BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN. Datum. 13 september Ons kenmerk. Onderwerp. extra impuls werkgelegenheid BSW2016.

Transcriptie

1 Datum 13 september 2016 Onderwerp extra impuls werkgelegenheid BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN RIS Het raadslid mevrouw Michon heeft op 8 juli 2016 een brief met daarin zeven en twintig vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt. Naar aanleiding van de commissiebrief 'Extra impuls werkgelegenheid' van 30 juni (RIS ) heeft de Haagse VVD onder verwijzing naar artikel 30 van het reglement van orde de volgende vragen: Er wordt ingezet op banen met maatschappelijk nut en stimuleren van persoonlijke dienstverlening. 1. Hoe is vastgesteld dat deze 1000 gesubsidieerde banen niet tot verdringing leiden? Hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak van de wethouder in het debat over de tegenprestatie dat elke inzet die ook door een betaalde kracht kan worden uitgevoerd verdringing is? Bij de toets op verdringing gaat het om de vraag of de werkzaamheden ook als betaald werk zouden worden uitgevoerd als de regeling er niet was geweest, of dat er sprake is van een situatie dat de één zijn baan verliest ten gunste van een ander. Zo mogen er geen werknemers, die voorheen dezelfde werkzaamheden uitvoerden, vooraf ontslagen zijn, of vacatures worden ingetrokken. Het kan bijvoorbeeld gaan om een speciaal gecreëerde functie, die niet regulier voorkomt, of een functie die wel regulier voorkomt, maar waarbij de aangeboden werkzaamheden bovenformatief zijn. Zie voor meer informatie het protocol Voorkomen van verdringing en werken zonder loon, dat onlangs in samenwerking met de FNV tot stand is gekomen (RIS294384). De voorgestelde gesubsidieerde banen zijn tijdelijk, voor maximaal 3 jaar 2. Hoe is geborgd dat de gesubsidieerde banen overgaan naar gewone banen, zonder subsidie? Graag het antwoord concretiseren aan de hand van de 3 voorbeelden die worden genoemd: conciërges, hotel-hosts en begeleiding sportactiviteiten op pleinen en ga daarbij in op de potentiële werkgever. Er zijn na afloop van de subsidie, ongeacht het soort STiP-baan verschillende mogelijkheden: de werkgever houdt de betrokkene zelf in dienst, al dan niet met de inzet van de wettelijke loonkostensubsidie. Als dat niet mogelijk is dan is de betrokken werknemer mogelijk in staat de opgedane werkervaring en kennis te verzilveren bij een andere werkgever. Het Werkgeversservicepunt begeleidt de werknemer in de overgang naar een gewone baan, ruim voordat de baan afloopt, om de kans op succes te vergroten. Door een half jaar voor afloop van het traject in contact te treden met de werkgever en de werknemer, zorgt het college ervoor dat de kans op duurzame werkgelegenheid zo groot mogelijk is.

2 3. Welk percentage van de 1000 banen stroomt duurzaam uit naar een reguliere baan? Welk percentage na 1 jaar, welk percentage na 2 jaar en welk percentage na 3 jaar gesubsidieerde inzet? Hier zijn geen streefpercentages voor benoemd. De bedoeling is om drie jaar lang werkgelegenheid te bieden door banen te creëren. Doelgroep 4. De gesubsidieerde banen zijn voor mensen die langdurig werkeloos zijn. Kunt u dit nader duiden? Gaat het om mensen die in de bijstand zitten? De banen zijn bedoeld voor bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het gaat om mensen bij wie het niet lukt om aan het werk te komen, als gevolg van in de persoon gelegen factoren, een lage loonwaarde en/of arbeidsmarktomstandigheden. 5. Zo ja, geldt dit ook voor mensen die 0,5 jaar tot 1,5 jaar in de bijstand zitten? Hoe verhoudt dit zich dan tot de re-integratietrajecten die we voor deze doelgroep aanbieden? De STiP-banen zijn niet gebonden aan uitkeringsduur. De banen zijn bedoeld voor diegenen voor wie het huidige re-integratieaanbod (naar verwachting) niet leidt tot uitstroom naar regulier werk. 6. Zo ja, geldt dit ook voor mensen die langer dan 1,5 jaar in de bijstand zitten? Hoe verhoudt zich dat dan tot de verplichte tegenprestatie (door het college aangeduid als wederkerigheid)? Ook mensen die langer dan 1,5 jaar bijstand ontvangen en die eerder niet re-integreerbaar waren, kunnen voor een STiP-baan in aanmerking komen. Dit doorkruist niet het beleid van de wederkerigheid. Een (STiP)-baan heeft de voorkeur boven onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. 7. De gesubsidieerde banen zijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, door een lage loonwaarde. Hoe verhoudt dit zich tot de garantiebanen, waartoe elk bedrijf met meer dan 25 werknemers verplicht is? Iemand met een lage loonwaarde behoort niet automatisch tot de doelgroep van de banenafspraak (voorheen garantiebanen). Daarvoor moet de persoon niet alleen een lage loonwaarde hebben, maar ook ingeschreven staan in het doelgroepenregister. Op dit moment bepaalt het UWV of iemand tot het doelgroepenregister toegelaten wordt. Op het moment dat iemand uit het doelgroepenregister geplaatst wordt op een STiP-baan, dan telt deze plaatsing mee voor de banenafspraak. Er is overigens nog geen sprake van een wettelijke verplichting per bedrijf, alleen een collectieve verplichting van werkgevers om de banenafspraak voor arbeidsbeperkten te realiseren. 8. Hoe verhoudt de vraag en het aanbod van garantiebanen in Den Haag zich tot elkaar? Uit het Gemeentelijke Informatie Portaal van het UWV blijkt dat in 2016 tot week 31, binnen de arbeidsmarktregio Haaglanden 426 vacatures betreffende de banenafspraak zijn uitgezet, waarvan er op dit moment nog 85 open staan. Bij het Werkgeversservicepunt Den Haag zijn momenteel 180 kandidaten met een indicatie banenafspraak in beeld.

3 9. Hoe verklaart u dat er sociaal ondernemers op dit moment hard op zoek zijn naar werknemers met garantiebanen en stellen dat er een tekort is aan deze werknemers? Er is geen sprake van een tekort aan mensen met een indicatie voor de banenafspraak, maar werkgevers bieden vaak vacatures aan, die niet goed met de doelgroep matchen. Uit recente gegevens van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijkt dat in de arbeidsmarktregio Haaglanden meer dan personen in het doelgroepenregister geregistreerd staan. Veruit het grootste deel van deze groep betreft Wajongers, waarvan de meesten op dit moment arbeidsvermogen hebben. We proberen vraag en aanbod dichter bij elkaar te brengen, door werkgevers te helpen om werkzaamheden geschikter te maken voor mensen met een arbeidsbeperking. U stelt dat de loonwaardemeting tijd kost waardoor werkgevers afhaken 10. Kan de inzet van leerwerktrajecten een oplossing bieden voor dit probleem? Deze zijn per definitie tijdelijk, 6 maanden en tegelijk met de loonwaardemeting leert de werknemer een vak. Het is niet zozeer de loonwaardemeting die veel tijd in beslag neemt, maar vooral de indicatie voor de banenafspraak, die uitgevoerd wordt door het UWV. De leerwerktrajecten bieden hierin niet de oplossing. Ik zie veel meer in het openstellen van een zogenaamde praktijkroute, waardoor mensen op basis van de door de gemeente uitgevoerde loonwaardemeting direct toegang hebben tot het doelgroepenregister. Omdat sinds juli dit jaar in Den Haag gebruik wordt gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om gedurende de eerste zes maanden van een arbeidsovereenkomst een forfaitaire loonkostensubsidie te verstrekken, hoeft de loonwaardemeting ook niet meer voorafgaand aan de dienstbetrekking te worden uitgevoerd, waardoor voor deze meting meer tijd beschikbaar is gekomen. 11. Zo nee, wat kan wel een oplossing bieden voor dit probleem? Zie het antwoord op vraag 10. Dienstencheque 12. Wat zijn de ervaringen in België met de dienstencheque? Kunt u de Raad een (tussen) evaluatie uit België toesturen? Er zijn meerdere rapporten beschikbaar over de dienstencheque in België. Bij het opstellen van de brief van 30 juni (RIS ) heeft het college zich gebaseerd op gegevens uit het rapport Evaluatie van het stelsel van de dienstencheques voor buurtdiensten en banen 2013 van IDEA en een studie van bureau PwC naar de toepassingsmogelijkheden in Nederland: Nieuwe werkgelegenheid voor laagopgeleiden; de waarde van dienstencheques voor Nederland. In de uitwerking van de pilot zullen de ervaringen in België en andere Nederlandse gemeenten meegenomen worden. 13. Hoe kan een lokaal systeem van dienstencheques, dus zonder een landelijke belastingmaatregel, leiden tot méér banen? De achterliggende gedachte is dat door een prijsverlaging meer vraag naar formele dienstverlening ontstaat. Daarmee ontstaan banen in de formele economie. De prijsverlaging die in een lokaal systeem kan worden gerealiseerd is waarschijnlijk kleiner dan bij een landelijk systeem, omdat inverdieneffecten (meer belastinginkomsten) niet door de gemeente aangewend kunnen worden. Daarmee is het effect waarschijnlijk kleiner dan in een landelijk systeem, maar naar de mening van het college toch veelbelovend.

