-score kan misschien getriggerd worden door lage geurconcentraties die gepaard gaan met lage PM2.5-concentraties. Dan zou te verwachten zijn dat een hoge overlast gepaard gaat met tenminste een geringe verhoging van de PM2.5-concentratie. Dit is echter niet gevonden in de analyses. Vanwege het kleine aantal locaties is de mogelijkheid van statische toetsing op groepsniveau beperkt. Vanwege het grote aantal observaties per casus was het op individueel niveau wel mogelijk om een correlatie regressie te berekenen. De resultaten bevestigden onze kwalitatieve analyses. Omdat op de meeste van de onderzocht locaties een hoge PM2.5-concentratie niet gepaard gaat met een hoge overlast-score, heeft de meting nauwelijks voorspellende waarde voor het optreden van overlast. Ook het omgekeerd geldt: veel overlast voorspelt geen hoge concentratie PM2.5. Daarmee is het meetapparaat in deze opzet geen goed diagnostisch hulpmiddel. Hiermee is niet gezegd dat er geen verband bestaat tussen PM2.5 en overlast. Het onderzoeksproject had anders opzet moeten worden om een dergelijk verband aan te tonen. Dylos: PM2,5 overschrijding advieswaarde De PM2.5-meetgegevens zijn ook vergeleken met de WHO-advieswaarde van 25 μg/m³ voor 24- uursgemiddelden. Deze waarde is opvallend vaak overschreden. Dit stemt overeen met modelberekeningen (Blauw, 2011; Verhees 2014). In dit onderzoeksproject liggen de hoogst gemeten uurwaarden per locatie tussen 66,0 en 302,5 µg/m³. De overschrijding biedt mogelijk wel aanknopingspunten voor het beoordelen van lokale situaties. Met name het meetapparaat van Dylos kan geschikt zijn, omdat het tegen lage kosten eenvoudig langere tijd kan meten of de toetswaarde wordt overschreden. Tevoren dient dan bepaald te worden welke conversiefactor moet gelden om de aantalsconcentraties die het apparaat meet om te rekenen in gewichtsconcentraties. Om pragmatische redenen is in dit onderzoeksproject gekozen voor de conversiefactor die op het meetapparaat staat, maar de wetenschappelijke literatuur geeft aan dat die factor discutabel is (

54 46 bijlage 5). Dit is mogelijk mede een gevolg van verschillende deeltjesgrootteverdelingen in houtrook van verschillende herkomst. Het onderzoek geeft ook een andere indicatie dat het meetapparaat van Dylos geschikt kan zijn. De PM2.5-concentraties zijn vaak wat hoger wanneer de wind uit de richting van de bronnen komt. Een reden dat dit niet heel consistent dat het onzeker is of de op een KNMIstation gemeten windrichting overkomt met de windrichting ter plekke van de onderzochte woning. Ook de luchtvochtigheid kan misschien een rol spelen. Dit vraagt om een degelijk validatieonderzoek voor houtrook in de omstreden situaties. Verder kan een beoordeling aan impact winnen als de advieswaarde wordt verankerd in afspraken, jurisprudentie of regelgeving. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kwaliteitsnorm voor bepaalde woongebieden die gemeenten kunnen aanwijzen in het kader van de komende Omgevingswet. Atal en Dylos: duiding van concentraties Een valkuil als leken de onderzocht meetapparaten gebruiken, is de duiding die de fabrikanten geven aan de meetwaarden (Zie tabel 9). Atal IAQ PM2.5 Concentratie in μg/m³ Kwalificatie volgens Atal 0-35 erg goed goed lichte vervuiling middelmatige vervuiling hoge vervuiling > 251 serieuze vervuiling Dylos DC 1700 user manual Small Count Reading Air Quality Chart 0-75 excellent very good good fair poor > 3000 very poor Tabel 9: Voorbeelden van duiding meetwaarden door fabrikanten De user manual van Dylos geeft de in de tabel genoemde Air Quality Chart. Deze getallen en kwalificaties verschillen van die op de sticker op het meetapparaat (zie figuur 1 in hoofdstuk Opzet, methoden). Al deze getallen zijn geen waarden waarboven schade optreedt en terwijl dit onder deze waarde niet het geval zou zijn. Bovendien zeggen de getallen niets zonder het definiëren van het tijdvenster waarover de concentratie gemiddeld wordt. Het risico van PM2.5 hangt immers niet alleen af van de

55 47 hoeveelheid op een moment, maar ook van het gemiddelde over langere tijd. De WHO geeft 2 advieswaarden voor het beperken van PM2.5 in de buitenlucht: etmaalgemiddeld 25 μg/m 3 en jaargemiddeld 10 μg/m 3. In de opzet was de beoordeling van de lucht door een getrainde medewerker opgenomen. Het reukvermogen van de GGD-medewerker is voor het veldwerk getest in een geurlab. Echter doordat deze medewerker kort na de start van het onderzoek helaas niet inzetbaar was, is dit aspect van het onderzoek weliswaar overgenomen door andere medewerkers, maar zijn de resultaten van hun beoordeling minder betrouwbaar.

56 Conclusies 48 Houtrook wordt door veel mensen als een groot probleem ervaren. De indruk bestond dat meerdere bewoners het tijdens het eerste huisbezoek lastig vonden een oordeel over de momentane situatie te geven zonder het oordeel over de voorafgaande tijd mee te laten wegen. Bij enkele van de bewoners lijkt er mogelijk een verband te zijn tussen de mate van overlast die ze aangeven in de loop van een meetweek en het beloop van de concentratie PM2.5 in die week. Bij de onderzochte groep is echter in het algemeen geen consistente samenhang te zien tussen de overlast en de meetresultaten van een Dylos DC1700. In de individuele situatie met klachten over houtrook geeft een meting van PM2.5 gedurende een week met de Dylos geen informatie die meerwaarde heeft ten opzichte van een vragenlijst of logboek. Dit geldt ook voor een meting met een Atal IAQ PM2.5 tijdens een tevoren afgesproken huisbezoek. De metingen lijken nauwelijks een diagnostische, voorspellende waarde te hebben. In de gekozen opzet zijn de onderzochte meetapparaten niet zonder meer bruikbaar om te bepalen of een situatie waarover klachten bestaan wel of niet acceptabel is. Nader onderzoek in deze richting dient zich te richten op validatiewerk, want het lijkt erop dat de absolute waarden in het huidige onderzoek nog onvoldoende zeker zijn. De met de Dylos gemeten en omgerekende concentraties PM2.5 zijn soms opvallend hoog met waarden tot bijna 300 μg/m³. Dit kan ten dele liggen aan de omrekenfactor die aan de hoge kant was bij vergelijking met een gekalibreerd meetapparaat van Lighthouse. De factor die Dylos opgeeft om de gemeten aantallen deeltjes om te rekenen in het gewicht van die deeltjes is echter niet onderbouwd en is onderwerp van een wetenschappelijk discussie. Ook al zijn de werkelijk concentraties wat lager dan de gemeten waarden, dan wijzen ze nog wel op een serieuze verontreiniging. Het is mogelijk dat de geconstateerde pieken afkomstig zijn van naburige houtkachels. De meetwaarden zijn wat hoger wanneer de windrichting gemeten op een KNMI-station zodanig is dat de woning van de klager benedenwinds ligt van de houtkachel waarover klachten bestaan. Als voortschrijdend 24-uursgemiddelde is de concentratie PM2.5 op sommige locaties regelmatig hoger dan de gezondheidkundige advieswaarde van de WHO.

57 49 Implementatie Aanbevelingen 1. Validatie en overschrijdingsmetingen Het is raadzaam te onderzoeken of er in situaties met klachten over houtrook van buren een conversiefactor is om de door de Dylos DC 1700 gemeten aantallen deeltjes op valide wijze om te rekenen naar het gewicht van die deeltjes. In een dergelijk onderzoek kan meteen worden bezien of de Dylos met die conversiefactor geschikt is om vast te stellen of er een overschrijding is van de WHO-advieswaarde voor het 24-uursgemiddelde voor PM2.5. Tevens is het van belang na te gaan of het ter plaatse gelijktijdig meten van de windrichting en windsterkte bijdraagt aan het vaststellen van welke bron de PM2.5-overschrijding afkomstig is. 2. Regelgeving Het is raadzaam te overwegen de regelgeving zodanig aan te scherpen dat gemakkelijker maatregelen opgelegd kunnen worden in situaties van ernstige overlast. Te denken valt aan de volgende mogelijkheden. Het uitbreiden van de bouwregelgeving (de zogeheten verdunningsfactor) voor afstand tussen schoorsteenmond en ventilatieopeningen van het eigen pand naar ook naburige panden. Stoken niet of minder toestaan bij ongunstige weersomstandigheden, zoals mist of windstil weer. In het kader van de Omgevingswet voor bepaalde woonwijken: - aanwijzen houtrookvrije buurten; - de WHO-advieswaarden voor PM2.5 als luchtkwaliteitsnorm vastleggen; - verplichten van effectieve katalytische rookreiniging in schoorstenen van nieuwe houtkachels. Het strafbaar stellen van rook en stank, analoog aan de bepaling in het Wetboek van Strafrecht tegen rumoer en burengerucht.

58 Literatuur 50 Allen RW, Mar T, Koenig J, Liu LJ, Gould T, Simpson C, Larson T. Changes in lung function and airway inflammation among asthmatic children in a woodsmoke-impacted urban area. Inhal Toxicol 2008;20: Allen GA, Miller PJ, Rector LJ, Brauwer M, Su JG. Characterization of valley winter woodsmoke concentrations in northern NY using highly time-resolved measurements. Aerosol Air Qual Res 2011;11: Alves CA, Vicente A, Monteiro C, Gonçalves C, Evtyugina M, Pio C. Emission of trace gases and organic compounds in smoke particles from wildfire in a mixed-evergreen forest in Portugal. Sci Total Environ 2011;409: Anonymous. Fine particulate matter concentrations in outdoor air near outdoor wood-fired boilers. New York State Department of Health Bureau of Toxic Substances, report, Anzion C, Dönszelmann E. Toolkit Houtstook door particulieren, hoe voorkom je overlast?. Netwerk van milieuprofessionals (VVM), Barregard L, Sällsten G, Gustafson P, Andersson L, Johansson L, Basu S, Stigendal L. Experimental exposure to wood-smoke particles in healthy humans: effects on markers of inflammation, coagulation, and lipid peroxidation. Inhal Toxicol 2006;18: Barregard L, Sällsten G, Andersson L, Almstrand AC, Gustafson P, Andersson M, Olin AC. Experimental exposure to wood smoke: effects on airway inflammation and oxidative stress. Occup Environ Med 2008;65: Bønløkke JH, Riddervold IS, Grønborg TK, Skogstrand K, Hougaard DM, Barregard L, Sigsgaard T. Systemic effects of wood smoke in a short-term experimental exposure study of atopic volunteers. J Occup Environ Med 2014;56: Blauw. Effecten luchtemissies houtkachels; vervolgonderzoek op basis van recente meetgegevens. Rapportnummer: BL V03. Wageningen, Buro Blauw, 2011 Bouwbesluit 2012, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2012 Browning, K.G., J.Q. Koenig, H. Checkoway, T.V. Larson en W.E. Pierson. A questionnaire study of respiratory health in areas of high and low ambient wood smoke pollution. Pediat. Asthma Allergy Immunol 1990;4: Brown DR, Alderman N, Weinberger B, Lewis C, Bradley J, Curtis L. Outdoor wood furnaces create significant indoor particulate pollution in neighbouring homes. Inhal Toxicol 2014;26: Brunekreef B, Forsberg B. Epidemiological evidence of effects of coarse airborne particles on health. Eur Respir J Aug;26(2): Review.

59 Bui DS, Burgess JA, Matheson MC, Erbas B, Perret J, Morrison S, Giles GG, Hopper JL, Thomas PS, Markos J, Abramson MJ, Walters EH, Dharmage SC. Ambient wood smoke, traffic pollution and adult asthma prevalence and severity. Respirology 2013;18: Chafe Z, Brauer M, Héroux M-E, Klimont Z, Lanki T, Salonen R, Smith K. Residential heating with wood and coal: health impacts and policy options in Europe and North America. Copenhagen, WHO Europe, Compendium voor de leefomgeving, Geurhinder per bron, Compendium voor de leefomgeving, Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5), CBS, Milieuhinder, milieugedrag en milieubesef van personen: persoonskenmerken. Czerny M, Buettner A. Odor-active compounds in cardboard. J Agric Food Chem Nov 11;57(21): Czerny M, Brueckner R, Kirchhoff E, Schmitt R, Buettner A. The influence of molecular structure on odor qualities and odor detection thresholds of volatile alkylated phenols. Chem Sense 2011;36: Day DE, Malm WC, Kreidenweis SM. Aerosol light scattering measurements as a function of relative humidity. J Air Waste Manag Assoc 2000;50: Dennekamp M, Straney LD, Erbas B, Abramson MJ, Keywood M, Smith K, Sim MR, Glass DC, Del Monaco A, Haikerwal A, Tonkin AM. Forest Fire Smoke Exposures and Out-of-Hospital Cardiac Arrests in Melbourne, Australia: A Case-Crossover Study. Environ Health Perspect Mar 20. Epton MJ, Dawson RD, Brooks WM, Kingham S, Aberkane T, Cavanagh JA, Frampton CM, Hewitt T, Cook JM, McLeod S, McCartin F, Trought K, Brown L. The effect of ambient air pollution on respiratory health of school children: a panel study. Environ Health 2008;7:16. [11 pag] Faustini A, Alessandrini ER, Pey J, Perez N, Samoli E, Querol X, Cadum E, Perrino C, Ostro B, Ranzi A, Sunyer J, Stafoggia M, Forastiere F; MED-PARTICLES study group. Short-term effects of particulate matter on mortality during forest fires in Southern Europe: results of the MED-PARTICLES Project. Occup Environ Med May;72(5): Forchhammer L, Møller P, Riddervold IS, Bønløkke J, Massling A, Sigsgaard T, Loft S. Controlled human wood smoke exposure: oxidative stress, inflammation and microvascular function. Part Fibre Toxicol 2012;9:7. [11 pag] Ghio AJ, Soukup JM, Case M, Dailey LA, Richards J, Berntsen J, Devlin RB, Stone S, Rappold A. Exposure to wood smoke particles produces inflammation in healthy volunteers. Occup Environ Med 2012;69:

60 52 Groot BJA, Van der Made MCM. Allesbranders een bron van ellende. Breda, Vereniging van Directeuren van Basisgezondheidsdiensten afdeling Noord-Brabant, Regionale Inspectie Milieuhygiëne Noord Brabant,1991. Hagens WI, Van Overveld AJP, Fischer PH, Gerlofs-Nijland ME, Cassee FR. Gezondheidseffecten van houtrook; een literatuurstudie. Bilthoven, RIVM-rapport , Holstius DM, Pillarisetti A, Smith KR, Seto E. Field calibrations of a low-cost aerosol sensor at a regulatory monitoring site in California. Atmos Tech 2014;7: IARC Monograph on the Evaluation of Carcinogenic Risks to Humans. Volume 109, Outdoor Air Pollution. Lyon: IARC (in Press). Karlsson HL, Ljungman AG, Lindbom J, Möller L. Comparison of genotoxic and inflammatory effects of particles generated by wood combustion, a road simulator and collected from street and subway. Toxicol Lett 2006;165: Kistler M, Schmidt C, Padouvas E, Gieble H, Lohninger J, Ellinger R, Bauer H, Puxbaum H. Odor, gaseous and PM10 emissions from small scale combustion of wood types indigenous to Central Europa. Atmos Environ 2012;51: Kjällstrand J, PeterssonG (a). Phenolic antioxidants in wood smoke. Sci Total Environ 2001;177: Kjällstrand J, Petersson G (b). Phenols and aromatic hydrocarbons in chimney emissions from traditional and modern residential wood burning. Environ Technol 2001;22: Kocbach Bolling A, Pagels J, Yttri KE, Barregard L, Sallsten G, Schwarze PE, Boman C. Health effects of residential wood smoke particles: the importance of combustion conditions and physicochemical particle properties. Particle Fibre Toxicol 2009;6:29 [20 pag]. Koenig JQ, Larson TV, Hanley QS, Rebolledo V, Dumler K, Checkoway H, Wang SZ, Lin D, Pierson WE. Pulmonary function changes in children associated with fine particulate matter. Environ Res Oct;63(1): Kos GPA, Weijers EP. De bijdrage van houtverbranding aan P10 en PM2,5 in een winterperiode in Schoorl. Petten, ECN-E , Kroon P, De Wilde HPJ. Emissies van houtstook door huishoudens. Petten, ECN-E , Loomis D, Grosse Y, Lauby-Secretan B, El Ghissassi F, Bouvard V, Benbrahim-Tallaa L, Guha N, Baan R, Mattock H, Straif K; International Agency for Research on Cancer Monograph Working Group IARC. The carcinogenicity of outdoor air pollution. The Lancet Oncology. 2013; 14: World Health Organization International Agency for Research on Cancer. Maas R, Fischer P, Wesseling J, Houthuijs D, Cassee F. Luchtkwaliteit en gezondheidswinst. Bilthoven, RIVM, Maenhaut W, Vermeylen R, Claeys M, Vercauteren J, Matheeussen C, Roekens E. Assessment of the contribution from wood burning to the PM10 aerosol in Flanders, Belgium. Sci Total Environ 2012;437:

61 53 Maekawa M, Nohmi T. Thermal Decomposition of Cellulose and It s Roasted Odor. JMSSJ On-line, Vol. 46 (1998) No. 4, pp Mazzoleni LR, Zielinska B, Moosmuller H (2007). Emissions of levoglucosan, methoxy phenols, and organic acids from prescribed burns, laboratory combustion of wildland fuels, and residential wood combustion. Environ Sci Technol. 41(7): Neitzel R, Naeher LP, Paulsen M, Dunn K, Stock A, Simpson CD. Biological monitoring of smoke exposure among wildland firefighters: a pilot study comparing urinary methoxyphenols with personal exposures to carbon monoxide, particulate matter, and levoglucosan. J Expo Sci Environ Epidemiol 2009;19: Naeher LP, Smith KR, Brauer M, Chowdhury Z, Simpson C, Koenig JQ, Lipsett M, Zelikoff JT. Critical review of the health effects of woodsmoke. 2005: Mar%2031%2005%20(rev).pdf Naeher LP, Brauer M, Lipsett M, Zelikoff JT, Simpson CD, Koenig JQ, Smith KR. Woodsmoke health effects: a review. Inhal Toxicol Jan;19(1): Riddervold IS, Bønløkke JH, Mølhave L, Massling A, Jensen B, Grønborg TK, Bossi R, Forchhammer L, Kjӕrgaard SK, Sigsgaard T. Wood smoke in a controlled experiment with human volunteers. Inhal Toxicol 2011;23: Riddervold IS, Bønløkke JH, Olin AC, Grønborg TK, Schlünssen V, Skogstrand K, Hougaard D, Massling A, Sigsgaard T. Effects of wood smoke particles from wood-burning stoves on the respiratory health of atopic humans. Part Fibre Toxicol. 2012;9:12 [13 pag]. Sällsten G, Gustafson P, Johansson L, Johannesson S, Molnár P, Strandberg B, Tullin C, Barregard L. Experimental wood smoke exposure in humans. Inhal Toxicol 2006;18: Schauer J, Kleeman M, Cass G, Simoneit B. Measurement of emissions from air pollution sources. 3. C1-C29 organic compounds from fireplace combustion of wood. Environ Sci Technol May 1;35(9): Sehlstedt M, Dove R, Boman C, Pagels J, Swietlicki E, Löndahl J, Westerholm R, Bosson J, Barath S, Behndig AF, Pourazar J, Sandström T, Mudway IS, Blomberg A. Antioxidant airway responses following experimental exposure to wood smoke in man. Part Fibre Toxicol. 2010;7:21 [11 pag]. Siponen T, Yli-Tuomi T, Aurela M, Dufva H, Hillamo R, Hirvonen MR, Huttunen K, Pekkanen J, Pennanen A, Salonen I, Tiittanen P, Salonen RO, Lanki T. Source-specific fine particulate air pollution and systemic inflammation in ischaemic heart disease patients. Occup Environ Med Apr;72(4): Spijkers E, Broer J, Kuiper J. Rapport Milieu-, geluids-, geur- en Lichthinder 2012; aanvullende analyses gezondheidsenquête 2012 provincie Groningen. Groningen, GGD, 2013 Stockfelt L, Sallsten G, Olin AC, Almerud P, Samuelsson L, Johannesson S, Molnar P, Strandberg B, Almstrand AC, Bergemalm-Rynell K, Barregard L. Effects on airways of short-term exposure to two kinds of wood smoke in a chamber study of healthy humans. Inhal Toxicol. 2012;24:47-59.

