3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 1 van 5
|
|
- Fedde van Doorn
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 1 van 5 Inleiding Hoe maak je een lorenzcurve uit losse meetwaarden? Gegeven: 10 bedrijven met omzet: 40, 56, 90, 201, 162, 31, 170, 180, 191, 118 ( mln ) i Sorteren: zet de meetwaarden op volgorde van laag naar hoog, of andersom: x: het aantal meetwaarden, y: de meetwaarde (de omzetcijfers) x y of: y ii Cumuleren: x-cum = aantal bedrijven bij elkaar; y-cum = de bijbehorende omzet x-cum y-cum of: y-cum iii Standaardiseren: stel de totalen van x-cum en y-cum op %. x-cum y-cum 0 2,5 5,7 10,3 17,5 27,0 40,1 53,8 68,4 83,8 of: y-cum 0 16,2 31,6 Lorenzcurves omzetverdeling: omzetverdeling (oorspr. gegevens) omzetverdeling (gestandaardiseerd) Bij de onderste lijn zijn de meetwaarden van laag naar hoog gecumuleerd, de lijn wordt daarbij steeds steiler. Bij de bovenste lijn is het andersom.
2 3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 2 van 5 Abstracte omschrijving lorenzcurve Een lorenzcurve geeft aan hoe meetwaarde y is verdeeld over de populatie. (Hou het aantal meetwaarden en de meetwaarden zelf goed uit elkaar.) Een punt (x, y) op de lorenzcurve geeft aan: x% van het aantal bevat y% van de som van alle meetwaarden. Een lorenzcurve heeft twee vaste punten (0, 0) en (, ). y iii iv ii Rechtsboven staan vier lorenzcurven. Achter de curves ii en ii 0 zitten uitsluitend positieve meetwaarden. Bij de curves i en iv 0 i is de som van alle meetwaarden positief, maar doen ook negatieve meetwaarden mee, daarom zie je bij i dat y eerst daalt en daarna stijgt x De lorenzcurve is breed toepasbaar: het inkomen van personen, het geboortegewicht van jongetjes in Nederland in 2009, het elektriciteitsverbruik van landen, de winsten van bedrijven, de vermogens van huishoudens, de uitstoot van broeikasgassen door landen, enz. De vorm van een lorenzcurve: Bij cumuleren van de meetwaarden van laag naar hoog wordt de helling steeds steiler. Als er ook negatieve meetwaarden zijn zal de lijn eerst dalen. Als er meetwaarden 0 zijn, zal de lijn een stukje horizontaal lopen. Bij cumuleren van hoog naar laag wordt de helling almaar vlakker. Als er ook negatieve meetwaarden zijn schiet de lijn boven y = uit, om daarna om te buigen naar het eindpunt (, ). Als de laatste meetwaarden 0 zijn, is er aan het eind van de lijn een stukje waarvoor y =. Voorbeeld personele inkomensverdeling De inkomens van personen tellen op tot 40 miljoen euro. Punten van de lorenzcurve: A: (0, 0), B: (18, 4), C: (72, 44), D: (80, 50) en E: (, ). a Leid af dat is gecumuleerd van laag naar hoog inkomen. b Teken de lorenzcurve. Het kan handig zijn om eerst met de gestandaardiseerde waarden van de lorenzcurve te werken, en pas daarna met de echte waarden. In dit geval: 1 «persoon» = 10 personen. En 1 geldeenheid = 1 ge = euro. De helling van de lijn van (0, 0) naar (, ) is het gemiddeld inkomen per «persoon» : ge = 1 ge per «persoon» = /10 = per persoon. «personen» c Teken een gestippeld lijnstuk, waarvan de helling gelijk is aan het gemiddeld inkomen per «persoon» uit de groep «personen» met rugnummers 73 t/m 80. d Hoe hoog is het gemiddeld inkomen per persoon in de groep «personen» 73 t/m 80? Beoordeel met juist onjuist als is gecumuleerd naar toenemend inkomen per persoon: e Als ook negatieve inkomens meedoen, gaat y eerst naar omlaag en neemt daarna toe tot y =. Juist Onjuist. Iemand met een verlies lijdend bedrijf kan een negatief inkomen hebben. f Schets een mogelijke lorenzcurve als ook negatieve inkomens meedoen.
