Examenvragen Infra kwaliteit op basis van de Eind- en toetstermen bij BRL 9101:2017 ex bijlage 5. Kenmerk (2) d.d. 20 juni 2017.

Transcriptie

1 Examenvragen Infra kwaliteit op basis van de Eind- en toetstermen bij BRL 9101:2017 ex bijlage 5. Kenmerk (2) d.d. 20 juni Examenvragen Multiple Choice voor Medewerker VKM (versie 2, d.d. 4 december 2017). Vraag 1 ET 1. Arbo langs de weg ET1.1.2 De medewerker kent de algemene eisen omtrent veiligheid en gezondheid bij het werken langs de weg. Vraag: Op de snelweg vinden vlakbij je werkplek hijswerkzaamheden plaats. Wat zijn de persoonlijke beschermingsmiddelen die jij daarbij verplicht moet dragen? A. Veiligheidshelm - gehoorbescherming reflecterende werkkleding - werkhandschoenen. B. Veiligheidshelm reflecterende werkkleding veiligheidsschoenen werkhandschoenen. C. Reflecterende werkkleding veiligheidsbril - werkhandschoenen - veiligheidsschoenen. Vraag 2 ET 1. Arbo langs de weg ET 1.3F De medewerker kan zijn risico s en gevaren van het werken op en langs de weg benoemen. Vraag: Wat is het grootste veiligheidsrisico bij het werken aan de weg? A. Gevaar van struikelen. B. Gevaar van aanrijding. C. Gevaar van overbelasting van het lichaam. Vraag 3 ET 1. Arbo langs de weg ET 1.3G De medewerker kan de aanpak van zijn risico s benoemen. Vraag: Wat is de juiste volgorde om op een veilige manier verkeersmaatregelen op de snelweg op te zetten? A. 1. Laten afsluiten van de rijstrook met behulp van rijstrooksignalering. 2. Plaatsen van afschermende voorzieningen. 3. Dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen. B. 1. Plaatsen van afschermende voorzieningen. 2. Laten afsluiten van de rijstrook met behulp van rijstrooksignalering. 3. Dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen. C. 1. Dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen. 2. Laten afsluiten van de rijstrook met behulp van rijstrooksignalering. 3. Plaatsen van afschermende voorzieningen. Vraag 4 ET 2. De verkeersmaatregelen ET 2.1A Omgaan met weggebruikers (gedrag). De medewerker kan de beperkingen van weggebruikers benoemen. Vraag: Wat is het grootste gevaar bij weggebruikers als er recent verkeersmaatregelen zijn genomen? 1

2 A. Te hoge snelheid. B. Onvoldoende afstand houden. C. Onvoldoende aandacht door bellen. Vraag 5 ET 2. De verkeersmaatregelen ET 2.1B Omgaan met weggebruikers (gedrag). De medewerker kan de verwachtingen van weggebruikers benoemen. Vraag: Hoe houd je rekening met de verwachtingen van de weggebruikers als je verkeersmaatregelen plaatst? A. Geen rekening. De weggebruikers moeten zich tijdens wegwerkzaamheden gewoon aan de verkeersregels houden. B. Zo goed mogelijk informeren om overlast te beperken. C. Langzamer laten rijden. Vraag 6 ET 2. De verkeersmaatregelen ET 2.1C Omgaan met weggebruikers (gedrag). De medewerker kan de mogelijke kwaliteiten en tekortkomingen van weggebruikers benoemen. Vraag: Op welke manier kun je met verkeersmaatregelen het weggedrag van de weggebruikers het meest positief beïnvloeden? A. Door logische, begrijpelijke verkeersmaatregelen. B. Door een maximum snelheid aan te geven. C. Door snelheidscamera s te plaatsen. Vraag 7 ET 2. De Verkeersmaatregelen ET 2.1D Omgaan met weggebruikers (gedrag). De medewerker kan zijn risico s van het omgaan met weggebruikers en het werken in het verkeer (gedrag) benoemen. Vraag: Je bent bezig met het verwijderen van verkeersmaatregelen. Wat is hierbij het grootste risico, rekening houdend met de weggebruikers? A. Filevorming. B. Ruzie. C. Gevaar voor aanrijding. Vraag 8 ET 2. De Verkeersmaatregelen ET 2.2E Kennis over de verkeerswetgeving. De medewerker kan de basis-onderdelen uit de verkeerswetgeving benoemen waar hij in de praktijk mee te maken heeft. Vraag: Wat betekent dit bord? 2