4 Het Centraal Planbureau heeft in de studie Plausibiliteitstoets beleidsvarianten Commissie Dienstverlening aan huis van 10 maart 2014 gepleit voor een pilot; het Haagse experiment zou hiertoe kunnen dienen. 14. Hoe is geborgd dat deze lokale cheques voor diensten als uitlaatservice, schoonmaak en tuinonderhoud niet tot verdringing leiden? Het uitgangspunt is dat er extra vraag naar dit soort diensten ontstaat. Bij de vormgeving van het systeem zal daar rekening mee worden gehouden om zodoende verdringing van bestaande dienstverlening tegen te gaan. 15. Klopt het dat u met gemeentelijke financiën de kosten voor deze diensten kunstmatig naar beneden haalt waardoor een reguliere schoonmaakster duurder wordt? Bij de verdere uitwerking van de dienstencheque wordt ook rekening gehouden met de voorwaarde dat lagere kosten, niet mogen leiden tot concurrentievervalsing. Scholingsprogramma's 16. Kunnen de leerwerktrajecten voorzien in de wens tot gerichte leerwerkprogramma's en praktijkgerichte korte opleidingen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Dat kan. Hoe we hier precies invulling aan gaan geven, wordt momenteel uitgewerkt. Het is de bedoeling dat het aanbod gericht op uitstroom naar school of werk, zo veel mogelijk vakinhoudelijk is en gericht is op het opdoen van basisvaardigheden. 17. U spreekt over een sectorgericht programma voor kandidaten die werkzaamheden verrichten op een participatieplaats. Bedoelt u hiermee de kandidaten voor garantiebanen? Nee, dat hoeft niet perse. De participatieplaats wordt in Den Haag ingezet onder de naam leerwerkplek, die voor meerdere typen kandidaten wordt ingezet (zie voor meer uitleg de eerdere beantwoording van schriftelijke vragen RIS ). 18. Is een dergelijk programma bedoeld voor alle kandidaten voor garantiebanen. Zo nee, wat is de doelgroep? Zie antwoord op vraag Hoe verhoudt dit programma zich tot de inzet van sociaal ondernemers die een garantiebaan leveren inclusief opleiding/training. Participatieplaatsen zijn bedoeld om kandidaten, al dan niet met een arbeidsbeperking, voor te bereiden op scholing of regulier werk. Kandidaten ontwikkelen op de participatieplaats werknemerscompetenties waarbij de toenadering tot de arbeidsmarkt voorop staat. Het uitgangspunt is dat de kandidaat tijdens dit traject één dag in de week een erkende vakopleiding, of modules kan volgen, met als doel een diploma, of deelcertificaten te verwerven. Deze scholing of opleiding kan doorlopen als de kandidaat in dienst treedt bij een werkgever, ook als dit in het kader van de banenafspraak is.

5 Stimulerings- en ontzorgpakket 20. In de brief staat een ambitie van 3000 mensen extra uit de bijstand naar werk, in de aankomende 4 jaar. Wat is de huidige ambitie per jaar? Kunt u deze ambitie uitdrukken in een percentage van de reeds bestaande ambitie? De huidige ambitie is om per jaar personen uit de bijstand naar school of werk te begeleiden. De komende vier jaar komen hier STiP-banen bij en nog eens extra plaatsingen door intensievere inzet van bestaande instrumenten; daarmee is de uitstroomambitie verhoogd met per jaar. Dat is 23,5 procent ten opzichte van de bestaande ambitie van plaatsingen. 21. U zet hiervoor het stimulerings- en ontzorgpakket in. Wat is dit méér dan de huidige taken van de Het Werkgeversservicepunt (WSP)? De ondersteuning die het Werkgeversservicepunt biedt, wordt pro-actiever voor bedrijven met 10 medewerkers of meer. We bezoeken de bedrijven en bieden hen hulp aan om binnen het bedrijf op zoek te gaan naar passend werk voor de doelgroep, onder andere door functiecreatie. Ook geeft het Werkgeversservicepunt gehoor aan de vraag van werkgevers om meer begeleiding, als een kandidaat met een arbeidsbeperking bij hen geplaatst wordt. Daarnaast wordt meer tijd besteed aan nazorg. 22. Betekent het stimulerings - en ontzorgpakket een kwalitatieve impuls van de WSP? Ja. 23. Betekent dit een kwantitatieve impuls van de WSP? Ja. 24. Welk budget is hiermee gemoeid? Bij begroting heeft het college 9 mln. euro extra beschikbaar gesteld voor de eerste fase van het banenplan (periode 2017/2018) waarmee we maximaal STiP-banen en maximaal overige uitstroom gaan realiseren. Financiën 25. Wat is de LIV belastingaftrek? Om ervoor te zorgen dat mensen met laagbetaald werk meer kans maken om aangenomen te worden, komt er vanaf 2017 een financiële bijdrage voor werkgevers, een lage inkomensvoordeel (LIV). Werkgevers krijgen dit zodat de loonkosten laag blijven zonder dat de werknemer salaris inlevert. Hierdoor wordt het voor werkgevers financieel aantrekkelijker om mensen met een laag inkomen aan te nemen. De LIV is maximaal 2.000,00 per jaar bij een werknemer met een loon van 100% tot 110% van het wettelijk minimumloon. Om voor het LIV in aanmerking te komen moet sprake zijn van een baan van minimaal uur op jaarbasis. Het LIV wordt gekoppeld aan de verloonde uren die werkgevers opgeven via de loonaangifte. 26. Klopt het dat een STiP-baan wordt betaald op niveau van minimumloon (waaronder een deel loonkostensubsidie, naar gelang de loonkostensubsidie op basis van de Participatiewet) met volledig behoud van de bijstandsuitkering?

6 Het uitgangspunt is dat betrokkenen een arbeidsovereenkomst krijgen en minimaal conform het wettelijk minimumloon wordt betaald zodat de bijstandsuitkering niet meer nodig is. 27. Welk budget is beschikbaar voor deze voorstellen? Welk onderdeel daarvan is voor de 1000 gesubsidieerde banen en welk onderdeel is voor de 1000 extra uitstroom? Bij begroting heeft het college 9 mln. euro extra beschikbaar gesteld voor de eerste fase van het banenplan (periode 2017/2018) waarmee we maximaal STiP-banen en maximaal overige uitstroom gaan realiseren. Er is geen onderverdeling van het budget voor de maximaal 1000 gesubsidieerde banen en voor de maximaal 1000 extra uitstroom. Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester, mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen