Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr juli 2012 Besluit van 4 juni 2012, nr , houdende aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Maastricht krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan A2 Mariënwaard ) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening De raad van de gemeente Maastricht verzoekt Ons bij besluit van 22 februari 2011, nummer , om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Maastricht. Bij brief van 6 april 2011 en gewijzigd bij brief van 5 oktober 2011 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen. In laatstgenoemde brief van 5 oktober 2011 wordt aangegeven dat wegens minnelijke verwerving niet meer ter onteigening behoeft te worden aangewezen de onroerende zaken met de grondplannummers 8a, 8b en 25. In verband daarmee zijn de onteigeningsstukken reeds voor de tervisielegging van het ontwerpbesluit dienovereenkomstig aangepast. Planologische grondslag De onroerende zaken waarop het verzoek van de raad van Maastricht betrekking heeft, zijn begrepen in het bestemmingsplan A2 Mariënwaard van de gemeente Maastricht (verder te noemen: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 14 december 2010 vastgesteld door de raad van de gemeente Maastricht. Het plan is onherroepelijk geworden door de uitspraak d.d. 30 november 2011, nr /R4, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken rusten de bestemmingen Bedrijventerrein, Groen, Natuur, Verkeer, Verkeer-railverkeer, Water, alsmede gedeeltelijk de dubbelbestemmingen Leiding gas, Leiding hoogspanningsverbinding, Leiding riool, en Leiding water. Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens met ingang van 13 december 2011 tot en met 23 januari 2012 in de gemeente Maastricht en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Maastricht van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan op 9 december 2011 openbaar kennis gegeven in de stadskrant De Ster, het dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerpbesluit enz. openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 9 december 2011, nr Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb het ontwerp koninklijk besluit met brief van 28 november 2011 toegezonden aan belanghebbenden, waaronder verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren kunnen brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit. Overwegingen Noodzaak en urgentie De huidige situatie op en rond de Rijksweg A2 in Maastricht vraagt dringend om een duurzame oplossing, met name voor wat betreft de doorstroming van het verkeer tussen de aansluitingen Geusselt en Europaplein. Als gevolg van de bestaande gebrekkige doorstroming, ontstaan ook problemen op het aansluitende regionale en stedelijke hoofdwegennet, hetgeen nadelig is voor de 1 Staatscourant 2012 nr juli 2012

2 bereikbaarheid van de regio Maastricht. De hoge verkeersbelasting en het optredende sluipverkeer veroorzaken daarnaast aanzienlijke problemen voor de leefbaarheid in de wijken die langs de Rijksweg A2 liggen, waarbij het om meer gaat dan alleen technische milieuaspecten (als geluid- en luchtkwaliteit) en verkeersveiligheid. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gelijknamige plandeel van het project A2 Passage Maastricht. Dit project richt zich in de eerste plaats op de verbetering van de doorstroming van het verkeer op de bestaande Rijksweg A2 door de stad Maastricht door aanleg van een gestapelde tunnel in een gedeelte van deze weg (de A2 Passage Maastricht), alsook het bereikbaar maken van de stad Maastricht en het verbeteren van de leefbaarheid langs de A2. Daarnaast richt het project zich op de verknoping van de Rijkswegen A2 en A79 in het bestaande knooppunt Kruisdonk, en wel zodanig dat op deze plaats alle verkeersbewegingen mogelijk zijn, alsook op de aanleg van een nieuwe verbindingsweg naar het bedrijventerrein Beatrixhaven in Maastricht. Op dit laatste aspect ziet het bestemmingsplan met name, dat daarnaast ook gericht is op de ontwikkeling van de zogeheten landgoederenzone. Dit gebied wordt gedomineerd door landgoederen die in hoofdzaak bestaan uit tuinen, (park)bos, waterpartijen en oude laanstructuren. Voor de landgoederenzone geldt als hoofddoel het behoud en het versterken van het groene karakter van dit gebied en de aanwezige cultuurhistorische waarden, alsmede een verbetering van de verbinding met het omliggende stedelijke gebied. Op ecologisch vlak geldt natuurcompensatie voor de A2 Passage Maastricht en ontsnippering als doel, waarbij de gewenste vernatting van het gebied een belangrijke rol speelt. Met de eigenaren en zakelijk gerechtigden van de in het onteigeningsverzoek begrepen onroerende zaken heeft de gemeente Maastricht overleg gevoerd om deze minnelijk te kunnen verwerven. De gemeente Maastricht heeft het werk gegund op 12 oktober De voorbereidende werkzaamheden zijn reeds in volle gang, zodat de gemeente Maastricht, zo spoedig mogelijk na de verwerving van de in het onteigeningsverzoek begrepen onroerende zaken, een aanvang met de feitelijke werkzaamheden wil maken. De voltooiing van de werken en werkzaamheden is voorzien voor ultimo Hiermee wordt voldaan aan het voor de beoordeling van de urgentie van de verzochte onteigening door Ons gehanteerde maximale tijdvak van vijf jaar na de datum van dit besluit, voor de aanvang van de uitvoering van werken en werkzaamheden waarvoor wordt onteigend. Zienswijzen Bij Ons zijn tijdig de volgende zienswijzen ingediend: 1) Ing. P.J.M. Meertens, bij brief van 12 januari 2012, namens de heren M.J.W. Crijns, H.C. Crijns en mevrouw H.C. Crijns-Laeven, verder te noemen: reclamanten 1; 2) Mr. Ing. J.J. Patelski, bij brief van 20 januari 2012, namens de heren J.H. Crijns en A.M.F.P. Crijns, verder te noemen: reclamanten 2; 3) De heer L. Crauwels namens Tennet, bij bericht van 19 januari 2012, verder te noemen: reclamante 3. Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet zijn de reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ingevolge artikel 78, lid 4, van de onteigeningswet. Van deze gelegenheid hebben reclamanten sub 1 gebruik gemaakt op 7 februari Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen Allereerst merken Wij op dat reclamanten 1 en 2 ieder voor een vierde deel eigenaar zijn van het betrokken perceel, kadastraal bekend: gemeente Maastricht, sectie I, nummer 3979, totaal groot m 2, waarvan m 2 in de onteigening is betrokken. Reclamanten 1 brengen in hun zienswijze een aantal punten naar voren, die samengevat als volgt luiden: Voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening van (onder meer) het perceel van reclamanten is op geen enkele wijze een poging ondernomen tot de minnelijke verwerving van dit perceel, ondanks dat de gemeente een aantal schriftelijke aanbiedingen heeft gedaan. De biedingen die zijn gedaan, zijn alleen voor de vorm en formaliteit gedaan. Reclamanten zijn broers van reclamanten 2 en allen zijn voor 1/4 eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 18. Hun broers (reclamanten 2) oefenden op het perceel via een huurovereenkomst het bedrijf Zuidned. Sloop- en Grondverzet Mij. uit, welk bedrijf op 1 augustus 2007 failliet is gegaan. Het perceel was nadien vrij van huur of elk gebruik. Reclamanten hebben nadien nooit meer medewerking gegeven om dit aan derden te verhuren en/of in gebruik te geven, althans zij hebben zich daar altijd schriftelijk/ mondeling tegen verzet. Eind 2006 is op het perceel asbest gevonden, dat is ingegraven onder verantwoordelijkheid van het hiervoor genoemde bedrijf van hun broers. Deze laatsten zijn, nadat hun 2 Staatscourant 2012 nr juli 2012

3 bedrijf failliet was gegaan, onder de naam Gebroeders Crijns Sloopwerken B.V. doorgegaan met het plegen van milieudelicten. Het ter onteigening aan te wijzen perceel is en wordt nog steeds volgestort met ondefinieerbare materialen, zonder enige toestemming van reclamanten doch met toestemming van de curator en van de plaatselijke overheid. Reclamanten zijn op generlei wijze gekend, gehoord of anderszins bijgestaan en steeds op achterstand gehouden, althans willens en wetens misleid. Zij worden nu met feiten geconfronteerd waarvan zij de dupe dreigen te worden. De gemeente Maastricht doet alsof ze nergens van afweet, terwijl de curator zowel direct als indirect volledig op de hoogte is van de algehele situatie. Verder wijzen reclamanten op het uitgangspunt van de onteigeningswet om te komen tot een volledige schadeloosstelling, na minnelijk overleg en na een juiste afweging van alle relevante gegevens. De gemeente Maastricht heeft in het minnelijk traject echter alleen maar haar wil opgelegd. Aanbiedingen bleken niet onderhandelbaar en werden gedaan onder onmogelijke aanvullende voorwaarden. Reclamanten vragen zich af hoe zij aan deze voorwaarden kunnen voldoen als hun eigendomsrechten door het samenspel van curator en overheid niet worden gerespecteerd. De gemeente heeft nooit aantoonbaar mondeling of schriftelijk voldaan aan de beoordelingsmaatstaven van de Kroon inzake minnelijk overleg. De onteigenende partij moet niet slechts een prijs betalen voor het onteigende maar moet de onteigende ook volledig schadeloos stellen. Dit kan dus alleen na het doen van gedegen onderzoek en ter zake kundige voorbereiding. De gemeente onderscheidt zich van andere verkrijgers ook door onderonsjes met de curator. Tijdens het horen hebben reclamanten 1 de zienswijze toegelicht en gesteld dat er weliswaar in 2010 en 2011 schriftelijke aanbiedingen zijn gedaan, maar dat er geen minnelijk traject is gestart om tot onderhandelingen te komen. Derhalve is niet voldaan aan artikel 17 van de onteigeningswet. De voorwaarden die de gemeente stelt bij levering van gronden, te weten een bepaald (laag) verontreinigingniveau en vrij van gebruik, hebben reclamanten niet in de hand. De gemeente moet in een persoonlijk gesprek een passende oplossing bieden voor een situatie die al jarenlang bekend is. De zienswijze van reclamanten 1 geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Voor wat betreft de gevoerde minnelijke onderhandelingen merken Wij in het algemeen op dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden eerst door minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen, is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en dat op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. In het bijzonder overwegen Wij dat uit het door Ons ingestelde onderzoek is gebleken dat de gemeente Maastricht al vanaf 2007 met reclamanten 1 en 2 of hun vertegenwoordigers in overleg is over de minnelijke verwerving van het betrokken perceel. Bij brief van 10 juli 2008 heeft de gemeente een eerste aanbod gedaan. Daarna is er tussen partijen correspondentie en (telefonisch) overleg geweest. Bij brief van 26 mei 2010 is een tweede aanbod gedaan, waarna wederom overleg en correspondentie heeft plaatsgevonden. Op 31 januari 2011 is ten slotte nog een derde bod gedaan en geformuleerd, welk aanbod is gericht op de aankoop van de strook van m 2 die in de onteigening is betrokken. Aan dit laatste aanbod zijn de (gebruikelijke) voorwaarden verbonden aangaande het leeg en ontruimd opleveren van het perceel (met uitzondering van de aanwezige kantoorunit) en het verkrijgen van toestemming tot het laten uitvoeren van bodemonderzoeken. De geformuleerde voorwaarden moeten, aldus de gemeente, geplaatst worden tegen de achtergrond van de feitelijke en juridische situatie, waarbij vooral de kwestie van bodemvervuiling speelt. Het laatste bodemonderzoek op het perceel dateert van Nadien hebben zich grote wijzigingen voorgedaan in aard en omvang van activiteiten op het perceel en verband houdende daarmee in de verontreiniging van de bodem. De gemeente is er tot nu toe niet in geslaagd aanvullend bodemonderzoek te verrichten vanwege het ontbreken van toestemming van alle vier de eigenaren. Reclamanten 1 geven aan, dat, hoewel zij mede-eigenaren zijn van het betrokken perceel, geen invloed hebben kunnen uitoefenen op bepaalde bedrijfsactiviteiten van reclamanten 2, die hebben geleid tot (aanzienlijke) bodemverontreiniging. Wat daar verder van zij, de in de zienswijze genoemde onderwerpen 3 Staatscourant 2012 nr juli 2012

4 aangaande bodemverontreiniging, faillissement van het bedrijf van reclamanten 2, handelwijzen van curator en betrokken overheden (gemeente, provincie), dienen naar Ons oordeel buiten het kader van deze onteigeningsprocedure te vallen. Het minnelijk overleg, bestaande uit de verschillende biedingen en het gevoerde overleg daarover, zo ook een voortgaand verkeer daarna, heeft niet geleid tot overeenstemming. Die overeenstemming moet, wil deze in het onderhavige geval tot eigendomsoverdracht kunnen leiden, met alle vier de eigenaren worden bereikt. Dat lijkt vooralsnog niet mogelijk. Naar aanleiding van het horen heeft de aankoper namens de gemeente met reclamanten op 6 maart 2012 persoonlijk gesproken. In dat gesprek is het bod van de gemeente herhaald en uiteengezet, maar partijen konden (wederom) niet tot overeenstemming komen. De zienswijze van reclamanten 1 ziet ook op de hoogte van de schadeloosstelling. Daarover merken Wij op dat de schadeloosstelling bij uitblijven van minnelijke overeenstemming op grond van artikel 40 van de onteigeningswet zal plaatsvinden op basis van een volledige vergoeding van alle schade die de eigenaren rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van hun zaak lijden. De hoogte en de wijze van berekening van deze schadeloosstelling staan Ons in deze aanwijzingsprocedure niet ter beoordeling, maar kunnen uitsluitend worden vastgesteld door de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke procedure. Alle overziende, zijn Wij van mening dat de gemeente voldoende pogingen in het werk heeft gesteld om de te onteigenen onroerende zaak langs minnelijke weg te verkrijgen. De zienswijze van reclamanten 1 geeft Ons dan ook geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Reclamanten 2 zijn blijkens hun zienswijze van mening dat de gedeeltelijke onteigening, zoals in het ontwerp koninklijk besluit is opgenomen, geen recht doet aan hun te respecteren belangen. Het perceel wordt door onteigening min of meer doormidden gesneden, waardoor een tweetal terreindelen overblijven zonder onderlinge samenhang en die te klein zijn voor een zinvol gebruik binnen de daarop rustende bestemming industrie. Reclamanten geven aan dat onteigening van het gehele perceel beter is, zodat recht wordt gedaan aan hun belangen en zij niet in een slechtere positie komen. Wij merken hierover op de onteigening slechts kan strekken ter realisering van het bestemmingsplan voor zover dit noodzakelijk is voor het uit te voeren werk op de te onteigenen grond. De grond is nodig om de aanleg aldaar mogelijk te maken van de nieuwe verbindingsweg vanaf het bedrijventerrein Beatrixhaven naar de Rijksweg A2. Ter hoogte van het perceel van reclamanten zal de nieuwe verbindingsweg aansluiten op de bestaande Hoekerweg/Limmelderweg. Verderop gaat de nieuwe verbindingsweg de bestaande Beukenkaan en spoorlijn ongelijkvloers (verhoogd) kruisen. Door het stijgende tracé zijn oplopende bredere bermen en taluds nodig. De onteigening doorsnijdt inderdaad het betrokken perceel van reclamanten. Wij merken hierover op dat de keuze van het tracé planologisch van aard is, welke naar voren gebracht had kunnen worden in het kader van de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot het inmiddels onherroepelijk geworden bestemmingsplan. Voorts merken Wij op dat de ter onteigening aan te wijzen strook grond twee bestemmingen kent, te weten Verkeer en Bedrijfsdoeleinden. Binnen eerstgenoemde bestemming zal de feitelijke verharding van de nieuwe verbindingsweg worden aangelegd. De beide smalle stroken grond voor Bedrijventerrein zijn nodig voor de aanleg van de taluds naast de verbindingsweg die, zoals hiervoor is aangegeven, vanaf het perceel van reclamanten zal gaan stijgen voor de verhoogde kruising met de Beukenlaan en spoorlijn. De aanleg van de taluds binnen de bestemming Bedrijventerrein is toegestaan volgens het gestelde in artikel 3, lid 3.1, onder h, van de planregels (aanleg groenvoorzieningen, waaronder taluds). De gemeente Maastricht heeft het probleem van het doorsnijden van het perceel onderkend. Om die reden heeft zij aan reclamanten in het minnelijk overleg niet alleen een bod gedaan tot aankoop van de benodigde strook van m 2, maar ook een bod tot de aankoop van het gehele perceel. Overeenstemming is echter niet mogelijk gebleken. In dat verband wijzen Wij op de geschetste problematiek, die al bij de zienswijze van reclamanten 1 aan de orde is gekomen. De zienswijze van reclamanten 2 geeft Ons geen aanleiding het verzoek tot aanwijzing ter onteigening van de onroerende zaak geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Reclamante 3 wijst er in haar zienswijze op dat in het plangebied de bovengrondse 150 kv-hoogspanningsverbinding Schoonbron Limmel aanwezig is met de mastnummers 74 80, alsmede de bovengrondse 150 kv-hoogspanningsverbinding Graetheide - Limmel met de mastnummers De grond onder deze verbinding is belast met een zakelijk recht, waarbij de belemmerde 4 Staatscourant 2012 nr juli 2012

5 stroken zich uitstrekken tot 20 meter ter weerszijden van de hartlijnen van de verbindingen (totaal gaat het dus om stroken van 40 meter breed). Reclamante verzoekt om haar belangen te beschermen en bij onteigening de zakelijke rechten te waarborgen. Wij merken over deze zienswijze in het algemeen op dat uit de artikelen 4, tweede lid en artikel 59, derde lid, van de onteigeningswet, dwingend voortvloeit dat door onteigening alle op de omroerende zaak rustende lasten en rechten teniet gaan. Een voortzetting van rechten kan dus slechts geschieden door hervestiging daarvan. Blijkens het ingestelde onderzoek is reclamante de rechtsopvolgster van Enexis Limburg B.V. en kan zij derhalve in haar zienswijze worden ontvangen. Bij brief van 15 maart 2011 heeft de gemeente Maastricht in het kader van de kadastrale Enexis als rechthebbende in kennis gesteld van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure. Daarbij heeft zij gewezen op het feit dat bij onteigening van gronden die zijn belast met een zakelijk recht ten name van Enexis genoemde rechten vanwege de titelzuiverende werking zullen vervallen. De gemeente heeft zich evenwel bereid verklaard om deze zakelijke rechten alsdan onder redelijkerwijs door Enexis als leidingbeheerder te stellen voorwaarden op kosten van de gemeente opnieuw te vestigen. Tevens heeft de gemeente toegezegd dat Enexis als leidingbeheerder na de onteigening en de uitvoering van het werk het beheer en onderhoud van de leiding kan blijven uitvoeren. Bedoelde brief van 15 maart 2011 aan Enexis is op gelijke datum in afschrift ook aan Tennet gestuurd. Tennet heeft de gemeente daarop bij brief van 10 augustus 2011 laten weten akkoord te gaan met de hervestiging van zakelijke rechten indien deze als gevolg van onteigening zouden komen te vervallen, zulks onder de voorwaarde dat zij te allen tijde het beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding kan blijven uitoefenen. Reclamante heeft de gemeente gewezen op het feit dat de zakelijke rechten kadastraal nog op naam van Enexis staan maar dat deze bij de hervestiging op haar naam moeten worden gesteld, zulks op kosten van de gemeente. Gelet hierop zijn de belangen van reclamante bij onteigening naar Ons oordeel voldoende gewaarborgd. De zienswijzen van reclamante 3 geven Ons derhalve geen aanleiding het verzoek tot aanwijzing ter onteigening van hun onroerende zaak geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Overige overwegingen Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de overige in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken voor de uitvoering van het bestemmingsplan bezwaarlijk kunnen worden gemist. Ons is overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Maastricht de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt. Met inachtneming van hetgeen Wij hierboven hebben overwogen, kunnen Wij het verzoek tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, dan ook toewijzen. Beslissing Gelet op de onteigeningswet, Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 15 maart 2012, nr. RWSCD BJV 2012/511, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed; Gelezen het besluit van de raad van Maastricht van 22 februari 2011, nummer ; Gelezen de brieven van burgemeester en wethouders van Maastricht van 6 april 2011, kenmerk en van 5 oktober 2011, kenmerk ; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 16 mei 2012, no. W /IV, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 30 mei 2012, nr. RWSCD BJV 2012/820, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed. Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan A2 Mariënwaard van de gemeente Maastricht, ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekening, die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente 5 Staatscourant 2012 nr juli 2012

6 Maastricht en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. s-gravenhage, 4 juni 2012 Beatrix De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. 6 Staatscourant 2012 nr juli 2012

7 LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN EN/OF BEPERKTE RECHTEN Verzoekende instantie: gemeente Maastricht Naam onteigeningsplan: bestemmingsplan A2 Mariënwaard Grondplannr De te onteigenen grootte Omschrijving volgens kadastrale Perceelsgrootte volgens kadastrale Kadastrale aanduiding: ha a ca ha a ca Kad. gemeente sectie nummer Tenaamstelling (zonder adres) volgens de kadastrale met, indien van toepassing, vermelding van het op het perceel rustende rechten bedrijvigheid (kantoor) parken - plantsoenen Maastricht I 3795 Bruto Real Estate B.V., Valkenburg LB, Maastricht I 3794 Bruto Real Estate B.V., Valkenburg LB, Gemeente Maastricht, Maastricht, zetel: Maastricht; 4a 4b 4c terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) Maastricht I 4055 Gemeente Maastricht, Maastricht, Opstalrecht nutsvoorzieningen: bedrijvigheid (industrie) terrein (industrie) openbaar vervoer Maastricht I 3999 Gemeente Maastricht, Maastricht, gedeelte van Maastricht I 3955 Rail Side B.V., Hendrik-Ido-Ambacht, zetel: Rotterdam. Opstalrecht nutsvoorzieningen: Kabelexploitatiemaatschappij West-Holland B.V., Rotterdam, zetel: Rotterdam. 7 Staatscourant 2012 nr juli 2012

8 Grondplannr De te onteigenen grootte Omschrijving volgens kadastrale Perceelsgrootte volgens kadastrale Kadastrale aanduiding: ha a ca ha a ca Kad. gemeente sectie nummer Tenaamstelling (zonder adres) volgens de kadastrale met, indien van toepassing, vermelding van het op het perceel rustende rechten terrein (industrie) terrein (teelt - kweek) Maastricht I 3998 Karnel Holding B.V., Bunnik, zetel: Bunnik. gedeelte van Maastricht I 3914 Gemeente Maastricht, Maastricht, N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen, zetel: Groningen; terrein (natuur) Maastricht I 3913 Elk 1/100 eigendom: Mesterom, Josephina Hubertina Maria Petrus, gehuwd met Boijmans, Johannes Hubertus Geertruid Maria, Rekem, België; Mesterom, Maria Cornelia Henrica Petronella, Lanaken, België; Mestrom, Waltherius Maria Hubertus Petrus, Lanaken, België; Mesterom, Hubertus Johannes Petrus Maria, Sint Maartensvoeren, België; Mestrom, Joannes Marie Elisabeth Gerardus, Lanaken, België. 19/20 eigendom: Stichting Administratiekantoor Familie P.H.G. Mestrom, Maastricht, zetel: Maastricht. N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen, zetel: Groningen; wegen Maastricht I 3853 Gemeente Maastricht, Maastricht, Rosmalen, zetel: Rosmalen (5x) terrein (akkerbouw) Maastricht I 3699 Als grondplannummer 9. 8 Staatscourant 2012 nr juli 2012

9 Grondplannr De te onteigenen grootte Omschrijving volgens kadastrale Perceelsgrootte volgens kadastrale Kadastrale aanduiding: ha a ca ha a ca Kad. gemeente sectie nummer Tenaamstelling (zonder adres) volgens de kadastrale met, indien van toepassing, vermelding van het op het perceel rustende rechten terrein (grasland) Maastricht I 3698 Gemeente Maastricht, Maastricht, wegen Maastricht I 3854 Gemeente Maastricht, Maastricht, erf - tuin Maastricht I 4059 Bruto Real Estate B.V., Valkenburg LB, Rosmalen, zetel: Rosmalen (3x); Gemeente Maastricht, Maastricht, bedrijfshal erf - tuin bedrijvigheid (industrie) erf - tuin terrein (industrie) Maastricht I 3981 Gemeente Maastricht, Maastricht, Maastricht I 3828 Gemeente Maastricht, Maastricht, Rosmalen, zetel: Rosmalen (3x); Gemeente Maastricht, Maastricht, Maastricht I 3979 Elk ¼ eigendom: Crijns, Antonius Maria Franciscus Paulus, gehuwd met Stultiens, Gertruda Maria Cornelia, Ulestraten; Crijns, Maurice Johannes Wilhelmina, Geulle; Crijns, Johannes Hendrikus, Schimmert; Crijns, Hendrikus Catharina, gehuwd met mevrouw Laeven, Meerssen. gedeelte van 9 Staatscourant 2012 nr juli 2012

10 Grondplannr De te onteigenen grootte Omschrijving volgens kadastrale Perceelsgrootte volgens kadastrale Kadastrale aanduiding: ha a ca ha a ca Kad. gemeente sectie nummer Tenaamstelling (zonder adres) volgens de kadastrale met, indien van toepassing, vermelding van het op het perceel rustende rechten wonen Maastricht I 3132 Eigendom belast met gebruik en bewoning: Gemeente Maastricht, Maastricht, Elk ½ gebruik en bewoning: Steffanie, Hendricus Hubertus (overleden ), gehuwd geweest met Eijsden, van, Gertruda, Maastricht; Eijsden, van, Gertruda, gehuwd geweest met Steffanie, Hendricus Hubertus (overleden ), Maastricht. 21a 21b wonen (agrarisch) terrein (industrie) Maastricht I 3968 Gemeente Maastricht, Maastricht, Opstalrecht nutsvoorzieningen: gedeelte van N V Waterleiding Maatschappij Limburg, Maastricht, terrein (grasland) terrein (akkerbouw) 26. geheel terrein (grasland) terrein (teelt - kweek) terrein (grasland) Amby C 2045 R.K. Kerk en Parochie van het Heilig Hart van Jezus, Meerssen, zetel: Rothem Meerssen Amby C 2044 Gemeente Maastricht, Maastricht, Amby C 2132 Gemeente Maastricht, Maastricht, Amby C 1588 Gemeente Maastricht, Maastricht, Amby C 1587 Als grondplannummer Staatscourant 2012 nr juli 2012

11 Grondplannr De te onteigenen grootte Omschrijving volgens kadastrale Perceelsgrootte volgens kadastrale Kadastrale aanduiding: ha a ca ha a ca Kad. gemeente sectie nummer Tenaamstelling (zonder adres) volgens de kadastrale met, indien van toepassing, vermelding van het op het perceel rustende rechten terrein (natuur) Amby C 2712 Gemeente Maastricht, Maastricht, gedeelte van N V Waterleiding Maatschappij Limburg, Maastricht, terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) bedrijvigheid (nutsvoorziening) recreatie - sport parken - plantsoenen 37. geheel bedrijfshallen bergingen nissenhut ca Maastricht G 5913 Gemeente Maastricht, Maastricht, Maastricht G 5937 Gemeente Maastricht, Maastricht, gedeelte van Gemeente Maastricht, Maastricht, zetel: Maastricht; Maastricht G 5932 Als grondplannummer Amby C 1965 Als grondplannummer 14. Behoort bij koninklijk besluit 4 juni 2012, nr Staatscourant 2012 nr juli 2012