3 A. Nadering water. B. Slecht wegdek. C. Verkeersdrempels. Vraag 9 ET 2. De Verkeersmaatregelen ET 2.2F Kennis over de verkeerswetgeving. De medewerker kan de basis-onderdelen uit de CROW 96A en 96B benoemen waar hij in de praktijk mee te maken heeft. Vraag: Wat is het doel van deze verkeersmaatregel voor jou als medewerker VKM? A. Dat de weggebruikers de rechter rijstrook moeten gebruiken met een adviessnelheid van 90 km/h. B. Dat de weggebruikers de rechter rijstrook moeten gebruiken en niet harder dan 90 km/h mogen rijden. C. Dat de weggebruikers de linker rijstrook moeten gebruiken en niet harder dan 90 km/h mogen rijden. Vraag 10 ET 2.3G Verantwoordelijkheden / samenwerking. De medewerker kan de eisen en verantwoordelijkheden benoemen die voor zijn functie van medewerker VKM zijn vastgelegd. Vraag: Wat is de taak van de Medewerker Verkeersmaatregelen? A. Het opstellen van een Veiligheids- en gezondheidsplan volgens de Arbowet. B. Het ontwerpen van verkeersmaatregelen. C. Het uitvoeren van verkeersmaatregelen op locatie. Vraag 11 ET 2.3H Verantwoordelijkheden / samenwerking. De medewerker kan de algemene verantwoordelijkheden ten opzichte van andere medewerkers, weggebruikers, opdrachtgever, wegbeheerder, weggebruikers, etc. benoemen. Vraag: Je krijgt de opdracht van de Uitvoerder Infra om de rijstrook af te zetten. Je weet niet of deze opdracht is besproken met je leidinggevende (Vakman VKM). Wat doe je? A. De opdracht van de Uitvoerder Infra uitvoeren. Hij heeft de eindverantwoordelijkheid. B. Eerst overleggen met je leidinggevende. 3

4 C. De opdracht van de Uitvoerder Infra uitvoeren en daarna je leidinggevende informeren. Vraag 12 ET 2.3I Verantwoordelijkheden / samenwerking. De medewerker kan benoemen waar de meldingen om op de weg te mogen komen voor het plaatsen, verplaatsen, onderhouden en verwijderen van verkeersmaatregelen moeten worden gedaan. Vraag: Bij welke instantie moet toestemming worden gevraagd om op de snelweg verkeersmaatregelen uit te voeren? A. Bij Rijkswaterstaat. B. Bij de Provincie. C. Bij de Gemeente. Vraag 13 ET 2.4J Eisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker kan de basiseisen waar materiaal aan moet voldoen benoemen. Vraag: Welke reflectieklasse voor verkeersborden heeft het hoogste reflectievermogen? A. Reflectieklasse I. B. Relectieklasse II. C. Reflectieklasse III. Vraag 14 ET 2.4K Eisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker kan de uitvoeringsvoorschriften voor het werken met materiaal voor verkeersmaatregelen en omleidingsroutes benoemen. Vraag: Welk verkeersbord ontbreekt op deze foto? A. B. 4

5 C. Antwoord: B Vraag 15 ET 2.4L Eisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker kan de plaatsings- en verwijderingsvoorschriften van het materiaal voor verkeersmaatregelen en omleidingsroutes benoemen. Vraag: Hoe groot moet de afstand X op een fietspad zijn tussen het waarschuwingsbord en het waarschuwingshek? A. 15 meter B. 20 meter C. 30 meter Vraag 16 ET 2.4MEisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker is op de hoogte van de gevaren van de bovengrondse en ondergrondse infra. Vraag: Je wilt naast de weg in de grond tijdelijke verkeersborden plaatsen. Je weet niet of er kabels en leidingen in de buurt liggen. Wat moet je als eerste doen? A. Navragen bij je leidinggevende. B. De verkeersborden plaatsen omdat tijdelijke kabels en leidingen altijd op minimaal 80 centimeter diepte in de grond liggen. C. Zelf voorzichtig onderzoeken of er kabels en leidingen in de grond liggen. 5

6 Antwoord: A Vraag 17 ET 2.4N Eisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker kan de verkeersmaatregelen benoemen. Vraag: Waar bevindt zich bij deze verkeersmaatregel het nulpunt? A. B. C. Vraag 18 ET 2.4O Eisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker kan benoemen waarom verkeersmaatregelen op de diverse wegtypen afwijkend van elkaar zijn. Vraag: Wat heeft het meeste invloed op de te nemen verkeersmaatregelen binnen de bebouwde kom? A. De weersomstandigheden. B. De toestand van het wegdek. C. De verschillende soorten weggebruikers. Vraag 19 6

7 ET 2.4P Eisen voor het plaatsen van materiaal. De medewerker kan de gevaren bij het opzetten, het omdraaien en bij het verwijderen van verkeersmaatregelen benoemen. Vraag: Wat is het grootste veiligheidsrisico voor jezelf als je de verkeersborden wilt omdraaien bij aanvang van de werkzaamheden aan de weg? A. Gevaar voor aanrijding bij het in de verkeerde volgorde omdraaien van de borden. B. Dat de verkeersborden de verkeerde richting aangeven. C. Dat de verkeersborden niet goed zijn bevestigd aan de voet. Vraag 20 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen ET 3.1A De medewerker kan de minimale en maximale afmetingen van materiaal in voorkomende situaties benoemen. Vraag: Wat moet de diameter (mm) zijn van een rond verkeersbord bij een weg waar Vmax 120 km/h mag worden gereden? A. 120 cm. B. 100 cm. C. 80 cm. Vraag 21 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen ET 3.1B De medewerker kan de minimale hoogte van borden in voorkomende situaties benoemen. Vraag: Je moet een verkeersbord langs de rijstrook plaatsen binnen de bebouwde kom. Er is mogelijk stootgevaar. Wat is de minimale hoogte vanaf het wegdek tot de onderkant van het verkeersbord? A. 2,0 meter. B. 2,2 meter. C. 3,0 meter. Vraag 22 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen ET 3.1C De medewerker kan de uitvoeringsvoorschriften voor het werken met materiaal voor verkeersmaatregelen en omleidingsroutes benoemen. Vraag: Hoe groot moet de voorgeschreven tussenafstand X in meters zijn tussen de eerste 3 kegels in de rijrichting? 7

8 A. 5 meter B. 10 meter C. 15 meter Vraag 23 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen ET 3.1D De medewerker kan de toegestane gebruiksmogelijkheden van de diverse materialen benoemen. Vraag: Wat zijn Andreastrips? A. Strips die langs de weg waarschuwen voor naderend gevaar. B. Strips die boven de weg hangen om de beperkte hoogte voor het wegverkeer aan te geven. C. Strips die op het wegdek liggen om de weggebruiker te waarschuwen voor een blokkade van de rijstrook. Vraag 24 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen ET 3.1E De medewerker kan de inzet van actiewagens, voorwaarschuwingswagens, schrikhekken, geleidebakens, kegels, borden, zwaailampen, informatiewagens, mobiele verkeersmaatregelen benoemen bij verkeersmaatregelen. Vraag: In welke situatie mag het weergegeven mobiele actieraam worden toegepast? 8

9 1 Op snelwegen. 2 Op provinciale wegen. 3 Op wegen binnen de bebouwde kom. Welke antwoorden zijn juist? Let op: Meerdere antwoorden kunnen juist zijn. A. Antwoorden 1 en 2 zijn juist. B. Antwoorden 1, 2 en 3 zijn juist. C. Antwoorden 2 en 3 zijn juist. Vraag 25 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen (incl. omleidingsroutes) ET 3.2 F De medewerker kan de onderdelen van de verkeersmaatregelen en hun betekenis benoemen. Vraag: Wat voor type verkeersbord wordt op onderstaande foto weergegeven? A. Een omleidingsbord. B. Een tijdelijke bewegwijzering. C. Een tijdelijk informatiebord. Vraag 26 ET 3. Opbouw van verkeersmaatregelen (incl. omleidingsroutes) 9

10 ET 3.2G De medewerker kan de basisdoelen van een verkeersmaatregel benoemen. Vraag: Wat zijn de belangrijkste doelen van een verkeersmaatregel? A. Verkeersveiligheid, veilig werken, informeren weggebruiker, minimale overlast. B. Verkeersveiligheid, snel werken, informeren weggebruiker, minimale overlast. C. Verkeersveiligheid, veilig werken, minimale overlast, goede besteding belastinggeld. Vraag 27 ET 4. Verkeerswetgeving ET 4.1A Kennis over de verkeerswetgeving. De medewerker kan de betekenis van de bij verkeersmaatregelen gebruikte borden benoemen. Vraag: Wat is het doel van deze verkeersmaatregel voor de weggebruiker? A. De rechter rijstrook gebruiken en niet harder dan 90 km/h rijden. B. De rechter rijstrook gebruiken met een adviessnelheid van 90 km/h. C. De linker rijstrook gebruiken en niet harder dan 90 km/h rijden. Vraag 28 ET 5 CROW richtlijnen ET 5.1AVerkeersmaatregelen volgens CROW-publicatie 96a op autosnelwegen en wegen buiten en/of binen de bebouwde kom. De medewerker kan de verschillende typen van verkeersmaatregelen benoemen en herkennen. Vraag: Wat voor type verkeersmaatregel geeft onderstaande foto weer? A. Een omleiding. B. Een tijdelijke bewegwijzering. C. Zowel een omleiding als en bewegwijzering. Vraag 29 ET 5 CROW richtlijnen 10

11 ET 5.1B Verkeersmaatregelen volgens CROW-publicatie 96a op autosnelwegen en wegen buiten en/of binen de bebouwde kom. De medewerker kan de basisfiguren in de CROW 96a/b lezen en toont inzicht in het in veilige volgorde plaaten, respectievelijk verwijderen van de maatregel. Vraag: De autosnelweg is voorzien van rijstrooksignalering. Wat is de veilige volgorde van werken bij het plaatsen van een rijstrookafzetting bij zeer kortdurende werkzaamheden? A. 1. Rijstrook laten afsluiten 2. Botsabsorber opstellen 3. Kegels plaatsen 4. Werkvak inrichten. B. 1. Rijstrook laten afsluiten 2. Kegels plaatsen 3. Botsabsorber opstellen 4. Werkvak inrichten. C. 1. Kegels plaatsen 2. Botsabsorber opstellen 3. Werkvak inrichten. 4. Rijstrook laten afsluiten Vraag 30 ET 5 CROW richtlijnen ET 5.1C Verkeersmaatregelen volgens CROW-publicatie 96a op autosnelwegen en wegen buiten en/of binen de bebouwde kom. De medewerker kan benoemen wanneer hij moet opschalen naar de Vakman VKM bij het constateren van afwijkingen van figuren in de CROW 96a/b. Vraag: Je wilt wegbakens plaatsen voor een langsafzetting op de snelweg. Je constateert dat de rijstrook niet is afgekruist door door middel van rijstrooksignalering. Wat doe je? A. Je neemt contact op met Rijkswaterstaat. B. Je neemt contact op met je leidinggevende Vakman VKM. C. Je neemt contact op met de politie. Vraag 31 ET 6 BRL-systematiek ET 6.1A Kennis van de BRL A. De medewerker kan in algemene zin het doel en de toepassing van de BRL 9101 benoemen. Vraag: Welke kwaliteitseisen zijn beschreven in de BRL 9101? A. De manier waarop reparaties aan de weg worden uitgevoerd. 11

12 B. De manier waarop asfalteringswerkzaamheden aan de weg worden uitgevoerd. C. De manier waarop verkeersmaatregelen in de praktijk veilig worden toegepast. Vraag 32 ET 6 BRL-systematiek ET 6.1B Kennis van de BRL A. De medewerker kan de registraties in het kader van de BRL 9101 benoemen. Vraag: Welke map is voor jou het meest van belang bij het uitvoeren van de verkeersmaatregelen? A. De projectmap met de contractgegevens en het V&G-plan. B. De uitvoeringsmap met de werkinstructie. C. Het registratieformulier storingen, schades en calamiteiten. Vraag 33 ET 7 Communiceren en interpreteren ET 7.1A Kunnen communiceren en interpreteren. De medewerker kan benoemen wanneer hij moet opschalen naar de vakman VKM bij een onvoorziene situatie (bijvoorbeeld wanneer een werkelijke situatie op de weg ingewikkelder blijkt dan gedacht (gedrag van en in het verkeer). Vraag: Je werkt aan de weg. Het autoverkeer op de naastgelegen rijstrook wordt steeds drukker. Er ontstaat een onveilige werksituatie. Bij wie meld je dit? A. Bij de wegbeheerder. B. Bij je leidinggevende, de Vakman VKM. C. Bij de politie. Vraag 34 ET 7 Communiceren en interpreteren ET 7.1B Kunnen communiceren en interpreteren. De medewerker VKM begrijpt nut en noodzaak om instructies van de Vakman te herhalen (communicatie tweezijdig maken met als doel: ìs de instructie inderdaad goed begrepen?). Vraag: Je leidinggevende, Vakman Verkeersmaatregelen, laat jou regelmatig de door hem gegeven instructies samenvatten. Waarom doet hij dit? A. Hij wil weten of ik de instructie goed heb begrepen. B. Hij vindt mij blijkbaar eigenwijs. C. Hij denkt dat ik niet goed luister. 12