BIJLAGE II: REGELING SUBSIDIEVERLENING INFORMATIE VOOR SUBSIDIEAANVRAGERS EN DE FINANCIËLE ADMINSITRATIES

Transcriptie

1 BIJLAGE II: REGELING SUBSIDIEVERLENING INFORMATIE VOOR SUBSIDIEAANVRAGERS EN DE FINANCIËLE ADMINSITRATIES INHOUD 1) WAARVOOR WORDT SUBSIDIE VERLEEND? ) SUBSIDIE VOOR MATERIËLE KOSTEN ) SUBSIDIE VOOR PERSONEELSKOSTEN ) HOE HOOG IS DE SUBSIDIE VOOR EEN PROJECTMEDEWERKER? ) WELKE KOSTEN ZIJN OPGENOMEN IN DE VERGOEDINGEN? ) TOEGEKENDE SUBSIDIEAANVRAGEN... 4 BIJLAGE A: TABEL VERGOEDINGEN VOOR PERSONELE KOSTEN... 5 BIJLAGE B: TABEL EINDE PROJECTVERGOEDINGEN ) Waarvoor wordt subsidie verleend? Het Prinses Beatrix Spierfonds verleent subsidie voor kosten die rechtstreeks door het in het projectvoorstel voorgestelde onderzoek worden veroorzaakt en die niet uit het universiteits- of instituutsbudget kunnen worden gefinancierd. In aanmerking komen onder meer kosten van voor het onderzoek aan te stellen personeel, verbruiksgoederen en proefdieren. Bij aanvragen van een subsidie vraagt het Prinses Beatrix Spierfonds aan de onderzoeker om een raming te geven van het subsidiebudget dat nodig is om het voorgenomen onderzoeksproject uit te kunnen voeren. Bij het opstellen van dit budget moet de onderzoeker zich houden aan deze Regeling Subsidieverlening. In de tekst die hierna volgt wordt toegelicht welke richtlijnen er gelden voor de bekostiging van gesubsidieerd onderzoek. Ook wordt uitgelegd hoe de subsidieregeling praktisch wordt toegepast. Zo komt bijvoorbeeld aan de orde welk bedrag voor een bepaalde kostenpost mag worden opgevoerd en welke kosten niet worden vergoed. Met de Regeling Subsidieverlening volgt het Prinses Beatrix Spierfonds het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek 2008 dat is afgesloten tussen NWO, de VSNU, de KNAW, ZonMw, de NFU en VFI/Gezondheidfondsen. Het fonds past de Regeling Subsidieverlening met ingang van 1 januari 2009 toe. De tekst van het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek 2008 vindt u op de NWO website: De richtlijnen en vergoedingen gelden in principe voor alle subsidierondes van het Prinses Beatrix Spierfonds. Bij wijze van uitzondering kan het fonds besluiten om bij een subsidieronde af te wijken van bepaalde onderdelen van de Regeling Subsidieverlening. Als dat het geval is wordt dat vermeld in de voorwaarden van de subsidieronde. 2) Subsidie voor materiële kosten Onder de materiële kosten vallen de kosten van verbruiksgoederen die nodig zijn om het onderzoek uit te voeren. De kosten voor aanschaf en afschrijving van apparatuur worden niet vergoed. Tot de materiële kosten worden ook de kosten van aanschaf en huisvesting van proefdieren gerekend. De proefdierkosten dienen in de subsidieaanvraag gespecificeerd te worden, waarbij tevens de gekozen diersoort gemotiveerd dient te worden. Voor sommige subsidierondes van het Prinses Beatrix Spierfonds geldt een maximum voor materiële kosten. Als dit het geval is, staat het vermeld in de voorwaarden van de betreffende ronde. De materiële kosten moeten in de subsidieaanvraag duidelijk gespecificeerd worden. Het aanvraagformulier biedt hiertoe ruimte.

2 3) Subsidie voor personeelskosten Het Prinses Beatrix Spierfonds stelt een vergoeding beschikbaar voor het aanstellen van onderzoekers en/of ondersteunend personeel. Het door het fonds gesubsidieerd personeel komt in dienst van de instelling waar het onderzoek wordt verricht. De aanstelling vindt in principe plaats in tijdelijk dienstverband, voor de duur van de subsidie. Het is daarnaast ook toegestaan om personeel dat in vaste dienst van de instelling is aangesteld, voor de duur van de subsidie op het project in te zetten. De projectmedewerkers mogen binnen de gesubsidieerde aanstellingsduur alleen belast worden met de feitelijke uitvoering van het project. Dit houdt in dat ze geen universitaire neventaken (bijv administratieve taken of onderwijstaken) mogen vervullen binnen de projecttijd. Ook taken in het kader van patiëntenzorg of het leidinggeven aan andere onderzoeksprojecten zijn binnen de gesubsidieerde aanstellingsduur niet toegestaan. De Regeling Subsidieverlening kent vijf vergoedingscategorieën voor onderzoekers en ondersteunend personeel: - promovendi - wetenschappelijk medewerker - Niet wetenschappelijk personeel niveau 1 - Niet wetenschappelijk personeel niveau 2 - Niet wetenschappelijk personeel niveau 3 Voor elke vergoedingscategorie gelden vastgestelde maximale subsidiebedragen. Deze bedragen vindt u terug in de vergoedingentabel in bijlage A. In deze tabel staan de bedragen die u mag aanvragen, ongeacht de daadwerkelijke kosten. In de subsidieaanvraag moet duidelijk vermeld staan op welk niveau de gevraagde personeelsplaats wordt ingevuld, en wat de aanstellingsduur en aanstellingsomvang is. Verder geldt dat een aanstelling van wetenschappelijk personeel minimaal voor één jaar moet zijn en minstens 50% van een voltijdsaanstelling moet bedragen. Voor de aanstelling van overig personeel geldt dat deze minimaal 0.5 jaar en minstens 20% van een voltijdaanstelling moet bedragen. Een gesubsidieerde personeelsplaats dient door één en dezelfde persoon te worden bezet, gedurende de gehele subsidieduur. Binnen de vergoedingscategorie promovendi mag subsidie worden aangevraagd voor het aanstellen van een AIO/OIO of vergelijkbare andere functies zoals niet-gepromoveerde junior onderzoekers. De vergoeding wordt berekend op basis van een fulltime inzet in een periode van maximaal vier jaar. De categorie wetenschappelijk medewerker is bestemd voor het vergoeden van de aanstelling van arts-assistenten in opleiding, postdocs en andere onderzoekers op vergelijkbaar niveau. Er zijn drie categorieen voor niet wetenschappelijk personeel. In de regel vallen analisten onder niveau 1, eventueel niveau 2 (met duidelijke motivatie). De categorie niet wetenschappelijk personeel niveau 3 is bestemd voor academici, waaronder bijvoorbeeld statistici. Voor de aan te stellen promovendi en wetenschappelijk medewerkers wordt een bench fee van per aanstelling beschikbaar gesteld. Deze bench fee is bedoeld ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de projectmedewerkers en dient aangewend te worden voor onder meer de promotiekosten en (buitenlands) congresbezoek. De bench fee geldt niet voor niet wetenschappelijk personeel. 4) Hoe hoog is de subsidie voor een projectmedewerker? In de bijlagen van dit document vindt u de tabellen om de hoogte van de vergoedingen voor personeelskosten te bepalen. De bedragen worden jaarlijks aangepast conform de bepalingen in het akkoord Bekostiging wetenschappelijk onderzoek

3 De vergoedingen voor salariskosten van projectmedewerkers staan in de vergoedingentabel in Bijlagen A en B. De bedragen in deze tabel gelden voor een aanstellingsomvang van 1 fte. Om te bepalen welke vergoeding u moet aanvragen voor een projectmedewerker gaat u als volgt te werk. Stel vast welke personeelsplaats(en) nodig is om het voorgenomen onderzoek uit te voeren. Voorbeelden van personeelsplaatsen zijn: AIO, postdoc, analist. Bepaal tevens de aanstellingsomvang (aantal fte) en aanstellingsduur. Ga na welke vergoedingscategorie van toepassing is voor de personeelsplaats (zie 3 Subsidie voor personeelskosten). Zoek de vergoedingscategorie in de vergoedingentabel op. Deze treft u aan in Bijlage A. Indien voor de subsidieronde een afwijkende tabel geldt, wordt dat vermeld in de voorwaarden van de subsidieronde. Selecteer het bedrag dat bij de voorgenomen aanstellingsduur hoort. De vergoedingentabel geeft het subsidiebedrag weer voor een aanstelling van 1 fte. Indien uw personeelsplaats een afwijkende aanstellingsomvang heeft, vermindert u het subsidiebedrag naar evenredigheid van aantal fte. Voeg de bench fee toe. Deze geldt voor personeelsplaatsen in de categorie promovendi en wetenschappelijk medewerker. Voeg de einde projectvergoeding toe. Deze treft u aan in Bijlage B en bedraagt voor elk jaar dat het dienstverband feitelijk heeft geduurd 1 maand van de vergoeding voor de betreffende personeelsplaats(en). De vergoeding wordt bij delen van een jaar aanstellingsduur proportioneel op maandbasis berekend (zie tabel B). De bedragen voert u op in het aanvraagformulier dat geldt voor de subsidieronde. Voor sommige subsidierondes gelden afwijkende regelingen. Als dat het geval is wordt dat vermeld in de voorwaarden van de subsidieronde. Voorbeeld Op het voorgenomen onderzoeksproject wilt u een postdoc en een analist aanstellen. De aanstelling van de postdoc heeft een omvang van 1 fte voor 2 jaar. De analist, niet wetenschappelijk personeel niveau 1, wordt gedurende 2 jaar op het project aangesteld voor 0,5 fte. Voor de postdoc mag u een vergoeding van ,- opnemen in de subsidieaanvraag. Daarnaast geldt voor de postdoc de benchfee van De einde projectvergoeding is ,-. Voor de analist mag u een vergoeding van ,- * 0,5 fte = ,50 opnemen in de subsidieaanvraag. De einde projectvergoeding is * 0,5 fte = 4.102,-. projectmw. categorie fte aanst.duur vergoeding bench fee einde project totaal postdoc wet. mw. 1 2 jaar , , , ,00 analist NWP-1 0,5 2 jaar , , ,50 totaal ,50 Het totaalbedrag voor personeel is , ,50 = ,50 5) Welke kosten zijn opgenomen in de vergoedingen? In de vergoeding voor personeelskosten is opgenomen (tabel A): Een basissalaris (inclusief vakantietoeslag (8%) en eindejaarsuitkering (8.3%)) Een opslag voor werkgeverslasten (25,5%) 3

4 Een opslag voor overige personeelskosten (7,2%) Naast de personeelskosten, wordt een einde projectvergoeding berekend (tabel B): Deze bevat voor elk jaar dat het dienstverband feitelijk heeft geduurd 1 maand van de personeelskosten. De opslag voor overige personeelskosten bevat onder meer een vergoeding voor advertentiekosten, kosten voor opleiding en vervanging bij ziekte. De einde projectvergoeding is ten behoeve van eventuele verlengingen, (afkoop) wachtgeldlasten, bindingspremies, afwijkende inschalingen en dergelijke. Daarnaast is in de vergoeding een jaarlijkse indexering opgenomen (1,2%), ter compensatie van de stijging van salarissen. Gedetailleerde informatie over de vergoedingen leest u na in de tekst van het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek 2008 op de website van NWO: Kosten die niet opgenomen zijn in het subsidiebedrag en die niet worden vergoed: Indirecte personele lasten, waaronder bijvoorbeeld de kosten voor de begeleiding van het project, en overheadkosten (centraal-, facultair-, en/of vakgroepsniveau). De kosten van de benodigde infrastructurele voorzieningen (zoals de inrichting van de laboratoria). Het instituut waar het onderzoek wordt uitgevoerd wordt geacht hierin te voorzien. Overige huisvestingslasten Rapportagekosten alsmede secretariaatskosten et cetera. 6) Toegekende subsidieaanvragen Gedetailleerde informatie over de financiële afwikkeling van toegekende onderzoeken is te vinden in de Algemene subsidievoorwaarden van het fonds. In deze paragraaf vindt u een korte samenvatting van deze informatie. Bij start van de subsidie wordt verzocht door te geven op welk bankrekeningnummer de subsidiebetalingen kunnen worden overgemaakt, evenals een eventuele interne vermelding anders dan het gegeven projectnummer dat bij de subsidiebetalingen als extra kenmerk dient te worden meegegeven. Ook de namen van de aangestelde medewerkers dienen doorgegeven te worden. Aan het eind van ieder kalenderkwartaal wordt door het fonds een bijdrage uitbetaald. De kwartaalbetalingen dragen het karakter van terugvorderbare voorschotten en zijn afhankelijk van de voortgang van het onderzoek. Van het totaal toegekende bedrag wordt 20% achtergehouden tot de eindrapportage en financiële verantwoording van het onderzoek is goedgekeurd. Het toegekende subsidiebedrag wordt gedurende het onderzoek niet verhoogd. Verschuivingen binnen het budget zijn in de regel toegestaan, mits hiervoor schriftelijk toestemming aan het fonds wordt gevraagd. 4

5 Bijlage A: Tabel vergoedingen voor personele kosten Uitgaande van een aanstelling van 1 fte en de salarisbedragen CAO-Nederlandse Universiteiten per Vergoeding indien aantal maanden aanstellingsduur is: Promovendus (1 fte) 1e jaar e jaar Wetenschappelijk Medewerker (1 fte) 3e jaar e jaar e jaar e jaar schaal e jaar e jaar NWP niveau 1 (1 fte) 1e jaar schaal 7.5 2e jaar e jaar e jaar NWP niveau 2 (1 fte) 1e jaar schaal 9.3 2e jaar e jaar e jaar NWP niveau 3 (1 fte) 1e jaar schaal e jaar e jaar e jaar

6 Bijlage B: Tabel einde projectvergoedingen Vergoeding indien aantal maanden aanstellingsduur is: Promovendus (1 fte) 1e jaar e jaar Wetenschappelijk Medewerker (1 fte) 3e jaar e jaar e jaar e jaar schaal e jaar e jaar NWP niveau 1 (1 fte) 1e jaar schaal 7.5 2e jaar e jaar e jaar NWP niveau 2 (1 fte) 1e jaar schaal 9.3 2e jaar e jaar e jaar NWP niveau 3 (1 fte) 1e jaar schaal e jaar e jaar e jaar