62 Stockfelt L, Sallsten G, Almerud P, Basu S, Barregard L. Short-term chamber exposure to low doses of two kinds of wood smoke does not induce systemic inflammation, coagulation or oxidative stress in healthy humans. Inhal Toxicol Jul;25(8): doi: / Epub 2013 Jul 1. Van Brederode NE. Onderzoek naar hinder door de houtkachel van Dwarsweg 21 te Heukelum, Gemeente Lingewaal. Tiel, GGD Rivierenland, Unosson J, Blomberg A, Sandström T, Muala A, Boman C, Nyström R, Westerholm R, Mills NL, Newby DE, Langrish JP, Bosson JA. Exposure to wood smoke increases arterial stiffness and decreases heart rate variability in humans. Part Fibre Toxicol Jun 6;10:20. doi: / Verhees (DGMR). Verspreidingsberekeningen met het Nieuw Nationaal Model. Congres houtstook en gezondheid, 23 mei 2014, RIVM Bithoven WHO Regional Office for Europe (2006). WHO air quality guidelines: 54

63 55 Bijlage 1: Oproep voor deelname gericht aan gemeenten. Overlast door rook van houtkachels Gezocht: meldingen voor onderzoek door GGD Om een beoordelingsinstrument voor gemeenten te ontwikkelen, zoekt de GGD burgers die bij gemeenten klagen over rook van houtkachels. Gemeenten krijgen geregeld klachten wegens overlast door rook uit houtkachels van buren. De overlast kan leiden tot gezondheidsproblemen en kan de kwaliteit van leven aanzienlijk aantasten. Bij de behandeling van meldingen lopen gemeenten aan tegen een gebrek aan bruikbare wet en regelgeving. Recent heeft de VVM een toolkit gepubliceerd na overleg met het RIVM en in opdracht van het ministerie van I+M. Maar er is nog geen goede methode om tot een inschatting te komen over of er sprake is van een wel of niet acceptabele blootstelling aan rook. Dit draagt bij aan onvrede over de afhandeling bij zowel gemeenten als burgers. Doel van het onderzoek De GGD en willen met het verkennende onderzoek een stap zetten in de ontwikkeling van een hulpmiddel dat gemeenten kunnen toepassen bij het beoordelen van meldingen van overlast door rook van houtkachels. Opzet van het onderzoek In het project Overlast door rook van houtkachels werken de GGD en van Drenthe, Friesland en Groningen werken samen de Universiteit Utrecht. Het project heeft een subsidie van de landelijke Academische Werkplaats Milieu en Gezondheid. Een GGD-onderzoeker verzamelt op locatie gegevens over het volgende. De mate van ervaren hinder. Gezondheidsklachten. Waarnemingen van de onderzoeker. De aantallen deeltjes fijn stof (PM2,5) aan de gevel en bovenwinds van de vermoedelijke bron. Metingen van fijn stof vinden plaats met een apparaat dat direct een waarde geeft. Een tweede apparaat blijft achter om de aantallen deeltjes gedurende een week te registreren. De metingen vinden plaats tussen eind januari tot begin april. De bewoners krijgen een verslagje met de bevindingen, zonder een oordeel over de situatie. Aan de hand van de uitkomsten stelt de GGD een geanonimiseerd rapport op voor de deelnemende gemeenten. Een concept daarvan willen we graag bespreken met een aantal van u. Vraag aan u als medewerker van een gemeente De projectgroep heeft nu uw hulp nodig voor het vinden van deelnemers voor het onderzoek. Wij zijn op zoek naar personen die voldoen aan een aantal criteria zoals beschreven in de bijlage Procedure aanmeldingen. In de tweede bijlage staat informatie die bestemd is voor personen die volgens u aan de criteria voldoen. Wij hopen op uw medewerking voor het aanmelden van deelnemers! Contact Voor vragen kunt u telefonisch contact opnemen met de Nellie Hagedoorn, GGD Groningen, afdeling milieu & gezondheid, telefoonnummer: of door uw vraag te sturen naar: houtrook@ggd.groningen.nl

64 56 Bijlage 2: Toestemmingsformulier Onderzoek: Overlast door rook van houtkachels FORMULIER voor TOESTEMMING Ik heb de informatiebrief voor de deelnemers gelezen. Ik kon aanvullende vragen stellen. Mijn vragen zijn genoeg beantwoord. Ik had genoeg tijd om te beslissen of ik meedoe. Ik weet dat meedoen vrijwillig is. Ik weet dat ik op ieder moment kan beslissen om toch niet mee te doen. Daarvoor hoef ik geen reden te geven. Ik wil meedoen aan dit onderzoek. Ik geef toestemming om mijn gegevens te gebruiken voor de doelen die hierboven in de INFORMATIE staan. Ik geef toestemming om mijn onderzoeksgegevens 15 jaar na afloop van dit onderzoek te bewaren. Ik geef ook toestemming om mijn onderzoeksgegevens 15 jaar na afloop van dit onderzoek te bewaren, zodat dit in de toekomst misschien kan worden gebruikt voor aanvullend onderzoek binnen het houtrookonderzoek. Als mijn onderzoeksgegevens gebruikt kunnen worden voor onderzoek dat niet onderdeel is van het houtrookonderzoek, mag ik opnieuw benaderd worden voor toestemming van het gebruik van mijn onderzoeksgegevens voor dit doeleinde. Naam proefpersoon: Handtekening: Datum : / / Ik verklaar hierbij dat ik deze proefpersoon volledig heb geïnformeerd over het genoemde onderzoek. Als er tijdens het onderzoek informatie bekend wordt die de toestemming van de proefpersoon zou kunnen beïnvloeden, dan breng ik hem/haar daarvan tijdig op de hoogte. Naam onderzoeker: Handtekening: Datum: / /

65 57 Bijlage 3: Informatie over het onderzoek voor deelnemers Onderzoek Overlast door rook van houtkachels INFORMATIE U beslist zelf of u wilt meedoen aan dit wetenschappelijke onderzoek van overlast door rook van houtkachels. Voordat u de beslissing neemt, is het belangrijk om meer te weten over het onderzoek. Lees daarom deze informatie rustig door. Voor algemene informatie over houtstoken en gezondheidsklachten door rook kunt u kijken op website van de GGD Groningen 1. Wat is het doel van het onderzoek? De GGD en van Friesland, Drenthe en Groningen willen met het verkennende onderzoek naar houtrook een stap zetten in de ontwikkeling van een hulpmiddel dat gemeenten kunnen toepassen bij het beoordelen van meldingen van overlast door rook van houtkachels, en de communicatie daarover. Het onderzoek wil twee soorten informatie verzamelen: - is eenvoudige meetapparatuur voor fijn stof bruikbaar in situaties waarin klachten bestaan over rook van houtkachels; - is er een verband tussen de metingen, de geurwaarneming door de melder en de geurwaarneming door de onderzoeker. Op basis van de uitkomsten zal de GGD Groningen beschrijven of hiermee de beoordeling van situaties en afhandeling van klachten te verbeteren is. De GGD werkt hierbij nauw samen met gemeenten om aan te sluiten bij hun praktijk. 2. Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd? Om te beginnen verzamelen en selecteren gemeenten de meldingen van overlast door rook van houtkachels. Uw gemeente heeft u gevraagd of zij uw contactgegevens aan de GGD Groningen mochten gegeven. De GGD heeft contact met u opgenomen en u ingelicht over het onderzoek. Naar aanleiding van dat contact heeft u deze informatie ontvangen en kunt u beslissen of u deel wilt nemen. Als u besluit dat u wilt deelnemen, kunt dit melden bij de GGD via het onderstaande -adres of telefoonnummer. Dan neemt een onderzoeker van de GGD contact met u op. Hij kan nadere informatie geven over het onderzoek. U kan dan alsnog beslissen of u mee wilt doen. De GGDonderzoeker kan een afspraak met u te maken om twee keer bij u langs kan komen met een week tussentijd. Vlak voor de eerste datum zal hij u opnieuw bellen om te bespreken of het weersverwachting geschikt is om metingen te gaan doen. Als er veel wind of regen wordt verwacht, kan er een nieuwe afspraak gemaakt worden.

66 58 Tijdens het eerste huisbezoek doet de GGD-onderzoeker metingen van fijnstof en hij schetst de omgeving van de uw woning. U krijgt een korte vragenlijst om gegevens in te vullen over uw klachten. Vervolgens hangt hij een meetapparaat aan uw gevel op een plek die hij en u geschikt vinden. Dat apparaat meet 7 dagen lang continu de hoeveelheid fijnstof. U krijgt papieren om in te vullen wanneer u thuis bent en hoeveel last u heeft van rook in die week. U hoeft tijdens de meetdagen nergens rekening mee te houden. U kunt uw gewone dagelijkse bezigheden uitvoeren. Tijdens het tweede huisbezoek komt de GGD-onderzoeker het meetapparaat ophalen. Hij zal u vragen nog een vragenlijst in te vullen over hoeveel last u hebt gehad van de rook in de week van de metingen. 3. Wat wordt er van u verwacht? Als u meedoet aan het houtrook onderzoek moet u bereid zijn om: - tijdens 2 huisbezoeken enkele vragenlijsten in te vullen over hinder, gezondheidsklachten en effecten door houtrook. - voor de duur van 7 dagen een fijnstof-meter aan uw gevel te laten bevestigen. - gedurende 7 dagen in te vullen wanneer u thuis bent en hoeveel last die u dan heeft houtrook. Tijdens de metingen kunt u uw dagelijkse activiteiten (zoals werken, reizen, boodschappen doen, enz.) gewoon uitvoeren. Wij willen namelijk gegevens verzamelen over uw normale dagelijkse situatie. 4. Wat zijn mogelijke voor- en nadelen van deelname aan dit onderzoek? Het onderzoek zal geen directe oplossing bieden in uw persoonlijke situatie. Het onderzoek is gericht op het combineren van de gegevens van alle deelnemers tezamen. Wel krijgt u van de GGD een brief met de uitkomsten van de metingen bij uw huis. Deze uitkomsten kunt u gebruiken in overleg met een stoker van een houtkachel of in overleg met de gemeente. De GGD verwerkt alle gegevens geheel anoniem in een rapport over alle onderzochte situaties. Niemand kan uit het rapport afleiden wat uw klachten waren of uw adres of de uitkomsten van de metingen bij uw huis. 5. Wat gebeurt er als u niet wilt deelnemen aan dit onderzoek? U beslist zelf of u meedoet aan het houtrookonderzoek. Als u besluit niet mee te doen, hoeft u verder niets te doen. U hoeft niets te tekenen en u hoeft ook niet aan te geven waarom u niet wilt meedoen. Als u wel meedoet, kunt u zich altijd bedenken en gedurende het onderzoek stoppen. 6. Wat gebeurt er als het onderzoek is afgelopen? Nadat alle metingen zijn gedaan, krijgt van de GGD een brief met de uitkomsten van de metingen bij uw huis. Na afloop van het gehele onderzoek Overlast door rook van houtkachels kunt u het onderzoeksverslag met de resultaten vinden op de site van de GGD Groningen Het onderzoeksverslag is openbaar, alle informatie in het verslag is geheel anoniem.

67 59 7. Kan er schade optreden door het onderzoek en is de GGD verzekerd? Er is geen schade te verwachten. Ook het ophangen van een meetapparaat buiten aan het huis zal gebeuren zonder schroeven of spijkers. Als er op onvoorziene wijze toch schade optreedt door het onderzoek, dan heeft de GGD een verzekering. De GGD Groningen heeft de eindverantwoordelijkheid voor het onderzoek. 8. Wat gebeurt er met uw gegevens? De GGD bewaart uw gegevens met een code op beveiligde computers. Persoonlijke gegevens (zoals uw naam en adres) en meetresultaten zullen apart van elkaar bewaard worden. De GGD is verplicht uw onderzoeksgegevens 15 jaar te bewaren. Daarvoor geeft u toestemming als u meedoet aan dit onderzoek. Als u dat niet wilt, kunt u niet meedoen aan dit onderzoek. 9. Is er een vergoeding wanneer u besluit aan dit onderzoek mee te doen? Helaas kan de GGD u geen vergoeding geven voor deelname. 10. Wilt u graag een onafhankelijk advies over meedoen aan dit onderzoek? Voor een onafhankelijk advies dan kunt u terecht bij een deskundige die op de hoogte is van het onderzoeksplan. Dit is dr. G. Hoek, wetenschapper bij het instituut IRAS van de Universiteit Utrecht. U kunt hem bereiken via telefoon Heeft u een klacht over werkzaamheden in dit onderzoek? Als u een klacht hebt over het onderzoek of de onderzoeker, dan kunt u contact opnemen met de GGD Groningen via telefoon of een klachtenformulier invullen op de website: Wilt u verder nog iets weten? Wilt u meer informatie over dit onderzoek? Dan kunt u contact opnemen met de GGD via het onderstaande -adres of telefoonnummer.

68 60 Bijlage 4: Protocol huisbezoeken Onderzoek Overlast door rook van houtkachels PROTOCOL HUISBEZOEKEN INHOUD VOORBEREIDING Afspraak plannen huisbezoek 1 en 2 HUISBEZOEK 1 Checklist benodigdheden huisbezoek 1 Protocol ter plekke huisbezoek 1 HUISBEZOEK 2 (na 6 dagen) 2 Checklist benodigdheden huisbezoek 2 Protocol ter plekke huisbezoek 2 UITSLAG GEBRUIKSAANWIJZING ATAL GEBRUIKSAANWIJZING DYLOS

69 61 VOORBEREIDING OPMERKING Het is erg belangrijk dat iedere meting op gelijke wijze wordt uitgevoerd volgens onderstaand protocol. Wanneer er toch afgeweken wordt van het protocol noteer dan direct wat er anders is gedaan en waarom en voeg dit toe aan het dossier. 1. Voor iedere nieuw meetonderzoek printen pdf bestand: onderzoekspakket = dossier per casus. Printer instellingen: eenzijdig afdrukken en in kleur. Inhoud onderzoekspakket Voorblad dossier Formulier voor toestemming Checklist situatie in de deuropening Vragenlijst 1 In de deuropening Vragenlijst 1 In de deuropening Vragenlijst 2 Overlast Vragenlijst 3 Overlast door houtrook in de afgelopen week Vragenlijst 4 Evaluatie Logboek 2. Invullen voorblad dossier: NAW gegevens melder. 3. Noteer bovenaan alle bladen van het onderzoekspakket het ID nummer = casus nummer. De 1 e casus krijgt ID nummer 1, de 2 e casus ID nummer 2 enzovoorts. Afspraak plannen huisbezoek 1 en 2 Bij de planning huisbezoek 1 rekeninghouden met de volgende criteria: - Windrichting (i.v.m. de oriëntatie van deur ten opzichte van bron) - Windkracht: windstil tot maximaal 4Bf - Droog weer - Géén mist Weersverwachting check: Belangrijk: Is het tweede huisbezoek mogelijk na 6 dagen? Noteer de data en tijden voor huisbezoek 1 en 2 + eventuele opmerkingen op voorblad dossier.

70 62 HUISBEZOEK 1 Checklist benodigdheden huisbezoek 1 Protocol huisbezoeken (dit document) Onderzoek pakket = dossier casus Pen en papier Tiewraps Computer met Dylosprogramma Telefoon met internet en meteo-app of Telefoon met internet en kompas/kompas Verlengsnoer met regenwaterdichte aansluiting Koffer voor Dylos Gereedschap voor bevestiging Dylos: tie-wrap, plakband Slot voor bevestiging Dylos Statief Meter: Atal Opgeladen powerbank GP 551 Meter: Dylos

71 63 Protocol ter plekke huisbezoek 1 1. Informeren melder over de procedure in hoofdlijnen Wetenschappelijk onderzoek naar probleem in het algemeen GGD zet geen stappen naar de bron van de rook Melder krijgt van GGD wel de uitkomsten van de metingen Melder kan contact houden met gemeente over benadering houtstoker 2. Melder laten tekenen voor instemming met onderzoek Toestemmingsformulier 3. Vragenlijst 1 invullen Uitleg vragenlijst 1 aan melder Invullen vragenlijst 1 door melder Tegelijk zelf ook vragenlijst invullen 4. Metingen Meting 1: Atal in deuropening Voor juiste uitvoering: zie gebruikersprotocol Atal Uitkomsten en meteogegevens noteren in checklist Meting 2: Atal bovenwinds van verdachte bron Uitkomsten en meteogegevens noteren in checklist Situatie beschrijving Beschrijving situatie noteren in checklist Meteo Eelde: Situatieschets maken in checklist Vragenlijst 2 door melder laten invullen Uitleg vragenlijst Evt. tijdens installatie Dylos laten invullen Bevestigen Dylos meter aan gevel Voor juiste uitvoering: zie gebruikersprotocol Dylos Plaats: aan een veilige kant, zo mogelijk aan de kant van de bron, binnen bereik van verlengsnoer. Bevestiging (tie-wrap en regenkap ) 5. Afspraak maken voor het tweede huisbezoek na 6 dagen Afspraak noteren op voorblad dossier HUISBEZOEK 2 (na 6 dagen) Checklist benodigdheden huisbezoek 2

72 64 Protocol huisbezoeken (dit document) Onderzoekspakket = dossier casus Pen, papier Gefrankeerde en geadresseerde envelop GGD Groningen Gereedschap voor verwijdering Dylos (mesje, schaar) Koffer Dylos Sleutel voor slot Dylos Protocol ter plekke huisbezoek 2 1. Dylos meter en bevestigingsmaterialen verwijderen 2. In laten vullen: Vragenlijst 3 over de afgelopen week Uitleg vragenlijst 3 3. Achterlaten: Vragenlijst 4 evaluatie ervaring onderzoek + enveloppe GGD Uitleg vragenlijst Achterlaten vragenlijst + enveloppe 4. Informeren Vervolg: resultaten/uitslag Rol GGD herhalen UITSLAG Informeren van de melder over de uitslag van de metingen en vervolg d.m.v. formulier Toesturen formulier met uitslag en informeren over de uitslag.

73 65 GEBRUIKSAANWIJZING ATAL Atal IAQ PM2,5 1. Steek de stekker in de Atal IAQ PM2,5 in het stopcontact. De Atal heeft geen interne accu. Voor het meten bovenwinds kan er gebruik worden gemaakt van de externe accu powerbank gp Nu volgt een self-check, en het apparaat warmt op. Dit duurt 1 minuut en het display verandert steeds van kleur. 3. Na de opwarmtijd geeft het display de volgende waarden aan: o Temperatuur o Relatieve luchtvochtigheid o Pm 2,5 (momentaan) = bovenste waarde op het display o Pm 2,5 (gemiddelde over 1 uur) = onderste waarde op het display 4. De kleur van het display verandert ter indicatie: o Groen niveau 1 (erg goed) 0-35 u/m3 o Geel niveau 2 (goed) u/m3 o Oranje niveau 3 (lichte vervuiling) u/m3 o Rood niveau 4 ((middelmatige vervuiling) u/m3 o Paars niveau 5 (hoge vervuiling) u/m3 o Rood/bruin niveau 6 (serieuze vervuiling) > 251 Noteer de waarde van de PM2,5 (momentaan) bovenwinds en benedenwinds, de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid in de checklist voor beide metingen. NB: Atal IAQ 2,5 kan meetgegevens niet opslaan!!

74 66 GEBRUIKSAANWIJZING DYLOS Dylos DC 1700 (deeltjesteller per 0.01 cubic foot ) 1. Steek de stekker in de Dylos en in het stopcontact. De Dylos heeft een interne accu, maar voor een weekmeting is dat niet voldoende! 2. Aan-uit knop indrukken. De Dylos begint te meten na de self-check. 3. Voor het uitvoeren van een weekmeting eerst het geheugen leeg maken. Ga met de menuknop op de Dylos in het keuzemenu naar history clear. Druk daarna op de setknop. 4. Kies vervolgens in het keuze menu de meetstand: continu meting Keuze uit: Continu meting Elke minuut wordt een meting uitgevoerd en opgeslagen. De Dylos heeft een opslagcapaciteit van metingen= ongeveer 7 dagen in de continumodus. Monitormeting Ieder uur wordt er een meting uitgevoerd. Je ziet nu twee getallen: linker getal (A) geeft de deeltjes > 0,5 micrometer aan en het rechter getal (B) geeft de deeltjes >2,5 micrometer aan. De uitkomst (A-B) zijn de deeltjes tot 2,5 micrometer. De waarde komt overeen met de deeltjesconcentratie in circa 0,01 cubic foot. Na de meting: Dylos geheugen laden via het Dylosprogramma in de computer. Aan-uitknop Dylos indrukken Verlengsnoer afkoppelen Computer starten Dylos aansluiten op computer en Dylosprogramma starten Maak eerst een directory aan met de naam van de meting bijvoorbeeld assen 1. Downloaden gegevens via de button Gegevens opslaan

75 67 Bijlage 5: Overzicht recente publicaties met conversiemethodes Overzicht van publicaties waarin het aantal door een Dylos getelde deeltjes PM2.5 per0.01ft 3 is afgezet tegen de massa in µg/m 3 gemeten met verschillende meetapparatuur, waaruit regressievergelijkingen volgen om van aantalsconcentratie om te rekenen naar gewichtsconcentratie voor verschillende situaties en verschillende soorten deeltjes. In de tabel staat tevens waarop het onderzoek zich heeft gericht en waar de metingen zijn uitgevoerd, het type DYLOS en met welk apparaat de output van de DYLOS is vergeleken. Hierna staat aangegeven wat de middelingsduur is van het apparaat waarmee de DYLOS output is vergeleken gevolgd door de regressievergelijking en de daarbij horende R 2 in het betreffende onderzoek. Dylos output = x; output van vergelijkingsapparaat =y. Publicatie Omgeving Soort Deeltjes Northcross, Amanda L., et al. "A low-cost particle counter as a realtime fine-particle mass monitor." Environmental Science: Processes & Impacts 15.2 (2013): Brown, David R., et al. "Outdoor wood furnaces create significant indoor particulate pollution in neighboring homes." Inhalation toxicology (2014): Steinle, Susanne, et al. "Personal exposure monitoring of PM 2.5 in indoor and outdoor microenvironments." Science of the Total Environment 508 (2015): Buiten & in experiment kamer Binnenshuis Buiten & binnenshuis *Houtrook *0.5mm polystyrene latex spheres *Ammonium sulphate (crystalline) *Buitenlucht Houtrook (buiten kachels van buren) Algemene luchtverontreiniging (individuele dagelijkse blootstelling) DYLOS type Vergeleken met Middelingsduur DYLOS (type?) TSI DustTrak 8520 (TSI Inc., Shoreview, Minnesota, USA) DYLOS 1100 pro Meetstation: Connecticut Air Monitoring PM2.5 op 400m afstand Dylos DC1700 TEOM-FDMS (Thermo Fisher Scientific Inc., USA) Regressievergelijking (en) en R 2 Minuut tot minuut basis minuut Woodsmoke A y=0.018x R 2 =0.97 Woodsmoke B y=0.019x R 2 =0.99 PSL Spheres y=0.018x R 2 =0.99 NH4(SO4)2 y=0.052x R 2 =0.98 Buitenlucht 24uurs basis Jan27-29 y=0.57x R 2 =0.81 Feb10-11 y=1.049x R 2 =0.98 Feb17-18 y=0.51x R 2 =0.98? y = x R 2 =0.894 uur Outdoor rural: PM2.5 = [PNC] R 2 =0.9 Outdoor urban: PM2.5 = [PNC] R 2 =0.7 Semple, Sean, et al. "Using a new, low-cost air quality sensor to quantify second-hand smoke (SHS) levels in homes." Tobacco control (2013): tobaccocontrol- Binnenshuis Tabaksrook (meeroken) Dylos DC1700 TSI Sidepak AM510 Personal Aerosol Monitor (TSI Inc., Shoreview, Minnesota, USA) minuut Sidepak PM2.5 = x 10-5 [Dylos particles] x10-11 [Dylos particles] 2 R 2 = 0.86

76 Semple S, Apsley A, MacCalman L. An inexpensive particle monitor for smoker behaviour modification in homes. Tob Control. 2012; Sep 26. [Epub ahead of print] Experiment in gecontroleerde ruimte. Tabaksrook Dylos DC1700 TSI Sidepak Personal Aerosol Monitor AM510 (TSI Inc., Shoreview, Minnesota, USA) minuut y=2x10-7x x+11.7 R 2 = 0.90.

77 69 Bijlage 6: Logboek Onderzoek Overlast door rook van houtkachels LOGBOEK Doel In dit logboek kunt u op de volgende bladzijden aangeven hoe veel last u heeft van rook van houtkachels. Periode Het gaat om de overlast (hinder en/of gezondheidsklachten) gedurende de periode dat er fijn stof bij uw huis gemeten wordt. Voorbeeld Op de volgende bladzijde staat een voorbeeld voor het invullen van het logboek. Gegevens Graag hieronder uw gegevens invullen zodat wij de papieren niet per ongeluk kunnen verwisselen. De GGD zal alle gegevens anoniem verwerken. Naam: Adres: Telefoon nummer.: adres (eventueel): Voor vragen kunt u contact opnemen met Via telefoonnummer: Via

78 70 Voorbeeld 1. Welke uren van de dag was u thuis? Met een kruisje geeft u aan welke uren u thuis was. Indien u niet thuis was hoeft u niets te noteren. 2. Welke uren had u overlast door houtrook? Met een cijfer tussen de 1 en de 10 geeft u aan hoe veel overlast u had. Als u in een uur geen overlast had, dan vult u hier niets in of een nul. Als u in een uur heel erge overlast had, dan vult u een 10 in. Als uw wel overlast had maar niet heel erge overlast, dan vult u een cijfer van 1 tot 9 in: hoe meer overlast hoe hoger het cijfer. Thuis en géén overlast Thuis met overlast Thuis Overlast x x x x x x x x x x x x x x x We verzoeken u om het ingevulde logboek te bewaren. De GGD-onderzoeker neemt dit weer mee, wanneer hij de meter op komt halen. Wij danken u hartelijk voor uw medewerking.

79 71

80 72 LOGBOEK Datum start, dag 1: dag, Geef hieronder per dag aan welke uren u thuis was en welke uren u overlast heeft ervaren door houtrook. DAG 1 Thuis Overlast DAG 2 Thuis Overlast DAG 3 Thuis Overlast

81 73 Geef hieronder per dag aan welke uren u thuis was en welke uren u overlast heeft ervaren door houtrook. DAG 4 Thuis Overlast DAG 5 Thuis Overlast DAG 6 Thuis Overlast

82 74 Geef hieronder per dag aan welke uren u thuis was en welke uren u overlast heeft ervaren door houtrook. DAG 7 Thuis Overlast DAG 8 Thuis Overlast DAG 9 Thuis Overlast DAG

83 75 Thuis Overlast

84 76 Bijlage 7: Voortschrijdend 24-uursgemiddelde PM2.5, WHO-advieswaarde en hinderscores

85 Overlast-score en voortschrijdend gemiddelde PM2.5 per casus. Op de x-as staan de meetdagen per casus. De doorlopende lijn geeft de 24- uur voortschrijdende gemiddelden PM2.5( µg/m 3 ). De ruwe Dylos output(getelde deeltjes) is hiervoor omgerekend naar massa (conversie methode: ruwe output Dylos /100), met de schaal op de linker y-as. Op de rechter y-as de mate van overlast van 0 ( geen overlast) tot 10 (zeer veel overlast). De punten in de grafiek geven de door respondent per 77

86 uur ingevulde overlast-scores aan. Geen overlast-score betekent afwezigheid van de respondent. De onderbroken lijn geeft de WHO advieswaarde 25 µg/m 3 voor PM2.5 met een maximale overschrijding van 3 dagen per jaar. 78

87 79 Bijlage 8: Onderzoekspopulatie Casus Periode Bron(nen) Windrichting per dag* Locatie n Afstand Hoogte overige Opstel- (m) (m) hoogte Dylos ID /3 Z / ZO > Nee Z/ZW W/NW N/NO O/ZO O/NO NO/O O/NO O ID /3 N/NW > Nee O/NO NW N NW N O ZW ZW/Z BG ID /3 N/NW > Nee NW/W ZW/Z W/NW Z/ZW ZW/W W W W/NW ID04 1-7/4 NW Nee W/NW NW/W NW/N N NW N/NO W NW 1 e ID /4 NW 1 < 10 7 Nee ZO ZW/W ZW/W W ZW/W W N N BG ID /4??? 1 < 10 1,5 Nee N/NO N N N ZW ZW NO/N N/NW ID07 29/4-6/5 Z/ZW Nee ZW/W ZW NW NO/N ZO/Z ZW Z/ZW ZW/Z ID /5??? 1 <10 Doorgaande weg W/ZW W/NW N/NW N/NW ZW/W W/ZW Z/ZW ZW/Z ID /5 ZW Restaurant; weg W ZW/W N W/ZW NW NW ZW/W W/ZW Schuurtje ID10 28/5-4/6??? 1 <10 3,5 Nee W/ZW ZW W ZW/Z ZW ZW/Z W O Karakteristieken van de onderzoekspopulatie. *Windrichting is bepaald op het dichtstbijzijnde KNMI meetstation.

88 80

89 Bijlage 9: Tekstfragmenten geknipt uit aantal aanmeldingen Wij vernamen dat u onderzoek gaat doen naar gezondheidsklachten bij houtrook. Wij hebben al jaren erg vaak last van houtrook en hebben beide astma Wij wonen in Xxxxx en zitten hier rondom in de houtkachelstank. Zelf heb ik last van astma en gebruik ik dagelijks medicijnen daarvoor. Belangrijk is het om goed je huis te ventileren, helaas gaat dat bij ons niet lukken i.v.m. de stankoverlast van alle houtkachels hier in de buurt. In de zomer hebben ze hier i.p.v. de houtkachels vuurkorven aan! Wij ondervinden erg veel hinder hiervan Hebben al een aantal jaren last van de kachel van de buren hier ook al van alles aan gedaan, gesprekken gevoerd, hun uitgenodigd te komen ruiken uiteindelijk gemeente ingelicht die hebben meerdere brieven gestuurd. Die hebben ook een brief gestuurd aan de buren met stookregels maar ook dat het is bewezen dat ze overlast bij ons veroorzaken dat dat is bewezen. Ik ben ernstig ziek en kan geen ramen meer open hebben terwijl dat voor mijn longproblemen noodzakelijk is. Ze trekken zich hier echter niets van aan. Als ik met een ambulance ben afgevoerd vragen ze mijn man wat er aan de hand was. Na uitleg over mijn long- en hartproblemen steken ze de volgende dag doodleuk de kachel weer aan hoewel ze zelf toegeven het inderdaad wel erg stinkt en zelf buiten staan te roken. Maar er komen in de buurt steeds meer kachels bij wij voelen ons nu haast genoodzaakt ons huis te verkopen dit kan toch niet de bedoeling zijn. In de wereld waarin we nu leven met auto s die extra schoon moeten zijn i.v.m. milieuvervuiling mag dit wel. Als ik de voordeur opendoe krijg ik het al zo benauwd en dan ook nog in je eigen huis geen adem kan halen is toch te gek voor woorden Onze buren stoken dagelijks (in de wintermaanden). En we ondervinden hier best wel wat hinder van, nog nooit met hun over gehad. Mijn zoontje heeft luchtwegproblemen en ik zelf heb ook sinds kort luchtwegproblemen, longontsteking, bronchitis. Wij zouden graag weten of dit ook schadelijk is voor ons

90 Wij hebben al jaren last van houtkachels en er komen nog steeds meer bij in onze buurt. Wij kunnen geen ramen open hebben, niet eerder dan na middernacht, soms pas om 2.00 á 3.00 uur. Zomers de vuurkorven of zoals de trend terraskachels. Wij hebben geen woonplezier meer hier. Ik heb last van COPD in erge mate + allergie op de slijmvliezen Bij ons zijn er mensen die hebben een aanbouw gemaakt. Dat is dus niet zo hoog en daar is een houtkachel geplaats dus de rook blijft laag. nu kunnen we geen ramen meer open of de was buiten drogen bij goed weer. slapen nu weer met ramen dicht. mijn man is vorige week meer malen wakker geworden en dan hoesten niet normaal meer. dus de ramen nu s nachts dicht... we begrijpen niet dat een rook pijp zo laag mag... de mevrouw van het de houtkachel werkt bij de gemeente. zal dat van invloed zijn dat er niks gebeurd? Als astma patiënt heb ik enorm veel last van de houtrook van de kachels van mijn buren. Alles hebben we er al aan gedaan, tot de Raad van State aan toe. Maar bestuurlijk Nederland wil er niet aan, dat het een levens bedreigend probleem is. Voor mij betekent het, dat ik maar heel zelden een raam kan open zetten om te luchten, wat in huis dan weer meer vocht geeft, en dat is ook weer slecht voor de luchtwegen. Buiten werken is nagenoeg niet mogelijk, als ik naar de schuur moet, loop ik op een drafje en houdt mijn adem in. Was ophangen in de stank en alle fijnstof die de verbranding van hout meebrengt, is niet te doen. Als het winter is, doet het onder in mijn longen gewoon zeer en kan ik niet diep doorademen. Kortom, mijn leven en gezondheid, mijn doen en laten worden sterk beperkt doordat buren zo nodig geld willen uitsparen op gas en laten daarbij ons als buren letterlijk stikken. EN DE NEDERLANDSE OVERHEID LAAT DIT GEBEUREN! HOE SCHANDALIG!!!! Vorige week heb ik weer een kuurtje gehad voor een luchtweginfectie, de longen pruttelden weer zo erg, dat ik er niet van kon slapen. Alle hulp is welkom! Het wordt de hoogste tijd dat er spijkers met koppen worden geslagen Ik ben blij dat er eindelijk aandacht voor dit probleem komt en meldt mij graag aan om mee te doen aan het onderzoek. Wij zitten al jaren met dit verschrikkelijke probleem.

91 Mijn buren vinden dat ze het recht hebben om ons met hun kankerverwekkende rook te bestoken. Ze hebben geen verwarming meer, want de houtkachel is veel goedkoper. Dat ze daarbij ons zoveel overlast bezorgen maakt ze niks uit. We kunnen nergens meer terecht, we hebben zelfs de buurtbemiddeling er bij gehad via onze "wijkagent" echter deze mensen werden gewoon de deur gewezen. De wijkagent wilde niet met onze buren praten, dat had toch geen zin???? Volgens de buurtbemiddeling laat hij hun de "vuile" karweitjes opknappen maar onderneem zelf nooit iets??? De gemeente is ook langs geweest en onderkent ons probleem, omdat onze daken een helling van meer dan 120 graden heeft rolt de rook gewoon recht naar beneden... bij ons. De gemeente kan echter ook niets doen, de enige regel is dat de schoorsteen een halve meter boven het huis moet uitsteken. Van de 4 gezinsleden hebben er 3 astma. We kunnen s winters geen ramen open hebben. De wind is bijna altijd onze kant op (west,zuidwest, noord..). Alleen bij een oostenwind hebben we geen overlast. Dat we onze buren een keer aanvliegen is slechts nog een kwestie van tijd Wij hebben zelf al lange tijd onduidelijke klachten maar worden benauwd als onze buren hout/olie stoken. Ons rook alarm is afgelopen weken in de bijkeuken al meerdere keren afgegaan terwijl wij zelf op gas stoken. Graag vernemen wij wanneer u meetapparatuur zou willen plaatsen Sinds anderhalf jaar stoken mijn buren alleen nog maar met hun houtkachel en hebben wij hier veel last van, geuroverlast, vocht in huis door dichte ventilatie-roosters en al maanden een vervelende hoest Wij hebben al zolang de overbuurman een hout kachel heeft en gebruikt, wanneer de wind uit richtingen van Zuid West tot en met Zuid Oost komt last van deze hout rook, wat resulteert dat we bijna niet in de achtertuin kunnen zijn en dat de ramen heel beperkt open kunnen om te ventileren. Ook hebben mijn vrouw en ik afgelopen najaar en deze winter al meerdere keren achter elkaar last van de luchtwegen gehad ( bronchitis ) waarvoor we door de huisarts een medicijnenkuur hebben

92 gekregen. Nu wil ik niet beweren dat dit komt door de bewuste houtkachel, maar ik weet wel dat wanneer we de rook die deze kachel produceert inademen benauwd worden We wonen in Xxxxx, ik heb astma en kan soms in ons eigen huis niet eens meer goed ademen door de vele houtkachels in onze omgeving. Meerdere straten staan soms blauw van de rook. Ook mijn vrouw kan soms niet meer ophouden met hoesten en slaat het bij haar ook nog eens op de ogen, wat voor haar extra gevolgen heeft, doordat ze bijna blind is Ik ben licht astmatisch en heb daardoor last van mijn luchtwegen als buren hun houtkachel aan hebben. De ramen gaan dan dicht en ik blijf binnen Wij wonen in Xxxx en zitten hier rondom in de houtkachelstank. Zelf heb ik last van astma en gebruik ik dagelijks medicijnen daarvoor. Belangrijk is het om goed je huis te ventileren, helaas gaat dat bij ons niet lukken i.v.m. de stankoverlast van alle houtkachels hier in de buurt. In de zomer hebben ze hier ipv de houtkachels vuurkorven aan! Wij ondervinden erg veel hinder hiervan Onze woning staat of aan de voorzijde, of aan de achterzijde of zelfs aan beide zijden vrijwel dagelijks in de gevaarlijke stoffen van houtrook. Inmiddels heeft dit bij mij geleidt tot zowel lichamelijke klachten (waarvoor ik reeds enkelen malen bij de huisarts ben geweest) als psychische problemen. Ik sta er mee op en ga er mee naar bed. Een dag bestaat voornamelijk uit het in de gaten houden aan welke zijde van de woning en wanneer de kachels weer aangaan. Alles moet dan potdicht worden afgesloten om je nog een beetje fit te voelen. Echter onze woning heeft mechanische ventilatie en moet (heb navraag bij installateur gedaan) continue blijven draaien waardoor je dus de houtrook de woning intrekt. Installateur is zelf postcommandant bij de plaatselijke brandweer en is zelf ook zeer verbaasd dat de kachels zo n ongezonde lucht in woonwijken mogen veroorzaken. Als mijn vrouw s avonds van sporten terug komt kan zij zich niet douchen omdat rondom de woning vol staat met houtrook. Terwijl de de GGD zelf aangeeft dat goed ventileren zeer belangrijk is. Kachels staan in diverse woningen in onze woonomgeving waardoor het onmogelijk is om mensen op de overlast aan te spreken. Ik heb wel een poging gedaan maar men stookt goed hout, droog hout,

93 schoorsteenveger zei pijp is schoon dus goede verbranding, hebben de kachel niet aan enz. enz. zodat je dus niets opschiet. Inmiddels heeft e.e.a. zijn weerslag gehad op de relatie met de buren. Gezien de reacties die ik her en der gelezen heb heeft klagen bij de gemeente geen zin. Er wordt gewoon geen actie ondernemen, waarbij ik weet dat diegene die de klacht in behandeling moet nemen zelf een fanatieke kachelbrander is Wij ondervinden veel overlast van het stook gedrag van onze buren aan beide zijde van onze woning. Op 16 febr in de avond was het zo erg dat binnen vergingen wij van de stank en mijn dochter die astma heeft extra medicijnen moest nemen en veel hoofdpijn had, zelf was ik erg misselijk en had ik hoofdpijn. Het was wind stil en die dag helder weer, bij het licht van de zaklamp zag ik dat er zwarte rook uit hun schoorsteen kwam. Er wordt vaak gestook in de maanden okt. tot april en daarnaast is er ook nog ca 5 dagen in de week overlast van houthakken en de aanvoer er van. Ook al woon je vlak bij zee in de wintermaanden is er geen frisse lucht in te ademen doordat er in heel het dorp veel houtkachels zijn en niet iedereen zich houd aan regels wat je wel en niet mag verbranden in de houtkachel. In gesprek gaan met mijn buren is niet mogelijk want zij vinden dat zij milieu vriendelijk bezig zijn. wij wonen in Xxxx en daar zijn ze ervan overtuigd dat je milieu vriendelijk bezig bent als je als hoofd verwarming een houtkachel hebt. Als vast een vraag: bestaan er woonwijken waar je geen houtkachels mag hebben en gebruiken, wij gaan nl. verhuizen en willen niet in de zelfde problemen terecht komen Al jaren erger ik mij aan mijn onmacht iets effectiefs te doen aan dit probleem. Een probleem is het want ik ben ook longpatiënt (longemfyseem) en al op leeftijd (82). Ik gun ieder zijn pleziertje maar er zijn grenzen en die zijn helaas niet duidelijk. Soms kan ik na 12 uur niet gaan slapen omdat de avondlucht vergeven is met rook en men blijkbaar snachts ook nog even doorgaat met stoken. Wij slapen met de ramen open voor de frisse lucht. Wij wonen in een nieuwbouwwijk (3 jaar) in deze wijk is geen gas aanwezig en moest volgens strenge en extra maatregelen worden gebouwd. Hierdoor zijn er veel openhaarden geplaatst waardoor er met regelmaat overlast is. Over het algemeen kunnen we dit prima oplossen met de omliggende woningen maar niet met onze naaste buren(waar veel over wordt geklaagd ). Hun schoorsteen komt niet boven het dak uit, waardoor volgens ons de rook vaak neerslaat tussen de huizen. Dit gebeurt meestal als het mistig is en of er nagenoeg geen wind is( anderen houden hier meestal rekening mee).

94 In ons huis zit een wtw, (ivm. de aanvullende maatregels ) de aanzuig van frisse lucht hebben we tijdens onze bouw bewust aan de andere zijde van het dak gedaan omdat we wisten dat hun een hout kachel kregen Met regelmaat hebben wij last van de stank en ook irritatie van de ogen en luchtwegen. Hiervoor zijn we ook langs geweest bij de buren, maar het enige wat ze ervan zeiden was dat ze het sneu vonden dat onze installatie dan niet goed werkte. Met de buren valt er niet over te praten en dus heb ik de vraag bij de gemeente neergelegd. Mijn vraag naar hun toe is geweest of er wel toezicht wordt gehouden op de aanleg van rookafvoer (volgens mij minimaal 50cm boven nok). De gemeente is wel langs geweest maar kan er weinig aan doen??? Ik weet dat ze een vergunning hebben afgegeven bij 1 van de woningen die de afvoer ook niet boven zijn dak laat uitkomen en dat de gemeente daar eigenlijks een fout heeft gemaakt die ze dan ook moeten terug draaien. Ook heb ik het idee dat de ze niet te veel gedoe met de buren willien hebben (is al het een en ander tussen de gemeente en hun geweest). Maar het kan toch niet zo zijn dat wij daar de dupe van worden. Ik ben van mening dat wijken met wtw en houtkachels niet samen gaat als er geen toezicht op is. Hebben een zoon van 8 jaar die hier in op moet groeien en daar zijn we nog niet erg gerust over, aangezien ik zelf ook astma heb en hij daar ook de aanleg voor heeft Ik woon in Xxxxx en wanneer de wind verkeerd staat of wanneer het niet waait heb ik erge overlast van de houtgestookte verwarming van de zorgboerderij. Hierover heb ik contact gehad met de Gemeente Xxxxx en dan komt er iemand die wat snuft en niets ruikt. Terwijl ik er bij herhaling luchtwegklachten door heb Klachten die ik heb zijn regelmatig verstopte keel- en voorhoofdsholtes die nu wel chronisch zijn te noemen. Er heeft ook al een operatie aan plaats gevonden, maar klachten blijven en oorzaak is onbekend. Dit gaat gepaard met hoofdpijn, veel niezen en vrijkomend slijm, ook van bovenin de luchtpijp. Mijn vrouw heeft minder last, maar wel soms irritatie van de luchtweg achter in de neus met vorming van korstjes.

95 Een ander verschijnsel is dat de rookmelder op onze slaapkamer bij het ventileren soms zonder ogenschijnlijke reden afgaat. Of dit samenhangt met kachelrook kan ik niet beoordelen Onze directe buren hebben een houtkachel. Evenzo overburen, waarschijnlijk twee woningen. Dan 2 huizen verder van onze andere buren die hebben ook een houtkachel. Tot overmaat van ramp zijn er twee achterburen die óók een houtkachel hebben. Zodra de wind zuid / zuidwest is, is het mis. Dan waait de rook voor mijn gevoel rechtstreeks onze slaapkamer binnen. Het ergste is als wij s ochtends uitslapen, ik dan wakker word met een rauwe keel en zware brandlucht in de slaapkamer. Vreselijk vind ik dit en doodeng. Kanker komt in de familie voor, mijn vader had longkanker. Ik ben dan ook erg bang voor eventueel rook schadelijke gevolgen Al sinds ik hier woon heb ik overlast van buurmans houtkachel. Nu ruim zes jaar. Meerdere malen bij hem aangegeven dat ik overlast ondervind van zijn kachel, hij stookt zijn huis er permanent mee warm vanwege kostenbesparing op het gas. Het is dus iedere dag raak. Wrs. zou het al veel helpen als meneer de pijp verlengd, zodat deze boven de nok uit gaat komen. Nu is dat niet het geval waardoor de rook over het dak heen kruipt om vervolgens aan mijn kant naar beneden te zakken, met alle gevolgen van dien.. Buurman heeft drie keer beloofd maatregelen te nemen, maar daar komt niets van terecht. Ik kan hierdoor mijn huis niet goed ventileren en ondervind daar last van, vaak migraine en ook van luchtwegen. Ook heb ik de Gemeente gebeld en gevraagd of ik een klacht kan indienen, maar die gaven nul op 't rekest. Geen schijn van kans, omdat ik de enige ben die er last van heeft. Logisch, want ik woon in een twee-onder-een kap... Het zou fantastisch zijn als er nu eens wetgeving komt, want het is ronduit een ongezonde plaag, die houtkachels Ik houd van de gezelligheid van een openhaard in huis maar ik heb helaas last een openhaard of houtkachel van mijn buurman! Ik vind het ook vervelend om hem daar op aan te spreken met de mogelijkheid dat hij mij een zeur vind en het relatie met m n buurman verpest. Hij heeft, zins hij een

96 nieuwe vriendin heeft, regelmatig s avond de houtkachel aan. Zijn niet al te hoge schoorsteen zit op het noord westen van mijn dak, de rook waait dan ook meestal de richting van mijn dakvlak uit. Helaas heb ik aan die kant van het dak onder de pannen een opening voor de aanzuiging van mijn hete lucht verwarming zitten. Het filter dat er voor zit wordt regel matig schoon gemaakt en vervangen maar is dan ook bij de opening van het dakvlak snel zwart van de roet. Tevens hangt er dan in mijn gehele woning een rooklucht door die hete luchtverwarming, verspreid wordt. Ik rook zelf niet maar heb s morgens vroeg regelmatig een rokers hoestje en slijmvorming in mijn bovenste luchtwegen hetgeen wel na een paar uurtjes weer weg gaat. In hoeverre is dit ongezond en wat zou ik er mogelijker wijzer tegen kunnen doen om dit ongezonde effect te voorkomen, betere filters, ruzie met de buurman maken met de vraag of dat niet het tegenover gestelde bewerkstelligt? Wij hebben al drieeneenhalf jaar last van de houtkachel van de buurman. We wonen twee onder een kap met de buurman in een oude woning uit Sinds de buurman is begonnen te stoken, slaat alle rook naar beneden over het dak. De stank hier van slaat door de open deuren en ramen, vandaar dat we alles zo veel mogelijk dicht houden. Beide woningen zijn van huurdersvereniging Xxxx in Yyyy. We hebben brieven met handtekeningen van 18 bewoners uit onze straat naar Xxxxx en de Gemeente Zzzzz gestuurd maar ze kunnen er eigenlijk niks aan doen, zeggen ze. De buurman stookt door het afvoerkanaal wat bedoeld is als afvoer voor een gaskachel. Na 8 maanden herhaaldelijk bij Xxxxx in Yyyyy onze bezorgdheid hierover geuit te hebben ( Stank, Brandgevaar) is er in opdracht van hun een buisje in het afvoerkanaal geplaatst. Er is sindsdien helemaal niks veranderd. De stank is verschrikkelijk, om nog maar niet over gezondheid te praten. Over bouwbesluiten en certificaten van veiligheid en gezondheid geeft niemand van alle instanties een bevredigend antwoord. Woongenot kan Xxxx Wonen ons niet garanderen. Niemand neemt zijn verandwoording. We moeten er maar mee leren leven is hun antwoord Onze klacht is dat we last hebben van de rook van de buren. We hebben een warmte terug win installatie die "schone" lucht hoort aan te zuigen, maar dat gaat niet Wij hebben niet alleen hinder van de rook maar ook van de roet die uit de pijp komt. Zodra de wind uit het westen komt, kunnen wij ramen en deuren gesloten houden.

97 Bij de gemeente al meerdere malen mail gestuurd incl. foto's, en telefonisch contact gezocht maar geen reactie Hieronder een brief van mij aan de stoker. Daarin staat de hele situatie beschreven, inclusief mijn gezondheidsklachten. Dag X en Y, Ik heb al anderhalf jaar veel last van jullie haardrook. Wij hebben elkaar hierover een aantal keren gesproken. Met deze brief breng ik de situatie nogmaals onder jullie aandacht. 1. Jullie stoken minstens acht maanden in het jaar. Jullie stoken dan bijna elke dag. Als de wind uit het westen komt (of het nu zuidwest, noordwest of west is), zelfs als de wind uit het zuiden komt, waait jullie rook door de trek rond de huizen bij mij naar binnen. Omdat dat de heersende windrichtingen zijn krijg ik gedurende acht maanden van het jaar de meeste dagen rook in mijn huis. 2. Ondanks al mijn pogingen om mijn huis tegen de rook te isoleren (wat overigens slecht is voor het binnenmilieu), blijf ik rook in mijn huis krijgen. Het is ook niet mogelijk de rook buiten te houden: de houtrook komt via het dak, de zoldering, de luchtschachten, de ventilatieroosters en de kieren naar binnen. Vooral in de hal voor, het berghok en de grote kamer voor/boven stinkt het. De rook gaat in gordijnen, vloerbedekking, deurmat, jassen etc. zitten en is moeilijk weg te krijgen. 3. Als je rook ruikt kun je er zeker van zijn dat er tal van schadelijke stoffen inzitten. De schadelijke stoffen van de rook kunnen trouwens ook zonder dat je de rook ruikt aanwezig zijn. 4. Er is geen misverstand over mogelijk dat de rook bij jullie vandaan komt. Dat is na te gaan aan de hand van de windrichting, de rookpluim en de plekken waar het buiten stinkt. Ik heb dat herhaaldelijk gecontroleerd. Ik ben er zeker van dat de rook van jullie komt. 5. Ik heb Milieudefensie Groningen gevraagd om fijnstofmetingen te verrichten. De metingen zijn voor en achter tegen de gevel uitgevoerd. Gebleken is dat als jullie stoken de fijnstofwaarden direct sterk omhoog gaan. In de meeste gevallen verdient, als jullie stoken, de fijnstof luchtkwaliteit bij mijn huis de volgens de normen van het apparaat van Milieudefensie minst gunstige kwalificatie: "slecht". Een aantal keren zijn gedurende enkele uren aanhoudend extreem hoge waarden gemeten: een vertien- tot -twintigvoudiging van de hoeveelheid fijnstof. Fijnstof is overigens maar één van de vele schadelijke stoffen die in houtrook zit.

98 6. Ik heb een longziekte: COPD. Ik val in de op één na zwaarste categorie: ernstig COPD. De ziekte is niet te genezen, de longfunctie zal verder achteruit gaan. Vier jaar geleden had ik nog matig COPD. Veel rek heb ik niet meer; ik moet er ernstig rekening mee houden dat ik binnen afzienbare tijd invalide kan worden. Ik wil dat tijdstip koste wat het kost uitstellen; ik wil zo lang mogelijk in mijn eigen huis kunnen blijven wonen. Verder ben ik hartpatiënt. Ik heb een hartinfarct gehad. Mijn hart werkt nog maar voor 75%. Houtrook is in zijn algemeenheid gevaarlijk voor de gezondheid, dat weten jullie ook want jullie hebben om die reden een pijp door de schoorsteen laten trekken. Houtrook bevat een groot aantal luchtverontreinigende stoffen die kanker en andere gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken. Voor kwetsbaren, zoals mensen die lijden aan astma, COPD en hart- en vaatziekten is houtrook in het bijzonder schadelijk. Zelfs kortdurende blootstelling kan voor hen gevaarlijk zijn. 7. Dat ondervind ik in de praktijk ook: als ik me een paar minuten in de hal bij de deur, het berghok, of de grote kamer boven/voor bevind of in andere ruimten, als de wind zo staat dat de rook ook in die andere ruimten naar binnen geblazen wordt, krijg ik last van benauwdheid, piepende ademhaling en hoesten. Dit zijn de korte termijn effecten; op lange termijn kan de rook leiden tot vermindering van de longfunctie. Ik moet die ruimten daarom zoveel mogelijk mijden. 8. Het is niet alleen zo dat jullie frequent en langdurig stoken, jullie rook stinkt ook erg. Alleen die stank al zou voor mij voldoende reden zijn om me te beklagen. Ik vind ontzettend vervelend om die stank in en om mijn huis te hebben. Ik woon in een nette buitenwijk, maar op een industrieterrein ruikt het frisser. De overlast speelt zich niet in het verborgene af, achter gesloten deuren. Integendeel, hij is makkelijk te constateren. De rook komt meestal aan de voorkant. Je kunt de rook op mijn stoep ruiken. Ik neem aan dat niemand zulke stank op zijn stoep, laat staan in zijn huis wil hebben, jullie ook niet. 9. Samengevat: ik ondervind korte termijn gezondheidsklachten, ik loop lange termijn gezondheidsfrisco's en mijn woongenot wordt aangetast. Ik ben niet vrij en niet veilig in mijn eigen huis en tuin. Deze situatie duurt nu al anderhalf jaar. Ik heb een aantal malen met jullie hierover gesproken. Jullie hebben begrip getoond, maar ik blijf overlast ondervinden. Ik wil dat jullie nu structurele maatregelen nemen om de overlast te voorkomen. Ik zou graag binnen twee weken van jullie welke die maatregelen zijn. Gezien onze goede relatie ga ik ervan uit dat we er wel uitkomen, maar mocht de overlast blijven aanhouden dan ga ik mij beraden op andere stappen. Dat heeft niet mijn voorkeur, maar dan heb ik geen andere keuze want de gevolgen van jullie stoken zijn voor mij ernstig

99 ***Persbericht concept*** Groningen, 16 oktober 2015 Overlast door houtrook nu niet aan te pakken Groninger gemeenten willen betere regelgeving De huidige wet- en regelgeving biedt gemeenten geen goede basis om maatregelen te nemen tegen overlast door houtrook. Dat vindt het bestuur van de GGD Groningen namens de 23 Groninger gemeenten. Veel mensen ondervinden overlast, maar de gemeente kan nu niet ingrijpen. Uit onderzoek blijkt dat rook van houtkachels schadelijk kan zijn voor de gezondheid. De 23 Groninger gemeenten willen nader onderzoek om methoden te ontwikkelen om overlast door rook beter te beoordelen. Zij zullen de rijksoverheid vragen om steviger weteen regelgeving zodat rookoverlast aanpakt kan worden. De drie noordelijke GGD en hebben, in samenwerking met de Universiteit van Utrecht, onderzoek gedaan bij tien gezinnen met ernstige klachten over houtrook van hun buren. Uit het onderzoek blijkt dat rook van houtkachels schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Bij acht van de tien gezinnen was de hoeveelheid fijn stof periodiek groter dan de advieswaarde van de World Health Organization. Uit het onderzoek komt tevens naar voren dat regelgeving tekort schiet om het probleem aan te pakken. Houtstook en houtrook gaan gepaard met veel emoties, zowel positieve als negatieve. Voor het GGD-onderzoek hebben zich opvallend veel mensen aangemeld met schrijnende verhalen over de overlast. Reacties kwamen zelfs van buiten het onderzoeksgebied Groningen, Friesland en Drenthe. Overlast van houtrook bestaat uit stankhinder met of zonder gezondheidsklachten zoals irritatie van ogen, neus, keel en luchtpijp met hoesten en benauwdheid. Het aantal locaties met overlast zal toenemen als meer mensen hout gaan stoken. Het is de verantwoordelijkheid van de stoker dat houtrook geen overlast veroorzaakt. Overlast Het onderzoek van de GGD-en was gericht op gewone houtkachels van huishoudens. Grotere stookinstallaties zijn niet onderzocht. Daarvoor bestaan wel wettelijke eisen. De metingen zijn uitgevoerd van maart tot in juni. De overlast bestaat ook buiten het stookseizoen. Het onderzoek is opgezet om na te gaan of eenvoudige meetapparaten bruikbaar zijn voor het maken van een onderscheid tussen acceptabele en niet-acceptabele situaties. Bij drie van de tien gezinnen was er een significant verband tussen overlast en de hoeveelheid fijn stof (PM2,5). PM2,5 bestaat uit zwevende stofdeeltjes kleiner dan 2,5 micrometer. Vervolgonderzoek Eén van de geteste meetapparaten lijkt geschikt om vast te stellen of er op een bepaalde plaats een overschrijding van de gezondheidsnorm is. Ook is nader onderzoek nodig om een methode te ontwikkelen om vast te stellen uit welke schoorsteen het gemeten fijn stof afkomstig is. Het is wenselijk een meetsysteem te ontwikkelen dat gemeenten kunnen gebruiken om te beoordelen of de situatie wel of niet acceptabel is. Noot voor de redactie: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling Communicatie van de Gemeente Groningen, tel

100 O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D Onderwerp Opzet begroting GGD 2016 Voorstel ter behandeling in de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid Status x Openbaar Niet openbaar Portefeuillehouder Auteur M. de Graaf A. Zijlstra Bijlagen 1. Notitie Opzet begroting GGD Kamerbrief VWS 28 augustus 2014 Vergaderdatum 3 december 2015 Agendapunt 6A Betrokken afdeling/ MT Gezondheid en financieel adviseur medewerkers (functioneel) OR/GO OR GO Conceptbesluit 1. De bestuurscommissie gezondheid stelt de nieuwe indeling van de begroting van GGD Fryslân voor 2016 vast. Inleiding Door de reorganisatie van GGD Fryslân past de indeling van producten in de begroting niet meer goed bij de nieuwe werkelijkheid. Uitgangspunt in de huidige opzet zijn de twee afdelingen Z & A (Zorg en Advies) en JGZ (Jeugdgezondheidszorg). Aangezien deze afdelingen niet meer in de huidige vorm bestaan is gezocht naar een nieuwe opzet. Beoogd effect De nieuwe opzet is toekomstbestendig, aangezien wordt aangehaakt bij de vier pijlers zoals het ministerie van VWS deze heeft geformuleerd in de kamerbrief van 28 augustus 2014 (bijlage 2). Deze vier pijlers zijn: 1. Monitoren, signaleren en advies 2. Uitvoerende taken gezondheidsbescherming 3. Bewaken van de publieke gezondheid bij rampen en crises 4. Toezicht houden VWS ziet deze vier pijlers als een stevige basis voor de GGD en in Nederland, en neemt dit als uitgangspunt in de voorbereiding van de derde tranche van de WPG (Wet Publieke Gezondheid) die per 2018 moet ingaan. Argumenten 1. De nieuwe opzet van de begroting past beter bij de nieuwe structuur van GGD Fryslân. 2. De nieuwe opzet is toekomstbestendig. Pagina 1 van 2

101 Kanttekeningen/risico s 1. De huidige beleidsproducten zijn in zijn geheel toegedeeld aan één van de vier pijlers. Binnen bepaalde producten vinden echter werkzaamheden plaats die bijdragen aan verschillende pijlers. Dit kan op termijn leiden tot een herindeling van beleidsproducten. Financiële consequenties De nieuwe opzet heeft geen financiële consequenties. Vervolgaanpak/uitvoering Als de bestuurscommissie gezondheid akkoord is met de nieuwe indeling, wordt de huidige begroting omgezet naar de nieuwe opzet. Op basis hiervan zal ook worden gerapporteerd aan het bestuur bij de (tussentijdse) rapportages. Communicatie Besluitvorming wordt opgenomen in het verslag van de bestuurscommissie gezondheid, en als zodanig openbaar gemaakt. Besluit: niet vastgesteld ongewijzigd vastgesteld Paraaf secretaris: gewijzigd vastgesteld als volgt: Kopie naar auteur Pagina 2 van 2

102 Opzet begroting GGD 2016 Aanleiding Door de reorganisatie van GGD Fryslân past de indeling van producten in de begroting niet meer goed bij de nieuwe werkelijkheid. Uitgangspunt in de huidige opzet zijn de twee afdelingen Z & A (Zorg en Advies) en JGZ (Jeugdgezondheidszorg). Aangezien deze afdelingen niet meer in de huidige vorm bestaan is gezocht naar een nieuwe opzet. Vier pijlers In de nieuwe opzet wordt aangehaakt bij de vier pijlers, zoals het ministerie van VWS deze heeft geformuleerd in de kamerbrief van 28 augustus Het ministerie van VWS is, in voorbereiding van de derde tranche WPG (Wet Publieke Gezondheid) per 2018, bezig met een heroriëntatie op de wettelijke taken binnen de WPG van GGD en gemeenten. VWS ziet daarbij vier pijlers als het fundament van de GGD: De (huidige) beleidsproducten van de GGD zijn binnen deze pijlers geplaatst, waarbij is gekeken waar het zwaartepunt in de uitvoering ligt van het betreffende product. Dit levert voor GGD Fryslân de volgende indeling op: Pijler 1: monitoren, signaleren en advies Beleidsproducten: epidemiologie, beleidsadvisering, medische milieukunde en academische werkplaats. Pijler 2: uitvoerende taken gezondheidsbescherming Beleidsproducten: infectieziektebestrijding, TBC, Soa/Sense, reizigersvaccinatie, jeugdgezondheidszorg, gezondheidsbevordering en publieke gezondheidszorg asielzoekers. Pijler 3: bewaken van de publieke gezondheid bij rampen en crises Beleidsproducten: maatschappelijke crisiszorg (scenarioteam, GROP, OGGZ), forensische geneeskunde Pijler 4: toezicht houden Beleidsproduct: technische hygiënezorg

103 Binnen de pijlers blijft de indeling van de zgn categorie bestaan. Categorie 1 zijn wettelijke taken voor de GGD, categorie 2 zijn wettelijke taken voor gemeenten die overgedragen zijn aan de GGD, en categorie 3 zijn (niet wettelijke) taken die de GGD voor derden uitvoert. Dit levert het volgende beeld op: Pijler 1 Pijler 2 Pijler 3 Pijler 4 Categorie 1 Epidemiologie IZB Maatschappelijke THZ Beleidsadvisering MMK TBC Soa/sense GBV crisiszorg Categorie 2 JGZ Lijkschouw Categorie 3 Academische Werkplaats Reizigersvaccinatie PGA Forensische geneeskunde (politiezorg)

104 > Retouradres Postbus EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat XP Den Haag Kenmerk PG Bijlage(n) 1 Datum 28 augustus 2014 Betreft Betrouwbare publieke gezondheid: Gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief. Geachte voorzitter, 1. Aanleiding Nederland is bezig met een heroriëntatie op gezondheid, zorg en ondersteuning. We gaan anders denken over gezondheid. Het gaat niet alleen om de afwezigheid van ziekten, maar ook om eigen regie op het leven en participatie. Er zijn ingrijpende veranderingen in het preventiebeleid, de curatieve zorg, langdurige zorg, jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning 1. Rode draad is de omslag van denken in termen van ziekte, zorg en afhankelijkheid naar gezondheid, preventie en eigen kracht 2. De rol van mensen zelf, zorgverleners, verzekeraars en de overheid verandert. Dit heeft consequenties voor de manier waarop we de publieke gezondheidszorg borgen en organiseren. Publieke gezondheid: werk in uitvoering De afgelopen jaren hebben we belangrijke stappen gezet naar een samenhangend aanbod van publieke gezondheidszorg. Met de totstandkoming van de Wet publieke gezondheid (Wpg) in 2008 is voldaan aan de International Health Regulations (IHR) van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). Daarmee is Nederland beter voorbereid op (internationale) uitbraken van infectieziekten. Wijzigingen in de Wpg (2012) waren bedoeld om de samenhang tussen de Wpg en de Wet veiligheidsregio s te versterken en de afstemming tussen het landelijke en lokale gezondheidsbeleid te verbeteren. Het versterken van de publieke gezondheid is echter een continu proces waarin steeds weer nieuwe stappen worden gezet. 1 Zorg en ondersteuning in de buurt. TK nr. 27 d.d. 14 oktober 2011; Regeerakkoord, 29 oktober 2012; Gezamenlijke agenda VWS Van systemen naar mensen (TK nr. 78) d.d. 8 februari 2013; Het Nationaal Programma Preventie (TK nr. 102) d.d. 11 oktober Perspectief op gezondheid 20/20, Raad voor de Volksgezondheid & Zorg,

105 Concrete vraagstukken zoals de stevige wettelijke verankering van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en de hielprik in de publieke gezondheidszorg staan al enige tijd op de agenda. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeenten is niet op alle punten duidelijk. Uw kamer heeft onze visie gevraagd op de rol, plaats en taak van de GGD en, in relatie tot de Wet publieke gezondheid (Wpg) 3. Kenmerk PG Nieuwe kansen voor publieke gezondheid Bovengenoemde ontwikkelingen bieden ook nieuwe kansen voor de publieke gezondheidszorg. In het sociaal domein krijgen gemeenten een grotere rol op het terrein van de ondersteuning thuis. De decentralisaties maken het gemeenten mogelijk dwarsverbanden te leggen tussen maatschappelijke ondersteuning, de jeugdzorg en het domein van werk en inkomen. Hierbij willen zij ook verbindingen leggen met preventie en gezondheid. Alle decentralisaties benadrukken maatschappelijke participatie: meedoen in de samenleving, werk en onderwijs. Gezondheid speelt hierbij een belangrijke rol. Participatie bevordert gezondheid en vice versa. De uitvoering van het basistakenpakket van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) was al een gemeentelijke verantwoordelijkheid maar de stelselherziening jeugd was aanleiding om opnieuw te kijken naar de inhoud van het basistakenpakket. Dit is een goede gelegenheid om ook de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma steviger in de publieke gezondheid te verankeren. Gemeenten en zorgverzekeraars zijn steeds meer op elkaar aangewezen om preventie, zorg en ondersteuning lokaal te verbinden. Met de aanspraak wijkverpleegkundige zorg in de Zorgverzekeringswet en de opzet van sociale wijkteams door gemeenten kan hieraan verder gestalte worden gegeven. In het veiligheidsdomein zien we toenemende samenwerking tussen de veiligheidsregio, brandweer, politie, gemeente en de (publieke) gezondheidszorg. De Directeur Publieke Gezondheid (DPG) heeft daarin een verbindende taak. Deze samenwerking zien we zowel bij grootschalige incidenten, crises en rampen als daarbuiten. Deze ontwikkelingen vragen om een heroriëntatie op de organisatie en borging van een aantal specifieke thema s in de publieke gezondheid. In paragraaf 3 bespreken we de veranderingen in de publieke gezondheidszorg voor de jeugd (basispakket jeugdgezondheidszorg, Rijksvaccinatieprogramma en hielprik) en in paragraaf 4 de positionering van de GGD en. We benaderen deze thema s zoveel mogelijk vanuit dezelfde basisprincipes voor de borging en organisatie van de publieke gezondheid. Deze worden in paragraaf 2 besproken. Om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk te benadrukken, hebben we de VNG geconsulteerd. De VNG heeft aangegeven dat de in deze brief beschreven visie een goede basis is voor verdere samenwerking op dit gebied. 3 Toezegging tijdens Algemeen Overleg over het preventiebeleid van 30 mei 2013, TK nr. 98 2

106 2. Basisprincipes van de borging en organisatie van de publieke gezondheid Gezondheid vanuit een veranderend maatschappelijk perspectief In de landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij 4 is de basis gelegd om op een andere manier te kijken naar gezondheid en preventie en de rollen en verantwoordelijkheden van partijen. Uitgangspunt is dat gezondheid iets van mensen zelf is. Binnen de directe omgeving waarin mensen wonen, werken, recreëren en naar school gaan, zijn de nodige aanknopingspunten om aan gezondheid te werken. Het kabinet heeft deze uitgangspunten geconcretiseerd in het Nationaal Programma Preventie 5. Kenmerk PG De overheid heeft vooral een rol als mensen zelf of hun omgeving geen of weinig invloed kunnen hebben op de gezondheidsrisico s. Dit kan te maken hebben met de benodigde kennis of vaardigheden die nodig zijn om risico s te herkennen en er iets mee te doen. In die gevallen mag iedereen er vanuit gaan dat de overheid de nodige collectieve voorzieningen treft om de volksgezondheid te beschermen, bewaken en bevorderen. De overheid is verantwoordelijk voor een adequaat stelsel voor publieke gezondheid om, indien mogelijk, gezondheidsrisico s te voorkomen, risico s en bedreigingen tijdig te signaleren, partijen en burgers te informeren, toezicht te houden en, indien nodig, in te grijpen als de volksgezondheid in gevaar komt. Publieke gezondheid in de volle breedte Publieke gezondheid omvat een breed terrein waarin alle factoren terugkomen die invloed hebben op de volksgezondheid: erfelijke aanleg, gedrag/leefstijl, de omgeving (zowel fysiek als sociaal) en de toegang en kwaliteit van de gezondheidszorgvoorzieningen. Er zijn dan ook veel partijen actief op dit terrein. Zij voeren taken uit ten behoeve van het beleidsproces, kennisontwikkeling, ondersteuning, uitvoering, zorgverlening en toezicht. Dit zijn zowel publieke organisaties (ZonMw, het RIVM en de GGD en) als private partijen ((eerstelijns)zorgverleners, screeningsorganisaties, kennisinstituten). Binnen de rijksoverheid is een breed spectrum aan wet- en regelgeving en (ondersteuning van) uitvoeringsactiviteiten te benoemen gericht op de publieke gezondheid. Het Rijk dient een goed werkend stelsel voor publieke gezondheid in te richten. Hierbij is niet alleen het ministerie van VWS betrokken maar ook vele andere departementen. De stelselverantwoordelijkheid van de afzonderlijke ministers wordt vormgegeven via diverse wetten zoals Zorgverzekeringswet, Wet Bevolkingsonderzoek, ARBO wet, milieuwetgeving, Warenwet, Tabakswet, Dranken Horecawet, Wet Veiligheidsregio s, Wet op de kinderopvang en niet in de laatste plaats de Wet publieke gezondheid. Daarnaast zijn er activiteiten van het Rijk die niet zijn belegd in wetten. Zo biedt het Rijk specifieke risicogroepen de mogelijkheid om deel te nemen aan bevolkingsonderzoeken (bijvoorbeeld screening op borstkanker) of vaccinatieprogramma s (griepprik). 4 Landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij (TK nr. 1) d.d. 25 mei Het Nationaal Programma Preventie (TK nr. 10) d.d. 11 oktober

107 De publieke gezondheid heeft ook een sterke internationale component. Belangrijke gezondheidsrisico s zoals de luchtkwaliteit, antimicrobiële resistentie (AMR), infectieziektebestrijding (bijvoorbeeld Middle East Respiratory Syndrome, MERS) en onze voedselveiligheid, vragen om een internationale aanpak. Landen moeten er onderling op kunnen vertrouwen dat de uitvoering van de publieke gezondheid goed is geregeld. Naast de wet- en regelgeving van de Europese Unie, heeft de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) daarvoor de International Health Regulations (IHR) opgesteld. Kenmerk PG In deze brief richten we ons vooral op de taken en verantwoordelijkheden van het Rijk en de gemeenten op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Wet publieke gezondheid: gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk Gemeenten en Rijk zijn gezamenlijk bestuurlijk verantwoordelijk voor de publieke gezondheid. Een aantal taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg, dat het Rijk in medebewind heeft gegeven aan de gemeenten, is geregeld in de Wpg. Het idee daarachter is dat veel determinanten van de volksgezondheid het beste op lokaal niveau kunnen worden beïnvloed. Gemeenten zijn dan ook beter in staat om maatwerk te leveren, in te spelen op de leefwereld van mensen en rekening te houden met specifieke lokale omstandigheden. De Wpg geeft gemeenten daarvoor een aantal taken zoals het uitvoeren van infectieziektebestrijding, preventieve ouderenzorg en jeugdgezondheidszorg, het monitoren van de volksgezondheid en het voeren van lokaal gezondheidsbeleid waarbij een grote mate van lokale beleidsruimte hoort. De Wpg geeft het Rijk, in casu de minister van VWS, specifieke taken binnen de publieke gezondheid met het doel de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheid te bevorderen. Het gaat daarbij zowel om de uitvoering van activiteiten die het gemeentelijk beleid ondersteunen als om het stellen van kaders. Zo heeft het Rijk de taak om een landelijke ondersteuningsstructuur in stand te houden en te verbeteren, dient het Rijk interdepartementale en internationale samenwerking te bevorderen, iedere vier jaar een landelijke nota gezondheidsbeleid te formuleren en een programma voor uitvoering van onderzoek op te stellen. Daarnaast heeft het Rijk onder speciale omstandigheden, coördinerende en uitvoerende taken bij de infectieziektebestrijding. Ook stelt het Rijk de inhoud van het basistakenpakket JGZ en het RVP vast. Twee soorten taken: medische en maatschappelijke oriëntatie In de publieke gezondheid worden meer medisch georiënteerde taken en meer maatschappelijk georiënteerde taken onderscheiden. De meer medisch georiënteerde taken richten zich onder andere op infectieziektebestrijding, medische milieukunde en monitoring en screening binnen de jeugdgezondheidszorg. Bij de meer medisch georiënteerde taken wordt in hoge mate volgens professionele protocollen gewerkt en is een uniforme uitvoering van cruciaal belang voor de kwaliteit en effectiviteit van de maatregelen. De beleidsruimte is daardoor vaak beperkt. De meer maatschappelijk georiënteerde taken richten zich op het gedrag en de leefomgeving van mensen, zoals de gemeentelijke taak op het terrein van leefstijl. Niet zozeer uniformiteit maar maatwerk is belangrijk omdat de focus en aanpak afhangt van specifieke lokale situatie of doelgroep. De effectiviteit van interventies wordt sterker beïnvloed door de lokale context. Er is sprake van een integrale 4

108 aanpak waarbij gezondheid wordt bevorderd door verbindingen te leggen met andere beleidsterreinen waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn zoals het sportbeleid, ruimtelijke ordering en welzijn. Om te zoeken naar passende oplossingen en verbindingen is (lokale) beleidsruimte van belang. Kenmerk PG Het Rijk en de gemeenten hebben hun eigen publieke gezondheidsorganisaties voor beleidsadvisering en, indien noodzakelijk, de regie op de uitvoering, of desgewenst de uitvoering van publieke gezondheidstaken. Voor het Rijk is dat het RIVM en voor de gemeente de GGD. De Wpg geeft de gemeenten de opdracht om, via een gemeenschappelijke regeling, een gemeentelijke gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden. De gemeenten zijn daarmee eigenaar en opdrachtgever van de GGD. In die rol dienen gemeenten te borgen dat bepaalde deskundigheden bij de GGD beschikbaar zijn. Tegelijkertijd bestaat er voor veel Wpg-taken geen wettelijke verplichting de GGD als uitvoeringsorganisatie te kiezen. Overheidsorganisaties in de publieke gezondheid en hun verantwoordelijkheden Rijk bestuurlijk gemeenten Opdrachtgever eigenaar Opdrachtgever eigenaar RIVM professioneel GGD De kern van een adequate publieke gezondheid is dat de verantwoordelijkheden van deze vier partijen goed op elkaar zijn afgestemd. Bij medisch georiënteerde taken met landelijke verantwoordelijkheid ligt het zwaartepunt op landelijk niveau bij het RIVM, op regionaal/lokaal niveau bij de GGD en. Wat betreft de maatschappelijk georiënteerde taken is er op beide niveaus veel beleidsvrijheid. Het Rijk kan daarvoor het RIVM inschakelen en de gemeente de GGD, maar bij deze taken spelen vaak andere partijen een belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan sportorganisaties, eerstelijnsgezondheidszorg, welzijnsinstellingen en de GGZ bij de uitvoering van de gemeentelijke taak op het terrein van het bevorderen van een gezonde leefstijl. Schaalgrootte voor kwaliteit en continuïteit De schaal van de gemeente is voor een aantal taken in de publieke gezondheid te klein om over voldoende expertise te kunnen beschikken voor het bieden van kwaliteit en continuïteit. Vooral bij medisch georiënteerde taken overstijgt de problematiek vaak de gemeentegrenzen: de lokale schaal is te klein om voldoende slagkracht en expertise op te bouwen om deze taken uit te voeren. 5

109 Het Rijk moet kunnen bouwen op een goede uitvoering en een professioneel aanspreekpunt op bovenlokaal niveau. Dit principe ligt ten grondslag aan de infectieziektebestrijding (waaronder de tuberculosebestrijding), medische milieukunde en aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG) 6. Bij rampen en crises moet de publieke gezondheidszorg eenvoudig kunnen worden ingezet onder aansturing, regie en coördinatie van de GHOR/veiligheidsregio. Het is ondoenlijk om snel en adequaat op te treden als alle gemeenten dat verschillend hebben geregeld. Kenmerk PG Publieke gezondheid voor risicogroepen Binnen het publieke gezondheidsdomein is specifieke aandacht voor groepen met grote gezondheidsrisico s. Daarbij staan twee taken centraal: de aanpak van sociaaleconomische gezondheidsverschillen en de sociale vangnetfunctie. De levensverwachting van Nederlanders neemt nog steeds toe, maar er blijven grote verschillen tussen bevolkingsgroepen. De levensverwachting is voor laagopgeleiden gemiddeld 6 jaar korter dan voor hoogopgeleiden. Voor de gezonde levensverwachting is dit verschil 19 jaar. In het National Programma Preventie Alles is Gezondheid heeft de aanpak van deze gezondheidsachterstanden dan ook een prominente plek gekregen. Deze sociaaleconomische gezondheidsverschillen (SEGV) zijn hardnekkig en complex. Er ligt een breed scala aan oorzaken aan ten grondslag. Dit maakt een integrale aanpak nodig waarin biomedische aspecten, leefstijl, kwaliteit en toegankelijkheid van zorg/ondersteuning, de sociale en fysieke omgeving worden verbonden. De aanpak van SEGV is een maatschappelijk georiënteerde opgave, waarbij gedrag en leefomgeving van groot belang zijn. Maar ook meer medisch georiënteerde aspecten (zoals toegang tot zorg) spelen een rol. Doordat de omgeving waarin mensen wonen, werken en leren centraal staat in de aanpak, liggen veel kansen voor het verbeteren van hun gezondheid op gemeentelijk niveau (zoals bij de meeste maatschappelijk georiënteerde vraagstukken). Op gemeentelijk niveau liggen veel mogelijkheden om directe verbanden te leggen tussen het gezondheidsbeleid en andere domeinen zoals de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, milieu en veiligheid. Het is dan ook belangrijk dat gemeenten relevante partijen en sectoren op lokaal niveau met elkaar verbinden. Een groeiend aantal gemeenten pakt hun rol ten aanzien van SEGV op 7. Om de rol van gemeenten bij SEGV daarom meer te ondersteunen hebben we tijdens het notaoverleg van 27 januari jl. een stimuleringsprogramma aangekondigd. De 91 gemeenten met de wijken met de laagste statusscore, krijgen een decentralisatie uitkering. In totaal is 10 miljoen per jaar beschikbaar voor de periode 2014 tot en met 2017, de zogenaamde GIDS-gelden. Daarmee komen naast de grotere gemeenten, ook enkele middelgrote steden en plattelandsgemeenten in krimpgebieden in aanmerking voor deze gelden. De gemeenten worden opgeroepen om gebruik te maken van wat er al bekend is over een effectieve aanpak van gezondheidsachterstanden via het programma Gezond in lokale aanpak gezondheidsachterstanden waarin kennis van werkzame interventies, goede voorbeelden en ervaringen worden 6 Kamerstuk TK nrs. 1 en 3. 7 Rapport GGD Nederland Gezondheidsbeleid in de groei, scan van gemeentelijke gezondheidsnota s d.d. 3 december 2013 en rapport van Panteia Samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars, een quick scan d.d. 22 oktober

110 samengebracht 8. Vanaf 2015 worden de GIDS-gelden uitgebreid met 10 miljoen per jaar. In het najaar worden de gemeenten over de verdeling van deze extra middelen geïnformeerd. Kenmerk PG De Wpg verplicht gemeenten om, op basis van epidemiologische gegevens, inzicht te verwerven in de gezondheidssituatie van de bevolking. Dat maakt duidelijk welke bevolkingsgroepen de grootste risico s lopen en de grootste gezondheidsproblemen hebben. Het programma ondersteunt gemeenten vervolgens om deze kennis om te zetten in een effectieve lokale aanpak en daarbij de relevante partners te betrekken en te verbinden. Hierbij vervullen de GGD en een belangrijke rol. We lichten dit in paragraaf 4 nader toe. De vangnetfunctie richt zich op mensen die het op meerdere fronten tegelijk niet redden in de maatschappij zoals multi-probleem gezinnen, chronisch psychiatrische patiënten, daklozen, ongedocumenteerden, situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling. Gemeenten zetten in op een integrale aanpak van zorg en ondersteuning in deze situaties. Daarbij is het ook belangrijk dat de sociaal-medisch georiënteerde blik, vanuit de publieke gezondheid, wordt gewaarborgd. Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) is één van de taakvelden uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) 9. Het gaat om het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Onder dit beleidsterrein zijn alle activiteiten van de gemeente op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg begrepen. Hiermee is de keten van collectieve preventie van (ernstige) psychosociale problemen, het opsporen en toeleiden naar de zorg en de opvang in één hand en kan optimale samenhang worden nagestreefd. In de WMO zijn als prestatieveld naast de OGGZ, de Maatschappelijke Opvang, de Vrouwenopvang en de (niet individuele) Verslavingszorg genoemd. Dit zijn allemaal elementen van de opvang/vangnetfunctie die een gemeente heeft voor mensen die zorg nodig hebben. In de Wpg zijn de tuberculosebestrijding, het SOA-aanbod en de aanpak van woningvervuiling vaak op dezelfde doelgroep gericht en vormen elementen van diezelfde vangnetfunctie. In veel regio s is de GGD verantwoordelijk voor de uitvoering van de OGGZ-activiteiten. De vangnetfunctie vraagt van de uitvoerende organisaties afstemming en overleg en vergt beleidsmatige afstemming tussen Wpg en WMO. Bovengenoemde uitgangspunten gebruiken we hieronder bij de heroriëntatie op de organisatie en/of borging van de eerder genoemde actuele thema s binnen de publieke gezondheid voor de jeugd en de positie van de GGD. 8 Zie voor meer informatie 9 Deze taak was tot 2007 geborgd via de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv), de voorganger van de Wpg en is met de komst van de WMO naar die wet overgeheveld. 7

111 3. Publieke gezondheid voor de jeugd Vanuit de overheid wordt een aantal activiteiten ten behoeve van de jeugd aangeboden die vallen onder de publieke gezondheid: het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg, het rijksvaccinatieprogramma (RVP) en de hielprik. De JGZ is als taak van de gemeenten geborgd in de Wpg en financiering vindt plaats via het gemeentefonds. Het RVP en de hielprik zijn wettelijk en financieel ondergebracht in de AWBZ. We willen daar meer eenheid in aanbrengen. Kenmerk PG Jeugdgezondheidszorg De jeugdgezondheidszorg (JGZ) bestaat uit een landelijk vastgesteld preventief gezondheidszorgpakket dat onder verantwoordelijkheid van de gemeenten actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 19 jaar 10. De JGZ volgt daarmee de ontwikkeling van kinderen in relatie tot de fysieke en sociale omgeving van kind en gezin, geeft voorlichting en biedt zo nodig ondersteuning of verwijst door. De JGZ kent zowel medische als maatschappelijke onderdelen. Voor de uitvoering zijn hoog opgeleide professionals nodig. Mede naar aanleiding van de stelselherziening Jeugd heeft de Commissie evaluatie basistakenpakket JGZ opnieuw gekeken naar de inhoud van het basistakenpakket JGZ. Uw Kamer is over het advies van deze commissie en het standpunt hierop geïnformeerd 11. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van het basistakenpakket JGZ aan ieder kind. Integrale uitvoering van de JGZ is daarbij het uitgangspunt. Gemeenten zijn daarbij vrij te bepalen door wie ze de JGZ laten uitvoeren, mits de kwaliteit geborgd is. Er is geen schaal vastgelegd waarop de JGZ uitgevoerd moet worden. Ook zijn gemeenten verantwoordelijk voor de afstemming op andere lokale activiteiten en kunnen ze aanvullende activiteiten aanbieden. In de praktijk wordt de JGZ meestal door GGD en en zorgorganisaties uitgevoerd. Het Rijk is verantwoordelijk voor het vaststellen van de taken en de inhoud van het basispakket. Ook is het Rijk verantwoordelijk voor de landelijke ondersteuningsstructuur voor kennis en innovatie. Het RIVM (voor monitoring van de jeugdgezondheid) en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) (voor richtlijnen) spelen daarin een belangrijke rol. Het Rijk heeft geen uitvoerende taken voor de JGZ. Op advies van de commissie evaluatie basispakket JGZ wijzigen we het Besluit publieke gezondheid op de onderstaande punten. Wijziging van de Wet publieke gezondheid is hiervoor niet nodig. - Het huidige onderscheid tussen het uniforme deel (dat aan alle jeugdigen moet worden aangeboden) en het maatwerk deel (dat moet worden afgestemd op de specifieke zorgbehoeften van de jeugdigen en op lokale of demografische en epidemiologische gegevenheden) komt te vervallen. Het nieuwe basispakket geeft aan welke activiteiten in elk geval beschikbaar moeten zijn voor alle kinderen en jongeren. Voor het hele basispakket geldt dat de uitvoering wordt afgestemd op de individuele situatie van kind en gezin, volgens professionele richtlijnen. - De onderdelen van het huidige maatwerk worden als volgt ondergebracht: o Het uitvoeren van specifieke programma s of (groeps)activiteiten na signalering van risico s of problemen wordt onderdeel van de Jeugdwet. Als specifieke JGZ-deskundigheid vereist is, worden deze activi- 10 Dit zijn de huidige leeftijdsgrenzen. Met het wetsvoorstel Jeugdwet wordt de leeftijdsgrens van de JGZ gesteld op 0-18 jaar zodat deze gelijk loopt met die van jeugdhulp. 11 Zie kamerstuk TK , nr

112 teiten uitgevoerd door de JGZ, zo niet dan kunnen gemeenten kiezen of ze deze activiteiten laten uitvoeren door de JGZ of andere partijen. o Het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding wordt opgenomen in het basispakket. Dit is gericht op het ondersteunen en versterken van de eigen kracht van ouders en jongeren en op normaliseren. De onderwerpen waarop dit moet plaatsvinden worden aangegeven, conform het advies van de Commissie evaluatie basistakenpakket JGZ 12. o Het systematisch analyseren van gegevens voor het formuleren van collectieve maatregelen gericht op het beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen (eerder aangeduid als beleidsadvisering) wordt opgenomen in het basispakket. o Het uitvoeren van collectieve maatregelen behoort afhankelijk van het onderwerp tot de Jeugdwet of de Wpg. - Aan de screeningen wordt toegevoegd nagaan of bij de jeugdige sprake is van dysplastische heupontwikkeling. Hoewel dit niet was opgenomen in het basistakenpakket wordt het in de praktijk al altijd uitgevoerd. - Opgenomen wordt dat een structureel aanbod moet worden gedaan aan jongeren vanaf 14 jaar. Hierbij moeten activiteiten beschikbaar zijn gericht op gezond gewicht, roken, veilig vrijen, gebruik van alcohol en drugs, weerbaarheid, depressie en schoolziekteverzuim. De wijzigingen in het Besluit pg moeten gelijk van kracht worden met de Jeugdwet. Kenmerk PG Rijksvaccinatieprogramma Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is een pakket vaccinaties dat de rijksoverheid aanbiedt aan alle jongeren (0-18 jaar) in Nederland. Omdat de vaccinaties uit het RVP vooral tot doel hebben om uitbraken van (zeer) ernstige infectieziekten bij kinderen te voorkomen, wordt veel belang gehecht aan een zo groot mogelijke opkomst 13. De (Rijks)overheid stuurt dan ook sterk op dit programma en er wordt op verschillende manieren geprobeerd om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Zo worden de vaccinaties van het RVP van oudsher toegediend tijdens de contactmomenten van de JGZ waarin ook het volgen van groei en ontwikkeling en voorlichting plaatsvindt. Met deze koppeling is naar verwachting de opkomst voor zowel de JGZ als voor het RVP hoger dan wanneer beide programma s afzonderlijk aangeboden zouden worden. Wij hechten er daarom aan deze samenhang goed te borgen. Op dit moment is het Rijk geheel verantwoordelijk voor de uitvoering van het RVP. De minister van VWS stelt op advies van de Gezondheidsraad de inhoud van het programma vast. Het RIVM regelt de aanschaf en distributie van vaccins naar de uitvoerende organisaties, zorgt voor oproep en registratie van de doelgroep en verzorgt de voorlichting naar publiek en professionals. Voor het toedienen van de vaccinaties sluit het RIVM overeenkomsten met dezelfde organisaties die, in opdracht van gemeenten, de JGZ uitvoeren. Om de huidige praktijk zoveel mogelijk te borgen willen we in de Wpg opnemen dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor de inhoud van het programma (welke vaccins worden aangeboden), de aanschaf en distributie van vaccins, de oproep en registratie van kinderen en de voorlichting. Om de koppeling met de JGZ te behouden wordt de gemeente formeel verantwoordelijk voor het feitelijk zetten 12 Deze onderwerpen zijn opgenomen in tabel 1 en 2 van het advies Een stevig fundament dat u op 7 maart 2013 is aangeboden als bijlage bij kamerstuk TK , nr Wanneer de vaccinatiegraad boven een kritische grenswaarde komt (veelal 95%) krijgen de infectieziekten waartegen gevaccineerd wordt geen kans om zich te verspreiden en worden epidemieën voorkomen. 9

113 van de vaccinaties. Daartoe wordt ook in de wet vastgelegd dat het RVP en de JGZ altijd door dezelfde partij uitgevoerd moeten worden. Ook wordt vastgelegd aan welke kwaliteitseisen de uitvoering dient te voldoen. De financiering zal hierdoor deels vanuit de Rijksbegroting en deels vanuit het gemeentefonds plaatsvinden. Kenmerk PG Hielprik Via de hielprik wordt bij iedere pasgeborene bloed afgenomen waarmee ernstige aangeboren ziekten bij kinderen worden opgespoord. Het gaat hier om een medisch georiënteerde taak, die volgens vaststaande protocollen wordt uitgevoerd en waarbij een uniforme en tijdige uitvoering van essentieel belang is. Het bloed moet zo spoedig mogelijk vanaf vier dagen (met een uitloop tot zeven dagen) worden afgenomen. Momenteel is het Rijk verantwoordelijk voor het hele programma. De minister van VWS stelt op advies van de Gezondheidsraad de inhoud van het programma vast. Het RIVM draagt zorg voor de landelijke coördinatie van de neonatale hielprikscreening en verzorgt organisatie, onderzoek, kwaliteitsbewaking en voorlichting. Het afnemen van het bloed vindt plaats door de jeugdgezondheidszorg, of onder verantwoordelijkheid van de JGZ door verloskundigen, kraamverzorgenden of in ziekenhuizen. Ook voor de hielprik is de optie verkend om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij gemeenten onder te brengen. Het belang van tijdige en uniforme uitvoering weegt hier zwaarder dan de samenhang met de JGZ, mede doordat de uitvoering van de hielprik in de praktijk nu ook niet overal door de JGZ gebeurt. We willen daarom de uitvoering van het programma hielprikscreening als geheel onder verantwoordelijkheid van de rijksoverheid houden. De financiering zal rechtstreeks vanuit de begroting plaatsvinden. Met deze wijzigingen worden RVP en hielprik vanuit de AWBZ overgebracht naar de Wet publieke gezondheid. Hiermee worden de verschillende onderdelen van de publieke gezondheidszorg in deze wet geborgd. Wij zullen hiervoor medio volgend jaar een voorstel naar uw kamer sturen. Omdat dit niet gerealiseerd is voordat de AWBZ wordt aangepast is in het nieuwe wetsvoorstel Langdurige Zorg (Wlz) een voorstel opgenomen waarmee we een tijdelijke voorzorgsbepaling in de Wpg creëren ten behoeve van het RVP en de hielprik, vergelijkbaar met wat nu in het kader van de AWBZ is geregeld. Vanaf 2018 zullen het RVP en de hielprik zijn geborgd in de Wpg. Verbinding JGZ en sociaal domein: veel potentie! Gemeenten gaan meer sturen op samenwerking en samenhang binnen het sociaal domein. Ze bepalen zelf hoe ze dat lokaal gaan invullen. Dit is afhankelijk van de lokale omstandigheden: zowel de problematiek, als de beschikbare zorg- en ondersteuningsmogelijkheden kunnen tussen gemeenten verschillen. De JGZ heeft een unieke positie om verbindingen te leggen tussen publieke gezondheid en het bredere sociaal domein. De JGZ is een stabiele basis waarop gemeenten verder kunnen bouwen. De JGZ ziet in principe alle kinderen, op verschillende leeftijden. Daarmee heeft de JGZ een schat aan (epidemiologische) informatie en gegevens die gemeenten kunnen gebruiken om een aantal beleidsbeslissingen in het sociaal domein te onderbouwen, monitoren en evalueren. Het is mogelijk om risicoprofielen op wijk-/buurtniveau of voor bepaalde scholen op te stellen. De JGZ wordt meestal dichtbij, in de directe leefomgeving van mensen, aangeboden. Daarmee heeft de JGZ zicht op gezondheidsaspecten in de sociale en 10

114 fysieke omgeving en kan een directe link leggen met andere organisaties, zowel binnen als buiten de zorg, om problemen aan te kaarten of op te lossen. Belangrijke partners zijn bijvoorbeeld huisartsen, verloskundigen, kraamzorg, jeugdhulpverleners en onderwijs. De JGZ is in staat om in een vroeg stadium signalen op te vangen en door te geven zodat snel (lichte vormen van) ondersteuning kan worden geboden. Dit sluit aan bij de integrale aanpak van de centra voor jeugd en gezin (CJG s) en sociale wijkteams. Behalve voor de directe zorgverlening aan individuele gezinnen, is deze kennis door gemeenten ook te gebruiken bij het opstellen van een sociale kaart of advisering bij het inkopen van zorg in een bepaalde wijk of buurt. Kenmerk PG Jeugdhulp en JGZ hebben elkaar nodig. Gemeenten zijn voor beide verantwoordelijk. Zij zijn in staat de verbinding te leggen tussen de JGZ en de uitvoering van de preventieve activiteiten die vallen onder de Jeugdwet. Dit kan door de JGZ-professionals ook preventieve activiteiten te laten uitvoeren in het kader van de Jeugdwet, bijvoorbeeld extra ondersteuning van ouders van jonge kinderen als zij dat nodig hebben. Zo kan optimaal gebruik worden gemaakt van de professionele deskundigheid in de JGZ. Dit heeft als voordeel dat ouders en kinderen/jongeren niet verwezen hoeven te worden naar andere zorgverleners buiten de JGZ. De relatie tussen JGZ en jeugdhulp wordt ook versterkt doordat de jeugdarts, evenals de huisarts en medisch specialist, rechtstreeks kan verwijzen naar jeugdhulp (waaronder jeugd-ggz). Tenslotte moeten de JGZ en het onderwijs sterker met elkaar worden verbonden. Het Extra contactmoment jeugdgezondheidszorg voor adolescenten en de verbinding met passend onderwijs zijn daarvoor belangrijke instrumenten voor de gemeenten. 4. Positionering van GGD en De GGD en hebben, samen met het RIVM op landelijk niveau, een spilfunctie in de publieke gezondheid. Niet alleen de gemeenten, als eigenaars en opdrachtgevers, hebben belang bij een goed functionerende GGD. Ook voor andere partijen is dit relevant, vooral als het gaat om medisch georiënteerde taken en het raakvlak met (sociale) veiligheid. Informatie over gezondheidsrisico s en acute bedreigingen, loopt vaak via de GGD naar bijvoorbeeld burgers, zorgverleners, peuterspeelzalen, scholen en bedrijven. Wanneer er specifieke kennis nodig is bij de uitvoering van concrete taken, wordt die door de GGD geleverd. Het Rijk vertrouwt voor een aantal van haar publieke gezondheidstaken op de GGD. Het RIVM en de GGD en werken op vele gebieden inhoudelijk samen en zijn van elkaar afhankelijk. Kansen We achten het van belang dat de rol van de GGD op een aantal punten wordt versterkt. Toezicht en controle op gezondheidsrisico s Vanuit het oogpunt van gezondheidsbescherming moet er goed zicht zijn op de risico s voor de gezondheid van de burger in de sociale en fysieke omgeving. Dit blijft de komende tijd een belangrijk aandachtspunt. Er moet steeds worden gezocht naar een juiste balans tussen toezicht/controle op gezondheidsrisico s aan 11

115 de ene kant en andere maatschappelijke belangen aan de andere kant. We zien dit op veel terreinen terug zoals bij vraagstukken rond sociale veiligheid (zedenzaken), ruimtelijke ordening, verkeer, het signaleren en bestrijden van zoönosen en milieuwetgeving. Hierbij moet steeds meer aandacht zijn voor cumulatie van gezondheidseffecten in bepaalde gebieden. Dit vergt een risicogestuurd toezicht met specialistische kennis die een GGD kan inbrengen. Kenmerk PG Integrale aanpak Bij veel preventieonderwerpen is een integrale aanpak nodig om resultaten te bereiken. Ook in het Nationaal Programma Preventie staat de integrale aanpak van preventie centraal. Het gaat om het bevorderen van samenwerking en het leggen van logische verbindingen zowel binnen het zorgdomein als daarbuiten. De GGD kan een rol spelen in het verbinden van lokale/regionale partijen en het benutten van kansen om gezondheidsbevordering en bescherming ook in andere sectoren meer onder de aandacht te brengen. Beleidsadviseur in het sociaal domein Wij vinden het in het kader van de decentralisaties belangrijk dat gemeenten beschikken over een gedegen professionele basisinfrastructuur om dit proces adequaat lokaal vorm te kunnen geven. Met de GGD heeft iedere gemeente een dienst voorhanden die op het gebied van informatievoorziening een belangrijke rol kan spelen. De GGD heeft vanuit uitvoerende werkzaamheden zoals infectieziektebestrijding en meestal JGZ, maar ook vanuit epidemiologisch onderzoek en monitors veel kennis over gezondheid en welzijn van de bevolking en de fysieke en sociale omgeving. Door het bijeenbrengen van deze informatie ondersteunt de GGD gemeenten bij het beleid in het sociale domein. De GGD kan bijvoorbeeld vanuit haar kennis over de gezondheid van de bevolking, gemeenten adviseren over de inhoud/aard en de hoeveelheid in te kopen zorg op het gebied van preventie, jeugdhulp, zorg en welzijn. Ook kunnen medewerkers van de GGD een rol spelen in het ondersteunen van sociale wijkteams in de gemeenten. Concreet kan het gaan om het herkennen en definiëren van problemen en (afhankelijk van de intensiteit van problemen in een bepaald gebied) kan een sociaal-medisch arts of verpleegkundige vast lid zijn van een wijkteam of op basis van expertise erbij gevraagd worden (a la ZAT-teams). Hierbij past ook het begrip sociale veiligheid: vanuit de sociaal-medische taken kan worden voorkomen dat psychische problematiek uitloopt op (sociale) onveiligheid. Dit is gerelateerd aan de OGGZ-taak van gemeenten, die tegenwoordig in de Wmo staat en nog steeds veel door GGD en wordt uitgevoerd. Nieuwe verbindingen tussen preventie, zorg en ondersteuning in de buurt In de zorg zelf wordt ingezet op versterking van de eerste lijn en zorgstructuren in de buurt. Dat biedt vele kansen voor lokaal gezondheidsbeleid, mede op basis van de volksgezondheidsexpertise en informatie die bij de GGD aanwezig is. Zij kunnen ook een rol spelen bij de samenwerking die gemeenten zoeken met zorgverzekeraars. De GGD-regio kan een goed niveau zijn om deze samenwerking vorm te geven. Risico s De betrokkenheid van GGD en bij de bovengenoemde ontwikkelingen varieert. Dit hangt af van de keuzes die de gemeenten daarin maken. Bij toezicht en controle op gezondheidsrisico s is de bijdrage van GGD en evident, maar bij ontwikkelingen in het sociaal domein en in de zorg lijkt het dat de potentie van de GGD te weinig 12

116 wordt gezien. Het is niet voor alle betrokken partijen duidelijk wat van een GGD kan worden verwacht 14. Geen duidelijk beeld van de GGD Er is grote variatie in de organisatie en het functioneren van de GGD en. De Wpg staat dat ook toe: behoudens de verplichting een GGD in stand te houden en dat de GGD moet beschikken over bepaalde deskundigheden, legt de wet weinig vast. Er is veel beleidsvrijheid en dat leidt tot praktijkvariatie. Het is onduidelijk wat de gevolgen hiervan zijn voor de uitvoering van de lokale taken en voor het totale stelsel van de publieke gezondheid. Kenmerk PG Diffuse aansturing door gemeenten Uit onderzoek dat WagenaarHoes in opdracht van de VNG uitvoerde 15, bleek dat een aanzienlijk deel van de wethouders worstelt met hun visie op takenpakket en aansturing van de GGD. De afstand tussen sommige GGD en en hun bestuurders leidt ertoe dat onvoldoende wordt geadviseerd vanuit de deskundigheid van de GGD en de GGD onvoldoende wordt aangestuurd vanuit de lokale behoeften. Gemeenten bezinnen zich - in het licht van hun nieuwe taken en verantwoordelijkheden op hun relaties met het uitvoerend veld, de beleidsadviestaak en de nieuwe noodzaak van beleids- en uitvoeringsregie. Er is discussie over publieke versus private uitvoering van overheidstaken, over aanbesteding en inbesteding. Hierbij speelt de bezuinigingsopgave voor de meeste gemeenten mee. Daarbij wordt soms niet alleen gekeken naar de nieuwe taken, maar ook naar taken die de GGD uitvoert. Beperkt landelijk zicht op uitvoering van (wettelijke) taken AEF heeft onderzoek uitgedaan naar de borging van de publieke gezondheid en de positie van de GGD'en (zie bijlage 1). Op basis van een analyse van beleidsstukken, wettelijke kaders en gesprekken met betrokken partijen en experts, concludeert AEF dat het Rijk slechts beperkt zicht heeft op de taken die gemeenten bij GGD en hebben belegd, de randvoorwaarden (financieel, personeel) voor de uitvoering en de prestaties die worden geleverd. Er is geen inzicht in de beschikbare expertise en of die voldoende is om landelijk of internationaal beleid een adequate lokale vertaling te geven. GGD en Veiligheidsregio In de Wpg is opgenomen dat gemeenten een gemeentelijke gezondheidsdienst in stand houden op dezelfde schaal als de veiligheidsregio. De congruentie van de GGD en met de veiligheidsregio s is de afgelopen jaren in bijna alle regio s gerealiseerd. Dat is een mooie prestatie en van belang voor een goede samenwerking tussen veiligheid en publieke gezondheid. De in het kader van de Wpg vereiste eigen gemeenschappelijke regeling voor de GGD is echter nog niet overal gerealiseerd. De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de Wet veiligheidsregio s waarin ook de schaalgrootte van de veiligheidsregio s is geregeld. Als er een wijziging van de schaalgrootte van de veiligheidsregio s en/of GGD en wordt overwogen, vindt afstemming plaats tussen Veiligheid en Justitie en 14 Zie het onderzoek dat AEF in opdracht van VWS heeft uitgevoerd (zie bijlage 1) en het onderzoek dat WagenaarHoes heeft uitgevoerd voor de VNG ( 15 Rapport WagenaarHoes Organisatieadvies Grip zonder bestuurlijke drukte, besturing van samenwerking als kunst en als kunde d.d. juni

117 VWS zodat de consequenties voor de betrokken organisaties in de besluitvorming kunnen worden meegenomen. Voor veel GGD-taken is er evidente meerwaarde in gemeentelijke samenwerking en congruentie met de veiligheidsregio s, maar een te grote GGD-regio kan ongewenste afstand creëren tussen de gemeenten en hun GGD. Daarom zal, als dit vraagstuk zich voordoet, een afweging worden gemaakt tussen de schaalgrootte van de GGD en congruentie met de schaal van de veiligheidsregio. Kenmerk PG Een stevige basis voor de GGD: vier pijlers Voor een goede borging van de publieke gezondheid is het belangrijk dat duidelijker wordt wat wij, zowel gemeenten als het Rijk, minimaal van GGD en verwachten om de bovenstaande risico s het hoofd te bieden en kansen, waar mogelijk, te verzilveren. Wij willen dan ook meer zicht hebben op de taken en het functioneren van GGD en. Vier taken zijn voor het fundament van de publieke gezondheid van zo essentieel belang, dat zij op een uniforme wijze moeten worden geborgd. Ze vragen een gespecialiseerde deskundigheid met een hoge mate van continuïteit en duidelijke aanspreekpunten (zowel voor de lokale als de landelijke overheid). Deze taken dienen daarom bij de GGD en te worden belegd en vormen de vier pijlers van iedere GGD. Rijk en gemeenten moeten, vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid, de kwaliteit van deze pijlers gezamenlijk verankeren. Hieronder beschrijven we kort hoe iedere pijler er uit zou moeten zien. Pijler 1. Monitoren, signaleren en adviseren De GGD adviseert vanuit een brede kennisbasis de gemeenten over hun beleid op het gebied van preventie, gezondheidsbevordering en bescherming. Daartoe behoort het signaleren en monitoren van gezondheidsrisico s in de fysieke en sociale omgeving en het advies over de gezondheidseffecten van bestuurlijke beslissingen op andere beleidsterreinen. Dit gebeurt met eigen instrumenten (epidemiologisch onderzoek, brononderzoek, medisch milieukundig onderzoek) maar ook op basis van signalen vanuit het regionale netwerk (JGZ, huisartsen, politie, welzijnswerk, zorginstellingen en andere maatschappelijke partners) en landelijke partners zoals het RIVM en het CBS. De GGD is in staat signalen uit verschillende bronnen combineren. Kennis en advies beschouwen wij als kerntaken van iedere GGD. 14

118 Vanuit deze pijler adviseert en ondersteunt de GGD gemeenten bij de integrale uitvoering van de JGZ. Dit houdt in dat de GGD bestudeert en adviseert wat er nodig is om de uitvoering van de JGZ goed te laten aansluiten op de specifieke situatie in de gemeente/regio, hoe een goede samenwerking met partners in de gezondheidszorg, jeugdhulpverlening en onderwijs kan plaatsvinden en hoe effectief het gevoerde beleid is. Kenmerk PG Bij de aanpak van sociaaleconomische gezondheidsverschillen is de GGD een belangrijke ondersteuner voor de gemeenten. De GGD brengt de gezondheidsproblematiek op wijk-/buurtniveau in kaart, adviseert over effectieve aanpakken en legt verbindingen met partijen in andere sectoren. De meeste voorwaarden voor gezondheid worden immers buiten het domein van de zorg gecreëerd. Pijler 2. Uitvoerende taken gezondheidsbescherming De Wpg bevat een aantal gezondheidsbeschermende taken waarvoor een bepaalde mate van specialistische medische deskundigheid van belang is om tot een goede invulling van de taken te komen. Het gaat om de uitvoeringstaak voor gemeenten op het terrein van infectieziektebestrijding, medische milieukunde en technische hygiënezorg. Pijler 3. Publieke gezondheid bij incidenten, rampen en crises Verschillende taken moet de GGD ook in de opgeschaalde situaties kunnen uitvoeren. Dat vraagt een specifieke voorbereiding. De GGD geeft gezondheidskundig advies over infectieziektebestrijding, gevaarlijke stoffen, psychosociale hulpverlening en gezondheidsonderzoek na rampen en voert daarvoor ook een deel van de taken uit. In acute situaties dient de GGD de professionele regie kunnen voeren op de uitvoering van de taken, bijvoorbeeld bij de uitvoering van vaccinatieprogramma s bij een grieppandemie. De GGD is daarbij afhankelijk van professionals die werkzaam zijn bij andere organisaties die taken in het kader van de publieke gezondheid uitvoeren. Denk daarbij aan jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen in dienst van zorgorganisatie en aan huisartsen. De GGD adviseert en ondersteunt gemeenten ook bij kleinschalige incidenten en zedenzaken: vaak schokkende gebeurtenissen die veel maatschappelijke onrust veroorzaken. Pijler 4. Toezicht houden Toezicht kan op verschillende manieren worden ingevuld. Het toezicht kan meer signalerend, adviserend en beïnvloedend van aard zijn, of juist meer controlerend, waarbij vooral gecheckt wordt of aan de regels wordt voldaan. Ook de mate waarin het toezicht wordt opgevolgd door advies dan wel handhaving kan verschillen. De GGD houdt, samen met de NVWA, toezicht op ondernemers voor het gebruik van tatoeage- en piercingmateriaal (Besluit Warenwet), vooral gericht op de controle op hygiëneregels. Daarnaast heeft de GGD een toezichthoudende taak in de kinderopvang (Wet kinderopvang, Wko). Het toezicht op de kinderopvanginstellingen is onderwerp van een hervorming in deze kabinetsperiode. Het toezicht zal meer aandacht hebben voor de pedagogische kwaliteit van de opvang Hierover heeft de minister van SZW op 29 november 2013 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (TK , nr. 225) 15

119 Ook de uitvoerende taken in het kader van gezondheidsbescherming, infectieziektebestrijding, medische milieukunde en technische hygiënezorg hebben toezichtaspecten. Kenmerk PG Deze pijlers staan niet los van elkaar maar zijn juist met elkaar verbonden. Kennis, informatie maar ook personeel kan op verschillende pijlers worden ingezet. Het benoemen van deze vier pijlers betekent ook dat er bij de uitvoering van overige taken binnen de publieke gezondheid, meer gemeentelijke variatie zal zijn in de keuze van de uitvoerders. Daarbij kan worden gedacht aan de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, de aanpak van SEGV, de uitvoering van lokale gezondheidsbevorderingsprogramma s en de zogenaamde vangnettaken. Gemeenten kunnen er zelf natuurlijk voor kiezen om extra taken bij hun GGD te beleggen zoals regie op programma s tegen huiselijk geweld, buurtgezondheidsprogramma s of gerichte inzet op gezondheidsbevordering. 5. Naar een publieke gezondheid die op de toekomst is voorbereid We concluderen dat er nog onduidelijkheden bestaan met betrekking tot de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeenten in de publieke gezondheid en daaraan gekoppeld de rol van de GGD. Het Rijk is systeemverantwoordelijk en dient zicht te hebben of het stelsel, waaronder de verdeling van betrokken partijen, werkt. Het Rijk wil meer zicht op de uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid, de taken die gemeenten bij GGD en hebben belegd, de randvoorwaarden (financieel, personeel) voor de uitvoering en de prestaties die worden geleverd. Hiervoor hebben we op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar. Ook tussen de gemeenten onderling ontbreekt dit inzicht. Deze brief is de eerste stap om hierin duidelijkheid te brengen. We hebben de basisprincipes beschreven om de publieke gezondheid in Nederland adequaat te borgen en de vier pijlers benoemd die het fundament vormen van iedere GGD. De tweede stap is om de verantwoordelijkheden van het Rijk en de gemeenten verder te verhelderen en uit te werken en de positie van de GGD en, waar nodig, op de vier pijlers te versterken zodat de GGD en beter in staat worden gesteld om in te spelen op de uitdagingen en kansen die eerder in deze brief zijn genoemd en de genoemde risico s op te vangen. Het gaat om het koesteren en uitbouwen van bestaande taken en het exploreren van nieuwe taken. Daarbij kijken we zowel naar het bestuurlijke draagvlak als naar de professionele randvoorwaarden die de GGD en hiervoor nodig hebben. We starten het stimuleringsprogramma publieke gezondheid nieuwe stijl met twee doelen: 1. Meer zicht krijgen op inzet en effectiviteit van de publieke gezondheid. Hiervoor willen we een informatiesysteem opzetten dat op uniforme wijze de inspanningen en prestaties in de publieke gezondheid in kaart brengt. Om als rijksoverheid de stelselverantwoordelijkheid te kunnen waarmaken, is inzicht nodig in het functioneren van de publieke gezondheidszorg op lokaal niveau en de interactie tussen gemeenten en rijksoverheid. Het gaat hierbij zowel om de inhoudelijke uitoefening van taken door onder andere gemeenten en GGD en en 16

120 de organisatie van die taken. Hiermee willen we zicht krijgen op de inzet en de effectiviteit van ons stelsel voor publieke gezondheid. Lokale bestuurders hebben deze informatie ook nodig om hun beleid vorm te geven en ze kunnen het gebruiken om de Gemeenteraad te informeren. Om dit te bereiken zullen we samen met de gemeenten formuleren welke basisinformatie standaard beschikbaar moet zijn, zowel op landelijk niveau als voor lokale bestuurders. Daarbij is van belang om afspraken te maken hoe deze informatie beschikbaar komt en actueel gehouden wordt. Kenmerk PG 2. De vier pijlers van de GGD en inhoudelijk verder uitbouwen en waar nodig versterken. Het verder uitwerken van de vier pijlers voor alle GGD en: - de relatie tussen GGD en en het lokaal bestuur; - de centrale rol van de GGD bij monitoring en epidemiologie; - de adviesfunctie van GGD en; - de professionele relatie van de GGD en met (landelijke) organisaties in de publieke gezondheidszorg; - de invulling van bestaande toezichtstaken; - het borgen van benodigde deskundigheden bij de GGD en voor de uitvoering van de taken binnen de vier pijlers. Versterken van de positie van de GGD en in het sociaal domein, bij het nationaal programma preventie en bij de aanpak van SEGV. Rode draad in het stimuleringsprogramma is de ontwikkeling van veldnormen voor de vier pijlers. Hiermee moet duidelijkheid komen over de inhoud van de taken en de benodigde deskundigheden. Normontwikkeling in de publieke gezondheid moeten zowel door de professionals als de bestuurders worden gedragen. Professionele en bestuurlijke verantwoordelijkheden moeten wel worden onderscheiden maar niet gescheiden. Dat betekent dat VWS, VNG, RIVM en GGD GHOR Nederland gezamenlijk, maar vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid, moeten optrekken bij de normontwikkeling. Voor de aansluiting tussen de publieke gezondheidszorg en het sociale domein, en de rol van de GGD daarin, worden best practices in kaart gebracht en beschikbaar gesteld. Het programma heeft een looptijd van drie jaar. VWS stelt hiervoor in totaal 1,25 miljoen euro beschikbaar. Wij vinden het belangrijk dat het programma gezamenlijk bestuurlijk gedragen wordt door VWS en VNG/gemeenten. Wij stellen daarom een stuurgroep in met vertegenwoordigers van VWS en de VNG/gemeenten. De stuurgroep geeft opdracht aan een projectgroep die de voorstellen verder uitwerkt, de activiteiten uitvoert of laat uitvoeren, en rapporteert aan de stuurgroep. De projectgroep bestaat uit medewerkers van het RIVM en GGD GHOR Nederland, VNG en VWS. Daarnaast worden relevante andere partijen betrokken bij deeltrajecten. De derde stap is de wettelijke borging. Naast de, in paragraaf 3, aangekondigde wettelijke borging van het RVP en de hielprik in de Wpg, wordt door alle partijen bekeken of het noodzakelijk is om zaken die binnen het stimuleringsprogramma worden opgepakt en ontwikkeld wettelijk te borgen. Indien dit het geval is, zullen wij uw Kamer daarvoor voorstellen doen. 17

121 Wij informeren uw Kamer regelmatig over de voortgang. Daarbij maken we zoveel mogelijk gebruik van de rapportages die uw kamer ontvangt in het kader van het Nationaal Programma Preventie en de begrotingscyclus. Kenmerk PG 6. Financiële afspraken Bovenstaande ambities zijn gericht op het verhelderen van bestaande wettelijke taken, het creëren van stabielere, effectievere en minder versnipperde infrastructuur, een betere afstemming tussen gemeenten en Rijk. Het gaat dus niet om nieuwe taken of taakverzwaring ten opzichte van wat in de Wpg is beoogd. Dit betekent dat dit kan worden gerealiseerd binnen de bestaande financiële kaders. Echter, om het proces een eenmalige impuls te geven trekken we in totaal 1,25 mln. extra uit voor het stimuleringsprogramma in de periode van 2014 tot en met Daarnaast maken we met de gemeenten specifieke financiële afspraken over het zetten van de prikken in het kader van het RVP. 7. Tot slot De publieke gezondheidszorg is in beweging, moet haar verdiensten koesteren maar staat ook voor nieuwe uitdagingen. Het is aan de vier centrale spelers om dit gezamenlijk, met respect voor ieders verantwoordelijkheden, op te pakken en daaraan vorm te geven. Het Rijk en de gemeenten moeten de bestuurlijke kaders bepalen; RIVM en GGD en moeten zorgen voor een adequate en efficiënte professionele samenwerking. Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. drs. E.I. Schippers drs. M.J. van Rijn 18

122 O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D Onderwerp Voorstel ter behandeling in Begroting 2.0 (Uitkomsten bestuurlijk comité over bestuurlijke informatievoorziening) de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid Status Openbaar Niet openbaar Portefeuillehouder Auteur Bijlagen J. Oostinga Erwin Plantinga 1. GEEN Vergaderdatum 3 december 2015 Agendapunt 6 B Conceptbesluit 1. De bestuurscommissie gezondheid onderschrijft de uitgangspunten voor de nieuwe opzet van de begroting De bestuurscommissie gezondheid onderschrijft de uitgangspunten voor de nieuwe opzet van de tussentijdse rapportages De bestuurscommissie gezondheid adviseert het algemeen bestuur in te stemmen met de nieuwe opzet van de begroting en tussentijdse rapportages Inleiding Om de bestuurlijke behoefte aan een doorontwikkeling van onze begroting vorm te geven, heeft het algemeen bestuur op 2 juli 2015 besloten een bestuurlijk comité op te richten. Doel voor het comité is om uitgangspunten te bepalen waaraan de bestuurlijke informatievoorziening moet voldoen. Het bestuurlijk comité vindt plaats onder voorzitterschap van Tjeerd van Bekkum. Verder nemen Marga Waanders, Bert Wassink, Cor Trompetter en Engbert van Esch deel. Vanuit de directie schuift Johan Oostinga aan. Op 28 september en 28 oktober zijn de bestuurders bijeen gekomen. Cor Trompetter kon door omstandigheden helaas niet bij één van de bijeenkomsten aanwezig zijn. Graag willen de bestuurders de resultaten van het comité aan beide bestuurscommissies presenteren. Voor de bestuurscommissie Gezondheid neemt Engbert van Esch de presentatie op zich. Beoogd effect Een verbetering van de bestuurlijke informatievoorziening Argumenten 1. Bestuurders komen beter in positie om afgewogen keuzes te maken Door de wijze van bestuurlijke informatievoorziening te verbeteren, komen bestuurders beter in Pagina 1 van 2

123 positie om keuzes te maken. Het bestuurlijk comité heeft daar richting aan gegeven en deelt deze uitkomsten graag met haar collega-bestuurders. 2. Door een presentatie te geven aan de bestuurscommissie is iedereen tijdig geïnformeerd De uitkomsten van het bestuurlijk comité zijn de input voor de programmabegroting 2017 en de bestuursrapportages in het jaar Beide processen worden in het begin van 2016 opgestart. Eventuele opmerkingen vanuit de bestuurscommissies kunnen nog meegenomen worden in dit proces. Kanttekeningen/risico s N.v.t. Financiële consequenties N.v.t. Vervolgaanpak/uitvoering Bij agendering van dit thema voor de vergadering van de bestuurscommissie presenteert Engbert van Esch als lid van het bestuurlijk comité de uitkomsten. Voor de bestuurscommissie Veiligheid presenteert Tjeerd van Bekkum een vergelijkbare presentatie. Communicatie N.v.t. Besluit: niet vastgesteld ongewijzigd vastgesteld Paraaf secretaris: gewijzigd vastgesteld als volgt: Kopie naar auteur Pagina 2 van 2

124 O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D Onderwerp Kaderbrief Voorstel ter behandeling in de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid Status x Openbaar Niet openbaar Portefeuillehouder Auteur M. de Graaf A. Zijlstra Bijlagen 1. Presentatie kaderbrief GGD Vergaderdatum 3 december 2015 Agendapunt 7 Betrokken afdeling/ J. Oostinga medewerkers (functioneel) OR/GO OR GO Conceptbesluit 1. De bestuurscommissie gezondheid stemt in met de gepresenteerde inhoud van de kaderbrief, wat betreft de inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van de GGD, en geeft zo mogelijk aanvullingen hierop. Inleiding De kaderbrief geeft de verwachte meerjarenraming voor de periode , en dient daarmee tevens als basis voor de begroting De kaderbrief wordt opgesteld op basis van verwachte ontwikkelingen. Na behandeling in het dagelijks bestuur van 10 december a.s. wordt de kaderbrief voor zienswijze naar de deelnemende gemeenten gestuurd. In januari a.s. worden informatieve bijeenkomsten georganiseerd voor gemeentelijke medewerkers t.b.v. hun interne advisering. In maart wordt de kaderbrief uiteindelijk bestuurlijk vastgesteld. Besluit: niet vastgesteld ongewijzigd vastgesteld Paraaf secretaris: gewijzigd vastgesteld als volgt: Kopie naar auteur Pagina 1 van 1

125 Veiligheidsregio Fryslân Concept Kaderbrief Agendacommissie GGD 18 november 2015

126 Inhoud 1. De kaderbrief 2. Ontwikkelingen inhoud 3. Vervolg proces

127 De kaderbrief 1. Is uitgangspunt begroting 2. Voor zienswijzen naar gemeenten 3. Inhoudelijk aan de AC s/bc s: Ontwikkelingen Meerjarenbeleid Ontwikkelingen Extern

128 MJB: strategische doelstellingen 1. Wonen en leven in een gezonde wijk en omgeving 2. Versterken gezondheidsbescherming (IZB en MMK) 3. Bovenlokale aanpak op thema s (alcohol/drugs en overgewicht) 4. Doelgroep (Ouderen en SEGV)

129 Ontwikkeling extern (1/3) 1. Voornemen Wet Publieke Gezondheid, 3 e tranche 2018: Overheveling financiering RVP van RIVM naar gemeenten Ontwikkeling vier pijlers voor GGD, gebaseerd op de klassieke taken Duiding en voorstel verwacht eind 2016

130 Ontwikkeling extern (2/3) 2. Omgevingswet: Benadrukking gezondheid in besluitvorming Mogelijkheid inzet expertise GGD Duiding en voorstel in Toezichtkader THZ: - Verandert in 2017, blijft wel GGD

131 Inhoudelijk GGD (3/3) 4. Einde contract arrestantenzorg Deelname nieuwe aanbesteding in Noord Nederland

132 Vervolg Proces Dec: BC G 3-12 Jan: Mrt: Auditcommissie 7-12 DB => kaderbrief aan F24 Informatiesessie vakinhoudelijke en financiële ambtenaren Met zienswijzen kaderbrief vaststellen, opmaat begroting

133 Vragen/afspraken:

134

Houtrook en gezondheid. Frans Duijm, milieuarts Bunnik Netwerkdag Slimme en Gezonde Stad

Houtrook en gezondheid. Frans Duijm, milieuarts Bunnik Netwerkdag Slimme en Gezonde Stad Houtrook en gezondheid Frans Duijm, milieuarts 2016-02-18 Bunnik Netwerkdag Slimme en Gezonde Stad Houtkachels Houtkachels incl. open haarden in Nederland: aanwezig: 1.300.000 (CBS) in gebruik: 800.000

Nadere informatie

Geachte griffier, Wilt u dit bericht doorgeven aan de raadsleden, en het college van B&W? Tevens vragen om rookhinder tegen te gaan:

Geachte griffier, Wilt u dit bericht doorgeven aan de raadsleden, en het college van B&W? Tevens vragen om rookhinder tegen te gaan: Van: Aan: Datum: Onderwerp: Bijlagen: "B. Dijk" "Gemeente Tytsjerksteradiel" 16-10-2015 11:49:46 Houtrook en gezondheid GGD Fryslân, Drenthe en Groningen presentatie-stookinstallaties-houtrook-en-gezondheid-1.pdf

Nadere informatie

Overlast door houtrook; onderzoek naar het meten van fijn stof als hulpmiddel bij het beoordelen van klachten over houtstook

Overlast door houtrook; onderzoek naar het meten van fijn stof als hulpmiddel bij het beoordelen van klachten over houtstook Overlast door houtrook; onderzoek naar het meten van fijn stof als hulpmiddel bij het beoordelen van klachten over houtstook Groningen, oktober 2015 Frans Greven (GGD Groningen) Wanda Reen (GGD Groningen)

Nadere informatie

2. Op welke punten schieten de huidige normen tekort? Hoe zouden ze moeten veranderen om effectief te kunnen handhaven?

2. Op welke punten schieten de huidige normen tekort? Hoe zouden ze moeten veranderen om effectief te kunnen handhaven? Hasic, Emira Van: namens Postbus Onderwerp: FW: Houtrook en gezondheid GGD Bijlagen: presentatie-stookinstallaties-houtrook-en-gezondheid-1.pdf; Longfonds Verklaring Houtrook met logo.pdf Longfonds Verklaring

Nadere informatie

Houtrook en Gezondheid

Houtrook en Gezondheid Houtrookoverlast, wat kun je doen? Houtrook en Gezondheid 21 september 2018 Longfonds Missie: Samen strijden om longziekten de wereld uit te krijgen en van belang zijn voor de patiënt van vandaag. Ambities:

Nadere informatie

Houtrook en gezondheid. Sjoerd van den Berg, arts Medische milieukunde GGD FLEVOLAND

Houtrook en gezondheid. Sjoerd van den Berg, arts Medische milieukunde GGD FLEVOLAND Sjoerd van den Berg, arts Medische milieukunde GGD FLEVOLAND Inhoud - Houtkachelgebruik in Nederland - Houtrook - Gezondheidseffecten - Onderzoek GGD-en Noord NL - Oplossingen Nederland aardgasland. Toename

Nadere informatie

2. Op welke punten schieten de huidige normen tekort? Hoe zouden ze moeten veranderen om effectief te kunnen handhaven?

2. Op welke punten schieten de huidige normen tekort? Hoe zouden ze moeten veranderen om effectief te kunnen handhaven? -----Oorspronkelijk bericht----- Van: B. Dijk [mailto:mailuitingen@gmail.com] Verzonden: vrijdag 16 oktober 2015 22:47 Onderwerp: Houtrook en gezondheid GGD Geachte griffier, Wilt u dit bericht doorgeven

Nadere informatie

Memo Houtrook GGD Fryslân, team Medische Milieukunde. Auteur: Tim Nonner

Memo Houtrook GGD Fryslân, team Medische Milieukunde. Auteur: Tim Nonner Memo Houtrook GGD Fryslân, team Medische Milieukunde. Auteur: Tim Nonner Juli 2018 Vraag: Hoe kunnen gemeenten omgaan met hinder van houtrook? Aanleiding: De aandacht voor houtrook en gezondheid neemt

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Zeist

Luchtkwaliteit in Zeist Luchtkwaliteit in Zeist Inleiding In een eerder artikel is gesproken over Samen het milieu in Zeist verbeteren en de vier pijlers onder het uitvoeringsplan, zie het artikel op deze website van 7 juni en

Nadere informatie

Aan alle Nederlandse gemeenten t.a.v. de gemeentesecretaris. Betreft: Standpunt Longfonds over houtrook ten behoeve van de VNG- enquête

Aan alle Nederlandse gemeenten t.a.v. de gemeentesecretaris. Betreft: Standpunt Longfonds over houtrook ten behoeve van de VNG- enquête Longfonds (voorheen Astma Fonds) Postbus 627 3800 AP Amersfoort t (033) 434 12 12 info@longfonds.nl www.longfonds.nl ING 55055 K.v.K. Gooi en Eemland nr. 40506839 Aan alle Nederlandse gemeenten t.a.v.

Nadere informatie

Vitaliteit. Samen. Lokaal. Integraal. Versterken. Verbinden Vitale regio Fryslân. Bestuurscommissie. 8 december 2016

Vitaliteit. Samen. Lokaal. Integraal. Versterken. Verbinden Vitale regio Fryslân. Bestuurscommissie. 8 december 2016 Vitale regio Fryslân Bestuurscommissie GZH december 201 Samen Verrijken Versterken Vitaliteit Verbinden Integraal Vergroten Lokaal Focus op preventie, gericht op vitaliteit 2-2-201 1 Vitale Regio Fryslân

Nadere informatie

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Monique Meijerink Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Krantenkoppen liegen er niet om Bewoners eisen recht op schone lucht Niks aan de hand, gewoon deuren en ramen dicht Megastal bedreiging voor

Nadere informatie

Concept Peiling. Koop- en drinkgedrag van Friese 16- en 17-jarigen

Concept Peiling. Koop- en drinkgedrag van Friese 16- en 17-jarigen Concept Peiling Koop- en drinkgedrag van Friese 16- en 17-jarigen 2016 Oktober 2016 Uitvoering: Platform Nuchtere Fries Platform Nuchtere Fries is een samenwerking tussen alle Friese gemeenten, GGD Fryslân,

Nadere informatie

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling RIVM/DCMR, december 2013 Roet is een aanvullende maat om de gezondheidseffecten weer te geven van

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en gezondheid

Luchtkwaliteit en gezondheid Luchtkwaliteit en gezondheid - Bronnen van fijn stof in de Gelderse Vallei - Rik van de Weerdt, arts medische milieukunde / toxicoloog GGD Gelderland Midden Gezondheidsraad 2018 Volksgezondheid Toekomst

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016 Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Jaarrapportage 2016 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005

Nadere informatie

Info- en intervisiemoment

Info- en intervisiemoment Info- en intervisiemoment Agenda onthaal stook je gezondheid niet op handhaving bij stoken pauze intervisie lunch Stook je gezondheid niet op Inhoud Inleiding Een onschuldig vuurtje? Lokale aanpak: sensibilisering

Nadere informatie

Toolkit voor de stoker

Toolkit voor de stoker Toolkit voor de stoker . Helaas kiest of heeft u er voor gekozen om hout te stoken. We vinden het belangrijk u goed te informeren over de wijze waarop u zoveel mogelijk hinder kunt voorkomen bij uw buren

Nadere informatie

De Legitimiteit Groep. 16 juni 2011 Corpus, Oegstgeest

De Legitimiteit Groep. 16 juni 2011 Corpus, Oegstgeest De Legitimiteit Groep 16 juni 2011 Corpus, Oegstgeest Welkom Robbert Reimering Dagvoorzitter De Legitimiteit Groep Agenda 14.30 uur Welkom, Robbert Reimering 14.35 uur Introductie project, Kevin Zuidhof

Nadere informatie

GO Jeugd 2008 Alcohol

GO Jeugd 2008 Alcohol GO Jeugd 2008 Alcohol Samenvatting alcohol Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 63% van de Friese 12 t/m 18 jarigen wel eens alcohol heeft, 51% nog in de vier voorafgaand aan het

Nadere informatie

Stoken is een keuze, ademen niet

Stoken is een keuze, ademen niet Stoken is een keuze, ademen niet Burgers en politiek overtuigen, een lastige klus De noodzaak van de Stichting Netwerk Houtrook 2014 03 14_Leefmilieu_VincentvdHeiden 1 Voorstellen Vincent van der Heiden

Nadere informatie

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4 Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...

Nadere informatie

GO Jeugd 2008 Seksualiteit

GO Jeugd 2008 Seksualiteit GO Jeugd 2008 Seksualiteit Samenvatting seksualiteit Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 22% van de Friese 12 t/m 18 jongeren wel eens geslachtsgemeenschap heeft gehad. De helft

Nadere informatie

Gezondheidsmonitor luchthaven Twente

Gezondheidsmonitor luchthaven Twente Gezondheidsmonitor luchthaven Twente 14 en 16 januari 2014 Jaap de Wolf Op verzoek van ADT heeft GGD Twente samen met het RIVM een offerte opgesteld voor het uitvoeren van een gezondheidsmonitor burgerluchthaven

Nadere informatie

Kengetallen gemeenten Friesland

Kengetallen gemeenten Friesland Kengetallen gemeenten Friesland 2012 Afdeling Onderzoek Maart 2013 Bron: User Kengetallen Friese gemeenten 2012. Provincie Fryslân (647.214* inwoners op 1-1-2012) 1) 2012: 2998 cliënten; dit is 4,63 sonen

Nadere informatie

Henke Groenwold GGD Amsterdam 23 mei 2014

Henke Groenwold GGD Amsterdam 23 mei 2014 Geurhinder en andere gezondheidsklachten door houtrook Henke Groenwold GGD Amsterdam 23 mei 2014 19 november 2013 Inhoud GGD Amsterdam Welke vragen krijgt de GGD Voorbeelden van houtrook overlast Waar

Nadere informatie

Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen het voorkomen van risicosituaties tussen jongens en meisjes.

Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen het voorkomen van risicosituaties tussen jongens en meisjes. 1. 0 4 jarigen Sinds 1 januari 2004 gebruiken Thuiszorg Het Friese Land, Thuiszorg De Friese Wouden en Thuiszorg Zuidwest Friesland een nieuw risicoregistratiesysteem. Doel van deze risicoregistratie is

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

Postbus AA Zevenbergen. F. Wozniak / CDA

Postbus AA Zevenbergen. F. Wozniak / CDA Moerdijk Aan het college van B en W gemeente Postbus 4 4760 AA Zevenbergen Onderw erp: kenmerk: Datum: Gewone vragen over Houtstook/APV Geacht College, F. Wozniak / CDA 17 januari 2017 Milieu is een belangrijk

Nadere informatie

Roetmemo Roetkaart december 2014

Roetmemo Roetkaart december 2014 Roetmemo Roetkaart december 2014 Colofon Uitgave Gemeente Utrecht, Ontwikkelorganisatie/ sector Milieu & Mobiliteit Afdeling Expertise Milieu Auteur Wiet Baggen Projectnaam Roetmemo - Roetkaart Datum 18

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017 Luchtkwaliteit in Menen 9 februari 2017 Meetnet in Menen Meetpost dioxines/pcb Meetpost fijn stof 2 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM

Nadere informatie

Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen

Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen Wat doen gemeenten en GGD Amsterdam op het gebied van luchtkwaliteit? De GGD Amsterdam informeert en adviseert de inwoners en het bestuur van Amsterdam

Nadere informatie

Luchtverontreiniging en gezondheid

Luchtverontreiniging en gezondheid Luchtverontreiniging en gezondheid Dr. Ir. Moniek Zuurbier GGD Gelderland-Midden 2 Inhoud presentatie Gezondheidseffecten: longen en hart Gevoelige groepen Blootstelling in Nederland Trends Componenten

Nadere informatie

1 Algemene Gezondheid

1 Algemene Gezondheid 1 Algemene Gezondheid Gezondheid in Friesland In de uitwerking van het thema algemene wordt inzicht gegeven in de manier waarop de Friese bevolking van 19 jaar en ouder haar beoordeelt. Ook wordt kwaliteit

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april 2015 Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 22 april 2015 Stand van zaken Uitkomsten geuronderzoek GGD Tussentijdse uitkomsten Veehouderij Gezondheid

Nadere informatie

Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid

Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid Presentatie schakeldag 11 juni 2013 Luchtkwaliteitsbeleid Nederland en Europa Beleidsdoel: gezondheidsschade door luchtverontreiniging zoveel mogelijk beperken.

Nadere informatie

GGDFryslan. Gemeente HARLINGEN B« I ngekomen 11 JUNI No oekadres: Hai lingertrekweg 58 Lee uwarden

GGDFryslan. Gemeente HARLINGEN B« I ngekomen 11 JUNI No oekadres: Hai lingertrekweg 58 Lee uwarden 12.001698 GGDFryslan Gemeente Harlingen Ruimtelijke ordening T.a.v. mevr. M. Kremer Postbus 10000 8860 HA HARLINGEN Datum Uw kenmerk Uw brief van Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer E-mailadres Bijlagen

Nadere informatie

O P L E G N O T I T I E

O P L E G N O T I T I E O P L E G N O T I T I E Voorstel ter behandeling in de vergadering van de Bestuurscommissie Veiligheid Datum 08 oktober 2015 Onderwerp Herberekening adviestaken omgevingsrecht Bijlage ten behoeve van agendapunt

Nadere informatie

Verkeer en luchtverontreiniging

Verkeer en luchtverontreiniging Verkeer en luchtverontreiniging gezondheidsschade Dr Ir Miriam Gerlofs-Nijland RIVM 1 Positie RIVM Onderzoeksinstituut rijksoverheid Onafhankelijk van politiek en beleid Verbindt wetenschap en beleid Maakt

Nadere informatie

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe  Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012 Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 12 november 2018 DATUM 20 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083725337 A VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin Inleiding Op

Nadere informatie

Broodmaaltijd. 0-3 dagen per week. 4-5 dagen per week. 6-7 dagen per week. kinderen Groep 7 schooljaar 2003-2004 jongeren GO Jeugd 2004

Broodmaaltijd. 0-3 dagen per week. 4-5 dagen per week. 6-7 dagen per week. kinderen Groep 7 schooljaar 2003-2004 jongeren GO Jeugd 2004 3. Voeding Een gezonde voeding is een van de uitgangspunten voor het goed functioneren van het lichaam. In dit gezondheidsprofiel wordt op een aantal aspecten van voeding ingegaan. Hoewel dit geen totaalbeeld

Nadere informatie

Nulmeting Friese circulaire economie. Prof. Gjalt de Jong

Nulmeting Friese circulaire economie. Prof. Gjalt de Jong Nulmeting Friese circulaire economie Prof. Gjalt de Jong g.de.jong@rug.nl Colofon 28 februari 2019 Dit project is een samenwerking tussen Rijksuniversiteit Groningen / Campus Fryslân en de Provincie Friesland.

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten Joost Wesseling Inhoud: Doorsneden door de luchtkwaliteit Concentraties: de laatste decennia; EU normen; Nederland in de EU. Luchtkwaliteit en gezondheid.

Nadere informatie

HOUTKACHELS OPEN HAARDEN EN GEZONDHEID

HOUTKACHELS OPEN HAARDEN EN GEZONDHEID HOUTKACHELS OPEN HAARDEN EN GEZONDHEID GGD IJsselland en GGD Twente Team Milieu en Gezondheid Schadelijke stoffen in de lucht Een houtkachel of open haard brengt sfeer in huis. Nadeel is dat een houtkachel

Nadere informatie

GO Jeugd 2008 Mishandeling

GO Jeugd 2008 Mishandeling GO Jeugd 2008 Mishandeling Samenvatting mishandeling Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 7% van de 12 t/m 18 jarigen in Fryslân geestelijk wordt mishandeld. Ook wordt 4% lichamelijk

Nadere informatie

Panelonderzoek Houtrook

Panelonderzoek Houtrook Panelonderzoek Houtrook Gemeente Amersfoort Dorien de Bruijn, Marlies Visser 30 januari 207 Foto s: FreeImages.com / Chris Chidsey, Kim W, Lozba Paul, Francisco Chaves, Rene Cerney Eén op de vijf panelleden

Nadere informatie

Beantwoording reacties bestuurders op Benchmark Berenschot Schriftelijke ronde, oktober 2018

Beantwoording reacties bestuurders op Benchmark Berenschot Schriftelijke ronde, oktober 2018 Beantwoording reacties bestuurders op Benchmark Berenschot Schriftelijke ronde, oktober 2018 Benchmark Gemeente Vragen/reactie Reactie Ooststellingwerf Het onderzoek gaat uit van kwantiteit en niet van

Nadere informatie

Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019

Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019 Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019 RIVM project grafietregens en gezondheid Uitstoot grafietregens bij slakverwerking Harsco / Tata Steel Bewoners rondom bedrijf maken

Nadere informatie

RAADSINFORMATIEAVOND HOUTSTOOK. 3 maart 2015 Jos Merks houtrook.nl en houtrook.com

RAADSINFORMATIEAVOND HOUTSTOOK. 3 maart 2015 Jos Merks houtrook.nl en houtrook.com RAADSINFORMATIEAVOND HOUTSTOOK 3 maart 2015 Jos Merks houtrook.nl en houtrook.com DE LUCHT IN UTRECHT MOET SCHONER Toch is Utrecht al goed bezig De fiets is het belangrijkste vervoermiddel TOCH IS UTRECHT

Nadere informatie

Ontwikkeling banen in %

Ontwikkeling banen in % Het betreft de eerste uitkomsten van het werkgelegenheidsonderzoek 2016. Het Friese werkgelegenheidsregister maakt onderdeel uit van de stichting LISA. LISA vertegenwoordigt 20 regionale registers die

Nadere informatie

Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland

Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Tabel 1: Stand WW-uitkeringen Stand WW mutatie tov vorige mnd mutatie tov vorig jaar Dec 2017 % aantal % aantal % Nederland 329.953 3,7% -6.949-2,1%

Nadere informatie

Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland

Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Tabel 1: Stand WW-uitkeringen Stand WW mutatie tov vorige mnd mutatie tov vorig jaar Okt 2017 % aantal % aantal % Nederland 343.096 3,8% -7.714-2,2%

Nadere informatie

Regionale maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland

Regionale maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Regionale maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Tabel 1 Stand WW-uitkeringen Stand WW mutatie tov vorige mnd mutatie tov vorig jaar aug 2017 % aantal % aantal % Nederland 362.132 4,1% -2.290-0,6%

Nadere informatie

Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland

Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Regionale Maandcijfers Arbeidsmarktinformatie Friesland Tabel 1: Stand WW-uitkeringen Stand WW mutatie tov vorige mnd mutatie tov vorig jaar Sep 2017 % aantal % aantal % Nederland 350.810 3,9% -11.322-3,1%

Nadere informatie

Grote banen: banen van 15 uur of meer Kleine banen: banen van minder dan 15 uur Peildatum: 1 april. Ontwikkeling werkgelegenheid in % 1,5

Grote banen: banen van 15 uur of meer Kleine banen: banen van minder dan 15 uur Peildatum: 1 april. Ontwikkeling werkgelegenheid in % 1,5 Het betreft de eerste uitkomsten van het werkgelegenheidsonderzoek 2017. Het Friese werkgelegenheidsregister maakt onderdeel uit van de stichting LISA. LISA vertegenwoordigt 20 regionale registers die

Nadere informatie

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018 Onderzoek gezondheidsrisico s ultrafijn stof rond Schiphol Module 1 Resultaten meetcampagne taxiënde zhrhrwh45e vliegtuigen April 2018 Subtitle Campagne taxiënde vliegtuigen Doel: Onderzoek nut en noodzaak

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D

O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D Onderwerp Wijzigen Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân Voorstel ter behandeling in de vergadering van het Algemeen Bestuur Status Openbaar

Nadere informatie

ACTIE 1: HOUTSTOOK FOLDER PER POST OPSTUREN AAN ALLE BEWONERS VAN UW GEMEENTE

ACTIE 1: HOUTSTOOK FOLDER PER POST OPSTUREN AAN ALLE BEWONERS VAN UW GEMEENTE Griffie Van: Verzonden: Onderwerp: Bijlagen: Hans Dekker maandag 12 november 2018 9:29 1) Bewustzijn Houtstook Overlast en 2) vragen aan de gemeenteraad en B&W Houtrook algemeen Preview kopie.pdf; Houtcyclus_23Mar2018.jpg

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Houtstook door huishoudens. Gemeente Den Haag (DSB)

Houtstook door huishoudens. Gemeente Den Haag (DSB) Begrijpen Beleven Bouwen www.steda.nl Houtstook door huishoudens Verschijning rapportage: 11 april 2016 Gemeente Den Haag (DSB) Inleiding Houtstook door huishoudens is een thema binnen het Actieplan Luchtkwaliteit

Nadere informatie

Ervaringen uit Groningen

Ervaringen uit Groningen Ervaringen uit Groningen Trinette Janssen trinettejanssen@zonnet.nl Nijmegen, 14 maart 2014 Bijeenkomst Leefmilieu: Overlast houtstook: hoe nu verder? Inhoud presentatie Wat is het probleem Mijn ervaringen

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

Gezondheid & Voeding

Gezondheid & Voeding Luchtverontreiniging groot probleem gezondheid Elk jaar sterven wereldwijd zo n 6,5 miljoen mensen aan de gevolgen van luchtverontreiniging en in Nederland zorgt dit jaarlijks zeker voor 13.000 vroegtijdige

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Koen Toté - VMM Overzicht presentatie Luchtkwaliteit 2017 getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van fijn stof en stikstofdioxide

Nadere informatie

Onderzoeksprogramma gezondheidsrisico s ultrafijn stof rond Schiphol Voortgang 2017

Onderzoeksprogramma gezondheidsrisico s ultrafijn stof rond Schiphol Voortgang 2017 Onderzoeksprogramma gezondheidsrisico s ultrafijn stof rond Schiphol Voortgang 2017 Nicole Janssen Danny Houthuijs Marita Voogt Ingrid van Kuilenburg Doelstelling en onderzoeksvragen Doel: Inzicht verkrijgen

Nadere informatie

Resultaat Initieel onderzoek Luchtkwaliteit KunstKring Ruurlo

Resultaat Initieel onderzoek Luchtkwaliteit KunstKring Ruurlo Resultaat Initieel onderzoek Luchtkwaliteit KunstKring Ruurlo Steenwijk, 8 maart 2016 Inleiding Aanleiding van het onderzoek Naar aanleiding van vragen en zorgen van een aantal deelnemers en vrijwilligers

Nadere informatie

Perceelbeschrijving 4 Crisishulp en opvang

Perceelbeschrijving 4 Crisishulp en opvang Perceelbeschrijving 4 Crisishulp en opvang Samenwerkende gemeenten Friesland Achtkarspelen Ameland het Bildt Dantumadiel Dongeradeel Ferwerderadiel Franekeradeel De Friese Meren Harlingen Heerenveen Kollumerland

Nadere informatie

Vergunningen, Luchtkwaliteit en Gezondheid. Wijkplatformvergadering IJmuiden Noord 8 juni 2016

Vergunningen, Luchtkwaliteit en Gezondheid. Wijkplatformvergadering IJmuiden Noord 8 juni 2016 Vergunningen, Luchtkwaliteit en Gezondheid Wijkplatformvergadering IJmuiden Noord 8 juni 2016 Onderwerpen Vergunningverlening Bevoegde gezag BBT, BBT+, Bref s Voorschriften (Activiteitenbesluit - Vergunningen)

Nadere informatie

Tabellenboek. GO Jeugd 2012

Tabellenboek. GO Jeugd 2012 Tabellenboek GO Jeugd 2012 Tabellenboek GO Jeugd 2012 Leeswijzer... 5 Respons per gemeente...6 Ervaren gezondheid...7 Belemmering door ziekte/aandoening...8 Indicatieve score psychosociale problematiek...9

Nadere informatie

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Achtergrondinformatie Fijnstof is een vorm van luchtverontreiniging die een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de mens. Kortstondige blootstelling

Nadere informatie

Test Dylos fijnstof sensor. Vergelijking Dylos met BAM1020 metingen

Test Dylos fijnstof sensor. Vergelijking Dylos met BAM1020 metingen Test Dylos fijnstof sensor Vergelijking Dylos met BAM1020 metingen DCPJ1R mil.ieudienst Rijn mond Test Dylos fijn stof sensor vergelijking Dylos met BAM1O2O metingen Auteur (s) Afdeling Bureau Docu mentnu

Nadere informatie

RIVM-onderzoek naar Thermphos

RIVM-onderzoek naar Thermphos RIVM-onderzoek naar Thermphos Oriëntatie op de luchtkwaliteit in de omgeving 12 november 2010 1 Inleiding Aanleiding / opdracht Wat heeft RIVM onderzocht Wat heeft RIVM niet onderzocht? Wat betekenen de

Nadere informatie

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten

Nadere informatie

Luchtverontreiniging in Perspectief:

Luchtverontreiniging in Perspectief: Luchtverontreiniging in Perspectief: het gezondheidsrisico van luchtverontreiniging uitgedrukt in aantal meegerookte sigaretten Saskia van der Zee, GGD Amsterdam Paul Fischer, DMG, RIVM Gerard Hoek, IRAS,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 147 Nederlands samenvatting Wat is COPD? Chronic obstructive pulmonary disease (COPD) is een ziekte waarbij er een blijvende vernauwing van de luchtwegen in de long optreedt, die voornamelijk veroorzaakt

Nadere informatie

Bepalen van de luchtkwaliteit

Bepalen van de luchtkwaliteit Bepalen van de luchtkwaliteit Luchtkwaliteit in het kort De kwaliteit van de lucht waarin we leven is van invloed op de volksgezondheid. Zo kan een slechte luchtkwaliteit leiden tot onder andere luchtwegklachten

Nadere informatie

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003. Bezoekadres Houtplein 33 Het Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer T.a.v. de Staatssecretaris P.L.B.A. van Geel Postbus 20951 2500 EX DEN HAAG Haarlem Postadres Postbus 3007

Nadere informatie

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld?

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld? Samenvatting Maatschappelijk is er de laatste jaren veel ongerustheid over de intensieve veehouderij in ons land. Diverse elementen zijn daarbij in het spel: dierwelzijn, duurzaamheid, leefbaarheid, landschapskwaliteit

Nadere informatie

Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht

Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht VGO studie Geen aanwijzingen voor meer ziekte door zoönoseverwekkers of

Nadere informatie

O P L E G N O T I T I E

O P L E G N O T I T I E O P L E G N O T I T I E Voorstel ter behandeling in de vergadering van de Bestuurscommissie Gezondheid Datum 9 april 2014 Onderwerp Bijlage ten behoeve van agendapunt 4 Voorstel invulling nieuwe Basispakket

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en gezondheid

Intensieve veehouderij en gezondheid Intensieve veehouderij en gezondheid Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 3 december 2015 Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Samenwerkingsverband GGD en Brabant/Zeeland Arts, toxicologen, milieugezondheidkundigen,

Nadere informatie

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Friesland, april 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Friesland, april 2016 Nieuwsflits Arbeidsmarkt Friesland, april 2016 Daling WW en meer vacatures in Friesland In april nam de WW in Friesland af tot ruim 20.500 uitkeringen. In vrijwel alle sectoren van de Friese economie daalde

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (Commissie GBBS; één van de vaste commissies

Nadere informatie

Leeswijzer Voorbeeld: Kerncijfers ervaren gezondheid, 65 jaar en ouder (%)

Leeswijzer Voorbeeld: Kerncijfers ervaren gezondheid, 65 jaar en ouder (%) Inhoudsopgave Leeswijzer...3 Achtergrondkenmerken...4 Ervaren gezondheid...5 Chronische aandoeningen...7 Geestelijke gezondheid...11 Zorggebruik...15 Medicijngebruik...17 Mantelzorg...19 Voeding en overgewicht...21

Nadere informatie

Veehouderij en gezondheid omwonenden

Veehouderij en gezondheid omwonenden Veehouderij en gezondheid omwonenden Hebben veehouderijen effect op de gezondheid van mensen die in de omgeving wonen? Dat was de centrale vraag in het onderzoek VGO. In deze brochure vindt u de belangrijkste

Nadere informatie

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit IP/97/853 Brussel, 8 oktober 1997 Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn met nieuwe

Nadere informatie

Een gezonde omgeving in Binnenstad

Een gezonde omgeving in Binnenstad Een gezonde omgeving in Binnenstad Utrecht Gemeente en inwoners kunnen samen een gezonde leefomgeving creëren. Een gezonde leefomgeving is van belang om een gezonde leefstijl te bevorderen en risico s

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS) van de Gezondheidsraad gezondheidskundige

Nadere informatie

Programma Sociaal-Medische 1 e lijn

Programma Sociaal-Medische 1 e lijn Programma Sociaal-Medische 1 e lijn Terugkoppeling Kick-off & Vervolg SM1 Stuurgroep vergadering Leeuwarden 20-09-2018 Agenda 5 1. Terugblik Kick-off 2. Voorstel SM1 2019-2020 2 Kick-off Agenda bestond

Nadere informatie

Energieverbruik en -opwek Bestuurlijke regio s provincie Fryslân

Energieverbruik en -opwek Bestuurlijke regio s provincie Fryslân Energieverbruik en -opwek Bestuurlijke regio s provincie Fryslân 28 november 2016 1 Context Procesgang Energiestrategie Fryslân Voorbereiding Proces ontwerpen Definiëren uitgangspunten Zoeken en committeren

Nadere informatie

Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren. Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december Samenvatting

Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren. Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december Samenvatting Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december 2018 Samenvatting Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren pagina 2 van 5 Alcoholconsumptie brengt risico s met zich mee.

Nadere informatie

Lichamelijke gezondheid

Lichamelijke gezondheid 1. Ervaren gezondheid en ziekte en aandoeningen De beoordeling van de eigen gezondheid, de ervaren gezondheid, is een indicatie voor de kwaliteit die iemand aan het leven toeschrijft. Afhankelijk van de

Nadere informatie

Psychosociale gezondheid en gedrag

Psychosociale gezondheid en gedrag Psychosociale gezondheid en gedrag 1. Criminaliteit 1.1 Criminaliteit onder Friese jongeren De meest genoemde vorm van criminaliteit waar Friese jongeren van 13 tot en met 18 jaar zich in 2004 schuldig

Nadere informatie

Programma : (2) Openbare Orde en Veiligheid en (6) Welzijn Portefeuillehouder : E.J. ter Keurs, D.A. Fokkema

Programma : (2) Openbare Orde en Veiligheid en (6) Welzijn Portefeuillehouder : E.J. ter Keurs, D.A. Fokkema Raadsvoorstel Vergadering : 21 mei 2015 Agendapunt : 8 Status : Informerend Programma : (2) Openbare Orde en Veiligheid en (6) Welzijn Portefeuillehouder : E.J. ter Keurs, D.A. Fokkema Behandelend ambt.

Nadere informatie

Deelrapportage met resultaten uit de gezondheidsenquête volwassenen/ouderen 2010

Deelrapportage met resultaten uit de gezondheidsenquête volwassenen/ouderen 2010 Opvoedondersteuning Deelrapportage met resultaten uit de gezondheidsenquête volwassenen/ouderen 2010 Opvoedvragen zijn van alle tijden. Als ouders vragen hebben over de opvoeding van hun kind, zoeken zij

Nadere informatie

Vliegverkeer slecht voor de gezondheid. Sara Botschuijver Leonard Beijdewellen Informatieavond Laagvliegroutes van Lelystad Airport: Berkum

Vliegverkeer slecht voor de gezondheid. Sara Botschuijver Leonard Beijdewellen Informatieavond Laagvliegroutes van Lelystad Airport: Berkum Vliegverkeer slecht voor de gezondheid Sara Botschuijver Leonard Beijdewellen Informatieavond Laagvliegroutes van Lelystad Airport: Berkum 9-01-2018 Kleine deeltjes in de Lucht: Fijnstof en ultra fijnstof

Nadere informatie

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Luchtkwaliteit Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Deel 1: Wat is luchtverontreiniging? Emissie, Verspreiding,Blootstelling 1952 2009 3 4 5 Van de bronnen van luchtvervuiling in Nederland

Nadere informatie