3 3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 3 van 5 Oefenopgave 1 inkomen en vermogen (uit oude examenbundel vwo economie-1) De regering van een land vindt de vermogensverdeling te scheef. Een deel van de huishoudens heeft een negatief vermogen. Er wordt gezocht naar een mogelijkheid daaraan iets te doen. Gedacht wordt aan het instellen van een vermogensbelasting. De opbrengst daarvan zal worden gebruikt om via subsidies op woningen het eigen woningbezit te stimuleren voor de 20%-groep huishoudens met het laagste inkomen. Voor de analyse van dit beleidsvoorstel wordt onder andere gebruik gemaakt van figuur 1. toelichting bij de figuur - De inkomensverdeling heeft betrekking op het primaire inkomen. - De indeling in huishoudens is gebaseerd op de inkomensverdeling. - Het aantal huishoudens bedraagt met een gemiddeld vermogen van a Wat wordt bedoeld met negatief vermogen? Een stijging van het inkomen kan leiden tot extra stijging van het vermogen. Omgekeerd kan iemands vermogen een bijdrage leveren aan zijn inkomen. b Geef voor beide samenhangen een verklaring. c Bereken met behulp van de gegevens het gemiddelde vermogensbedrag per huishouden in de 20%-groep met het hoogste inkomen. De vermogensbelasting bedraagt 0,5% van het vermogen van een huishouden boven het vrijgesteld vermogen; over de eerste (vrijgesteld) vermogen hoeft geen belasting te worden betaald en de maximale vermogensbelasting bedraagt d Bereken vanaf welk vermogen de vermogensbelasting degressief is. e Waaruit blijkt dat dit beleidsvoorstel tot vermogensherverdeling invloed kan hebben op de tertiaire inkomensverdeling? f Toegevoegd. Hoe groot is het gemiddelde negatieve vermogen per huishouden binnen de eerste 40% van de huishoudens?
4 3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 4 van 5 Oefenopgave 2 verdienen en gokken Een onderzoekster vermoedt dat de inleg in kansspelen toeneemt naarmate het inkomen afneemt. De lorenzcurven bevestigen grotendeels haar vermoeden. Inleg is het bedrag waarvoor mensen meedoen aan kansspelen. De populatie is verdeeld in 6 groepen, gecumuleerd naar toenemend inkomen per persoon. Groepen i en vi bevatten 10% van de populatie, de andere groepen 20%. a Geef een economische verklaring voor het vermoeden van de onderzoekster. b Voor welke inkomensgroep(en) wordt dit vermoeden niet bevestigd? Motiveer. De kansspelbelasting is 29% van het ontvangen prijzengeld. Van de inleg wordt 90% als prijzengeld uitgekeerd, de rest is voor dekking van de uitvoeringskosten. Het zwarte circuit in deze sector wordt op 20% geschat. De kansspelbelasting levert de fiscus 580 miljoen euro op. c Bereken het geschatte bedrag voor de inleg op miljoen euro nauwkeurig. 1 MAN: 1% van de populatie. 1 GE: 1% van het totale inkomen. 1 ge: 1% van de totale inleg kansspelen. Dus MAN verdienen GE en hun inleg is ge. In vraag d zijn de groepen iii en iv samengevoegd. Het gemiddeld inkomen in de combinatiegroep kan worden afgeleid uit de helling y/ x van de bovenste stippellijn. d Leg uit hoe je grafisch kunt afleiden dat het gemiddeld inkomen in de combinatiegroep lager is dan in de gehele populatie. Door een betere schatting van het zwarte circuit wordt inleg kansspelen gesteld op 3 mld. Het totale inkomen bedraagt 341 mld. Gemiddeld over de gehele populatie is inleg kansspelen gelijk aan 0,88% van het inkomen. De populatie bestaat uit 10 miljoen mensen. e Bereken voor groep ii het gemiddeld percentage van het inkomen dat wordt uitgegeven aan het meedoen aan kansspelen.! 2 bonuspunten als het antwoord wordt gevonden met zo min mogelijk gegevens. De onderste stippellijn die de curve inkomen raakt bij x = 50 heeft een helling van 0,93. f Bereken met behulp hiervan het inkomen bij de mediaan.
