Starten & rijden STUURSLOT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Starten & rijden STUURSLOT"

Transcriptie

1 Starten & rijden Rijden en werking Starten & rijden STUURSLOT H3522 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in de contactschakelaar en draai die naar stand I. Het is mogelijk dat het stuurwiel iets moet worden bewogen terwijl het contact/stuurslot wordt losgedraaid. Stuurslot vastzetten Draai de sleutel naar stand "0" en trek de sleutel vervolgens uit het contactslot. Draai het stuurwiel iets rond tot het stuurslot ingrijpt. Nadat het stuurslot is geactiveerd, is het onmogelijk om het voertuig te besturen. Verwijder de contactsleutel niet en zet de contactschakelaar NIET in stand "0" als het voertuig in beweging is. CONTACTSCHAKELAAR Het contactslot bevindt zich rechts van de stuurkolom. Het stuurslot, de elektrische circuits en de startmotor worden geactiveerd door het contactslot in de volgende standen te zetten: Stand "0" Stuurwiel vergrendeld (contactsleutel verwijderd). De meeste verlichtingscircuits functioneren, inclusief: de stadslichten, koplampen en gevarenknipperlichten. Stand I Stuurslot ontgrendeld. De klok, de radio/cassettespeler en de sigarettenaansteker kunnen nu worden gebruikt. Stand II Alle instrumenten, waarschuwingslampjes en elektrische circuits kunnen worden gebruikt. Stand III Startmotor wordt geactiveerd. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat (de sleutel springt automatisch terug naar stand II ). Opmerking: vergeet niet dat in stand I alle elektrische functies gedurende het starten van de motor zal worden onderbroken. N.B.: Op modellen met automatische transmissie moet de versnellingshefboom in de parkeerstand ("P") of in de neutraalstand ("N") worden gezet voordat het mogelijk is om de motor te starten. N.B.: Onmiddellijk na het aanslaan van de motor is het mogelijk dat even een zoemend geluid wordt gehoord; dit wil zeggen dat het ABS-systeem op druk wordt gebracht. Hierover hoeft u zich geen zorgen te maken. 71

2 Starten & rijden STARTEN - modellen met benzinemotor Nooit starten of de motor laten draaien in een ongeventileerde ruimte - uitlaatgassen zijn giftig en bevatten koolmonoxide. Hierdoor kan bewusteloosheid worden veroorzaakt. Die gassen kunnen zelfs fataal zijn. Voordat de motor wordt gestart en u wilt wegrijden dient u ALTIJD op de hoogte te zijn van de onderstaande voorzorgsmaatregelen KATALYTISCHE OMVORMER, pagina 81. Speciaal dient u op de hoogte te zijn van het feit dat als de motor na een aantal pogingen niet start, door onophoudelijke startpogingen de katalytische omvormer kan worden beschadigd. 1. Controleer of de handrem is aan gezet en of de versnellingshefboom in neutraal staat ("P" of "N" voor een automaat). 2. Zet alle niet-essentiële elektrische uitrusting uit (inclusief de airconditioning). 3. Draai het contactslot in stand 'III'. Nu gaat de startmotor werken. LAAT DE SLEUTEL LOS zodra de motor loopt. Gedurende het starten het gaspedaal NOOIT indrukken. De startmotor ook NOOIT langer dan 15 seconden gebruiken. Als de motor niet start, afzetten en minstens 10 seconden wachten. Dan pas opnieuw proberen. N.B.: Als de startmotor ononderbroken wordt gebruikt, zal hierdoor niet alleen de accu worden ontladen, maar is het tevens mogelijk dat de startmotor en de katalytische omvormer worden beschadigd. N.B.: De waarschuwingslampjes voor de acculading, oliedruk en motorstoring dienen uit te gaan zodra de motor loopt. In koud weer of als de accu sterk is ontladen dient op voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak gedurende het starten, het koppelingspedaal te worden ingedrukt tot de motor loopt. Hierdoor zal de belasting op de accu worden gereduceerd. Wat u moet doen als de motor niet start, of wel start maar niet blijft lopen: Druk het gaspedaal halverwege in en tracht tegelijkertijd de motor te starten. U mag NOOIT langer dan 15 seconden blijven starten. Laat het gaspedaal los zodra de motor aanslaat. Als de motor nog steeds niet wil starten, kunt u de startmotor opnieuw activeren. Nu moet u het gaspedaal echter GEHEEL indrukken teneinde overtollige brandstof uit de cilinders te verwijderen. De startmotor mag nooit langer dan 15 seconden onafgebroken worden gebruikt. Laat het gaspedaal los zodra de motor aanslaat. Gedurende het starten mag het gaspedaal NOOIT op en neer worden gepompt. N.B.: Als de motor in koud weer op grotere hoogten boven zeeniveau (meer dan 2,400 m) wordt gestart, moet altijd de bovenstaande procedure worden uitgevoerd. Koude klimaten In zeer koude klimaten is het mogelijk dat het oliedrukwaarschuwingslampje pas na een paar seconden uit gaat. Vanzelfsprekend zal het bij dergelijke lage temperaturen ook langer duren voordat de motor aanslaat; bij temperaturen tot -30 C is het mogelijk dat de motor 30 seconden lang onophoudelijk moet worden gestart voordat die aanslaat. Derhalve is het essentieel dat alle niet-essentiële apparatuur wordt afgezet. 72

3 Starten & rijden Motorblokverwarming Uitsluitend een goedgekeurde motorblokverwarming met een maximum vermogen van 400 W, mag worden gebruikt. Door een motorblokverwarming met een hoger vermogen kunnen componenten van de emissieregeling worden beschadigd. Voertuigen met automatische versnellingsbak Na het starten altijd controleren of het rempedaal geheel is ingedrukt en of de handrem is aangetrokken. Ook mag het gaspedaal niet worden ingedrukt wanneer de versnellingshefboom uit de neutraalstand ("N") of de parkeerstand ("P") wordt bewogen daar het anders onmogelijk is dat het voertuig gaat bewegen zodra de versnellingshefboom naar één van de rijstanden (1, 2, D of R) wordt bewogen. Dit is in het bijzonder zeer belangrijk als de motor koud is omdat die dan op een hoger stationair toerental draait. N.B.: De versnellingshefboom kan uitsluitend vanuit de parkeerstand ("P") naar een rijstand worden gezet, als eerst het rempedaal wordt ingedrukt. STARTEN - modellen met dieselmotor Nooit starten of de motor laten draaien in een ongeventileerde ruimte - uitlaatgassen zijn giftig en bevatten koolmonoxide. Hierdoor kan bewusteloosheid worden veroorzaakt. Die gassen kunnen zelfs fataal zijn. Voordat de motor wordt gestart en u wilt wegrijden dient u ALTIJD op de hoogte te zijn van de onderstaande voorzorgsmaatregelen KATALYTISCHE OMVORMER, pagina 81. Speciaal dient u op de hoogte te zijn van het feit dat als de motor na een aantal pogingen niet start, door onophoudelijke startpogingen de katalytische omvormer kan worden beschadigd. 1. Controleer of de handrem is aan gezet en of de versnellingshefboom in neutraal staat ("P" of "N" voor een automaat). 2. Zet alle niet-essentiële elektrische uitrusting uit (inclusief de airconditioning). 3. Steek de contactsleutel in het contactslot en draai die naar stand 'II'. Wacht tot het waarschuwingslampje voor de gloeistiften uit gaat. N.B.: De tijd dat u moet wachten fluctueert met de temperatuur van de koelvloeistof (als de motor warm is zal het gloeistiftwaarschuwingslampje vrijwel onmiddellijk uit gaan). 4. Draai de sleutel in stand 'III' teneinde de startmotor te activeren. Tijdens het starten mag het gaspedaal NOOIT worden ingedrukt. LAAT DE SLEUTEL LOS zodra de motor loopt. Als de motor overslaat of niet start moet u het contact ALTIJD eerst in stand "0" draaien. Pas daarna kunt u opnieuw trachten om de motor te starten; de motor zal niet kunnen worden gestart door de sleutel uit stand 'II' te draaien. 73

4 Starten & rijden In gematigde klimaten mag NOOIT langer dan 10 seconden worden gestart. Als de motor niet aanslaat, afzetten en 10 seconden wachten. N.B.: Als de startmotor ononderbroken wordt gebruikt, zal hierdoor niet alleen de accu worden ontladen, maar is het tevens mogelijk dat de startmotor wordt beschadigd. N.B.: De waarschuwingslampjes voor de acculading en oliedruk dienen uit te gaan zodra de motor loopt. In koud weer of als de accu sterk is ontladen dient op voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak gedurende het starten, het koppelingspedaal te worden ingedrukt tot de motor loopt. Hierdoor zal de belasting op de accu worden gereduceerd. Voorzorgsmaatregelen De dieselmotor mag nooit sneller draaien dan stationair tot het oliedrukwaarschuwingslampje uit gaat. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de lagers van de motor en de turbocompressor voordat op snelheid wordt gereden, voldoende worden gesmeerd. Laat de motor dus ook ALTIJD 10 seconden lang stationair draaien voordat die wordt afgezet. Motorblokverwarming Uitsluitend een goedgekeurde motorblokverwarming met een maximum vermogen van 400 W, mag worden gebruikt. Door een motorblokverwarming met een hoger vermogen kunnen componenten van de emissieregeling worden beschadigd. Voertuigen met automatische versnellingsbak Na het starten altijd controleren of het rempedaal geheel is ingedrukt en of de handrem is aangetrokken. Ook mag het gaspedaal niet worden ingedrukt wanneer de versnellingshefboom uit de neutraalstand ("N") of de parkeerstand ("P") wordt bewogen daar het anders onmogelijk is dat het voertuig gaat bewegen zodra de versnellingshefboom naar één van de rijstanden (1, 2, D of R) wordt bewogen. Dit is in het bijzonder zeer belangrijk als de motor koud is omdat die dan op een hoger stationair toerental draait. N.B.: De versnellingshefboom kan uitsluitend vanuit de parkeerstand ("P") naar een rijstand worden gezet, als eerst het rempedaal wordt ingedrukt. Koude klimaten In zeer koude klimaten is het mogelijk dat het oliedrukwaarschuwingslampje pas na een paar seconden uit gaat. Vanzelfsprekend zal het bij dergelijke lage temperaturen ook langer duren voordat de motor aanslaat; bij temperaturen tot -30 C is het mogelijk dat de motor 30 seconden lang onophoudelijk moet worden gestart voordat die aanslaat. Derhalve is het essentieel dat alle niet-essentiële apparatuur wordt afgezet. 74

5 Starten & rijden RIJDEN Instrumenten en waarschuwingslampjes Voordat u wegrijdt is het belangrijk dat u volledig op de hoogte bent van het functioneren en de betekenis van respectievelijk de instrumenten en waarschuwingslampjes. N.B.: Vooral de rode waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; als deze lampjes gaan branden wijst dit op problemen met componenten waardoor de veiligheid negatief wordt beïnvloed. Ook kan sprake zijn van een potentiële ernstige mechanische storing. Ziet u een rood waarschuwingslampje, het voertuig altijd onmiddellijk stilzetten, deskundige hulp inroepen en dan eventueel doorrijden. Warmdraaien De motor NOOIT warm laten draaien door die met laag toerental stationair te laten draaien. Uit oogpunt van brandstofzuinigheid verdient het aanbeveling om direct weg te rijden. Vergeet echter niet dat door hard optrekken en te zwaar belasten van de motor voordat de normale bedrijfstemperatuur is bereikt, schade aan de motor kan worden veroorzaakt. Parkeren Nadat het voertuig tot stilstand is gebracht moet de handrem ALTIJD worden aangetrokken. Kies ook de neutraalstand ("P" in voertuigen met automatische transmissie). Laat dan pas het rempedaal los en zet de motor af. Inrijden De betrouwbare werking en het goed lopen van uw voertuig gedurende de gehele technische levensduur zijn direct afhankelijk van het feit of alle systemen goed zijn ingelopen. Vooral de motor, de versnellingsbak, de remmen en de wielen/banden hebben tijd nodig om zich aan te passen aan de hoge vereisten die in het moderne verkeer nu eenmaal aan motorvoertuigen worden gesteld. Gedurende de eerste 1000 km is het van het grootste belang dat u tijdens het rijden rekening houdt met het inrijproces en dat u zich houdt aan het volgende advies: De maximum wegsnelheid dient BEPERKT te blijven tot 110 km/u of 3,000 rpm. Rij aanvankelijk nooit harder dan op half gas. De motortoerentallen mogen pas geleidelijk worden opgevoerd nadat de eerste 800 km (inrijperiode) zijn afgelegd. NOOIT vol gas gebruiken en de motor ook nooit - ongeacht de gekozen versnelling - zwaar belasten. NOOIT te snel optrekken en, behalve in noodgevallen, ook nooit zwaar afremmen. Als de wagen het voorgeschreven aantal kilometers is ingereden, mag het motortoerental geleidelijk worden opgevoerd. Koelventilators kunnen door blijven werken nadat de motor is afgezet. Als de motor heet is, is het mogelijk dat de koelventilators GAAN DRAAIEN nadat de motor is afgezet. Ook is het mogelijk dat die ventilators maximaal 8 minuten blijven draaien. Als in de motorruimte werkzaamheden worden uitgevoerd, altijd uit de buurt blijven van alle ventilators. 75

