ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. : Wet natuurbescherming gemeente Berkelland Activiteit

Transcriptie

1 ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wet natuurbescherming hoofdstuk 3, ontheffing soorten Datum besluit : 1 mei 2019 Onderwerp : Wet natuurbescherming gemeente Berkelland Activiteit : Uitvoeren ecologisch onderzoek in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Utrecht, Flevoland, Noord-Holland, Zeeland en Gelderland. Verlenen/weigeren : verlenen ontheffing Aanvrager : NatuurInclusief ecologisch advies- en projectbureau te Borculo Zaaknummer : Documentnummers inzagestukken: , , , , , , , , , , , ,

2 Beslissing van GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND op het verzoek van NatuurInclusief ecologisch advies- en projectbureau, Korenbree 23A, 7271 LH te Borculo, hierna te noemen de aanvrager, van 20 augustus 2018 om een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming, hierna de Wnb. De opbouw van deze beslissing is als volgt: - Allereerst worden de ingediende aanvraag en het procesverloop toegelicht; - Daarna volgt het besluit met inbegrip van de voorschriften; - Onder het kopje beoordeling wordt de onderbouwing van het besluit gegeven; - De beslissing wordt afgesloten met enkele algemene bepalingen en een toelichting op het verdere procesverloop ( overige verplichtingen en zienswijzen ). AANVRAAG EN PROCESVERLOOP Op 20 augustus 2018 ontvingen wij een aanvraag van NatuurInclusief ecologisch project- en adviesbureau voor een ontheffing, in het kader van hoofdstuk 3 van de Wnb, voor het uitvoeren van ecologische onderzoeken en geldig in geheel Nederland. Het doel van de ecologische onderzoeken is de aan- of afwezigheid van beschermde flora en fauna aan te tonen. De onderzoeken worden uitgevoerd in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen en het beschermen van flora en fauna. De onderzoeksmethoden worden toegepast door ervaren personen. Bij de benodigde onderzoeken zal steeds een zorgvuldige afweging plaatsvinden om de juiste en minst verstorende onderzoeksmethode te gebruiken. Bij de uitvoering van de onderzoeken kunnen volgens de aanvraag de volgende verboden van de Wnb worden overtreden: vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelden storen, verstoren of vangen, onder zich hebben of vervoeren, hun verblijfplaatsen beschadigen of vernielen. eieren van vogels, reptielen, amfibieën of vissen vernielen of verzamelen; ongewervelden doden; planten plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen; dieren of planten; in het wild uitzetten of zaaien. Ook wordt voor de volgende vangmiddelen een ontheffing aangevraagd: harpvallen en mistnetten (vleermuizen); inloopvallen (grondgebonden zoogdieren); schepnet en soortspecifieke fuiken (vissen en amfibieën); vangemmers, platen/ tapijttegels (amfibieën/ reptielen); schepnet en sleepnet (ongewervelden). De ontheffing wordt aangevraagd in het kader van de in de Wnb genoemde algemene belangen: ter bescherming van flora en fauna of instandhouding van natuurlijke habitats en voor onderzoek of onderwijs, het uitzetten of herinvoeren van soorten, of voor de daarmee samenhangende teelt. De aanvraag en het activiteitenplan maken deel uit van deze ontheffing. Er is voor het aangevraagde; het uitvoeren van ecologisch onderzoek in geheel Nederland eerder een ontheffing verleend. Het betreft de ontheffing voor verbodsbepalingen van de Floraen faunawet die op 9 januari 2014 is afgegeven door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, met kenmerk FF/75A/2014/001A. Deze ontheffing liep af op 12 februari Vanaf 1 januari 2017 zijn de provincies bevoegd gezag voor de Wnb. De ontheffing is aangevraagd in de provincie Gelderland, de provincie waar de aanvrager is gevestigd. Voor een ontheffing voor onderzoek dat buiten de provincie Gelderland plaatsvindt, is afzonderlijke instemming van de desbetreffende provincies nodig. 2

3 Aangezien de aangevraagde ontheffing nog in behandeling is, is de bestaande ontheffing met een half jaar verlengd. Op 11 februari 2019 is door de provincie Gelderland, onder zaaknummer , de einddatum van de ontheffing FF/75A/2014/001A verlengd naar 12 augustus De provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Utrecht, Flevoland, Noord-Holland, Zeeland en Noord-Brabant hebben ingestemd met deze verlenging. Er wordt geen gebruik gemaakt van een gedragscode. Op 9 januari 2019 hebben wij van de aanvrager aanvullende stukken ontvangen waarom wij per van 7 januari 2019 hebben verzocht. Op deze aanvraag is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. BESLUIT Gedeputeerde Staten van Gelderland HEBBEN BESLOTEN gelet op de artikelen artikel 3.3 lid 1, lid 4 en lid 5, artikel 3.8 lid 1 en lid 5, artikel 3.9 lid 2, artikel 3.10 lid 2 en artikel 3.34 lid 3 van de Wet natuurbescherming, ONTHEFFING TE WEIGEREN zoals aangevraagd door NatuurInclusief ecologisch advies- en projectbureau, Korenbree 23A, 7271 LH te Borculo; voor de verbodsbepalingen Wet natuurbescherming genoemd in tabel 1; voor overtreding van de genoemde verboden bij de uitvoering van de onderzoek naar de betreffende soortgroepen. Tabel 1: Soorten, verboden Wet natuurbescherming (ontheffing geweigerd) Soort(groep) Verbod Wnb Vogels; 3.1 lid 2 Het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, rustplaatsen en eieren of het wegnemen van nesten 3.1 lid 3 Het rapen of onder zich hebben van eieren lid 4 Het opzettelijk storen 3.2 lid 6 Het onder zich hebben of vervoeren van vogels 1 Grondgebonden zoogdieren, vleermuizen 3.5 lid 4 Het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen 3.6 lid 2 Het onder zich hebben of vervoeren 1 Reptielen 3.5 lid 3 Het opzettelijk vernielen of rapen van eieren 3.6 lid 2 Het onder zich hebben of vervoeren 1 Vissen en amfibieën 3.6 lid 2 Het onder zich hebben of vervoeren 1 Planten 3.5 lid 5 en Het opzettelijk plukken en verzamelen, 3.10 lid 1c afsnijden, ontwortelen of vernielen van planten 3.6 lid 2 Het onder zich hebben of vervoeren 1) Delen of producten die bij inventarisatieonderzoek zijn aangetroffen en bestaan uit veren, skeletof prooiresten (inclusief aangevreten eierschalen) zijn wel toegestaan. 3

4 EN ONTHEFFING TE VERLENEN aan NatuurInclusief ecologisch advies- en projectbureau, Korenbree 23A, 7271 LH te Borculo; voor de soorten, de verbodsbepalingen en voor de wettelijke belangen zoals weergegeven in tabel 2 en voor de middelen zoals weergegeven in tabel 3. Tabel 2 Soorten, verboden en belangen (ontheffing verleend) Soort(groep) Verbod Wnb Belang 3 Vogels Artikel 3.2 lid 6 Het anders dan voor verkoop onder zich A (Aves) hebben of vervoeren van delen of producten 1 van vogels Grondgebonden zoogdieren (Mammalia) Vissen (Pisces) Amfibieën (Amphibia) Reptielen (Reptilia) Ongewervelden (Invertebrata) Vleermuizen (Chiroptera) Vissen (Pisces) Amfibieën (Amphibia) Reptielen (Reptilia) Ongewervelden (Invertebrata) Ongewervelden (Invertebrata) Artikel 3.5 lid 1 Het opzettelijk vangen B Artikel 3.5 lid 2 Het opzettelijk verstoren B Artikel 3.10 lid 1a Het opzettelijk vangen C Artikel 3.34 lid 1 Het uitzetten van dieren of eieren van dieren 2 n.v.t. Artikel 3.5 lid 1 Het opzettelijk vangen B Artikel 3.5 lid 2 Het opzettelijk verstoren B Artikel 3.34 lid 1 Het uitzetten van dieren of eieren van dieren 2 n.v.t. Artikel 3.5 lid 3 Het opzettelijk vernielen of rapen van B eieren (behalve reptielen) Artikel 3.5 lid 4 Het beschadigen of vernielen van B voortplantingsplaatsen of rustplaatsen Artikel 3.10 lid 1b Het beschadigen of vernielen van vaste C voortplantingsplaatsen of rustplaatsen Artikel 3.5 lid 1 Het opzettelijk doden B Artikel 3.6 lid 2 Het onder zich hebben of vervoeren B Artikel 3.10 lid 1a Het opzettelijk doden C 1) Het onder zich hebben van vogels is niet toegestaan. Delen of producten die bestaan uit veren, skelet of prooiresten (incl. aangevreten eierschalen) wel (zie ook tabel 1). 2) Voor zover het voor inventarisatiedoeleinden vangen van dieren (ook exoten) en op de vangplek weer loslaten, gezien wordt als uitzetten. Ontheffing betreft niet het uitzetten van soorten komend van een andere plek. 3) Belang: A. Artikel 3.3 lid 4b onder 4 en 5 van de Wnb: ter bescherming van flora en fauna (4) en voor onderzoek of onderwijs, het uitzetten of herinvoeren van soorten, of voor de daarmee samenhangende teelt (5). B. Artikel 3.8 lid 5b onder 1 en 4 van de Wnb: in het belang van de bescherming van wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats (1) en voor onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van deze soorten, of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten (4). C. Artikel 3.10 lid 2 van de Wnb: zie belangen 3.8 lid 5b onder 1 en 4 hierboven genoemd onder B. 4

5 Tabel 3 Middelen (ontheffing verleend) Soort Verbod (artikel 3.9 Wnb lid 1) Middel Vleermuizen 1 Harpvallen 1 (Chiroptera) Mistnetten 1 Grondgebonden Inloopvallen zoogdieren (Mammalia) Vissen Schepnet (Pisces) Soortspecifieke fuiken Amfibieën Schepnet (Amphibia) Vangemmers Reptielen (Reptilia) Ongewervelden en doden (Invertebrata) 1) Zie hiervoor soort-specifiek voorschrift nummer 12. Aan deze ontheffing zijn op grond van artikel 5.3 van de Wet natuurbescherming de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften 1. De ontheffing geldt voor de provincies Gelderland, Friesland, Groningen, Drenthe, Utrecht, Flevoland, Noord-Holland en Zeeland. 2. De geldigheidsduur van de ontheffing eindigt op 1 april Soortspecifieke fuiken Reptielenplaten/ golfplaten Schepnet Sleepnet 3. De ontheffing geldt uitsluitend voor de soorten, verboden en belangen zoals weergegeven in tabel 2 en voor het gebruik van de middelen zoals weergegeven in tabel De ontheffinghouder dient direct contact op te nemen met de Provincie Gelderland indien er verbodsbepalingen worden overtreden, waarvoor geen ontheffing is verleend. Dit kan het geval zijn als er negatieve effecten optreden op soorten waarvoor geen ontheffing is verleend of als er onverwachte negatieve effecten van de activiteiten optreden. Dit kan via adres post@gelderland.nl, onder vermelding van het zaaknummer Indien verbodsbepalingen worden overtreden in de provincie Zeeland dient direct contact opgenomen te worden met deze provincie, via het in bijlage 1 genoemde adres en kenmerk. 5. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder blijft verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. 6. De in voorschrift 5 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de activiteiten van de ontheffing worden uitgevoerd over een (digitale) kopie van deze ontheffing, en tonen deze op verzoek aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 7. De in voorschrift 5 genoemde (rechts)personen zijn op de hoogte van de inhoud en het doel van deze ontheffing en de daaraan verbonden voorschriften, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven. 5

6 8. Indien de ontheffinghouder de ontheffing in zijn geheel wil overdragen dan dient voor deze naamswijziging toestemming te worden gevraagd bij de Provincie Gelderland, via adres onder vermelding van het zaaknummer De ontheffinghouder dient jaarlijks een overzicht van de onderzoeken die zijn uitgevoerd door de ontheffinghouder, of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-) personen, te zenden aan de Provincie Gelderland, via adres onder vermelding van zaaknummer Dit overzicht moet in ieder geval bevatten de provincie en plaatsnaam waar het onderzoek heeft plaatsgevonden, de soortgroep, de gebruikte onderzoeksmethode(n) en de datum van het onderzoek. 10. In aanvulling op voorschrift 9 dient de ontheffinghouder de in dit voorschrift genoemde jaarlijkse rapportage mede te sturen naar de provincie waar het onderzoek heeft plaatsgehad, voor zover het, het onderzoek en de exemplaren betreft die hierbij in deze provincie zijn gevangen, gedood of uitgezet. Deze rapportage dient (digitaal) te worden toegezonden naar de adressen en onder vermelding van het kenmerk volgens de tabel in bijlage 1. Soortspecifieke voorschriften 11. De onderzoeksmethoden en bijbehorende handelingen voor de soortgroepen en verboden genoemd in tabel 2 en de middelen genoemd in tabel 3 worden, voor zover dit niet in strijd is met deze ontheffing, uitgevoerd conform het activiteitenplan en de in dit plan genoemde onderzoeksprotocollen en handleidingen, dat deel uitmaakt van de aanvraag. 12. Het vangen van vleermuizen met behulp van mistnetten of harpvallen en het hanteren van vleermuizen dient te gebeuren door een persoon met een machtiging van de Zoogdiervereniging (ZV). De ZV bezit een ontheffing van de Staatssecretaris van Economische Zaken voor het vangen van vleermuizen; FF/75A/2016/048, afgegeven op 14 april De ZV machtigt derden om van deze ontheffing gebruik te maken. Onderzoekers die vleermuizen voor een onderzoek willen vangen, dienen met een projectplan een machtiging aan te vragen bij de Commissie Vleermuizen vangen (vleermuizenvangen.nl). Indien onderzoekers een machtiging willen aanvragen, dient de status van zelfstandig vanger behaald te zijn. De zelfstandig vanger is per project in het bezit van een specifieke machtiging voor dat project of in het bezit van een generieke ontheffing van de Commissie Vleermuizen vangen. BEOORDELING VAN DE AANVRAAG Project In de aanvraag beschreven project Het project behelst het uitvoeren van ecologisch onderzoek naar de soortgroepen vogels, grondgebonden zoogdieren (Mammalia), vleermuizen (Chiroptera), vissen (Pisces), amfibieën (Amphibia), reptielen (Reptilia), ongewervelden (Invertebrata) en planten (Plantae) voor geheel Nederland. Voor de diverse soortgroepen worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd die zijn beschreven in het activiteitenplan dat deel uitmaakt van de aanvraag. Het doel van inventarisatieonderzoek is om de aan- of afwezigheid van beschermde flora en fauna aan te tonen. De onderzoeksmethode en daarbij gehanteerde voorwaarden zijn afhankelijk van de functie van de planlocatie voor de te onderzoeken soort en de periode van het jaar. Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van onder andere ruimtelijke ontwikkeling en het beschermen van flora en fauna. De ontheffing is aangevraagd voor een termijn van 5 jaar. Onderzoek Beschrijving van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van de aanvraag is niet aan de orde. 6

7 In de aanvraag beschreven ecologische waarden Alle beschermde ecologische waarden van de aangevraagde soortgroepen, waarop genoemde verboden van toepassing zijn, kunnen tijdens de uitvoering van de onderzoeken voorkomen. In de aanvraag beschreven effecten van het project op de ecologische waarden Door de uitvoering van de onderzoeken kunnen: Vogels, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelden, gestoord of verstoord worden, kunnen hun voortplantings- of rustplaatsen vernield of beschadigd worden en worden de soortgroepen gevangen, vervoerd of onder zich gehouden. Eieren van vogels, reptielen of amfibieën weggenomen of vernield worden; Ongewervelden, gedood worden; Planten geplukt en verzameld, afgesneden, ontworteld of vernield worden; Dier- of plantensoorten, teruggezet of gezaaid worden, nadat ze gevangen/ verzameld zijn. In de aanvraag beschreven preventieve maatregelen om effecten te voorkomen Preventieve maatregelen om effecten te voorkomen zijn in het kader van de ontheffingsaanvraag niet aan de orde. In de aanvraag beschreven gedragscode Uit de aanvraag blijkt dat geen gebruik gemaakt wordt van een gedragscode. Nu preventieve maatregelen, ter voorkoming van overtreding van de in hoofdstuk 3 van de Wnb vermelde verboden, niet in deze aanvraag zijn opgenomen en er geen gedragscode van toepassing is, is voor het uitvoeren van de aangevraagde activiteit een ontheffing nodig. In de aanvraag beschreven mitigerende maatregelen Bij de benodigde uit te voeren onderzoeken zal steeds een zorgvuldige afweging plaatsvinden om de juiste en minst verstorende onderzoeksmethode te gebruiken. De gehanteerde onderzoeksmethoden en daarbij gevolgde onderzoeksprotocollen en/ of - handleidingen, staan beschreven in het activiteitenplan dat deel uitmaakt van de aanvraag. In de aanvraag beschreven overtreding van verbodsbepalingen Aan de hand van het voorgaande is in de aanvraag bepaald en aangegeven welke verbodsbepalingen worden overtreden, zie tabel 4 en voor het gebruik van welke middelen een ontheffing wordt aangevraagd, zie tabel 5. Tabel 4 Aangevraagde verboden Soort Verbod Wnb Vissen 3.5 lid 1 vangen; (Pisces) 3.5 lid 2; 3.5 lid 3; 3.5 lid 4; 3.6 lid 2; 3.10 lid 1a vangen; Amfibieën (Amphibia) 3.10 lid 1b. 3.5 lid 1 vangen; 3.5 lid 2; 3.5 lid 3; 3.5 lid 4; 3.6 lid 2; 3.10 lid 1a vangen; 3.10 lid 1b. 7

8 Reptielen (Reptilia) Reptielen (vervolg) (Reptilia) Vleermuizen (Chiroptera) Grondgebonden zoogdieren (Mammalia) Ongewervelden (Invertebrata) Planten (Plantae) Vogels (Avialae) 3.5 lid 1 vangen, 3.5 lid 2; 3.5 lid 3; 3.5 lid 4; 3.6 lid 2; 3.10 lid 1a vangen; 3.10 lid 1b. 3.5 lid 1 vangen; 3.5 lid 2; 3.5 lid 4; 3.6 lid 2; 3.5 lid 1 vangen; 3.5 lid 2; 3.5 lid 4; 3.6 lid 2; 3.10 lid 1a vangen; 3.10 lid 1b. 3.5 lid 1 vangen en doden; 3.5 lid 2; 3.5 lid 3; 3.5 lid 4; 3.6 lid lid 1a vangen en doden 3.5 lid 5; 3.10 lid 1c. 3.1 lid 2; 3.1 lid 3; 3.1 lid 4; 3.2 lid 6 delen of producten van vogels. Tabel 5 Aangevraagde (vang)middelen Soort Verbod Vangmiddelen Vleermuizen (Chiroptera) Harpvallen Mistnetten Grondgebonden zoogdieren Inloopvallen (Mammalia) Vissen (Pisces) Schepnet Soortspecifieke fuiken Amfibieën (Amphibia) Schepnet Vangemmers Soortspecifieke fuiken Reptielen Reptielenplaten/ golfplaten (Reptilia) Ongewervelden (Invertebrata) en doden Schepnet Sleepnet Beoordeling Beoordeling van de in de aanvraag genoemde onderzoeksmethoden Om negatieve effecten op de diverse soortgroepen te beperken wordt volgens onderzoeksprotocollen en in het ecologisch werkveld gangbare onderzoeksmethoden gewerkt. 8

9 De gehanteerde onderzoeksmethoden staan beschreven in het Activiteitenplan Aanvraag Onderzoeksontheffing (Natuurinclusief, 2018) dat deel uitmaakt van de aanvraag. Wij hebben het activiteitenplan beoordeeld en wij oordelen dat de onderzoeksmethoden zoals beschreven in het activiteitenplan functioneel zijn en gebaseerd op in het ecologisch werkveld gangbare en beproefde onderzoeksmethoden. Wij zijn van mening dat door het volgen van de in het activiteitenplan gehanteerde handleidingen en onderzoeksprotocollen, de effecten op de te onderzoeken soortgroepen beperkt blijven en dat voldaan wordt aan de zorgplicht, zoals die in het kader van de Wnb geldt. Op basis van het voorgaande hebben wij bepaald voor welke (aangevraagde) soort(en) welke verbodsbepalingen worden overtreden en welke middelen hiervoor kunnen worden ingezet. Deze zijn weergegeven in tabel 2 en 3. Wij achten het overtreden van deze verboden bij de uitvoering van de beschreven onderzoeksmethoden aannemelijk en mogelijk noodzakelijk. Voor deze verboden en middelen wordt de ontheffing verleend voor de genoemde soortgroepen. Dit wijkt af van de aangevraagde verboden voor de soortgroepen zoals die zijn weergegeven in tabel 1. De aangevraagde verboden uit tabel 1 waarvoor een ontheffing wordt geweigerd zijn genoemd in tabel 2. De motivering hiervoor als volgt: Wij achten het voor de uitvoering en doelstelling van ecologisch onderzoek ten behoeve van het vaststellen van de aan- of afwezigheid van desbetreffende soortgroepen, niet noodzakelijk om de volgende verboden te overtreden: - Het vernielen van rustplaatsen, nesten of eieren van vogels. - Het vernielen of rapen van eieren van reptielen. - Het beschadigen van verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdieren of vleermuizen. - Het onder zich hebben of vervoeren van grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, vissen, amfibieën of reptielen. - Het opzettelijk plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van planten. Voor vogels is ook een ontheffing voor artikel 3.1 lid 4; het opzettelijk storen, aangevraagd. Echter hiervoor hoeft alleen een ontheffing worden verleend als sprake is van wezenlijke invloed op de staat van instandhouding van de soort. Aangezien dit bij inventarisatie-onderzoek niet aan de orde is, kan en hoeft geen ontheffing te worden verleend voor het opzettelijk storen van vogels. Andere bevredigende oplossing In de aanvraag beschreven andere bevredigende oplossingen Er worden in de aanvraag geen andere bevredigende oplossingen voor het uitvoeren van onderzoek beschreven die minder effect hebben op de ecologische waarden. Op grond van Artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming; dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Een initiatiefnemer van een activiteit of ruimtelijke ingreep zal op basis van deze zorgplicht voldoende onderzoek uit moeten (laten) voeren om vast te kunnen stellen of er sprake is, of kan zijn, van een overtreding van een van de verboden uit de Wet natuurbescherming. Aangenomen wordt dat het achterwege laten van de onderzoeken weliswaar (tijdelijk) minder effect zal hebben op de betreffende soortgroepen, maar daardoor het beoogde belang van behoud van (in het wild levende) flora en fauna en instandhouding van natuurlijke habitats, schade toebrengt en daarmee niet aan de zorgplicht voldoet. 9

10 Beoordeling van de andere bevredigende oplossingen Het uitvoeren van ecologisch onderzoek zal bijdragen aan de kennisopbouw over het landelijk voorkomen van de aangevraagde beschermde soortgroepen. Het achterwege laten van onderzoek zal leiden tot het verloren gaan van essentiële informatie over de aanwezigheid van diersoorten en is daarom niet aan de orde. Wij oordelen dat het beoogde ecologische onderzoek het belang van behoud van (in het wild levende) flora en fauna en instandhouding van natuurlijke habitats dient en daarmee de meest bevredigende oplossing is. Conclusie Er bestaat geen andere bevredigende oplossing. Belang In de aanvraag beschreven belangen In de aanvraag is bepaald welke wettelijke belangen op het project van toepassing zijn. Deze zijn aangegeven in tabel 2. De ecologische onderzoeken worden uitgevoerd om de aanwezige flora en fauna te kunnen beschermen of meer kennis te verkrijgen van in het wild levende flora en fauna en natuurlijke habitats, om deze vervolgens beter te kunnen beschermen of te stimuleren. Beoordeling van belang(en) Wij kunnen instemmen met de in de aanvraag beschreven belangen. Het betreft de belangen die zijn weergegeven in tabel 3. Gunstige staat van instandhouding In de aanvraag beschreven effect op de staat van instandhouding van de desbetreffende soorten Er zijn geen negatieve effecten op de staat van instandhouding beschreven in de aanvraag. Uitgangspunt is dat er geen wezenlijke invloed op de staat van instandhouding van de te onderzoeken soorten of andere in de omgeving van het onderzoeksgebied voorkomende soorten plaats zal vinden omdat gewerkt wordt conform vigerende onderzoeksprotocollen. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek zal bijdragen aan de kennisopbouw over het landelijk voorkomen van de aangevraagde beschermde soortgroepen waardoor de soortgroepen en hun natuurlijke habitats beter te beschermen zijn. Beoordeling van de effecten op de staat van instandhouding van de desbetreffende soorten. De onderzoeksmethoden hebben geen nadelige gevolgen en effecten op de instandhouding van de te onderzoeken soortgroepen, omdat doden en verwonden van dieren wordt voorkomen en er gewerkt wordt conform de onderzoeksprotocollen die zijn opgenomen in het activiteitenplan. Het onderzoek kan essentiële informatie verschaffen over de aanwezigheid van beschermde soorten en hun natuurlijke habitat. Door het gebruik van de onderzoeksgegevens kunnen de soorten beter beschermd worden of kan de ontwikkeling van de soortgroepen worden bevorderd. Conclusie Gelet op het voorgaande kan de gevraagde ontheffing worden verleend. OVERIGE VERPLICHTINGEN Wij wijzen u erop dat u zelf verantwoordelijk bent voor het verkrijgen van eventueel benodigde ontheffingen, vergunningen of toestemmingen op grond van andere wet- en regelgeving. 10

11 ZIENSWIJZEN Gedurende de periode van terinzagelegging kan eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren brengen. Ingediende zienswijzen worden met het uiteindelijke besluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd. Schriftelijke zienswijzen kunnen worden gericht aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, of aan onder vermelding van het zaaknummer dat op de eerste bladzijde van het ontwerpbesluit staat vermeld. Voor een mondelinge zienswijze of toelichting over het ontwerpbesluit kan contact worden opgenomen met het Provincieloket (telefoonnummer (026) ). Wij maken u erop attent dat alleen beroep tegen het uiteindelijke besluit kan worden ingediend als de indiener ook een zienswijze heeft ingebracht tegen het ontwerpbesluit en men belanghebbende is. De periode van terinzagelegging is te vinden onder de technische informatie van de kennisgeving. Deze kennisgeving is in te zien op de website van Overheid.nl. Bijlage 1: Adressen en kenmerken voor toezenden onderzoekverslagen per provincie. 11

12 Bijlage 1 Adressen en kenmerken voor toezenden onderzoekverslagen per provincie. Provincie Kenmerk/ zaaknummer Adres Gelderland post@gelderland.nl Friesland Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân, t.a.v. Omgevingszaken, Team Groene Regelgeving, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden provincie@fryslan.frl Drenthe vth@drenthe.nl Utrecht Z-WNB-SB-OV wnb@provincie-utrecht.nl Zeeland ZK natuurbeschermingswet@zeeland.nl Flevoland info@flevoland.nl Noord-Holland RUD postbus@rudnhn.nl (postbus@odnhn.nl) Groningen K1082 (Instemming ecologisch onderzoek provincie Gelderland) Loket VTH@provinciegroningen.nl 12