Ritueel slachten. Een gevecht om een recht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ritueel slachten. Een gevecht om een recht"

Transcriptie

1 Ritueel slachten Een gevecht om een recht Laurens Vellekoop Juli 2012

2 Scriptie Titel: Ritueel slachten Ondertitel: Een gevecht om een recht Student Laurens Vellekoop Studentnummer: Telefoon: Begeleider mr. dr. A.J. Nieuwenhuis Datum 13 juli

3 Inhoudsopgave Inleiding 4 1. Artikel 9 EVRM Het EVRM Reikwijdte Godsdienst/overtuiging Manifestatie/belijdenis Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk Beperkingsmogelijkheden Voorzien bij wet Legitiem doel Noodzakelijk in een democratische samenleving Dringende maatschappelijke behoefte Proportionaliteit/subsidiariteit Pertinentie Margin of appreciation Wetsvoorstel Thieme De rituele slacht Ritueel slachten in Europa Het wetsvoorstel Doelcriteria Aantasting dierenwelzijn 24 Conclusie 27 Bronnenlijst 30 3

4 Inleiding Op 2 september 2008 diende Marianne Thieme, partijleider en voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Dieren, het wetsvoorstel in tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Dit in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten (wetsvoorstel Thieme). Deze initiatiefwet strekt tot een algeheel verbod op het onverdoofd ritueel slachten van dieren. 1 Naar aanleiding van het voorstel ontstond een levendige discussie op zowel politiek als maatschappelijk gebied waarin vooral de emotie regeerde en de juridische context nog al eens uit het oog werd verloren. Nadat een aangepaste versie van het voorstel op overtuigende wijze door de Tweede Kamer was aangenomen, 2 werd het wetsvoorstel door de Eerste Kamer met een ruime meerderheid van 51 tegen 21 stemmen verworpen. 3 In een reactie op de verwerping verklaarde Thieme niet bij de pakken neer te gaan zitten, maar terug te gaan naar de Tweede Kamer met een nieuw voorstel. Daarin zal ze naar eigen zeggen enkele van de bezwaren die in de Eerste Kamer genoemd werden, meenemen. 4 De bezwaren waarop ze met name zal doelen, zijn die betreffende de verenigbaarheid van het wetsvoorstel met de vrijheid van godsdienst. Voor een groot aantal senatoren vormden die bezwaren de aanleiding om tegen het voorstel te stemmen. Op de verhouding tussen het wetsvoorstel en de vrijheid van godsdienst zal in deze scriptie dieper worden ingegaan. Onderzocht zal worden hoe het wetsvoorstel zich verhoudt met de vrijheid van godsdienst zoals neergelegd in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). 5 Het onderzoek zal geschieden aan de hand van de onderzoeksvraag: Is het wetsvoorstel Thieme, inhoudende een algeheel verbod op het onverdoofd slachten van dieren, te verenigen met het recht op godsdienstvrijheid van artikel 9 EVRM? Deze scriptie bestaat uit twee hoofdstukken en een conclusie. Het eerste hoofdstuk dient als conceptueel kader en kan worden opgesplitst in twee delen. Na een korte introductie van het 1 Kamerstukken II, , , nr Kamerstukken II, , , nr. 98, item Kamerstukken I, , , nr. 33, item 5. 4 M. Remie, Eerste Kamer verwerpt verbod rituele slacht Thieme komt met nieuw voorstel, NRC, 19 juni 2012, te raadplegen via 5 Verdrag van 4 november 1950, Trb. 1951,

5 EVRM zal in het eerste deel worden ingegaan op de reikwijdte van het eerste lid van artikel 9 EVRM. In het tweede deel zal vervolgens worden stilgestaan bij de in het tweede lid geformuleerde beperkingsmogelijkheden. In hoofdstuk twee staat naast het wetsvoorstel ook de rituele slacht in het algemeen centraal. Onder meer zal worden ingegaan op de geschiedenis van het ritueel slachten in Nederland, de regelgeving betreffende onverdoofd ritueel slachten in andere Europese landen en op de aantasting van het dierenwelzijn als gevolg van de rituele slacht. In de conclusie zal aan de hand van het beslissingsschema van het EVRM worden beoordeeld of het wetsvoorstel in overeenstemming is met de vrijheid van godsdienst. 5

6 1. Artikel 9 EVRM Het recht op godsdienstvrijheid wordt in Nederland door verschillende bepalingen gewaarborgd. Artikel 6 van de Grondwet (Gw), art. 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR) 6 en art. 9 van het EVRM bepalen alle dat een ieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging te belijden en stellen eisen aan een eventuele beperking van dat recht. Toch is vooral art. 9 EVRM van belang voor de bescherming van godsdienstvrijheid in Nederland. Dit heeft ten eerste te maken met het feit dat formele wetgeving op grond van art. 94 Gw door de rechter kan worden getoetst aan een ieder verbindende internationale bepalingen, zoals art. 9 EVRM en 18 IVBPR. Vanwege het toetsingsverbod van art. 120 Gw is een rechter niet bevoegd om een formele wet te toetsen aan art. 6 van de Grondwet. 7 Ten tweede doet het toezichthoudende orgaan van het EVRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)), in tegenstelling tot dat van het IVBPR (Mensenrechtencomité), bindende uitspraken en is de jurisprudentie van het EHRM wat betreft bescherming van de godsdienstvrijheid uitgebreider en beter ontwikkeld. 8 Voor de beoordeling van de verenigbaarheid van het wetsvoorstel Thieme met de vrijheid van godsdienst biedt art. 9 EVRM daarom het meest geschikte kader. Voordat in de paragrafen 1.2 en 1.3 nader in zal worden gegaan op respectievelijk de reikwijdte en beperkingsmogelijkheden van art. 9 EVRM volgt nu eerst een korte introductie van het EVRM. 1.1 Het EVRM Op 5 mei 1949 werd als reactie op de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog de Raad van Europa opgericht. 9 Volgens het Statuut van de Raad van Europa is het doel van de organisatie om de eenheid tussen zijn leden te bevorderen, ten einde hun gemeenschappelijke idealen en beginselen veilig te stellen en te verwezenlijken alsmede hun economische en sociale vooruitgang te bevorderen. 10 Deze doelstelling dient volgens het Statuut onder meer te worden nagestreefd door het sluiten van verdragen op het gebied van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 11 In het kader daarvan kwam in 1950 het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden tot stand. Het verdrag voorzag niet alleen in de opsomming van rechten en vrijheden maar tevens in de oprichting 6 Verdrag van 19 december 1966, Trb. 1969, Elzinga, De Lange en Hoogers 2006, p Barkhuysen, Van Emmerik en Rieter 2002, p Vande Lanotte en Haeck 2005, p Statuut van de Raad van Europa art. 1a (Stb.J 341). 11 Statuut van de Raad van Europa art. 1b (Stb.J 341). 6

7 van twee onafhankelijke toezichthoudende organen. De Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (ECRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Sinds 1950 heeft het EVRM zich enorm ontwikkeld. Zo kent het verdrag inmiddels 14 protocollen en is ook het aantal verdragspartijen fors toegenomen. Om de grote werkdruk die dat met zich meebrengt te verminderen, is in 1998 besloten tot oprichting van een nieuw Hof waarin de Commissie en het oude Hof werden samengevoegd. 12 Dit Hof kan op drie manieren worden benaderd. Via het individuele klachtrecht (art. 34 EVRM), via het klachtrecht van staten (art. 33 EVRM) of via de bevoegdheid van het Comité van Ministers om advies te vragen (art. 47 EVRM). 13 Omdat het in vrijwel alle gevallen waarin wordt geklaagd een individuele klacht betreft, is de betekenis van de laatste twee procedures beperkt. Iedere natuurlijke persoon, niet-gouvernementele organisatie of groep van particulieren kan van het individuele klachtrecht gebruik maken mits de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. 1.2 Reikwijdte In het eerste lid van art. 9 EVRM worden rechten toegekend terwijl in het tweede lid beperkingen op deze rechten door de staat, mogelijk worden gemaakt. Voordat in paragraaf 1.3 uitgebreid wordt stilgestaan bij de mogelijkheid tot beperking, zal eerst dieper worden ingegaan op de reikwijdte van het artikel. Artikel 9 lid 1 EVRM luidt als volgt: 1. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften. De bescherming die het artikel biedt, is tweeledig. Door een ieder het recht toe te kennen op het hebben van een geloof en op het veranderen van geloof, waarborgt het eerste deel van lid 1 de interne vrijheid van godsdienst ( forum internum ). Dit forum internum is een absoluut recht waarop geen beperkingen mogelijk zijn. 14 Door toekenning van het recht om een godsdienst of levensovertuiging te belijden of uit te dragen, wordt in het tweede deel van het eerste lid de externe godsdienstvrijheid gewaarborgd ( forum externum ). Het forum 12 Barkhuysen 2004, p Barkhuysen 2004, p Vgl. ECRM 9 mei 1989, nr /85, par. 47 (Peter Darby tegen Zweden). 7

8 externum is in tegenstelling tot het forum internum een relatief recht waaraan conform het tweede lid van art. 9 EVRM beperkingen kunnen worden opgelegd. Omdat beide rechten in grote mate met elkaar samenhangen, is het in een concreet geval vaak moeilijk om een lijn te trekken tussen enerzijds het hebben van een geloof of overtuiging en anderzijds het uiten daarvan. 15 Om vast te kunnen stellen of er in een concreet geval sprake is van een inbreuk op de godsdienstvrijheid, dienen allereerst de begrippen godsdienst en levensovertuiging te worden afgebakend. Verder is het van belang welke daden, handelingen of manifestaties voortkomend uit een godsdienst of levensovertuiging, door de vrijheid van godsdienst worden bestreken. Ten slotte speelt nog de vraag, of een concrete ter beoordeling voorliggende modaliteit (tijdstip, plaats, modus) van een godsdienstige handeling of uiting, binnen de reikwijdte van de vrijheid van godsdienst valt Godsdienst/overtuiging Omdat in het EVRM de woorden godsdienst en overtuiging niet nader zijn gedefinieerd, dient per geval na te worden gegaan of van een van beide sprake is. Dit zorgt ervoor dat de rechtspraak van het EHRM een sterk casuïstisch karakter heeft, waaraan weinig algemene conclusies verbonden kunnen worden. 17 De eisen voor het aannemen van het bestaan van een geloof of overtuiging zijn niet erg streng. Het EHRM heeft in de zaak Campbell en Cossans tegen het Verenigd Koninkrijk bepaald, dat sprake moet zijn van ideeën met een bepaalde overtuigingskracht, oprechtheid, cohesie en importantie. Het dient te gaan om een fundamentele en omvattende visie over het menselijk bestaan. 18 Enkele ideeën zijn niet toereikend om te concluderen tot het bestaan van een (godsdienstige) overtuiging in de zin van artikel 9 EVRM. 19 Deze ruime interpretatie komt voort uit het feit dat het Hof zich zo veel mogelijk tracht te onthouden van inhoudelijke oordelen over een godsdienst of overtuiging. Door de ruime uitleg biedt artikel 9 EVRM niet alleen bescherming aan de traditionele godsdiensten zoals het christendom, 20 de islam, 21 het hindoeïsme 22 en boeddhisme 23 maar bijvoorbeeld ook aan het geloof van de druïden 24 en de 15 Fawcett 1997, p Aarass en Vermeulen 2008, p Oldenhuis e.a. 2007, p EHRM 25 februari 1992, nr. 7511/76, par. 36 (Campbell en Cossans tegen het Verenigd Koninkrijk). 19 EHRM 29 april 2003, nr. 2346/02, par. 82 (Pretty tegen het Verenigd Koninkrijk). 20 ECRM 8 maart 1985, nr /84 (Knudsen tegen Noorwegen). 21 EHRM 10 november 2005, nr /98 (Sahin tegen Turkije). 22 ECRM 8 maart 1994, nr /92 (ISKCON en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk). 23 ECRM 20 december 1974, nr. 5442/72, par. 41 (X. tegen het Verenigd Koninkrijk). 24 ECRM 14 juli 1987, nr /86, (Chappell tegen het Verenigd Koninkrijk). 8

9 Scientology kerk. 25 Naast diverse godsdiensten vallen wellicht ook overtuigingen als het pacifisme, 26 atheïsme 27 en communisme 28 onder de reikwijdte van artikel 9 EVRM Manifestatie/belijdenis Door een ruime interpretatie te geven van de begrippen godsdienst en levensovertuiging, heeft het Hof het probleem van de reikwijdte van art. 9 EVRM verschoven naar de vraag of er sprake is van een manifestatie of belijdenis in de zin van het verdrag. 29 Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden omdat het vaak onduidelijk is of een bepaalde daad, handeling of situatie tot het forum internum of forum externum behoort. 30 Zo levert volgens het Hof de gedwongen participatie van leerlingen die Jehova s getuige zijn aan een nationale parade waarbij eerbied voor de strijdkrachten voorop staat geen strijd op met het forum internum, maar het onder dwang participeren bij gebeds- of religieuze manifestaties wel. 31 Uit de opsomming in het laatste deel van art. 9 lid 1 EVRM komt naar voren, dat bij de bepaling van wat onder godsdienstige uiting valt de traditionele religieuze manifestaties het uitgangspunt vormen. In lijn hiermee is de rechtspraak van het EHRM op dit punt weinig progressief. 32 Ondanks de subjectiveringstendens in de huidige maatschappij, waardoor het scala aan religieus geïnspireerde praktijken alsmaar groter wordt, oordeelt het Hof vanuit een overwegend extern-objectief perspectief waarbij de zelfinterpretatie van de grondrechthouder een beperkte rol speelt. 33 Volgens Aarass en Vermeulen is deze objectivering noodzakelijk om te voorkomen dat het recht op godsdienstvrijheid een oncontroleerbaar en inhoudsloos recht wordt. 34 Wanneer de definitiemacht enkel bij de persoon of organisatie komt te liggen die zich op zijn godsdienst beroept, wordt het concept van de godsdienstvrijheid juridisch onhanteerbaar. 35 De ECRM oordeelde in de zaak Arrowsmith tegen het Verenigd Koninkrijk dat een onderscheid gemaakt dient te worden tussen een practice zoals deze beschermd wordt door art. 9 EVRM en een algemene categorie handelingen influenced by religion or belief. 36 De 25 ECRM 5 mei 1977, nr. 7805/77, par. 68 (X. en Scientology kerk tegen Zweden). 26 ECHR 5 december 1978, nr. 7050/75 (Arrowsmith tegen het Verenigd Koninkrijk). 27 ECRM 3 december 1986, nr /83, par. 41(Angelini tegen Zweden). 28 ECRM 10 december 1992, nr /90 (Hazar, Hazar en Acik tegen Turkije). 29 Peters en Boogaard 2009, p Evans 2001, p EHRM 18 december 1996, nr /94, par. 38 (Efstratiou tegen Griekenland). Zie hierover ook: Peters en Boogaard 2009, p. 18. En Evans 2001, p Aarass en Vermeulen 2009, p Peters en Boogaard 2009, p Aarass en Vermeulen 2009, p Aarass en Vermeulen 2009, p ECRM 12 oktober 1978, nr. 7050/77, par. 71 (Arrowsmith tegen het Vereneigd Koninkrijk). 9