6 Starten & rijden BRANDSTOFZUINIGHEID Het brandstofverbruik wordt beïnvloed door twee belangrijke factoren: Het onderhoud van uw voertuig. Rijden met uw voertuig. Optimale brandstofzuinigheid is uitsluitend mogelijk als uw voertuig wordt onderhouden conform de onderhoudsschema's van de fabrikant. Aspecten zoals de conditie van het luchtfilterelement, de bandenspanningen en de wieluitlijning hebben een belangrijke invloed op het brandstofverbruik. Uw rijstijl blijft echter altijd het belangrijkst. Met behulp van de volgende tips zult u zuiniger en vrijwel zonder moeilijkheden van uw voertuig kunnen genieten: Korte ritten waarbij vaak wordt gestopt en gestart, zoveel mogelijk vermijden. Rijd langzaam en rustig weg en vermijd een snelle start. Nooit langer dan absoluut noodzakelijk is, in de lagere versnellingen rijden. Voorzichtig vertragen en plotseling en zwaar remmen voorkomen. Houd rekening met onverwachte situaties en zorg ervoor dat u uw snelheid ruim van te voren kunt aanpassen. Kies de neutraalstand als het voertuig in het verkeer stilstaat teneinde de brandstofzuinigheid en de prestatiekarakteristieken van de airconditioning te verbeteren. EMISSIEREGELSYSTEEM Uitlaatgassen bevatten giftige stoffen waardoor bewusteloosheid kan worden veroorzaakt. Zelfs kunnen deze emissies fataal zijn. Uitlaatgassen mogen dus NOOIT worden ingeademd. De motor NOOIT starten of laten lopen in een afgesloten, niet geventileerde ruimte. Ook nooit rijden als de 3e/5e deur is geopend. Het uitlaatsysteem mag NOOIT zodanig worden gemodificeerd dat dit af gaat wijken van het oorspronkelijke ontwerp. Lekken in het uitlaatsysteem moeten ALTIJD onmiddellijk worden gerepareerd. Heeft u de indruk dat uitlaatemissies doordringen in het interieur van het voertuig dan dient de oorzaak onmiddellijk te worden opgespoord. Ook zijn dan prompte reparaties essentieel. Land Rover voertuigen zijn uitgerust met emissie- en brandstofdampregelsystemen waardoor wordt voldaan aan de wettelijke vereisten in vrijwel alle landen waar de voertuigen worden verkocht. In vele landen is het eigenaars bij de wet verboden om uitrusting van de emissieregeling te modificeren of daaraan ondeskundig of onoordeelkundig veranderingen aan te brengen. Ook is het niet toegestaan om ongemachtigde vervanging of modificatie van deze uitrusting toe te staan. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat zowel de eigenaar van het voertuig als de persoon waardoor de werkzaamheden werden uitgevoerd, in rechten worden vervolgd. Het is belangrijk dat nooit wordt vergeten dat alle Land Rover dealers op de juiste manier zijn uitgerust voor het uitvoeren van reparaties en onderhoud aan de emissieregeling van uw Freelander. 76

7 Brandstofsysteem Brandstofsysteem TYPE BRANDSTOF Modellen met benzinemotor Brandstofspecificatie : 95 RON LOODVRIJ conform EN228 In het buitenland wordt niet altijd benzine met hetzelfde octaangetal (RON) of van hetzelfde type (gelood/ongelood) verkocht. In de meeste Europese landen is vrijwel altijd ongelode brandstof met een octaangetal van 95 RON beschikbaar. In andere delen van de wereld is het mogelijk dat uitsluitend gelode brandstof of brandstof met een lager octaangetal wordt geleverd. Gedurende productie worden motoren afgesteld op de brandstof die over het algemeen overal beschikbaar is in het land waarvoor het voertuig bestemd is. Indien een voertuig echter later wordt geëxporteerd naar een ander land, of als dit wordt gebruikt voor reizen van en naar dergelijke landen, dient de eigenaar op de hoogte te zijn van het feit dat de beschikbare brandstof niet overeenkomt met de specificaties van de motor. Raadpleeg in twijfelgevallen altijd een dealer voor advies. IN NOODGEVALLEN (en uitsluitend als de juiste brandstof niet beschikbaar is) is het toegestaan om gedurende zeer beperkte perioden brandstof van een lager octaangetal te gebruiken bij middelbare of lage snelheden mits de motor niet gaat "pingelen". N.B.: Af en toe licht pingelen bij acceleratie of het oprijden van hellingen, is acceptabel. Op voertuigen die zijn voorzien van een katalytische omvormer kan de katalysator ernstig worden beschadigd als LOODHOUDENDE brandstof wordt gebruikt! Modellen met dieselmotor Brandstofspecificatie: Gebruik dieselbrandstof of "Automotive Gas Oil" (AGO) conform EN 590. Gebruik UITSLUITEND dieselbrandstof. Gebruik NOOIT andere brandstoffen (bijv. kerosine, benzine of alcohol), daar dan altijd motorcomponenten zullen worden beschadigd. N.B.: Op modellen met dieselmotor staat het woord "Diesel" duidelijk afgedrukt op de brandstofmeter. De kwaliteit van de dieselbrandstof (Derv) kan tussen de verschillende landen afwijken. Gebruik dus uitsluitend schone brandstof van een goede kwaliteit. Het is belangrijk dat het zwavelgehalte van de dieselbrandstof niet hoger is dan 0,3%. In Europa voldoet alle dieselbrandstof aan deze limiet. In andere landen kunt u dit echter controleren bij uw leverancier. Zorg ervoor dat het element van het brandstoffilter gedurende de juiste onderhoudsbeurten, wordt verwisseld. N.B.: Als de prestaties van de motor achteruit gaan door brandstof van slechte kwaliteit, moet advies worden ingewonnen bij uw dealer. Als de brandstoftank abusievelijk wordt gevuld met benzine, is het ESSENTIEEL dat VOORDAT de motor wordt gestart, contact wordt opgenomen met uw dealer - NIET met het voertuig rijden, daar ernstige motorbeschadiging kan optreden! 77

8 Brandstofsysteem VEILIGHEID OP HET VOORTERREIN Benzinedampen zijn uiterst brandbaar en in beperkte ruimten zijn die ook bijzonder explosief. Bij het aftanken altijd logische voorzorgsmaatregelen treffen: Zet de motor af. Nooit roken of een niet-afgeschermde vlam of verlichting gebruiken. Nooit brandstof morsen. De tank niet te ver vullen. BRANDSTOFVULHALS Gebruik uitsluitend de aanbevolen brandstof! De katalytische omvormer kan ernstig worden beschadigd als verkeerde brandstof wordt gebruikt. H3376 De brandstofvuldop bevindt zich in het rechter achterspatbord. Steek de sleutel in het slot en draai die vervolgens linksom. Laat eventuele druk in de tank ontsnappen. Verwijder dan pas de dop van de tank. N.B.: De sleutel kan pas uit de vuldop worden verwijderd nadat die eerst op de juiste manier op de vulhals is geplaatst. VULLEN MET BRANDSTOF Tracht NOOIT om de tank zover mogelijk te vullen. Als het voertuig op een helling, in direct zonlicht of bij hoge buitentemperaturen zal worden geparkeerd is het mogelijk dat door het uitzetten van de brandstof, brandstof naar buiten stroomt. Brandstofpompen van benzinestations zijn uitgerust met een automatische uitschakeling zodat geen brandstof wordt gemorst. De brandstoftank moet LANGZAAM worden gevuld tot door het mondstuk de brandstofpomp automatisch afslaat. Tracht NOOIT om de tank verder te vullen, daar als gevolg van het uitzetten van de brandstof, dan brandstof kan worden gemorst. Modellen met benzinemotor De vulhals van voertuigen met een motor die loopt op loodvrije benzine, is zodanig uitgevoerd dat UITSLUITEND het smalle mondstuk van de brandstofpomp voor LOODVRIJE benzine kan worden gebruikt. Een klep ligt over de vulhals; duw het mondstuk voldoende naar binnen zodat de klep wordt geopend. Dan pas bijtanken. De vulhals van voertuigen bestemd voor landen waar uitsluitend LOODHOUDENDE brandstof wordt verkocht, is breed genoeg voor een breed mondstuk. Modellen met dieselmotor De dieselpompen op pompstations vullen met een maximum snelheid van 45 liter per minuut. Als dieselpompen voor commerciële voertuigen worden gebruikt die sneller vullen, dan is het mogelijk dat de pomp sneller wordt afgezet en dat brandstof wordt gemorst. 78

9 Brandstofsysteem Moeilijkheden bij het vullen LEGE BRANDSTOFTANK NOOIT de brandstoftank geheel leegrijden - door het overslaan van de motor dat hiervan het gevolg is, kan de katalytische omvormer onherstelbaar worden beschadigd. Modellen met benzinemotor Als de brandstoftank geheel leeg is gereden, dient u het advies in te winnen van uw Land Rover dealer voordat u tracht de motor te starten. H3377 De vulsnelheid van de pompen op vulstations kan belangrijk afwijken. In combinatie met het feit dat moderne pompen zijn voorzien van een sensor waardoor de toevoer automatisch wordt afgesloten zodra turbulentie wordt geconstateerd in het bovenste gedeelte van de vulhals van het voertuig, is het dus mogelijk dat in geïsoleerde gevallen problemen worden ondervonden gedurende het bijtanken. Als individuele eigenaars dergelijke problemen ervaren dan kunnen de hieronder vermelde tips nuttig zijn: Steek het mondstuk geheel in de vulhals. Trek het mondstuk vervolgens terug tot de eerste rand op de onderkant van het mondstuk. Houd de handgreep zodanig vast dat de trekker zich direct onder het mondstuk bevindt. Als het mondstuk naar links of rechts wordt gedraaid dan is het onwaarschijnlijk dat het vulproces wordt vergemakkelijkt. Vul de tank langzaam bij - druk de trekker NOOIT geheel in. Modellen met dieselmotor Het brandstofsysteem wordt automatisch op druk gebracht zodat de motor kan worden gestart. 79

10 BRANDSTOFTOEVOER-ONDERBREKINGS SCHAKELAAR Brandstofsysteem H3300 De schakelaar voor de brandstoftoevoeronderbreking is een veiligheid waardoor de brandstoftoevoer naar de motor automatisch wordt onderbroken bij een botsing of plotselinge stoot. De schakelaar bevindt zich in het linker gedeelte van de motorruimte op de koepel van de wielophanging. Nadat de schakelaar is geactiveerd, deze terugstellen door de rubber bovenkant in te drukken (zie pijl in illustratie). Dan pas kan de motor weer worden gestart. Zie tevens DEURVERGRENDELING; AFSLUITSCHAKELAAR, pagina 17. ALTIJD eerst controleren op brandstoflekkages en dan pas de schakelaar terugstellen! 80

11 Katalytische omvormer Katalytische omvormer KATALYTISCHE OMVORMER H3378 Het uitlaatsysteem van uw voertuig is voorzien van een katalytische omvormer waardoor giftige uitlaatgassen uit de motor worden omgezet in gassen die minder schadelijk zijn voor het milieu. Katalytische omvormers kunnen door incorrect gebruik makkelijk worden beschadigd, vooral als de verkeerde brandstof wordt gebruikt of als de motor overslaat. Het is daarom ZEER BELANGRIJK dat u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt. Starten van de motor Blijf de motor NOOIT na een aantal gefaalde pogingen starten, (het is dan mogelijk dat niet-verbrande brandstof in het uitlaatsysteem wordt gezogen waardoor de katalysator wordt vergiftigd). Tracht ook nooit om het overslaan van de motor op te lossen door het gaspedaal in te drukken - roep deskundige hulp in. Wanneer een KOUDE motor wordt gestart NOOIT met het voertuig rijden als er redenen zijn om aan te nemen dat de motor kan overslaan. Tracht ook nooit om dit probleem op te lossen door het gaspedaal in te drukken - roep deskundige hulp in. Tracht nooit om het voertuig aan te duwen of aan te slepen. Brandstof Gebruik UITSLUITEND de brandstof die is aanbevolen voor uw voertuig; zie TYPE BRANDSTOF, pagina

12 Katalytische omvormer Rijden Als u denkt dat de motor overslaat, of als de motor tijdens het rijden onvoldoende vermogen ontwikkelt, mag u - mits de normale bedrijfstemperatuur is bereikt - LANGZAAM naar een Land Rover dealer rijden voor assistentie (met het risico van beschadiging van de katalysator). NOOIT de brandstoftank geheel leegrijden (door het overslaan van de motor dat hier het gevolg van is, kan de katalysator worden beschadigd). Neem contact op met uw dealer als door uw voertuig te veel olie wordt verbrand (blauwe rook uit de uitlaat) daar hierdoor de effectiviteit van de katalysator geleidelijk zal worden gereduceerd. In ruw terrein ervoor zorgen dat de onderkant van het voertuig geen hevige klappen te verwerken krijgt, omdat de katalytische omvormer hierdoor kan worden beschadigd. De motor NOOIT overbelasten of het toerental te hoog opvoeren. De motor NOOIT afzetten als het voertuig in beweging is terwijl een versnelling is gekozen. Uitlaattemperaturen kunnen bijzonder hoog oplopen. Om deze reden NOOIT parkeren op een ondergrond met brandbaar materiaal, zoals droog gras of bladeren die in contact kunnen komen met het uitlaatsysteem - bij droog weer kan dit resulteren in brand. Onderhoud van het voertuig Als de motor overslaat, vermogen verliest of door blijft dieselen, kan de katalytische omvormer ernstig worden beschadigd. Om deze reden is het essentieel dat ondeskundig personeel nooit werkzaamheden uitvoert aan de motor en dat nooit wordt afgeweken van de door een Land Rover dealer uitgevoerde periodieke onderhoudsbeurten. Modellen met benzinemotor - de motor NOOIT laten draaien als een bougie of bougiekabel is verwijderd. Ook nooit apparatuur gebruiken waarvoor het noodzakelijk is om een inzetstuk in de bougie te plaatsen. 82

13 Handgeschakelde versnellingsbak Handgeschakelde versnellingsbak VERSNELLINGSHEFBOOM H3528 De schakelstanden zijn aangegeven op de knop van de versnellingshefboom. Er wordt de aandacht op gevestigd dat wanneer de versnellingsbak in "neutraal" staat, de versnellingshefboom onder een zodanige veerspanning staat dat die in dat geval tussen de standen voor de derde en vierde versnelling ligt. Voorzorgsmaatregelen bij het rijden Gedurende het rijden mag de hand NOOIT op de versnellingshefboom rusten - als gevolg van het gewicht van uw hand is het mogelijk dat het schakelmechanisme vroegtijdig slijt. Het koppelingspedaal mag NOOIT worden gebruikt als een voetensteun. Teneinde onnodige slijtage te voorkomen moet de linker voet altijd uit de buurt van het koppelingspedaal worden gehouden behalve wanneer wordt geschakeld. Een stilstaand voertuig mag op een helling NOOIT in positie worden gehouden door een slippende koppeling te gebruiken (door het koppelingspedaal gedeeltelijk in te drukken). Hierdoor zal de koppeling snel verslijten. Gebruik altijd de handrem. Het kiezen van de achteruitversnelling Voordat de achteruitversnelling wordt gekozen, moet het voertuig eerst tot stilstand worden gebracht; vervolgens moet het koppelingspedaal geheel worden ingedrukt. Daarna even wachten en dan de versnellingshefboom in de juiste stand zetten. Kies pas een achteruitversnelling nadat het voertuig eerst tot stilstand is gebracht. Afdalingsremregeling (HDC) De afdalingsremregeling kan uitsluitend worden geactiveerd als het voertuig in de 1e of de achteruitversnelling staat. Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar AFDALINGSREMREGELING (HDC), pagina

14 Automatische versnellingsbak Automatische versnellingsbak STEPTRONIC AUTOMATISCHE TRANSMISSIE VERSNELLINGSHEFBOOM Versnellingshefboom - ontgrendelknop De versnellingsbak is voorzien van een spermechanisme dat zodanig is ontworpen dat het vrijwel onmogelijk is om abusievelijk "P" (parkeerstand) en "R" (achteruit) te kiezen. De ontgrendelknop op de versnellingshefboom (zie pijl in illustratie) moet worden ingedrukt voordat de parkeerstand ("P") of de achteruitversnelling ("R") kunnen worden gekozen. Druk deze knop ook in om de versnellingshefboom uit de "P" of "R" stand te duwen. H3529 De Steptronic transmissie kan als automaat en als handbak worden gebruikt. Automatische bediening Normaal staat de transmissie op automatisch. Nadat de motor is gestart kan een overbrengingsverhouding worden gekozen door de versnellingshefboom net zoals bij andere automatische versnellingsbakken, naar voren of naar achteren naar de juiste schakelstand te bewegen. Als 2 wordt gekozen, of als vanuit D de neutraalstand ( N ) wordt gekozen, moet de ontgrendelknop op de versnellingshefboom ook worden ingedrukt. N.B.: De versnellingshefboom kan pas vanuit de parkeerstand ("P") in een rijversnelling worden gezet nadat het contactslot in stand II is gedraaid en het rempedaal is ingedrukt. "P" (parkeerstand) of "R" (achteruitversnelling) mag NOOIT worden gekozen als het voertuig nog in beweging is. Kies NOOIT een vooruitversnelling als het voertuig naar achteren beweegt. Teneinde slijtage van de transmissie te vermijden moet het motortoerental zo laag mogelijk worden gehouden als de versnellingshefboom van "R" (achteruit) in een vooruitversnelling wordt gezet en vice versa. 84

15 Automatische versnellingsbak Versnellingshefboom - standen De gekozen schakelstand wordt aangegeven door een waarschuwingslampje op het schakelpaneel en een cijfer of letter op de digitale weergave in het instrumentenpaneel. "P" - parkeerstand: In deze stand wordt de transmissie mechanisch vergrendeld. Kies deze stand voordat de motor wordt afgezet. Teneinde beschadiging van de transmissie te voorkomen moet, voordat "P" (parkeerstand) wordt gekozen het voertuig altijd geheel stilstaan terwijl ook de handrem moet zijn aangetrokken. De ontgrendelknop van de versnellingshefboom moet ALTIJD worden ingedrukt voordat de versnellingshefboom in de parkeerstand kan worden gezet of voordat die uit de parkeerstand kan worden verwijderd. "R" - achteruit: Voordat de achteruitversnelling wordt gekozen moet het voertuig altijd stilstaan terwijl ook het rempedaal moet zijn ingedrukt. Druk de ontgrendelknop van de versnellingshefboom in zodat de versnellingshefboom in achteruit kan worden gezet. Als de versnellingshefboom in de achteruitversnelling ("R") staat, kan de afdalingsremregeling (HDC) worden gekozen (zie AFDALINGSREMREGELING (HDC), pagina 90). "N" - neutraal: Kies neutraal als het voertuig stilstaat en de motor korte tijd stationair moet draaien (bijvoorbeeld voor verkeerslichten). In de neutraalstand is de transmissie niet vergrendeld. Als "N" (neutraalstand) wordt gekozen moet de handrem dus altijd worden aangetrokken. Druk de ontgrendelknop op de versnellingshefboom in om vanuit D naar de neutraalstand ( N ), of vanuit N naar de achteruitversnelling te gaan. "D" - rijversnelling: Kiezen voor alle normale ritten; de versnellingsbak schakelt automatisch tussen alle vijf de vooruitversnellingen en dit geschiedt op basis van de wegsnelheid en de stand van het gaspedaal. 4 (1e, 2e, 3e en 4e versnelling): Automatisch op/neerschakelen blijft beperkt tot de vier laagste versnellingen; gebruik deze stand in de stad en op bochtige landwegen. 2 (1e en 2e versnelling): Automatisch op/neerschakelen blijft beperkt tot de eerste en tweede versnelling; gebruik deze rijstand voor het oprijden van steile hellingen, op sterk kronkelende smalle wegen en over het algemeen ook in het terrein. In deze stand kan gedurende het afrijden van hellingen ook enigszins op de motor worden afgeremd. De ontgrendelknop van de versnellingshefboom moet ALTIJD worden ingedrukt voordat de versnellingshefboom in stand 2 kan worden gezet of voordat die uit die stand kan worden verwijderd. 1 (uitsluitend 1e versnelling): Gebruiken op zeer steile hellingen. Als de versnellingshefboom in deze stand staat, kan de afdalingsremregeling (HDC) worden gekozen (zie AFDALINGSREMREGELING (HDC), pagina 90). 85

16 Automatische versnellingsbak Sportstand In de sportstand blijft geheel automatisch opschakelen door alle overbrengingsverhoudingen, gehandhaafd. Als de sportstand wordt gekozen wordt het vermogen naar de wielen verhoogd. Dit resulteert in betere acceleratie. Onder alle omstandigheden zal de motor meer toeren maken waardoor het voertuig sneller reageert op de bestuurder. Kies de sportstand door de versnellingshefboom zijwaarts door de poort te bewegen (vanuit "Drive" naar de rechterkant van het voertuig - zie illustratie) - op de digitale weergave verschijnt het woord "SPORT". De sportstand kan op ieder willekeurig moment weer worden uitgezet door de hefboom weer in "D" (rijversnelling) te zetten. Niet-automatisch schakelen met "Steptronic" transmissie 1. Nadat "D" ("Drive") is gekozen, kan de versnellingshefboom vanuit "D" ("Drive") zijwaarts naar de rechterkant van het voertuig worden bewogen (dit is exact hetzelfde als het kiezen van de sportstand). 2. Door de transmissie wordt automatisch de overbrengingsverhouding gekozen die het meest geschikt is voor de snelheid van het voertuig en de stand van het gaspedaal. 3. Als de versnellingshefboom eenmaal naar voren wordt bewogen, dan zal door de transmissie worden opgeschakeld naar een hogere versnelling. Wordt de versnellingshefboom naar achteren bewogen, dan wordt een lagere versnelling gekozen. De hefboom kan herhaaldelijk naar voren of naar achteren worden bewogen tot de gewenste overbrengingsverhouding is bereikt (de gekozen versnelling wordt aangegeven in de digitale weergave in het instrumentenpaneel). 4. De niet-automatische bediening van de transmissie wordt buiten werking gesteld door de versnellingshefboom, zijwaarts, weer in "D" te zetten. Dan zal weer automatisch worden geschakeld. H3530 Er zijn vijf positieve schakelstanden die, als volgt, achtereenvolgens kunnen worden gekozen door de versnellingshefboom eenmaal naar voren of naar achteren te bewegen: 86

17 Automatische versnellingsbak EEN AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK GEBRUIKEN De onderstaande informatie is speciaal belangrijk voor bestuurders die niet bekend zijn met de rijtechnieken voor voertuigen met automatische transmissie. Starten De motor kan alleen worden gestart met de versnellingshefboom in "P" (parkeerstand) of "N" (neutraalstand). Trek ALTIJD de handrem aan en druk het rempedaal in voordat de motor wordt gestart. Zolang de versnellingshefboom in een rijversnelling wordt bewogen, MOET HET REMPEDAAL WORDEN INGEDRUKT (de versnellingshefboom kan - tenzij het rempedaal wordt ingedrukt - niet vanuit de parkeerstand ("P") worden gehaald). Druk het gaspedaal NOOIT plotseling in zodat het toerental snel wordt opgejaagd. Laat de motor ook nooit sneller lopen dan het normale stationaire toerental terwijl "D" (rijversnelling) of "R" (achteruit) wordt gekozen of als het voertuig stil staat terwijl een versnelling is gekozen. Blijf de remmen ALTIJD gebruiken tot u gereed bent om weg te rijden - vergeet nooit dat zodra een rijversnelling is gekozen een "automaat" de neiging heeft om naar voren te kruipen (of naar achteren als de achteruitversnelling is gekozen). Laat het voertuig NOOIT lange tijd stil staan terwijl een rijversnelling is gekozen en de motor loop (kies altijd "N" [neutraal]) als de motor enige tijd stationair moet draaien. Het is ONMOGELIJK om voertuigen met automatische transmissie aan te slepen of aan te duwen. Rijden Gedurende het rijden zal de transmissie automatisch de beste overbrengingsverhouding kiezen en dit geschiedt op basis van de stand van het gaspedaal, de snelheid van het voertuig en het terrein (dus afhankelijk van het feit of het voertuig zich op een vlakke weg bevindt, of een helling af- of oprijdt). Automatisch schakelen Als "D" is gekozen zullen de wegsnelheden waarbij wordt geschakeld variëren met de stand van het gaspedaal: minimum acceleratie zal tot gevolg hebben dat bij lage wegsnelheden wordt geschakeld terwijl bij grotere smoorklepopeningen de versnellingsbak ook pas schakelt als hogere wegsnelheden zijn bereikt (waardoor de acceleratie wordt verhoogd). Na enige oefening zal de bestuurder in staat zijn om afhankelijk van de stand van het gaspedaal, te schakelen bij sterk uiteenlopende wegsnelheden. 87

18 Automatische versnellingsbak "Kick-down" Snelle acceleratie bij inhalen wordt verkregen door het gaspedaal in één snelle beweging geheel in te drukken (de zogenaamde "kick-down"). Tot een bepaalde snelheid zal onmiddellijk worden teruggeschakeld tot de juiste laagste versnelling, gevolgd door snelle acceleratie. Zodra het pedaal wordt losgelaten zal weer op normale manier worden geschakeld (afhankelijk van de wegsnelheid en de stand van het gaspedaal). Als het gaspedaal geheel wordt ingedrukt en vervolgens onmiddellijk wordt losgelaten, zal de transmissie in tegenstelling tot de meeste conventionele automaten, niet automatisch de hoogste geschikte overbrengingsverhouding kiezen. In plaats daarvan blijft de transmissie in de huidige overbrengingsverhouding staan. Het blijft dus mogelijk om op de motor af te remmen. Deze functie is vooral zeer nuttig als niet wordt doorgezet met het inhalen van een ander voertuig. De bestuurder kan het voertuig dus terugbrengen naar de eerdere positie achter de voorligger door af te remmen op de motor. Een botsing met de voorligger wordt dan voorkomen. Parkeren Nadat het voertuig tot stilstand is gebracht moet de handrem ALTIJD worden aangetrokken. Kies ook "P" (parkeerstand). Laat dan pas het rempedaal los en zet de motor af. AUTOMATISCH GEKOZEN FUNCTIES Het transmissieregelsysteem zal de verschillende schakelfuncties automatisch kiezen. Deze worden hieronder opgesomd en zijn zodanig ontworpen dat het systeem zich aanpast aan uiteenlopende rijcondities. N.B.: Automatisch gekozen functies kunnen niet handmatig door de bestuurder worden gekozen. Ook zullen deze functies niet worden geactiveerd als de sportstand is gekozen. Oprijden van hellingen, rijden met een aanhanger of rijden op grote hoogten boven zeeniveau Momentumverlies wordt tegengegaan doordat een geschikt schakelpatroon wordt gekozen. Een dergelijk verlies aan momentum kan optreden bij het oprijden van hellingen of het slepen van een aanhanger of caravan, daar onder dergelijke omstandigheden vaker zal worden geschakeld. Dit schakelpatroon wordt, teneinde een laag motorkoppel tegen te gaan, ook gekozen op grote hoogten boven zeeniveau. Cruise control Als de cruise control wordt geactiveerd, wordt ook automatisch een schakelpatroon gekozen dat optimaal is voor de cruise control. Dit schakelpatroon is minder gevoelig voor veranderingen in de stand van het gaspedaal. Hierdoor zal minder en ook minder vaak op/neer worden geschakeld. Dit resulteert in een rit die gelijkmatiger is. 88

19 Automatische versnellingsbak Hoge koelvloeistoftemperatuur Als de motor zwaar wordt belast bij hoge buitentemperaturen, is het mogelijk dat de buitentemperatuur van de motor en de versnellingsbak te hoog oploopt. Bij een bepaalde temperatuur kiest de transmissie dan een schakelpatroon dat zodanig is ontworpen dat het koelproces hierdoor wordt bevorderd. Bij hoge temperaturen zal de versnellingsbak dus normaal blijven functioneren. Gelijkmatig schakelen Gedurende het schakelen wordt het motorkoppel gereduceerd, waardoor gelijkmatiger met het voertuig kan worden gereden. 89

20 Afdalingsremregeling (HDC) Afdalingsremregeling (HDC) AFDALINGSREMREGELING (HDC) De afdalingsremregeling (HDC) is speciaal nuttig in het terrein. Dit systeem werkt in combinatie met de antiblokkerende remmen en daardoor wordt grotere beheersing over het voertuig behouden in het terrein wanneer steile hellingen worden afgereden. Afdalingsremregeling (HDC) kiezen De afdalingsremregeling (HDC) kan worden gekozen in iedere willekeurige versnelling. Dit systeem werkt echter uitsluitend wanneer de 1e of de achteruitversnelling is gekozen ("1" of "R" op modellen met automatische transmissie). N.B.: De achteruitversnelling mag uitsluitend worden gekozen als het voertuig stilstaat. Nadat de afdalingsremregeling (HDC) is gekozen, terwijl de transmissie in de 1e of de achteruitversnelling staat, zal het HDC-informatielampje (GROEN) in het instrumentenpaneel gaan branden (als de 1e of de achteruitversnelling niet is gekozen, zal het informatielampje knipperen). Modellen met handgeschakelde versnellingsbak: Modellen met automatische versnellingsbak: H3531 Kiezen door de HDC-knop in te drukken. Deze bevindt zich achter de versnellingshefboom. Het waarschuwingslampje in de schakelaar zal gaan branden (of knipperen als "1" of "R" niet is gekozen). Afdalingsremregeling (HDC) uitzetten Modellen met handgeschakelde versnellingsbak: De afdalingsremregeling (HDC) uit zetten door de trekker in te knijpen - de ring gaat automatisch omhoog. Modellen met automatische versnellingsbak: Druk de HDC-knop in. Het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat dan uit. H2301A Kies de afdalingsremregeling (HDC) door de gele trekker op de versnellingshefboom in te knijpen. Schuif de ring omlaag tot de gele band boven de ring zichtbaar wordt. Vervolgens loslaten. 90

21 Afdalingsremregeling (HDC) Afdalingsremregeling (HDC) in werking Gedurende een afdaling is het remmende effect van de motor onvoldoende om de snelheid van het voertuig onder controle te houden. Door de afdalingsremregeling (HDC) (indien gekozen) zullen de remmen automatisch worden gebruikt om het voertuig te vertragen en een snelheid te handhaven die direct is gerelateerd aan de stand van het gaspedaal. In het terrein kan de afdalingsremregeling (HDC) permanent worden ingeschakeld teneinde te garanderen dat controle altijd gehandhaafd blijft als de 1e of achteruitversnelling is gekozen ("1" of "R" op modellen met automatische transmissie). De ABS en gripregeling zijn nog steeds geheel geactiveerd en hierdoor wordt wanneer dat nodig is, extra hulp gegeven. N.B.: In het terrein kan de afdalingsremregeling (HDC) permanent ingeschakeld blijven. Het systeem gaat uitsluitend werken als dit noodzakelijk is. Verder kan op de normale manier worden geschakeld. Als het rempedaal wordt ingedrukt terwijl de afdalingsremregeling (HDC) is geactiveerd, dan wordt de afdalingsremregeling (HDC) buiten werking gesteld. De remmen werken dan op normale wijze (het is mogelijk dat in het rempedaal een pulserend gevoel wordt waargenomen). Als het rempedaal dan wordt losgelaten zal de afdalingsremregeling (HDC) zonodig opnieuw gaan werken. Als op modellen met handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal langer dan 3 seconden wordt ingedrukt, terwijl de afdalingsremregeling (HDC) is ingeschakeld, zal het HDC-informatielampje gaan knipperen. Als na 60 seconden het koppelingspedaal nog steeds is ingedrukt dan wordt het informatielampje gedoofd. Het informatielampje voor de afdalingsremregeling (HDC) knippert dan de waarschuwing "storing" terwijl het systeem geleidelijk buiten werking wordt gesteld. Op modellen met handgeschakelde versnellingsbak mag het koppelingspedaal gedurende het afrijden van een steile helling, nooit worden ingedrukt - de controle over het voertuig zal daardoor negatief worden beïnvloed en de afdalingsremregeling (HDC) zal niet langer functioneren. Onder extreme omstandigheden is het mogelijk dat door het afdalingsremsysteem (HDC) de remmen de normale limieten overschrijden. In dat geval zal het informatielampje uit gaan terwijl het andere waarschuwingslampje dat wijst op een "storing" van het afdalingsremregelingsysteem (HDC) (GEEL) gaat knipperen. In dat geval moet u het voertuig tot stilstand brengen en de afdalingsremregeling (HDC) uit zetten. Als de afdalingsremregeling (HDC) blijft werken en de temperatuur van de remmen blijft stijgen, zal het afdalingsremsysteem (HDC) geleidelijk buiten werking worden gesteld. Ook zal het "storings"-waarschuwingslampje blijven knipperen tot de remmen zijn afgekoeld. 91

22 Afdalingsremregeling (HDC) Afdalingsremregeling (HDC) - geleidelijke deactivering Als de afdalingsremregeling (HDC) geleidelijk buiten werking wordt gesteld dan wilt dit zeggen dat HDC-reminterventie afneemt met het gevolg dat een helling sneller zal worden afgereden. In dat geval zal één van de twee HDC-waarschuwingslampjes blijven knipperen gedurende de periode dat de afdalingsremregeling (HDC) geleidelijk buiten werking wordt gesteld. Nadat de helling geheel is afgereden zal de afdalingsremregeling (HDC) geheel buiten werking zijn gesteld. Zonodig (als de afdalingshoek belangrijk minder steil wordt), is het mogelijk om de afdalingsremregeling opzettelijk buiten werking te stellen door het systeem (HDC) af te zetten terwijl het systeem werkt of door niet langer in de betreffende versnelling te blijven rijden, in welk geval het groene lampje zal gaan knipperen. Dit geleidelijk buiten werking stellen zal tevens plaatsvinden als het koppelingspedaal langer dan 60 seconden ingedrukt wordt gehouden. In dat geval zal het gele storingslampje gaan knipperen. Als een storing in het HDC-systeem wordt geregistreerd of als het remsysteem een vooraf ingestelde temperatuur bereikt als gevolg van extreme condities, dan zal de afdalingsremregeling (HDC) automatisch buiten werking worden gesteld (het gele storingslampje zal gaan knipperen). Afdalingsremregeling (HDC) - waarschuwingslampjes HDC informatielampje - GROEN: Het lampje gaat kort branden als een gloeilampcontrole wanneer de contactsleutel in stand 'II' wordt gedraaid. Als de afdalingsremregeling (HDC) is gekozen terwijl één van de versnellingen is ingeschakeld (1e versnelling of achteruit - "1" of "R" op modellen met automatische transmissie), zal het lampje ononderbroken blijven branden. Als de afdalingsremregeling (HDC) wordt gekozen in een versnelling waarin het systeem niet kan werken, zal het lampje gaan branden. Nu weet de bestuurder dat de afdalingsremregeling (HDC) wel is gekozen maar dat het systeem niet kan functioneren. Het lampje zal ook gaan knipperen om aan te geven dat de afdalingsremregeling (HDC) geleidelijk buiten werking wordt gesteld. HDC "storings"-lampje - AMBER: Het lampje gaat kort branden als een gloeilampcontrole wanneer de contactsleutel in stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje zal gaan knipperen als het risico bestaat dat de remmen oververhit raken. Het lampje zal blijven knipperen tot de remmen voldoende zijn afgekoeld zodat de afdalingsremregeling (HDC) weer kan gaan werken. Op modellen met handgeschakelde versnellingsbak zal het lampje ook gaan knipperen als het koppelingspedaal - terwijl het systeem geleidelijk minder gaat werken - langer dan 60 seconden wordt ingedrukt. Als het lampje op andere tijdstippen gaat branden, wijst dit op een storing in het systeem. In dat geval moet de afdalingsremregeling (HDC) buiten werking worden gesteld en dient u het advies in te winnen van uw Land Rover dealer. 92

23 Cruise control Cruise control CRUISE CONTROL* H3382 Met behulp van de cruise control is de bestuurder in staat om zonder het gaspedaal te gebruiken, een constante wegsnelheid te handhaven. Dit is vooral nuttig op de motorweg of gedurende ritten waarbij langere tijd, een constante snelheid kan worden gehandhaafd. Het cruise control systeem heeft drie schakelaars: een hoofdschakelaar op de middenconsole en twee bedieningsschakelaars ("SET +" en "RES") op het stuurwiel. BELANGRIJK Altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen: In de achteruitversnelling ("R" op modellen met automatische transmissie) mag de cruise control NOOIT worden gebruikt. De cruise control mag NOOIT worden gebruikt op gladde of kronkelende wegen of in verkeer waar het onmogelijk is om zonder moeilijkheden een constante snelheid te handhaven. Het gebruik van de "sport"-stand op voertuigen met automatische versnellingsbak wordt niet aanbevolen als de cruise control is geactiveerd. Op voertuigen met benzinemotor mag u als de cruise control wordt gebruikt, NOOIT de voet onder het gaspedaal laten rusten - uw voet kan vast komen te zitten. Zet de hoofdschakelaar ALTIJD uit als u niet langer van plan bent om de cruise control te gebruiken. 93

24 Cruise control Bedienen 1. Druk op de hoofdschakelaar (het waarschuwingslampje in de schakelaar en in het instrumentenpaneel zullen gaan branden als de schakelaar op "aan" wordt gezet). 2. Geef gas tot de gewenste kruissnelheid is bereikt. Deze snelheid moet hoger zijn dan de operationele minimum snelheid van het systeem van 45 km/u. 3. Druk op de "SET +" schakelaar zodat de snelheid van het voertuig in het geheugen van het systeem wordt ingevoerd. Door de cruise control zal die wegsnelheid nu worden gehandhaafd zonder het gaspedaal in te drukken. Als de cruise control werkt kan de snelheid worden verhoogd bij normaal gebruik van het gaspedaal, bijv. om in te halen. Zodra het gaspedaal wordt losgelaten zal de wegsnelheid weer teruglopen tot de geselecteerde kruissnelheid. Op voertuigen met dieselmotor wordt de cruise control buiten werking gesteld als het gaspedaal langer dan 30 seconden verder wordt ingedrukt - opnieuw instellen door "RES" in te drukken. N.B.: Wordt die periode van 30 seconden echter overschreden dan zal de cruise control automatisch buiten werking worden gesteld. Opnieuw instellen door de "RES"-schakelaar in te drukken. Kruissnelheid verlagen: Druk op de "RES"-schakelaar om het voertuig te vertragen tot de gewenste nieuwe kruissnelheid is bereikt. Druk vervolgens op de "SET +"-schakelaar zodat deze nieuwe kruissnelheid in het geheugen van het systeem wordt ingevoerd (vergeet niet dat de cruise control niet werkt bij snelheden onder 45 km/u). Ingestelde kruissnelheid verhogen: De "SET +" schakelaar indrukken en ingedrukt houden - het voertuig zal automatisch sneller gaan rijden. Laat de schakelaar los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De ingestelde snelheid kan ook in gelijke eenheden worden verhoogd door op de "SET+" schakelaar te "tikken". Iedere keer dat de schakelaar wordt ingedrukt zal de snelheid met circa 1,5 km/u worden verhoogd. Cruise control afzetten Op voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak zal de cruise control automatisch buiten werking worden gesteld als het rem- of koppelingspedaal wordt ingedrukt. Op voertuigen met automatische versnellingsbak zal de cruise control buiten werking worden gesteld als de versnellingshefboom in "neutraal" wordt gezet of als het rempedaal wordt ingedrukt. De cruise control kan ook buiten werking worden gesteld door de "RES" schakelaar in te drukken. De cruise control kan nu worden aan gezet op de eerder ingestelde snelheid door de "RES" schakelaar in te drukken. N.B.: De snelheid in het geheugen van de cruise control zal worden geannuleerd als de hoofdschakelaar van de cruise control of het contact wordt afgezet. 94

25 Remmen Remmen REMPEDAAL Uit veiligheidsoogpunt bestaat het hydraulische remsysteem uit twee circuits. Als één circuit naar aanleiding van een storing in het remsysteem echter niet langer werkt, dan mag uitsluitend langzaam met het voertuig naar de dichtstbijzijnde Land Rover dealer worden gereden. Wees onder dergelijke omstandigheden ZEER VOORZICHTIG en vergeet niet dat veel meer kracht moet worden uitgeoefend om het rempedaal in te drukken. Ook zal het langer duren voordat het voertuig tot stilstand komt. Servobekrachtiging Het remsysteem is servo-bekrachtigd maar echter UITSLUITEND als de motor loopt. Zonder deze bekrachtiging moet op het rempedaal een veel grotere druk worden uitgeoefend om het voertuig veilig onder controle te houden. Ook dit resulteert weer in langere remafstanden. Altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen: Laat het voertuig NOOIT freewheelen als de motor niet loopt. Wees ALTIJD zeer voorzichtig als uw voertuig met stilstaande motor wordt gesleept. Als de motor terwijl het voertuig in beweging is, om welke reden dan ook afslaat, breng het voertuig dan zo snel mogelijk en in overeenstemming met de verkeerscondities ter plaatse, tot stilstand. Druk het rempedaal NIET herhaaldelijk in daar, als gevolg daarvan, eventuele nog aanwezige rembekrachtiging zal worden verloren. Het voertuig mag NOOIT worden verplaatst zonder dat de motor loopt daar dan geen rembekrachtiging beschikbaar is. De remmen werken nog steeds maar op het rempedaal zal meer kracht moeten worden uitgeoefend. Remblokjes Remblokjes en remvoeringen hebben enige tijd nodig om in te lopen. Gedurende de eerste 300 km moeten situaties worden vermeden waarbij zwaar moet worden afgeremd. Vergeet nooit dat regelmatig onderhoud essentieel is teneinde er zeker van te kunnen zijn dat de componenten van het remsysteem op de juiste tijdstippen worden gecontroleerd op slijtage. Deze worden dan ook - zonodig - vervangen waardoor langdurige veiligheid en maximum prestatiekarakteristieken gegarandeerd blijven. Laat uw voet gedurende het rijden NOOIT op het rempedaal rusten. De remmen raken oververhit, dit gaat ten koste van de efficiënte werking en zal leiden tot vroegtijdige slijtage. Remwaarschuwingslampje Als het waarschuwingslampje op het dashboard, gedurende het rijden gaat branden terwijl de handrem geheel is losgezet dan wijst dit op een storing in het remsysteem. Controleer het remvloeistofpeil; als het lampje blijft branden, roep dan deskundige hulp in alvorens door te rijden met het voertuig. Als het remwaarschuwingslampje gaat branden terwijl het voertuig in beweging is, moet het voertuig zo snel als dit onder de heersende verkeerscondities mogelijk is tot stilstand worden gebracht. Ook mag de veiligheid niet in gevaar worden gebracht. Roep deskundige hulp in en pas daarna kunt u eventueel doorrijden. Natte condities Als een waterstroom wordt doorwaad en zelfs in zeer zware regen kan de efficiënte werking van de remmen negatief worden beïnvloed. De frictie-oppervlakken moeten altijd worden gedroogd door het rempedaal regelmatig licht in te drukken. Controleer echter eerst of u zich op veilige afstand bevindt van andere weggebruikers. 95

26 Remmen HANDREM H3383 De handrem werkt uitsluitend op de achterwielen en deze hoeft nooit te worden afgesteld. De handrem aan zetten door de hefboom geheel omhoog te trekken. De handrem loszetten door de hefboom iets naar boven te bewegen, de knop (zie de pijl in de illustratie) in te drukken en de hefboom omlaag te bewegen. Als u parkeert, moet de handrem altijd worden aangetrokken. Wanneer op een helling wordt geparkeerd mag u nooit uitsluitend op de handrem vertrouwen om het voertuig in positie te houden. Op modellen met handgeschakelde versnellingsbak moet het voertuig in een lage vooruitversnelling worden geparkeerd als de voorkant in de richting wijst van de top van de heuvel. Wijst de motorkap echter omlaag, dan moet in de achteruitversnelling worden geparkeerd. Op modellen met automatische versnellingsbak dient u te controleren of de parkeerpal van de versnellingsbak geheel ingrijpt door het rempedaal voorzichtig los te laten zodat het voertuig in de parkeerstand ("P") kan "schommelen". NOOIT met het voertuig rijden met aangetrokken handrem; hierdoor worden de achterremmen beschadigd. Tevens zal het antiblokkerende remsysteem niet correct functioneren. 96

27 Remmen ANTIBLOKKERENDE REMMEN Door het ABS-systeem kunnen de fysieke beperkingen verbonden aan het tot stilstand brengen van het voertuig binnen een te korte afstand, het nemen van bochten met een te hoge snelheid en het gevaar van planeren (als door een laag water voldoende contact tussen de banden en het wegdek verloren gaat) nooit worden overwonnen. Het feit dat een voertuig is voorzien van antiblokkerende remmen (ABS) mag de bestuurder nooit verleiden om risico s te nemen waardoor zijn/haar veiligheid of die van andere weggebruikers, in gevaar kan worden gebracht. Het blijft echter altijd de verantwoordelijkheid van de bestuurder om de normale veiligheidsmarges niet te overschrijden en rekening te houden met de overheersende weers- en verkeerscondities. Ook dient de bestuurder altijd rekening te houden met het oppervlak waarop hij met het voertuig zal gaan rijden en het feit dat het rempedaal op andere wijze reageert dan het rempedaal in voertuigen zonder ABS. Het antiblokkerende remsysteem (ABS) heeft ten doel efficiënt afremmen mogelijk te maken zonder dat de wielen gaan blokkeren - waardoor de bestuurder nooit de beheersing over het voertuig zal verliezen. Bij normaal remmen (als voldoende frictie tussen de banden en het wegdek aanwezig is om het voertuig op betrouwbare wijze tot stilstand te brengen zonder dat de wielen blokkeren), zal het ABS-systeem niet worden geactiveerd. Als door de remkracht de beschikbare adhesie tussen de banden en het wegoppervlak echter wordt overschreden, waardoor één of meer wielen blokkeren, zal het ABS-systeem automatisch gaan werken. Dit kan worden geconstateerd doordat het rempedaal snel iets op en neer gaat bewegen. N.B.: Onmiddellijk na het aanslaan van de motor is het mogelijk dat even een zoemend geluid wordt gehoord; dit wil zeggen dat het ABS-systeem op druk wordt gebracht. Hierover hoeft u zich geen zorgen te maken. Antiblokkerend remsysteem in werking Bij normaal gebruik op de weg dient in een noodsituatie altijd zo hard mogelijk te worden afgeremd zelfs als het wegdek glad is. Door het antiblokkerende remsysteem worden de snelheden van de individuele wielen constant gecontroleerd. De remdruk naar ieder wiel wordt dan constant gevarieerd in overeenstemming met de beschikbare tractie. De wielen kunnen dus niet blokkeren. Hoe hard u ook afremt, u zult altijd in staat zijn om het voertuig op normale wijze te besturen. Pomp het rempedaal NOOIT op en neer; hierdoor zal de werking van het systeem worden onderbroken. Derhalve kan ook de remafstand worden vergroot. Plaats NOOIT extra matten of andere belemmeringen onder het rempedaal. Daardoor worden de bewegingsmogelijkheid van het pedaal beperkt waardoor de efficiënte remwerking nadelig wordt beïnvloed. N.B.: Op een zachte ondergrond, zoals poedersneeuw, zand of grind, is het mogelijk dat de remafstanden groter zijn dan die met een voertuig zonder antiblokkerend remsysteem. Dit is het gevolg van het feit dat door de geblokkeerde wielen op een losse ondergrond, een rand materiaal voor de wielen wordt opgeduwd waardoor het voertuig sneller tot stilstand wordt gebracht. Zelfs onder dergelijke omstandigheden zullen door het antiblokkerende remsysteem betere stabiliteit en beheersing over het stuurwiel worden gehandhaafd. 97

28 Remmen Waarschuwingslampje Het antiblokkerende remsysteem is voorzien van een controlesysteem waardoor wordt gecontroleerd of alle elektrische componenten goed functioneren. Dit geschiedt zodra het contact in stand II wordt gedraaid. Ook zal die controle regelmatig gedurende de rit worden uitgevoerd. Het waarschuwingslampje op het dashboard maakt een belangrijk onderdeel uit van dit systeem. Het waarschuwingslampje zal ongeveer 1 seconde lang gaan branden zodra de contactschakelaar in stand II wordt gedraaid. Daarna gaat het kort uit en gaat daarna weer branden. Als het lampje niet uit gaat en daarna weer gaat branden, dan wijst dit op een storing in het ABS-systeem. In dat geval dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met uw Land Rover dealer. Het waarschuwingslampje zal blijven branden tot het voertuig een snelheid heeft bereikt van circa 7 km/u. Als het lampje blijft branden of gedurende het rijden gaat branden, dan wijst dit op een storing in het systeem die wordt geregistreerd door het automatische controlesysteem. Dit wil zeggen dat volledige ABS-controle niet beschikbaar is - in dit geval dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met uw dealer. Het normale remsysteem blijft geheel operationeel en dit wordt niet beïnvloed door een geheel of gedeeltelijk verlies van de ABS-werking. Het is echter mogelijk dat rekening moet worden gehouden met langere remafstanden. Rijden in het terrein Hoewel het antiblokkerende remsysteem zodanig is ontworpen dat dit net zo effectief werkt in terreincondities, kan het onverstandig zijn om op bepaalde ondergronden, geheel op dit systeem te vertrouwen - vergeet niet dat onder normale omstandigheden het antiblokkerende remsysteem pas gaat werken NADAT de bestuurder reeds controle over het voertuig heeft verloren. Door het systeem kan niet op betrouwbare wijze worden gecompenseerd voor fouten van de bestuurder of gebrek aan ervaring in moeilijke terreinomstandigheden. Let op het volgende: Als het voertuig op een zeer steile helling tot stilstand is gebracht en als weinig tractie beschikbaar is, is het mogelijk dat het voertuig met geblokkeerde wielen wegglijdt omdat in dat geval geen wielrotatie beschikbaar is waardoor de beweging aan het ABS-systeem wordt doorgegeven. Teneinde dit tegen te gaan moet het rempedaal even worden losgelaten zodat de wielen iets kunnen bewegen. Druk het rempedaal vervolgens weer in zodat het ABS-systeem weer de controle kan krijgen. Voordat u in het terrein gaat rijden dient u de sectie "Rijden in het terrein" van dit handboek goed te lezen. Ook dient u in deze rijtechnieken een goed inzicht te hebben verkregen. 98

29 Gripregeling ELEKTRONISCHE GRIPREGELING Het doel van elektronische gripregeling is het bevorderen van de tractie als één wiel doorslaat terwijl het andere wiel nog steeds goed contact maakt met de ondergrond (bijv. als één kant van het voertuig op ijs staat en de andere kant op de weg). De werking van het systeem is gebaseerd op het feit dat het doorslaande wiel wordt afgeremd waardoor het koppel wordt overgebracht naar de andere kant van het voertuig. N.B.: Gripregeling werkt uitsluitend onder circa 50 km/u. Waarschuwingslampje Het waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel zal gaan branden als het systeem is geactiveerd (minimaal 2 seconden). Ook gaat dit lampje - als een gloeilampcontrole - (circa 4 seconden) branden als het contact in stand 'II' wordt gedraaid. Als het waarschuwingslampje ononderbroken blijft branden terwijl de gripregeling niet werkt, wijst dit op een storing in het systeem; roep deskundige hulp in. Gripregeling 99

30 Soft-back Soft-back OMLAAG EN OMHOOG KLAPPEN VAN DE SOFT-BACK* Opvouwen Voordat de soft-back wordt opgevouwen, wordt aanbevolen dat de radio-antenne wordt verwijderd of geheel verticaal wordt gezet (zie RADIO-ANTENNE, pagina 67), teneinde verwonding te voorkomen. H Schuif het raam omlaag en uit de bevestigingsgoot. H Maak de velcrobevestigingen, de drukknopen en de ritsluitingen los. H Bewaar de zijramen als die niet worden gebruikt in de daarvoor bestemde opbergtas - voordat die worden opgeborgen, altijd controleren of de ramen droog zijn. 100

31 Soft-back H Maak het rolzeil voor het achterbankgedeelte van het voertuig los en laat deze uitrollen. H De borgring van de hoekstijl indrukken en losdraaien. Laat de stijlen omlaag scharnieren. 101

32 Soft-back H Terwijl de middelste dakstang omhoog wordt geduwd, moet de soft-back naar voren worden gevouwen. H Trek het lijstwerk van de hoekstijl uit de bevestigingsgoot. Trek de stijlen in de richting van het midden van het voertuig en vervolgens naar achteren zodat die loskomen. H Zet de hoekstijl recht tot de borgring omhoog "klikt". Bevestig de klemmen van de hoekstijl op de borgring. 102

33 Soft-back H Wikkel het rolzeil over de soft-back. H Schuif het juiste zijraam ("L" of "R") in de richting van de chevrons, in de bevestigingsgoot. H Haak de voorrand van het rolzeil over de vier haken. H Schuif het zijraam in de bevestigingsgoot omhoog. 103

34 Soft-back Uitvouwen Voordat de soft-back wordt uitgevouwen, wordt aanbevolen dat de radio-antenne wordt verwijderd of geheel verticaal wordt gezet (zie RADIO-ANTENNE, pagina 67), teneinde verwonding te voorkomen. H Maak de drukknopen en de velcrobevestigingen vast. H Maak de velcrobevestigingen en de drukknopen van het zijraam los. 104

35 Soft-back H Schuif het zijraam uit de bevestigingsgoot. N.B.: Bewaar de zijramen in de afsluitbare opbergkist of de zijtassen in de laadruimte. Dit dient te geschieden nadat de soft-back op is gezet. H Maak de klemmen van de hoekstijlen los. Vervolgens indrukken en draaien om de borgring van de hoekstijl los te maken. H Beweeg de soft-back naar achteren. H Haak het rolzeil los. 105

36 Soft-back H De hoekstijl recht zetten door die omhoog te duwen (zie pijl). H Controleer of de borgring van de hoekstijl omhoog "klikt". H Maak de vergrendeling van de hoekstijl vast en druk die van de hartlijn van het voertuig af, tot de vergrendeling wordt gesloten. Steek het lijstwerk van de hoekstijl in de bevestigingsgoot. 106

37 Soft-back H Rol het rolzeil over het achterbankgedeelte van het voertuig op en bevestig dit met de drie drukknopen. H Schuif de rand van de zijraam in de bevestigingsgoot. Schuif het raam vervolgens omhoog in de juiste positie. H Maak de ritsluiting, de drukknoop en de velcrobevestigingen vast. 107

38 VERWIJDEREN EN PLAATSEN VAN DE SOFT-BACK* Verwijderen N.B.: De soft-back mag alleen worden verwijderd nadat die geheel is opgevouwen. Soft-back H Schuif het zijraam uit de bevestigingsgoot. H Maak de velcrobevestigingen en de drukknopen van het zijraam los. H Verwijder de klem van de hoekstijl. 108

39 Soft-back N.B.: De speciale sleutel kunt u vinden in het deksel van de hoofdzekeringkast. H Til de hoekstijl van de bevestiging en maak de pen van de klem weer vast op de steun zodat die veilig wordt bewaard. H Til de soft-back van het voertuig en bewaar deze op een koele, droge plaats. N.B.: Als de soft-back moet worden verwijderd of langere tijd niet zal worden gebruikt (m.a.w. wanneer de hard-back wordt geplaatst), wordt aanbevolen dat de zijramen worden bevestigd aan de drukknopen en velcrobevestigingen op de soft-back. Om krassen op de zijramen te voorkomen, mogen de zijramen NIET in de opbergtas voor de zijramen worden bewaard. H Maak de klemmen van de bovenrand met de speciale sleutel los tot die aan de voorkant omlaag kunnen vallen. Draai de klemmen niet vast. 109

40 Soft-back Plaatsen H Maak de hoekklemmen met dezelfde speciale sleutel los. Verwijder de hoekklemmen. Plaats de sleutel in het deksel van de zekeringkast. H Plaats de hoekklemmen. Borg deze vervolgens met de speciale bijgeleverde sleutel in de juiste positie. N.B.: De speciale sleutel kunt u vinden in het deksel van de hoofdzekeringkast. H Plaats de soft-back op het voertuig. 110

41 Soft-back H Steek de klem van de bovenrand in de openingen in het dak. H Druk de voorkant van de klem omhoog en draai deze met de speciale sleutel vast. Plaats de sleutel in het deksel van de zekeringkast. 111

42 Soft-back H Steek de juiste kant van het lijstwerk van het zijraam ("L" of "R") in de bevestigingsgoot. H Verwijder de pen van de klem van de hoekstijl H Schuif het zijraam in de bevestigingsgoot. Maak vervolgens de tap en de velcrobevestigingen vast. H Plaats de hoekstijl op de bevestiging. Plaats de pen van de klem. 112

43 Hard-back VERWIJDEREN EN PLAATSEN VAN DE HARD-BACK* Verwijderen N.B.: De dakstangen *moeten voordat de hard-back wordt verwijderd, ALTIJD eerst worden verwijderd (zie VERWIJDEREN EN PLAATSEN VAN DE DAKSTANGEN*, pagina 116). Hard-back H Draai de achterste borgplaatjes 90 naar achteren. H Druk op de knop op de vergrendeling. Druk de vergrendeling vervolgens naar voren en laat deze omlaag vallen. H Til de hard-back (eerst aan de achterkant) met behulp van een tweede persoon, van het voertuig. 113

44 Plaatsen N.B.: De dakstangen*moeten worden verwijderd voordat de hard-back op het voertuig wordt geplaatst (zie VERWIJDEREN EN PLAATSEN VAN DE DAKSTANGEN*, pagina 116). Hard-back H Open de 3e/5e deur. Plaats de hard-back met behulp van een tweede persoon onder een hoek op het voertuig (zie illustratie). H Plaats de achterste borgpennen en draai beide borgplaatjes 90 naar voren. 114

45 Hard-back 3. Druk de voorkant van de bovenrand - bevestiging omhoog. Schuif deze naar achteren en druk de achterkant van de vergrendeling omhoog tot die in positie "klikt". U mag nooit met het voertuig rijden als de vergrendelingen van de bovenrand niet goed zijn vastgemaakt. H

46 Dakstangen VERWIJDEREN EN PLAATSEN VAN DE DAKSTANGEN* Verwijderen iuitsluitend de bouten die duidelijk zijn aangegeven in de onderstaande illustraties, mogen worden verwijderd of afgesteld. N.B.: De volgende procedure moet worden herhaald aan de rechterkant van de dakstangen. Dakstangen H Draai de voorste bevestigingsbout los. Gebruik hiervoor de Torx sleutel in de opbergtas van de kruisrail. H Verwijder de voorste afwerking - omhoog drukken waar dit door de pijlen wordt aangegeven. H Draai de achterste bevestigingsbout los. 116

47 Dakstangen H Til de dakstangen met behulp van een tweede persoon omhoog. Verwijder die vervolgens in achterwaartse richting van het voertuig. Plaatsen N.B.: De volgende procedure moet worden herhaald aan de rechterkant van de dakstangen. H Plaats de dakstangen met behulp van een tweede persoon op het voertuig. 117

48 Dakstangen H Schroef de juiste bout in de achterste bevestiging. Gebruik hiervoor de Torx sleutel in de opbergtas van de kruisrail. H Lijn de pennen op de onderkant van de voorste afwerking uit op de openingen aan de voorkant van de dakstang. Vervolgens omlaag drukken en plaatsen. H Schroef de juiste bout in de voorste bevestiging. 118

49 Lading vervoeren Lading vervoeren LAADRUIMTE - OPBERGRUIMTE De opbergruimte in de 3e/5e deur is geschikt voor het vervoeren van lichte artikelen. AFSLUITBAAR OPBERGKASTJE Modellen met 3 deuren: De ruimten in de zijpanelen in de laadruimte kunnen worden verwijderd zodat bredere artikelen kunnen worden meegevoerd. Deze kunnen worden verwijderd door de ontgrendeling naar achteren te trekken. BAGAGE - BEVESTIGINGSPUNTEN Achterin de vloer van de laadruimte zijn vier bevestigingspunten aangebracht waarmee grote bagage-artikelen veilig kunnen worden bevestigd. Door Land Rover wordt een serie goedgekeurde accessoires aanbevolen voor het bevestigen van bagage. Voer NOOIT niet goed vastgemaakte uitrusting, gereedschappen of bagage mee in het voertuig. Als dergelijke artikelen kunnen bewegen kan letsel worden veroorzaakt bij een ongeval of noodmanoeuvre op de weg of in het terrein. H3330 Het afsluitbare opbergkastje in de vloer in de laadruimte kan worden gebruikt voor het veilig vervoeren van kleine of waardevolle artikelen. Van slot doen: Druk de klep (zie inzet) in om het slot te kunnen bereiken. Steek de contactsleutel in het slot en draai die 90 naar rechts. Openen door het deksel omhoog te bewegen. Op slot doen: Draai de sleutel linksom. Verwijder de sleutel. N.B.: Gedurende het rijden kan het opbergkastje heet worden - plaats dus nooit artikelen in het opbergkastje die door hitte kunnen worden beschadigd. N.B.: Plaats nooit vochtige artikelen lange tijd in het opbergkastje - door condensatie kan schimmel worden gevormd. 119

50 Lading vervoeren OMLAAG KLAPPEN VAN DE ACHTERSTOELEN Op voertuigen die niet zijn voorzien van een 60/40 gescheiden achterbank, kan de gehele achterbank naar voren worden geklapt teneinde de bagageruimte te vergroten. Op voertuigen met een 60/40 gescheiden achterbank kunnen één of beide delen van de achterbank worden opgeklapt. N.B.: Voordat de achterstoelen omlaag worden geklapt, altijd eerst controleren of de gesp van de middelste autogordel (achter) is losgemaakt. Controleer of de rugleuningen van de achterstoel goed rechtop zijn vergrendeld als de achterstoel wordt gebruikt en als in de bagageruimte lading wordt meegevoerd. H3366 Beweeg de ontgrendelhefbomen (zie inzet) omhoog zodat de rugleuning wordt losgemaakt (op voertuigen zonder 60/40 gescheiden achterbank moeten beide hefbomen tegelijkertijd omhoog worden bewogen) en klap de rugleuning naar voren. NOOIT niet goed bevestigde uitrusting, gereedschappen of bagage meevoeren. Dergelijke voorwerpen kunnen bij een botsing of noodmanoeuvre letsel veroorzaken - de autogordels altijd zoveel mogelijk gebruiken om bagage vast te zetten die op de stoelen wordt meegevoerd. Lange ladingen Verwijder de hoofdsteunen van de voorste passagiersstoel en de achterstoelen (zie Hoofdsteunen verwijderen, pagina 20), beweeg de voorste passagiersstoel zoveel mogelijk naar voren en klap de rugleuning zoveel mogelijk omlaag. Klap de rugleuning ten slotte omlaag (of het betreffende gedeelte van de rugleuning in het geval van 60/40 gescheiden stoelen) - zie illustratie. Voorwerpen die te lang zijn om in het voertuig te worden meegevoerd moeten op het dak worden geplaatst (zie IMPERIAAL, pagina 122). Als het noodzakelijk is om een lading mee te voeren die door het raam van de 3e/5e deur naar buiten steekt, mag de lading NOOIT tegen het glas van een gedeeltelijk geopend raam rusten. Het raam of het raammechanisme kan dan worden beschadigd. U wordt geadviseerd om GEEN voorwerpen te transporteren die uitsluitend kunnen worden meegenomen als de 3e/5e deur of de achterruit moet worden geopend - in dat geval zullen giftige dampen het voertuig worden binnengezogen! Als het onvermijdelijk is om in deze situatie met het voertuig te rijden, dient de kachel met alle roosters open op het dashboard te worden ingesteld. Sluit het zonnedak en de ramen en zet de ventilator in stand

51 Lading vervoeren Maximum bagageruimte Indicator - "vergrendeling vast" H3333 H3332 Verkrijgen van extra bagageruimte: 1. Beweeg de ontgrendelhefbomen van de stoelen omhoog zodat de rugleuningen worden losgemaakt. Klap de rugleuningen vervolgens naar voren. 2. Kantel de gehele stoel naar voren (zie illustratie). Zonodig moet ook de positie van de voorstoelen worden aangepast. Het weer in de normale stand zetten van de stoelen: druk de ontgrendelhefbomen in de onderkant van de stoelen (zie de onderste inzet) naar achteren om de onderkant van de stoel te ontgrendelen. Controleer of de rugleuningen van de stoelen correct zijn bevestigd door te trachten die naar voren te duwen - er mag geen beweging zijn. Een indicator met de betekenis "vergrendeling vast" bevindt zich bovenop de rechterkant van de rugleuning van de achterbank. Deze indicator springt omhoog waardoor een rood gedeelte zichtbaar wordt. Dit wil zeggen dat de vergrendeling los staat. Als de stoel weer rechtop wordt gezet, moet u controleren of de indicator weer omlaag beweegt in de rugleuning en of de rode rand niet langer zichtbaar is - hierdoor wordt bevestigd dat het grootste gedeelte van de rugleuning goed is vastgemaakt. N.B.: Door de indicator "vergrendeling vast" wordt NIET aangegeven dat het kleinere gedeelte van de 60/40 scheiden rugleuning is vastgemaakt - dit moet afzonderlijk worden gecontroleerd. N.B.: Wanneer de stoelen weer rechtop worden gezet moet worden gecontroleerd of de autogordels niet zijn vastgeklemd! 121

52 Lading vervoeren VOERTUIGGEWICHT H3523 Als een voertuig wordt beladen tot het maximum gewicht (bruto voertuiggewicht) moet altijd rekening worden gehouden met het onbeladen voertuiggewicht en de distributie van de lading teneinde er zeker van te kunnen zijn dat de asbelastingen niet tot voorbij de toegestane maximum waarden, worden overschreden. Het blijft uw verantwoordelijkheid om de belasting van het voertuig op zodanige wijze te beperken dat noch de maximum asbelastingen, noch het bruto voertuiggewicht worden overschreden GEWICHTEN, pagina 204 ). IMPERIAAL Voor zowel 3-deurs als 5-deurs modellen zijn dakstangen beschikbaar die op de fabriek kunnen worden geplaatst. De totale lading op het imperiaal mag NOOIT zwaarder zijn dan de waarde die staat vermeld in GEWICHTEN, pagina 204. Sta NOOIT toe dat passagiers plaatsnemen op het imperiaal, of dat die achterin het voertuig gaan staan (zelfs niet als die zich vasthouden aan het imperiaal), wanneer met het voertuig wordt gereden. BELANGRIJK Vervoer ladingen uitsluitend op de bijgeleverde dwarsrails - maak ladingen nooit direct vast aan de dak-stangen. Door ons wordt aanbevolen dat door Land Rover goedgekeurde accessoires voor het meevoeren van ladingen worden gebruikt. Als het echter noodzakelijk is om een lading direct op de dwarsstangen te bevestigen, gebruik dan brede bevestigingsbanden (bij voorkeur met een ratelklem) - gebruik nooit elastische of "bungee" bevestigingsbanden. Alle artikelen moeten gelijkmatig zijn verdeeld en deze moeten ook binnen de omtrek van het imperiaal zijn vastgemaakt. Plaats het imperiaal en de lading zodanig dat het zonnedak nog steeds kan worden geopend. Een beladen imperiaal kan de stabiliteit van het voertuig verminderen, vooral in bochten en bij sterke zijwind. Als het noodzakelijk is om bagage op het imperiaal te bevestigen terwijl door het terrein wordt gereden, dan MOETEN alle artikelen worden verwijderd voordat hellingen overdwars worden bereden. Controleer of het imperiaal en de lading nog goed zijn vastgemaakt na 50 km van een rit. 122

53 Lading vervoeren Dwarsstangen plaatsen Als dakstangen zijn geplaatst, dan zullen met het voertuig ook twee dwarsstangen zijn geleverd inclusief de sleutels die noodzakelijk zijn om die te plaatsen. De stangen moeten worden aangebracht voordat een lading op het imperiaal wordt meegevoerd H H3338 Zet de klemmen (1) (draai de sleutel in het slot een kwartslag naar rechts) los op ieder uiteinde van de dwarsstangen en trek de plaatsjes van de klemmen omlaag (2). Plaats de dwarsstangen op de dakstangen. De buitenste rubber rand van iedere klem moet contact maken met de dakstangen. Als dit niet het geval is dan moet de bout (3) met de kleine bijgeleverde inbussleutel worden losgedraaid. Schuif de klem langs de dwarsstang tot die correct past. Draai de bout vervolgens vast. N.B.: Op 3-deurs modellen wordt aanbevolen dat de dwarsstangen in de richting van de voorkant van de dakstangen worden geplaatst zodat het totale gewicht in het midden van het voertuig wordt gehouden. Nadat de stang in de juist positie is geplaatst, moeten de deksels van de klemmen omhoog worden geduwd. Als geen weerstand wordt ondervonden op het punt waar de lijn en de pijl op de zijkant van de klem tegenover elkaar moeten staan (zie inzet 2), dan moet de stifttap (4) worden vastgedraaid tot weerstand wordt ondervonden. N.B.: Draai de schroef nooit te ver vast daar het dan onmogelijk wordt om het deksel van de klem te sluiten. Druk het deksel van de klem geheel naar boven en controleer of de stang niet beweegt. Vervolgens vergrendelen met de sleutel (een kwartslag linksom draaien). 123

54 Slepen Slepen SLEEPSTANGEN Plaats uitsluitend accessoires voor het slepen die zijn goedgekeurd door Land Rover. SLEPEN VAN EEN AANHANGER Gebruik de achterste sjorogen of de sleepogen die zijn bestemd voor voertuigberging, NOOIT voor het slepen van een aanhanger - daar hierdoor het voertuig ernstig kan worden beschadigd. Uit veiligheidsoogpunt mogen het maximum toegestane aanhangergewicht, de maximum achterasdruk, het brutotreingewicht en de maximum capaciteit van de sleepstang (de kogeldruk), nooit worden overschreden (zie "SLEEPGEWICHT", pagina 199). Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig en de aanhanger zodanig zijn geladen en gebalanceerd dat de combinatie wanneer die in beweging is, stabiel blijft. Bij het voorbereiden van de combinatie van voertuig en aanhanger, dient tevens zorgvuldig aandacht te worden besteed aan de aanbevelingen van de fabrikant van de aanhanger: Zorg er altijd voor dat de bandenspanningen van het voertuig geschikt zijn voor het slepen en dat de bandenspanningen van de aanhanger overeenkomen met de specificaties van de producent. Controleer of op de zekeringkast de juiste knipperautomaat voor de aanhanger is geplaatst (win het advies in van uw dealer). Ook moeten de remmen en alle verlichting van de aanhanger worden gecontroleerd. Voor maximum stabiliteit altijd controleren of ladingen dermate goed zijn vastgemaakt dat die gedurende transport niet kunnen gaan schuiven. Ook dienen ladingen zodanig te worden geplaatst, dat het grootste gedeelte van het gewicht zich zo dicht mogelijk bij de vloer bevindt en - indien mogelijk - onmiddellijk of dicht bij de as(sen) van de aanhanger. Nadat de aanhanger is geladen, moet de druk op de trekhaak worden gecontroleerd (dit wordt ook sleepstang-laadgewicht of kogeldruk genoemd). De totale druk mag nooit hoger zijn dan 140 kg. Nadat het slepende voertuig en de aanhanger zijn geladen, is het essentieel dat de aanhanger zoveel mogelijk horizontaal staat. Met andere woorden: de aanhanger moet evenwijdig staan met de grond, waarbij de sleepstang en sleephaak op dezelfde hoogte moeten staan. Zonodig moet de hoogte van de sleephaak worden afgesteld. Als de lading tussen de aanhanger en het slepende voertuig kan worden verdeeld, dan zal door meer gewicht in het voertuig te plaatsen, de stabiliteit van de combinatie over het algemeen worden verbeterd. Zorg er echter altijd voor dat het brutovoertuiggewicht en de maximum achterasdruk niet worden overschreden, terwijl de aanhanger ook altijd zuiver horizontaal moet blijven staan. De maximum achterasdruk van het voertuig en het brutotreingewicht mogen nooit worden overschreden nadat de aanhanger is aangehaakt en zowel het slepende voertuig als de aanhanger zijn geladen. 124

55 Slepen Als het aanhangergewicht hoger is dan 1800 kg, dient de nuttige lading van het slepende voertuig te worden beperkt (m.a.w. tot onder het maximum brutovoertuiggewicht), zodat door de totale lading van de combinatie het brutotreingewicht niet wordt overschreden. In dat geval kan het noodzakelijk zijn om passagiers en/of bagage uit het voertuig te verwijderen. N.B.: De wettelijke bepalingen van toepassing op slepen van land tot land kunnen variëren. Het is uiterst belangrijk dat de nationale wetgeving van toepassing op sleepgewichten en snelheidsbeperkingen niet wordt overschreden (win het advies in van de betreffende nationale automobielorganisatie voor informatie). De maximum toegestane sleepgewichten vermeld in SLEEPGEWICHT, pagina 205 vertegenwoordigen de aan het ontwerp van het voertuig inherente beperkingen. Deze zijn NIET van toepassing op eventuele specifieke landelijke wettelijke beperkingen. Slepen op steile hellingen bij vol vermogen Het maximum toegestane brutotreingewicht (BTG) is de som van het maximum voertuiggewicht, plus de aanhanger (zie SLEEPGEWICHT, pagina 205). Als gedurende de rit meerdere steile hellingen moeten worden genomen, zorg er dan voor dat de grille en de radiator geheel schoon zijn. Gebruik ook altijd brandstof van topkwaliteit. Daardoor zullen de motor en het koelsysteem zo efficiënt mogelijk kunnen werken. De prestaties van het voertuig worden verbeterd door altijd de juiste overbrengingsverhouding of versnelling te kiezen: op voertuigen met handgeschakelde transmissie moet altijd de hoogste, onder de omstandigheden praktisch mogelijke versnelling worden gekozen. Het moet mogelijk zijn om deze versnelling te handhaven zonder dat de motor te zwaar moet gaan trekken. Kies op voertuigen met automatische transmissie 'D' (Drive). Handhaaf zo mogelijk altijd ook een snelheid waarbij de automatische transmissie zo weinig mogelijk schakelt. Als bij slepen onder grotere hoogten boven zeeniveau en bij hoge buitentemperaturen (minimaal 30 C) steile hellingen moeten worden genomen, wil dat zeggen dat het effectieve brutotreingewicht met maximaal 300 kg moet worden verminderd. Het kan dus noodzakelijk zijn om het voertuig- en/of aanhangergewicht te verminderen en op die manier rekening te houden met lagere motorprestaties die worden veroorzaakt door de dunnere atmosfeer op grotere hoogten boven zeeniveau. 125

56 126

57 Rijden in het terrein Rijden in het terrein VOOR HET WEGRIJDEN FUNDAMENTELE RIJTECHNIEKEN IN HET TERREIN NA TERREINRIJDEN ONDERHOUDSVEREISTEN Rijtechnieken RIJDEN OP ZACHTE OPPERVLAKKEN EN DROOG ZAND RIJDEN OP GLADDE OPPERVLAKKEN (ijs, sneeuw, modder, nat gras) OPRIJDEN VAN STEILE HELLINGEN AFRIJDEN VAN STEILE HELLINGEN DWARS OVERSTEKEN VAN EEN HELLING AFRIJDEN VAN EEN V -VORMIGE GEUL RIJDEN IN WIELSPOREN OVERSTEKEN VAN EEN RICHEL OVERSTEKEN VAN EEN SLOOT OF GREPPEL DOORWADEN

Automatische transmissie

Automatische transmissie Automatische transmissie TRANSMISSIEHENDEL H3916 De CommandShift transmissie kan als automaat en als handbak worden gebruikt. Automatische bediening Normaal staat de transmissie op 'automatisch'. Nadat

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT Rijden en bedienen Starten en rijden STUURSLOT H3584 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in het contactslot en draai die naar stand 'I'. Het is mogelijk dat het stuurwiel iets moet worden

Nadere informatie

Starten en rijden CONTACTSCHAKELAAR STUURSLOT

Starten en rijden CONTACTSCHAKELAAR STUURSLOT Rijden en bedienen STUURSLOT CONTACTSCHAKELAAR De gecombineerde schakelaar wordt gebruikt voor het bedienen van het stuurslot, de elektrische circuits en de startmotor: Stand 0 Stuurslot vergrendeld (contactsleutel

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT Starten en rijden Rijden en bedienen Starten en rijden STUURSLOT N.B.: Nadat de contactsleutel is verwijderd, mag die nooit dicht in de buurt van het contactslot worden gehouden. Dit kan er namelijk toe

Nadere informatie

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES H6433L Voorzichtig: Vooral de RODE waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; door het branden van die waarschuwingslampjes wordt aangegeven dat sprake is

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT AUTO Starten en rijden Rijden en bedienen STUURSLOT Voorzichtig: Op voertuigen met automatische transmissie moet de transmissiehendel ALTIJD in de parkeerstand ('P') worden gezet voordat de contactsleutel

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT CONTACTSLOT

Starten en rijden STUURSLOT CONTACTSLOT Starten en rijden Rijden en bedienen STUURSLOT WAARSCHUWING Nadat het stuurslot is geactiveerd, is het onmogelijk om het voertuig te besturen. Verwijder de contactsleutel NIET als het voertuig in beweging

Nadere informatie

Rijden in het terrein

Rijden in het terrein Rijden in het terrein VOOR HET WEGRIJDEN.................. 117 FUNDAMENTELE RIJTECHNIEKEN IN HET TERREIN........................... 117 NA TERREINRIJDEN..................... 121 ONDERHOUDSVEREISTEN................

Nadere informatie

Lampen en waarschuwingslampjes

Lampen en waarschuwingslampjes Lampen en waarschuwingslampjes VERLICHTING OP BUITENKANT VAN AUTO Hoofdverlichtingsschakelaar H5740 1 1. Uit. 2. Stadslichten. 3. Koplampen aan. 4. Automatische controlelampjes. Stadslichten De voorste

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Rijtechnieken. RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND (ijs, sneeuw, modder, nat gras)

Rijtechnieken. RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND (ijs, sneeuw, modder, nat gras) Rijtechnieken RIJDEN OP ZACHTE OPPERVLAKKEN EN DROOG ZAND Ideaal gezien dient het voertuig op zachte oppervlakken (bijv. droog zand) altijd in beweging te worden gehouden. Door zacht zand worden de wielen

Nadere informatie

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Beknopte gebruiksaanwijzing Algemene versie 07-2014 Introductie Het duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Veel bedrijven zijn verplicht CO 2 -doelstellingen

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Veiligheidsvoorzieningen De bestuurdersplaats bevindt zich aan de achterkant van de machine. De operator moet op de treeplank staan en zich stevig vasthouden aan

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Veiligheidsvoorzieningen Beschermingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd resp. geopend na stilstand van de dumper met geactiveerde parkeerrem, uitschakelen

Nadere informatie

Brandstof en brandstof tanken

Brandstof en brandstof tanken Brandstof en brandstof tanken VOORZORGSMAATREGELEN Vermijd blootstelling van de gassen aan potentiele ontstekingsbronnen, aangezien de hierdoor ontstane brand en explosie ernstig letsel en/of zelfs de

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

Schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen 2000 en 2500 toeren.

Schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen 2000 en 2500 toeren. Tip 1 Schakelen Schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen 2000 en 2500 toeren. Een toerenteller is hierbij een handig hulpmiddel. Een deel van het vermogen dat een automotor levert

Nadere informatie

Starten, schakelen & wegrijden:

Starten, schakelen & wegrijden: Auteursrechtinformatie Dit document is bedoeld voor eigen gebruik. In het algemeen geldt dat enig ander gebruik, daaronder begrepen het verveelvoudigen, verspreiden, verzenden, herpubliceren, vertonen

Nadere informatie

druk 1 1TH 084070 NSN 2320-17-122-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB95.480 TAKEL

druk 1 1TH 084070 NSN 2320-17-122-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB95.480 TAKEL druk 1 1TH 084070 NSN 30-17-1-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB5.480 TAKEL Vastgesteld door de Directeur Defensie Materieel Organisatie voor deze Hoofd Logistieke

Nadere informatie

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Voortgang CO 2 reductie

Voortgang CO 2 reductie Voortgang CO 2 reductie Introductie A. Hak wil in 2020 CO2 neutraal werken en heeft doorlopend aandacht voor de invloed van onze werkzaamheden op het milieu. Wij zijn gecertificeerd volgens ISO 14001 en

Nadere informatie

NL Dual FuNction System (automaat)

NL Dual FuNction System (automaat) 603.83.516 NL Dual FuNction System (automaat) In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dual FuNction System bediening in de Lancia Musa.

Nadere informatie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen Stoelen VOORSTOELEN De stoel nooit afstellen als het voertuig in beweging is. Als van deze instructies wordt afgeweken, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of verlies van controle over het voertuig.

Nadere informatie

200 bar, 15 l/min., l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport.

200 bar, 15 l/min., l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport. Handleiding mobiele hogedrukreiniger 200 bar, 15 l/min., 1.140 l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport. Inhoud 1. Veiligheidsinstructies...

Nadere informatie

Rijden in het terrein

Rijden in het terrein Rijden in het terrein Rijden in het terrein Rijden in het terrein VOOR HET WEGRIJDEN Voordat u gaat terreinrijden is het absoluut essentieel dat onervaren bestuurders geheel bekend worden gemaakt met de

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

Componenten voor hydraulische uitrusting. Algemeen. Maatregelen vóór het starten van een nieuw hydraulisch systeem

Componenten voor hydraulische uitrusting. Algemeen. Maatregelen vóór het starten van een nieuw hydraulisch systeem Algemeen Algemeen De volgende componenten voor het bedienen van hydraulische uitrusting kunnen af fabriek worden besteld: De volgende componenten zijn beschikbaar: Bedieningshendel Hydraulische olietank

Nadere informatie

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer aan de lader zet (binnen enkele uren). 2. Laat de accu nooit

Nadere informatie

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat F I A T 5 0 0 603.95.085 NL D U A L O G I C In dit supplement worden de gebruiksmogelijkheden beschreven van de elektronisch geregelde mechanische. Voor het juiste gebruik van de versnellingsbak is het

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

Voortgang CO2 reductie

Voortgang CO2 reductie Voortgang CO2 reductie Introductie A. Hak wil in 2030 CO2 neutraal werken en heeft doorlopend aandacht voor de invloed van onze werkzaamheden op het milieu. Wij zijn gecertificeerd en door het hebben en

Nadere informatie

ANCIA NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System

ANCIA NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System ANCIA 603.46.956 NL LANCIA YPSILON Dual FuNction System In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dual FuNction System bediening in de

Nadere informatie

Voortgang CO2 reductie

Voortgang CO2 reductie Voortgang CO2 reductie Introductie A. Hak wil in 2030 CO2 neutraal werken en heeft doorlopend aandacht voor de invloed van onze werkzaamheden op het milieu. Wij zijn gecertificeerd volgens ISO 14001, MVO

Nadere informatie

Powerpack. gebruikshandleiding

Powerpack. gebruikshandleiding Powerpack gebruikshandleiding 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De RMA powerpack is een hulpmiddel voor de begeleiding. Het vergemakkelijkt het duwen van een rolstoel gebruiker. De hulpmotor is niet ontworpen

Nadere informatie

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN Trekken/slepen H6518G TREKKEN/SLEPEN Door hun hoge koppel zijn de Land Rover voertuigen in staat om zelfs met zwaar beladen aanhangers soepel weg te rijden. Ook hoeft op hellingen of zwaar terrein minder

Nadere informatie

y Verwarming op brandstof 87

y Verwarming op brandstof 87 Klimat 5 1 y Verwarming op brandstof 87 912-B, 912-D Op. no. 87516 01- Benzine 30618 095-1 Diesel 3730 340-1 20000 excl. automaat Benzine 30618 095-1 Er is een nieuwe generatie verwarming geïntroduceerd

Nadere informatie

Technische gegevens. Bougies GSP Bougies - elektrodenopening 1,0 mm ± 0,05

Technische gegevens. Bougies GSP Bougies - elektrodenopening 1,0 mm ± 0,05 Technische gegevens Technische gegevens MOTOREN 1,8 liter benzinemotor Brandstof LOODVRIJ 95 RON conform specificatie EN 228 wordt aanbevolen Inhoud 1796 cm 3 Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2 Stationair toerental

Nadere informatie

ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr

ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr. 073-5997042 Accu en oplader instructies: 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer

Nadere informatie

F I A T NL

F I A T NL F I A T 5 0 0 530.03.098 NL D U A L O G I C In dit supplement worden de gebruiksmogelijkheden beschreven van de elektronisch geregelde mechanische Dualogic versnellingsbak van de Fiat. Voor het juiste

Nadere informatie

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto.

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto. In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto. Voor het juiste gebruik van de versnellingsbak is het

Nadere informatie

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

INTELLISTART 4 INSTALLATIE Standaard mogelijkheden van de IntelliStart 4. INTELLISTART 4 INSTALLATIE Op afstand starten voor automaten en handgeschakelde auto's tevens ook geschikt voor diesels Automatisch starten bij lage accu

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Probleemoplossingsgids

Probleemoplossingsgids NL Probleemoplossingsgids BF115D, BF135A, BF150A Inhoud *Tik of klik op de relevante uitgave. - Controlelampje gaat aan / uit - Motor start niet - Motor stopt na te zijn gestart / Motor stopt terwijl deze

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Activeren voetplaat volgens EN Functie

Activeren voetplaat volgens EN Functie De functie is een klantoptie voor vuilniswagens met een voetplaat. Als de voetplaat wordt geactiveerd aan de hand van deze beschrijving, beschermt de functie personeel op de voetplaat. De functie voldoet

Nadere informatie

F I A T D U C A T O 603.83.787 NL C O M F O R T - M A T I C

F I A T D U C A T O 603.83.787 NL C O M F O R T - M A T I C F I A T D U C A T O 603.83.787 NL C O M F O R T - M A T I C In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde COMFORT-MATIC bediening van de

Nadere informatie

Brandstof en brandstof tanken

Brandstof en brandstof tanken VEILIGHEIDSVOORZORGS- MAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Benzinedampen zijn uiterst brandbaar, hebben een laag ontvlammingspunt en zijn explosief, vooral in afgesloten ruimten. Vermijd blootstelling van de gassen

Nadere informatie

Transmissietechniek in motorvoertuigen (5)

Transmissietechniek in motorvoertuigen (5) Transmissietechniek in motorvoertuigen (5) E. Gernaat (ISBN 978-90-79302-02-4) 1 Geautomatiseerde versnellingsbakken De moderne elektronica, al dan niet in combinatie met hydraulica, biedt de mogelijkheid

Nadere informatie

Remmen WERKINGSPRINCIPE. Rempedaal. Rembekrachtiging. Remblokken. Natte rijomstandigheden

Remmen WERKINGSPRINCIPE. Rempedaal. Rembekrachtiging. Remblokken. Natte rijomstandigheden WERKINGSPRINCIPE Rempedaal WAARSCHUWINGEN Tijdens het rijden mag u uw voet niet op het rempedaal laten rusten. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken, kan hun doeltreffendheid verminderen en kan er

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

Uitrusting in interieur van auto

Uitrusting in interieur van auto Uitrusting in interieur van auto BINNENVERLICHTING KLOK OFF 12 ON 9 3 H2592 Schakelaarstanden: "UIT" - Verlichting permanent uit. "AAN" - De verlichting blijft branden. Met de schakelaar in de middenstand

Nadere informatie

Instructieboekje. Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000

Instructieboekje. Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000 Instructieboekje Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000 Alle rechten voorbehouden. Geen deel van deze literatuur mag worden gereproduceerd, opgeslagen in een zogenaamd retrieval- systeem

Nadere informatie

NLEIDING Deze vertaling is door Technautic B.V. met de grootst mogelijke zorg samengesteld.

NLEIDING Deze vertaling is door Technautic B.V. met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Nasa EX-1 INLEIDING. Het is gebruikelijk om koelwater te injecteren in motor uitlaatsystemen. Deze koeling reduceert temperatuur van het uitlaatgas tot een niveau waar rubberen en polymeer uitlaatgasbestanddelen

Nadere informatie

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat Instructies Deze kunnen worden gebruikt voor het afzuigen van: Motorolie Versnellingsbak- en transmissieolie Koelvloeistof Remvloeistof Andere

Nadere informatie

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2 E-Bike Gebruikers handleiding versie 160609-B2 Gebruikers handleiding 1. Ingebruikname Een Target fiets met elektrische ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het elektrisch systeem zorgt voor

Nadere informatie

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist BEDIENINGSUITLEG 1 - Bestuurderszetel 17 - Hendel stuurafstelling 2 - Sleutelschakelaar (START) 18 - Bedieningshendel hijsen linker

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Gebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met elektrische ondersteuning

Gebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met elektrische ondersteuning Gebruikersinstructies Led Display, accu en lader V2.4 Double Performance BV Antwerpseweg 13/1 2803 PB Gouda Tel: 0182-573833 Gebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met

Nadere informatie

Elektrische fiets. Handleiding

Elektrische fiets. Handleiding Elektrische fiets Handleiding 6-7-2009 Inhoudsopgave: Inhoudsopgave:...1 Display:...2 Openen van de Accubehuizing...3 Hoe de accu wordt opgeladen...3 U kunt de accu als volgt opladen:...3 Onderhoud van

Nadere informatie

Zekeringen ZEKERINGEN

Zekeringen ZEKERINGEN Zekeringen ZEKERINGEN Zekeringen zijn eenvoudige circuit-onderbrekers waardoor elektrische uitrusting wordt beschermd tegen de gevolgen van stroom-stoten. Een doorgebrande zekering blijkt uit het feit

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gefeliciteerd! U heeft gekozen voor een fiets met elektrische ondersteuning, de E-bike. Uw E-bike zal u door zijn elektrische ondersteuning

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

Gebruikers handleiding versie

Gebruikers handleiding versie Gebruikers handleiding versie 280109 Gebruikers handleiding 1. Gebruik Een fiets met VTS ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het VTS systeem zorgt voor een extra ondersteuning die instelbaar

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Vapalux druklantaarn M320

Gebruiksaanwijzing Vapalux druklantaarn M320 Gebruiksaanwijzing Vapalux druklantaarn M320 Gebruik voor de Vapalux druklamp alleen extra gezuiverde petroleum van de klasse A III met een vlampunt van hoger dan 60 C. Zie ook de bijgevoegde data sheet

Nadere informatie

Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN AFSLUITBARE WIELMOEREN

Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN AFSLUITBARE WIELMOEREN Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET De krik en het gereedschap bevinden zich onder de stoel links voorin. HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN Wees voorzichtig bij het optillen van een wiel. De wielen zijn zwaar en

Nadere informatie

Het praktijkexamen leerboek. Hoe slaag ik in 1 keer?

Het praktijkexamen leerboek. Hoe slaag ik in 1 keer? Het praktijkexamen leerboek Hoe slaag ik in 1 keer? Inhoudsopgave 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Het praktijkexamen Opstarten schakelen afsluiten Snelheid Kijktechniek Knipperen Plaats op de

Nadere informatie

F I A T F I O R I N O NL C O M F O R T - M A T I C

F I A T F I O R I N O NL C O M F O R T - M A T I C F I A T F I O R I N O 530.03.132 NL C O M F O R T - M A T I C In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Comfort-matic bediening. Voor

Nadere informatie

Werking van de koppeling in het kort en het wegrijden.

Werking van de koppeling in het kort en het wegrijden. Auteursrechtinformatie Dit document is bedoeld voor eigen gebruik. In het algemeen geldt dat enig ander gebruik, daaronder begrepen het verveelvoudigen, verspreiden, verzenden, herpubliceren, vertonen

Nadere informatie

Vloeistofpe ilcontro les

Vloeistofpe ilcontro les Vloeistofpe ilcontro les HET MOTOROLIEPEIL Zorg dat het motoroliepeil nooit onder het merkteken MIN op de peilstok komt. Dit kan leiden tot schade aan de motor. Controleer het peil terwijl de motor koud

Nadere informatie

Waarschuwingen INTRODUCTIE

Waarschuwingen INTRODUCTIE XJ -1988-1997 INHOUDSOPGAVE INTRODUCTIE. TIPS VOOR HET INRIJDEN VOOR HET RIJDEN... INSTRUMENTEN / BEDIENINGSORGANEN STARTEN EN RIJDEN. STOELEN EN VEILIGHEIDSGORDELS. VERWARMING / VENTILATIE / AIRCONDITIONING

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST

HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST INTRODUKTIE Gefeliciteerd! U heeft gekozen voor de Puch Tempo / Tempo+, een fiets met trapondersteuning. Een nieuwe wereld zal voor u opengaan en u zult van het gemak

Nadere informatie

I-FLUX 200 INLAATSYSTEEM REINIGER VOOR BENZINE- EN DIESELMOTOREN MET EGR KLEP GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PROFESSIONEEL GEBRUIK

I-FLUX 200 INLAATSYSTEEM REINIGER VOOR BENZINE- EN DIESELMOTOREN MET EGR KLEP GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PROFESSIONEEL GEBRUIK I-FLUX 200 INLAATSYSTEEM REINIGER VOOR BENZINE- EN DIESELMOTOREN MET EGR KLEP GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PROFESSIONEEL GEBRUIK 2.2018 1. Voorbereiding van de I-FLUX 200 Open de vuldop van het toestel en giet

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELEKTROMOBIEL

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELEKTROMOBIEL GEBRUIKERSHANDLEIDING ELEKTROMOBIEL Projectgroep 8 Hogeschool Gent elektromechanica Valentin Vaerewyckweg 1 9000 Gent Eerste uitgave (16/05/2016) WOORD VOORAF De elektromobiel is ontworpen door studenten

Nadere informatie

wegrijden in het verkeer / stoppen buiten het verkeer

wegrijden in het verkeer / stoppen buiten het verkeer Inleiding: wegrijden in het verkeer In de vorige lesonderwerpen zijn alle basishandelingen die nodig zijn voor het rijden met een auto behandeld. Vanaf dit lesonderwerp, het wegrijden in het verkeer, wordt

Nadere informatie

MOTORCODE - CARROSSERIEVERSIE

MOTORCODE - CARROSSERIEVERSIE F I A T D U C A T O 2. 0 M u l t i j e t 2 E u r o 6 MOTORCODE - CARROSSERIEVERSIE Versie Motorcode 250A2000 De volgende carrosserieversiecode en sleutel zijn een voorbeeld dat voor alle carrosserieversiecodes

Nadere informatie

onderhoudsboekje 50cc Scooter

onderhoudsboekje 50cc Scooter onderhoudsboekje 50cc Scooter Gefeliciteerd met de aankoop van uw agm scooter! Garantie Onderhoudsbeurt Uitgesloten van garantie De garantieperiode van deze scooter gaat in als het bijbehorende kenteken

Nadere informatie

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI I. Functies FM 2-weg autoalarm. 2. Alarm aan (stil) Druk nogmaals 1x op de knop van de afstandbediening om alarm in AUTO Localiseren status te activeren, indien

Nadere informatie

P Als twee van de drie eenheden P, U of I bekend zijn, dan kan de derde worden berekend aan de hand van de volgende formule (zie de afbeelding):

P Als twee van de drie eenheden P, U of I bekend zijn, dan kan de derde worden berekend aan de hand van de volgende formule (zie de afbeelding): Algemene informatie over stroomverbruik Algemene informatie over stroomverbruik BELANGRIJK! Om beschadiging van de accu te voorkomen, moet de laadcapaciteit van de dynamo worden aangepast aan het stroomverbruik.

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruiksaanwijzing kort Fun2Go Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 17.04 Positie zitting Om de positie van de stoel correct

Nadere informatie

Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control

Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control ZT-50N Cruise Control Bedieningsfuncties Aanzetten : Snelheid verlagen : Zet de On/Off knop op On. Inschakelen : Let op! Zodra de Cruise Control niet gebruikt

Nadere informatie

CO2 REDUCTIE BRANDSTOFBESPARING DOOR GEDRAGSVERANDERING WERKGROEP TACIDE KENNIS. Fase 2 Rijgedrag/technisch onderhoud

CO2 REDUCTIE BRANDSTOFBESPARING DOOR GEDRAGSVERANDERING WERKGROEP TACIDE KENNIS. Fase 2 Rijgedrag/technisch onderhoud CO2 REDUCTIE BRANDSTOFBESPARING DOOR GEDRAGSVERANDERING WERKGROEP TACIDE KENNIS Fase 2 Rijgedrag/technisch onderhoud 80% VAN DE CO2 BESPARINGSPOTENTIE IN UW ONDERNEMING LIGT BIJ 20% VAN DE MOGELIJKHEDEN

Nadere informatie

Verkorte gebruikershandleiding Multihog CX met Heatweed XL.

Verkorte gebruikershandleiding Multihog CX met Heatweed XL. Verkorte gebruikershandleiding Multihog CX met Heatweed XL. De werking, de bediening en het onderhoud van de Heatweed XL en de Multihog zijn opgenomen in de oorspronkelijke handleiding van de fabrikanten.

Nadere informatie

1. Veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen

1. Veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen Inhoudsopgave 1. Veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen...1 2. Locatie van de Data Link Connector (DLC)...2 3. Product informatie...3 3.1 Beschrijving van het product...3 3.2 Product Specificaties...4

Nadere informatie

enjoy life! www.agmscooters.com

enjoy life! www.agmscooters.com enjoy life! www.agmscooters.com Gefeliciteerd met de aankoop van uw agm scooter! Garantie De garantie van deze scooter zal worden geactiveerd als het kenteken voor de eerste keer te naam gesteld wordt.

Nadere informatie

Hoe maak je jack-up van een auto (of

Hoe maak je jack-up van een auto (of Hoe maak je jack-up van een auto (of vrachtwagen) Veilig verhogen uw voertuig voor het onderhoud met behulp van een vloer jack en jack stands. Geschreven door: Jeff Suovanen ifixit CC BY-NC-SA /Www.ifixit.com

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Inhoud

Gebruikershandleiding Inhoud Gebruikershandleiding Inhoud 1 Overzicht onderdelen...4 2 Display en bediening... 6 2.1 Functies stuurbediening... 6 2.2 Functies display... 7 2.3 Gashendel (Optioneel)... 9 3 atterijpakket en lader...

Nadere informatie

Bijzondere manoeuvre: Hellingproef

Bijzondere manoeuvre: Hellingproef Auteursrecht informatie Dit document is bedoeld voor eigen gebruik. In het algemeen geldt dat enig ander gebruik, daaronder begrepen het verveelvoudigen, verspreiden, verzenden, herpubliceren, vertonen

Nadere informatie

AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ALFA 159

AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ALFA 159 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ALFA 159 In dit supplement worden de belangrijkste kenmerken beschreven van de automatische QTRONIC zesversnellingsbak van de auto. Voor alle niet behandelde onderwerpen wordt

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

Finnik Autorapport Chevrolet Captiva 2.4i Executive

Finnik Autorapport Chevrolet Captiva 2.4i Executive 98-HGS-6 Finnik Autorapport Chevrolet Captiva 2.4i Executive Deze Chevrolet Captiva komt uit 2008, werd geleverd van 28-04-2006 tot 31-03-2011 en kostte toen 39.295,-. Deze originele Nederlandse personenauto

Nadere informatie

MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN

MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN Elektrische functie printen MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN 147 MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN - Beschrijving Een elektronisch systeem bewaakt en regelt alle parameters van de motor voor optimale prestaties

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

Bijlage 9 5. TESTEN VAN HET VOERTUIG OP DE TESTBAAN, DE WEG OF DE ROLLENBANK

Bijlage 9 5. TESTEN VAN HET VOERTUIG OP DE TESTBAAN, DE WEG OF DE ROLLENBANK Bijlage 9 E/ECE/324 Rev.1/Add.82/Rev.3 bladzijde 229 Bijlage 4 Aanhangsel 1 TEST VAN TYPE V (beschrijving van de uithoudingstest ter controle van de duurzaamheid van de voorzieningen tegen verontreiniging)

Nadere informatie

Motor start niet. Startmotor defect Batterij leeg Elektrische aansluiting(en) defect. Startinrichting werkt niet

Motor start niet. Startmotor defect Batterij leeg Elektrische aansluiting(en) defect. Startinrichting werkt niet Motor start niet Startinrichting werkt niet Startmotor defect Batterij leeg Elektrische aansluiting(en) defect Motor draait te langzaam om aan te slaan Motor draait voldoende snel maar slaat niet aan Zie

Nadere informatie

Instructiehandleiding

Instructiehandleiding NL Instructiehandleiding Bedieningspaneel PU-5 Voor de luchtverwarmer PLANAR Ver.1.0.0.1/24 Inleiding. Deze handleiding is een onderdeel voor de luchtverwarmer PLANAR.deze bevat de informatie voor gebruikers

Nadere informatie