wethouder economie, wonen, cultuur en dienstverlening

Transcriptie

1 Voorstel aan de raad Nummer: Portefeuille: Programma: Programma onderdeel: Steller: Afdeling: Telefoon: wethouder economie, wonen, cultuur en dienstverlening 2.4 Sterke stad Werken aan de basis K. Ben Kaddour DVL WABO en Bestemmingsplannen Punt 9b. van de agenda voor de vergadering van 9 april Onderwerp: Verklaring van geen bedenkingen visvijver Uilenweg. Voorgesteld besluit 1. Een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven voor het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark met een zestal nieuwe waterpartijen voor sportvissen en dagrecreatie aan de Uilenweg 2 te Lelystad, op grond van artikel 2.27 Wabo, juncto artikel 3.11 Wabo, juncto artikel 6.5 Bor. 2. Bij geen zienswijzen de ontwerpverklaring van geen bedenkingen aan te merken als definitieve verklaring van geen bedenkingen. 3. Af te zien van het vaststellen van een exploitatieplan conform artikel 6.12, lid 2, Wro, aangezien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Aanleiding Op 30 november 2012 is een aanvraag voor een project omgevingsvergunning ex artikel 2.12, lid 1, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) ingediend voor het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark met een zestal nieuwe waterpartijen voor sportvissen en dagrecreatie. Het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark is in strijd met artikel 8 van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan Lelystad Zuid II. De aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, ten behoeve van passieve recreatieve doeleinden, de houtproductie en de verbetering van het klimaat, met de daarbij behorende paden, wegen, drinkvijvers, dienstwoningen, gebouwen voor onderhoud en beheer en andere bouwwerken. Er kan medewerking worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) indien dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Daarnaast dient door de raad een verklaring van geen bedenkingen (hierna: vvgb) afgegeven te worden. HB1203 paginanummer 1

2 Nummer: Beoogd effect Met het verlenen van een vvgb geeft de raad aan geen bedenkingen te hebben tegen het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark. Na het verlenen van deze verklaring kan de ruimtelijke procedure worden gestart conform afdeling 3:4 Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag wordt tezamen met het ontwerpbesluit en de ontwerp-vvgb gedurende zes weken ter inzage gelegd. Wanneer zienswijzen worden ontvangen, zal uw raad met toezending van de eventuele zienswijzen gevraagd worden om een al dan niet gewijzigde definitieve vvgb. Argumenten 1.1 Voor het voeren van de Wabo-procedure is de afgifte van een ontwerp-vvgb een vereiste In artikel 6.5, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is bepaald dat de gemeenteraad een vvgb op grond van artikel 2.27 van de Wabo moet afgeven voordat het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning kunnen verlenen. Op grond van artikel 6.5, lid 3 van Bor is het mogelijk dat de gemeenteraad een lijst met categorieën van gevallen aanwijst waarin een vvgb niet nodig is. Dit besluit is door de gemeenteraad op 12 oktober 2010 (nr. B ) genomen. Gezien de voorgenomen wijziging is een vvgb nodig. 1.2 Voor het afwijken van het bestemmingsplan is een goede ruimtelijke onderbouwing vereist Daarnaast is voor het afwijken van het bestemmingsplan een goede ruimtelijke onderbouwing vereist. Ten behoeve van de omgevingsvergunning is een ruimtelijke onderbouwing in concept opgesteld. Deze is als bijlage opgenomen. Hieruit blijkt dat het project past binnen het beleid van de gemeente Lelystad, provincie Flevoland en Staatsbosbeheer. 1.3 In het kader van wettelijk overleg op grond van artikel Bor hebben de provincie Flevoland, de VROM-Inspectie en het waterschap aangegeven geen bedenkingen te hebben tegen dit plan 2.De kaders zijn dan reeds door de raad afgegeven en wettelijke termijn Wabo-procedure wordt gehaald Indien geen zienswijzen worden ingediend de ontwerp-vvgb aan te merken als definitieve vvgb, zodat hernieuwde behandeling in uw raad niet noodzakelijk is. Op deze wijze kan bespaard worden op proceduretijd en de wettelijke termijn gehaald worden. 3 Kostenverhaal anders geregeld Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is het verplicht om een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Als er geen gemeentelijke kosten worden gemaakt, zoals in dit geval waarbij de gemeente geen eigenaar is van de gronden hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden. De uitvoering en daarmee ook de kosten van de voorgenomen ontwikkeling komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Financiële aspecten Geen. Kanttekeningen Geen. HB1203 paginanummer 2

3 Nummer: Communicatie en voortgang Na het afgeven van de ontwerp-vvgb wordt tezamen met het ontwerpbesluit omgevingsvergunning gedurende zes weken ter inzage gelegd in het Stadhuis en beschikbaar gesteld via de website Gedurende de termijn van terinzagelegging krijgt iedereen de gelegenheid zienswijzen ten aanzien van het ontwerpbesluit en de ontwerp-vvgb naar voren te brengen. De bekendmaking van deze terinzagelegging vindt plaats in de Staatscourant en de Flevopost. Lelystad, 5 maart Het college van de gemeente Lelystad, de secretaris, de burgemeester, N. Versteeg M. Horselenberg HB1203 paginanummer 3

4 Raadsbesluit Nummer: De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 5 maart 2013; B E S L U I T: 1. een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven voor het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark met een zestal nieuwe waterpartijen voor sportvissen en dagrecreatie aan de Uilenweg 2 te Lelystad, op grond van artikel 2.27 Wabo, juncto artikel 3.11 Wabo, juncto artikel 6.5 Bor; 2. bij geen zienswijzen de ontwerpverklaring van geen bedenkingen aan te merken als definitieve verklaring van geen bedenkingen; 3. af te zien van het vaststellen van een exploitatieplan conform artikel 6.12, lid 2, Wro, aangezien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Lelystad, 9 april De raad van de gemeente Lelystad, de griffier, de voorzitter, HB1203 paginanummer 4

5 Quickscan Archeologie Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad Steller Versie Drs. A.A. Kerkhoven Definitief-2 Projectcode Datum Opdrachtgever Uitvoerder Bevoegde overheid Contactpersoon namens bevoegd gezag De Huif Dhr. T. (Tom) Bremer Uilenweg AB Lelystad Transect Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht Gemeente Lelystad Postbus AB Lelystad Mw. E.J. Rozema Autorisatie Naam Datum Paraaf Drs. T. Nales (Senior KNA Prospector)

6 Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht T: F: E: 1. Aanleiding Forellenvisvijvers de Huif in Lelystad is van plan een uitbreiding te realiseren door het aanleggen van een aantal extra visvijvers. Daarbij is het plan om meerdere vijvers 2 meter diep t.o.v. maaiveld te graven (en met folie te voorzien). De andere vijvers zonder folie moeten ook 2 meter diep worden, maar dan 2 meter onder het grondwaterniveau. Het grondwaterniveau bevindt zich in het plangebied op 0,6 à 0,7 m Mv, zodat niet dieper wordt gegraven dan tot maximaal 2,7 m Mv. 2. Doel Het doel van deze quickscan is een beperkte inventarisatie van informatie over de archeologische verwachting van het plangebied. Op basis hiervan wordt inzicht gegeven in het risico van verstoring van archeologische waarden, noodzakelijke onderzoeksmaatregelen c.q. behoudsmaatregelen. De quickscan is een adviesdocument en valt buiten de kaders van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Het is bedoeld om voordat het archeologisch proces wordt ingegaan een afweging te maken van nut & noodzaak. Wij adviseren om de conclusies en het advies uit deze quickscan af te stemmen met het bevoegd gezag. Over de volgende onderwerpen is informatie verzameld: Vigerend beleid. Bodem en geomorfologie. Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen. Uitgevoerd onderzoek. 3. Vigerend beleid Het plangebied ligt op de archeologische beleidskaart van de gemeente Lelystad (zie bijlage 1, rode pijl) in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde, waarvoor een archeologische onderzoeksplicht geldt voor bodemingrepen. 4. Archeologische verwachting Het archeologisch relevante niveau in het plangebied bestaat uit dekzand. Dit dekzand ligt volgens de digitale boorbeschrijvingen van de voormalige Rijksdienst IJsselmeerPolders (RIJP) op een diepte rond 8,0 m NAP. Het maaiveld in het plangebied ligt volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 2

7 (AHN2) op een diepte rond 4,5 m NAP. Het archeologisch niveau ligt dus volgens de beschikbare gegevens op een verwachte diepte van circa 3,5 m Mv. Gezien het relevante archeologisch niveau (dekzand) en gezien de diepteligging ten opzichte van NAP van de top van het dekzand, dateren eventueel in het plangebied aanwezige steentijdnederzettingen uit de periode van het Mesolithicum ( voor Chr.) tot en met het Midden-Neolithicum A ( voor Chr.). Jongere archeologische resten zijn, met uitzondering van scheepsresten, gezien de vernatting van het gebied niet mogelijk. In en rond het Hollandse hout zijn een aantal archeologische waarnemingen gedaan, waarvan allen de belangrijkste hier worden vermeld. Aan de Knardijk Buizerdweg is op een diepte van tenminste 185 cm Mv houtskool aangetroffen, dat op de aanwezigheid van een prehistorisch jachtkampement of nederzetting kan wijzen (Archis-vondstmeldingsnr ). Ter hoogte van de Uilenweg 3a is in het verleden een archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek met een verkennende boring (Onderzoeksmelding ). De verkennende boring heeft uitgewezen dat in de ondergrond zich een intacte dekzandbodem bevindt, waarin zich een veldpodzol heeft ontwikkeld. Naar aanleiding hiervan is karterend booronderzoek aanbevolen. 5. Cultuurtechnisch onderzoek In het plangebied is een cultuurtechnische boring gezet (zie bijlage 3). Deze is zeer gedetailleerd beschreven. Hieruit blijkt dat de top van het dekzand in het plangebied op circa 3,35 m Mv ligt. Uit de beschrijving blijkt verder dat deze is afgedekt door een dun kleilaagje (grijs, 5 cm dikte) met rietresten. Hierop ligt veen met laagjes detritus en silt. Het kleilaagje is indicatief voor een erosief milieu. Het betreft, mede gezien de RIJP-boringen die in de directe omgeving zijn gezet, Oude Zeeklei. Het is dus de randzone van het getijdebekken tussen Lelystad en Swifterbant, waar in de vorm van een vlakte Oude Zeeklei is afgezet. In de top van het dekzand is nog hooguit een Bs-horizont aanwezig, dat wil zeggen de uiterste onderkant van een podzol. In combinatie met het kleilaagje, kan worden geconcludeerd dat de top van het dekzand ter hoogte van de cultuurtechnische boring is geërodeerd en dat hiermee ook eventueel aanwezige archeologische waarden zijn verstoord i.c. verspoeld. Dit is in tegenspraak met de RIJP-boringen die in de directe omgeving van het plangebied zijn gezet. Hieruit blijkt dat in alle gevallen de top van het dekzand intact is. RIJP-boring staat zelfs binnen het terrein van De Huif, tegen de Uilenweg aan. Hier ligt het dekzand volgens de RIJP-boring op 8,19 m NAP, dus op circa 3,7 m Mv. In de top van het dekzand is een podzol aanwezig (inclusief A- horizont), zodat het archeologisch niveau hier intact is. 6. Conclusie Uit de beschikbare informatie kan niet zondermeer worden geconcludeerd dat het archeologisch niveau in het plangebied is verstoord c.q. verspoeld. De cultuurtechnische boring is in tegenspraak met de RIJP-boringen, in die zin dat volgens eerstgenoemde de top van het dekzand verspoeld is en volgens laatst genoemde deze juist intact is. Dit kan alleen worden verklaard door lokale verschillen in bijvoorbeeld reliëf. 3

8 Op basis van de beschikbare gegevens mag ervan uit worden gegaan dat de top van het dekzand en hiermee het archeologisch relevante niveau op 3,35 m Mv en dieper ligt. 7. Advies Gezien de verwachte diepte van het archeologisch relevante bodemniveau in het plangebied (top dekzand), wordt geadviseerd om bodemingrepen te beperken tot maximaal 2,8 m Mv. Indien diepere bodemingrepen voorzien zijn, wordt geadviseerd om een karterend booronderzoek uit te voeren om de aan-/afwezigheid van archeologische waarden vast te stellen. Kanttekening De quickscan is zo zorgvuldig mogelijk opgesteld. Desondanks kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij bodemwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein. Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. 4

9 Bijlage 1: Archeologische beleidskaart gemeente Lelystad 5

10 Bijlage 2: Dieptes dekzand in meters -NAP 6

11 Bijlage 3: Cultuurtechnische boring 7

12 Ruimtelijke onderbouwing Omvorming en uitbreiding Forellenvisvijvers De Huif tot Vispark Tom s Creek Uilenweg 2 te Lelystad Versie: 30 november 2012

13 Inhoudsopgave Inleiding Beschrijving van het project Ruimtelijk beleid Milieu en overige regelgeving Economische uitvoerbaarheid...20 Bijlagen...21 Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 2

14 Inleiding Op 30 november 2012 is een aanvraag voor een project omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) ingediend voor het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark met een zestal nieuwe waterpartijen voor sportvissen en dagrecreatie. Het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark is in strijd met artikel 8 van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan Lelystad Zuid II. De aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, ten behoeve van passieve recreatieve doeleinden, de houtproduktie en de verbetering van het klimaat, met de daarbij behorende paden, wegen, drinkvijvers, dienstwoningen, gebouwen voor onderhoud en beheer en andere bouwwerken. De Wabo, biedt de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan door middel van een projectbesluit, zoals opgenomen in artikel 2.12 lid 1, sub a, onder 3 Wabo, die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. De aanvraag dient niet in strijd te zijn met de goede ruimtelijke ordening. Dit dient aangetoond te worden middels een ruimtelijke onderbouwing waarin onder andere verwoord staat wat het plan inhoudt en hoe zich dit verhoudt tot rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid en hoe het past binnen de omgeving. Dit document bevat de ruimtelijke onderbouwing bij het projectbesluit voor het vispark. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 3

15 1. Beschrijving van het project Ligging van het project Het betreft hier de locatie Forellenvisvijvers De Huif aan de Uilenweg 2 en naastgelegen perceel, bestemmingsplan Lelystad Zuid II. De locatie is gelegen aan de noordrand van het Hollandse Hout nabij het Bovenwater. Zie ook hieronder ingevoegde overzichtsfoto. Fig. 1 Bovenaanzicht Uilenweg en het gebied van uitbreiding van de vijvers (gearceerd) Inhoud project Het project betreft in fase 1 het uitbreiden van de huidige forelvisvijvers naar een vispark met een zestal nieuwe waterpartijen voor sportvissen en dagrecreatie. Ook wordt in fase 1 de bestaande kantine uitgebreid met vier tijdelijke De Meeuw Units voor een periode van maximaal 3 jaar. In fase 2 betreft het plan ook het oprichten van een multifunctioneel gebouw voor overdekt vissen, horeca en kleinschalige verkoop van vismaterialen. Deze plannen worden meegenomen in de procedure voor het nieuwe bestemmingsplan. Voor dit gebouw wordt eerst deze procedure afgewacht. Bouwaanvraag Voor fase 1 kan een korte procedure worden gevolgd voor uitbreiding van de bestaande kantine/horecavoorziening. De bestaande kantine wordt uitgebreid met vier tijdelijke De Meeuw Units voor een periode van maximaal 3 jaar. Voor fase 2 is de bouwaanvraag voor het nieuwe multifunctionele gebouw uiteraard nog niet gedaan. Van der Valk Klein B.V. te Honselersdijk gaat de overdekte visvijver en horecaruimte bouwen. Rob Bakelaar van Tekta Architecten is de betrokken architect. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 4

16 2. Ruimtelijk beleid Gemeentelijk beleid Structuurplan Lelystad De ontwikkelingen passen binnen het beleid van de gemeente Lelystad. In het structuurplan wordt het volgende gemeld: De hoofdopgave is het geven van een positieve impuls aan het imago van de stad door het verder ontwikkelen en versterken van recreatieve en toeristische voorzieningen in Lelystad, zowel voor dagrecreatie als verblijfsrecreatie. Wat betreft het bosgebied Hollandse Hout (tussen Lelystad Haven en de Knardijk) zal een invulling gevonden moeten worden die recht doet aan de bufferfunctie tussen stad en natuur (Oostvaardersplassen). Daarnaast kan sprake zijn van een vloeiende en logische overgang naar de natuur. Denkbaar is om enkele functies aan het gebied toe te voegen die het recreatief gebruik bevorderen en een uitnodiging vormen om de natuur verder in te trekken. Een gebied in het noordwesten van het Hollandse Hout kan daartoe ingericht worden voor recreatie en voor een aangrenzend gebied kan een bestemming met recreatieve bebouwing uitgewerkt worden. Gebiedvisie Hollandse Hout De gebiedsvisie voor de Hollandse Hout is in het voorjaar van 2011 door het College van B&W van Lelystad vastgesteld. De gemeenteraad heeft hier kennis van genomen en het College opgedragen een bestemmingsplan te maken. In de gebiedsvisie is letterlijk opgenomen dat in samenspraak met ons gekeken gaat worden op welke wijze de uitbreiding gestalte kan worden gegeven; Uitbreiding forellenvisvijvers de Huif. In samenspraak met ondernemers zal worden gekeken op welke wijze aan uitbreiding gestalte kan worden gegeven. Huidige bestemming Het betreffende terrein voor het op te richten overdekte visvijver en horecaruimte valt onder bestemmingsplan Lelystad Zuid II en het daarop gebaseerde uitwerkingsplan Educatief-recreatief centrum. Volgens de bestemming Educatief-recreatieve voorzieningen (artikel 1), zijn de op de kaart voor Educatief-recreatieve voorzieningen aangewezen gronden bestemd voor een natuurgericht educatief-recreatief centrum, met daarbij behorende bouwwerken, erven en terreinen. Voor de huidige visvijvers en kantine op die locatie is vrijstelling verleend in het kader van een artikel 19, lid 2 vrijstelling. Het betreffende terrein voor de aanleg van het vispark valt onder bestemmingsplan Lelystad Zuid II en heeft de bestemming bos. Toekomstige bestemming Het betreffende terrein voor de aanleg van het vispark krijgt de nieuwe bestemming dagrecreatie. Stedenbouwkundige aspecten In welstandstechnisch opzicht kan worden gemeld dat op het gebied geen welstandsverplichtingen rusten op grond van de Welstandnota. In ruimtelijk opzicht zijn qua invulling geen belemmeringen te noemen. Het onderhavige gebied is een specifiek gebied voor recreatieve doeleinden. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 5

17 Toeristisch/Recreatieve ontwikkeling Vanuit het toeristisch/recreatief-economisch beleidsoogpunt wordt het meewerken aan het gevraagde voorgestaan. Toeristisch beleid Het gebied ten noorden van de Buizerdweg heeft door haar ligging aan het water bijzondere kwaliteiten om verder als recreatief gebied ontwikkeld te worden. Uitbreiding van dagrecreatie is gewenst. De nieuwe functies dienen wel zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande. Uitbreiding van de bestaande visvijvers naar een vispark wordt daarom ook passend geacht. Landschap Het landschap wordt gekenmerkt door een open landschappelijke situatie met een centraal gelegen concentratie van voorzieningen, bebouwing en opgaand groen. Realisatie van open water in de open randzone past binnen dit beeld. De vrijkomende grond wordt de bij het graven van de vijvers verwerkt in grondlichamen op het eigen terrein met een concentratie van een grote heuvel tegen het bestaande dijklichaam. In de tekening (zie bijlage) van Landschapsarchitect Maris is dit duidelijk zichtbaar. Parkeren Parkeren ten behoeve van de bestemming dient, overeenkomstig met het bestemmingsplan op eigen terrein te worden gerealiseerd. Er wordt daarom een aparte parkeerplaats met maximaal 80 parkeerplekken gerealiseerd conform de tekening van Maris Landschapsarchitecten (zie bijlage). Provinciaal beleid In het Omgevingsplan van de Provincie Flevoland zijn de kaders geschetst voor de ontwikkelingen in de provincie. In het Omgevingsplan wordt duidelijk gesteld dat aan de randen van het Hollandse Hout recreatieve ontwikkelingen mogelijk zijn, mits zoneringen worden aangebracht. Citaat Omgevingsplan: Lelystad is omringd door veel recreatiegebieden, zowel op het land als in het water. De toegankelijkheid en attractiewaarde kunnen echter worden verbeterd. Aan de randen van het Hollandse Hout zijn recreatieve ontwikkelingen mogelijk, mits zoneringen worden aangebracht. 1 De ontwikkeling van deze nieuwe recreatieve faciliteiten en het verstevigen van de relatie tussen stad en platteland op deze locatie past helemaal in het provinciaal beleid en wordt ook expliciet beschreven in de ontwikkelingsstrategie voor het platteland en in het LEADER programma. Beleid Staatsbosbeheer Het plan draagt bij aan de realisatie van de visie van de Hollandse Hout op diverse vlakken. De hoofddoelstelling van de visie is het realiseren van een aantrekkelijk en veelzijdig bos met ruimte voor bosbouw, recreatie en natuur. Overige doelstellingen zijn ontwikkelen van de recreatieve mogelijkheden en benutten van de economische potenties. Met onze plannen realiseren we een aantrekkelijk en veelzijdig stuk natuur waarin recreatie plaats gaat vinden. Ook ontwikkelen wij aan de rand van de Hollandse Hout een horeca accommodatie waarin wandelaars en fietsers uit het gebied even lekker iets kunnen drinken of eten. In het beleid van Staatsbosbeheer is het stuk bos ten noordwesten van de buizerdweg (zeilplasbos) 1 Bron: Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 6

18 voornamelijk bedoeld voor (nieuwe) recreatieve activiteiten. Ook voor Staatsbosbeheer is de Gebiedsvisie Hollandse Hout leidend. In 2011 zijn ook de daadwerkelijke uitbreidingsplannen voor het gebied aan Staatsbosbeheer voorgelegd en als positief voor dit gebied beoordeeld. Omdat Staatsbosbeheer de grond niet wil verkopen zal het in erfpacht voor 30 jaar worden uitgegeven. Hieronder nogmaals het citaat uit de gebiedsvisie Hollandse Hout. Citaat Gebiedsvisie Hollandse Hout blz. 55: 2011: Uitbreiding forellenvisvijvers de Huif. In samenspraak met ondernemers zal worden gekeken op welke wijze aan uitbreiding gestalte kan worden gegeven. Conclusie Het project past in het beleid van de Gemeente Lelystad, Provincie Flevoland en Staatsbosbeheer. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 7

19 3. Milieu en overige regelgeving Milieuvergunning Voor het educatief recreatief centrum De Huif en Forellenvisvijvers De Huif is een milieuvergunning verleend. Deze milieuvergunning is recentelijk opnieuw verleend. Een visvijver inrichting op zichzelf is echter niet milieuvergunningplichtig. Bij de uitbreiding en omvorming van Forellenvisvijvers De Huif naar Vispark Tom s Creek komt het vispark ook meer los te staan van het educatief recreatief centrum De Huif en is het een volwaardig losstaand bedrijf van De Huif. Omdat een (forel)visvijver inrichting niet milieuvergunningplichtig is zal er in overleg met de Gemeente Lelystad ook geen nieuwe milieuvergunning hiervoor aangevraagd worden. Conclusie Een (forel)visvijver inrichting is niet milieuvergunningplichtig en daarom hoeft er geen nieuwe milieuvergunning aangevraagd worden. Ontgrondingenvergunning Voor de uitvoering van het plan worden een zestal nieuwe vijvers aangelegd. Drie hiervan zullen worden gemaakt met een diepte van ongeveer 2 meter beneden maaiveld en zullen worden aangelegd met folie. De andere drie vijvers zullen worden aangelegd op 2 meter beneden het grondwaterniveau en krijgen een natuurlijke bodem en oever. Het betreft een secundaire ontgronding, de te ontgraven grond zal op het terrein blijven en gebruikt worden voor grondwallen, heuvels e.d. Zand zal worden aangevoerd voor de aanleg van de paden en de parkeerplaats e.d. Een ontgrondingvergunning zal, evenals bij de vier eerder gegraven vijvers, worden aangevraagd bij de Provincie Flevoland. Conclusie De uitbreiding van de forelvisvijvers naar het vispark betreft een secundaire ontgronding waarbij de te ontgraven grond op het terrein wordt verwerkt. Een ontgrondingvergunning wordt aangevraagd bij de Provincie Flevoland. Akoestiek De overdekte visvijver/horecavoorziening en de waterpartijen zijn geen geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het aspect geluid geeft geen belemmeringen voor het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan. Conclusie De uitbreidingsplannen bevatten geen geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig Luchtkwaliteit Wettelijk kader De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht is opgenomen onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer en staat bekend als de Wet luchtkwaliteit (Wlk) (Stb. 2007, 434). Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en is de Nederlandse implementatie van de EU- Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 8

20 richtlijn voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB s en Ministeriële Regelingen: - Besluit niet in betekenende mate bijdragen (StB 440, 2007); - Besluit gevoelige bestemmingen (StB 14, 2009); - Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007); - Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220,2007; rectificatie SC 237, 2007); - Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 136, 2008; SC 245, 2008: SC 53, 2009) - Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007) Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) Deze AMvB, verder te noemen het Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van het jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Beoordeling Luchtkwaliteit Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Het aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. De forellenvisvijvers gaan 6 dagen per week open. Het aantal personeel per gemiddelde werkdag bedraagt 2 personeelsleden. Voor de aanlevering van de horeca wordt uitgegaan van gemiddeld 2 vrachtwagens per week. Voor de aanlevering van de (zalm)forellen wordt uitgegaan van gemiddeld 1 vrachtwagen per week. Het is lastig om het aantal bezoekers van de visvijvers te voorspellen, aangezien het een recreatieve voorziening betreft. Daarom is een ruime inschatting gemaakt van 100 bezoekers per dag. Daarbij wordt uitgegaan van gemiddeld 2 personen per auto. Het aantal extra voertuigbewegingen per weekdaggemiddelde komt op: Aantal bezoekers: 86 Aantal personeel: 3,4 Aantal vracht: 0,86 Totaal Voertuigbewegingen: 90,3 Aandeel Vrachtverkeer:0,95 De extra verkeersbewegingen van en naar het plangebied is ingevoerd in de NIBM rekentool. Uit de resultaten van de NIBM rekentool blijkt dat de extra NO2 0,07 ug/m3 bijdrage en de extra PM10 bijdrage 0,02 ug/m3 bedraagt. Beide projectbijdragen zijn lager dan ook fors lager dan 1,2 ug/m3. Conclusie Het bouwplan draagt niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De verlening van de vrijstelling kan op grond van art lid 1 sub c uit de Wet milieubeheer doorgang vinden. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 9

21 Externe veiligheid Het vispark wordt aangemerkt als een beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi). De ontwikkeling dient daarom getoetst te worden aan de gevolgen voor externe veiligheid. A) Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg De locatie is niet gelegen aan of in de nabijheid van een weg die onderdeel uitmaakt van de vastgestelde Route gevaarlijke stoffen. Hierdoor ontstaat geen invloed ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. B) Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor In 2012 wordt de Hanzelijn in gebruik genomen. Over deze spoorlijn zullen gevaarlijke stoffen vervoerd worden, als gevolg waarvan er een PR10-6 contour ontstaat waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten gebouwd mogen worden. Deze contour ligt op 60 meter uit het spoor. Binnen 200 meter moeten de gevolgen voor het groepsrisico in kaart worden gebracht. De locatie ligt op 1900 meter van het spoor. De ontwikkeling ondervindt daarmee geen gevolgen voor de externe veiligheid. C) Risicovolle bedrijven De locatie ligt niet in de buurt van een inrichting die kan worden aangemerkt als risicovol als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er is daarom geen sprake van gevolgen voor de externe veiligheid. Conclusie De ontwikkeling voldoet daarmee aan de eisen voor externe veiligheid. Externe veiligheid geeft verder geen belemmeringen voor het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan. Bodemkwaliteit Naar het historisch bodemgebruik van het plangebied is een onderzoek uitgevoerd gebaseerd op de methodiek zoals beschreven in de leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek (NEN 5725). De relevante gegevens zijn hieronder vermeld. Voor dit onderzoek zijn luchtfoto s bestudeerd, zijn bouw- en milieudossiers ingekeken en is het bodemarchief van de gemeente Lelystad geraadpleegd. Ook is er gekeken naar de ruimtelijke onderbouwing van de visvijvers en de reeds eerder verleende vergunningen voor de ontgrondingen van de bestaande visvijvers. Voor dit onderzoek zijn geen boringen verricht. De locatie voor het multifunctionele gebouw is na de drooglegging gebruikt als landbouwgrond. Nu wordt het zeven jaar gebruikt als visvijvers. De locatie voor de uitbreiding van het vispark is na de drooglegging gebruikt als bos. De bodemsamenstelling van beide locaties is voorzover bekend niet gewijzigd. Het afvalwater wordt geloosd op de gemeentelijke riolering. Het regenwater blijft in het gebied en wordt afgevoerd naar de visvijvers. Op beide locaties hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden zoals op- en overslag van bodembedreigende stoffen of lozingen van afvalwater en hebben geen bodembedreigende installaties zoals tanks, werkplaatsen, wasplaatsen of afleverpunten gestaan. Op de locaties zijn geen calamiteiten bekend. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 10

22 Op de locaties bestaat geen vermoeden van bodemverontreiniging. Er is geen bodemonderzoek bij ons bekend. In de omgeving van de locaties zijn enkele bodemonderzoeken uitgevoerd. In de grond en het grondwater zijn licht verhoogde waarden van diverse stoffen aangetroffen, deels verklaarbaar uit een algemeen achtergrondniveau in Lelystad en omgeving, deels niet verklaarbaar, maar niet verontrustend. De gevonden gehalten leveren geen gevaar op voor volksgezondheid en milieu. Conclusie Op basis van de gegevens uit het historisch onderzoek naar het bodemgebruik valt te verwachten dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik. Er zijn geen belemmeringen om vrijstellingen te verlenen van het bestemmingsplan. Waterhuishouding Algemeen Deze waterparagraaf is opgesteld in verband met de uitbreiding van de forellenvisvijvers/aanleg van het vispark en de bijbehorende overdekte visvijver en horecavoorziening aan de Uilenweg 2 te Lelystad. Hierover is overleg geweest met mevr. C. Daemen van Waterschap Zuiderzeeland en dhr. W. Buth van gemeente Lelystad en zijn de plannen in de conceptfase afgestemd. Waterplan en beleid Voor de gehele gemeente Lelystad is een waterplan (Royal Haskoning, april 2002) opgesteld. Dit plan bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer ( watervisie ) naar inrichtingsmaatregelen op hoofdlijnen. Het waterplan is opgesteld waarbij rekening gehouden is met het vigerende beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de startovereenkomst Waterbeleid 21 e eeuw (WB21), de Handreiking watertoets (ministerie van VROM), het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland) en het Waterbeheersplan (Waterschap Zuiderzeeland). Ook de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn belangrijke beleidskaders. De KRW heeft als doel de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatsverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van het verharde oppervlak. Bij het opstellen van het NBW is rekening gehouden met de richtlijnen volgens de KRW. Het NBW bevat taakstellende afspraken ten aanzien van veiligheid en wateroverlast en procesafspraken ten aanzien van watertekorten, verdroging, verzilting, water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems en ecologie. Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën: 1. Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) 2. Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren) Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerende waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het uitbreidingsplan van Forellenvisvijvers De Huif naar Vispark Tom s Creek. Deze paragraaf geeft aan hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan Veiligheid, Voldoende en Schoon Water. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 11

23 Overleg met Waterschap Zuiderzeeland Proces van de watertoets De watertoets is via is uitgevoerd. Op basis hiervan is gebleken dat de normale procedure gevolgd dient te worden. Hierover is contact met het Waterschap. Beschrijving van het watersysteem Veiligheid / Waterkeringen (V) Het plan ligt nabij een waterkering. Deze waterkering kent op dit moment geen aanwijzing op grond van de Wet op de Waterkering. De Provincie Flevoland heeft naar deze waterkering wel een onderzoek gedaan of deze dient te worden aangewezen als regionale waterkering. Vooruitlopend op een eventuele aanwijzing strekt het tot de aanbeveling om hier wel vanuit te gaan. Het is daarom te verwachten dat het plan van invloed kan zijn op de veiligheid van een waterkering. Voldoende water Wateroverlast (WO) Het voorliggende plan heeft een toename van verhard oppervlak tot gevolg. Voor dit plan is het principe waterneutraal bouwen gevolgd. Dit wil zeggen dat als het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van water door het aanleggen van een waterberging of een infiltratievoorziening. Aangezien er een zestal nieuwe vijvers worden aangelegd wordt er meer dan voldoende waterberging gerealiseerd. De berging wordt altijd berekend boven het geldende streefpeil (zie onderstaand figuur). De realisatie van de berging zal plaatsvinden voordat de verharding wordt gerealiseerd en vindt plaats in overleg met de gemeente en het waterschap. Fig. 2 Berging wordt altijd berekend boven het geldende streefpeil Voor dit gebied geldt de afvoernorm voor stedelijk gebied. De maximale afvoer ui t het gebied is daarbij 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 12

24 Goed functionerend watersysteem (WF) Het functioneren van het huidige watersysteem mag door de realisatie van het plan niet verslechteren. Om een wijziging in het watersysteem aan te mogen brengen is het nodig om een Keurontheffing aan te vragen bij Waterschap Zuiderzeeland. In dit geval wordt een Keurontheffing aangevraagd voor het verplaatsen van de afvoersloot, het realiseren van de nieuwe waterpartijen en het aanbrengen van vrijkomende grond tegen en op de waterkering bij het strand van Het Bovenwater. Het Waterschap heeft al aangegeven geen problemen met het in westelijke richting verleggen van de kavelsloot conform tekening. Verbreding van de afvoersloot kan een positieve bijdrage leveren aan het voorkomen van wateroverlast. Op advies van het Waterschap wordt bij voldoende ruimte het nieuwe gedeelte van de afvoersloot met een accoladeprofiel duurzaam ingericht (zie BIJLAGE 10). Deze inrichting bestaat eruit dat de sloot een plasberm krijgt met een breedte van 1,5 tot 2,5 meter en een variabele diepte van 40 tot 80 cm. De oever wordt onder een helling van 1:2 verder afgewerkt. De watervoerende bodembreedte wordt breder dan het aanlegprofiel van de te verleggen kavelsloot. Daarnaast wordt er ruimte gereserveerd om de sloot vanaf de kant te onderhouden. Ten behoeve van de verlegging van de afvoersloot is een ontheffing van de keur nodig. Dit wordt afgestemd met de heer C. van der Heijden van het Waterschap. De afvoersloot valt ook na de verplaatsing onder de schouw. Aangelanden zijn verplicht de sloot te onderhouden. Anticiperen op Watertekort (WA) N.v.t. Schoon water Goede structuur diversiteit (SU) N.v.t. Goede oppervlaktewaterkwaliteit (SO) Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Bouwmaterialen dienen te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit. Een drietal visvijvers worden aangelegd met folie en een drietal zullen aan worden gelegd op het grondwaterniveau zonder folie. Aangezien de vis wordt uitgezet in de visvijvers en er geen sprake is van kweek van vissen worden er geen mineralen aan het water toegevoegd, er is dus geen sprake van verzilting / of eutrofiëring van het oppervlaktewater. Het Waterschap heeft in haar preadvies aandacht gevraagd voor de wellicht slechte kwaliteit van bodem- en grondwater en de invloed die dat zou kunnen hebben op de kwaliteit van het vijverwater. Aangezien er drie vijvers worden aangelegd met folie en in de overige drie vijvers vissoorten worden uitgezet met hoge toleranties verwachten wij geen problemen op dit gebied. De visvijvers worden eenmalig gevuld met water van Het Bovenwater via de oude hevel van het vloeiveld. Voor het onttrekken van water uit het Bovenwater voor het vullen van de nieuwe vijvers geldt er afhankelijk van de hoeveelheid een vergunningplicht (>250 m3/uur) of een meldplicht (> 125 m3/uur) in het kader van de Keur. Hier zullen wij voor het vullen van de vijvers onder blijven, zodat er geen vergunning of meldplicht nodig is. Dit zal op advies van mevrouw Daemen met de heer C. van der Heijden van het Waterschap worden opgenomen. Naast het eenmalig vullen zullen enkele Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 13

25 tientallen kubieke meters water per maand worden gebruikt om de verdamping en eventueel wat weglekkend water te compenseren. De vijvers worden verder op peil gehouden met hemelwater, grondwater en doorstroming van leidingwater van de voorraad visbakken. Er wordt geen water afgevoerd naar het Bovenwater. Ook dit is afgestemd in de conceptfase en akkoord bevonden door het Waterschap. De nieuwe vijvers zullen niet in directe verbinding staan met de afvoersloot. Daarom worden ze door het Waterschap getypeerd als zelfstandig functionerende vijvers en niet als oppervlaktewater. Om te voorkomen dat bij extreme regenval en volle vijvers het water oppervlakkig afvloeit naar de afvoersloot leggen wij verbindingen aan tussen de vijvers waarmee water afgevoerd kan worden naar de bestaande vijvers en lagergelegen vijvers op grondwaterniveau. Het overtollige water kan dan via de overloop richting de afvoersloot worden afgevoerd die uitkomt op de Lage Dwarsvaart. Goed omgaan met afvalwater (SA) Het hemelwater binnen het plangebied mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Gestreefd wordt naar het afkoppelen van schoon hemelwater dat afkomstig is van het verhard oppervlak. Hierbij geldt dat schoon hemelwater direct op het oppervlaktewater afgevoerd mag worden. De aan te brengen verharding dient onder afschot te worden aangelegd, zodat hemelwater oppervlakkig kan afstromen. Zowel alle verhardingen als de overdekte visvijver en horecavoorziening zullen het hemelwater afvoeren naar de te graven visvijvers. Het afvalwater van de horecavoorziening wordt afgevoerd via de riolering. Vergunningen De benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures aangevraagd moeten worden bij het Waterschap Zuiderzeeland. Conclusie Het plan ligt nabij een waterkering, omvat de aanleg van nieuwe waterpartijen en het verleggen van een afvoersloot. Hiervoor worden in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland de procedures gevolgd en benodigde vergunningen aangevraagd. In de conceptfase heeft Waterschap Zuiderzeeland een positief preadvies gegeven op de voorliggende plannen. Het plan heeft geen invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater en met het afvalwater wordt goed opgegaan en er wordt zelfs extra berging gerealiseerd. Archeologie Voor de uitbreiding van de forellenvisvijvers worden zes extra vijvers gegraven. Er worden drie nieuwe visvijvers gegraven op eenzelfde wijze en diepte als de bestaande visvijvers. De diepte van de ontgravingen zal 2 meter beneden maaiveld bedragen, deze vijvers worden met folie afgewerkt. De andere drie vijvers, zonder folie, worden tot maximaal 2 meter diep beneden het grondwaterniveau gegraven. Het grondwaterniveau zit in het perceel op 60 a 70 centimeter beneden maaiveld. In het kader van de uitbreiding zijn hoogtemetingen (firma FACTO GEO Meetdienst) en grondboringen (Wiertsema & Partners BV, bijlage 3) verricht door externe partijen in het plangebied. Door archeologisch adviesbureau Transect is een archeologische quickscan uitgevoerd. Het plangebied ligt op de archeologische beleidskaart van de gemeente Lelystad (zie kaart 1, rode pijl) in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde, waarvoor een archeologische Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 14

26 onderzoeksplicht geldt voor bodemingrepen. Op basis van dit gegeven is een archeologische quickscan uitgevoerd (Transect, BIJLAGE 4). Het doel van deze quickscan is een beperkte inventarisatie van informatie over de archeologische verwachting van het plangebied. Op basis hiervan wordt inzicht gegeven in het risico van verstoring van archeologische waarden, noodzakelijke onderzoeksmaatregelen c.q. behoudsmaatregelen. De quickscan is een adviesdocument en valt buiten de kaders van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Het is bedoeld om voordat het archeologisch proces wordt ingegaan een afweging te maken van nut & noodzaak. Kaart 1. Archeologische beleidskaart gemeente Lelystad Samenvatting Archeologische Quickscan: Het archeologisch relevante niveau in het plangebied bestaat uit dekzand. Dit dekzand ligt volgens de digitale boorbeschrijvingen van de voormalige Rijksdienst IJsselmeerPolders (RIJP) op een diepte rond 8,0 m NAP. Het maaiveld in het plangebied ligt volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2) op een diepte rond 4,5 m NAP. Het archeologisch niveau ligt dus volgens de beschikbare gegevens op een verwachte diepte van circa 3,5 m Mv. Gezien het relevante archeologisch niveau (dekzand) en gezien de diepteligging ten opzichte van NAP van de top van het dekzand, dateren eventueel in het plangebied aanwezige steentijdnederzettingen uit de periode van het Mesolithicum ( voor Chr.) tot en met het Midden-Neolithicum A ( voor Chr.). Jongere archeologische resten zijn, met uitzondering van scheepsresten, gezien de vernatting van het gebied niet mogelijk. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 15

27 In het plangebied is een cultuurtechnische boring gezet en is zeer gedetailleerd beschreven. Hieruit blijkt dat de top van het dekzand in het plangebied op circa 3,35 m Mv ligt. Uit de beschrijving blijkt verder dat deze is afgedekt door een dun kleilaagje (grijs, 5 cm dikte) met rietresten. Hierop ligt veen met laagjes detritus en silt. Het kleilaagje is indicatief voor een erosief milieu. Het betreft, mede gezien de RIJP-boringen die in de directe omgeving zijn gezet, Oude Zeeklei. Het is dus de randzone van het getijdebekken tussen Lelystad en Swifterbant, waar in de vorm van een vlakte Oude Zeeklei is afgezet. In de top van het dekzand is nog hooguit een Bs-horizont aanwezig, dat wil zeggen de uiterste onderkant van een podzol. In combinatie met het kleilaagje, kan worden geconcludeerd dat de top van het dekzand ter hoogte van de cultuurtechnische boring is geërodeerd en dat hiermee ook eventueel aanwezige archeologische waarden zijn verstoord i.c. verspoeld. Uit de beschikbare informatie kan niet zondermeer worden geconcludeerd dat het archeologisch niveau in het plangebied is verstoord c.q. verspoeld. De cultuurtechnische boring is in tegenspraak met de RIJP-boringen, in die zin dat volgens eerstgenoemde de top van het dekzand verspoeld is en volgens laatst genoemde deze juist intact is. Dit kan alleen worden verklaard door lokale verschillen in bijvoorbeeld reliëf. Op basis van de beschikbare gegevens mag ervan uit worden gegaan dat de top van het dekzand en hiermee het archeologisch relevante niveau op 3,0 m Mv en dieper ligt. De quickscan is zo zorgvuldig mogelijk opgesteld. Desondanks kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij bodemwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein. Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. Gezien de verwachte diepte van het archeologisch relevante bodemniveau in het plangebied (top dekzand), wordt geadviseerd om bodemingrepen te beperken tot maximaal 3,0 m Mv. Conclusie De nieuw aan te leggen visvijvers zullen maximaal op een diepte van 2,70 meter t.o.v. maaiveld worden gegraven. De (pleistocene) zandlaag zal hierdoor niet worden verstoord en daarmee zal het graven van de visvijvers dus ook geen impact hebben op een mogelijke verstoring van archeologische waarden. De aanwezigheid van archeologische sporen kan echter nooit volledig worden uitgesloten. Bij de uitvoering van de bodemverstorende werkzaamheden dient men dan ook alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische resten. Scheepswrakken kunnen in principe overal op de huidige en voormalige IJsselmeerbodem worden aangetroffen. De meeste scheepswrakken liggen relatief dicht aan het oppervlak van de voormalige Zuiderzeeafzettingen. Het zijn momenteel vooral de dieper gelegen wrakken die nu nog tevoorschijn komen. Dit zijn echter vaak beter geconserveerde schepen en ook oudere scheepstypen. Indien tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten of (delen van) een scheepswrak worden aangetroffen dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister ( de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), ARCHIS-meldpunt, telefoon ). In de Flevolandse praktijk fungeert het Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 16

28 archeologisch depot in het Nieuwland Erfgoedcentrum als centraal meldpunt van archeologische vondsten, telefoon , de heer D.E.P. Velthuizen. Flora en Fauna Algemeen Er komen geen algemeen of strikt beschermde soorten op het perceel van de uitbreiding voor. Er is onderzoek gedaan in het kader van de Flora- en Faunawet door ecologisch adviesbureau Nové. Een ecologische quickscan flora en fauna is bijgevoegd. De conclusie van dit rapport is als volgt: Uitgaande van de huidige situatie wordt op grond van hiervoor beschreven bevindingen en de in de bijlage genoemde tekortkomingen t.a.v. het voorkeurhabitat van de beschermde soorten, verondersteld dat de bosvakken voor geen enkele soort van levensbelang zijn. Tijdens de bezoeken is geen ecologische meerwaarde van de bosvakken gevonden ten opzichte van de rest van de Hollandse Hout. Geheel of gedeeltelijk verdwijnen van de bosvakken zal naar verwachting dan ook niet kunnen leiden tot het verdwijnen van beschermde soorten uit de nabije omgeving. De kwaliteit van de EHS zal door het geheel of gedeeltelijk verdwijnen van de bosvakken op deze locatie niet aan kwaliteit inboeten. Een van de doelen van de initiatiefnemers is juist om met het vispark de ecologische kwaliteit en de biodiversiteit op deze locatie te verbeteren, ondanks toename van het bezoekersaantal. Gelet op het bepaalde in de Flora- en Faunawet, Hoofdstuk 3 en de Habitatrichtlijn bijlage II en IV inzake beschermde soorten, een en ander in relatie tot de aard van voornoemd project, wordt geen schadelijk effect verwacht op het voortbestaan van (populaties van) algemeen beschermde soorten. Gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszones onder de Natuurbeschermingswet, artikel 6 van de Habitatrichtlijn en de aard en omvang van de ruimtelijke ingrepen en de blijvende en tijdelijke effecten van de werkzaamheden om die te bereiken, is met zekerheid vast te stellen dat geen significant negatieve effecten kunnen optreden. Strikt beschermde soorten zijn niet in een populatie in het plangebied en/of directe omgeving aanwezig. Ontheffing ingevolge artikel 75 lid 4 of 5 onder c of artikel 75a Flora- en Faunawet bij eventueel aan te treffen beschermde soorten zal verleend kunnen worden. Er vindt geen aantasting van populaties plaats, compenserende maatregelen zijn in dit geval niet noodzakelijk. Ecologische HoofdStructuur (EHS) Het beoogde perceel voor uitbreiding valt onder de overige EHS binnen de Ecologische HoofdStructuur. Na veelvuldig overleg met alle partijen is uiteindelijk op 29 november 2012 in een gezamenlijk overleg het volgende besloten over compensatie van de EHS. De ontwikkeling van Foellenvisvijvers De Huif betreft een oppervlakte van een kleine 1,8 hectare. Dit gedeelte wordt uit de EHS gehaald en gecompenseerd op een ander perceel in de Hollandse Hout wat niet in de EHS is gelegen. Hiervoor gelden de volgende regels (in afstemming met Provincie Flevoland) Het betreft een Hergebrenzing om andere dan ecologische redenen. Deze aanpak is de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland. Zoals gesteld in de Spelregels gaat het om een beperkte aantasting en is de compensatie een versterking en een kwalitatieve winst, omdat dat compensatiegebied nu al oud bos is. Ruimtelijke onderbouwing Vispark Tom s Creek 17