10 Commissie baseerde dit onderscheid op het noodzakelijke verband tussen de godsdienst of overtuiging en de manifestatie daarvan. De uitkomst van deze noodzakelijkheidstoets is niet altijd even voorspelbaar. Zo beoordeelde het Hof de weigering van een streng gelovige Franse apotheker om anticonceptiepillen te verkopen niet als een manifestatie in de zin van art. 9 EVRM. 37 Ook de religieus gemotiveerde weigering om op een bepaalde dag te werken, wordt door het Hof niet zonder meer beschouwd als een manifestatie van geloof of overtuiging. 38 Het ritueel slachten werd daarentegen wel aangemerkt als een belijdenis in de zin van art. 9 EVRM. Het Hof kwam tot dit oordeel in de zaak Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk Evenals in Nederland botst ook in Frankrijk het ritueel slachten met de regel dat een dier voorafgaand aan de slacht verdoofd dient te worden. Ritueel slachten is desondanks toegestaan volgens de Franse wet. Organisaties hebben echter wel toestemming nodig van de Franse overheid om onverdoofd te mogen slachten. De Franse autoriteiten weigerden deze te verlenen aan de liturgische vereniging Cha are Shalom Ve Tsedek omdat het al een vergunning had verleend aan de veel grotere joodse organisatie ACIP. Cha are heeft echter bezwaar tegen het vlees dat onder auspiciën van deze organisatie wordt geslacht omdat het weliswaar kosher maar niet glatt is en daarmee niet voldoet aan de eisen die de joodsorthodoxe leden van de vereniging aan het vlees stellen. Omdat de vereniging het weigeren van de vergunning in strijd achtte met onder meer de vrijheid van godsdienst, besloot zij een rechtszaak aan te spannen tegen Frankrijk. 40 Ten aanzien van de rituele slacht overwoog het EHRM dat het een rite is, die tot doel heeft om joden te voorzien van vlees afkomstig van dieren, geslacht overeenkomstig religieuze voorwaarden. Deze rite is volgens het Hof een essentieel onderdeel van de practice van het joodse geloof. Door het hanteren van de term practice geeft het Hof al impliciet aan dat ritueel slachten gezien dient te worden als een belijdenis van godsdienst in de zin van art. 9 EVRM. In de daaropvolgende rechtsoverweging wordt dit geëxpliciteerd. 41 Het Hof stelde verder dat er pas sprake is van een inbreuk op art. 9 EVRM indien het 37 EHRM 2 juli 2001, nr /99 (Pichon en Sajous tegen Frankrijk). 38 EHRM 13 april 2006, nr /00, par. 38 (Kosteski tegen de voormalig Joegoslavische republiek Macedonië). 39 EHRM 27 juni 2000, nr /95, par (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 40 EHRM 27 juni 2000, nr /95, (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 41 EHRM 27 juni 2000, nr /95, par. 73 (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 10

11 onmogelijk is om glatt vlees te kunnen nuttigen. 42 Daar bleek in casu geen sprake van te zijn. Zo konden de leden van de vereniging glatt vlees uit België importeren en bleken er een aantal slagerijen te zijn die glatt vlees verkochten. Ook bestond de mogelijkheid om een overeenkomst af te sluiten met de ACIP om zelf ritueel te slachten. Op grond van deze overwegingen kwam het Hof uiteindelijk tot het oordeel dat met het weigeren van de vergunning geen inbreuk was gemaakt op art. 9 EVRM. 43 Uit het oordeel van het Hof komt een restrictieve interpretatie van een godsdienstige manifestatie in de zin van art. 9 EVRM naar voren. Slechts gedeeltelijk wordt tegemoet gekomen aan de claim en belevenis van de grondrechtdrager zelf. Het recht op ritueel slachten ontstaat immers pas indien het voor de leden van de organisatie geheel onmogelijk is om vlees te krijgen dat aan hun standaarden voldoet. 44 Deze uitspraak van het Hof is niet onomstreden. De kritiek luidt vooral dat het niet aan de rechter is om te beslissen of een bepaalde praktijk religieus is of een religieuze plicht vormt. Overheden dienen zich in een neutrale samenleving zo veel mogelijk te onthouden van uitspraken over de waarde van een religieus geloof. Het Hof heeft daar zelf over gezegd dat de plicht van de staat om neutraal te zijn, niet te verenigen valt met de statelijke bevoegdheid om te oordelen over de legitimiteit van religieuze overtuigingen. 45 Uit de gemeenschappelijke dissenting opinion bij de Cha are-zaak komt dezelfde kritiek naar voren. Daarin stellen maar liefst zeven dissenters dat het niet aan het Hof is om de aard of ernst van een inbreuk te bepalen en dat ze eerder de claims van grondrechtdragers zelf aan moet nemen. In het bijzonder omdat het doel van art. 9 EVRM is gelegen in het beschermen van de private overtuiging van een persoon. 46 Ook de Raad van State (RvS) is van mening dat de staat zich in beginsel dient te onthouden van inmenging in godsdienstige kwesties inzake de inhoud en strekking van overtuigingen. Reden daarvoor is de scheiding tussen kerk en staat, die weliswaar sinds 1983 niet meer grondwettelijk ligt verankerd maar nog wel een algemeen aanvaard beginsel is binnen het Nederlandse politieke bestel. Vanwege de vereiste terughoudendheid dient volgens de RvS de religieus geïnspireerde opvatting die onder tenminste een deel van de aanhangers van het jodendom en de islam leeft, dat bedwelmd slachten niet is toegestaan, 42 EHRM 27 juni 2000, nr /95, par. 74 (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 43 EHRM 27 juni 2000, nr /95, par (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 44 EHRM 27 juni 2000, nr /95, par. 80 (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 45 EHRM 27 maart 2002, nr /99, par. 123 (Metropolitan Church of Bessarabia en anderen tegen Moldavië). 46 EHRM 27 juni 2000 (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk), dissenting opinion van rechters Bratza, Fischbach, Thomassen, Tsatsa-Nikolovska, Pantïre, Levits en Traja. Gezien het hoge aantal dissenters is het niet ondenkbaar dat de jurisprudentielijn in de toekomst geen stand zal houden. 11

12 door de staat als uitgangspunt te worden genomen bij de vaststelling of het ritueel slachten onder de vrijheid van godsdienst valt. 47 Daarvan uitgaande is de Raad van oordeel dat onverdoofd ritueel slachten beschouwd dient te worden als een vorm van godsdienstig belijden in de zin van art. 9 EVRM. Ter onderbouwing daarvan wijst de RvS niet alleen op het arrest Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk maar ook op de uitdrukkelijke verwijzing naar de israëlitische en islamitische ritus in de tekst van het derde lid van art. 44 van de Gwwd. Verder wijst de RvS op art. 5 lid 1 c van de richtlijn 93/119/EG waarin een uitzondering wordt gemaakt op het verbod om onverdoofd te slachten, voor dieren die geslacht worden volgens speciale methoden die vereist zijn voor bepaalde religieuze riten. Als gevolg daarvan is in veel Europese landen onbedwelmd ritueel slachten toegestaan Beperkingsmogelijkheden In tegenstelling tot de interne vrijheid van godsdienst kan de externe godsdienstvrijheid worden beperkt. 49 In het tweede lid van art. 9 EVRM staan de voorwaarden waaraan een dergelijke beperking dient te voldoen. Het luidt als volgt: 2. De vrijheid van godsdienst of overtuiging te belijden kan aan geen andere beperkingen zijn onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien, en die in een democratische samenleving nodig zijn voor de openbare orde, gezondheid of zedelijkheid of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Indien een beperking van art. 9 EVRM is vastgesteld, volgt het EHRM een vast beslissingsschema om na te gaan of de inbreuk in overeenstemming is met het tweede lid van art. 9 EVRM. 50 Allereerst wordt onderzocht of de maatregel die resulteert in een inbreuk is voorzien bij wet ( prescribed by law ). Blijkt dat het geval te zijn, dan wordt vervolgens nagegaan of de maatregel een door het tweede lid van art. 9 EVRM geformuleerd, legitiem doel heeft ( legitimate aim ). Ten slotte wordt een oordeel geveld over de noodzaak van de maatregel in een democratische samenleving ( necessary in a democratic society ). Het toetsingsschema wordt niet alleen gehanteerd in het geval van een inbreuk op de 47 Kamerstukken II, , , nr Kamerstukken II, , , nr EHRM 1 juli 1997, nr /92, par. 27 (Kalac tegen. Turkije). En EHRM 13 februari 2003, nrs /98, 41342/98, 41343/98 en 41344/98, par. 92 (Refah Partisi en anderen tegen Turkije). 50 Vande Lanotte en Haeck 2005, p. 123; de arresten Sunday Times tegen het Verenigd koninkrijk (EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74), Silver en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk (EHRM 25 maart 1983, nrs. 5947/72; 6205/73; 7052/75; 7061/75; 7107/75; 7113/75; 7136/75) en Malone tegen het Verenigd Koninkrijk (EHRM 2 augustus 1984, nr. 8691/79) vormen de basis voor de latere jurisprudentie m.b.t. de beperkingsclausules. 12

13 godsdienstvrijheid, maar ook bij een beperking van het recht op privacy (art. 8 EVRM), de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) en de vrijheid van vereniging (art. 11 EVRM) Voorzien bij wet Een beperking van de godsdienstvrijheid dient een grondslag te hebben in het nationale recht. Aan het begrip wet in de zin van art. 9 EVRM, worden door het EHRM geen zware eisen gesteld. Het dient te gaan om een geschreven of ongeschreven regel met normatieve draagwijdte. 51 Zo kunnen onder meer nationale wetgeving, uitvoeringsbesluiten, internationaal recht of rechtersrecht als basis voor een beperking dienen. Het is dan ook buitengewoon zeldzaam dat het Hof een inperking van de vrijheid van godsdienst ongerechtvaardigd acht wegens strijdigheid met het law-vereiste. 52 In het Sunday Times-arrest heeft het Hof bepaald dat een wetsbepaling dient te voldoen aan de vereisten van toegankelijkheid ( accessability ) en voorzienbaarheid ( foreseeability ). 53 Aan de toegankelijkheidseis wordt voldaan wanneer een burger over voldoende of adequate gegevens kan beschikken met betrekking tot de regels die in een bepaald geval van toepassing zijn. 54 Daarvan is sprake indien wetgeving gepubliceerd, of minstens te raadplegen is. Aan het vereiste is niet voldaan in het geval van een interne memo die niet toegankelijk is voor het publiek. Dat is geen wet in de zin van art. 9 EVRM, aldus het EHRM. 55 Tevens van belang bij invulling van het toegankelijkheidscriterium zijn de inhoud van de regeling, het toepassingsgebied ervan en de status van de personen tegen wie de regeling is gericht. 56 Met betrekking tot het toepassingsgebied oordeelde het Hof in de zaak Igors Dimitrijevs tegen Letland dat een staat een voorlopig gehechte gedetineerde niet het recht op toegang tot een priester of op het bijwonen van een kerkdienst kan ontzeggen, op basis van een wet die van toepassing is op reeds veroordeelde gedetineerden. 57 De eis van voorzienbaarheid brengt de verplichting met zich mee om een regel dusdanig op te stellen, dat degenen tot wie de regel is gericht, redelijkerwijs de juridische consequenties van hun handelen kunnen voorzien en dus ook hun gedrag op de regel af kunnen stemmen. 58 Omdat de nationale autoriteiten een zekere graad van flexibiliteit moet worden gelaten bij de beoordeling of bepaalde feiten onder de restrictie van een wettelijke 51 EHRM 24 april 1990, nr /85, par. 29 (Kruslin tegen Frankrijk). 52 Kamal 2008, p EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74, par. 49 (Sunday Times tegen het Verenigd Koninkrijk). 54 EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74, par. 49 (Sunday Times tegen het Verenigd Koninkrijk). 55 EHRM 29 april 2003, nr /97, par. 158 (Poltoratskiy tegen Oekraine). 56 EHRM 28 maart 1990, nr /84, par. 68 (Groppera tegen Zwitserland). 57 EHRM 30 november 2006, nr /00, par. 156 (Dimitrijevs tegen Letland). 58 EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74, par. 49 (Sunday Times tegen het Verenigd Koninkrijk). 13

14 bepaling vallen, hoeft er geen sprake te zijn van absolute voorzienbaarheid. 59 Het belang dat een wet in staat moet zijn om gelijke tred te houden met veranderende omstandigheden, wordt hier verkozen boven het belang van de rechtszekerheid. 60 In de zaak Hasan en Chaush tegen Bulgarije achtte het Hof de eis van voorzienbaarheid geschonden omdat een wet die religieuze groepen verplichtte om zich te laten registreren, een te grote discretie voor de overheid in het leven riep om te bepalen of een groep aan de voorwaarden voldeed Legitiem doel In het tweede lid van art. 9 EVRM staan de belangen met het oog waarop de godsdienstvrijheid mag worden ingeperkt, limitatief opgesomd. De legitieme doelstellingen zijn: het belang van de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Deze op zich reeds ruim bemeten doelstellingen worden door het EHRM dusdanig extensief geïnterpreteerd dat bijna iedere godsdienstbeperkende overheidsmaatregel onder een van de doelstellingen kan worden gebracht. 62 Zo valt het onderwerpen van religieuze bewegingen aan een stelsel van vergunningen onder bescherming van de openbare orde en de veiligheid, 63 en de weigering om aan een religieuze vereniging een vergunning af te geven om toe te zien op de religieuze slacht van dieren, onder bescherming van de openbare orde en gezondheid. 64 Het Hof vermijdt zo veel mogelijk een abstracte interpretatie van de doelcriteria, waardoor vrijwel alleen uit toepassing van de criteria kan worden afgeleid welke betekenis het Hof aan de beperkingsgronden toekent. 65 Ten aanzien van het doelcriterium bescherming van de goede zeden heeft het Hof zelfs expliciet erkend dat een uniforme Europese inhoud daarvan niet gevonden kan worden. 66 Omdat de moraal en goede zeden per plaats en situatie dusdanig verschillen, kent het Hof de lidstaten een zeer ruime appreciatiemarge toe bij het bepalen wat daaronder valt. Volgens De Hert en Gutwirth is de legitimeringsgrond van de goede zeden niet zonder gevaar. Ruime toepassing ervan houdt namelijk het risico van willekeur in. Wanneer de meerderheid in een samenleving bepaalde opvattingen heeft die ingaan tegen de vrijheid van godsdienst dan zouden deze relatief eenvoudig, onder de 59 EHRM 25 november 1996, nr /90, par. 42 (Wingrove tegen het Verenigd Koninkrijk). 60 Vande Lanotte en Haeck 2005, p EHRM 26 oktober 2000, nr /96, par. 86 (Hasan en Chaush tegen Bulgarije). 62 Vande Lanotte en Haeck 2005, p EHRM 26 september 1996, nr /91, par. 40 (Manoussakis en anderen tegen Griekenland). 64 EHRM 27 juni 2000, nr /95, par. 84 (Cha are Shalom Ve Tsedek tegen Frankrijk). 65 Schokkenbroek 1996, p EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, par. 48 (Handyside tegen het Verenigd Koninkrijk). 14

15 bescherming van de goede zeden kunnen worden geschaard. 67 Zij geven daarvoor als oplossing om een onderscheid te maken tussen handelingen die de goede zeden zodanig bedreigen dat bescherming nodig is en handelingen die een dergelijk bedreigend karakter ontberen, maar slechts de morele criteria van de meerderheid aantasten zonder deze te vernietigen. 68 Het vereiste dat een beperking een legitiem doel dient te hebben wordt slechts zeer marginaal getoetst. Bij de beoordeling van de noodzaak van een beperking in een democratische samenleving kan het vereiste verder worden uitgewerkt aan de hand van het pertinentiecriterium. Toepassing van dit criterium impliceert dat een maatregel, om noodzakelijk te zijn, relevant moet zijn om het beoogde doel te bereiken Noodzakelijk in een democratische samenleving Het zwaartepunt van het beslissingsschema ligt bij de beoordeling van de noodzaak van een beperking in een democratische samenleving. Een inmenging zal noodzakelijk worden geacht indien deze tegemoetkomt aan een aantal criteria. Zo dient er sprake te zijn van een dringende maatschappelijke behoefte. Verder moet er een redelijke verhouding bestaan tussen de zwaarte van de inmenging en het gewicht van het belang dat met de inbreuk wordt gediend. Tevens dient de minst vergaande beperking te worden toegepast om het doel te bereiken. Tot slot moet de inbreuk worden gerechtvaardigd door relevante en afdoende redenen. Dit zijn overigens geenszins cumulatieve voorwaarden voor de beoordeling van de noodzaak, waaraan in elke zaak afzonderlijk moet worden getoetst Dringende maatschappelijke behoefte In de zaak Handyside tegen het Verenigd Koninkrijk overwoog het Hof dat om een beperking aan te merken als noodzakelijk, niet is vereist dat deze onmisbaar moet zijn om het beoogde doel te bereiken. Dit houdt echter geenszins in dat wordt voldaan aan het vereiste van noodzakelijkheid wanneer een inbreuk slechts toelaatbaar, normaal, nuttig, redelijk of wenselijk is. 71 Om de noodzakelijkheidstoets te doorstaan moet een inmenging ingegeven zijn door een dringende maatschappelijke behoefte. 72 Deze kan niet objectief worden gedefinieerd maar dient per geval te worden vastgesteld. Des te dringender de 67 De Hert en Gutwirth 2005, p De Hert en Gutwirth 2005, p Vande Lanotte en Haeck 2005, p Vande Lanotte en Haeck 2005, p EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, par. 48 (Handyside tegen het Verenigd Koninkrijk); Schokkenbroek 1996, p EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, par. 48 (Handyside tegen het Verenigd Koninkrijk). 15

16 maatschappelijke behoefte, des te minder moeilijk het zal zijn om de inmenging te rechtvaardigen. Zo zullen inperkingen ten behoeve van de nationale of publieke veiligheid minder argumentatie behoeven dan die ter bescherming van eigendomsrechten. De dringende maatschappelijk behoefte dient in overeenstemming te zijn met de vereisten van een democratische samenleving. Deze vormt het uitgangspunt bij de ontwikkeling van de mensenrechten. Het Hof heeft geen definitie gegeven van een democratische samenleving, maar wel een aantal ijkpunten geformuleerd waaraan een dergelijke samenleving dient te voldoen. De belangrijkste daarvan zijn pluralisme, tolerantie en breeddenkendheid. 73 Het recht op godsdienstvrijheid speelt een belangrijke rol bij de bescherming van het (religieus) pluralisme en is daarmee volgens het Hof een van de fundamenten van de democratische samenleving. 74 Toch houdt dit beschermen van pluralisme allerminst een absoluut recht in waar religieuze groepen zich op kunnen beroepen. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen het behouden van religieus pluralisme en het actief promoten daarvan Proportionaliteit/subsidiariteit De term proportionaliteit wordt niet expliciet in het EHRM genoemd maar ontleend aan de term noodzakelijkheid. Het principe van proportionaliteit wordt meestal gebruikt om te bepalen of met de inmenging een goede balans is gevonden tussen de bescherming van rechten en vrijheden van het individu of een groep en de belangen van de samenleving in zijn geheel. De intensiteit waarmee de proportionaliteit wordt getoetst hangt nauw samen met de omvang van de margin of appreciation van verdragsstaten op het desbetreffende terrein. Bij deze beoordelingsmarge zal in paragraaf 1.4 uitgebreid worden stilgestaan. Bij de beoordeling van de proportionaliteit is de mate waarin inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid van godsdienst van belang. Een beperking zal door het Hof eerder als disproportioneel worden aangemerkt als daarmee de essentie van het recht wordt geschonden dan wanneer slechts de buitenkant van het recht wordt beperkt. Ook de aard van de beperkingsmaatregel kan van belang zijn bij de proportionaliteitstoets. Een absolute beperking van een godsdienstige manifestatie weegt evident zwaarder dan een relatieve. 76 Het subsidiariteitsbeginsel is gelieerd aan het beginsel van proportionaliteit. Het vereist dat indien er minder vergaande beperkingen mogelijk zijn om hetzelfde doel te 73 Elzinga, de Lange en Hoogers 2006, p EHRM 25 mei 1993, nr /88, par. 31 (Kokkinakis tegen Griekenland). 75 Murdoch 2007, p Vande Lanotte en Haeck 2005, p

17 bereiken, deze toegepast dienen te worden. Door hantering van dit criterium kwam het Hof in de zaak Campbell tegen het Verenigd Koninkrijk tot het oordeel dat sprake was van een ongerechtvaardigde schending van art. 8 EVRM. Het Hof achtte het disproportioneel dat alle correspondentie tussen een gevangene en zijn belangenbehartiger werd gelezen om na te gaan of er verboden middelen in verstopt zaten. Dit was ook mogelijk door de post alleen te openen, aldus het Hof Pertinentie Het pertinentiecriterium vereist dat de gronden die de staat aanvoert voor een beperking van de godsdienstvrijheid relevant en toereikend zijn om het beoogde doel te realiseren. 78 Met de beoordeling van de relevantie vindt een concretisering plaats van de toetsing van het legitieme doel. De concrete motieven die tot inmenging hebben geleid, worden door het Hof op hun legitimiteit beoordeeld tegen de achtergrond van het toepasselijke doelcriterium. 79 Een voorbeeld van een zaak waarin niet tegemoet werd gekomen aan de eis van relevantie is Vereinigung Demokratischer Soldaten Österreichs und Gubi tegen Oostenrijk. In deze zaak achtte het Hof de genomen maatregel irrelevant omdat er onvoldoende feitelijke basis was om aan te nemen dat er sprake was van een reëel gevaar voor het belang dat de overheid met de maatregel trachtte te beschermen. 80 Ook de beoordeling van de toereikendheid kan leiden tot het ongerechtvaardigd verklaren van een inperking. Zo oordeelde het Hof in de zaak Dudgeon tegen het Verenigd Koninkrijk dat de door de overheid aangevoerde redenen voor een verbod op het hebben van homoseksuele relaties weliswaar relevant, maar niet toereikend waren om een verbod te rechtvaardigen Margin af appreciation De term margin of appreciation verwijst naar de manoeuvreerruimte die staten toekomt bij het nakomen van uit het EVRM voortvloeiende verplichtingen. Er zijn twee belangrijke redenen voor het toekennen van deze ruimte. Ten eerste de subsidiaire aard van de door het EVRM geboden bescherming. Ten tweede wordt ermee tegemoetgekomen aan de grote diversiteit aan culturele, maatschappelijke en wettelijke gewoonten in de verschillende verdragsstaten. De flexibiliteit van het concept zorgt voor vermijding van confrontaties tussen het EHRM en verdragsstaten en geeft het Hof de mogelijkheid om een balans te zoeken 77 ECRM 25 maart 1992, nr /88, par. 48 (Campbell tegen het Verenigd Koninkrijk). 78 ECRM 22 oktober 1981, nr. 7525/76, par. 45 (Dudgeon tegen het Verenigd Koninkrijk). 79 Vande Lanotte en Haeck 2005, p EHRM 19 december 1994, nr /89, par. 49 (Vereinigung Demokratischer Soldaten Österreichs en Gubi tegen Oostenrijk). 81 ECRM 22 oktober 1981, nr. 7525/76, par. 61 (Dudgeon tegen het Verenigd Koninkrijk). 17

18 tussen enerzijds de soevereiniteit van staten en anderzijds de verplichtingen van staten onder het verdrag. 82 Met de marge worden de ruimtes voor de nationale soeverein en het internationale toezichtsorgaan afgebakend. De omvang van de margin of appreciation in een concreet geval, hangt onder meer af van het recht dat in het geding is. Vanwege het gebrek aan consensus onder de verdragsstaten over de verhouding tussen kerk en staat, zijn volgens het EHRM de staten zelf het beste in staat om te beoordelen of een inperking van de godsdienstvrijheid noodzakelijk is. 83 Het Hof hanteert dan ook een ruime beoordelingsmarge ten aanzien van art. 9 EVRM. Ook het doel dat met de inmenging wordt nagestreefd kan van invloed zijn op de grootte van de marge. 84 In de zaak Handyside tegen het Verenigd Koninkrijk oordeelde het Hof dat vanwege het ontbreken van een uniform concept van zedelijkheid in de wetten van de verschillende verdragsstaten, de staten een ruime marge toekomt bij het bepalen wat daaronder valt. 85 Ook wat betreft de bescherming van de rechten van anderen kent het Hof doorgaans een ruime marge toe. De grootte van de marge is verder in belangrijke mate afhankelijk van de waarden die in een concreet geval in het geding zijn. De marge zal over het algemeen beperkter zijn indien een inmenging betrekking heeft op de essentie van het verdragsrecht. 86 Zo kende het Hof in de zaak Manoussakis tegen Griekenland een beperkte margin of appreciation toe aan de Griekse overheid, omdat de noodzaak van religieus pluralisme en daarmee de essentie van art. 9 EVRM op het spel stond. 87 Tot slot kan ook de mate van overeenstemming tussen de rechtspraktijken van de verschillende verdragsstaten van invloed zijn op de omvang van de beoordelingsmarge. 88 Bij het bestaan van consensus over een bepaald thema of onderwerp zal deze evident kleiner zijn dan wanneer deze overeenstemming niet aanwezig is in wetgeving, regelgeving en gewoonte. De consensustheorie is niet onomstreden. Zo zou er niet voldoende onderzoek naar zijn gedaan om het bestaan ervan überhaupt aan te kunnen nemen. Verder zou het Hof door zich te laten leiden door het positieve recht van verdragsstaten, zijn eigenlijke rol verloochenen Vande Lanotte en Haeck 2005, p EHRM 16 maart 2005, nr /97, par. 96 (Supreme Holy council of the muslim community tegen Bulgarije). 84 EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74, par. 59 (Sunday Times tegen het Verenigd Koninkrijk). 85 EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, par. 48 (Handyside tegen het Verenigd Koninkrijk). 86 Vande lanotte en Haeck 2005, p EHRM 26 september 1996, nr /91, par. 44 (Manoussakis tegen Griekenland). Zie ook: EHRM 27 maart 2002, nr /99, par. 119 (Metropolitan Church of Bessarabia en anderen tegen Moldavië). 88 EHRM 28 november 1984, nr. 8777/79, par. 40 (Rasmussen tegen Denemarken). 89 De la Rasilla del Moral 2006, p

19 2. Wetsvoorstel Thieme Tot ongeveer 1900 werd de joodse slachtwijze aangemerkt als meest humaan. Pas vanaf het moment dat de gewone slachtwijze door middel van nieuwe bedwelmingstechnieken enorm verbeterde, werd voor het eerst de vraag gesteld of ritueel slachten verboden zou moeten worden als ontoelaatbare dierenmishandeling. 90 In de regelgeving van gemeentelijke slachthuizen en later ook in de Vleeskeuringswet van 1922, werd de verplichting tot verdoving vastgelegd. Wel werd daarin een uitzondering opgenomen voor de joodse rituele slacht. Nadat het ritueel slachten tijdens de Tweede Wereldoorlog was verboden, werd het in een naoorlogse regeling weer toegestaan. Deze had evenals zijn voorgangers louter betrekking op de joodse rituele slacht. Pas in 1977 werd het Vleeskeuringsbesluit zodanig aangepast dat deze ook kwam te gelden voor de islamitische rituele slacht. 91 Na een periode van relatieve rust laaide de discussie over de rituele slacht in het begin van deze eeuw weer op. Gesteund door de terroristische aanslagen op de Verenigde Staten van 11 september 2001 en de moord op Theo van Gogh, trokken bepaalde politieke partijen fel van leer tegen alles wat met de islam te maken had. Verder zorgde de intrede van de Partij voor de Dieren in november 2006, voor een groeiende belangstelling voor dierenwelzijn in de politiek en samenleving. 92 Het wetsvoorstel Thieme, inhoudende een algeheel verbod op het onverdoofd ritueel slachten, past in deze lijn van ontwikkelingen. Alvorens in dit hoofdstuk bij het wetsvoorstel wordt stilgestaan, zullen eerst diverse facetten van de rituele slacht worden behandeld. Allereerst zal kort worden ingegaan op het slachtproces. Vervolgens zal een overzicht worden gegeven van de rechtspraktijk in de rest van Europa ten aanzien van het onverdoofd slachten van dieren. Daarna komt het wetsvoorstel uitgebreid ter sprake. Daarbij zal onder meer in worden gegaan op het doel van de wet en de stand van de wetenschap ten aanzien van de rituele slacht. 2.1 De rituele slacht In veel samenlevingen heeft religie een grote invloed op de voedselkeuze. Zo vormen de joodse spijswetten een uitgebreid systeem van voorschriften met betrekking tot de productie, bereiding en consumptie van voedsel. Daarin wordt onder meer bepaald dat het consumeren van bepaald voedsel is verboden, dat voedsel bereid met melkproducten gescheiden dient te blijven van vleesproducten en dat dieren op een bepaalde manier geslacht dienen te worden. 90 Havinga 2008, p Havinga 2008, p Havinga 2008, p

20 Ook de islamitische voorschriften gaan in op de wijze waarop dieren geslacht en verbloed moeten worden om vlees geschikt te maken voor consumptie. 93 De meeste religieuze voedselvoorschriften betreffen uitsluitend het religieuze domein en komen niet in aanvaring met wettelijke normen op dat gebied. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verboden op het eten van varkensvlees en het nuttigen van alcohol. 94 De botsing tussen normen uit beide domeinen doet zich wel voor bij de rituele slacht. De door de islamitische en israëlitische wetten voorgeschreven manier van slachten, is in strijd met de uit de Gwwd voortvloeiende verplichting om een dier voorafgaand aan de slacht te verdoven. Voor ritueel slachten is echter een uitzondering gemaakt in art. 44 lid 3 van diezelfde wet: Het slachten van dieren zonder voorafgaande bedwelming volgens de israëlitische of islamitische ritus is toegestaan. Deze uitzonderingsbepaling leidde in 2010 tot het onverdoofd slachten van tot dieren. Dit komt neer op 0,07 tot 0,2 procent van het totale aantal slachtingen. 95 Een deel van de joden mag alleen vlees eten van een slachtdier dat bij bewustzijn is op het moment van slachten. De joodse rituele slacht ( Sjechita ) vangt aan met het zegenen van het dier waarna de sjocheet 96 een vlijmscherp en glad mes in een vloeiende beweging door de hals van het dier heen haalt. Door de verminderde bloedtoevoer naar de hersenen verliest het beest het bewustzijn en bloedt het dood. Direct na de slacht dient het beest te worden onderzocht op eventuele ziektes of afwijkingen. In het geval van de geringste twijfel over de conditie van het vlees wordt het ongeschikt verklaard voor consumptie. 97 De islamitische rituele slacht ( Dhabiba ) komt in grote lijnen overeen met de Sjechita. Evenals bij de joodse rituele slacht sterft het dier door het doodbloeden na een halssnede. De slachter dient een moslim te zijn die bekwaam is in het slachten. Het slachtmes mag niet zichtbaar zijn voor het dier of in de nabijheid van het dier worden geslepen. Verder mag het slachten niet door andere dieren gezien worden. Het dier wordt voordat hij wordt geslacht in de richting van Mekka geplaatst waarna, alvorens in een beweging de halsslagader en luchtpijp door worden gesneden, de woorden Bismillah, Allahoe Akbar 98 worden uitgesproken. Daarmee uit de slachter zijn dankbaarheid en respect voor God. 99 Binnen het jodendom en de islam wordt verschillend gedacht over religieus slachten. 93 Havinga 2008, p Havinga 2011, p Kamerstukken II, , , nr. 73, item Een hooggeschoold volgens de Thora levende rituele slachter. 97 Van der Heide 2006, p Letterlijk: In naam van God, God is de grootste. 99 H. van Lier, 5 vragen over rituele slachting: waarom, hoe en doet het meer pijn?, Volkskrant, 13 april 2011, te raadplegen via: 20

