Emotionele competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16)

Transcriptie

1

2 Emotionele competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Vertrouwen in pedagogisch medewerkers. Het kind kan steun zoeken en zich laten troosten, bijvoorbeeld bij het brengen. Bij het spelen gebruikt het kind de pedagogisch medewerker als veilig baken en zoekt nabijheid of oogcontact. Bewustwording van zichzelf en een eigen identiteit ontwikkelen. Bijvoorbeeld van eigen smaak bij het eten. Het kind durft iets te ondernemen. Het kind laat het merken als hij of zij iets niet prettig vindt of iets niet wilt. Vertrouwen op eigen kracht en vermogen. Het kind leert door vallen en opstaan en is niet snel ontmoedigd. Neemt zelf initiatieven. Het kind wil zelf problemen oplossen en onderzoekt zijn of haar omgeving. Positieve levenshouding; plezier in eigen lijf en leven, plezier in het omgaan met anderen. Bewustwording van identiteit, sekse, leeftijd en persoonlijke kenmerken. Het kind wordt zich bewust van zijn eigen emoties en kan die gaan benoemen.

3 Emoties Hallo! Ik ben de emotionele bril. Met mij op je neus geef je gemakkelijk complimentjes omdat je weet dat je het zelfvertrouwen van het kind daarmee prikkelt. Een knipoog of een glimlach van jou laat het kind weten dat jij er voor hem of haar bent. Mijn glazen geven de warmte en passie door die jij uitstraalt in je werk. Als je mij dagelijks oppoetst, herken je alle mogelijke emoties in het gedrag van een kind. Je veroordeelt ze niet maar biedt het kind de ruimte om er te zijn. Vanuit die veiligheid en het zich geborgen weten, kan het kind zich verder ontwikkelen. Emotionele bril

4 Sociale competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Hulp vragen en ontvangen. Bijvoorbeeld bij het aan- en uitkleden kan het goed samenwerken. Het kind weet wanneer hij zijn armpjes omhoog moet doen, wat hij of zij zelf kan en waar hulp nodig is. Gevoel van erbij horen en verbondenheid met familie en de groep in het kindercentrum. Het kind is blij als het wordt opgehaald en kijkt graag naar foto s van thuis. Het kind is trots op zijn of haar ouders. In de groep kent het kind de liedjes en weet bij welke pedagogisch medewerkers en kinderen hij of zij hoort. Anderen aanvoelen en rekening houden met elkaars gevoelens. Het kind kan andere kinderen troosten en snapt wanneer hij of zij een ander niet moet storen. Het kind kan aanwijzingen van de pedagogisch medewerker opvolgen. Zorg voor de natuur. Het kind weet hoe hij of zij met planten en dieren moet omgaan; is nieuwsgierig en zorgzaam. Samen spelen. Het kind kan: beurten geven en nemen, snappen wat andere kinderen willen, bij het spel van andere kinderen aansluiten, conflicten oplossen en verzoenen.

5 Sociaal Hoi! Ik ben de sociale bril. Als je mij opzet, zie je dat je niet alleen bent maar altijd samen met anderen. Dat maakt je ervan bewust dat je met je collega s een voorbeeld bent voor de kinderen. Het maakt je gevoelig voor signalen die kinderen uitzenden. Je ziet meteen of iemand hulp nodig heeft of liever even met rust gelaten wil worden. Jouw ogen achter mijn glazen zeggen die ander dat ze bij jou en bij de groep horen. Dat geeft hen een geborgen gevoel. Zet mij op de neusjes van kinderen en zij leren omgaan met elkaar, met de natuur en hun omgeving. Sociale bril

6 Motorisch-zintuiglijke competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Grove motorische vaardigheden zoals kruipen, lopen, rennen, springen, glijden, schommelen, dansen. Evenwicht bewaren, zoals bij los zitten, lopen, zich omdraaien, kopjeduikelen. Fijne motorische vaardigheden bij het eten, aan- en uitkleden en bij spelen met fijner materiaal als blokjes, insteekblokken, papier, verf, puzzels. Bewegen op muziek en het maken van ritmische bewegingen. Plezier in bewegen, gevaar onderkennen. Plezier in zintuiglijke ervaringen als voelen, ruiken, horen, proeven, zien. Bouwen en uitvinden. Het kind vindt oplossingen bij het maken van garages van blokken, bij hutten bouwen, bruggen maken enzovoort. Zindelijk worden; beheersing van de sluitspieren (vanaf ongeveer 2 jaar).

7 Motorisch Dag! Ik ben de motorisch-zintuiglijke bril. Ik sta nooit stil op je neus en kijk het liefst naar bewegingen. Als ik kinderen met plezier zie bewegen, word ik ook enthousiast. Ik stimuleer ze om nog wat verder of harder te gaan en let daarbij op wat ze al kunnen. Ik zoek actief naar mogelijkheden om alle zintuigen te prikkelen en vind die vaak vlakbij onder mijn neus. Met die ervaringen voelen kinderen zich steeds zelfverzekerder en zijn trots op wat ze al kunnen. Motorisch-zintuiglijke bril

8 Cognitieve competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Begrijpen en benoemen van emoties en bedoelingen bij verzorgen en samenspelen. Boos, blij, verdrietig, moe, pijn, nodig moeten plassen, mee willen doen, niet mee mogen doen enzovoort. Ontwikkelen van het denken, redeneren en begrijpen. Concreet denken: uitgaan van wat je direct kunt zien en ervaren. Abstract denken: redeneren over iets wat je niet meteen kunt zien. Gebruiken van alle zintuigen bij het verkennen van de wereld: horen, zien, voelen, proeven, ruiken. De wereld willen ontdekken. Kennen van woorden voor vertrouwde dieren, planten en dingen, voor de seizoenen en het weer. Zoeken naar verbanden tussen gebeurtenissen (oorzaak/gevolg); logisch denken. Ordenen, meten en tellen, verzamelen van vertrouwde dingen en materialen. Geconcentreerd (alleen) spelen en vasthouden aan een plan; doorzettingsvermogen. Fantasiespel.

9 Cognitief Hallo! Ik ben de cognitieve bril. Mijn montuur zou eigenlijk een vergrootglas en een verrekijker ineen moeten omvatten. Als je mij opzet, help je kinderen de wereld te ontdekken. Kinderen willen die hele grote wereld stap voor stap snappen; hun sociale wereld, de natuur en de dingen om hen heen. Je geeft de kinderen ruimte om zelf te ervaren en leert ze de betekenis van woorden en gevoelens. Met mijn hulp leer je kinderen de wereld om hen heen te begrijpen. Cognitieve bril

10 Taal- en communicatieve competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Nadoen: kind leert praten door mensen in zijn omgeving na te doen/klanken te imiteren (baby). Praten met woorden en in eenvoudige zinnen, eventueel tweede taalverwerving. Non-verbale communicatie begrijpen en gebruiken. Beurt nemen en geven. Gemotiveerd zijn om anderen te begrijpen en om zich zelf begrijpelijk uit te drukken. Luisteren naar een verhaal. Vertellen wat het voelt, wil of heeft meegemaakt. Kijken naar en begrijpen van plaatjes en foto s. Begrijpen van de betekenis van geschreven taal.

11 Taal Hoi! Ik ben de taal- en communicatieve bril. Ik lok al heel snel reacties uit want baby s beginnen meteen geluidjes te maken als ze mij zien. Ik zorg ervoor dat ik niet alleen duidelijk spreek, maar dat ook mijn lichaamstaal goed te begrijpen is en past bij wat ik zeg. Wanneer je mij op je neus hebt, lees je elke dag voor, vertelt verhaaltjes en voert gesprekjes. Je leert kinderen woorden en begrippen door ze voor te zeggen, te zingen, vaak te herhalen en de betekenis te verduidelijken met plaatjes en situaties. Taal- en communicatieve bril

12 Morele competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Emoties op een acceptabele manier uiten. Iets zeggen in plaats van slaan of schoppen. Beseffen dat het eigen handelen iets teweeg kan brengen in de wereld; dat je iemand blij kunt maken of pijn kunt doen. Respect; het kind weet dat niet alle kinderen/volwassenen hetzelfde zijn; dat zij niet allen dezelfde taal spreken en dezelfde dingen kunnen. Het kind weet dat verschillen leuk en uitdagend kunnen zijn. Gehoorzamen en goede manieren laten zien. Het kind kan aanwijzingen van de pedagogisch medewerkers opvolgen en luisteren. Het kind kan rituelen opvolgen als handen wassen, vieze schoenen uittrekken, gezicht schoonmaken na het eten; groeten bij weggaan en binnenkomen. Voor zichzelf opkomen. Als het kind onheus behandeld is, kan het dat zeggen en duidelijk maken. Het kind zegt het als hij of zij iets graag wil. Morele gevoelens uiten als trots, schuld en schaamte. Als het kind iets fout of goed heeft gedaan, is dat duidelijk of laat hij of zij dat duidelijk zien in lichaamstaal. Het kind kan het ook zeggen met woorden.

13 Moreel Dag! Ik ben de morele bril. Ik lijk strenger dan ik ben. Door mijn sterkte zie je haarscherp of de waarden en normen in jouw groep gerespecteerd worden. Je helpt kinderen zich die regels eigen maken en legt hen de waarden uit. Rituelen geven kinderen de structuur die ze nodig hebben. Ik help jou om kinderen op een gepaste wijze voor zichzelf te leren opkomen als ze graag iets willen. En dat ze andere kinderen ook de ruimte geven om zichzelf te zijn. Respect weerspiegelt elke dag in mijn glazen. Morele bril

14 Expressieve en beeldende competenties (Zie ook module 4 pagina 10 t/m 16) Voorbeelden van competenties op dit gebied zijn: Dans en beweging. Zingen en muziek maken. Tekenen, verven en beeldende uitingen. Bouwen en constructies van klein en groot materiaal. Gevoel voor schoonheid.

15 Expressief Hallo! Ik ben de expressieve en beeldende bril. Pak mij beet en je begint zelf al te dansen of te zingen. Zet mij op en je ziet fantasierijke figuren in prachtige kleuren die erom vragen geschilderd of verbeeld te worden. Met mij op is alles mogelijk! Een laken is een kleed, een spook of een schildersdoek; een stuk papier is een vlieger, een tekenvel, een muziekinstrument of een hoedje. Dat heb je precies nodig om kinderen gevoel voor schoonheid bij te brengen en zich op allerlei manieren te kunnen uitdrukken. Expressieve en beeldende bril

16 Colofon Z evenzien methodiek voor ontwikkelingsgericht werken met kinderen Z evenzien is ontwikkeld in opdracht van Stichting Kinderopvang Alphen aan den Rijn (SKA) door de Maatschap Van Duuren, Van Zuylen & partners, 2011 Vormgeving : Groos ontwerpt! ( Drukwerk : Okay Color Graphics ( Kijk voor meer informatie op de officiële website van de methodiek: