Module Medewerker tuincentrum. vmbo landbouwbreed basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

Transcriptie

1 Module Medewerker tuincentrum vmbo landbouwbreed basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

2 Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen. Auteurs: Ans Endeman-Ververda, Karin Meskers, Karin Schoorl-Reijn Resonans: Henk Linde - RSG Tromp Meesters Praktijkschool, Steenwijk, Jan de Groot - Helicon vmbo Groen, Nijmegen Redactie: Clazien Rodenburg, Tekstbureau RoMein Beeldverwerving: ARKA media BV Eerste druk, Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland info@ontwikkelcentrum.nl Internet: Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.

3 Inhoudsopgave Oriëntatie Het tuincentrum, de winkel en het personeel De winkelformule Een muurkrant maken over de marketingmix van een winkel Doelgroepen Een PowerPointpresentatie maken over doelgroepen in bedrijven De belangrijkste ondernemingsvormen Ondernemingsvormen koppelen aan kenmerken Bedieningsvormen van winkels onderzoeken Een verslag maken over de inrichting van een tuincentrum Goederen ontvangen en verwerken Winkelvoorraad en bestellingen De pakbon controleren Een voorraadkaart invullen Presentatie van producten in schappen en op displays Schappen en displays onderzoeken Een achtergrond voor een display maken Een presentatie maken op een display Overleggen en samenwerken Plannen Werkzaamheden plannen Een praktijkopdracht of oefenobject plannen Communicatie en samenwerking Een quiz over lichaamstaal maken en spelen De samenwerking evalueren Presenteren Een productpresentatie Een moodboard maken Een decoratie maken Een eenvoudige productpresentatie maken Een productpresentatie maken Producten verpakken...60

4 5. Reclame Promoten van het tuincentrum Een reclameposter maken Een folder maken De kortingsprijs berekenen Een slogan maken voor een social medium Groen werken Duurzaamheid en keurmerken Keurmerken onderzoeken Een nestkastje maken Een keurmerk ontwerpen Een presentatie maken over het werk op een afdeling van het tuincentrum...82 Laten zien...84 Reflectie...88 Begrippenlijst

5 Oriëntatie Werken in de groene sector kun je bij allerlei bedrijven doen. Bijvoorbeeld bij een dierenkliniek, een loonbedrijf, een kwekerij of een tuincentrum. Je gaat de groene sector hier verder ontdekken vanuit het tuincentrum. Een tuincentrum verkoopt producten voor huis, tuin en dier. Veel producten wisselen per seizoen. Als medewerker tuincentrum is het onder andere je taak om ieder seizoen nieuwe productpresentaties te maken. Andere taken zijn het verwerken en controleren van binnengekomen producten in het magazijn. Je gaat leren hoe je dat doet. Hoe maak je klanten enthousiast voor een nieuw product? Wat ga ik leren? Bekijk met de klas een promotiefilm van een tuincentrum. Maak een groepje van vier personen. Pak het invulblad erbij. Daarop staan verschillende afdelingen van een tuincentrum. Bedenk voor elke afdeling twee producten die verkocht worden in een tuincentrum. Eén van de producten die een tuincentrum verkoopt is potgrond. Hieronder staat een nieuwe potgrond beschreven. Lees de informatie over die potgrond. Zoek dan met z n vieren naar de antwoorden op de vragen. Pretty Potgrond is leverbaar in zakken van 10 en 40 kilo. Een zak van 10 liter kost 3,95 en een zak van 40 liter 12, Op welke afdeling zou een tuincentrum deze potgrond verkopen? 2. Hoe kun je zakken potgrond presenteren in het tuincentrum? 3. Welke mensen denk je dat 10 liter kopen? En welke 40 liter? Kijk voor ideeën op het invulblad. 4. Wat is de beste tijd van het jaar om deze potgrond te promoten? 5. Hoe kun je de nieuwe potgrond promoten? Bedenk een korte advertentie of reclamezin voor Facebook. Mensen die tien zakken van 40 liter kopen, krijgen de zakken gratis thuisbezorgd. 6. Presenteer jullie ideeën in 1 minuut aan de klas. 5

6 1. Het tuincentrum, de winkel en het personeel K 1.1 De winkelformule V&D is een heel andere winkel dan Intratuin. En dierenwinkel Pet s Place kun je niet vergelijken met Bakker Bart. Elke winkel ziet er anders uit en heeft een andere sfeer. Dat komt bijvoorbeeld omdat er andere producten zijn, maar ook ander personeel. Dat heeft te maken met de winkelformule en de 6 P s. Als je weet wat de 6 P s zijn, kun je ook zelf een winkelformule bedenken. In een tuincentrum loop je met een ander gevoel rond dan in V&D. Wat weet ik al? In welke winkel ga jij het liefst shoppen? Hoe ziet die winkel eruit? Welke kleuren zijn er? Welke producten zijn er? Waarom kom je daar graag? Winkelformule De eigenaar van een winkel wil dat zijn winkel anders is dan andere winkels. Daarom richt hij zijn winkel op een bepaalde manier in. Hij presenteert zijn producten ook op een bepaalde manier. Dat noem je de winkelformule. Hij gebruikt bijvoorbeeld steeds dezelfde kleuren, binnen en buiten. Of hij kiest producten die niemand anders verkoopt. Of hij kiest voor goedkope of juist dure producten. Met de winkelformule bedenkt de eigenaar hoe een winkel eruitziet, wat er verkocht wordt en wat het kost. De winkelformule zorgt voor het beeld dat je van een winkel krijgt. Dat noem je het imago. Bij het bedenken van een winkelformule bedenk je ook welke kleding de medewerkers dragen. Hoe de producten gepresenteerd worden hoort bij de winkelformule. Het gebruik van kleuren hoort ook bij de winkelformule. In deze winkel zijn de kleuren van de binnen- en buitenkant op elkaar afgestemd. 6

7 1. Waarvoor gebruikt de eigenaar van een winkel de winkelformule? a. om zijn winkel anders te maken dan andere winkels b. om reclame te maken voor zijn producten c. om de verkoopprijs te berekenen voor zijn producten Marketingmix Bij het bedenken van een winkelformule gebruikt de eigenaar van een winkel vaak de marketingmix. De marketingmix bestaat uit zes onderdelen. Die onderdelen beginnen allemaal met een P: product; plaats; prijs; presentatie; promotie; personeel. Dure auto s worden vaak verkocht in een luxe winkel door mannen in pakken. De plaats van de winkel moet passen bij het product dat je verkoopt. Je verkoopt geen dameskleding in een vervallen gebouw. Het personeel moet passen bij het product dat je verkoopt. 2. Wat past bij elkaar? a. een scooterzaak op het industrieterrein b. een juwelierszaak op het industrieterrein c. een dure reclame voor goedkope aquariums d. een heftruckchauffeur die kleding verkoopt Product, plaats, prijs Elke winkel verkoopt één of meer producten. Een tuincentrum verkoopt veel verschillende producten. Een tuincentrum heeft een breed assortiment. In een bloemenwinkel worden veel minder verschillende producten verkocht. Een bloemenwinkel heeft een smal assortiment. Een bloemenwinkel zit meestal in de winkelstraat, terwijl het tuincentrum vaak op een industrieterrein ligt. De plaats van de winkel is belangrijk om klanten te bereiken. Wanneer de prijs van de producten hoog is, krijgt een winkel andere klanten dan wanneer de winkel goedkope producten verkoopt. 7

8 Een bloemenwinkel verkoopt weinig verschillende producten. Deze winkel heeft een smal assortiment. Winkels die buiten een dorp of stad liggen, hebben meestal veel parkeerruimte. Door goedkope planten te verkopen, krijg je andere klanten dan wanneer je dure planten verkoopt. 3. Welke winkel heeft een smal assortiment? a. een tuincentrum met binnen- en buitenplanten, tuinmeubelen, interieurartikelen, potgrond en meststoffen b. een winkel met buitenplanten c. een winkel met binnen- en buitenplanten en een afdeling tuinontwerp Presentatie, promotie, personeel De manier waarop een winkel producten presenteert beïnvloed de keuze van de klant. Belangrijk is dat de presentatie goed past bij de andere P s. Bij dure producten hoort een verzorgde presentatie. Bij goedkope producten worden vaak posters met aanbiedingen geplakt. Met acties en advertenties kun je een product promoten. Elke winkel heeft personeel nodig. De vakkundigheid van het personeel is afhankelijk van de winkel. Een supermarkt heeft veel kassa- en inpakpersoneel. In een telefoonwinkel werkt personeel dat veel van telefoons en abonnementen weet. Elke winkel presenteert zijn producten om meer te verkopen. Met een advertentie promoot je een product en de winkel. Personeel in een tuincentrum moet wel kennis van planten hebben. 4. Waar let een bloemenzaak vooral op bij het aannemen van personeel? a. op het uiterlijk b. op de vakkundigheid c. of het personeel ook op koopavond wil werken 8

9 O 1.2 Een muurkrant maken over de marketingmix van een winkel Wat ga ik doen? Elke winkel heeft een winkelformule. Bij het bedenken van die winkelformule worden vaak de 6 P s van de marketingmix gebruikt. Je gaat samen met een klasgenoot een vragenlijst invullen over de marketingmix van een winkel. De antwoorden op die vragen gebruik je voor een muurkrant. Het eindresultaat is een muurkrant. De marketingmix bestaat uit 6 P s. Elke P heeft een betekenis. Dit worden mijn resultaten Product De vragenlijst is volledig ingevuld. Op de muurkrant staat in het midden de naam van de winkel die ik heb onderzocht. Proces Ik heb voor het onderzoek bronnen (internet, folders, bezoek) gebruikt. Ik heb mijn muurkrant met die van klasgenoten vergeleken. Op de muurkrant staan de 6 P s. Bij elke P staat hoe die P eruit ziet voor die winkel. Op de muurkrant staat bij elke P een afbeelding. Op de muurkrant staat de conclusie. Wat heb ik nodig? vragenlijst fototoestel computer en printer A3-papier schrijf- en tekengerei folders van winkels 9

10 Opdracht: Onderzoek de 6 P s van een winkel en maak een muurkrant Bij het bedenken van een winkelformule gebruikt een winkelier vaak de 6 P s van de marketingmix. Als je in die winkel bent, moet je dus die 6 P s kunnen herkennen. Je gaat vragen beantwoorden over de 6 P s. De antwoorden op die vragen werk je uit in een muurkrant. Zoek een klasgenoot waarmee je gaat samenwerken. De docent geeft je de naam van een winkel. Pak de vragenlijst erbij. Vul de vragenlijst in voor elke P. Je kunt folders en/of internet gebruiken. Je kunt ook de winkel bezoeken. Maak foto s van elke P in de winkel. Maak een muurkrant. Zet in het midden van het A3-papier de naam van de winkel. Zet om de naam van winkel heen de 6 P s. Zet bij elke P kort wat je gezien hebt in de winkel. Dat haal je uit de vragenlijst. Zet bij elke P een foto. Verwerk de conclusie in je muurkrant. Bespreek de muurkrant met de docent. Vergelijk de muurkrant met die van je klasgenoten. De 6 P s van de marketingmix moeten goed bij elkaar passen. K 1.3 Doelgroepen Elke winkel richt zich op een bepaalde groep klanten, de doelgroep. Als je weet wat de doelgroep van een winkel is, kun je daarop inspelen met de 6 P s en misschien nog meer klanten binnenhalen. Elke winkel richt zich op een eigen doelgroep. Ook een museum heeft een eigen doelgroep. 10

11 Wat weet ik al? Welke doelgroepen ken jij? Wat is de doelgroep van een school? Weet je tot welke doelgroep jij behoort? Groep klanten Iedere winkel heeft een doelgroep. Een doelgroep is een groep klanten met ongeveer dezelfde kenmerken, bijvoorbeeld: dezelfde leeftijdsgroep; hetzelfde gevoel voor mode; dezelfde interesses; hetzelfde bedrag te besteden. Een winkel zorgt dat de 6 P s van de marketingmix bij elkaar passen én ook bij de doelgroep. Dan kan de winkel zo veel mogelijk winst maken. De doelgroep voor retroscooters is een groep mensen met hetzelfde gevoel voor mode. De doelgroep voor scooterrijles is een groep mensen van dezelfde leeftijd. De doelgroep voor snorscooters is een groep mensen in de stad die moeilijk een parkeerplaats kunnen vinden voor hun auto. 1. Wat is de doelgroep voor snorscooters? a. 14-jarigen die naar school gaan b. mensen in de stad die moeilijk een parkeerplaats kunnen vinden voor hun auto c. oude mensen in een dorp met een auto en een caravan Brede en smalle doelgroep Een scooterwinkel verkoopt alleen scooters en scooteronderdelen. De winkel verkoopt dus weinig verschillende producten. Hun doelgroep is de groep mensen die een scooter willen kopen of er al een hebben. De doelgroep van deze winkel is klein. Je noemt dit een smalle doelgroep. In een tuincentrum worden veel verschillende producten verkocht. De doelgroep van een tuincentrum is daardoor groot. Je noemt dit een brede doelgroep. Of een winkel een brede of smalle doelgroep heeft wordt bepaald door de hoeveelheid verschillende producten die een winkel verkoopt. 11

12 Een tuincentrum verkoopt veel verschillende producten en richt zich op alle leeftijden. Een tuincentrum heeft daarom een brede doelgroep. Een fietsenwinkel verkoopt weinig verschillende producten. Een tuincentrum geeft workshops om de doelgroep te Een fietsenwinkel heeft een smalle doelgroep. verbreden. 2. Welke winkel heeft een brede doelgroep? a. bloemenwinkel b. scooterwinkel c. supermarkt O 1.4 Een PowerPointpresentatie maken over doelgroepen in bedrijven Wat ga ik doen? Elke winkel, elk bedrijf heeft een andere doelgroep. Jij gaat met een klasgenoot voor twee winkels of bedrijven onderzoeken hoe hun doelgroep eruitziet. Daarvoor gebruik je het invulblad. De antwoorden op de vragen verwerk je in een presentatie. Het eindresultaat is een PowerPointpresentatie. Elk bedrijf heeft een andere doelgroep. Dit worden mijn resultaten Product Het invulblad is volledig ingevuld. Proces Ik heb voor het onderzoek bronnen (internet, folders, bezoek) gebruikt. De PowerPointpresentatie bestaat uit twee dia s. Op elke dia staat één bedrijf. Op elke dia staan alle kenmerken van de doelgroep die ik heb gevonden. 12

13 Wat heb ik nodig? invulblad folders van winkels computer met PowerPoint Opdracht: Onderzoek de doelgroep van twee bedrijven en maak een Power- Pointpresentatie Je gaat met een klasgenoot een onderzoek doen naar de doelgroep van twee winkels of bedrijven. Daarvoor gebruik je het invulblad. De antwoorden op de vragen gebruik je om een PowerPointpresentatie te maken. De docent geeft je de namen van twee winkels of bedrijven. Pak het invulblad erbij. Vul het invulblad in voor beide bedrijven. Je kunt hiervoor folders en/of internet gebruiken. Je kunt ook het bedrijf bezoeken. Het is niet de bedoeling dat je mensen gaat interviewen. Maak een PowerPointpresentatie van twee pagina s. Gebruik voor elk bedrijf één dia. Plaats in het midden het woord doelgroep en de naam van het bedrijf. Zet eromheen alle kenmerken die bij de doelgroep horen. De doelgroep van bouwmarkten bijvoorbeeld bestaat uit doe-het-zelvers. K 1.5 De belangrijkste ondernemingsvormen Een bedrijf wordt ook wel een onderneming genoemd. Je hebt allerlei soorten bedrijven. Bijvoorbeeld een boerderij, een transportbedrijf en een kapperszaak. Er zijn ook verschillende ondernemingsvormen. Als je weet welke ondernemingsvormen er zijn en wat de verschillen ertussen zijn, kun je een goede keuze maken als je zelf een bedrijf wilt beginnen. Iedereen die een eigen bedrijf start moet van tevoren goed nadenken wie de leiding heeft, wie de schulden moet betalen en van wie het bedrijf is. 13