21 Zo zijn er een groot aantal religieuze organisaties en gelovigen die inmiddels het (reversibel) 100 verdoofd slachten accepteren. 101 Dit gegeven wordt door voorstanders van het wetsvoorstel Thieme naar voren gebracht ter ondersteuning van het verbod. 102 Volgens Theissen en Ten Napel is dat argument echter grondwettelijk irrelevant omdat de staat terughoudendheid dient te betrachten bij de uitleg van religieuze regels. 103 Zij zijn van mening dat het oprechte geloof van de individuele gelovige centraal dient te staan bij de beoordeling of een bepaalde handeling al dan niet onder de vrijheid van godsdienst valt Ritueel slachten in Europa Artikel 5 lid 1 c van de richtlijn 93/119/EG inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden, 105 stelt het bedwelmen van eenhoevigen, herkauwers, varkens, konijnen en pluimvee verplicht, alvorens met de slacht daarvan wordt aangevangen. Het tweede lid van hetzelfde artikel biedt EU-lidstaten echter de ruimte om een uitzondering op deze verplichting te maken. Daarin wordt gesteld dat het verbod op onverdoofd slachten niet hoeft te gelden voor dieren die worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor bepaalde religieuze riten. Deze mogelijkheid tot afwijking heeft geleid tot een grote variëteit aan interpretaties van toegestane rituele slacht door de verschillende lidstaten. 106 Van de ontheffingsmogelijkheid is door een groot aantal EU-lidstaten gebruik gemaakt. Zo kennen Nederland, België, Frankrijk, Ierland, Groot-Brittannië, Portugal, Denemarken, Italië en Spanje in hun wetgeving een uitzondering voor de rituele slacht. Per land bestaan er verschillen in wat wel en niet is toegestaan. Zo is het bijvoorbeeld in Spanje en Denemarken verboden om runderen onverdoofd te slachten. 107 In Oostenrijk, Estland en Slowakije is het onverdoofd ritueel slachten verboden, maar is wel toegestaan om pas tot bedwelming over te gaan na het toebrengen van de halssnede ( post cut stunning ). 108 Luxemburg, Letland, Zweden en een deel van Finland zijn de enige gebieden binnen de Europese Unie (EU) waar onbedwelmd ritueel slachten in zijn geheel is verboden. Andere Europese landen waar een verbod van kracht is, zijn IJsland en Zwitserland. 100 Reversibel bedwelmen is het bedwelmen door middel van een elektrische schok waardoor het dier zodanig buiten bewustzijn wordt gebracht dat het ook weer bij kan komen. 101 Zie voor een overzicht: Kamerstukken I, , , C p Kamerstukken II, , , nr Theissen en Ten Napel 2012, p Zie over oprecht geloven : Theissen en Ten Napel 2012, p Richtlijn 93/119/EG van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden (PbEG 1993 L 340). 106 Kamerstukken II, , , nr. 3. (MvT) 107 Kamerstukken II, , , nr. 3. (MvT) 108 Kamerstukken II, , , nr. 3. (MvT) 21

22 2.3 Het wetsvoorstel De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is een in 1992 vastgestelde wet in formele zin. 109 Het wetsvoorstel van Thieme strekt tot wijziging van het derde en achtste lid van art. 44 van deze wet. Volgens het voorstel moet het derde lid komen te luiden dat het slachten van dieren volgens de israëlitische of islamitische ritus slechts is toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd. Verder dient in het achtste lid de zinsnede zonder voorafgaande bedwelming te vervallen. 110 Naar aanleiding van het amendement Van Veldhoven werd aan het verbod een mogelijkheid tot ontheffing toegevoegd. Deze roept voor de minister de verplichting in het leven om ontheffing van het verbod te verlenen, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van de slachtdieren bij de onverdoofde rituele slacht niet in grotere mate wordt benadeeld dan bij de reguliere slacht. 111 Op deze omkering van de bewijslast werd bij de behandeling van het voorstel in de Eerste Kamer de nodige kritiek geleverd. Het druist immers in tegen de systematiek van art. 9 EVRM, dat de vrijheid van godsdienst de regel is en een beperking daarop de uitzondering. Verder werd ook het criterium van onafhankelijk vastgesteld bewijs bekritiseerd omdat het onvoldoende duidelijk zou zijn. De kritiek van de senatoren richtte zich niet louter op het amendement maar tevens op de grondwettigheid van het voorstel in zijn geheel. Mede daarom werd het wetsvoorstel uiteindelijk met een grote meerderheid der stemmen verworpen. 112 Naar aanleiding van de roep uit de Eerste Kamer om minder vergaande maatregelen werd door staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten opgesteld. 113 Door de convenantspartijen 114 zijn met de vrije belijdenis van godsdienst als uitgangspunt, afspraken gemaakt ter verbetering van het dierenwelzijn bij het slachtproces. Deze handelen onder meer over de periode waarin het slachtdier buiten bewustzijn dient te zijn, het toebrengen van de halssnede, de methode van fixatie, de opleiding van de slachters en het toezicht bij het slachtproces. 115 Het convenant dient volgens de staatssecretaris gewaarborgd te worden door alle afspraken die daarin zijn opgenomen vast te leggen in een algemene maatregel van 109 Stb. 1992, Kamerstukken II, , , nr Kamerstukken I, , , nr. A. 112 Kamerstukken I, , , nr. 33, item Kamerstukken I, , , bijlage bij kamerstuk nr. O. (Convenant onbedwelmd slachten) 114 Staatssecretaris Bleker, de Vereniging van slachterijen en vleesverwerkende bedrijven, het Contactorgaan Moslims en Overheid en de Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap. 115 Zie: Kamerstukken I, , , bijlage bij kamerstuk nr. O. (Convenant onbedwelmd slachten) 22

1.1 De verankering van rechten met een religieus object in de nationale rechtsorde

1.1 De verankering van rechten met een religieus object in de nationale rechtsorde DEEL I. INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET 1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET 1.1 De verankering van rechten met een religieus object in de nationale rechtsorde 1.2 Maatschappelijke ontwikkelingen 1.3 Probleemstelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 908 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Wet dieren in verband met de invoering van een algehele plicht tot bedwelming van

Nadere informatie

ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE EN REACTIE VAN DE INITIATIEFNEMER

ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE EN REACTIE VAN DE INITIATIEFNEMER 34 908 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Wet dieren in verband met de invoering van een algehele plicht tot bedwelming van dieren voorafgaand aan de slacht Nr. 4 ADVIES VAN DE AFDELING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Stat-Geraal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- welzijnswet voor dier in verband met het invoer van e verplichte voorafgaande

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Stat-Geraal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- welzijnswet voor dier in verband met het invoer van e verplichte voorafgaande

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Ingediend door mevrouw Anke Van dermeersch TOELICHTING

Ingediend door mevrouw Anke Van dermeersch TOELICHTING Wetsvoorstel strekkende tot een verbod op het ritueel slachten en een wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en vleeshandel en de wet van 14 augustus 1986 betreffende de

Nadere informatie

Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten

Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten Convenantspartijen: 1. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dr. H. Bleker, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169 ONTWERP-NOTULEN - ADDENDUM Betreft: 3002e zitting van de Raad van de Europese Unie (MILIEU), gehouden

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 31 832 Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd

Nadere informatie

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de minister van Economische Zaken,

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Mevrouw dr. K. Arib Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Geachte voorzitter,

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Mevrouw dr. K. Arib Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Geachte voorzitter, Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Mevrouw dr. K. Arib Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Onderwerp Wetsvoorstel gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding Datum 31 maart 2016 Ons

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon

Ons kenmerk z Contactpersoon Vertrouwelijk/Aangetekend Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 F 070 8888 501

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 344 Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking

Nadere informatie

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PVV, D66, GroenLinks, en Partij voor de Dieren, mede namens

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING Non-member state of the Council of Europe (Belarus) LIDSTATEN HOOFDZETEL EN OVERIGE VESTIGINGEN BEGROTING Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan,

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 8.2.2016 COM(2016) 48 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over fixatiesystemen waarin runderen ondersteboven of in een onnatuurlijke houding

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST AF/EEE/BG/RO/DC/nl 1 BETREFFENDE DE TIJDIGE BEKRACHTIGING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE

Nadere informatie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Zaak C-377/98 Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Nietigverklaring Richtlijn 98/44/EG Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Rechtsgrondslag Artikel

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging: beperken of beschermen?

