Néerlandais. Schoolmateriaal WOORDENSCHAT. Prépositions utiles. met avec op. sur in. dans.

Transcriptie

1 WOORDENSCHAT Néerlandais Schoolmateriaal de boekentas de schoolagenda de lijm de pennendoos de klas de school de schaar de gom de slijper de balpen de vulpen de passer de lat de map de/het liniaal de jongen de leraar de lerares de deur de tafel de stoel de lamp de boterham de boterhammen le cartable le journal de classe la colle le plumier la classe l école les ciseaux la gomme le taille-crayon le stylo à bille le stylo plume le compas la latte la farde la règle le garçon l instituteur l institutrice la porte la table la chaise la lampe la tartine les tartines het boek het schrift het potlood de potloden het snoepje het meisje het raam het bord iets nodig hebben geen ik heb geen boekentas kleuren ik kleur schrijven ik schrijf tekenen ik teken lezen ik lees gebruiken ik gebruik hebben ik heb le livre le cahier le crayon les crayons le bonbon la fille la fenêtre le tableau avoir besoin de quelque chose aucun, pas je n ai pas de cartable colorier je colorie écrire Prépositions utiles j écris dessiner met avec je dessine op sur lire in dans je lis utiliser j utilise avoir j ai

2 2 leer werkwoorden vervoegen in de onvoltooid tegenwoordige tijd (O.T.T.)/ conjugue au présent de l indicatif Personnes Pronoms au présent Exemple: WERKEN (travailler) 1 PS radical Pronoms Radical Terminaison 2 PS radical + T 3 PS /hij/er/het/u radical + T 1 PP infinitif 2 PP Infinitif 3 PP infinitif werk werk werk T werkt Hij/ze/er/het/U werk T Hij werkt Infinitif werken werken werken werken werken werken Attention! Lorsque le radical se termine par un t, on n ajoute pas un - t supplémentaire (ex: wachten=> radical: wacht => je wacht) En cas d inversion avec je, la terminaison t n est pas ajoutée (ex: rk je?)?

3 3 1 Vervoeg in de O.T.T. de volgende werkwoorden: lezen, schrijven, kleuren, tekenen, gebruiken, zitten, hebben Lezen Schrijven Kleuren Tekenen Gebruiken Zitten

4 4 Hebben 2 Vul aan met het juiste voorzetsel/complète avec la préposition correcte IN / MET / OP 1) zit.. school. 2) De leerling tekent een potlood.. de tafel. 3) Goran zit het vijfde leerjaar. Hij zit.. de klas van Meneer Goossens. 4) Het schrift ligt. de tafel. 5) schrijf..mijn schoolagenda.. een balpen. 6) kleur kleurpotloden. 7) zit Elisa het vijfde leerjaar. 8) teken..mijn schrift. een potlood. 9) heb geen passer. mijn pennendoos. 10) heb een passer, een pennendoos en een lat. mijn boekentas.

5 5 3 Verbind de balpen het potlood de boekentas de passer de schaar het schrift de slijper het boek de lat de gom de lijm

6 6 4 Vertaal in het Frans 1) heb een slijper en een lat nodig. 2) schrijf in mijn schoolagenda met een pen. 3) De leraar kleurt met kleurpotloden. 4) heb lijm, een passer en een liniaal in mijn pennendoos. 5) gebruik een lat en een vulpen. 6) Er zitten twee leerlingen in de klas. 7) Mijn lerares gebruikt haar map. 8) heb een potlood en een gom nodig.

7 7 5 Vertaal in het Nederlands 1) dessine dans mon cahier. 2) L instituteur est assis sur une chaise. 3) suis dans la classe. 4) J écris avec un stylo à bille. 5) lis un livre en classe. 6) dessine avec des crayons de couleur. 7) Mon stylo-plume est dans mon plumier. 8) J ai besoin d un crayon, d une gomme, d un compas et d une latte.

8 8 6 Maak zinnen met de gegeven woorden 1) lerares - op - bord - schrijft - mijn - het. 2) lijm - pennendoos - ik - een - en - in - heb - passer - een - mijn - vulpen. 3) nodig - ik - twee - en - een - kleurpotloden - heb - lat. 4) in - een - met - balpen - de - leerling - schrift - tekent - het. 5) leraar - zit - de - stoel - de - klas - in - op - een. 6) heeft - klas - de - en - een - ramen - deur - drie. 7) ik - mijn - boterhammen - twee - heb - in - boekentas. 8) de - tekenen - op - bord - leerlingen - het.

9 9 7 Vul aan met de juiste woorden klas - tekent - stoel - tafel - geen - nodig - boekentas - potloden - lijm - schrijf - balpen - zit. 1).. in het vijfde leerjaar. 2) heb. schaar in mijn pennendoos. 3) Het meisje.. in haar schrift op de. 4) De leraar zit op een.. in de.. 5) heb een lat.. 6). met een... 7) heb geen in mijn... 8) teken met drie.

10 10 8 Vul in

11 11 9 Vertaal in het Frans of in het Nederlands 1) J ai de la colle, un crayon, une gomme et un stylo à bille dans mon plumier. 2) heb een passer, een lat en kleurpotloden nodig. 3) n ai pas de gomme dans mon plumier. 4) teken op het bord in de klas. 5) J écris dans mon cahier avec un stylo-plume. 6) De lerares schrijft op het bord. 7) Le garçon colorie dans la classe. 8) Het meisje leest een boek in de klas.