landbouw en natuurlijke omgeving 2011 dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB minitoets bij opdracht 1

Transcriptie

1 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB minitoets bij opdracht 1 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen - Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). - Geef verbeteringen aan volgens voorbeeld 2 of 3. (1) B B B (2) X (3) B X C C X C 1p 1 Een schaap heeft verschillende lichaamsonderdelen. Met welk nummer wordt in de afbeelding de hongergroeve aangegeven?... 1p 2 Wat verstaan we onder de conditie van een schaap? het uithoudingsvermogen van een schaap B de vlees/vetbedekking van een schaap C het gewicht van een schaap het drachtig zijn van een schaap PK-0941-b-11-1-m1 1 lees verder

2 1p 3 Bij een openfrontstal in Nederland is de opening vaak op het zuidoosten gericht. Wat is de belangrijkste reden om de opening op het zuidoosten te richten? omdat er dan de meeste kans op zon is B omdat er dan de minste kans op wind is C omdat er dan de minste kans op inregenen is omdat er dan de minste kans op stormschade is E omdat er dan het meeste licht binnenkomt 1p 4 Bij welke tekening is de open zijde van de kapschuur op het zuidoosten gericht? Noord Noord Open zijde Open zijde B Noord Noord Open zijde Open zijde C 1p 5 Bij een kapschuur met één open zijde spreken we over natuurlijke ventilatie. B mechanische ventilatie. C geforceerde ventilatie. overdrukventilatie. E onderdrukventilatie. 1p 6 Ooien lammeren één keer per jaar. Wanneer wordt de gustperiode van een ooi langer? als de ooi een langere draagtijd heeft B als de lammeren later gespeend worden C als de ooi na dekking niet drachtig wordt als de ooi maar één in plaats van twee lammeren werpt PK-0941-b-11-1-m1 2 lees verder

3 1p 7 Hier staan kenmerken van de melktanden van een schaap. Geef bij elk kenmerk aan of het wel of niet een kenmerk van de melktanden van een schaap is. gele kleur smaller dan een volwassen tand wisselen binnen het eerste levensjaar wel niet 1p 8 Hier zie je verschillende schedels. lle vier zijn ze even groot afgebeeld. Geef bij elke schedel aan of het van een herbivoor, carnivoor of omnivoor is. herbivoor carnivoor omnivoor PK-0941-b-11-1-m1 3 lees verder

4 1p 9 Hier staan evenhoevige en onevenhoevige dieren. Geef aan welke dieren evenhoevig en welke onevenhoevig zijn. evenhoevig onevenhoevig PK-0941-b-11-1-m1 4 lees verder

5 1p 10 Een schapenhouder maakt gebruik van een minimum-maximum-thermometer. eze wordt elke dag op een vast tijdstip afgelezen en op nul gezet. Wat geeft de minimum-maximum-thermometer aan? de temperatuur van dat moment en de relatieve vochtigheid B alleen de minimum-temperatuur van de afgelopen 24 uur en de maximumtemperatuur van de afgelopen 24 uur C de minimum-temperatuur van de afgelopen 24 uur, de maximumtemperatuur van de afgelopen 24 uur, de temperatuur van dat moment en de relatieve vochtigheid de minimum-temperatuur van de afgelopen 24 uur, de maximumtemperatuur van de afgelopen 24 uur en de temperatuur van dat moment PK-0941-b-11-1-m1 5 lees verder

6 1p 11 Hier is een aantal voersoorten afgebeeld. Geef aan of dit ruwvoeders of krachtvoeders zijn. ruwvoeder krachtvoeder PK-0941-b-11-1-m1 6 lees verder

7 1p 12 Een schaap heeft een binnenhok van 1,3 m 2 nodig. ls er lammetjes bij lopen komt daar per lammetje nog 0,4 m 2 bij. Hoeveel ooien met twee lammetjes mogen er maximaal in een binnenhok van 4 m bij 4,5 m?... 1p 13 Een schaap heeft vier magen. In welke volgorde passeert voedsel de magen? netmaag, boekmaag, pens, lebmaag B netmaag, pens, boekmaag, lebmaag C pens, netmaag, lebmaag, boekmaag pens, netmaag, boekmaag, lebmaag E lebmaag, pens, netmaag, boekmaag F lebmaag, boekmaag, netmaag, pens PK-0941-b-11-1-m1 7 lees verder

8 1p 14 Hier staan verschillende drinkwatervoorzieningen. Geef aan welke drinkwatervoorziening een automatisch systeem is en welke een handmatig systeem. automatisch handmatig PK-0941-b-11-1-m1 8 lees verder

9 1p 1p Op de foto s zie je vier verschillende schapenrammen. Op welke foto staat een Texelaarram? B C Een schapenhouder fokt vanuit zijn koppel Vlaamse ooien (Vl) in twee generaties vleeslammeren. it kan met de volgende rassen: Texelaar (Tx), Charollais (Ch), Suffolk (Sk) en Vlaming (Vl). Hij houdt het volgende kruisingsschema aan: Vl x Tx F1 x?? F2 e F2 heeft uiteindelijk de volgende bloedlijn: 25% Vl en 75% Tx. Met welk ras heeft de schapenhouder de F1 gekruist om deze F2 te krijgen? met een Charollais B met een Suffolk C met een Vlaming met een Texelaar PK-0941-b-11-1-m1 PK-0941-b-11-1-m1* 9 lees verdereinde