Transities en Gedrag. Call for proposals. NWO Sociale en Geesteswetenschappen

Transcriptie

1 NWO Sociale en Geesteswetenschappen Call for proposals Transities en Gedrag 2019 Den Haag, februari 2019 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

2 Inhoud 1 Inleiding Achtergrond Beschikbaar budget Indieningsdeadline 3 2 Doel 4 3 Richtlijnen voor aanvragers Wie kan aanvragen Wat kan aangevraagd worden Wanneer kan aangevraagd worden Het opstellen van de aanvraag Subsidievoorwaarden Het indienen van een aanvraag 18 4 Beoordelingsprocedure Procedure Criteria 21 5 Contact en overige informatie Contact Overige informatie 23

3 1 Hoofdstuk 1: Inleiding / Transities en Gedrag 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst is een groot aantal opgaven voor de samenleving opgenomen op het gebied van klimaat en energie, mobiliteit, landbouw en voedsel en leefomgeving met bijbehorende doelstellingen. De kamerbrief Naar missiegedreven Innovatiebeleid, beschrijft de visie voor het topsectorbeleid de komende jaren. Het beleidsdocument van de ministeries van EZK en OCW benoemt specifiek de uitdagingen op het gebied van energietransitie en duurzaamheid; landbouw, water en voedsel; gezondheid en zorg; en veiligheid (waaronder cyber-, defensie- en waterveiligheid) tot prioriteit van de topsectoren. De opgaven waar we voor staan vragen om nieuwe handelingsperspectieven. Zowel op het niveau van de samenleving als het niveau van de omgang met en acceptatie en ontwikkeling van technologische innovaties. Het ontwikkelen van een nieuwe visie en werkwijze is nodig om wenselijke transities 1 naar een duurzame toekomst te kunnen bewerkstelligen. Bij de uitwerking van de vraagstukken is het van belang om een evenwicht te vinden tussen technologische en maatschappelijke ontwikkelingen op verschillende niveaus in de samenleving. Technologische innovaties en de op grond daarvan te ontwikkelen producten en diensten moeten op voldoende maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen om tot werking te kunnen komen. 2 Daarom is het van belang om naast de Technology Readiness Levels ook Societal Readiness Levels bij het onderzoeken van de beschreven opgaven in overweging te nemen. De verwachting is dat er een versnelling nodig is om noodzakelijke structurele veranderingen in gang te zetten voor een duurzame toekomstige samenleving. In deze versnelling speelt de focus op de bijdrage en betrokkenheid van het individu, te interpreteren als individuele burgers, organisaties, of beleidsmakers, een belangrijke rol. Als zij zich op een andere manier, meer conform met of in de richting van de bedoelde transitie gedragen, dan komt de meer abstracte transitie op concrete wijze dichterbij. Dit is te meer belangrijk omdat transities altijd een element hebben van normalisering: naarmate meer individuen - of individuele organisaties - bepaald gedrag vertonen, wordt dat gedrag ook waarschijnlijker voor en door anderen. Daarom is het belangrijk om oog te hebben voor concreet gedrag in de context van vaak op systemische en meer abstracte wijze besproken transities. Helemaal interessant is om daarbij te zien of het mogelijk is om arrangementen te ontwerpen die bepaald gedrag - gedrag dat bij de transities past, of in ieder geval in de richting van transitie beweegt - meer waarschijnlijk maken. Daarmee suggereren we niet dat transities en gedrag volledig maakbaar en vooraf voorspelbaar zijn, maar het is tegelijkertijd wel interessant om te zien of bepaald gedrag door gericht ontwerp van arrangementen en condities meer waarschijnlijk kan worden gemaakt. Of, zo gezegd, de kansen op een bepaalde bedoelde gedraging van individuen vergroot kan worden. 1 Een transitie is een structurele maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties en natuur & milieu. J. Rotmans, R. Kemp, M. Van Asselt, F. Geels, G. Verbong, & K. Molendijk (2000) Transities en transitiemanagement: de casus van een emissiearme energievoorziening Maastricht: ICIS. 2 D. Loorbach, To Transition! Governance Panarchy in the New Transformation, inaugural address, Rotterdam 31 October 2014.

4 2 Hoofdstuk 1: Inleiding / Transities en Gedrag Om op deze manier te kijken naar de versnelling van transities is kennis nodig over gedrag en de manier waarop we deze kennis in kunnen zetten bij de verschillende maatschappelijke opgaven. Dat kennis over gedrag ook noodzakelijk is bij technologische innovaties volgde eerder bijvoorbeeld al uit het onderzoeksprogramma dat door TNO van 2011 tot 2014 plaatsvond en waarvan de resultaten beschikbaar zijn in de publicatie De factor gedrag. Binnen het programma werd onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van methoden gericht op het beter laten samengaan van innovatie en gedragsverandering. In Transition Design 2015 wordt refererend aan Irwin (2011) gesteld dat the transition to sustainable futures calls for new ways of designing that are based upon a deep understanding of how to design for change and transition within complex systems. Interdisciplinaire kennis, zo wordt toegelicht in Transition Design 2015, is daarvoor even noodzakelijk als de inzet van methodes om de gewenste toekomst vorm te geven. In navolging van het Knowledge Network for System Innovations and Transitions wordt voor deze call tevens gewezen op het belang van historische vergelijkende kennis om oplossingen te ontwikkelen voor een duurzame toekomst. Het hierboven beschreven gedachtegoed staat centraal in de Kennis- en Innovatieagenda (KIA) van de topsector Creatieve Industrie. Deze KIA is naast de transitievraagstukken die hierboven aangeduid zijn, leidend in deze call voor het te ontwikkelen onderzoek. Binnen de KIA van de creatieve industrie worden drie onderzoekslijnen geadresseerd: Design for Change, the Human Touch en Value Creation. Deze call vraagt om onderzoek op de eerste twee lijnen, want deze lijnen hebben een rechtstreekse relatie met de noodzakelijke transities. Binnen Design for Change gaat het om het ontwikkelen van kennis over systeemveranderingen en de gedragsveranderingen daarin, zoals bijvoorbeeld de vraag naar effectief ontwerpen van gedragsbeïnvloeding in de context van transities. Binnen The Human Touch is human-centred een sleutelbegrip en gaat over het verkrijgen van inzicht in de ontwikkeling van socio-technische systemen en de manier waarop deze systemen impact hebben op individuen, gemeenschappen en culturen, maar ook over hoe mensen (nieuwe) betekenis geven aan hun leven en handelen op basis van veranderende waarden en belangen. Op deze wijze komen zowel het systeemniveau onder de noemer Design for Change alsook het niveau van het individu, the Human Touch, bij elkaar. De onderzoeksagenda voor dit programma oriënteert zich op de transitievraagstukken die door de verschillende topsectoren benoemd zijn. Voor de onderbouwing van deze vraagstukken en om richting te geven aan het onderzoek kan ook de NWA worden betrokken. Vooruitlopend op het missie-gedreven onderzoek zijn daar immers al de gamechangers voor de verschillende maatschappelijk uitdagingen benoemd. 3 Kennis over transities en kennis over gedrag worden in deze call gecombineerd in de context van de geschetste maatschappelijke uitdagingen. Het doel is om kennis en methoden te ontwikkelen waarmee we actief vorm kunnen geven aan transformaties om kantelpunten, 4 de transities, voor de benoemde maatschappelijke uitdagingen te kunnen bereiken. Het onderzoek levert daarmee een bijdrage aan de 3 Zie: 4 Zo wordt er bijvoorbeeld in het rapport Remmen Los: Advies over versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding in Nederland van de Raden voor de Leefomgeving en Infrastructuur gesproken over het fenomeen kantelpunt in de context van de energiestransitie. Onder kantelpunt verstaat men een turbulente periode waarin veel initiatieven worden genomen, terwijl het zicht op de meest effectieve aanpak en sturing ontbreekt (2011, 32).

5 3 Hoofdstuk 1: Inleiding / Transities en Gedrag maatschappelijke en economische ontwikkeling van Nederland in het algemeen en de verschillende deelnemende topsectoren in het bijzonder. Voor deze call wordt samengewerkt met de NWO domeinen SGW, ENW en TTW, ZonMw, de topsectoren Creatieve Industrie, Logistiek, LSH, Agri&food, Water&Maritiem, Energie, BBE, HTSM en ICT en de Sociale Infrastructuur Agenda. 1.2 Beschikbaar budget Voor deze call for proposals stelt NWO beschikbaar. Cofinanciering is voor ieder onderzoeksvoorstel in deze call for proposals verplicht Indieningsdeadline De verplichte vooraanmeldingen dienen vóór 23 april 2019, om 14:00 uur CEST, door NWO te zijn ontvangen. De uitgewerkte aanvragen dienen vóór 25 juni 2019, om 14:00 uur CEST, door NWO te zijn ontvangen. 5 Zie paragraaf 3.2 voor de exacte percentages van de verplichte cofinanciering.

6 4 Hoofdstuk 2: Doel / Transities en Gedrag 2 Doel De call Transities en Gedrag richt zich specifiek op onderzoek naar gedrag en gedragsverandering die transities mogelijk maakt en versnelt. Deze focus wordt ingegeven door een aantal overwegingen in de context van de beoogde transities. Allereerst is inzicht in gedrag en gedragsverandering nodig om te weten hoe we zowel als individuele burger maar ook als samenleving kunnen bijdrage aan de maatschappelijke opgave waar we voor staan. Menselijke activiteit is een buitengewoon significante determinant in de slagingskans van de noodzakelijke transities, waarbij ook rekening moet worden gehouden met mogelijke neveneffecten van veranderingen die de gewenste transitie kunnen belemmeren. Daarnaast veroorzaakt het samengaan van technologische innovaties en het menselijk gedrag nieuwe uitdagingen die essentieel zijn in de context van transities. Zo vinden er op technologisch vlak talloze innovaties plaats die in geval van adoptie en juist gebruik driver en aanjager zijn om te komen tot een duurzame toekomst. Om innovaties tijdig samenlevingsbreed te verankeren is kennis van gedrag en duurzame gedragsverandering nodig om zo een belangrijke bijdrage te leveren aan transities. Hoe zorgen we er voor dat de noodzakelijke innovaties breed worden omarmd? Hoe komt gedragsbehoud tot stand? Kennis van gedrag is eveneens noodzakelijk bij het ontwerpen van innovatieve technologische producten en diensten of sociale innovaties. Met welke gedragingen hebben we bijvoorbeeld rekening te houden bij het ontwerpen van nieuwe technologische oplossingen? Hoe en onder welke omstandigheden versterken gedragsveranderingen van verschillende groepen burgers en/of bedrijven en andere organisaties elkaar en wanneer werken ze elkaar tegen? Wat zijn de lange termijn en neveneffecten van veranderingen, welke factoren bepalen de dynamiek van gedrag in transities en hoe kijken we in deze context aan tegen lineaire benaderingen van verandering en zogenaamde kantelpunten? Binnen de kaders van deze call wordt beoogd opnieuw naar de mens en haar gedragingen te kijken, met als doel om op zoek te gaan naar nieuwe ontwerpen voor gedragsverandering die systeemtransities bevorderen en mogelijk helpen maken. Gedrag omvat bewuste dan wel onbewuste, al dan niet doelgericht, waarneembare of niet-waarneembare acties of reacties (handelen) van individuen in specifieke sociale contexten. Gedrag kan transities tot gevolg hebben maar interventies lokken zelf ook gedrag uit. In het algemeen kunnen we ons de vraag stellen hoe kunnen we gedrag begrijpen in de context van transities? ; en ons afvragen wat gedrag in transities is. De veranderopgaven waar de samenleving in het licht van transities voor staat spelen zich af op micro-, meso-, en macroniveau. De actoren op deze niveaus staan in wisselwerking met elkaar. Zo faciliteren bijvoorbeeld ontwerpen van macroelementen het gedrag op microniveau, zoals bijvoorbeeld overheidsstimuleringen die veroorzaken dat burgers de wens ontwikkelen om elektrisch te gaan rijden. Menselijk gedrag is deels ingegeven door dergelijke systeemfactoren die zelf ook als gedragsuitkomsten kunnen worden opgevat. Maar wat begint op microniveau en zich versterkt op mesoniveau kan uiteindelijk ook uitmonden in de behoefte aan nieuwe ontwerpen op macroniveau. In het ontwerpen van gedragsverandering richting specifieke maatschappelijke transities dienen we dan ook rekening te houden met deze drie niveaus, de onderlinge wisselwerkingen en relevante stakeholders en actoren, op korte en langere termijn. Dit leidt tot een systeembenadering van samenhangende vormen van gedrag en gedragsverandering. Juist voor transities is het van belang om veranderingen in het hele systeem te bewerkstelligen, temeer daar de gedragsverandering langdurig, bestendig en verstrekkend moet zijn op alle niveaus.

7 5 Hoofdstuk 2: Doel / Transities en Gedrag Binnen deze call wordt gevraagd om onderzoek naar gedragsveranderingen gerelateerd aan transitievraagstukken die geadresseerd worden in het kader van het topsectorbeleid. Daarmee gaat het om vraagstukken met een sterk technologische component. Als we deze transitievraagstukken vanuit de topsectoren vertalen naar de context van handelingsperspectieven, dan dringen zich bijvoorbeeld de volgende vragen op: Hoe komen ondernemers tot duurzamer gedrag in relatie tot energie?, Hoe bereiden burgers en overheden zich voor op klimaatadaptatie (hitte, droogte en wateroverlast)?, Welke rol speelt het inzetten op gedragsverandering in de vergroening van de logistiek?, of Welke mechanismen zijn er om de kans op gedragsverandering bij consumenten te stimuleren in de context van voeding en gezondheid?. Het onderzoek kan zich verder toespitsen op vragen als: Wat voor soort gedrag draagt bij aan het vormgeven van een transitie in de context van de topsector Energie?, Welke ontwerpmethoden kunnen we ontwikkelen om gedragsverandering die bijdraagt aan topsectortransities te bewerkstelligen?, Hoe houden we als we ontwerpen voor gedragsverandering rekening met ethische en juridische vragen?, Hoe kunnen we de kennis van gedragsverandering praktisch toepasbaar maken zodat er sprake is van een meerwaarde als deze kennis ingezet wordt bij transitievraagstukken?, Hoe komen we tot interventies die impact op lange termijn hebben, waarbij er rekening wordt gehouden met de spanningsboog tussen korte en lange termijn gedragsverandering?, Wat zijn de interacties tussen de verschillende systeemniveaus die bijdragen aan bestendigde gedragsverandering? of Hoe kunnen we de effectiviteit van gedragsinterventies meten in de context van transities?. Samenvattend is het doel van de call Transities en Gedrag het stimuleren van interdisciplinair onderzoek naar gedrag en gedragsverandering in transities in de context van de topsectoren, zodat we als samenleving kunnen bewegen in de richting van een duurzame toekomst. Disciplines Gedrag en gedragsverandering worden in de context van deze call breed opgevat. In het onderzoek kunnen onder meer de volgende disciplines een rol spelen: psychologie, sociale psychologie, sociologie, antropologie, kritische cultuurstudies, politicologie, ethiek, filosofie, ontwerpende wetenschappen, rechtsgeleerdheid, communicatiestudies, bestuurskunde, sociale en economische geschiedenis, veranderkunde, innovatiewetenschappen, economie, managementwetenschappen en environmental governance. Gestimuleerd wordt om samen te werken met onderzoekers uit de bèta- en technologische disciplines. Voor deze call is de zogenaamde realiteitstoets van belang. Het gaat niet alleen om de societal readiness, maar ook om de technological readiness. Interdisciplinaire samenwerking behoort hierdoor tot de kern van de call en de onderzoeksteams dienen de interdisciplinaire vraagstellingen te weerspiegelen. Vorm onderzoek De call maakt het mogelijk om verschillende onderzoeksmethoden toe te passen, waaronder experimenteel onderzoek, ontwerpend onderzoek (research through design), actiegericht onderzoek (bijvoorbeeld fieldlabs of field experiments), correlationeel onderzoek, case study onderzoek, internationaal vergelijkend en historisch onderzoek. Randvoorwaarden - Het onderzoek is interdisciplinair van aard en uitdagend voor zowel alfa-, bèta- als gammawetenschappers.

8 6 Hoofdstuk 2: Doel / Transities en Gedrag - Het onderzoek wordt uitgewerkt in een concrete topsectorcasus gerelateerd aan de in Hoofdstuk 1 in het regeerakkoord benoemde maatschappelijke uitdagingen (zie in de bijlage de voorbeelden van de topsectoren). - Het onderzoek bevat een uitwerking van hoe gedrag en transities zijn gedefinieerd en aan elkaar gerelateerd zijn. - Het voorstel licht toe in het kader van welke transitie het onderzoek plaats vindt en hoe het beoogde onderzoek bijdraagt aan de beoogde transitie. - De onderzoeksvoorstellen adresseren het micro-, meso- en macroniveau waarbij het vertrekpunt kan verschillen. - Het onderzoeksvoorstel maakt duidelijk hoe aangesloten wordt bij de 'Design for Change en the Human Touch -lijnen van de KIA van CLICKNL. - Het onderzoek sluit aan bij het doel van de call dat gericht is op het ontwikkelen van methodes die transities ondersteunen of helpen versnellen via gedragsverandering.

9 7 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag 3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1 Wie kan aanvragen Ervaren gepromoveerde onderzoekers die ten minste voor de duur van de looptijd van het onderzoek waarvoor de financiering wordt aangevraagd in dienst zijn (d.w.z. een bezoldigde aanstelling hebben) bij de volgende organisaties kunnen een aanvraag indienen: o universiteiten in het Koninkrijk der Nederlanden; o KNAW- en NWO-instituten; o het Nederlands Kanker Instituut; o het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen; o de Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble; o NCB Naturalis; o Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL); o Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. - Onderzoekers met een 0-uren aanstelling bij de bovengenoemde organisaties zijn uitgesloten van indiening. Mede-aanvragers zijn eveneens aantoonbaar ervaren gepromoveerde onderzoekers in dienst bij één van de hierboven genoemde organisaties. 6 Een uitzondering op de vereiste aanstellingsduur kan gemaakt worden voor: - Hoofdaanvragers met een tenure track -aanstelling. 7 Verder geldt: - Uitgewerkte aanvragen kunnen worden ingediend namens consortia bestaande uit één hoofdaanvrager, ten minste één medeaanvrager en ten minste één private cofinancier. Publieke partijen kunnen ook deel uitmaken van het consortium. Bij vooraanmeldingen dient ten minste de hoofdaanvrager bekend te zijn; - Een onderzoeker kan in deze ronde bij maximaal één aanvraag als hoofdaanvrager optreden en bij maximaal twee aanvragen als medeaanvrager. 3.2 Wat kan aangevraagd worden Bandbreedte bij NWO aan te vragen bedrag De financieringsbijdrage voor een onderzoeksproject die kan worden aangevraagd is minimaal en maximaal Verplichte cofinanciering door minimaal één private partner Voor aanvragen binnen deze call for proposals is cofinanciering door minimaal één private partij verplicht. De omvang van de cofinanciering dient ten minste 20% van het bij NWO aangevraagde bedrag te zijn. 6 Zie de NWO Subsidieregeling 2017, artikel 1.3 voor de werkdefinitie van aantoonbaar ervaren onderzoekers. 7 Zie de NWO Subsidieregeling 2017, artikel 1.3, lid 2 en voor het begripsbepaling artikel 5.1. Zie daarnaast ook bijlage 6.4.

10 8 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag Voor de cofinanciering geldt het volgende: - De cashbijdrage van één of meer private partners bedraagt minimaal 5% van de hoogte van het bij NWO aangevraagde bedrag. - De cashbijdrage van één of meer publieke en/of private partners bedraagt minimaal 5% van het bij NWO aangevraagde bedrag. - De in-kind bijdrage van één of meer publieke en/of private partners bedraagt minimaal 10% van het bij NWO aangevraagde bedrag. Het percentage aan private cofinanciering mag nooit 50% of meer van het totale projectbudget uitmaken. Voorbeeld U vraagt bij NWO aan. De vereiste cofinanciering is in dat geval minimaal Daarvan dient minimaal in cash te worden ingebracht door één of meer private partners en in cash door één of meer publieke en/of private partners en in kind door publieke en/of private partners. Het totale projectbudget bedraagt daardoor Wanneer het maximaal bij NWO aan te vragen bedrag van wordt aangevraagd is dus minimaal cofinanciering vereist met naar rato een verdeling in cash en in kind als in het voorbeeld hierboven opgenomen. Aanvullende publiek-private cofinanciering mogelijk Het projectbudget kan verder (bovenop de verplichte 20%) worden aangevuld met private en/of publieke cofinanciering en/of matching van kennisinstellingen anders dan de organisaties opgenomen onder 3.1. Deze bijdragen worden ook opgenomen in de aanvraagbegroting, maar tellen niet mee voor de verplichte cofinanciering. De op deze wijze ingebrachte private en/of publieke cofinanciering of matching maakt wel deel uit van het project. De begroting van het onderzoeksproject wordt ingericht op grond van de totaal beschikbare projectfinanciering. Modules Bij het opstellen van een aanvraag maakt de aanvrager gebruik van zgn. modules. Voor een aanvraag binnen deze call for proposals zijn de volgende modules beschikbaar: Personeel Er kan budget worden aangevraagd voor de aanstelling van personeel: promovendi, postdocs of niet-wetenschappelijk personeel. Voor hoofd- en medeaanvragers is er de mogelijkheid een vervangingssubsidie aan te vragen. Het is in deze call for proposals verplicht om minimaal 2 wetenschappelijke posities aan te vragen (module 1a en/of 1b), waarvan in ieder geval 1 promovendus (module 1a). De andere wetenschappelijke posities mogen ofwel een promovendus of meerdere promovendi (module 1a) zijn ofwel één of meerdere postdocs (module 1b). Voor alle personeelsopties geldt dat de maximale omvang 1 fte is. 1. Module Personeel: a) Promovendus/PDEng/MD PhD b) Postdoc c) Niet-Wetenschappelijk Personeel (NWP) d) is in deze call for proposals niet beschikbaar e) Vervanging f) Overig Wetenschappelijk Personeel (WP) Module 1a promovendus/pdeng/md PhD Er moet in deze call for proposals financiering voor minimaal één promovendus worden aangevraagd. Er kan ook financiering voor meerdere promovendi worden aangevraagd.

11 9 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag De richtlijn is dat 1,0 fte promovendus voor 48 maanden of 0,8 fte voor 60 maanden aangevraagd kan worden. Indien voor de uitvoering van het voorgestelde onderzoek een afwijkende aanstellingsduur gewenst wordt, kan, mits goed gemotiveerd, van de richtlijn worden afgeweken (bijvoorbeeld PDEng 2 jaar of MD- PhD langer dan 4 jaar). De salariskosten worden vergoed volgens de afspraken in het akkoord Bekostiging wetenschappelijk onderzoek met de VSNU en zijn gebaseerd op de CAO van de Nederlandse universiteiten. De kosten zijn inclusief een eenmalige persoonsgebonden benchfee ( 5.000) ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker (onder meer de promotiekosten). Het akkoord en de maximumbedragen voor personeelslasten zijn te vinden op en Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor subsidie van NWO. Module 1b Postdoc De richtlijn is dat voor de aanstelling van een postdoc gekozen kan worden voor een looptijd tussen 12 en 48 maanden met een minimale omvang van 0,5 fte. De minimale omvang van de aanstelling is 0,5 fte voor 12 maanden. Deze inzet kan wel over een langere of kortere periode gespreid worden, bijvoorbeeld over de gehele looptijd van het project. Indien men een expertise gedurende kortere tijd wenst in te zetten staat hiervoor het materieel krediet ter beschikking. De salariskosten worden vergoed volgens de afspraken in het akkoord Bekostiging wetenschappelijk onderzoek met de VSNU en zijn gebaseerd op de cao van de Nederlandse universiteiten. De door NWO gefinancierde projectmedewerker ontvangt bovenop de salariskosten een eenmalige persoonsgebonden benchfee ( 5.000) ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker. Het akkoord en de maximumbedragen voor personeelslasten zijn te vinden op en Module 1c Niet-Wetenschappelijk Personeel (NWP) bij universiteiten Financiering voor niet-wetenschappelijk personeel kan alleen aangevraagd worden in combinatie met budget voor minimaal twee wetenschappelijke posities, waarvan in ieder geval 1 promovendus (module 1a). Voor de aanstelling van niet-wetenschappelijk personeel, specifiek noodzakelijk voor het aangevraagde onderzoeksproject, kan in deze module maximaal aangevraagd worden. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld student-assistenten, programmeurs, technisch assistenten, analisten etc. Deze module kan alleen aangevraagd worden in combinatie met modules 1a en/of 1b. De minimale omvang van de aanstelling is 0,5 fte gedurende 12 maanden. De minimale aanstelling kan over een langere periode gespreid worden. Indien men een expertise gedurende kortere tijd wenst in te zetten staat hiervoor het materieel krediet ter beschikking. De salariskosten zijn afhankelijk van het niveau en worden vergoed volgens de

12 10 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag afspraken in het meest recente akkoord Bekostiging wetenschappelijk onderzoek met de VSNU en zijn gebaseerd op de CAO van de Nederlandse universiteiten. Het akkoord en de maximumbedragen voor personeelslasten zijn te vinden op en Module 1d is in deze call for proposals niet beschikbaar. Module 1e Vervanging Financiering voor vervanging kan per aanvrager één keer worden ingezet. In deze module kan vervanging van de hoofd- en/of medeaanvrager(s) voor vrijstelling van onderwijs-, bestuur- en beheerstaken worden aangevraagd. De vervangingssubsidie kan uitsluitend worden ingezet in combinatie met en ten behoeve van aan te vragen projecten of programma s. Voor de vervangingssubsidie geldt een maximale omvang per project per aanvrager van 5 maanden gebaseerd op 1 fte op het niveau van de postdoc medewerker zoals beschreven in module 1b, tarieven volgens VSNU akkoord. Dit budget is bedoeld voor vrijstelling van de aanvrager(s) voor onderwijs- en begeleidingstaken ten behoeve van de inzet van de aanvrager voor het aangevraagde onderzoek. Hiermee kan de werkgever de kosten dekken van de vervanger die het niet-onderzoeksdeel van de taken van de aanvrager(s) overneemt (zoals onderwijs-, bestuurs- en beheerstaken). Deze taken moeten worden gespecificeerd in de aanvraag. Module 1f Overig Wetenschappelijk personeel (WP) bij universiteiten Deze module kan alleen aangevraagd worden in combinatie met budget voor minimaal twee wetenschappelijke posities, waarvan in ieder geval 1 promovendus (module 1a). Budget voor overig wetenschappelijk personeel, zoals drs., ir., AIOS (arts in opleiding tot specialist), ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist), wetenschappelijke programmeurs, dat noodzakelijk is voor het aangevraagd onderzoeksproject. Deze module kan alleen aangevraagd worden in combinatie met module 1a en 1b. De aanstelling bij 1,0 fte is maximaal 48 maanden en bij deeltijd maximaal 60 maanden. De minimale omvang van de aanstelling is 0,5 fte gedurende 12 maanden. Deze inzet kan wel over een langere of kortere periode uitgesmeerd worden, bijvoorbeeld over de gehele looptijd van het project. 2. Module Materieel Deze module kan alleen worden aangevraagd in combinatie met de hierboven genoemde aan te vragen wetenschappelijke posities. Aan materieel krediet kan maximaal per jaar per fte wetenschappelijke positie (modules 1a, 1b en/of 1d) worden aangevraagd, gespecificeerd naar de onderstaande drie categorieën: Projectgebonden goederen/diensten - verbruiksgoederen (bijv. glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.) - apparatuur en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's, etc.) Voor deze kleine apparatuur en/of software geldt dat het bedrag per aanvraag niet meer dan mag bedragen. - meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.) - kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. CBS) - toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanrooms, synchrotrons, datasets, etc.) - werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, etc.)

13 11 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag - personele kosten voor een kleinere omvang dan aangeboden in module 1, op basis van dezelfde salaristabellen als genoemd in module 1 Reis- en verblijfskosten NB: voor de medewerkers waarvoor personele subsidie wordt aangevraagd in de modules 1a en 1b. - reis- en verblijfskosten (nationaal en internationaal) - congresbezoek (maximaal 2 per jaar) - veldwerk - werkbezoek Uitvoeringskosten - zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop - kosten Open Access publiceren - kosten datamanagement - kosten werving (incl. advertentiekosten) - kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven) Niet aangevraagd kunnen worden: - basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptops, bureaus etc.) - onderhouds- en verzekeringskosten Indien het maximumbedrag van per jaar per fte wetenschappelijke positie WO niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden. Het maximum bedrag voor kleine apparatuur ( ) is hierop een uitzondering. Module 3 (Investeringen) is in deze call for proposals niet beschikbaar. 4. Module Valorisatie/Impact 4a Kennisbenutting Deze module is minimaal één keer verplicht en kan twee keer per project worden ingezet. Het doel van deze module is het bevorderen van de benutting van de uit het onderzoek voortkomende kennis. De aangevraagde bijdrage per module is maximaal Het aangevraagde bedrag moet gespecificeerd zijn. Module 4b (Ondernemerschap) is in deze call for proposals niet beschikbaar. 5. Module Internationalisering 5a Internationalisering Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking. De aangevraagde bijdrage mag niet hoger zijn dan Het aangevraagde bedrag moet gespecificeerd zijn. Indien het maximumbedrag niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden. Subsidiabel zijn: - reis- en verblijfskosten voor zover het om directe onderzoekskosten gaat voortvloeiende uit de internationale samenwerking en om additionele kosten die niet op een andere manier bijvoorbeeld uit de bench fee worden gedekt (voor een overzicht van de maximale kosten per land zie deze tabel van de Rijksoverheid: Tarieflijst verblijf en andere kosten buitenland) - reis- en verblijfskosten voor buitenlandse gastonderzoekers - kosten voor de organisatie van internationale workshops/symposia/wetenschappelijke bijeenkomsten

14 12 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag 5b Money follows Cooperation Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking via het principe Money follows Cooperation, waarbij nationaal onderzoeksbudget voor grensoverschrijdende samenwerking wordt ingezet. Money follows Cooperation biedt de mogelijkheid om toegevoegde waarde te creëren voor individuele onderzoeksprojecten door expertise uit het buitenland in te zetten die in Nederland niet op het voor het project gewenste niveau beschikbaar is. Het betreft hier expertise bij organisaties buiten Nederland, die een publieke taak hebben en onafhankelijk zijn in de uitvoering van onderzoek. De aanvrager moet in de aanvraag overtuigend aantonen dat de betreffende expertise niet in Nederland beschikbaar is. Dit wordt in het beoordelingsproces getoetst. Is dit onvoldoende overtuigend dan kunnen de middelen voor deze module niet beschikbaar gesteld worden. Daarnaast beschrijft de aanvrager in de begroting de omvang van de voor deze module in te zetten middelen. Hiervoor bestaat in beginsel geen limiet. 3.3 Wanneer kan aangevraagd worden De verplichte vooraanmeldingen dienen vóór 23 april 2019, om 14:00 uur CEST, door NWO te zijn ontvangen. De uitgewerkte aanvragen dienen vóór 25 juni 2019, om 14:00 uur CEST, door NWO te zijn ontvangen. Bij het indienen van uw vooraanmelding en de uitgewerkte aanvraag in ISAAC dient u ook online gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend kunnen niet in behandeling worden genomen. 3.4 Het opstellen van de aanvraag Het aanvraagproces bestaat uit twee stappen: het indienen van een vooraanmelding en het indienen van een uitgewerkt onderzoeksvoorstel. De vooraanmelding is een verplichte voorwaarde om het uitgewerkte onderzoeksvoorstel in te mogen dienen. Vooraanmelding De eerste stap is de vooraanmelding. De vooraanmelding bestaat uit een factsheet en korte beschrijving van het voorgestelde onderzoek aan de hand van het formulier voor vooraanmeldingen. Steunbrieven en een uitgewerkte begroting zijn geen onderdeel van de vooraanmelding. Voor het indienen van de verplichte vooraanmelding gaat u als volgt te werk: 1) Download het formulier voor vooraanmeldingen (bijlage 6.1) vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument). Sla het ingevulde formulier op als pdf en upload het in ISAAC. 2) De factsheet kan direct in het online aanvraagsysteem ISAAC van NWO ingevuld worden ( Bij het invullen van de online factsheet in ISAAC kan alleen gebruik gemaakt worden van ASCII-tekens ( plain text ). Voor de factsheet is gebruik van (structuur)formules, illustraties, cursiveringen etc. dus niet mogelijk. Deze kunnen vanzelfsprekend wél gehanteerd worden in het aanvraagformulier. Uitgewerkte onderzoeksvoorstellen De tweede stap is het indienen van een uitgewerkte onderzoeksvoorstel. Voor het indienen van een uitgewerkt onderzoeksvoorstel gaat u als volgt te werk:

15 13 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag 1) Download het formulier voor het opstellen van een aanvraag (bijlage 6.2) vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument). Sla het ingevulde formulier op als pdf en upload het in ISAAC. 2) Download het begrotingsformat (bijlage 6.3) en vul het in. Sla het format op als pdf en upload het in ISAAC (rubriek Overig). 3) Download de steunbrief private en/of publieke cofinanciers (bijlage 6.4) en vul het in. Sla de ondertekende verklaring(en) op als pdf-bestand en upload het in ISAAC (rubriek Inbeddingsgarantie). De verklaring bestaat uit de volgende twee onderdelen: a. brief van de hoofdaanvrager, getiteld Verklaring gemaakte afspraken met private en / of publieke cofinancier(s) Hierin worden de afspraken met de partner(s) bevestigd. b. de door elke individuele cofinancier ondertekende steunbrief (zie paragraaf 5.2. van deze call) De steunbrief dient conform het format, op logopapier van de betreffende organisatie te worden gesteld. Hierin zegt iedere cofinancier afzonderlijk zijn bijdrage aan de hoofdaanvrager toe. Papier met KVK-nummer volstaat voor zzp-er. Met de steunbrief committeert de cofinancier zich aan de toegezegde bijdrage voor het project als dit door NWO wordt gehonoreerd. De steunbrief is onvoorwaardelijk en bevat geen ontbindende voorwaarden. NB: Het aanleveren van een digitale versie van de brief met originele handtekening volstaat, mits opgesteld conform de voorwaarden uit het format. NWO behoudt zich het recht voor om de originele brief op te vragen bij de hoofdaanvrager. 4) Akkoordverklaring instelling van de hoofd- en mede-aanvragers (bijlage 6.4.) Download het format van de akkoordverklaring. De akkoordverklaring dient, conform het format, op logopapier van de kennisinstelling te worden gesteld. Sla de ondertekende akkoordverklaring op als pdf-bestand en upload het in ISAAC (rubriek Overig). De verklaring dient ondertekend te worden door de aanvrager en een tekenbevoegde/bestuurlijk-verantwoordelijke van de instelling. Met het insturen van de akkoordverklaring bevestigt de instelling waar het project, na honorering van de aanvraag, wordt uitgevoerd dat zij op de hoogte is gebracht van de aanvraag en akkoord is met alle voorwaarden waaraan voor uitvoering van het project moet worden voldaan. Betreft de aanvraag een gezamenlijk project dan is van iedere instelling afzonderlijke akkoordverklaringen nodig. 3.5 Subsidievoorwaarden Op alle aanvragen zijn de NWO-subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing. Aanvragen moeten voldoen aan de volgende eisen: Aansluiting doelstellingen call for proposals en Kennis- en Innovatieagenda - Het onderzoek dient aan te sluiten op de doelstellingen van deze call for proposals, zoals geformuleerd in hoofdstuk 2. - Onderzoeksprojecten dienen aan te sluiten bij de Kennis- en Innovatieagenda van de TKI CLICKNL van de topsector Creatieve Industrie.

16 14 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag Cofinanciering en consortiumpartners - In een project werken ten minste één private partij en ten minste één (aanvragende) kennisinstelling met elkaar samen (zie paragrafen 3.1 en 3.2 voor de voorwaarden voor deelname). NWO geeft géén aanvullende financiering op bijdragen aan het project van universiteiten en vergelijkbare onderzoeksinstellingen. Hoofd- en medeaanvrager kunnen werkzaam zijn bij dezelfde kennisinstelling. - De privaat/publieke cofinanciering bedraagt ten minste 20% van het bedrag dat bij NWO wordt aangevraagd. De cashbijdrage van één of meer private partners bedraagt minimaal 5% van de hoogte van het bij NWO aangevraagde bedrag. De cashbijdrage van één of meer publieke en/of private partners bedraagt minimaal 5% van het bij NWO aangevraagde bedrag. De in-kind bijdrage van één of meer publieke en/of private partners bedraagt minimaal 10% van het bij NWO aangevraagde bedrag. Zie paragraaf 5.2 voor de NWO definitie van private en publieke partijen. - De cash- en in-kind bijdragen die worden opgevoerd in de begroting corresponderen met de steunbrieven waarin de bijdrage door de private (en eventuele publieke) cofinancier(s) wordt toegezegd aan de hoofdaanvrager. Indien de cofinancier een ANBI-status heeft dan dient de verklaring hiervan overlegd te worden. - De verplichte cofinanciering die in-kind wordt bijgedragen moet gekapitaliseerd worden volgens de bepalingen die zijn opgegeven in paragraaf 5.2 hieronder. - Begeleiding en consultancy mogen geen deel uitmaken van de verplichte cofinanciering. - Alle consortiumpartners dienen gedurende de periode waarover subsidie wordt gevraagd effectief betrokken te blijven bij het onderzoek waarop de aanvraag betrekking heeft. - De projectpartners (de betrokken onderzoeksinstellingen, cofinanciers en eventuele partijen die geen cofinanciering leveren, maar wel inhoudelijk betrokken zijn) moeten voor de start van het toegekende project een consortiumovereenkomst ondertekenen. In deze overeenkomst worden de Intellectueel Eigendom (IE)-rechten en kennisoverdracht en andere zaken zoals betalingen en geheimhouding geregeld conform het NWO-beleid inzake intellectueel eigendom. Daarnaast staan in deze overeenkomst afspraken over de consortiumgovernance (die afdoende garantie moet bieden voor een effectieve samenwerking), financiën, (waar van toepassing) in te brengen basiskennis, aansprakelijkheid, geschillen en regeling van onderlinge informatieverstrekking. NWO zal hiertoe een voorbeeld beschikbaar stellen op de financieringspagina van het instrument. - De hoofdbegunstigde (tevens penvoerder) is verantwoordelijk voor de inning van de cash cofinanciering bij de partners. In het consortium agreement worden afspraken over de onderlinge betaling vastgelegd. - Zie paragraaf 5.2 voor de overige voorwaarden voor cash- en in kindbijdragen. - Een specifiek consortium (d.w.z. de combinatie hoofdaanvrager, medeaanvrager(s) en alle meefinancierende private en/of publieke partijen) kan in deze call for proposals slechts eenmaal indienen. Een aanvrager mag binnen deze call for proposals maximaal 1 keer als hoofdaanvrager optreden en maximaal 2 keer als medeaanvrager. Intellectueel eigendom - Ten aanzien van het NWO IE-beleid zijn de voorwaarden van toepassing zoals omschreven in de NWO-subsidieregeling De projectleider heeft de regie bij de verdeling van de Intellectuele Eigendom (IE)-rechten. Door de betrokken partijen in de consortiumovereenkomst wordt bepaald op welke wijze de IE-rechten op de projectresultaten worden verdeeld tussen de projectdeelnemers en (waar van toepassing) gebruikers. - Voor omgang met IE volgt dit programma in beginsel het NWO-beleid, dat ruimte laat voor de projectpartijen om afspraken op maat te maken, bijvoorbeeld afhankelijk van de samenstelling van de consortia en de hoogte van de (financiële) inbreng. Deze afspraken dienen echter wel te passen

17 15 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag binnen het door de Europese Commissie vastgestelde Framework for State aid for research and development and innovation (2014/C 198/01), opdat geen sprake is van verboden staatssteun. Dit Framework biedt twee modellen zoals beschreven in artikel van de NWO-subsidieregeling: a) vooraf afspraken maken over de verdeling van IE-rechten op resultaten, mits zo n verdeling een passende afspiegeling vormt van de inspanningen, bijdragen en respectievelijke belangen van de partijen in het project, of b) de IE-rechten laten toevallen aan de projectpartij die de betreffende resultaten heeft gegenereerd; in geval een andere projectpartij exclusieve rechten wenst te verwerven met het oog op commercialisatie doorgaans zal dit een private partij zijn, zal deze hiervoor een marktconforme vergoeding moeten betalen aan de genererende partij. Valorisatiepanel en valorisatieplan Voor ieder project wordt een valorisatiepanel ingericht en een valorisatieplan opgesteld. Het valorisatiepanel wordt samengesteld tijdens het opstellen van de uitgewerkte aanvraag en is gedurende de hele looptijd bij het project betrokken. Het panel heeft tot taak om zijn kennis en kunde in te brengen en de onderzoekers te informeren over beleid(sontwikkelingen) en praktijksituaties. Het gaat om een ondersteunende rol bij het (verder) articuleren van de onderzoeksvraag, het opstellen van een valorisatieplan, het rapporteren over het onderzoek, en het dissemineren van en communiceren over de onderzoeksresultaten. Het panel bestaat naast vertegenwoordigers van de consortiumpartner(s) uit overige directe belanghebbenden, inclusief overheid, bedrijfsleven en samenleving, bijv. vertegenwoordigd door NGO s. Via de valorisatiepanels is het onderzoek verankerd in de maatschappij en kunnen de behaalde resultaten ook daadwerkelijk toegepast worden. Het valorisatieplan is gericht op het ter beschikking stellen van en het gebruik van relevante onderzoeksresultaten door de partners in het programma en andere stakeholders. Naast een overzicht van de met de valorisatie samenhangende kosten bevat het valorisatieplan een beschrijving van zowel de rol van het valorisatiepanel als van de afspraken die met het panel gemaakt zijn. Voorwaarden start en uitvoering project Start Het onderzoek moet binnen zes maanden na de datum van het subsidieverleningsbesluit van start gaan. Bij aanvang van het project moet er minimaal één onderzoeker op het project zijn aangesteld. Wanneer het project niet uiterlijk zes maanden na de beschikkingsdatum is gestart, kan het besluitnemend orgaan besluiten om de subsidie in te trekken. Het project kan starten als de volgende documenten door NWO zijn goedgekeurd: - een projectstartformulier met betalingsinformatie; - een personeelsinformatieformulier; - een datamanagementplan; - een door alle betrokken partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst; - (indien van toepassing) een goedkeurende verklaring van de ethische toetsingscommissie.

18 16 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag Looptijd In afwijking van artikel 3.5.1, lid 1 van de NWO subsidieregeling 2017 mogen onderzoeksprojecten een looptijd tot 5 jaar hebben. Projecten krijgen daarmee de gelegenheid om voort te borduren op eigen resultaten gedurende de looptijd ter vergroting van de potentiële impact op maatschappelijke uitdagingen. Verlenging Verlenging van de looptijd van het project wordt alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Publicaties Bij publicatie van resultaten van het gesubsidieerde onderzoek wordt de steunverlening van NWO vermeld, evenals de programmanaam NWO Transities en Gedrag. In het Engels wordt de naam van NWO vertaald als Netherlands Organisation for Scientific Research en die van Transities en Gedrag als Transitions and Behaviour. Bij het programmabureau van NWO zijn beeldmerken / logo s beschikbaar. Verslaglegging over het project aan NWO Voortgangsrapportage Halverwege de looptijd van het project dient er een voortgangsrapportage bij NWO te worden ingeleverd. Hierover ontvangt de aanvrager vooraf bericht met het format en instructies. Aanlevering via ISAAC is verplicht. Publicatiegegevens NWO verwacht dat gedurende de looptijd van het project, en in de jaren daarna, de gegevens van iedere vorm van output afzonderlijk in ISAAC op het project te worden geregistreerd. Eindrapportage Na beëindiging van het project dient er binnen drie maanden een inhoudelijke eindrapportage over het verloop van het onderzoek en de bereikte resultaten te worden ingeleverd. Gelijktijdig wordt er een door de hoofdaanvrager en de controller/financieel beheerder van de kennisinstelling ondertekend financiële eindrapportage ingeleverd, gespecificeerd naar de goedgekeurde begrotingsposten. Hierin dient o.a. de feitelijke duur (periode) en omvang (fte) van al het ten laste van het project aangestelde personeel te worden vermeld en (indien van toepassing) aan te geven hoe in de vervanging is voorzien. Hierbij worden ook alle gerealiseerde in cash- en in kind-bijdragen van de cofinanciers verantwoord. Zie paragraaf 5.2 voor meer informatie over de verantwoording van in kind-bijdragen. Matchmaking en andere programma-activiteiten In maart 2019 wordt er een matchmaking bijeenkomst georganiseerd. Daarnaast worden er ook gedurende de looptijd van het project diverse andere programmaactiviteiten georganiseerd: - Jaarlijks terugkerende bijeenkomst tijdens de Dutch Design Week het CLICKNL DRIVE event - 1 keer per jaar programmabijeenkomst Het is verplicht voor de projectleiders van gehonoreerde aanvragen om deel te nemen aan deze activiteiten. Open Access Alle wetenschappelijke publicaties die voortvloeien uit onderzoek dat is gefinancierd op basis van deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op

19 17 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Transities en Gedrag Datamanagement Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. NWO wil dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk vrij en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. NWO wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Dit protocol bestaat uit twee stappen: 1. Datamanagementparagraaf De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Hij of zij wordt dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten. 2. Datamanagementplan Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Het datamanagementplan is een concrete uitwerking van de datamanagementparagraaf. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld. Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: Nagoya Protocol Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS). Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruikmaken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol ( NWO gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen. Criteria ontvankelijkheid De administratieve ontvankelijkheid van de vooraanmeldingen en uitgewerkte aanvragen wordt door het NWO-bureau vastgesteld. Een aanvraag wordt niet toegelaten tot de ronde, als deze niet correct of onvolledig is ingevuld en de aanvrager niet of niet op tijd heeft voldaan aan het verzoek een gecorrigeerde aanvraag in te dienen 8. 8 Wanneer correctie van de aanvraag of het alsnog aanleveren van vereiste bijlagen mogelijk is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn/haar aanvraag binnen 48 uur aan te passen en/of de vereiste bijlagen aan te leveren. Alleen als de aanvrager hieraan niet kan of wil voldoen, zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Indien de aanvraag tijdig is gecorrigeerd, dan zal deze, uiteraard alleen na goedkeuring, alsnog in behandeling worden genomen.