5 3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 5 van 5 Oefenopgave 3 omzet en winst in de binnenvaart In de binnenvaart is het vrachtvervoer verdeeld over zelfstandige schippers. De grootste schippers hebben een duwboot voor wel zes duwbakken, de kleinste varen een kleine rijnaak. Normaal is de winstmarge (= winst in % van de omzet) groter naarmate de schipper meer capaciteit heeft. De recessie doorbreekt dit normale patroon: de hoogste winstmarge zit niet meer bij de grootste aanbieders. Integendeel, zij lijden verlies. De andere aanbieders hebben nog net een beetje winst. Hieronder staan de lorenzcurven voor de gecumuleerde omzet (in%) en de gecumuleerde winst (in %) in één grafiek. Horizontaal: het aantal schippers (cumulatief percentage), verdeeld over 6 groepen naar toenemende omzet per schipper. Groep i en vi bevatten 10% van de populatie, de andere groepen 20%. Verticaal: gecumuleerde percentages van de totale omzet en de totale winst. De totale omzet van alle schippers samen bedraagt 800 miljoen euro. Het verlies van de schippers van groep vi bedraagt 4 miljoen. Er zijn in totaal schippers. a Verklaar, uitsluitend gebruik makend van punten op de omzetcurve, dat de gemiddelde omzet per schipper in groep iv 10% hoger is dan de gemiddelde omzet per schipper over de hele sector gezien. b Bereken de winst van alle schippers die winst maken. c Bereken de gemiddelde winstmarge voor de binnenvaartsector. d Bereken de gemiddelde winstmarge van de schippers uit groep iv.! 2 bonuspunten als het antwoord wordt gevonden met zo min mogelijk gegevens. Grote schippers varen met personeel, bij kleine schippers bestaat de bemanning vaak uit een echtpaar. De toenemende globalisering die binnen de EU bijvoorbeeld blijkt uit een steeds meer geïntegreerde arbeidsmarkt geeft op den duur voordelen aan de grootste schippers. e Geef hiervoor een verklaring. f Welk effect heeft dit op den duur op de omzetcurve? ##
6 antwoorden 3 oefenopgaven lorenzcurve Inleiding a Tussen de punten A en B zit de groep met de laagste inkomens: 18% van de bevolking met 4% van het inkomen. Tussen B en C: 54% van de mensen en 40% van het inkomen, enz. Uit 4/18 < 40/54 < 6/8 < 50/20 volgt dat het inkomen per persoon oploopt. bcde b Zelf doen. c. Stippellijn door de punten C en D. d. 6/ = e. Juist. f De helling van de lorenzcurve zwakt af, het maximum van y komt boven uit, vanuit het maximum daalt y naar. 1a Als de schulden groter zijn dan de waarde van de bezittingen (zoals banktegoeden, beleggingen in aandelen en obligaties, onroerende goed, kunstvoorwerpen). b Als hoger inkomen leidt tot hogere bedragen voor sparen en beleggen neemt het vermogen extra toe. Vermogen levert vaak inkomen op in de vorm van rente, dividend of winst uit onderneming. c Op de vermogenslijn vergelijken we de (x,y) waarden (80,20) en (,). Dus 20% van de huishoudens heeft 80% van het vermogen. Gemiddeld over alle huishoudens gezien heeft 20% van de huishoudens 20% van het totale vermogen. Dus deze groep heeft 80/20 = 4 zoveel als gemiddeld. Dus gemiddeld vermogen per huishouden in het 5 e kwintiel: = d Uit de gegevens volgt: B= 0,005(V ) ; B: belasting; V: vermogen; Aanvullende voorwaarden: B 0 en B Degressie betekent dat B/V afneemt als V toeneemt. B/V = 0, /V. Volgens deze formule neemt B/V toe tot 0,005 als V toeneemt tot. Maar we weten dat B =4000 vanaf een bepaalde V*. Dus in domein [0,V*] heb je progressie en in domein [V*, ] degressie. Nu nog V* oplossen uit 4000 = 0,005(V* ) V* = 4000/0, = e Subsidies op (kosten voor) de woning zijn een positief onderdeel van het tertiair inkomen. Belastingen zijn een negatief onderdeel van het tertiair inkomen. De belasting zal vooral bij de hogere inkomensgroepen vandaan komen en de subsidies komen bij de lagere terecht. De tertiaire inkomensverdeling wordt minder scheef. f Het totale vermogen van alle huishoudens bedraagt geldeenheden, dus 1 geldeenheid per huishouden, dat is Het negatieve vermogen van de eerste 40% groep bedraagt -10 geldeenheden, dus -1/4 geldeenheid per huishouden. Dus -1/ = a Het geloof dat je financieel hogerop kunt komen via carrière maken en alles wat daar bij hoort is bij lagere inkomensgroepen vaak niet groot. Een gokje wagen wordt dan extra aantrekkelijk. b Groepen i t/m v omdat de hoogste toename van de inleg bij groep i hoort, namelijk 30/10 ge per MAN, en de inleg per man neemt af tot 5/20 ge per MAN in groep v. In groep vi neemt de inleg weer toe tot 10/10 per MAN. Methode: y/ x tussen twee punten bepalen. c (580/0,29)/0,90 = inleg witte circuit mln /0,80 = totale inleg mln d Punten op de stippellijn: (50, 30) en (70, 48). De stippellijn heeft als helling y/ x = 18/20 = 0,95. 0,95 GE/MAN is lager dan 1 GE/MAN. e inleg groep ii ( y langs de inlegcurve) = 25 ge = 0,88% 25 GE {ge = 0,88%GE} inkomen groep ii ( y langs de inkomenscurve)= 10 GE. inleg /inkomen = 0,88% 25/10 = 2,2 %. f 0,93 GE MAN 0, mld 10 mln personen = 0, per pers. 3a Verticaal geldeenheden GE van 0 tot. Horizontaal SKIPPERS van 0 tot. gemiddeld inkomen groep iv: 22/20 = 1,10 GE/SKIPPER. gemiddeld inkomen over de gehele populatie: / = 1 GE/SKIPPER 1,10 ligt 10% boven 1. b 4 mln = 10 GE. Totale winst van de winstmakers = 110 GE = (110/10) 4 mln = 44 mln. c Totale winst van de hele binnenvaart= GE = (/10) 4 mln = 40 mln. Gemiddelde winstmarge = 40/800 = 0,05 = 5% d (92% 38%) 5% totale omzet (52% 30%) totale omzet = % = 12,5% e De toevloed van goedkope arbeiders uit de nieuwe EU landen is in hun voordeel. f De grootste schippers vergroten hun omzetaandeel. Punt (90, 80) en punt (70, 52) verschuiven naar omlaag, dus lagere y-waarden voor deze punten. ##
3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 1 van 4
3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 1 van 4 Inleiding Abstracte beschrijving Een lorenzcurve geeft aan hoe meetwaarde y is verdeeld over de populatie x. Een lorenzcurve loopt van (x, y) = (, ) tot (1, 1).
Nadere informatieVijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5
ijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 Opgave 1 Gegevens: q a = 0,6p ; q a : aanbod tarwe van boeren in de EU q v = -0,1p + 40; q v : vraag naar tarwe binnen de EU (q: hoeveelheid
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2005-II
Opgave 1 Quartaire sector onder vuur In de periode 1998-2001 steeg de arbeidsproductiviteit in de Nederlandse economie. Die productiviteitsstijging was niet in iedere sector even groot, zoals blijkt uit
Nadere informatie4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro.
Grote opgave personele inkomensverdeling Blz. 1 van 4 personele inkomensverdeling Inkomensverschillen tussen personen kunnen te maken hebben met de verschillende soorten inkomen. 1 Noem drie soorten primair
Nadere informatieUIT personele inkomensverdeling
De personele inkomensverdeling. Bij de personele inkomensverdeling kijken we naar de verschillen tussen rijk en arm, in een land. Omdat we niet alle inkomens in een land individueel kunnen vergelijken,
Nadere informatieCompex wiskunde A1-2 vwo 2004-I
KoersSprint In deze opgave gebruiken we enkele Excelbestanden. Het kan zijn dat de uitkomsten van de berekeningen in de bestanden iets verschillen van de exacte waarden door afrondingen. Verder kunnen
Nadere informatie6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod
6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 26 727 Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) Nr. 130 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur
Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) havo 5
Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte
Nadere informatieDE LORENZKROMME. Lorenzkromme 1
DE LORENZKROMME Lorenzkromme 1 1. INKOMENSVERSCHILLEN VERKLAARD Elk jaar stelt managementadviesbureau Berenschot speciaal voor Elsevier een lijst op van 257 veel voorkomende functies en het daarvoor betaalde
Nadere informatieEindexamen wiskunde B havo II
Tonregel van Kepler In het verleden gebruikte men vaak een ton voor het opslaan en vervoeren van goederen. Tonnen worden ook nu nog gebruikt voor bijvoorbeeld de opslag van wijn. Zie de foto. foto Voor
Nadere informatieExamen VWO-Compex. wiskunde A1
wiskunde A1 Examen VWO-Compex Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 1 juni 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 87 punten te behalen; het examen bestaat uit 24 vragen.
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) vwo 4
1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over
Nadere informatieMarkt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6
Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 1 Nog niet zo lang geleden had je als boer te maken met een melkquotum. Een melkquotum betekent dat je een maximale hoeveelheid
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2012 tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur oud programma economie Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 28 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen.
Nadere informatieNetto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden
Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele
Nadere informatieVeranderingen Antwoorden
Veranderingen Antwoorden Paragraaf 1 1a Waarschijnlijk hoeveel procent je energie is van je maximale hoeveelheid 1b Het gemiddelde ligt veel hoger, Bekijk de oppervlakte tussen de grafiek en de stippellijn.
Nadere informatieExamen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen HAVO 20 tijdvak 2 woensdag 22 juni 3.30-6.30 uur wiskunde B Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 9 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 78 punten te behalen. Voor elk
Nadere informatieEindexamen wiskunde A1 vwo 2004-I
Bevolkingsgroei Begin jaren negentig verscheen in NRC Handelsblad een artikel over de bevolkingsgroei en de gevolgen van deze groei. Bij dit artikel werden onder andere de onderstaande figuren 1A, 1B,
Nadere informatieVoor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:
economie 1 Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs 20 05 Tijdvak 2 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels
Nadere informatie2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.
2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal
Nadere informatieVeranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017
Veranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017 100% 100% Gini coefficient = A/A+B Gini =0 dan helemaal gelijke verdeling Gini = 1 dan helemaal ongelijke verdeling Ink Ink A A B B 0% personen
Nadere informatieExamen VWO-Compex. wiskunde A1,2
wiskunde A1,2 Examen VWO-Compex Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 1 juni 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen; het examen bestaat uit 22 vragen.
Nadere informatieEindexamen wiskunde A1-2 havo 2007-II
Eindexamen wiskunde A- havo 007-II Beoordelingsmodel Sprintsnelheid maximumscore 4 De toenamen zijn achtereenvolgens 37,5 ; 0,5 ; 3,0 ; 3,5 ; 3,5 De staven zijn getekend bij 0, 40, 60, 80 en 00 meter Er
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;
Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari 2002 6 104 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 4.3 t/m 5 4.3 & 4.4 begrippen; arbeidsinkomen voor werknemers is dit het loon en voor zelfstandigen
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 1 juni 13.30 16.30 uur
wiskunde A1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 1 juni 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 83 punten te behalen; het examen bestaat uit
Nadere informatieGroei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2
Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 import: 250 + 29 + 139 + 415 460
Nadere informatieEindexamen havo economie 2013-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) monopolie bij (2) toe
Nadere informatieGoede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen
Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte
Nadere informatieI. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.
1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de
Nadere informatieExamen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)
Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal zijn 88 punten te behalen; het examen bestaat
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieEindexamen vwo economie I
Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een
Nadere informatieWelvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?
1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte
Nadere informatieFactor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.
Samenvatting door een scholier 1569 woorden 23 juni 2017 5,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Wiskunde Moderne wiskunde Wiskunde H1 t/m H5 Hoofdstuk 1 Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet
Nadere informatie(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a
Samenvatting wiskunde h4 hoofdstuk 3 en 6, h5 hoofdstuk 4 en 6 Hoofdstuk 3 Voorkennis Bij het rekenen met machten gelden de volgende rekenregels: - Bij een vermenigvuldiging van twee machten met hetzelfde
Nadere informatieOefeningen Producentengedrag
Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De
Nadere informatieOm een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.
Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende
Nadere informatieExamen VWO. wiskunde C (pilot) tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VWO 2015 tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-16.30 uur wiskunde C (pilot) Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 21 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 76 punten te behalen.
Nadere informatieHoofdstuk 4 Inkomensongelijkheid 4.1. a/b/c.
Hoofdstuk 4 Inkomensongelijkheid 4.1. a/b/c. 4.2. a/b. (1) (2) (3) (4) (5) (6) bruto inkomen bruto inkomen cumulatief in % in % % van het totaal ( 1.000) van het totaal inkomensgroep van het totale inkomen
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieWAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?
VRAAG & AANBOD WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF? De vraag naar een product kan bepaald worden door: Ø Een toe of afname van de bevolking Ø Een toe of afname van het inkomen Ø Een toe of afname behoeften
Nadere informatieExamen HAVO. Wiskunde A1,2
Wiskunde A1,2 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 25 mei 13.30 16.30 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 19 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een
Nadere informatie2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.
2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders
Nadere informatieEindexamen havo economie oud programma 2012 - I
Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede
Nadere informatieVermogen in Nederland gelijker verdeeld sinds eind negentiende eeuw
Vermogen in Nederland gelijker verdeeld sinds eind negentiende eeuw Koen Caminada, Universiteit Leiden Kees Goudswaard, Universiteit Leiden Marike Knoef, Universiteit Leiden De verdeling van vermogen in
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.
1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe
Nadere informatieKwadratische verbanden - Parabolen klas ms
Kwadratische verbanden - Parabolen klas 01011ms Een paar basisbegrippen om te leren: - De grafiek van een kwadratisch verband heet een parabool. - Een parabool is dalparabool met een laagste punt (minimum).
Nadere informatieEERSTE AFGELEIDE TWEEDE AFGELEIDE
Lesrief EERSTE AFGELEIDE etreme waarden raaklijn normaal TWEEDE AFGELEIDE uigpunten 6/7Np GGHM03 Inleiding Met ehulp van de grafische rekenmachine kun je snel zien of de grafiek daalt of stijgt. Het horizontaal
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatieVoor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:
economie 1 Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs 20 05 Tijdvak 2 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel
Nadere informatieExamen VWO 2015. wiskunde C. tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VWO 2015 tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-16.30 uur wiskunde C Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 22 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 79 punten te behalen. Voor
Nadere informatieLeidenincijfers Particuliere huishoudens en -inkomens in de Leidse regio
Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming 2015 Particuliere huishoudens en -inkomens in de Leidse regio BELEIDSONDERZOEK 071-516 5122 I info@leidenincijfers.nl
Nadere informatieEindexamen vwo economie pilot 2013-I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 maximale winst als MO
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Vervoer
Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet
Nadere informatieManagement en Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 11. Oefenopgaven: aandelen, intrinsieke waarde en dividend
Management en Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 11 Oefenopgaven: aandelen, intrinsieke waarde en dividend Opgave 1 Een nv beschikt op 1 januari 2010 over de volgende gegevens: - geplaatst aandelenvermogen 40.000.000
Nadere informatieextra oefeningen HOOFDSTUK 4 VMBO 4
extra oefeningen HOOFDSTUK 4 VMBO 4 1. a. Teken in één assenstelsel de grafieken bij de formules y = 4x - 3 en y = 7 - x b. Bereken de coördinaten van het snijpunt c. Teken in hetzelfde assenstelsel de
Nadere informatieExamen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Eamen HAV 0 tijdvak woensdag 0 juni 3.30-6.30 uur wiskunde B (pilot) Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage.. Dit eamen bestaat uit 0 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 8 punten te behalen. Voor elk vraagnummer
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-I
Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur
Economische wetenschappen I en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 2 juni 3.3 6.3 uur 2 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel
Nadere informatieEindexamen havo wiskunde B pilot II
Het gewicht van een paard Voor mensen die paarden verzorgen figuur 1, is het belangrijk om te weten hoe zwaar hun paard is. Het gewicht van een paard kan worden geschat met behulp van twee afmetingen:
Nadere informatieDomein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman
Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! Opgaven vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn van
Nadere informatieFormules en grafieken Hst. 15
Formules en grafieken Hst. 5. De totale kosten zijn dan : 0,5. 0000 = 0.000 dollar. Dan zijn de kosten per ton, dollar. De prijs is dan :,. 0.000 = 4.000 dollar. 0,50 dollar per ton en 4000 mijl. Aflezen
Nadere informatieAntwoorden Veranderingen van functies vwo5a
Antwoorden Veranderingen van functies vwo5a Hoofdstuk 0: Veranderingenn Opgave 1 a. b. c. Opgave 2 a. rechte lijn b. x 0 1 2 3 4 5 6 toename 909 1276 1792 2516 3532 4959 c. (17,5 5) / 15 = 0,83 miljoen
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische
1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 Voordat de export wegviel was er evenwicht op de
Nadere informatieToetsopgaven vwo A/B deel 2 hoofdstuk 7
Toetsopgaven vwo A/B deel hoofdstuk 7 Opgave In 98 werd de cd-speler in Nederland geïntroduceerd. Daarvoor werd muziek afgespeeld op platenspelers. Op januari 983 waren er 35000 cd-spelers in de Nederlandse
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2007-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 totale opbrengsten bij 20.000
Nadere informatieBijlage III Het risico op financiële armoede
Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,
Nadere informatieExact periode 1.2 % 1
Exact periode 1.2 % 1 Rekenen met procenten (%).. Pro-cent betekent eigenlijk per honderd. 8% van 15,6 wordt dus Schrijf als breuk. 10%= 50%= 25%= 37%= 12,5%= 2 Bij procentensommen is het handig om te
Nadere informatieCorrectievoorschrift HAVO
Correctievoorschrift HAVO 2010 tijdvak 2 economie tevens oud programma economie 1,2 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel
Nadere informatieExamen HAVO en VHBO. Economie
Economie Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 1 VHBO Tijdvak 2 Woensdag 19 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 36 vragen.
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging
Nadere informatieOpdracht 1 Macro-economie [30p]
Opdracht 1 Macro-economie [30p] De effectieve vraag van land Angeloziё bestaat uit de voorgenomen consumptie van de gezinnen en de voorgenomen investeringen van de bedrijven. In dit land was het Bruto
Nadere informatie5.0 Voorkennis. Rekenen met machten: Let op het teken van de uitkomst; Zet de letters (indien nodig) op alfabetische volgorde.
5.0 Voorkennis Rekenen met machten: Let op het teken van de uitkomst; Zet de letters (indien nodig) op alfabetische volgorde. Vermenigvuldigen is eponenten optellen: a 3 a 5 = a 8 Optellen alleen bij gelijknamige
Nadere informatieCorrectievoorschrift HAVO
Correctievoorschrift HAVO 007 tijdvak wiskunde A, Het correctievoorschrift bestaat uit: Regels voor de beoordeling Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores Regels voor
Nadere informatieUITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I
TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 NIVEAU: HAVO EAMEN: 2002-I De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni uur
Wiskunde A (oude stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal 9 punten te behalen; het examen bestaat uit 2 vragen.
Nadere informatieExamen VWO-Compex. Wiskunde A1 (nieuwe stijl)
Wiskunde A1 (nieuwe stijl) Examen VWO-Compex Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 27 mei 13.30 16.30 uur 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 86 punten te behalen; het examen bestaat
Nadere informatieMacro-economie examenvragen
Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.
Nadere informatieCorrectievoorschrift HAVO
Correctievoorschrift HAVO 2007 tijdvak 2 economie 1 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 1 Regels
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2006-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord
Nadere informatieleeftijd kwelder (in jaren)
Kwelders De vorm van eilanden, bijvoorbeeld in de Waddenzee, verandert voortdurend. De zee spoelt stukken strand weg en op andere plekken ontstaat juist nieuw land. Deze nieuwe stukken land worden kwelders
Nadere informatieVoor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:
economie 1 Compex Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 11
Extra opgaven hoofdstuk Opgave Van een landbouwbedrijf zijn de input- en outputrelaties in onderstaande tabel weergegeven. We veronderstellen dat alleen de productiefactor arbeid varieert. Verder is gegeven
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) volkomen concurrentie bij (2) niet bij (3)
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieDe Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011
a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl
Nadere informatie