Starten en rijden STUURSLOT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Starten en rijden STUURSLOT"

Transcriptie

1 AUTO Starten en rijden Rijden en bedienen STUURSLOT Voorzichtig: Op voertuigen met automatische transmissie moet de transmissiehendel ALTIJD in de parkeerstand ('P') worden gezet voordat de contactsleutel kan worden verwijderd. Als de contactsleutel niet wordt verwijderd, wordt de accu continu langzaam ontladen waardoor die uiteindelijk geheel leeg zou kunnen raken. WAARSCHUWING Nadat het stuurslot is geactiveerd, is het onmogelijk om het voertuig te besturen. Verwijder de contactsleutel NIET als het voertuig in beweging is. H6161L Het contactslot en het stuurslot bevinden zich in de zijkant van de stuurkolomkap. Stuurslot loszetten Steek de sleutel in het contactslot en draai de sleutel naar stand 'I'. Als de sleutel niet kan worden rondgedraaid dan moet het stuurwiel, terwijl tegelijkertijd aan de sleutel wordt gedraaid, iets naar links of naar rechts worden bewogen. Het stuurslot vastzetten Verwijder de contactsleutel uit het contactslot. Het slot kan nu worden geactiveerd. Draai het stuurwiel rond tot het stuurslot gaat werken. 168

2 Starten en rijden CONTACTSLOT De gecombineerde schakelaar wordt gebruikt voor het bedienen van het stuurslot, de elektrische circuits en de startmotor: Stand '0' Stuurslot vergrendeld. Sommige verlichtingscircuits zullen functioneren, inclusief stadslichten en gevarenknipperlichten. Zolang de bestuurdersdeur open staat, functioneert de stoelgeheugen-faciliteit. Stand 'I' Stuurslot ontgrendeld. Nu kunnen de klok, het audiosysteem en de sigarettenaansteker worden gebruikt. De wissers/sproeiers werken. Stand 'II' Alle instrumenten, waarschuwingslampjes en elektrische circuits kunnen worden gebruikt. Stand 'III' Nu wordt aangevangen met de procedure voor het starten van de motor. Opmerking: Vergeet niet dat alle elektrische functies van stand 'I' gedurende het starten van de motor zullen worden onderbroken. N.B. Op voertuigen met automatische transmissie moet de transmissiehendel altijd in de parkeerstand ('P') of neutraalstand ('N') worden gezet voordat de motor kan worden gestart. STARTEN - Modellen met benzinemotor WAARSCHUWING Nooit starten of de motor laten draaien in een ongeventileerde ruimte - uitlaatgassen zijn giftig en bevatten koolmonoxide. Hierdoor kan bewusteloosheid worden veroorzaakt. Uitlaatgassen kunnen zelfs fataal zijn. Voordat de motor wordt gestart en u kunt wegrijden dient u ALTIJD op de hoogte te zijn van de voorzorgsmaatregelen die u kunt vinden in KATALYSATOR, 174. Speciaal dient u op de hoogte te zijn van het feit dat als de motor na een aantal pogingen niet start, door onophoudelijke startpogingen de katalysator kan worden beschadigd. 1. Controleer of de parkeerrem is geactiveerd en of de transmissiehendel op voertuigen met automatische transmissie in de parkeerstand ('P') of neutraalstand ('N') staat. 2. Alle elektrische uitrusting die niet hoeft te worden gebruikt, afzetten. 3. Draai het contactslot naar stand 'II' en vervolgens naar stand 'III'. Onmiddellijk loslaten. De startmotor wordt automatisch uitgeschakeld zodra de motor aanslaat. Tijdens het starten mag het gaspedaal NOOIT worden ingedrukt. N.B. De waarschuwingslampjes voor de acculading en oliedruk dienen uit te gaan zodra de motor loopt. 169

3 Starten en rijden Koude klimaten In zeer koude klimaten is het mogelijk dat het oliedruk-waarschuwingslampje pas na een paar seconden uitgaat. Vanzelfsprekend zal het bij dergelijke lage temperaturen ook langer duren voordat de motor aanslaat. Bij -25 C is het mogelijk dat de startmotor langer (soms zelfs 30 seconden) ononderbroken moet worden gebruikt voordat de motor aanslaat. Om deze reden dient ervoor te worden gezorgd dat alle niet-essentiële elektrische uitrusting wordt uitgezet om, ten behoeve van het starten, over het maximum accuvermogen te kunnen beschikken. Nadat de motor is gestart Op voertuigen met automatische transmissie dient te worden gecontroleerd of de parkeerrem is geactiveerd EN HET REMPEDAAL stevig is ingedrukt en of het gaspedaal niet wordt ingedrukt terwijl de transmissiehendel vanuit de neutraalstand ('N') of de parkeerstand ('P') naar een andere versnelling wordt bewogen. Door een vergrendeling wordt deze beweging onmogelijk gemaakt als het rempedaal niet wordt ingedrukt. STARTEN - Modellen met dieselmotor WAARSCHUWING Nooit starten of de motor laten draaien in een ongeventileerde ruimte - uitlaatgassen zijn giftig. Voordat de motor wordt gestart en u wilt wegrijden dient u ALTIJD op de hoogte te zijn van de voorzorgsmaatregelen die u kunt vinden in KATALYSATOR, Controleer of de parkeerrem is geactiveerd en of de transmissiehendel op voertuigen met automatische transmissie in de parkeerstand ('P') of neutraalstand ('N') staat. 2. Zet alle niet-essentiële elektrische uitrusting uit. 3. Steek de contactsleutel in het contactslot en draai die naar stand 'II'. Wacht tot het waarschuwingslampje voor de gloeistiften uitgaat. 4. Draai de sleutel naar stand 'III'. Onmiddellijk loslaten. De startmotor wordt automatisch uitgeschakeld zodra de motor aanslaat. Tijdens het starten mag het gaspedaal NOOIT worden ingedrukt. N.B. De tijd die u moet wachten wisselt met de temperatuur van de motorkoelvloeistof (als de motor warm is zal het gloeistift-waarschuwingslampje vrijwel onmiddellijk uitgaan. Het is zelfs mogelijk dat dit geheel niet gaat branden). N.B. Als de startmotor ononderbroken wordt gebruikt, zal hierdoor niet alleen de accu worden ontladen, maar is het tevens mogelijk dat de startmotor wordt beschadigd. In gematigde klimaten mag NOOIT langer dan 10 seconden worden gestart. Als de motor niet aanslaat, afzetten en 10 seconden wachten. N.B. De waarschuwingslampjes voor de acculading en oliedruk dienen uit te gaan zodra de motor loopt. 170

4 Starten en rijden WAARSCHUWING De dieselmotor mag nooit sneller draaien dan stationair tot het oliedruk-waarschuwingslampje uitgaat. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de lagers van de motor en de turbocompressor voordat op snelheid wordt gereden, voldoende worden gesmeerd. Laat de motor dus ook ALTIJD 10 seconden lang stationair draaien voordat die wordt afgezet. Koude klimaten In zeer koude klimaten is het mogelijk dat het oliedruk-waarschuwingslampje pas na een paar seconden uitgaat. Vanzelfsprekend zal het bij dergelijke lage temperaturen ook langer duren voordat de motor aanslaat. Bij -25 C is het mogelijk dat de startmotor langer (soms zelfs 30 seconden) ononderbroken moet worden gebruikt voordat de motor aanslaat. Om deze reden dient ervoor te worden gezorgd dat alle niet-essentiële elektrische uitrusting wordt uitgezet om, ten behoeve van het starten, over het maximum accuvermogen te kunnen beschikken. Nadat de motor is gestart Op voertuigen met automatische transmissie dient te worden gecontroleerd of de parkeerrem is geactiveerd EN HET REMPEDAAL stevig is ingedrukt en of het gaspedaal niet wordt ingedrukt terwijl de transmissiehendel vanuit de neutraalstand ('N') of de parkeerstand ('P') naar een andere versnelling wordt bewogen. Door een vergrendeling wordt deze beweging onmogelijk gemaakt als het rempedaal niet wordt ingedrukt. RIJDEN Stabiliteit van het voertuig WAARSCHUWING Uw voertuig heeft een hogere bodemvrijheid en ook een hoger zwaartepunt dan conventionele personenauto's zodat het voertuig in veel verschillende terreincondities kan worden gebruikt. Aan een grotere bodemvrijheid is het voordeel verbonden van een beter uitzicht op de weg waardoor de bestuurder eerder en makkelijker problemen kan anticiperen. Onervaren bestuurders dienen echter voorzichtig te zijn en deze mogen nooit vergeten dat uw voertuig niet ontworpen is op het nemen van bochten met dezelfde snelheid als conventionele personenauto's. Vergelijk dit met een lage sportauto die er ook niet op is ontworpen om op bevredigende wijze in het terrein te functioneren. Als het voertuig net zoals andere voertuigen van dit type niet op de juiste manier wordt gebruikt en bediend is het mogelijk dat u de controle over uw voertuig verliest. Het voertuig kan zelfs omkantelen. Voertuig - hoogte Voorzichtig: De totale hoogte van uw voertuig is groter dan die van conventionele personenauto's. Zie AFMETINGEN, 353. Houd altijd rekening met de hoogte van uw voertuig en controleer of u genoeg ruimte heeft voordat u onder lage doorgangen rijdt. Dit is vooral belangrijk als het voertuig is voorzien van een imperiaal of als het zonnedak open is gekanteld. Instrumenten en waarschuwingslampjes Voordat u wegrijdt is het belangrijk dat u volledig op de hoogte bent van het functioneren en de betekenis van respectievelijk de instrumenten en waarschuwingslampjes (zie INSTRUMENTENGROEP, 88). 171

5 Starten en rijden Voorzichtig: Vooral de rode waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang en wijzen altijd op een storing. Ziet u een rood waarschuwingslampje, het voertuig altijd onmiddellijk stilzetten, deskundige hulp inroepen en dan eventueel doorrijden. In het geval van de parkeerrem is het bovenstaande uitsluitend van toepassing als het voertuig in beweging is, terwijl het waarschuwingslampje brandt. Warmdraaien De motor NOOIT warm laten draaien door die met laag toerental stationair te laten draaien. Uit oogpunt van brandstofzuinigheid en met het oog op de mindere motorslijtage verdient het aanbeveling om direct met het voertuig te gaan rijden. Vergeet echter niet dat hard accelereren en "zwoegen" van de motor voordat de normale bedrijfstemperatuur is bereikt, kunnen leiden tot beschadiging van de motor. Inrijden De betrouwbare werking en het goed functioneren van uw voertuig gedurende de gehele technische levensduur zijn direct afhankelijk van het feit of alle systemen goed zijn ingelopen. Vooral de motor, de versnellingsbak, de remmen en de wielen/banden hebben tijd nodig om zich aan te passen aan de hoge vereisten die in het moderne verkeer nu eenmaal aan motorvoertuigen worden gesteld. Gedurende de eerste 800 km is het van het grootste belang dat u tijdens het rijden rekening houdt met het inrijproces en dat u zich houdt aan het volgende advies: De maximum snelheid dient BEPERKT te blijven tot 110 km/u of rpm. Rij aanvankelijk nooit harder dan op halfgas. De motortoerentallen mogen pas geleidelijk worden opgevoerd nadat de eerste 800 km (inrijperiode) zijn afgelegd. NOOIT volgas gebruiken en de motor ook nooit - ongeacht de gekozen versnelling - zwaar belasten. Door ons wordt aanbevolen dat gedurende het inrijden de sportfunctie NIET wordt gebruikt. NOOIT te snel optrekken en, behalve in noodgevallen, ook nooit zwaar afremmen. 172

6 Starten en rijden BRANDSTOFZUINIGHEID Het brandstofverbruik wordt beïnvloed door twee belangrijke factoren: Het onderhoud van uw voertuig. Uw rijstijl. Optimale brandstofzuinigheid is uitsluitend mogelijk als uw voertuig wordt onderhouden conform de onderhoudsschema's van de fabrikant. Aspecten zoals de conditie van het luchtfilter-element, de bandenspanning en de wieluitlijning hebben vrijwel altijd een belangrijke invloed op het brandstofverbruik. Uw rijstijl blijft echter altijd het belangrijkst. Met behulp van de volgende tips zult u zuiniger kunnen rijden: Korte ritten waarbij vaak wordt gestopt en gestart, zoveel mogelijk vermijden. Rijd langzaam en rustig weg en vermijd een snelle start. Nooit langer dan absoluut noodzakelijk is, in de lagere versnellingen rijden (in de handmatige functie van de transmissie). Voorzichtig vertragen en plotseling en zwaar remmen voorkomen. Houd rekening met onverwachte situaties en zorg ervoor dat u uw snelheid ruim van te voren kunt aanpassen. Als het voertuig stilstaat in verkeer, moet de neutraalstand ('N') worden gekozen op voertuigen met automatische transmissie. Dit komt de brandstofzuinigheid en de prestatie van de airco ten goede. EMISSIE-REGELSYSTEEM WAARSCHUWING Uitlaatdampen bevatten giftige stoffen. Inademen kan bewustzijnsverlies veroorzaken en kan zelfs dodelijk zijn. NOOIT met het voertuig rijden als de achterklep open staat. Het uitlaatsysteem mag NOOIT zodanig worden gemodificeerd dat dit af gaat wijken van het oorspronkelijke ontwerp. Lekken in het uitlaatsysteem moeten ALTIJD onmiddellijk worden gerepareerd. Heeft u de indruk dat uitlaatgassem doordringen in het interieur van het voertuig dan dient de oorzaak onmiddellijk te worden opgespoord. Ook zijn dan prompte reparaties essentieel. Land Rover voertuigen zijn uitgerust met emissie- en brandstofdamp-regelsystemen waardoor wordt voldaan aan de wettelijke vereisten in vrijwel alle landen waar de voertuigen worden verkocht. In vele landen is het eigenaars bij de wet verboden om uitrusting van de emissieregeling te modificeren of daaraan ondeskundig of onoordeelkundig veranderingen aan te brengen. Ook is het niet toegestaan om ongemachtigde vervanging of modificatie van deze uitrusting toe te staan. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat zowel de eigenaar van het voertuig als de persoon waardoor de werkzaamheden werden uitgevoerd, in rechten worden vervolgd. Het is belangrijk dat nooit wordt vergeten dat alle Land Rover dealers/geautoriseerde reparatiebedrijven op de juiste manier zijn uitgerust voor het uitvoeren van reparaties en onderhoud aan de emissieregeling van uw voertuig. 173

7 Katalysator Katalysator KATALYSATOR Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator waardoor de meeste schadelijke uitlaatemissies uit de motor worden omgezet in milieutechnisch minder schadelijke gassen. Hierdoor kunnen echter niet alle schadelijke uitlaatemissies worden geëlimineerd. Voorzichtig: Katalysators kunnen door incorrect gebruik makkelijk worden beschadigd, vooral als de verkeerde brandstof wordt gebruikt of als de motor overslaat. Het is daarom ZEER BELANGRIJK dat u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt. Brandstof Gebruik UITSLUITEND de brandstof die is aanbevolen voor uw voertuig. Starten van de motor Blijf de motor NOOIT na een aantal mislukte pogingen starten (het is dan mogelijk dat niet-verbrande brandstof in het uitlaatsysteem wordt gezogen waardoor de katalysator wordt vergiftigd). Tracht ook nooit om het overslaan van de motor op te lossen door het gaspedaal in te drukken - roep deskundige hulp in. Nadat de motor is gestart, mag NIET worden weggereden als er redenen zijn om aan te nemen dat de motor overslaat. Tracht dit probleem ook nooit op te lossen door het gaspedaal in te drukken - roep deskundige hulp in. Tracht nooit het voertuig aan te duwen of aan te slepen. Rijden Als u denkt dat de motor overslaat, of als de motor tijdens het rijden onvoldoende vermogen ontwikkelt, kan - mits de normale bedrijfstemperatuur is bereikt - LANGZAAM naar een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf worden gereden voor assistentie (met het risico van beschadiging van de katalysator). NOOIT de brandstoftank geheel leegrijden (door het overslaan van de motor dat hier het gevolg van is, kan de katalysator worden beschadigd). Win het advies in van uw Land Rover dealer/geautoriseerde reparatiebedrijf als uw voertuig te veel olie verbrandt (blauwe rook uit de uitlaat), daar hierdoor de efficiënte werking van de katalysator geleidelijk zal verslechteren. In ruw terrein ervoor zorgen dat de onderkant van het voertuig geen hevige klappen te verwerken krijgt, omdat de katalysator hierdoor kan worden beschadigd. De motor NOOIT overbelasten of het toerental te hoog opvoeren. De motor NOOIT afzetten als het voertuig in beweging is terwijl een versnelling is gekozen. WAARSCHUWING De temperaturen van uitlaatsystemen kunnen zeer hoog oplopen - Parkeer NOOIT zodanig dat brandbaar materiaal, zoals droog gras of bladeren, in contact kan komen met het uitlaatsysteem - bij droog weer kan dit resulteren in brand. 174

8 Onderhoud van het voertuig Het is essentieel dat ondeskundige personen zich niet bemoeien met de motor en dat periodiek en systematisch onderhoud wordt uitgevoerd door een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf. De motor NOOIT laten draaien als een bougie of bougiekabel is verwijderd. Ook nooit apparatuur gebruiken waarvoor het noodzakelijk is om een inzetstuk in de bougie te plaatsen. Katalysator 175

9 Vullen met brandstof Vullen met brandstof VEILIGHEID TIJDENS TANKEN WAARSCHUWING Benzinedampen zijn uiterst brandbaar en in beperkte ruimten zijn die ook bijzonder explosief. Bij het aftanken altijd logische voorzorgsmaatregelen treffen: Zet de motor af. Zet alle mobiele telefoons uit. Nooit roken of een niet-afgeschermde vlam gebruiken. Nooit brandstof morsen. De tank niet overvullen. BRANDSTOFVULHALS De brandstofvuldop bevindt zich achter de rechter/achterste wielkast. Een pijl op de brandstofmeter wijst naar die bepaalde kant van het voertuig. H6163G 176

10 Druk terwijl het hele voertuig is ontgrendeld (alle deuren en de achterklep) op de linkerkant van de brandstofvulklep. De brandstofvulklep wordt dan geopend (zie detailtekening). Vullen met brandstof 1 2 H6166G H6164G De brandstofvulklep springt naar buiten waardoor de vuldop zichtbaar wordt. Plaats het mondstuk van de slang (1) in de vulhals. Hierdoor wordt het onder veerspanning staande klepje (2) opzij gedrukt. Nadat geheel is bijgetankt, moet het mondstuk worden verwijderd. Plaats de vuldop. Draai de kap rechtsom vast tot u die drie keer hoort klikken. Voorzichtig: Als de brandstofvuldop weer wordt geplaatst, moet altijd worden gecontroleerd of die wordt vastgedraaid tot de dop "klikt". Wordt dit niet gedaan dan is het mogelijk dat het motorwaarschuwingslampje gaat branden doordat de benzinedamp-emissies toenemen. H6165G Draai de vuldop los en zet die op het uitsteeksel op de bovenkant van de scharnier van de brandstofvulklep. 177

11 Vullen met brandstof TYPE BRANDSTOF Brandstofspecificatie - benzinemotoren Voorzichtig: Op voertuigen met benzinemotor die zijn voorzien van een katalysator kan de katalysator ernstig worden beschadigd als LOODHOUDENDE brandstof wordt gebruikt! Zie MOTOREN, 346 In het buitenland wordt niet altijd benzine met hetzelfde octaangetal (RON) of van hetzelfde type verkocht. Gedurende productie worden motoren afgesteld op de brandstof die over het algemeen overal beschikbaar is in het land waarvoor het voertuig bestemd is. Indien een voertuig echter later wordt geëxporteerd naar een ander land, of als dit wordt gebruikt voor reizen van en naar dergelijke landen, dient de eigenaar op de hoogte te zijn van het feit dat de beschikbare brandstof niet overeenkomt met de specificaties van de motor. Uw motor kan op brandstof met een lager octaangetal draaien. Dit gaat echter ten koste van de prestaties en de brandstofzuinigheid. Als benzine met een lager octaangetal dan 91 RON wordt gebruikt, kan dit ernstig, hardnekkig en zwaar "pingelen" van de motor veroorzaken (een metaalachtig tikkend geluid). In ernstige gevallen kan dit leiden tot beschadiging van de motor. In twijfelgevallen dient ter plaatse advies te worden ingewonnen. Als zwaar pingelen wordt geconstateerd terwijl toch brandstof met het juiste octaangetal wordt gebruikt of als dit fenomeen wordt waargenomen gedurende constante snelheden op goede wegen, dient u voor advies contact op te nemen met uw Land Rover dealer/geautoriseerde reparatiebedrijf. N.B. Af en toe licht pingelen bij acceleratie of het oprijden van hellingen, is acceptabel. Brandstofspecificatie - dieselmotoren Voorzichtig: In dit voertuig NOOIT bio-dieselbrandstof gebruiken. Zie MOTOREN, 346 De kwaliteit van de dieselbrandstof (Derv) kan tussen de verschillende landen afwijken. Gebruik uitsluitend schone brandstof van een goede kwaliteit. Het is belangrijk dat het zwavelgehalte van de dieselbrandstof niet hoger is dan 0,3%. In Europa voldoet alle dieselbrandstof aan deze limiet. In andere landen kunt u dit echter controleren bij uw leverancier. In landen waar het zwavelgehalte hoger is dan 0,3%, zullen de motorolie en het filter vaker moeten worden verwisseld. Voorzichtig: Als de brandstoftank abusievelijk wordt gevuld met benzine, is het ESSENTIEEL dat voordat de motor wordt gestart, contact wordt opgenomen met uw Land Rover dealer/geautoriseerde reparatiebedrijf! 178

12 Vullen met brandstof VULLEN MET BRANDSTOF WAARSCHUWING Tracht NOOIT de tank verder te vullen dan de maximum inhoud. Als het voertuig op een helling, in direct zonlicht of bij hoge buitentemperaturen zal worden geparkeerd is het mogelijk dat door het uitzetten van de brandstof, brandstof naar buiten stroomt. Brandstofpompen van benzinestations zijn uitgerust met een automatische uitschakeling zodat geen brandstof wordt gemorst. Vul de tank tot de benzine/dieselpomp automatisch afslaat. Tracht NOOIT tank te vullen tot voorbij dit punt. Voertuigen met dieselmotor Bij gebruik van dieselpompen voor commerciële voertuigen waarmee de tank sneller wordt gevuld, is het mogelijk dat de pomp eerder afslaat en dat brandstof wordt gemorst. LEGE BRANDSTOFTANK Voorzichtig: RIJ DE BRANDSTOFTANK NOOIT HELEMAAL LEEG. Gebeurt dat wel dan is het mogelijk dat de motor overslaat waardoor de motor, de katalysator of de brandstofpomp kan worden beschadigd. N.B. Als de tank van het voertuig wordt leeggereden, moet minimaal 4 liter brandstof worden toegevoegd voordat de motor opnieuw kan worden gestart. Onder bepaalde omstandigheden is het noodzakelijk om een korte afstand (typisch 1,6-5 km) af te leggen voordat de aanwezigheid van de toegevoegde brandstof door de controlesystemen van het voertuig kan worden geregistreerd. BRANDSTOFTOEVOER-ONDERBREKI NGSSYSTEEM Bij een ongeval is het mogelijk dat door het SRS-systeem (airbag-systeem) de brandstofpomp - afhankelijk van de ernst en het type botsing - buiten werking wordt gesteld. In dat geval moet het systeem worden teruggesteld voordat wordt getracht om de motor te starten. Terugstellen van het brandstoftoevoer-onderbrekingssysteem WAARSCHUWING Om brand- of letselrisico te vermijden, mag de brandstoftoevoer-onderbreking niet worden teruggesteld als u brandstof waarneemt of ruikt. Wordt geen brandstoflek geconstateerd, dan kan het systeem als volgt worden teruggesteld: 1. Zet het contactslot in stand '0' en wacht 1 minuut. 2. Zet het contactslot in stand 'II' en wacht 30 seconden. 3. Voer een extra controle uit op brandstoflekkages. 4. Als geen lek wordt gevonden, kan de motor normaal worden gestart. 179

13 Parkeerhulp (PDC) Parkeerhulp (PDC) GEBRUIKEN VAN PARKEERHULP (PDC)* H6167G Voorzichtig: De parkeerhulp is uitsluitend een hulpmiddel. Het is mogelijk dat de sensors bepaalde obstakels niet opmerken (bijv. smalle paaltjes of kleine voorwerpen, kleine obstakels dicht bij de grond en obstakels met donkere niet-reflecterende oppervlakken). De vóór op het voertuig gemonteerde parkeerhulp (PDC) kan soms onregelmatig geluidssignalen produceren als door de PDC een toon met een frequentie wordt opgevangen die ligt binnen hetzelfde frequentiebereik als dat van de sensors. De parkeerhulp (PDC) is een systeem waardoor de bestuurder het voertuig makkelijker in een parkeerruimte of in iedere plaats waar obstakels moeten worden vermeden, kan manoeuvreren. De bestuurder wordt voor deze obstakels gewaarschuwd. Het voertuig is op beide bumpers voorzien van vier ultrasone sensors. (Op sommige voertuigen zijn uitsluitend in de achterbumpers sensors geplaatst.) Het bereik van de voorste sensors en de twee sensors op de hoeken van de achterbumper bedraagt circa 0,6 meter. De twee in het midden geplaatste achterste sensors hebben een bereik van circa 1,5 meter. Voorzichtig: De sensors moeten vrij worden gehouden van vuil, ijs en sneeuw. Als dit zich ophoopt op de sensors, gaat dit ten koste van de prestatie. Bij het wassen van het voertuig mag de hogedrukslang, van dichtbij, nooit direct op de sensors worden gericht. Werking van parkeerhulp (PDC) WAARSCHUWING De parkeerhulp (PDC) wordt automatisch aan de achterkant uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangesloten op het voertuig. De afstand tussen het voertuig en een obstakel wordt aangegeven door een pulserend geluidssignaal (met een hogere toon door een signaal van de voorste sensors en een lagere toon door een signaal van de achterste sensors). Zolang het voertuig een obstakel nadert, zullen de tonen steeds sneller worden weergegeven. Zodra de afstand tussen de sensor en het obstakel minder is dan circa 0,30 m, wordt een ononderbroken toon gegeven. 180

14 GHI PQRS ABC JKL TUV DEF MNO WXYZ CD-465 Parkeerhulp (PDC) Parkeerhulp (PDC) activeren Als het contact wordt aangezet, zullen de sensors van de parkeerhulp (PDC) voorop het voertuig automatisch worden geactiveerd zodra 'D' wordt gekozen op voertuigen met automatische transmissie en de elektronische parkeerrem (EPB) wordt uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven door het feit dat het waarschuwingslampje in de schakelaar blijft branden. De sensors voorop het voertuig blijven geactiveerd tot de snelheid oploopt tot boven 15 km/u. Vervolgens worden ze uitgeschakeld. Als de snelheid van het voertuig daalt tot onder 10 km/u, worden de sensors voorop het voertuig opnieuw geactiveerd. Als het voertuig wordt stilgezet en neutraal ('N') wordt gekozen, blijven de sensors geactiveerd. Als de achteruitversnelling wordt gekozen zullen de voorste en achterste sensors worden geactiveerd. Na één seconde zal ter bevestiging tevens een hoorbaar waarschuwingssignaal worden gegeven. Ongeacht de snelheid, blijven de sensors geactiveerd. Als door de bestuurder vanuit de achteruitversnelling de neutraalstand wordt gekozen, blijven alle sensors geactiveerd. Als de parkeerstand ('P') wordt gekozen, of als de elektronische parkeerrem (EPB) wordt geactiveerd terwijl het voertuig stilstaat, wordt de parkeerhulp (PDC) uitgezet. H6168G CD 3 14 : 54 Tr 15 2 : ABC DEF Het systeem kan worden uitgezet door de schakelaar (zie illustratie) op het midden van de instrumentengroep in te drukken. Het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat uit. Als de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem opnieuw geactiveerd. Het systeem wordt teruggesteld zodra het contact uit en aan wordt gezet. Afhankelijk van de conditie van het systeem is het mogelijk dat het waarschuwingslampje gaat branden en dat, ter bevestiging, een kort geluidssignaal wordt gegeven. N.B. De bevestigingstoon wordt uitsluitend gegeven als de achterste parkeerhulp (PDC) wordt geactiveerd door de achteruitversnelling te kiezen, of als het systeem opnieuw wordt geactiveerd door de schakelaar in te drukken als de achteruitversnelling is geselecteerd. Wanneer de parkeerhulp (PDC) wordt geactiveerd, een lange hoge toon wordt geproduceerd en het waarschuwingslampje voor de schakelaar knippert, dan wijst dit op een storing in het systeem - neem contact op met uw Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf voor assistentie. 181

15 Parkeerhulp (PDC) BEDIENING VAN DE AUTOMATISCHE TRANSMISSIE De onderstaande informatie is speciaal belangrijk voor bestuurders die niet bekend zijn met de rijtechnieken voor voertuigen met automatische transmissie. Afdalings-remregeling (HDC) In de HOGE gearing is de afdalings-remregeling (HDC) geheel operationeel. Het HDC-systeem mag uitsluitend worden gebruikt als het voertuig in de eerste of achteruitversnelling staat. In de LAGE gearing kan de afdalings-remregeling (HDC) in iedere versnelling worden gekozen. De afdalings-remregeling (HDC) is niet geheel actief in neutraal. Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar AFDALINGS-REMREGELING (HDC), 215. Starten De motor kan alleen worden gestart met de transmissiehendel in 'P' (parkeerstand) of 'N' (neutraalstand). Activeer ALTIJD de parkeerrem en trap het rempedaal in voordat de motor wordt gestart. Zodra de transmissiehendel in een rijversnelling wordt gezet, MOET HET REMPEDAAL WORDEN INGEDRUKT (de transmissiehendel kan - tenzij het rempedaal wordt ingedrukt - niet vanuit de parkeerstand ('P') of neutraalstand ('N') worden gehaald). N.B. Als op de transmissiehendel achterwaartse druk wordt uitgeoefend voordat het rempedaal wordt ingedrukt, is het mogelijk dat de gekozen versnelling, ongeacht de stand van de transmissiehendel, niet beschikbaar is. Zet de transmissiehendel in een dergelijke situatie weer in de oorspronkelijke stand. Controleer of het rempedaal is ingeduwd en kies dan de juiste versnelling. De ontgrendelknop op de transmissiehendel (zie detailtekening) moet worden ingedrukt voordat de parkeerstand ('P') of de achteruitversnelling ('R') kan worden gekozen. Druk deze knop ook in om de transmissiehendel van de 'P' naar de 'R' stand te duwen. Druk het gaspedaal NOOIT plotseling in zodat het toerental snel wordt opgejaagd. Laat de motor ook nooit sneller lopen dan het normale stationaire toerental terwijl 'D' (rijversnelling) of 'R' (achteruit) wordt gekozen of als het voertuig stil staat terwijl een versnelling is gekozen. Blijf de remmen ALTIJD gebruiken tot u gereed bent om weg te rijden. Vergeet niet dat nadat een rijversnelling is gekozen, een voertuig met automatische transmissie de neiging vertoont om naar voren te kruipen (of naar achteren als de achteruitversnelling is gekozen). Laat het voertuig NOOIT lange tijd stilstaan terwijl een rijversnelling is gekozen en de motor loopt (kies altijd 'N' [neutraal]) als de motor enige tijd stationair moet draaien). Voorzichtig: Voertuigen met automatische transmissie kunnen niet worden aangesleept of aangeduwd. 182

16 AUTO ABC DEF GHI JKL MNO PQRS TUV WXYZ 0 CD 3 Tr 15 2 : Parkeerhulp (PDC) AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Transmissiehendel - standen De gekozen schakelstand wordt aangegeven door een LED-indicator op het schakelpaneel en een cijfer of letter op de weergave in de instrumentengroep. H6171L N.B. De transmissiehendel MOET, voordat de contactsleutel kan worden verwijderd, in de parkeerstand ('P') worden gezet. N.B. Voor maximum prestatie van de airco als het voertuig stilstaat, moet 'P' (parkeerstand) of 'N' (neutraalstand) worden gekozen. H6173G 'P' - parkeerstand: In deze stand wordt de transmissie vergrendeld. Kies deze stand voordat de motor wordt afgezet. Teneinde beschadiging van de transmissie te voorkomen, moet worden gecontroleerd of het voertuig geheel stilstaat en de parkeerrem is geactiveerd voordat de parkeerstand ('P') wordt gekozen. De ontgrendelknop voor de transmissiehendel moet ALTIJD worden ingedrukt voordat de transmissiehendel in of uit de parkeerstand ('P') wordt bewogen. 183

17 Parkeerhulp (PDC) 'R' - achteruit: Voordat de achteruitversnelling wordt gekozen moet het voertuig altijd stilstaan terwijl ook het rempedaal moet zijn ingedrukt. De ontgrendelknop voor de transmissiehendel moet ALTIJD worden ingedrukt voordat de transmissiehendel in de achteruitversnelling ('R') kan worden gezet. 'N' - neutraalstand: Kies neutraal als het voertuig stilstaat en de motor korte tijd stationair moet draaien (bijvoorbeeld voor verkeerslichten). In de neutraalstand is de transmissie niet vergrendeld. Als 'N' (neutraalstand) wordt gekozen moet de parkeerrem dus altijd worden geactiveerd. Als het voertuig stil blijft staan, wordt de transmissiehendel geblokkeerd in de neutraalstand ('N'). Dan is het noodzakelijk om het rempedaal in te drukken voordat de transmissiehendel loskomt. Druk op de ontgrendelknop voor de transmissiehendel en druk het rempedaal in. Schakel vervolgens vanuit de neutraalstand ('N') naar de achteruitversnelling ('R') of de rijversnellingen ('D'). 'D' - Drive (rijversnelling): Kiezen voor alle normale ritten. De versnellingsbak schakelt automatisch tussen alle zes de vooruitversnellingen en dit geschiedt op basis van de snelheid en de stand van het gaspedaal. Voorzichtig: 'P' (parkeerstand) of 'R' (achteruitversnelling) mag NOOIT worden gekozen als het voertuig nog in beweging is. Kies NOOIT een vooruitversnelling als het voertuig naar achteren beweegt. Kies NOOIT de achteruitversnelling als het voertuig naar voren beweegt. "Kick-down" bij automatische functie Snelle acceleratie bij inhalen wordt verkregen door het gaspedaal geheel in te drukken (de zogenaamde "kick-down"). In het gaspedaal kan dan een "klik" worden gevoeld. Tot een bepaalde snelheid zal onmiddellijk worden teruggeschakeld tot de juiste laagste versnelling, gevolgd door snelle acceleratie. Zodra het pedaal wordt losgelaten zal weer op normale manier worden geschakeld (afhankelijk van de snelheid en de stand van het gaspedaal). N.B. Als het gaspedaal niet te hard wordt ingedrukt, is het ook mogelijk dat de transmissie terugschakelt. Dit is afhankelijk van de voertuigsnelheid. 184

18 Parkeerhulp (PDC) Sportstand In de sportstand wordt automatisch opschakelen door alle overbrengingsverhoudingen gehandhaafd. De transmissie blijft echter langer in de lagere overbrengingsverhoudingen staan. Hierdoor worden de prestaties in het middenbereik verbeterd, terwijl ook sneller wordt teruggeschakeld. De sportstand kan op ieder willekeurig moment weer worden opgeheven door de hefboom weer in 'D' (rijversnelling) te zetten. Om terug te gaan naar de sportstand nadat CommandShift is gekozen, moet de transmissiehendel in 'D' worden gezet. Zet de transmissiehendel vervolgens weer in de sportstand. H6175G Kies de sportstand door de transmissiehendel vanuit 'D' naar de linkerkant van het voertuig te bewegen (zie illustratie). In de schakelstand-weergave in de instrumentengroep wordt het woord "SPORT" weergegeven (circa 6 seconden). Ook wordt de LED in de schakelstand-weergave op de zijkant van de transmissiehendel (zie pijl in detailtekening) verlicht. 185

19 Parkeerhulp (PDC) CommandShift TM CommandShift selectie kan worden gebruikt als een alternatief voor geheel automatisch schakelen. De CommandShift functie is vooral zeer effectief als snel moet worden geaccelereerd of op de motor moet worden afgeremd. H6177G 1. Nadat 'D' ("Drive") is gekozen, kan de transmissiehendel vanuit 'D' ("Drive") naar de linkerkant van het voertuig worden bewogen (dit is hetzelfde als het kiezen van de sportstand). 2. Door de transmissie wordt automatisch de overbrengingsverhouding gekozen die het meest geschikt is voor de snelheid van het voertuig en de stand van het gaspedaal. Beweeg de transmissiehendel met de hand naar voren of naar achteren om een hogere of lagere versnelling (indien beschikbaar) te kiezen. Het bericht "TRANSMISSION COMMANDSHIFT SELECTED" (TRANSMISSIE COMMANDSHIFT GESELECTEERD) verschijnt op het hoofdberichtencentrum. 3. Als de transmissiehendel eenmaal naar voren (+) wordt bewogen, dan zal door de transmissie worden opgeschakeld naar een hogere versnelling. Wordt de transmissiehendel naar achteren (-) bewogen, dan wordt een lagere versnelling gekozen. De gekozen versnelling wordt weergegeven in de digitale weergave in de instrumentengroep (zie detailtekening). 4. CommandShift wordt uitgeschakeld door de transmissiehendel, opzij, weer in 'D' te zetten. Dan zal weer automatisch worden geschakeld. N.B. Nadat CommandShift is gekozen is "kick-down" ten behoeve van snellere acceleratie nog steeds beschikbaar. Zie "Kick-down" bij automatische functie, 184 voor aanvullende informatie. N.B. Als het terrein-reactiesysteem is gekozen, schakelt de automatische transmissie direct over op CommandShift zodra de transmissiehendel in één van de speciale programma's in de sportstand/commandshift wordt gezet. 186

20 Gebruik van CommandShift in de HOGE gearing Als "CommandShift" is gekozen in de HOGE gearing, moet de 1e versnelling worden gekozen om met het voertuig weg te rijden. Normaal, in de juiste volgorde schakelen is mogelijk als het voertuig in beweging is. Gebruik van CommandShift in LAGE gearing Als in de LAGE gearing CommandShift wordt gekozen, kan met een stilstaand voertuig worden weggereden in de 1e, 2e of 3e versnelling. Dit is vooral nuttig voor het verbeteren van de grip in het terrein. Raadpleeg de sectie "Terreinrijden" in dit instructieboekje voor aanvullende details. "Kick-down" in CommandShift Als het systeem is ingesteld op CommandShift wordt door kick-down de handmatige schakelstand-selectie uitgeschakeld zodat sneller wordt geaccelereerd. In de hoge gearing en nadat CommandShift is gekozen zal, als het gaspedaal snel geheel is ingedrukt (kick-down), automatisch worden teruggeschakeld naar de laagste versnelling die mogelijk bij de snelheid van het voertuig op dat moment Parkeerhulp (PDC) 187

21 Parkeerhulp (PDC) ELEKTRONISCH GEKOZEN AUTOMATISCHE FUNCTIES In alle geheel automatische functies (drive, de sportstand en cruise control) zullen, door het transmissieregelsysteem, de schakelpunten worden aangepast aan uiteenlopende rijcondities. Oprijden van hellingen, rijden met een aanhanger of rijden op grote hoogten boven zeeniveau Om de lagere versnellingen langer te kunnen aanhouden, werd een geschikt schakelpatroon geselecteerd. Hierdoor wordt het verlies van momentum tegengegaan dat wordt veroorzaakt als, gedurende het oprijden van een helling of slepen van een ander voertuig of trekken van een aanhanger, vaker wordt geschakeld. Dit schakelpatroon wordt, teneinde een lager motorkoppel tegen te gaan, ook gekozen op grote hoogten boven zeeniveau. Hoge koelvloeistoftemperatuur Als de motor zwaar wordt belast bij hoge buitentemperaturen, is het mogelijk dat de buitentemperatuur van de motor en de versnellingsbak te hoog oploopt. Bij een bepaalde temperatuur kiest de transmissie dan een schakelpatroon dat zodanig is ontworpen dat het koelproces wordt bevorderd. De versnellingsbak zal bij hoge temperaturen normaal blijven functioneren. N.B. De schakelpunten/patronen van de automatische transmissie zullen veranderen met de gekozen functie. "Limp-home" functie Als een storing optreedt in de transmissie wordt 'F' weergegeven in de weergave van de schakelstanden. Dan is slechts een beperkt aantal versnellingen beschikbaar. Afdalings-remregeling (HDC) In de handmatige "CommandShift TM " functie, terwijl de optimale versnelling voor afremmen op de motor is gekozen, kan de transmissiehendel vervolgens naar 'D' worden gezet. Door de transmissie wordt de eerder gekozen handmatige versnelling gehandhaafd tot de afdaling is voltooid. Vervolgens schakelt de transmissie automatisch over op 'D'. 188

22 AUTO ABC DEF GHI JKL MNO PQRS TUV WXYZ 0 CD 3 Tr 15 2 : Tussenbak Tussenbak TUSSENBAK Uw voertuig is voorzien van een elektronische tussenbak waarmee de bestuurder de HOGE of LAGE gearing kan kiezen. HOGE gearing Voor alle normale rijcondities moet de HOGE gearing worden gekozen. Dit geldt ook voor terreinrijden op een droge, vlakke en horizontale ondergrond. LAGE gearing De LAGE gearing mag UITSLUITEND worden gebruikt in situaties waarin, bij lage snelheden, moet worden gemanoeuvreerd zoals gedurende achteruit rijden met de aanhanger of een rit door een met rotsen bezaaid rivierbed, of als zwaar beladen, of met een aanhanger of gesleept voertuig, moet worden weggereden. Gebruik de LAGE gearing ook voor extremere situaties in het terrein zoals steile hellingen en afdalingen. Tracht NOOIT de LAGE gearing te kiezen onder normale rijcondities. GEBRUIKEN VAN DE TUSSENBAK Het wordt aanbevolen om van gearing te veranderen terwijl het voertuig stilstaat. In voertuigen met een berichtencentrum zal de ervaren bestuurder door de berichten makkelijker van de hoge naar de lage gearing (of omgekeerd) kunnen schakelen terwijl het voertuig in beweging is. Methode waarbij voertuig stilstaat Druk het rempedaal in terwijl het voertuig stilstaat en de motor loopt. Zet de transmissiehendel van de automatische transmissie in de neutraalstand ('N'). Zet dan pas de tussenbak-schakelaar in de stand voor de vereiste gearing (HOOG of LAAG). Wanneer de schakelaar wordt losgelaten loopt die automatisch terug naar de middenstand. H6179L Zolang het voertuig in de HOGE gearing staat, is het gearing-waarschuwingslampje in de instrumentengroep uit terwijl het waarschuwingslampje voor de HOGE gearing bij de schakelaar constant brandt. 189

23 Tussenbak Het waarschuwingslampje voor de gekozen gearing in de instrumentengroep gaat constant branden als de LAGE gearing is gekozen. Dit gaat knipperen om aan te geven dat van de hoge naar de lage gearing (of omgekeerd) wordt geschakeld. Het gaat uit zodra het voertuig in de HOGE gearing staat. Nadat van de HOGE naar de lage gearing is geschakeld, gaat het waarschuwingslampje voor de hoge gearing uit. De waarschuwingslampjes voor de LAGE gearing bij zowel de schakelaar als in de instrumentengroep, zullen continu gaan branden. Er wordt een waarschuwingssignaal gegeven en het bericht "LOW RANGE ENGAGED" (LAGE GEARING INGESCHAKELD) wordt een paar seconden lang weergegeven op het berichtencentrum (indien geplaatst). H6194G Zolang van de HOGE naar de LAGE gearing wordt geschakeld, zal het waarschuwingslampje voor de HOGE gearing bij de schakelaar, blijven branden. De waarschuwingslampjes voor de LAGE gearing bij zowel de schakelaar als in de instrumentengroep, zullen gaan knipperen. 190

24 Tussenbak H6195G Zolang van de LAGE naar de HOGE gearing wordt geschakeld, zal het waarschuwingslampje voor de LAGE gearing bij de schakelaar, blijven branden. De waarschuwingslampjes voor de HOGE gearing bij zowel de schakelaar als in de instrumentengroep, zullen gaan knipperen. Nadat van gearing is veranderd, gaat het waarschuwingslampje voor de LAGE gearing bij zowel de schakelaar als in de instrumentengroep uit. Het waarschuwingslampje voor de HOGE gearing bij de schakelaar zal constant blijven branden. Er wordt een waarschuwingssignaal gegeven en het bericht "High Range Engaged" (HOGE GEARING INGESCHAKELD) wordt een paar seconden lang weergegeven op het berichtencentrum (indien geplaatst). Verandering van gearing (van hoog naar laag of omgekeerd) terwijl het voertuig in beweging is N.B. Wanneer een verandering van gearing (van hoog naar laag of omgekeerd) wordt aangevraagd terwijl de snelheid van het voertuig te hoog is, wordt een hoorbaar waarschuwingssignaal gegeven. Ook verschijnt op het berichtencentrum de melding "SPEED TOO HIGH FOR RANGE CHANGE" (SNELHEID TE HOOG VOOR HOGE/LAGE GEARING OF OMGEKEERD). Als de neutraalstand ('N') niet is geselecteerd voordat de tussenbak-schakelaar wordt gebruikt, wordt het bericht "SELECT NEUTRAL FOR RANGE CHANGE" (NEUTRAALSTAND KIEZEN OM VAN HOGE NAAR LAGE GEARING, OF OMGEKEERD, TE KUNNEN SCHAKELEN) weergegeven. Ook wordt een hoorbaar waarschuwingssignaal gegeven. N.B. Tracht nooit te schakelen terwijl het voertuig rijdt bij snelheden van 3 km/u of minder. 191

25 Tussenbak Gedurende het rijden terugschakelen van de HOGE naar de LAGE overbrengingsverhoudingen Kies, terwijl het voertuig wordt vertraagd en NIET HARDER rijdt dan 40 km/u, de neutraalstand ('N') van de transmissie. Duw de schakelaar van de tussenbak naar achteren in de stand voor de "LAGE" gearing en laat de schakelaar los (de schakelaar springt automatisch terug naar de middenstand zodra die wordt losgelaten). Hierdoor wordt de verandering van gearing op dezelfde manier als voor de stationaire methode aangegeven. Kies nu 'D' (Drive) of de handbediende "CommandShift TM " functie. Door de transmissievergrendeling wordt voorkomen dat een rijversnelling wordt gekozen voordat het schakelen naar een andere gearing is voltooid. Opschakelen van de LAGE naar de HOGE gearing terwijl het voertuig in beweging is Als het voertuig NIET HARDER rijdt dan 60 km/u, moet de neutraalstand ('N') van de versnellingsbak worden gekozen. Duw de schakelaar van de tussenbak naar voren in de stand voor de "HOGE" gearing en laat de schakelaar los. Hierdoor wordt de verandering van gearing op dezelfde manier als voor de stationaire methode aangegeven. Kies nu 'D' (Drive). Door de transmissievergrendeling wordt voorkomen dat een rijversnelling wordt gekozen voordat het schakelen naar een andere gearing is voltooid. Voorzichtig: Als het waarschuwingslampje voor schakelen met de tussenbak (van de hoge naar de lage gearing, of omgekeerd) blijft knipperen als de contactsleutel vanuit stand 'II' naar stand 'I' wordt gedraaid, gebruik dan de parkeerrem. Aandrijflijn-storing - waarschuwingslampje Als in de aandrijflijn een storing optreedt, zal - in de weergave in de instrumentengroep, een lampje gaan branden. Door de kleur van het lampje wordt aangegeven welke criteria van toepassing zijn op rijden met het voertuig. Zie Waarschuwingslampjes, 112. HULPUITRUSTING Voorzichtig: NOOIT hulpuitrusting gebruiken zoals roltestbanken die door slechts één of twee wielen van het voertuig worden aangedreven. Hierdoor kan de tussenbak ernstig worden beschadigd. 192

26 AUTO Cruise control Cruise control CRUISE CONTROL Met behulp van de cruise control is de bestuurder in staat om zonder het gaspedaal te gebruiken een constante snelheid te handhaven. Dit is vooral nuttig op de snelweg of gedurende ritten waarbij langere tijd een constante snelheid kan worden gehandhaafd Voorzichtig: Altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen: De cruise control mag NOOIT worden gebruikt in de achteruitversnelling. De cruise control mag NOOIT worden gebruikt in verkeer waar het onmogelijk is om zonder moeilijkheden een constante snelheid te handhaven. De cruise control mag op gladde of kronkelende wegen, of in terreincondities zoals op ruwe wielsporen of zand, NOOIT worden gebruikt. Het gebruik van de sportstand wordt niet aanbevolen als de cruise control is geactiveerd. N.B. Cruise control is NIET beschikbaar als met het voertuig in de lage gearing wordt gereden. Deze functie is ook niet beschikbaar indien, in het terrein-reactiesysteem, "Mud Ruts" (wielsporen), "Sand" (zand) of "Rock Crawl" (kruipen over rotsen) is geselecteerd. H6183L De schakelaars op het stuurwiel werken als volgt: 1. ANNULEREN : Annuleert de snelheid zonder dat in het geheugen opgeslagen snelheid wordt gewist. 2. "RESUME" (HERVATTEN) : De ingestelde snelheid wordt hervat. 3. INSTELLEN -: Stel de (-) in of verminder de snelheid. 4. INSTELLEN +: Stel de (+) in of verhoog de snelheid. 193

27 Cruise control Bedienen Geef gas tot de gewenste kruissnelheid is bereikt. Deze snelheid moet hoger zijn dan de operationele minimum snelheid van het systeem van 30 km/u. Druk op de '+'-schakelaar (4) om de snelheid van het voertuig in te stellen in het geheugen van het systeem. Die snelheid zal door de cruise control worden gehandhaafd. Het waarschuwingslampje in de instrumentengroep gaat branden. Als de cruise control werkt kan de snelheid worden verhoogd door normaal gebruik van het gaspedaal, bijv. om in te halen. Zodra het gaspedaal wordt losgelaten gaat de snelheid weer terug naar de eerder ingestelde kruissnelheid. Het is mogelijk om bij een snelheid van minder dan 30 km/u en zelfs als het voertuig stilstaat, een snelheid in te stellen en op te slaan. De transmissiehendel moet dan echter wel in 'D' of 'N' staan. Zodra de snelheid van het voertuig oploopt tot boven 30 km/u wordt de ingestelde snelheid bereikt door de "Resume"-schakelaar (hervatten) (2) in te drukken. Cruise control uitschakelen De cruise control kan tijdelijk worden uitgeschakeld door de "CANCEL"-schakelaar (ANNULEREN) (1) één keer in te drukken. Het waarschuwingslampje in de instrumentengroep gaat uit. De cruise control zal ook tijdelijk worden uitgeschakeld als het rempedaal wordt ingedrukt, als de transmissiehendel in neutraal wordt gezet, of als de afdalings-remregeling (HDC) of de dynamische stabiliteitsregeling (DSC) actief is. Door de cruise control wordt de eerder ingestelde snelheid hervat zodra de "RESUME"-schakelaar (HERVATTEN) (2) wordt ingedrukt. N.B. De ingestelde snelheid wordt niet gewist door de "CANCEL"-schakelaar (ANNULEREN) (1) in te drukken. De ingestelde snelheid zal uitsluitend worden gewist als het contactslot in stand '0' wordt gedraaid. Kruissnelheid verlagen: Houd de '-'-schakelaar (3) ingedrukt; het voertuig zal langzamer gaan rijden. Laat de schakelaar los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De snelheid van het voertuig op het moment dat de schakelaar wordt losgelaten wordt de nieuwe ingestelde snelheid. Ook kan de ingestelde snelheid in stappen worden verminderd door op de '-'-schakelaar (3) te tikken. Iedere keer dat de schakelaar wordt ingedrukt zal de snelheid met circa 2 km/u worden verminderd. N.B. De cruise control werkt niet bij snelheden lager dan 30 km/u. 194

28 Ingestelde kruissnelheid verhogen: Houd de '+'-schakelaar (4) ingedrukt; het voertuig zal sneller gaan rijden. Laat de schakelaar los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De snelheid van het voertuig op het moment dat de schakelaar wordt losgelaten wordt de nieuwe ingestelde snelheid. Ook kan de ingestelde snelheid in stappen worden verhoogd door op de '+'-schakelaar (4) te tikken. Iedere keer dat de schakelaar wordt ingedrukt zal de snelheid met circa 2 km/u worden verhoogd. Ook kan de snelheid van het voertuig worden verhoogd door het gaspedaal op de normale manier te gebruiken. Zodra de gewenste snelheid is bereikt, moet op de '+'-schakelaar (4) worden gedrukt om de cruise control in te stellen. N.B. Als het gaspedaal wordt ingedrukt om de snelheid te verhogen zonder dan de '+'-schakelaar (4) wordt ingedrukt, zal de cruise control na korte tijd worden uitgeschakeld. WAARSCHUWING Als de kruissnelheid wordt ingesteld op de ter plaatse geldende toegestane maximum snelheid mag nooit worden vergeten dat het voertuig gedurende het afdaling van een helling harder gaat rijden. Hierdoor is het mogelijk dat de snelheid van het voertuig oploopt tot boven de maximum toegestane snelheid. De bestuurder dient er ALTIJD voor te zorgen dat een veilige snelheid onder de maximum toegestane snelheid wordt gehandhaafd. Hierbij moet rekening worden gehouden met het verkeer en de conditie van de weg. Cruise control 195

29 Adaptieve cruise control Adaptieve cruise control ADAPTIEVE CRUISE CONTROL* De adaptieve cruise control (ACC) is zodanig ontworpen dat het de bestuurder makkelijker wordt gemaakt om een bepaalde afstand te handhaven ten opzichte van een voorligger of om een ingestelde snelheid te handhaven als geen tragere weggebruiker voor uw voertuig rijdt. Het is de bedoeling dat met dit systeem het voertuig beter en makkelijker kan worden bestuurd als andere voertuigen worden gevolgd die zich in dezelfde rijbaan bevinden of die in dezelfde richting rijden. WAARSCHUWING De adaptieve cruise control (ACC) is geen waarschuwingssysteem voor botsingen en ook geen systeem waarmee botsingen kunnen worden voorkomen. Tevens zullen door de adaptieve cruise control (ACC) de onderstaande situaties niet worden gedetecteerd: Stilstaande voertuigen of voertuigen die langzamer rijden dan 10 km/u. Voetgangers of hindernissen op de weg. Tegemoetkomend verkeer in dezelfde rijbaan. De adaptieve cruise control (ACC) is gebaseerd op een radarsensor. Door de sensor wordt direct voor het voertuig een signaal uitgezonden waardoor de aanwezigheid wordt vastgesteld van zich voor het voertuig bevindende voorwerpen. H6344G De radarsensor bevindt zich achter een deksel op de linkerkant van de onderste koelopening waardoor het radarsignaal onbelemmerd naar voren kan worden geprojecteerd. De adaptieve cruise control (ACC) mag uitsluitend worden gebruikt onder gunstige omstandigheden: op rechte, droge, overzichtelijke wegen met weinig verkeer. Nooit gebruiken bij slecht zicht en vooral niet bij mist, zware regenval, opspattend water of sneeuw. Nooit gebruiken op gladde of bevroren wegen. Het blijft altijd de verantwoordelijkheid van de bestuurder om goed op te letten, veilig te rijden en, onder geen enkele omstandigheid, de controle over het voertuig te verliezen. Zorg ervoor dat de voorkant van het voertuig vrij wordt gehouden van vuil, metalen emblemen of voorwerpen inclusief voorop het voertuig geplaatste beschermers waardoor werking van de sensor kan worden belemmerd. De adaptieve cruise control (ACC) mag niet worden gebruikt als een snelweg wordt verlaten of als u een snelweg wilt oprijden. 196

Automatische transmissie

Automatische transmissie Automatische transmissie TRANSMISSIEHENDEL H3916 De CommandShift transmissie kan als automaat en als handbak worden gebruikt. Automatische bediening Normaal staat de transmissie op 'automatisch'. Nadat

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT Rijden en bedienen Starten en rijden STUURSLOT H3584 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in het contactslot en draai die naar stand 'I'. Het is mogelijk dat het stuurwiel iets moet worden

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT CONTACTSLOT

Starten en rijden STUURSLOT CONTACTSLOT Starten en rijden Rijden en bedienen STUURSLOT WAARSCHUWING Nadat het stuurslot is geactiveerd, is het onmogelijk om het voertuig te besturen. Verwijder de contactsleutel NIET als het voertuig in beweging

Nadere informatie

Starten en rijden CONTACTSCHAKELAAR STUURSLOT

Starten en rijden CONTACTSCHAKELAAR STUURSLOT Rijden en bedienen STUURSLOT CONTACTSCHAKELAAR De gecombineerde schakelaar wordt gebruikt voor het bedienen van het stuurslot, de elektrische circuits en de startmotor: Stand 0 Stuurslot vergrendeld (contactsleutel

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT Starten en rijden Rijden en bedienen Starten en rijden STUURSLOT N.B.: Nadat de contactsleutel is verwijderd, mag die nooit dicht in de buurt van het contactslot worden gehouden. Dit kan er namelijk toe

Nadere informatie

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES H6433L Voorzichtig: Vooral de RODE waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; door het branden van die waarschuwingslampjes wordt aangegeven dat sprake is

Nadere informatie

Starten & rijden STUURSLOT

Starten & rijden STUURSLOT Starten & rijden Rijden en werking Starten & rijden STUURSLOT H3522 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in de contactschakelaar en draai die naar stand I. Het is mogelijk dat het stuurwiel

Nadere informatie

Lampen en waarschuwingslampjes

Lampen en waarschuwingslampjes Lampen en waarschuwingslampjes VERLICHTING OP BUITENKANT VAN AUTO Hoofdverlichtingsschakelaar H5740 1 1. Uit. 2. Stadslichten. 3. Koplampen aan. 4. Automatische controlelampjes. Stadslichten De voorste

Nadere informatie

Rijden in het terrein

Rijden in het terrein Rijden in het terrein VOOR HET WEGRIJDEN.................. 117 FUNDAMENTELE RIJTECHNIEKEN IN HET TERREIN........................... 117 NA TERREINRIJDEN..................... 121 ONDERHOUDSVEREISTEN................

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

Rijtechnieken. RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND (ijs, sneeuw, modder, nat gras)

Rijtechnieken. RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND (ijs, sneeuw, modder, nat gras) Rijtechnieken RIJDEN OP ZACHTE OPPERVLAKKEN EN DROOG ZAND Ideaal gezien dient het voertuig op zachte oppervlakken (bijv. droog zand) altijd in beweging te worden gehouden. Door zacht zand worden de wielen

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen

Nadere informatie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen Stoelen VOORSTOELEN De stoel nooit afstellen als het voertuig in beweging is. Als van deze instructies wordt afgeweken, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of verlies van controle over het voertuig.

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Veiligheidsvoorzieningen Beschermingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd resp. geopend na stilstand van de dumper met geactiveerde parkeerrem, uitschakelen

Nadere informatie

Zekeringen ZEKERINGEN

Zekeringen ZEKERINGEN Zekeringen ZEKERINGEN Zekeringen zijn eenvoudige circuit-onderbrekers waardoor elektrische uitrusting wordt beschermd tegen de gevolgen van stroom-stoten. Een doorgebrande zekering blijkt uit het feit

Nadere informatie

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN Trekken/slepen H6518G TREKKEN/SLEPEN Door hun hoge koppel zijn de Land Rover voertuigen in staat om zelfs met zwaar beladen aanhangers soepel weg te rijden. Ook hoeft op hellingen of zwaar terrein minder

Nadere informatie

Algemene informatie Algemene informatie

Algemene informatie Algemene informatie Algemene informatie VOOR HET WEGRIJDEN...............21 OP EN IN HET VOERTUIG AANGEBRACHTE WAARSCHUWINGSETIKETTEN........21 TOEGEPASTE SYMBOLEN..............21 TREKHAAK - ETIKET..................22 NOODGEVALLEN.....................22

Nadere informatie

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Beknopte gebruiksaanwijzing Algemene versie 07-2014 Introductie Het duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Veel bedrijven zijn verplicht CO 2 -doelstellingen

Nadere informatie

druk 1 1TH 084070 NSN 2320-17-122-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB95.480 TAKEL

druk 1 1TH 084070 NSN 2320-17-122-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB95.480 TAKEL druk 1 1TH 084070 NSN 30-17-1-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB5.480 TAKEL Vastgesteld door de Directeur Defensie Materieel Organisatie voor deze Hoofd Logistieke

Nadere informatie

Activeren voetplaat volgens EN Functie

Activeren voetplaat volgens EN Functie De functie is een klantoptie voor vuilniswagens met een voetplaat. Als de voetplaat wordt geactiveerd aan de hand van deze beschrijving, beschermt de functie personeel op de voetplaat. De functie voldoet

Nadere informatie

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI I. Functies FM 2-weg autoalarm. 2. Alarm aan (stil) Druk nogmaals 1x op de knop van de afstandbediening om alarm in AUTO Localiseren status te activeren, indien

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Veiligheidsvoorzieningen De bestuurdersplaats bevindt zich aan de achterkant van de machine. De operator moet op de treeplank staan en zich stevig vasthouden aan

Nadere informatie

y Verwarming op brandstof 87

y Verwarming op brandstof 87 Klimat 5 1 y Verwarming op brandstof 87 912-B, 912-D Op. no. 87516 01- Benzine 30618 095-1 Diesel 3730 340-1 20000 excl. automaat Benzine 30618 095-1 Er is een nieuwe generatie verwarming geïntroduceerd

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

NL Dual FuNction System (automaat)

NL Dual FuNction System (automaat) 603.83.516 NL Dual FuNction System (automaat) In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dual FuNction System bediening in de Lancia Musa.

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

Uitrusting in interieur van auto

Uitrusting in interieur van auto Uitrusting in interieur van auto BINNENVERLICHTING KLOK OFF 12 ON 9 3 H2592 Schakelaarstanden: "UIT" - Verlichting permanent uit. "AAN" - De verlichting blijft branden. Met de schakelaar in de middenstand

Nadere informatie

Schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen 2000 en 2500 toeren.

Schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen 2000 en 2500 toeren. Tip 1 Schakelen Schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen 2000 en 2500 toeren. Een toerenteller is hierbij een handig hulpmiddel. Een deel van het vermogen dat een automotor levert

Nadere informatie

Voortgang CO 2 reductie

Voortgang CO 2 reductie Voortgang CO 2 reductie Introductie A. Hak wil in 2020 CO2 neutraal werken en heeft doorlopend aandacht voor de invloed van onze werkzaamheden op het milieu. Wij zijn gecertificeerd volgens ISO 14001 en

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

Brandstof en brandstof tanken

Brandstof en brandstof tanken Brandstof en brandstof tanken VOORZORGSMAATREGELEN Vermijd blootstelling van de gassen aan potentiele ontstekingsbronnen, aangezien de hierdoor ontstane brand en explosie ernstig letsel en/of zelfs de

Nadere informatie

Powerpack. gebruikshandleiding

Powerpack. gebruikshandleiding Powerpack gebruikshandleiding 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De RMA powerpack is een hulpmiddel voor de begeleiding. Het vergemakkelijkt het duwen van een rolstoel gebruiker. De hulpmotor is niet ontworpen

Nadere informatie

F I A T D U C A T O 603.83.787 NL C O M F O R T - M A T I C

F I A T D U C A T O 603.83.787 NL C O M F O R T - M A T I C F I A T D U C A T O 603.83.787 NL C O M F O R T - M A T I C In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde COMFORT-MATIC bediening van de

Nadere informatie

Remmen WERKINGSPRINCIPE. Rempedaal. Rembekrachtiging. Remblokken. Natte rijomstandigheden

Remmen WERKINGSPRINCIPE. Rempedaal. Rembekrachtiging. Remblokken. Natte rijomstandigheden WERKINGSPRINCIPE Rempedaal WAARSCHUWINGEN Tijdens het rijden mag u uw voet niet op het rempedaal laten rusten. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken, kan hun doeltreffendheid verminderen en kan er

Nadere informatie

Berichtencentrum BERICHTENCENTRUM LOW RANGE SELECTED

Berichtencentrum BERICHTENCENTRUM LOW RANGE SELECTED Berichtencentrum BERICHTENCENTRUM H6451L LOW RANGE SELECTED Op het berichtencentrum worden ten behoeve van de bestuurder, waarschuwingen en informatie weergegeven. Berichten hebben verschillende prioriteiten

Nadere informatie

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat F I A T 5 0 0 603.95.085 NL D U A L O G I C In dit supplement worden de gebruiksmogelijkheden beschreven van de elektronisch geregelde mechanische. Voor het juiste gebruik van de versnellingsbak is het

Nadere informatie

ANCIA NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System

ANCIA NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System ANCIA 603.46.956 NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dual FuNction System bediening in de

Nadere informatie

200 bar, 15 l/min., l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport.

200 bar, 15 l/min., l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport. Handleiding mobiele hogedrukreiniger 200 bar, 15 l/min., 1.140 l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport. Inhoud 1. Veiligheidsinstructies...

Nadere informatie

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto.

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto. In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto. Voor het juiste gebruik van de versnellingsbak is het

Nadere informatie

Probleemoplossingsgids

Probleemoplossingsgids NL Probleemoplossingsgids BF115D, BF135A, BF150A Inhoud *Tik of klik op de relevante uitgave. - Controlelampje gaat aan / uit - Motor start niet - Motor stopt na te zijn gestart / Motor stopt terwijl deze

Nadere informatie

Het praktijkexamen leerboek. Hoe slaag ik in 1 keer?

Het praktijkexamen leerboek. Hoe slaag ik in 1 keer? Het praktijkexamen leerboek Hoe slaag ik in 1 keer? Inhoudsopgave 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Het praktijkexamen Opstarten schakelen afsluiten Snelheid Kijktechniek Knipperen Plaats op de

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

F I A T NL

F I A T NL F I A T 5 0 0 530.03.098 NL D U A L O G I C In dit supplement worden de gebruiksmogelijkheden beschreven van de elektronisch geregelde mechanische Dualogic versnellingsbak van de Fiat. Voor het juiste

Nadere informatie

Voortgang CO2 reductie

Voortgang CO2 reductie Voortgang CO2 reductie Introductie A. Hak wil in 2030 CO2 neutraal werken en heeft doorlopend aandacht voor de invloed van onze werkzaamheden op het milieu. Wij zijn gecertificeerd en door het hebben en

Nadere informatie

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleidingding Effectief en gebruiksvriendelijk Het in uw voertuig gemonteerde Cobra alarmsysteem biedt een simpele, maar uiterst effectieve en gebruiksvriendelijke

Nadere informatie

Voortgang CO2 reductie

Voortgang CO2 reductie Voortgang CO2 reductie Introductie A. Hak wil in 2030 CO2 neutraal werken en heeft doorlopend aandacht voor de invloed van onze werkzaamheden op het milieu. Wij zijn gecertificeerd volgens ISO 14001, MVO

Nadere informatie

Brandstof en brandstof tanken

Brandstof en brandstof tanken VEILIGHEIDSVOORZORGS- MAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Benzinedampen zijn uiterst brandbaar, hebben een laag ontvlammingspunt en zijn explosief, vooral in afgesloten ruimten. Vermijd blootstelling van de gassen

Nadere informatie

wegrijden in het verkeer / stoppen buiten het verkeer

wegrijden in het verkeer / stoppen buiten het verkeer Inleiding: wegrijden in het verkeer In de vorige lesonderwerpen zijn alle basishandelingen die nodig zijn voor het rijden met een auto behandeld. Vanaf dit lesonderwerp, het wegrijden in het verkeer, wordt

Nadere informatie

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleiding Vodafone Power to you Effectief en gebruiksvriendelijk 1. Alarmsysteem met aparte autorisatie Het in uw voertuig gemonteerde

Nadere informatie

Bedieningen Dutch - 1

Bedieningen Dutch - 1 Bedieningen 1. Functieschakelaar Cassette/ Radio/ CD 2. Golfband schakelaar 3. FM antenne 4. CD deur 5. Schakelaar om zender af te stemmen 6. Bass Boost toets 7. CD skip/ voorwaarts toets 8. CD skip/ achterwaarts

Nadere informatie

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding Rho-Delta b.v. Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel. +03110-4795755 Fax. +03110-2927461 www.rhodelta.nl info@rhodelta.nl - OMSCHRIJVING De GT-912 /GT-913/GT-914

Nadere informatie

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleiding Vodafone Power to you Effectief en gebruiksvriendelijk 1. Alarmsysteem met aparte autorisatie Het in uw voertuig gemonteerde

Nadere informatie

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN E81931 2 U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1 De stoel, de hoofdsteun, de

Nadere informatie

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2 E-Bike Gebruikers handleiding versie 160609-B2 Gebruikers handleiding 1. Ingebruikname Een Target fiets met elektrische ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het elektrisch systeem zorgt voor

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D 9 5222 AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus 2117 5202 AE s-hertogenbosch Nederland

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D 9 5222 AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus 2117 5202 AE s-hertogenbosch Nederland HANDLEIDING VOOR DE DEALER DIGITAAL BEDIENINGSPANEEL JUMBO-SERIE 0,6 0,4 VACUUM 0,8-1 0 0,2 SEAL HENKELMAN BV Adres Veemarktkade 8 / D 9 5222 AE s-hertogenbosch Nederland Postadres Postbus 2117 5202 AE

Nadere informatie

WS 9006 instructiehandleiding. Gebruikershandleiding 1. Functies

WS 9006 instructiehandleiding. Gebruikershandleiding 1. Functies WS 9006 instructiehandleiding Gebruikershandleiding 1. Functies 1.1 Regenmeter - Controle van de Actuele, 1 H, 24 H en Totale Regenval - Controle Dagelijkse, Wekelijkse en Maandelijkse Regenval in Staafdiagrammen

Nadere informatie

Componenten voor hydraulische uitrusting. Algemeen. Maatregelen vóór het starten van een nieuw hydraulisch systeem

Componenten voor hydraulische uitrusting. Algemeen. Maatregelen vóór het starten van een nieuw hydraulisch systeem Algemeen Algemeen De volgende componenten voor het bedienen van hydraulische uitrusting kunnen af fabriek worden besteld: De volgende componenten zijn beschikbaar: Bedieningshendel Hydraulische olietank

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

Oefenboek. rijbewijs B

Oefenboek. rijbewijs B Oefenboek rijbewijs B Gevaarherkenning Elk examen/tentamen in dit oefenboek is ingedeeld zoals een theorie-examen bij het CBR. Een examen begint met 25 vragen over gevaarherkenning. Bij deze vragen wordt

Nadere informatie

Bedieningsorganen en instrumenten

Bedieningsorganen en instrumenten Bedieningsorganen en instrumenten Aanvullende informatie HOOFDSTEUNEN - AFSTELLING WAARSCHUWING Hoofdsteunen zijn zodanig ontworpen dat daardoor de achterkant van het hoofd (en NIET DE NEK) wordt ondersteund

Nadere informatie

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding Cobra Alarm 4627 Gebruikers Handleiding Clifford Electronics Benelux BV Tel.+31 20 40 40 919 info@clifford.nl ISO 9001:2008 Cobra Alarmsysteem: Diefstal is de laatste tijd explosief gestegen. CAN Bus manipulatie

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gefeliciteerd! U heeft gekozen voor een fiets met elektrische ondersteuning, de E-bike. Uw E-bike zal u door zijn elektrische ondersteuning

Nadere informatie

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding Inleiding Inleiding De lijst van parameters in dit document is beperkt tot die parameters die relevant worden geacht voor carrosseriebouwers. Neem contact op met een een erkende Scania werkplaats voor

Nadere informatie

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

Climate control VENTILATIEOPENINGEN VENTILATIEOPENINGEN 1 1 2 2 3 3 E90911 1. Ventilatieopeningen voor het gezicht 2. Ventilatieopening voor de bestuurdersschoot 3. Bedieningselementen van ventilatieopeningen, middenconsole achterin Opmerking:

Nadere informatie

NLEIDING Deze vertaling is door Technautic B.V. met de grootst mogelijke zorg samengesteld.

NLEIDING Deze vertaling is door Technautic B.V. met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Nasa EX-1 INLEIDING. Het is gebruikelijk om koelwater te injecteren in motor uitlaatsystemen. Deze koeling reduceert temperatuur van het uitlaatgas tot een niveau waar rubberen en polymeer uitlaatgasbestanddelen

Nadere informatie

Gebruikers handleiding versie

Gebruikers handleiding versie Gebruikers handleiding versie 280109 Gebruikers handleiding 1. Gebruik Een fiets met VTS ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het VTS systeem zorgt voor een extra ondersteuning die instelbaar

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene installatiehandleiding Alarmlicht met sirene INSTALLATIEHANDLEIDING ALARMLICHT MET SIRENE Gefeliciteerd met de aankoop van het Egardia alarmlicht met sirene. Website Egardia www.egardia.com Klantenservice

Nadere informatie

F I A T F I O R I N O NL C O M F O R T - M A T I C

F I A T F I O R I N O NL C O M F O R T - M A T I C F I A T F I O R I N O 530.03.132 NL C O M F O R T - M A T I C In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Comfort-matic bediening. Voor

Nadere informatie

Rijden in het terrein

Rijden in het terrein Rijden in het terrein Rijden in het terrein Rijden in het terrein VOOR HET WEGRIJDEN Voordat u gaat terreinrijden is het absoluut essentieel dat onervaren bestuurders geheel bekend worden gemaakt met de

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat Instructies Deze kunnen worden gebruikt voor het afzuigen van: Motorolie Versnellingsbak- en transmissieolie Koelvloeistof Remvloeistof Andere

Nadere informatie

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , , Installation instructions, accessories Instructienr. 30756608 Versie 1.2 Ond. nr. 30756607, 30756606, 31316446 Stuurwiel, leer IMG-339612 Volvo Car Corporation Stuurwiel, leer- 30756608 - V1.2 Pagina 1

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

De BeoCom 6000 extra handset kunt u overal in huis en tuin met u meenemen.

De BeoCom 6000 extra handset kunt u overal in huis en tuin met u meenemen. B E O C O M 6 0 0 0 De BeoCom 6000 extra handset kunt u overal in huis en tuin met u meenemen. De handset kan in het basisstation, of in de kleine tafel- en wandladers worden geplaatst. Raadpleeg de handleiding

Nadere informatie

ESN bedieningsprocedure beveiliging

ESN bedieningsprocedure beveiliging ESN bedieningsprocedure beveiliging ESN bedieningsprocedure beveiliging Over ESN Dit deck is voorzien van ESN (Eclipse Security Network). Een voorgeregistreerde muziek CD (Key CD), veiligheidscode met

Nadere informatie

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA GEBRUIKSHANDLEIDING Art. 866 DRIVERCARD 12 Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA 06DE1939A - 03/04 1 06DE1939A.pmd 1 GARANTIE Garantie bepaling INHOUD Introductie... pagina 2 1. DriverCard

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR D C B A * * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings- en

Nadere informatie

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer aan de lader zet (binnen enkele uren). 2. Laat de accu nooit

Nadere informatie

Sensoren bereik. Display status

Sensoren bereik. Display status Algemeen installatiediagram LED Digitale display Display Hoofdunit Bij het achteruit rijden zal het display weergeven: 1.5m Veilig Groen 1.3-1.4m Veilig Groen 1.0-1.2m Veilig Groen 0.7-0.9m Alarm Geel

Nadere informatie

Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control

Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control ZT-50N Cruise Control Bedieningsfuncties Aanzetten : Snelheid verlagen : Zet de On/Off knop op On. Inschakelen : Let op! Zodra de Cruise Control niet gebruikt

Nadere informatie

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling Inleiding Inleiding De lijst van afstelbare parameters is beperkt tot die parameters die relevant worden geacht voor carrosseriebouwers. Bezoek voor meer informatie over de huidige parameters voor een

Nadere informatie

Handleiding Volkswagen Caddy (Maxi) voor rolstoelvervoer. (Versie 1.5 Nederlands)

Handleiding Volkswagen Caddy (Maxi) voor rolstoelvervoer. (Versie 1.5 Nederlands) Handleiding Volkswagen Caddy (Maxi) voor rolstoelvervoer (Versie 1.5 Nederlands) Inleiding Geachte bestuurder / gebruiker, Gefeliciteerd met de aankoop van uw nieuwe aangepaste auto. Deze handleiding is

Nadere informatie

1. AM/FM-radio gebruiken

1. AM/FM-radio gebruiken De tuner gebruiken 1. AM/FM-radio gebruiken Toets SOURCE MENU RECALL (BRONMENU OPHALEN) Stationsvoorkeuzetoetsen FUNCTION-toets BAND AUTO.P POWER-toets VOL-knop TUNE TRACKtoetsen Luisteren naar de AM/FM-radio

Nadere informatie

HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST

HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST INTRODUKTIE Gefeliciteerd! U heeft gekozen voor de Puch Tempo / Tempo+, een fiets met trapondersteuning. Een nieuwe wereld zal voor u opengaan en u zult van het gemak

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR D C B A * * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings- en

Nadere informatie

INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844)

INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844) 1 INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844) Hartelijk dank voor het kiezen van een GT produkt. Onze materialen zijn met uiterste zorg gefabriceerd en getest. Mocht U vragen over onze produkten hebben, dan

Nadere informatie

VOORDAT U DE HEADSET VOOR DE EERSTE KEER GEBRUIKT

VOORDAT U DE HEADSET VOOR DE EERSTE KEER GEBRUIKT VOORDAT U DE HEADSET VOOR DE EERSTE KEER GEBRUIKT - Dient de hoofdtelefoon aan uw mobiele telefoon te worden gepaard. Zie paragraaf BLUETREK Skin paren in deze handleiding. Inleiding Deze BLUETREK Skin-headset

Nadere informatie

Energie-efficiënt vrachtverkeer in steden. Bestuurders handleiding

Energie-efficiënt vrachtverkeer in steden. Bestuurders handleiding Energie-efficiënt vrachtverkeer in steden Bestuurders handleiding Het FREILOT proefproject in Helmond is een gezamenlijke inspanning van de Gemeente Helmond, Van den Broek Logistics, Brandweer Helmond,

Nadere informatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene installatiehandleiding Alarmlicht met sirene INSTALLATIEHANDLEIDING ALARMLICHT MET SIRENE Gefeliciteerd met de aankoop van het WoonVeilig alarmlicht met sirene. Telefoonnummer WoonVeilig 0900-388 88 88

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR A B C * Verlichting: Aan / Uit * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings-

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

Voertuigaccu WAARSCHUWINGSSYMBOLEN VAN DE ACCU VERZORGING VAN DE ACCU

Voertuigaccu WAARSCHUWINGSSYMBOLEN VAN DE ACCU VERZORGING VAN DE ACCU WAARSCHUWINGSSYMBOLEN VAN DE ACCU Op het acculabel staan de volgende waarschuwingen: Niet roken, geen open vuur, geen vonken. De accu stoot vaak explosieve gassen uit. Uit de buurt van kinderen houden

Nadere informatie

Handleiding Alma Rally & Alma Rally Off-road

Handleiding Alma Rally & Alma Rally Off-road Handleiding Alma Rally & Alma Rally Off-road Versie 1.2.1 Korsmit Rally Elektronics 16-7-2017 Inhoud Inhoud... 2 Samenvatting... 3 1. informatie... 4 Achtergrond... 4 Weergaven:... 4 2. Werking... 5 3.1:

Nadere informatie