Samenvatting Biologie Stofwisseling, 1.2 t/m 1.7 en 5.5

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Biologie Stofwisseling, 1.2 t/m 1.7 en 5.5"

Transcriptie

1 Samenvatting Biologie Stofwisseling, 1.2 t/m 1.7 en 5.5 Samenvatting door een scholier 3072 woorden 14 april ,9 38 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou belangrijkste organische groepen: koolhydraten, lipiden, eiwitten en nucleinezuren 2 verschillende vormen bij ringvormig glucose: alfa-glucose à oh-groep naar beneden beta-glucose à oh-groep naar boven deze kunnen worden gekoppeld door condensatiereactie; er ontstaat dan disacharide of polysacharide, bv zetmeel. Bij dieren vinden polycondensatiereacties plaats in de lever, dan wordt er glycogeen gevormd. Cellulose is een polymeer van beta-glucose. Onverzadigd = vetzuur met een of meer dubbele bindingen Verzadigd = vetzuur met enkelvoudige bindingen Lipiden met verzadigde vetzuren zijn meestal vast bij kamertemp à vetten Lipiden met onv. Vetzuren zijn meestal vloeibaar à olien Veel vetten worden gevormd door een condensatiereactie waarbij 3 vetzuren zich binden aan een glycerolmolecuul, dit heet een tryglyceride of glyserolesters Fosfolipide = glycerol met 2 vetzuren en een fosforzuur, komen voor in membranen (cel of e.r.) Steroiden = vetachtige stoffen, functioneren als hormoon of spelen een rol bij vorming van membraan. 1.3 In een chromosoom zit 1 lang DNA molecuul met dubbele helix, spiraalsgewijs opgevouwen. DNA molecuul heeft 4 verschillende basen: adenine thymine cytosine en guanine. De stikstofbasen zijn in de beide ketens van de dubbele helix met elkaar verbonden. Nucleotide: bouwsteen van DNA; bevat deoxyribose als suikergroep, een fosfaatgroep en stikstofbasen. Vaste paren: adenine-thymine en cytosine-guanine à waterstofbruggen houden de nucleotide ketens bij elkaar. De 2 ketens zijn complementair. RNA heeft maar 1 nucleotide keten. Deze bevat ribose als monosacharide en uracil i.p.v. thymine. RNA- Pagina 1 van 7

2 moleculen spelen een belangrijke rol bij bepaling van welke eiwitten er in een cel worden gesynthetiseerd. DNA replicatie vindt plaats in de S-fase (chromosomen zijn niet zichtbaar). o.i.v. verschillende enzymen worden waterstofbruggen op verschillende plaatsen tussen de stikstofbasen in de ketens verbroken en de nucleotiden gaan uit elkaar. In kernplasma komen vrij nucleotiden voor; deze kunnen 1-3 fosfaatgroepen hebben en deoxyribose/ribose als suikergroep. ATP = vrije nucleotide met adenine, ribose en 3 fosfaatgroepen; levert energie onder afsplitsing van 1 fosfaatgroep. Voor DNA replicatie worden vrije nucleotiden gebruikt die een stikstofbase + desoxyribose + 3 fosfaatgroepen hebben. Bv. datp = desoxyribose vorm van ATP. Andere trifosfaten: dttp, dctp en dgtp; bevatten allemaal veel energie. Enzym DNA-polymerase schuift langs de enkelvoudige nucleotideketens en er ontstaan waterstofbruggen tussen de vrije nucleotiden en de stikstofbasen in beide ketens. Hiervoor is veel energie nodig à energie komt vrij uit afsplitsing van 2 fosfaatgroepen uit elke vrije nucleotide; deze monofosfaten binden zich aan de nucleotiden in de DNA-ketens; aan elke oude keten vormt zich een nieuwe complementaire keten. Om te voorkomen dat de ketens direct weer binden, nadat ze uit elkaar zijn gegaan, binden speciale eiwitmoleculen zich aan de ketens. DNA-polymerase kan maar in 1 richting langs een nucleotide keten lezen. Langs de ene keten volgt DNA-polymerase het uit elkaar gaan van de ketens; bij de andere keten, kan het DNA-polymerase maar op bepaalde punten starten, hierdoor ontstaan korte fragmenten. DNA-ligase koppelt deze fragmenten aan elkaar. Op plaatsen waar een nieuwe complementaire nucleotideketen is gevormd, wordt er weer een dubbele helix vorm aangenomen. De replicatie vindt langs het gehele molecuul plaats, behalve op 1 plek: de centromeer. In het begin van de mitose worden de chromosomen zichtbaar, doordat ze zich verdikken en spiraliseren. Elk chormosoom bestaat dan uit 2 chromatiden die vastzitten in het centromeer. Verder tijdens de mitose gaan de 2 chromatiden uit elkaar en worden ze elk een chromosoom in de dochtercel à uiteindelijke resultaat: dochtercel en moedercel hebben evenveel chromosomen. 1.4 DNA in celkern kan zelf geen eiwitten maken à RNA complementair aan DNA met de informatie en een eiwit wordt gevormd in de ribosomen m.b.v. het RNA. Er zijn 3 typen RNA die een rol spelen bij eiwitsynthese: messenger RNA: langs mrna-genen wordt m-rna gevormd. Bevat informatie over welke aminozuren in welke volgorde aan elkaar moeten. MRNA brengt deze informatie over van het DNA in celkern naar de ribosomen in cytoplasma à informatie in gecodeerde vorm in mrna molec. Bestaat meestal uit zeer lange moleculen van duizenden nucleotiden. transfer RNA: langs trna-genen wordt trna gevormd. Vertalen van code in een aminozuurvolgorde. Kan een aminozuur binden à trna-aminozuurcomplex. Het aminozuur kan vrijkomen in het ribosoom en kan ingebouwd worden in een polypeptideketen. Bestaat uit korte moleculen nucleotiden. ribosomaal RNA: langs rrna-genen wordt rrna gevormd. Een ribosoom bestaat uit 2 delen (groot + klein) en beide delen zijn opgebouwd uit rrna en eiwitten. Bij een inactief ribosoom is het gescheiden. O.i.v. Pagina 2 van 7

3 mrna komen de delen bij elkaar en wordt het ribosoom actief. Transcriptie: o.i.v. RNA-polymerase worden langs een DNA-molecuul complementaire RNA-moleculen gevormd. Worden opgebouwd uit losse RNA-nucleotiden die aanwezig zijn in kernplasma. Promotor: speciale plaats waar RNA-polymerase zich kan binden aan 1 van de 2 nucleotide ketens in het DNA. Promotor bevat specifieke volgorde van basen. Als RNApolymerase zich heeft gebonden aan het DNA, worden vanaf die plaats in 1 richting de H-bruggen verbroken à ketens raken los en spiraalvorm verdwijnt; keten met promotor = template string, andere keten = coderende streng. Vrije RNA-nucleotiden hechten zich door baseparing aan de nucleotiden van de template string, in de richting van het 3 uiteinde naar de 5 uiteinde. De aangehechte RNA nucleotiden verbinden zich met elkaar à RNA streng. RNA streng + DNA template streng = RNA-DNA-hybride helix. Het stuk RNA laat het DNA los en de Hbruggen herstellen; RNApolymerase schuift door tot het eind van het gen is bereikt: stopcodon. RNA-polymerase laat DNA los en RNA-molecuul wordt via porien van kernmembraan naar cytoplasma getransporteerd. Translatie: volgorde van stikstofbasen in mrna levert informatie voor de eiwitsynthese. Een aminozuur wordt gemaakt uit 3 op een volgende nucleotiden = codon/triplet. trna heeft een opgevouwen vorm: door baseparing binden bepaalde delen zich aan andere delen van hetzelfde molecuul. Aan een van de ongepaarde delen (steken als lus naar buiten) zitten 3 nucleotiden: anticodon; dit anticodon kan zich door baseparing binden aan een specifiek codon van een mrnamolecuul. De synthese van een popypeptideketen begint met het startcodon (AUG). Drie codons corresponderen niet met een aminozuur, dit zijn stopcodons en geven eind van eiwitsynthese aan. Er zijn 61 verschillende trna-moleculen; hebben elk eigen ruimtelijke bouw en eigen anticodon. Hebben wel allemaal aan 1 uiteinde zelfde 3 ongepaarde nucleotiden CCA; aan dit uitiende kan een trnamolecuul 1 specifiek aminozuurmolecuul binden. Deze binding vindt plaats o.i.v. een enzym à verschillende enzymen, die elk een specifiek trna-mol en een specifiek aminozuurmol kunnen binden, waardoor er verschillende trna-aminozuurcomplezen ontstaan. Eiwitsynthese met m, r en t RNA + ribosomen: MRNA wordt met het startcodon gebonden aan een klein ribosoomdeel. trna-aminozuurcomplex bindt zich aan het startcodon en aan een groot ribosoomdeel à door binding van beide ribosoomdelen wordt het ribosoom actief. Elk ribosoom heeft 2 actieve centra: A + P. Het mrnamolecuul schuift codon voor codon langs het ribosoom. In de A-plaats kan elk codon zich binden aan een specifiek trna-aminozuurcomplex (complementair). Dit schuift door naar de P-plaats. Als het volgend codon (A) ook een trnaaminozuurcomplex heeft gebonden, gaan de beide aminozuren een peptidebinding met elkaar aan. Het trna laat het eerste aminozuur los en het trna verlaat de P-plaats. Het ribosoom schuift op naar de volgende codon van mrna-molecuul. Hierdoor komt het 2e trna-aminozuurcomplex op de P-plaats terecht en op de lege A-plaats komt een nieuw trna-aminozuurcomplex; zo wordt de keten langer. Als het mrna-molecuul een stuk is opgeschoven kan zich aan het startcodon een nieuw ribosoom binden. Als het stopcodon is bereikt bindt een speciaal molecuul (terminator factor) zich aan het mrna, hierdoor wordt de polypeptideketen los gemaakt en is de synthese klaar. Bij ribosomen op het ER komen de gesynthetiseerde ketens in het ER terecht, dan worden ze getransporteerd naar golgi systeem bv. Daar krijgen veel eiwitmoleculen hun uiteindelijke vorm, andere eiwitmoleculen worden pas actief als ze buiten Pagina 3 van 7

4 de cel zijn en daar in aanraking komen met andere stoffen; pre-eiwitten. 1.5 Genexpressie: het tot uiting komen van genen; genen komen onder bepaalde omstandigheden tot uiting in het fenotype van een organisme. Een cel kan duizenden verschillende enzymen produceren, maar dat wordt niet gedaan à klein deel van de maximale productie capaciteit wordt benut, omdat de stofwisseling anders te snel zou gaan. Enzyminductie: cel/bacterie maakt meer enzymen aan, naar mate dat nodig is. Genexpressie kan worden beïnvloed door milieufactoren. Structuurgenen: bevatten informatie voor de eiwitsynthese in de ribosomen. Langs structuurgenen vindt transcriptie plaats en wordt mrna, trna en rrna gevormd; o.i.v. deze moleculen worden in de ribosomen enzymen en andere eiwitten gemaakt. Promotor: plaats waar RNA-polymerase zich kan binden aan een nucleotideketen van een DNA-molecuul. RNA-polymerase moet eerst langs de operator, voordat het de structuurgenen bereikt. Als de operator een binding is aangegaan met een specifiek eiwitmolecuul = repressor, dan wordt de transcriptie van de achterliggende genen verhinderd. Repressoren worden gesynthetiseerd o.i.v. regulatorgenen. (zie afb. 67) Repressormoleculen hebben 2 bindingsplaatsen: DNA en inductormolecuul. Een inductor is vaak het substraat van enzymen die o.i.v. structuurgenen worden gesynthetiseerd à hierdoor vindt regulatie van de genexpressie automatisch plaats. Expressie van meerdere structuurgenen kan tegelijk worden beïnvloed à vaak liggen deze genen vlak bij elkaar op het chromosoom en vindt transcriptie tegelijk plaats. Het mrna-molecuul wat er dan ontstaat kan in de ribosomen voor de synthese van meerdere enzymen tegelijk zorgen. De vlak bij elkaar liggende structuurenzymen staan o.i.v. een repressor. Repressoren kunnen actie of inactief zijn; hangt af van aanwezigheid van inductoren en corepressoren. Een substraatmolecuul kan een binding aangaan met een repressor, waardoor deze geen binding meer aan kan gaan met het DNA van een operatorgen. Een corepressor gaat een binding aan met een repressor, maar hierdoor kan ie juist wel een binding aangaan met het DNA. Bij eukaryote organismen (organismen met een volledige celbouw; celkern etc.) worden vaak groepen genen tegelijk in- en uitgeschakeld. Bv. vrouwelijke zoogdieren: vrouwen hebben 2 X chromosomen, maar een daarvan kan grotendeels zijn uitgeschakeld. Dit chromosoom bevindt zich in de gespiraliseerde toestand, waardoor er geen transcriptie langs dit chromosoom kan plaatsvinden. Dit heet het lichaampje van barr. Als embryonale cellen zich gaan specialiseren, komt de synthese van veel eiwitten die specifiek zijn voor die gespecialiseerde cellen op gang. De synthese voor eiwitten die specifiek zijn voor andere weefsels, komt bij deze cellen dan niet op gang. Bij eukaryote organismen ontstaat bij transcriptie meestal pre-rna; dat is op weg naar ribosomen maar moet nog verandering ondergaan; het mrna deel in de ribosomen, is vaak korter dan het DNA deel dat de code daarvoor bevat. Onderweg naar de ribosomen worden overige stukken (= introns) verwijderd door enzymen. De eiwitsynthese kan geregeld worden door de binding van mrna aan de ribosomen te activeren of juist Pagina 4 van 7

5 te inactiveren. Eiwitten kunnen snel na hun synthese veranderen en daardoor actief of inactief worden. RNAinterferentie: speciaal RNA wordt gevormd dat bestaat uit een keten die 2 sequenties bevat die complementair zijn aan elkaar à RNA vouwt zich dubbel à haarspeldstructuur. Enzym Dicer knipt RNA in korte stukjes microrna (mirna). Een van de strengen van de mirna s wordt afgebroken; de andere streng bindt zich aan een eiwitcomplex = mirna-eiwitcomplex à bindt zich aan doel-mrna dat uitgeschakeld moet worden. Het mirna-complex voorkomt genexpressie door het blokkeren van de translatie en door afbreken van doel-mrna. 1.6 Mutatie is een blijvende verandering in de volgorde van stikstofbasen in een DNA-molecuul. Grootste uitwerking als ze optreden in cellen die zich veelvuldig delen: geslacht- embryocellen. Hierdoor ontstaan er langs dit gen RNA-moleculen met een andere volgorde van stikstofbasen à eiwitten met een gewijzigde aminozuurvolgorde. Er zal alleen een merkbaar effect ontstaan als de aminozuur volgorde gewijzigd is bij het actieve centrum van het molecuul. Als een gemuteerd gen geen werkzame enzymmoleculen meer kan doen synthetiseren, dan hoeft het nog niet zichtbaar te zijn. De meeste mutaties vinden plaats een chromosoom van een paar, dus het andere chromosoom verandert niet. Het genpaar bestaat nu uit een gemuteerd en een ongemuteerd allel à langs het ongemuteerde allel gaat de synthese van ongewijzigd RNA gewoon door. Meeste gemuteerde allelen zijn recessief. Mutagene stoffen verhogen mutatiefrequentie. DNA-reparerende enzymen sporen mutaties op en herstellen DNA. Puntmutatie: mutatie beperkt tot 1 of 2 stikstofbasen Chromosoommutatie: deel van chromosoom met meerdere genen is gemuteerd à deel van chromosoom kan afbreken en zich hechten aan ander chromosoom; kan zich hechten op een andere plaats aan oorspronkelijke chromosoom en kan vrij in sytoplasma liggen. Sommige chromosomen hebben verplaatsbare delen: transposons à zorgt bv voor synthese van een enzym die een lus uit het DNA knipt en bindt aan een ander chromosoom. Springen van chromosoom naar chromosoom. Ploidiemutaties: verandering in het aantal chromosomen in een cel. 1.7 Pseudogenen: genen die in de loop van evolutie zijn veranderd en nu geen functie hebben. Junk DNA: grote delen in een chromosoom zonder functie. Restrictie-enzymen: splitsen DNA op een plek waar zich een specifieke volgorde van 4-6 basen bevindt. De uiteinden zijn altijd complementair en identiek (als ze geknipt zijn door t zelfde enzym) en daardoor makkelijk te combineren. Een enzym DNA-lingse kan DNA-fragmenten met elkaar verbinden à recombinant DNA Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bacterien. Hebben 1 groot circelvormig chromosoom, maar ook kleinere kringvormige chromosomen: plasmiden; kunnen genen op liggen dei bacterie resistent maken etc. Plasmiden worden dan eruitgehaald en behandeld met restrictie-enzym en de plasmiden breken open; kunnen dan gecombineerd worden met DNA fragmenten van andere organismen. Daarna worden gemodificeerde plasmiden opgenomen in bacterie. Toepassing voor medicatie: insulineproducerende bacterien, vaccins, hormonen etc. Pagina 5 van 7

6 Meeste toepassing voor voedselproductie. Toepassing misdaad: restrictie enzym wordt losgelaten op DNA van een persoon. Er ontstaat een unieke verzameling brokstukken DNA. Het mengsel wordt gesmeerd op een gel en aangesloten op een electrisch veld. DNA-fragmenten hebben een negatieve lading dus worden ze aangetrokken door de positieve pool. Kleine fragmenten bewegen sneller, dus na enige tijd ontstaat er een bandenpatroon dat uniek is à DNA fingerprint. Reverse transcriptase: enzym wat in een virus zit. O.i.v. dit enzym wordt in de gastheercel een DNA-keten gevormd langs het binnengedrongen RNA (virus) vervolgens laat de DNAketen los van het RNA. O.i.v. DNApolymerase wordt een complementaire DNA-keten gevormd à fragment met een dubbele spiraal; kan worden ingebouwd. Uit het RNA die bij transcriptie van het DNA ontstaat, worden nieuwe virussen gemaakt en virale eiwitten. Dit soort virussen zijn retrovirussen. Antisense-DNA: uitschakeling van een gen à een kopie wordt gesynthetiseerd van het gen dat de code bevat. De kopie is identiek aan origineel alleen stikstofbasen liggen in omgekeerde positie (van 5 naar 3 ) dit gekopierde gen wordt ingebracht in het orgaan. Zowel langs het originele gen als de kopie vindt transcriptie plaats; het ontstane RNA is complementair en als het met elkaar in aanraking komt, vormt het een dubbelstrengs RNA en kan geen translatie plaats vinden. Modificatie van irna = sirna, kunstmatig inbrengen van haarspeldstructuren in de cel. 5.5 glad spierweefsel: langwerpige spiercellen met celkern. Komt voor in huis en in wand van buisvormige/holle organen. Autonome zenuwstelsel. Hormonen kunnen ook contractie veroorzaken. Contractie verloopt traag, maar spiercellen raken niet snel vermoeid. Dwarsgestreept spierweefsel: spiervezels die zijn ontstaan door versmelting van spiercellen. Bevat vele kernen. Zitten met 1 of beide uiteinden vast aan de huis (huidspieren in gelaat en tongspieren). Animale zenuwstelsel. Contractie verloopt snel, spiervezels zijn snel vermoeid. Hartspierweefsel: spiercellen vormen vertakte ketens. Samentrekking van weefsel wordt veroorzaakt door inpulsen in sinusknoop. Werking beinvloed door autonome zenuwstelsel en hormonen. Skeletspier is omgeven door bindweefsel: de spierschede. Aan de beide uiteinden van de spier gaat de spierschede over in de pezen (bevatten veel collagene vezels) die zich voortzetten tot in het beenvlies om de beenderen. Een skeletspier bestaat uit spierbundels; elk omgeven door een laag bindweefsel. Spierbundel bestaat uit spiervezels die parallel aan elkaar lopen; kunnen ~30cm lang zijn en tussen micrometer dik. Motorische eindplaatjes: impulsen van motorische neuronen worden daar overgebracht op spiervezels. Motorische eenheid: alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met 1 motorisch neuron. Meeste spiervezels maar 1 motorisch eindplaatje. Contractie van een motorische eenheid gebeurt tegelijk in alle motorische eindplaatjes à contractie maximaal. Naar elke spier lopen groot aantal motorische neuronen; geleiden impulsen niet tegelijk, zodat vermoeidheid van spier wordt tegen gegaan. Contractie van een spier in zn geheel kan krachtig of minder krachtig zijn afhankelijk van hoeveelheid motorische eenheden dat zich tegelijk samentrekt. Tussen myofibrillen liggen mitochondrien en glycogeenkorrels. Myofibrillen: groot deel bestaat uit eiwitdraden (filamenten), dunne filamenten bestaan uit eiwit actine en Pagina 6 van 7

7 dikke bestaan uit eiwit myosine; zijn opgebouwd uit parallel lopende myosine moleculen, hebben een vorm van een lucifer met zijwaartse kop. Actinefilamenten bezitten bindingsplaatsen voor Ca2+ ionen. Myosine en actine filamenten liggen in een regelmatig patroon gerangschikt in sacromeren à dwarsgestreept van lichte en donkere banen. Als impulsen via een motorisch eindplaatje in een spiervezel binnekomen, verandert de permeabiliteit van het celmembraan van de spiervezel. Ca2+ ionen diffunderen de myofibrillen in en binden zich aan de actinefilamenten; bij de actinefilamenten komen andere bindingsplaatsen vrij, waaraan de koppen van de myosinemoleculen binden à myosinemoleculen ondergaan een vormverandering: uiteinden van de sacromeer trekken naar elkaar toe à spiervezel wordt korter. Lichte banden van de dwarse streping worden zeer smal. Bij ontspanning worden de bindingen tussen de koppen en de actinefilamenten verbroken à ATP moleculen worden gesplitst die zich tussen actine en myosinefilamenten bevinden. Bij contractie van skeletspier vindt intensieve dissimilatie plaats à wordt ATP gevormd. In spierweefsels is beperkte zuurstof en glucose aanwezig = snel op. Spieren bevatten myoglobine (bindt zuurstof). Als het bloed onvoldoende glucose en zuurstof aanvoert, wordt aan de myoglobine zuurstof onttrokken. In de spiervezels wordt glycogeen omgezet in glucose. Dan kan er nog aerobe dissimilatie plaatsvinden. Als myoglobine ook te weinig zuurstof levert, vindt er anaerobe dissimilatie plaats. Hierbij ontstaat melkzuur à daling ph; extra zuurstof onttrokken aan hemoglobine en myoglobine = bohreffect. Na elke contractie is er een periode van herstel à afvalstoggen afvoeren, zuurstof aanvoeren, voorraad ATP aanvoeren etc. Spiertonus: lichte kracht op de aanhechtingsplaatsen van de pezen. Is belangrijk voor handhaven van lichaamshouding bij zit/staan. Reflexen handhaven ook lichaamshouding door corrigeren. Antagonisten: spieren waarvan contractie tegen gestelde werking heeft (bi triceps) Isometrische contractie: samentrekking van de spier zonder dat er een beweging komt. Isotonische contractie: samentrekking waarbij de spier wel in beweging komt. Pagina 7 van 7

2,4. Samenvatting door R woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Stofwisseling Biologie. Atomen en Moleculen

2,4. Samenvatting door R woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Stofwisseling Biologie. Atomen en Moleculen Samenvatting door R. 1478 woorden 5 maart 2014 2,4 30 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Stofwisseling Biologie Atomen en Moleculen -Stof à moleculen à atomen (in kleine hoeveelheden

Nadere informatie

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten 94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten Transcriptie bij prokaryoten: Prokaryoten hebben geen celkern, waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt. Hier vindt de transcriptie

Nadere informatie

Desoxyribose heeft 5 C-atomen. De fosfaatgroep zit aan het 5e C-atoom en de stikstofbase aan het 1e C-atoom.

Desoxyribose heeft 5 C-atomen. De fosfaatgroep zit aan het 5e C-atoom en de stikstofbase aan het 1e C-atoom. Desoxyribose heeft 5 C-atomen. De fosfaatgroep zit aan het 5e C-atoom en de stikstofbase aan het 1e C-atoom. Afbeelding 2. DNA-nucleotide.1 Bij het aan elkaar koppelen van nucleotiden gaat het 3e C-atoom

Nadere informatie

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6 BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6 Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai DOELSTELLINGEN:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie DNA

Samenvatting Biologie DNA Samenvatting Biologie DNA Samenvatting door Magali 3748 woorden 30 december 2016 5,5 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie 5VWO DNA zie plaatsjes in het boek voor referentie

Nadere informatie

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN BOUWSTENEN VAN HET LEVEN Pearson Basisboek Biologie 10voorBiologie VWO Hoofdstuk 1 L. Grotenbreg (MSc.) Bouwstenen van het leven Organische moleculen, groot of klein, bevatten chemische energie en zijn

Nadere informatie

Hetzelfde DNA in elke cel

Hetzelfde DNA in elke cel EIWITSYNTHESE (H18) Hetzelfde DNA in elke cel 2 Structuur en functie van DNA (1) Genen bestaan uit DNA Genen worden gedragen door chromosomen Chromosomen bestaan uit DNAmoleculen samengepakt met eiwitten

Nadere informatie

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens!

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens! Voorwoord Beste geneeskundestudent, Voor je ligt de samenvatting van Blok 1.1.1 Deel 2 voor de studie geneeskunde. SlimStuderen.nl heeft de belangrijkste informatie uit alle verplichte literatuur voor

Nadere informatie

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met uracil (U) in RNA. Adenine komt ook voor in AMP, ADP,

Nadere informatie

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou Samenvatting door E. 1393 woorden 6 december 2016 6,4 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 4: Erfelijkheid 5-HTTPLR gen heeft invloed op de hoeveelheid geluk die je ervaart.

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA 1. Hieronder zie je de schematische weergave van een dubbelstrengs DNA-keten. Een

Nadere informatie

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.)

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.) GENETICA EN EVOLUTIE Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.) VAN DNA NAAR EIWIT GENETICA EN EVOLUTIE DNA Alle erfelijke informatie ligt opgeslagen in DNA in de vorm van genen.

Nadere informatie

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT ANTWOORDEN 6.5 /TM 6.8 Codering 1.een juiste aanvulling van het schema : nucleotiden in mrna juist nucleotiden in DNA juist 3 kant en 5 kant bij mrna en DNA juist

Nadere informatie

Samenvatting Biologie B2

Samenvatting Biologie B2 Samenvatting Biologie B2 Samenvatting door Jacco 2000 woorden 22 mei 2018 10 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Wat kun je doen met DNA DNA bevat eigenschappen over een organisme.

Nadere informatie

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari 2018 8,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica 2 Fenotype, genotype en epigenetica Erfelijke

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life De vragen die voorkomen in het COO-programma DNA & eiwitsynthese zijn op dit formulier weergegeven. Het is de bedoeling dat je,

Nadere informatie

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november keer beoordeeld

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november 2005 4,4 5 keer beoordeeld Vak ANW Voorwoord Het leven, wat heeft er allemaal met het leven te maken. Het leven is erg ingewikkeld, een goede

Nadere informatie

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme. Een gen(ook wel erffactor) is een stukje DNA dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap(bvb

Nadere informatie

Examen Voorbereiding DNA. Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016. 2016 JasperOut.nl. Thema 2 DNA

Examen Voorbereiding DNA. Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016. 2016 JasperOut.nl. Thema 2 DNA Examen Voorbereiding DNA Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 2 DNA Begrippenlijst: Begrip mtdna kerndna Plasmiden Genoom DNA-replicatie DNA-polymerase Eiwitsynthese RNA-molecuul Codon Genregulatie

Nadere informatie

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA Lesstof PW9 Toets 9.1 Boek: Biologie voor het MLO (zesde druk) Hoofdstuk 5 Biomoleculen blz. 89 t/m 106 Hoofdstuk 11 Klassieke genetica blz. 224 t/m 227 Hoofdstuk

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma De vragen die voorkomen in het COO-programma DNA & eiwitsynthese zijn op dit formulier weergegeven. Het is de bedoeling dat je, als

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door een scholier 4379 woorden 16 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 2 DNA. 1 De bouw en functie van het DNA

6,6. Samenvatting door een scholier 4379 woorden 16 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 2 DNA. 1 De bouw en functie van het DNA Samenvatting door een scholier 4379 woorden 16 november 2016 6,6 3 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 2 DNA 1 De bouw en functie van het DNA DNA bevat de informatie over je erfelijke

Nadere informatie

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18 Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18 Reactietypen Substitutiereactie Een atoom(groep) wordt vervangen door een andere atoomgroep. Bij halogenen gebeurt dat alleen onder straling.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting door een scholier 1472 woorden 23 oktober 2007 6,5 24 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 3 - Genetica Homologe chromosomen

Nadere informatie

STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT

STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT A LIFE TYPEFACE STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT De eiwitsynthese is één van de belangrijkste processen die zich in de cel afspelen. Eiwitten staan aan de basis van het functioneren van de cel. Wat een

Nadere informatie

Voortplanting en celdeling

Voortplanting en celdeling Voortplanting en celdeling Inleiding Kenmerkend voor de levende natuur is het streven om de soort in stand te houden. Voor de groene plant als groep komt daar nog bij het vastleggen en beschikbaar maken

Nadere informatie

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Moleculen 1. Basenparing In het DNA vindt basenparing plaats. Welke verbinding brengt een basenpaar tot stand? A. Peptidebinding B. Covalente binding C. Zwavelbrug

Nadere informatie

Computer Ondersteund Onderwijs (COO).

Computer Ondersteund Onderwijs (COO). Computer Ondersteund Onderwijs (COO). Over DNA en eiwit is er een computer praktikum. Bij dit COO leer je via een interactieve manier omgaan met de stof. Opstarten COO. Ga naar de site van het departement

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Cellen Samenvatting Biologie Hoofdstuk : Cellen Samenvatting door Anna 1714 woorden 12 november 2017 8,1 29 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Hoofdstuk : Cellen Paragraaf 1: Celonderdelen Om het overzicht

Nadere informatie

vwo eiwitsynthese 2010

vwo eiwitsynthese 2010 vwo eiwitsynthese 2010 Aan- en uitzetten van genen Escherichia coli leeft in de dikke darm van onder andere de mens. Deze bacterie heeft vijf structurele genen die coderen voor enzymen die betrokken zijn

Nadere informatie

Humane levenscyclus 1

Humane levenscyclus 1 Humane levenscyclus 1 Genexpressie 2 8 september 2011 Doel: Genexpressie (via welke stappen de informatie die in het DNA is opgeslagen gebruikt kan worden om eiwitten te vormen. Differentiële genexpressie

Nadere informatie

28 Testkruising testkruising = een kruising om te achterhalen of een organisme homozygoot of heterozygoot is. Voorbeeld van een testkruising om te bepalen of een organisme homozygoot of heterozygoot is

Nadere informatie

Basisstof 7 Genetische variatie

Basisstof 7 Genetische variatie Afbeelding 33. RNA-interferentie.1 RNA bevat 2 complementaire sequenties die aan elkaar plakken, zodat er een haarspeld structuur ontstaat (1 van afbeelding 33). Het enzym Dicer knipt het dubbele RNA in

Nadere informatie

Biologie 1997 Augustus

Biologie 1997 Augustus www. Biologie 1997 Augustus Vraag 1 In de onderstaande tekening is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traanvocht bevat een

Nadere informatie

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1.

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1. Samenvatting door D. 1431 woorden 28 november 2016 3,3 4 keer beoordeeld Vak Biologie Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1. Inleiding Scheikundige samenstelling persoon 70kg Scheikundige samenstelling

Nadere informatie

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1 Boekverslag door N. 1802 woorden 11 april 2013 4.5 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou BS1 Pigment wordt veroorzaakt door enzymen, oftewel: eiwitten, bestaande uit een groot aantal

Nadere informatie

Begrippen Hoofdstuk 3

Begrippen Hoofdstuk 3 Begrippen Hoofdstuk 3 aminozuur organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese van eiwitten amyloplasten basenparing biotechnologie

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum

Nadere informatie

Begrippenlijst Biologie DNA

Begrippenlijst Biologie DNA Begrippenlijst Biologie DNA Begrippenlijst door een scholier 1969 woorden 27 juni 2007 7,8 51 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Begrippen Allel: Elk van de genen van een genenpaar

Nadere informatie

Moleculaire mechanismen. De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen

Moleculaire mechanismen. De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen Moleculaire mechanismen De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen The Hallmarks of Cancer Hanahan and Weinberg, Cell 2000 Niet afhankelijk van groei signalen Apoptose ontwijken

Nadere informatie

biologie vwo 2017-I Gespierder door gendoping

biologie vwo 2017-I Gespierder door gendoping Gespierder door gendoping Het overdragen van genetisch materiaal naar menselijke cellen voor de behandeling van ziektes bevindt zich nog in een experimenteel stadium. Deze techniek zou ook gebruikt kunnen

Nadere informatie

Het enzym dat verantwoordelijk is voor het vastleggen van de imprint na de DNA-replicatie is een DNA-methyltransferase.

Het enzym dat verantwoordelijk is voor het vastleggen van de imprint na de DNA-replicatie is een DNA-methyltransferase. Examentrainer Vragen Hongerwinterkinderen Gedurende de laatste winter van de Tweede Wereldoorlog stierven veel Nederlanders door barre omstandigheden: koude en voedselgebrek. Tijdens deze hongerwinter

Nadere informatie

LEERPLAN 2014005. LEERPLANDOELSTELLINGEN: De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN

LEERPLAN 2014005. LEERPLANDOELSTELLINGEN: De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN Hoofdstuk1: Erfelijke informatie in de cel... 2 1. Bouw van de kern tijdens de interfase... 2 2. Nucleïnezuren... 2 2.1. Primaire structuur van nucleïnezuren... 2 2.1.1. Bouwstenen... 2 2.1.2. Binding

Nadere informatie

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007 HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007 NAAM: STUDENTNUMMER: CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 14 PAGINA S BEVAT. Veel succes! o Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken,

Nadere informatie

(~30 minuten; 20 punten)

(~30 minuten; 20 punten) TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 04-11-2011 09:00 12:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik geen rode pen! Additioneel 1 STar vraag (alleen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting door Fabienne 1166 woorden 24 oktober 2017 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen? Biologie Vraag 1 Celorganellen en levensprocessen bij levende cellen zijn: 1. Ribosomen 2. ATP synthese 5. DNA polymerase 3. Celmembranen 6. Fotosynthese 4. Kernmembraan 7. Mitochondria Welke van de bovenstaande

Nadere informatie

Intermezzo, De expressie van een eiwit.

Intermezzo, De expressie van een eiwit. Samenvatting Bacteriën leven in een omgeving die voortdurend en snel verandert. Om adequaat te kunnen reageren op deze veranderingen beschikken bacteriën over tal van sensor systemen die de omgeving in

Nadere informatie

GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES

GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES Alle organismen op aarde zijn opgebouwd uit cellen. Ook jouw eigen lichaam bestaat uit cellen. Die cellen zien er niet allemaal hetzelfde uit. Zo is een huidcel heel compact,

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 22 het topje van de eiwitberg

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 22 het topje van de eiwitberg Samenvatting Biologie Hoofdstuk 22 het topje van de eiwitberg Samenvatting door een scholier 1627 woorden 31 mei 2011 8,3 20 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar HOOFDSTUK 22 Het topje van de eiwitberg

Nadere informatie

DNA, RNA en eiwitten: rules and regulations

DNA, RNA en eiwitten: rules and regulations DA, RA en eiwitten: rules and regulations met een uitgebreide toelichting VW, scheikunde Marnix College Ede DA, RA en eiwitten: rules and regulations G..F. urenkamp, 2007 SAMEVATTIG AFSPRAKE DA, RA, AMIZURE

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Interactieve opgaven bij de hoofdstukken 5 t/m 8 van Biology, Campbell Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken van Campbell s Biology : Hoofdstuk 5.4, pagina 77-86:

Nadere informatie

Biologie Hoofdstuk 3 Structuren Binnen Organismen Gerrit van der Stelt

Biologie Hoofdstuk 3 Structuren Binnen Organismen Gerrit van der Stelt Biologie hoofdstuk 3 Paragraaf 3.1 Cellen Celtheorie: Organismen zijn opgebouwd uit cellen, 300 jaar geleden werden cellen voor het eerst waargenomen door Hooke. Antonie van Leeuwenhoek zag als eerste

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Advanced biology 4, 18, 19

Samenvatting Biologie Advanced biology 4, 18, 19 Samenvatting Biologie Advanced biology 4, 18, 1 Samenvatting door een scholier 4213 woorden 16 januari 2011 8 1 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie PTA (blok 2) 2.6 Koolhydraten: simpele suikers Koolhydraten

Nadere informatie

Tentamen Genetica 22-10-2004 Studentnr:

Tentamen Genetica 22-10-2004 Studentnr: CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 11 PAGINA S BEVAT. Veel succes! Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken, maar beantwoord vragen 1-6 niet op blaadjes van vraag 7 en de daarop volgende. 1.

Nadere informatie

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. Biologie Vraag 1 Welke uitspraak is correct? Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. Cytosine

Nadere informatie

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine. Biologie Vraag 1 Welke uitspraak is correct? Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine. Thymine

Nadere informatie

Naam: Student nummer:

Naam: Student nummer: Vraag 1. a. Vergelijk de elektronen transportketen van de ademhaling met de elektronentransport keten van de licht reactie (eventueel met tekening). Geef aan waar ze plaats vinden, wie de elektronen donors

Nadere informatie

Vragen bij paragraaf 3.1

Vragen bij paragraaf 3.1 Vragen bij paragraaf 3.1 1. Organen en orgaanstelsels a) Beenderstelsel/botttenstelsel b) ademhalingsstelsel en bloedvatenstelsel c) Longen, nieren en huid (de blaas is FOUT) d) spier, klier en bloedvatweefsel

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november 2009 9,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven 2.1 Het doel van natuurwetenschappelijk werk is: iets te weten

Nadere informatie

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11 1. Bij honden is het allel voor donkerbruine haarkleur (E) dominant over het allel voor witte haarkleur (e). Het allel voor kort haar (F) is dominant over het allel voor lang haar (f). Een aantal malen

Nadere informatie

Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die zich blijven delen. Drie verschillende stamcelbronnen zijn:

Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die zich blijven delen. Drie verschillende stamcelbronnen zijn: Boekverslag door L. 1556 woorden 8 april 2014 7.4 100 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 4.1 Levende cellen Van systeem aarde tot molecuul Een organisatieniveau is de schaal waarop onderzoek plaatsvindt,

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Structuren zoals de arm van een mens, de vleugel van een vleermuis en de vin van een dolfijn, bevatten dezelfde beenderen. Deze beenderen kennen eenzelfde embryonale oorsprong. Hoe worden

Nadere informatie

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Juli geel Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, 3 en 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, 3 en 4 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, 3 en 4 Samenvatting door een scholier 1688 woorden 10 maart 2007 6,4 47 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting: Biologie: Hoofdstuk 2-4 Hoofdstuk 2:

Nadere informatie

Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9

Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9 Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9 Begrippenlijst door een scholier 2843 woorden 2 april 2007 7,2 74 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie thema 4, DNA, samenvatting

Nadere informatie

ENERGIEOMZETTINGEN IN DE CEL

ENERGIEOMZETTINGEN IN DE CEL BOUW VAN DE CEL 1. INLEIDING... 3 2. ONDERDELEN VAN DE CEL...4 2.1. CYTOPLASMA... 4 2.2. CELMEMBRAAN... 5 2.2.1. Functies van het celmembraan...5 2.2.2. Bouw van het celmembraan...5 2.2.3. Transportmogelijkheden

Nadere informatie

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P)

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P) HERTENTAMEN Eindtoets BIOCHEMIE (8RA00) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 16-08-2013 09:00 12:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik geen rode pen! 1 Peptiden en eiwitten

Nadere informatie

ProeMentamen Biochemie MST. DNA 90 punten is een Ien, 0 punten is een 1

ProeMentamen Biochemie MST. DNA 90 punten is een Ien, 0 punten is een 1 ProeMentamen Biochemie MST. DNA 90 punten is een Ien, 0 punten is een 1 1. Welk(e) van de volgende baseparen komt(en) van nature voor in een DNA dubbele helix. Omcirkel deze. R R. Teken de chemische structuur

Nadere informatie

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen www.dlwbiologie.wordpress.com BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen Havo 4 Thema 2 Basisstof 5 (blz. 68 en 69) De submicroscopische cel. Binas 79 B, C, D. Vwo 4 Thema 2 Basisstof 5

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 De genen A en B liggen 14 centimorgan (cm) van elkaar. Een persoon die heterozygoot is voor deze twee genen, heeft ouders met Aabb en aabb als genotype. De verwachte frequenties van de

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 De genen A en B liggen 14 centimorgan (cm) van elkaar. Een persoon die heterozygoot is voor deze twee genen, heeft ouders met Aabb en aabb als genotype. De verwachte frequenties van de

Nadere informatie

Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2

Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2 Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. celdifferentiatie overgang van stamcellen in specifieke cellen (specialisatie) katalysator een stof die een bepaalde

Nadere informatie

Waar kun je ons kopen? De samenvattingen van Slimstuderen.nl zijn te bestellen via www.slimstuderen.nl.

Waar kun je ons kopen? De samenvattingen van Slimstuderen.nl zijn te bestellen via www.slimstuderen.nl. Voorwoord Beste nieuwe Geneeskundestudenten! Na jullie kennismaking met Maastricht in de INKOM is het nu eindelijk tijd om kennis te maken met jullie eigen studie. Het is altijd een fantastische periode

Nadere informatie

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie)

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie) TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 25-01-2010 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie) 1 (~30 minuten; 20 punten) Onderstaand is een stukje

Nadere informatie

Biologie Hoofdstuk 16 (p1-3)

Biologie Hoofdstuk 16 (p1-3) Biologie Hoofdstuk 16 (p1-3) Bij elke beweging heb je botten, spieren en gewrichten nodig. Door spieren samen te trekken, bewegen de botten rond hun draaipunten in de gewrichten. Door training kunnen spieren

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen Samenvatting door een scholier 751 woorden 30 mei 2017 8,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou H3 organen en cellen iets uitleg voorbeelden

Nadere informatie

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1 de cel Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende onderdelen van een cel. We bespreken het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen.

Nadere informatie

HANDLEIDING VOOR DOCENTEN Versie september 2011

HANDLEIDING VOOR DOCENTEN Versie september 2011 HANDLEIDING VOOR DOCENTEN Versie september 2011 DNAbAND is aanvankelijk ontwikkeld voor 1 e jaars modules moleculaire biologie binnen de unit Life Sciences and Technology, een samenwerking tussen Hogeschool

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 5, 6 en 7 van Biology, Campbell, 7 e druk juli 2007 Introductie Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken

Nadere informatie

5.7. Boekverslag door N woorden 7 november keer beoordeeld 2.2

5.7. Boekverslag door N woorden 7 november keer beoordeeld 2.2 Boekverslag door N. 1588 woorden 7 november 2004 5.7 43 keer beoordeeld Vak Methode Biologie ViaDELTA 2.2 In het celplasma komt een groot aantal verschillende celstructuren voor die elk een eigen functie

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype.

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype. Samenvatting door A. 2698 woorden 16 mei 2013 7,8 1 keer beoordeeld Vak Biologie Samenvatting 3.1 De chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen, dit is vastgelegd in het DNA. De

Nadere informatie

STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT

STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT A LIFE TYPEFACE STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT De eiwitsynthese is één van de belangrijkste processen die zich in de cel afspelen. Eiwitten staan aan de basis van het functioneren van de cel. Wat een

Nadere informatie

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat Samenvatting door L. 1614 woorden 6 september 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Thema 2 Cellen B1 Weefselonderzoek Kanker bij kanker is de celdeling van een cel ontregeld en ontstaat een

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van

Nadere informatie

Biochemie van Leven college 6 uit de serie Het Levend Heelal

Biochemie van Leven college 6 uit de serie Het Levend Heelal Biochemie van Leven college 6 uit de serie Het Levend Heelal Nora Goosen Moleculaire Genetica Leids Instituut voor Chemie Universiteit Leiden 1. Introductie Elke vorm van leven op aarde is opgebouwd uit

Nadere informatie

GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT

GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT Alle organismen op aarde zijn opgebouwd uit cellen. Ook jouw eigen lichaam bestaat uit cellen. Die cellen zien er niet allemaal hetzelfde uit. Zo is een huidcel heel compact,

Nadere informatie

Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren :

Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren : Samenvatting door een scholier 1923 woorden 10 maart 2002 7,6 81 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1: Eiwitmolecuul bestaan uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren. In het lichaam zijn

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting door een scholier 1466 woorden 13 juni 2006 5,6 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Thema 1 Stofwisseling Doelstelling

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM Cellen, weefsels en organen (grondig lezen) Cellen: Organen: Weefsel: kleinste functionele eenheden van ons lichaam zeer uiteenlopende morfologie (=vorm/bouw) die samenhangt

Nadere informatie

Biotechnologie deel I

Biotechnologie deel I Biotechnologie deel I Hand-out bij de eerste oefen- en zelftoetsmodule van Biotechnologie & maatschappij behorende bij hoofdstuk 2,3, 4 en 5 van Introduction to Biotechnology, Thieman & Palladino, 3 e

Nadere informatie

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen? Biologie Vraag 1 Celorganellen en levensprocessen bij levende cellen zijn: 1. Ribosomen 2. ATP synthese 5. DNA polymerase 3. Celmembranen 6. Fotosynthese 4. Kernmembraan 7. Mitochondria Welke van de bovenstaande

Nadere informatie

de cel A&F_MBO_H01.indd :21

de cel A&F_MBO_H01.indd :21 1 de cel De cel 1 Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende componenten van een cel. Het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen

Nadere informatie