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging: beperken of beschermen? De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging: beperken of beschermen? Een onderzoek naar de verandering in de houding ten aanzien van de bescherming van het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

BRUSSEL Wat gebeurt daar? Peter N. Ruys

BRUSSEL Wat gebeurt daar? Peter N. Ruys BRUSSEL Wat gebeurt daar? Peter N. Ruys INHOUD 1. Algemene kennis over de EU 2. Wat ging eraan vooraf 3. Structuur 4. Totstandkoming wetten De Europese Unie: 500 miljoen mensen 27 landen EU-landen Kandidaat-EU-landen

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.5.2007 COM(2007) 256 definitief 2007/0090 (CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Verklaring van Zweden

Verklaring van Zweden Raad van de Europese Unie Brussel, 18 september 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2015/0028 (COD) 11505/15 ADD 1 CODEC 1120 ENV 522 AGRI 439 MI 527 COMER 114 PECHE 271 NOTA I/A-PUNT van: aan:

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Chokri Mahassine c.s. houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt AMENDEMENTEN

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Chokri Mahassine c.s. houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt AMENDEMENTEN Stuk 653 (2000-2001) Nr. 8 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2001-2002 4 maart 2002 VOORSTEL VAN DECREET van de heer Chokri Mahassine c.s. houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt AMENDEMENTEN Zie :

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS) 9317/17 JUSTCIV 113 NOTA van: aan: het voorzitterschap nr. vorig doc.: WK 5263/17 Nr. Comdoc.: 10767/16

Nadere informatie

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU De Europese Unie mikt hoog Europese Commissie Landbouw en plattelandsontwikkeling Bijdrage van het landbouwbeleid Het GLB biedt landbouwers een aantal stimuli

Nadere informatie

Datum 25 november 2011 Betreft beantwoording vragen aan regering uit voorlopig verslag Vaste Commissie EL&I IWV ritueel slachten (31 571)

Datum 25 november 2011 Betreft beantwoording vragen aan regering uit voorlopig verslag Vaste Commissie EL&I IWV ritueel slachten (31 571) > Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA 's-gravenhage Prins Clauslaan 8 2595 AJ DEN HAAG Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

9 Europese regelgevende agentschappen

9 Europese regelgevende agentschappen 9 Europese regelgevende agentschappen Bij de uitvoering van Europese regelgeving spelen in toenemende mate Europese regelgevende agentschappen een belangrijke rol. Het gaat daarbij om organen die los staan

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 2 Religieus recht 7 maximumscore 2 een beargumenteerd standpunt over de vraag of religieuze wetgeving en rechtspraak voor bepaalde bevolkingsgroepen tot cultuurrelativisme leidt 1 een uitleg van

Nadere informatie

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte. Samenvatting door A. 2079 woorden 29 juni 2014 6,4 2 keer beoordeeld Vak Anders H1 Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte. Moraal

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.6.2014 COM(2014) 226 final 2014/0128 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II Opgave 2 Religie in een wetenschappelijk universum 6 maximumscore 4 twee redenen om gevoel niet te volgen met betrekking tot ethiek voor Kant: a) rationaliteit van de categorische imperatief en b) afzien

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/ COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN SECRETARIAAT-GENERAAL Brussel, SG-Greffe(2008)D/ Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie Herrmann-Debrouxlaan 48 1160 Brussel Betreft:

Nadere informatie

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend: Reactie van het College van B en W op de motie inzake Aanpak Discriminatie Amsterdam (openstellen functies voor iedereen bij ingehuurde organisaties) van het raadslid Flos (VVD) van 18 november 2009. Op

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST 443 der Beilagen XXIII. GP - Staatsvertrag - 91 niederländische Erklärungen (Normativer Teil) 1 von 13 EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

Gelet op artikel 2.14, tweede lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000;

Gelet op artikel 2.14, tweede lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000; Besluit van tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 houdende criteria voor het aantonen van een band met Nederland voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs Op

Nadere informatie

CM01-025 Utrecht, 23 oktober 2001. Betreft: implementatie Richtlijn 2001/55 inzake tijdelijke bescherming van ontheemden

CM01-025 Utrecht, 23 oktober 2001. Betreft: implementatie Richtlijn 2001/55 inzake tijdelijke bescherming van ontheemden Permanente commissie Secretariaat van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, telefoon 31 (30) 297 42 14/43 28 telefax 31 (30) 296 00 50 e-mail cie.meijers@forum.nl postbus 201, 3500 AE Utrecht/Nederland

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0433(COD) van de Commissie internationale handel

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0433(COD) van de Commissie internationale handel EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie internationale handel 20.3.2015 2013/0433(COD) ONTWERPADVIES van de Commissie internationale handel aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 574 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 23 (2008) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2013 Nr. 147 A. TITEL Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake ADVIES inzake Voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Samenvatting. De centrale onderzoeksvraag van het advies luidt:

Samenvatting. De centrale onderzoeksvraag van het advies luidt: Samenvatting Inleiding Dit advies heeft betrekking op het Europese en nationale openbare-ordebeleid. Een algemeen uitgangspunt dat daarbij wordt gehanteerd is dat indien migranten een gevaar vormen voor

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 43006 3540 AA Utrecht De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG NVWA algemeen Catharijnesingel 59 3511 GG Utrecht Postbus 43006 3540 AA Utrecht

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.2.2016 COM(2016) 80 final 2016/0045 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD inzake de tijdelijke opschorting van de herplaatsing van 30 % van de verzoekers

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70 13 (2013) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2015 Nr. 70 A. TITEL Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073 Rapport Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni 2013 Rapportnummer: 2013/073 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een consulent van de sociale dienst van de gemeente Weert hem heeft

Nadere informatie

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) - (wet) meldplicht datalekken. Safe Harbor Ø. Binding Corporate Rules

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) - (wet) meldplicht datalekken. Safe Harbor Ø. Binding Corporate Rules Dataprivacy Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) - (wet) meldplicht datalekken Safe Harbor Ø Binding Corporate Rules Wbp Neerslag EU-regelgeving (rl. 95/46/EG), in hele EU De titel van de wet zegt het

Nadere informatie

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-155/04 SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Mededinging Misbruik van machtspositie Begrip.onderneming' Klacht Afwijzing" Arrest van het Gerecht (Tweede kamer)

Nadere informatie

Rapport onverdoofd slachten. Piet Vanthemsche 29 maart 2017

Rapport onverdoofd slachten. Piet Vanthemsche 29 maart 2017 Rapport onverdoofd slachten Piet Vanthemsche 29 maart 2017 1 De opdracht. wil de Vlaamse Minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, een onafhankelijke tussenpersoon

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 419 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de uitbreiding van de nationaliteitseis voor benoeming tot notaris tot personen met

Nadere informatie

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM P.H.P.H.M.C. van Kempen & J. Van de Voort Samenvatting Radboud Universiteit

Nadere informatie

Het doden van dieren:

Het doden van dieren: Het doden van dieren: ja, mits..., of nee, tenzij...? Elsbeth Stassen Hoogleraar Dier en Samenleving Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren Art 43: het is verboden dieren te doden in andere dan bij algemene

Nadere informatie

Uitspraak 201405096/1/A2

Uitspraak 201405096/1/A2 Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 31 571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 637 Vluchtelingenbeleid Nr. 636 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.6.2014 COM(2014) 227 final 2014/0129 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité NL NL TOELICHTING

Nadere informatie

EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE

EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE De rechtsgrondslag voor de grondrechten op EU-niveau is lange tijd voornamelijk gelegen geweest in de verwijzing in de Verdragen naar het Europees Verdrag tot

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 66 (1991) Nr. 6 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2014 Nr. 39 A. TITEL Overeenkomst betreffende samenwerking en een douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht

De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht Lezing opening facultair jaar Faculteit der Rechtsgeleerdheid Leiden, 3 september 2008 Prof. mr. Tom Barkhuysen Inleiding Onderwerp

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

HC 7A, , de vrijheid van godsdienst

HC 7A, , de vrijheid van godsdienst HC 7A, 07-01-2019, de vrijheid van godsdienst Geschiedenis van het grondrecht De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging staat op veel verschillende plekken. Dit staat in art. 6 Gw, art. 9 EVRM, art.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate Migratie Web ve 14000068 201200442/1 A/1. Datum uitspraak: 10 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 11.11.2011 WERKDOCUMENT over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 januari 2019 ADVIES 2019-13 met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot documenten met

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 28.2.2015 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0921/2012, ingediend door Sorin Stelian Torop (Roemeense nationaliteit), namens de

Nadere informatie

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG. Inhoudsopgave:

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG. Inhoudsopgave: NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Inhoudsopgave: 1. Inleiding 2. Rituele slacht 3. Aantasting dierenwelzijn 4. Verenigbaarheid met de vrijheid van godsdienst 5. Handhaving 1 1. Inleiding Met belangstelling

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007 ... No.W11.07.0382/IV 's-gravenhage, 7 december 2007 Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State het voorstel van

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 361 Besluit van 27 juni 1995 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur met het oog op de uitvoering van de Overeenkomst betreffende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 264 Besluit van 23 mei 2001, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie