Internationale aspecten van estate planning

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Internationale aspecten van estate planning"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 13 Internationale aspecten van estate planning 13.1 Inleiding Op basis van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) wordt een tweetal belastingen geheven, te weten: erfbelasting (art. 1 onder 1 SW 1956); schenkbelasting (art. 1 onder 2 SW 1956). Bij de heffing van voornoemde belastingen spelen twee beginselen een rol ten aanzien van de bepaling van de belastingplicht, te weten het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel. Het woonplaatsbeginsel ligt primair aan de heffing van de erfbelasting en de schenkbelasting ten grondslag. Immers, deze rechten worden geheven van al hetgeen krachtens erfrecht of door schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van het overlijden dan wel het doen van de schenking in Nederland woonachtig was. De heffing van de schenkbelasting is uitgebreid door het oprekken van het woonplaatsbegrip. Deze oprekking is vervat in de zogenoemde één-jaarregeling van artikel 3, tweede lid, van de SW Daarnaast is het bereik van zowel de erf- als de schenkbelasting uitgebreid door de opname van het nationaliteitsbeginsel in de tien-jarenregeling van artikel 3, eerste lid, van de SW Bij deze regeling gaat het om het fiscaal volgen van een geëmigreerde Nederlander. Tot 1 januari 2010 kende de SW 1956 nog een derde beginsel op grond waarvan het zogenoemde recht van overgang werd geheven, te weten het situs- of liggingsbeginsel. Deze heffing kwam eerst in zicht indien de erflater of schenker noch reëel noch fictief hier te lande woonachtig was. Slechts vermogensbestanddelen met een bepaalde verknochtheid met het Nederlandse territorium kwamen hiervoor in aanmerking. Per genoemde datum is deze heffing afgeschaft. 507

2 13.2 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk Andere landen hanteren soortgelijke of andere beginselen in het kader van genoemde heffingen. 1 De hantering van verschillende grondslagen kan een oorzaak zijn voor het optreden van internationale dubbele belasting. In sommige gevallen kan zelfs sprake zijn van meervoudige belastingplicht. Een voorbeeld mag een en ander verduidelijken. Een Nederlander emigreert naar Frankrijk en overlijdt na twee jaar daar woonachtig te zijn geweest. Hij laat onder meer onroerende zaken na in België. De erfgenamen zijn allen woonachtig in Spanje. Hier doet zich een viervoudige belastingplicht voor. Allereerst is Frankrijk heffingsbevoegd op grond van de laatste woonplaats van de erflater. Daarnaast zal Nederland zich heffingsbevoegd achten op basis van de tien-jarenregeling. In de derde plaats zullen de onroerende zaken op grond van hun ligging (situsbeginsel) aan het Belgische recht van overgang bij overlijden onderworpen zijn. Ten slotte zullen de verkrijgingen in Spanje aanleiding kunnen geven tot belastingheffing, daar Spanje als primair aanknopingspunt de woonplaats van de verkrijger hanteert. Of in deze en soortgelijke situaties daadwerkelijk een onverkorte meervoudige heffing zal plaatsvinden, is afhankelijk van de vraag of, en zo ja, welke regelingen ter voorkoming van dubbele belasting tussen de betrokken staten gelden. Wij zullen hierna, na de behandeling van de door Nederland gehanteerde grondslagen voor de belastingplicht, vanuit Nederlands perspectief bezien op welke wijze heffing van internationale dubbele erf- en schenkbelasting kan worden voorkomen Grondslagen voor de onbeperkte belastingsplicht Woonplaatsbeginsel Algemeen Op grond van artikel 1, onder 1, van de SW 1956 wordt erfbelasting geheven over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van dat overlijden binnen het rijk woonde. Schenkbelasting wordt op grond van artikel 1, onder 2, van de SW 1956 geheven over de waarde van al wat door schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van die schenking binnen het rijk woonde. Beide bepalingen geven de belangrijkste grondslag weer voor de belastingplicht ten aanzien van de erfbelasting en de schenkbelasting, namelijk de woonplaats van de erflater casu quo schenker. Dit beginsel staat bekend als het woonplaatsbeginsel. Het richt zich volledig op het subject van de belastingheffing. Het object van de belastingheffing doet niet ter zake. Voor de erfbelasting is het overlijden het peilmoment, terwijl voor de schenkbelasting dat het moment is waarop de schenking tot stand komt. Een bijzondere 1. Zie voor een bespreking van internationaal gehanteerde aanknopingspunten voor heffing F. Sonneveldt, De ideale Successiewet vanuit rechtsvergelijkend perspectief, WPNR 2004/ 6576 en I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Belastingheffing bij overlijden en schenken, Amersfoort: Sdu Fiscale & Financiële Uitgevers

3 Grondslagen voor de onbeperkte belastingsplicht regeling geldt ten aanzien van schenkingen onder opschortende voorwaarde. 2 Deze worden voor de toepassing van de SW 1956 geacht tot stand te komen op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld. In het recht dat gold tot 1 januari 2010 werd aangesloten bij het civiele recht, hetgeen inhoudt dat de schenking onder opschortende voorwaarde evenals de schenking onder ontbindende voorwaarde tot stand komt op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten Woonplaats van natuurlijke personen in de SW Het begrip woonplaats treffen we ook aan in artikel 4 van de AWR. Bij de Herziening van 1984 is dit artikel vanaf 1 januari 1985 van toepassing verklaard op de SW Op basis van artikel 4 van de AWR dient de fiscale woonplaats van een natuurlijk persoon te worden beoordeeld naar de omstandigheden. Uit de jurisprudentie 3 kan een aantal elementen gedestilleerd worden die op zich of in combinatie met andere factoren aanleiding kunnen geven tot het constateren van een woonplaats. Als voorbeelden kunnen in dit kader onder meer genoemd worden: de duur van het verblijf; sociale contacten (lidmaatschap van sportclubs, verenigingen, kerkgenootschappen e.d.); aanhouden van een huur- of eigen woning en de verhouding in waarde tussen woningen die de betrokkene in binnen- en buitenland ter beschikking staan; het aanhouden van bankrekeningen en beleggingen; de plaats waar men zijn dienstbetrekking of andere werkzaamheden uitoefent; verblijfplaats van gezinsleden en overige familie; plaats waar kinderen onderwijs genieten; aanhouden van verzekeringen; het aanhouden van medische contacten (waar wordt een huisarts of specialist bezocht?); aanhouden van abonnementen op dagbladen e.d.; kentekenbewijs van auto en lidmaatschap van ANWB of een buitenlandse soortgelijke instelling; het betalen van omroepbijdrages; het hebben van een verblijfsvergunning; intentie van de betrokkene; nationaliteit van de betrokkene; inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens; enzovoort. Daarbij zullen sommige elementen zwaarder wegen dan andere. Zo zal meer gewicht worden toegekend aan het aanhouden van een eigen of huurwoning en 2. Zie art. 1 lid 9 SW Art. 4 AWR kent een rijke en feitelijke jurisprudentie. Hoewel het artikel eerst met ingang van 1 januari 1985 van toepassing is verklaard op de SW 1956, is eveneens de vóór deze datum gewezen jurisprudentie en de jurisprudentie omtrent de fiscale woonplaats in het kader van andere belastingwetten van belang voor de SW

4 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk de duur van het verblijf in die woning dan het hebben van een tandarts in Nederland of de inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens. Samengevat gaat het derhalve om de plaats waar het duurzame middelpunt van iemands persoonlijk leven ( centre of vital interests ) ligt of in geval van overlijden lag. Ook vóór het van toepassing worden van artikel 4 van de AWR op de SW 1956 werd de woonplaats in het kader van de SW 1956 naar de omstandigheden bepaald. 4 In het algemeen wordt aangenomen dat er op dit moment geen sprake is voor verschillen tussen het woonplaatsbegrip inzake periodieke belastingen en dat inzake eenmalige vermogensheffingen Binnen het rijk Door het van toepassing verklaren van de AWR op de SW 1956 per 1 januari 1985, dient met ingang van dat jaar het begrip binnen het rijk te worden verstaan op de wijze als bedoeld in artikel 2, lid 3, letter d, onder 1, van de AWR. Dit artikel bepaalt dat de belastingwet onder het rijk verstaat Nederland, derhalve het rijk binnen Europa Woonplaats van Nederlanders die in dienstbetrekking staan tot de Staat der Nederlanden De SW 1956 kent in artikel 2, eerste lid een bijzondere bepaling ten aanzien van de woonplaats van buiten het rijk verblijf houdende Nederlanders die in dienstbetrekking staan tot de Staat der Nederlanden en die zijn uitgezonden als lid van een diplomatieke, permanente of consulaire vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland of om in het kader van een verdrag waarbij de Staat der Nederlanden partij is, in een andere mogendheid werkzaamheden te verrichten. Dergelijke personen worden geacht in Nederland te wonen. Daarnaast worden op grond van artikel 4, tweede lid, van de AWR schepen en luchtvaartuigen die binnen Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd Woonplaats van rechtspersonen in de SW 1956 Ten aanzien van de schenking door een rechtspersoon bepaalt artikel 2, derde lid, van de SW 1956 dat de plaats waar de schenker is gevestigd als zijn woonplaats wordt aangemerkt. Vervolgens bepaalt artikel 4, eerste lid, van de AWR dat waar een lichaam gevestigd is, naar de omstandigheden wordt beoordeeld. 4. Fiscale Encyclopedie De Vakstudie, Successiewet, aantekeningen en op het toenmalige art Vergelijk F.J. Fesevur, Woonplaats. Inwoonster of toeriste?, WFR 1974/5187, p. 641 alsmede aantekening onder HR 22 juli 1983, V-N 4 februari 1984, punt 31, p

5 Grondslagen voor de onbeperkte belastingsplicht Severens 6 destilleert hierbij uit de jurisprudentie de volgende relevante factoren: statutaire zetel; plaats algemene vergadering van aandeelhouders; plaats waar de boekhouding wordt gevoerd; plaats van het kantoor; de personele bezetting van het kantoor; de specifieke kennis van het personeel; inschrijving handelsregister; woonplaats directie; plaats waar vermogensbestanddelen zich bevinden; woonplaats/vestigingsplaats aandeelhouder; instructies van de aandeelhouder. Net als bij de bepaling van de woonplaats van een natuurlijk persoon, geldt voor de bepaling van de vestigingsplaats van een rechtspersoon dat de omstandigheden van het geval de doorslaggevende factor vormen. Ten aanzien van de bepaling en beoordeling van de van belang zijnde omstandigheden bestaat vaste jurisprudentie die met name in de jaren tachtig is gevormd. Gewezen kan hierbij onder meer worden op HR 21 augustus 1985, BNB 1985/302 (m.nt. Hofstra), HR 27 april 1988, BNB 1988/181 en HR 29 juni 1988, BNB 1988/331 (m.nt. Slot). Deze arresten van de Hoge Raad kennen als strekking dat abstraherend van fictiebepalingen (art. 2 lid 4 Wet VPB en art. 1 lid 3 Wet DB), bepalingen ten aanzien van de vestigingsplaats in verdragen ter voorkoming van dubbele belasting en de relevante bepalingen uit de Belastingregeling voor het Koninkrijk (art. 2 lid 1 onder d en art. 34 lid 2 BRK) bij de bepaling van de fiscale vestigingsplaats van een lichaam de plaats waar de feitelijke leiding van het lichaam zetelt van doorslaggevende betekenis is. Indien een geding ontstaat over de bepaling van de vestigingsplaats van een lichaam, is het in laatste instantie aan de rechter om uitsluitsel te geven. De vaststelling van de plaats waar de feitelijke leiding gevestigd is, zal uit de aard der zaak een feitelijke aangelegenheid zijn Zetelverplaatsing In geval van zetelverplaatsing van een in Nederland gevestigd lichaam naar een andere jurisdictie, zal wederom abstraherend van de in de vorige paragraaf bedoelde fictie-, verdrags- en BRK-bepalingen vanuit Nederlands perspectief beoordeeld, een dusdanige wijziging in de relevante factoren dienen op te treden, dat niet langer gesteld kan worden dat de feitelijke leiding van het lichaam zich nog in Nederland bevindt. Indien een dergelijke zetelverplaatsing wordt geconstateerd, zal een schenking door de rechtspersoon in beginsel vrij van Nederlandse schenkbelasting kunnen plaatsvinden. Civielrechtelijk behoudt een dergelijke rechtspersoon na fiscale zetelverplaatsing overigens haar Nederlandse nationaliteit. Men zou de vraag kunnen stellen of de hierna te bespreken tien-jarenregeling ten aanzien van deze rechtspersoon toepasselijk zou kunnen zijn. Het is echter duidelijk dat de wetgever ten tijde van het 6. P.J.H. Severens, De vaststelling van de vestigingsplaats van lichamen, WFR 1989/5875, p. 775 e.v. 511

6 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk opnemen van deze bepaling natuurlijke personen voor ogen had. Dit blijkt onder andere uit de in het artikel gebezigde termen te weten Nederlander, gewoond, metterwoon en overlijden en uit de wetsgeschiedenis waar elke verwijzing naar rechtspersonen ontbreekt. Slechts met een gewrongen doel en strekking-redenering zou getracht kunnen worden rechtspersonen onder dit artikel te scharen. De grammaticale en historische interpretatie wijzen echter, zoals gezien, in een geheel andere richting. Afgezien van civielrechtelijke belemmeringen is het denkbaar dat in Nederland gevestigde rechtspersonen hun plaats van feitelijke leiding overbrengen naar een jurisdictie waar fiscaal een gunstiger klimaat heerst. Deze rechtspersonen zouden vervolgens vanuit Nederlands perspectief belastingvrije schenkingen kunnen gaan verrichten. Hierbij zou ons inziens evenmin de aanstonds te bespreken éénjaarregeling aan de orde kunnen komen. Dit op basis van dezelfde overwegingen als ten aanzien van de tien-jarenregeling. Op dit punt bevat de SW 1956 derhalve een lacune. Het is interessant te vermelden dat de werkgroep modernisering successiewetgeving (Commissie Moltmaker) in haar rapport tot de conclusie komt dat de tien-jarenregeling qua toepassingsbereik dient te worden uitgebreid tot doelvermogens. 7 Daartoe heeft de werkgroep een bepaling opgenomen in de Proeve van een Successiewet Als gevolg daarvan kan nog tien jaar nadat het doelvermogen zijn vestigingsplaats naar het buitenland heeft overgebracht, Nederlands schenkbelasting worden geheven. 8 Het voorstel van de werkgroep is echter niet gevolgd, ook niet bij de wijzigingen die zijn ingevoerd per 1 januari Uitbreiding woonplaatsbeginsel: de één-jaarregeling Algemeen Een bijzonderheid ten aanzien van de woonplaats is gelegen in twee woonplaatsficties die de SW 1956 kent. De eerste fictie is opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de SW 1956 en staat bekend als de zogenoemde tien-jarenregeling. Deze fictie is gebaseerd op het nationaliteitsbeginsel. Zij komt aan de orde in paragraaf De tweede fictie is opgenomen in artikel 3, tweede lid, van de SW 1956 en staat bekend als de zogenoemde één-jaarregeling. Belangrijkste rechtvaardiging voor het opnemen van beide ficties is geweest het tegengaan van het ontgaan van belasting Strekking van de één-jaarregeling De qua strekking zeer vergaande één-jaarregeling heeft uitsluitend gelding voor de schenkbelasting. De regeling houdt in dat ieder die in Nederland heeft gewoond en binnen een jaar, nadat hij uit Nederland is geëmigreerd een schenking heeft gedaan, geacht wordt ten tijde van die schenking in Nederland te hebben gewoond. Aangezien de fictie spreekt van ieder is duidelijk dat de nationaliteit van de schenker niet 7. Rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving, Ministerie van Financiën, 13 maart Art. 2.5 lid 2 Proeve van een Successiewet

7 Grondslagen voor de onbeperkte belastingsplicht relevant is. Op grond hiervan wordt algemeen aangenomen dat de één-jaarregeling is gebaseerd op een uitbreiding van het woonplaatsbegrip. 9 Toepassing van de regeling heeft tot gevolg dat een onder de regeling vallende schenking voor de heffing van de schenkbelasting op gelijke wijze behandeld wordt als een schenking als bedoeld in artikel 1, onder 2, van de SW Een wat bewoordingen betreft vrijwel gelijke bepaling als het huidige tweede lid, trof men voor het eerst aan in de Wijzigingswet van In de MvT bij dit wetsontwerp is door de regering over de bepaling opgemerkt: Dit artikel is nodig om te voorkomen, dat personen, die belangrijke schenkingen willen doen, hunne woonplaats voor korten tijd overbrengen naar een rijk, waar schenkingen niet of met een veel lager recht belast zijn Kritiek op de één-jaarregeling Op de één-jaarregeling bestaat veel terechte kritiek. Met name de belastingheffing ten aanzien van schenkingen gedaan door niet-nederlanders die gedurende enige tijd fiscaal gezien in Nederland woonden, bijvoorbeeld als gevolg van een tijdelijke detachering in Nederland, gedaan binnen één jaar na het metterwoon verlaten van Nederland, valt moeilijk te verdedigen. Ons inziens kan de band die dergelijke belastingplichtigen met Nederland hebben opgebouwd de belastingheffing niet rechtvaardigen. In gelijke zin oordelen Verstraaten die de bepaling, gelet op de mobiliteit van personen in het huidige tijdsbestek, niet meer van deze tijd vindt, 11 en Van Mens. 12 Overigens kan ook aan de praktische waarde van de één-jaarregeling worden getwijfeld. Het laat zich namelijk raden dat de feitelijke uitvoerbaarheid ervan voor de fiscus niet eenvoudig zal zijn. Buitenlanders zullen over het algemeen nóg minder dan Nederlanders op de hoogte zijn van het bestaan van de regeling en doorgaans derhalve geen aangifte doen. Bovendien kan het verkrijgen van de benodigde gegevens een probleem opleveren voor de Nederlandse belastingautoriteiten. Een en ander kan anders liggen indien in Nederland woonachtige danwel gevestigde personen voor de fiscus zichtbare schenkingen ontvangen. Het praktisch bereik van de regeling zou wellicht meer tot zijn recht komen indien de verplichting tot het verstrekken van fiscale inlichtingen zoals voortvloeiend uit sommige verdragen in alle opzichten gestand zou worden gedaan Vergelijk onder meer Fiscale Encyclopedie De Vakstudie, Successiewet, aantekening 1 op art. 3 alsmede O.B. Onnes, De tien-jarenregeling in de Successiewet 1956 getoetst aan verdragsbepalingen, WFR 1992/6037, p e.v. 10. Wijzigingswet van 20 januari 1917, Stb R.T.G. Verstraaten, Cursus Belastingrecht Successiebelastingen (Studenteneditie ), Deventer: Kluwer 2008, p. 56 e.v. 12. K.L.H. van Mens, De Schenking, Deventer: Kluwer 1985, p Vergelijk voor een voorbeeld van een dergelijke verplichting art. 12 OESO-Successiemodelverdrag

8 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk Het Besluit voorkoming dubbele belasting bevat voorzieningen om dubbele schenkbelastingen tegen te gaan Nationaliteitsbeginsel: de tien-jarenregeling Algemeen Naast de hiervoor besproken één-jaarregeling kent artikel 3 van de SW 1956 nog een tweede woonplaatsfictie, namelijk de in artikel 3, eerste lid, van de SW 1956 opgenomen tien-jarenregeling. Deze regeling houdt in dat een Nederlander, die in Nederland heeft gewoond en binnen tien jaren nadat hij uit Nederland is geëmigreerd, is overleden of een schenking heeft gedaan, geacht wordt ten tijde van het overlijden of van het doen van de schenking in Nederland te hebben gewoond Strekking van de tien-jarenregeling De werking van de tien-jarenregeling strekt zich, in tegenstelling tot de hiervoor besproken één-jaarregeling, uit tot zowel de erf- als de schenkbelasting. Op grond van de regeling wordt een erfrechtelijke verkrijging casu quo schenking die aan de hiervoor omschreven criteria voldoet, op gelijke wijze behandeld als een erfrechtelijke verkrijging casu quo schenking als bedoeld in artikel 1, onder 1 en 2, van de SW Parlementaire geschiedenis De Wijzigingswet uit bevatte voor het eerst het huidige eerste lid en introduceerde derhalve een invoering van een (beperkt) nationaliteitsbeginsel in de SW Evenals het woonplaatsbeginsel is het nationaliteitsbeginsel volledig geënt op het subject van de belastingheffing. Zoals vermeld was het tegengaan van belastingvlucht de belangrijkste rechtvaardiging voor het opnemen van de tienjarenregeling. De huidige bepaling is echter zo geredigeerd dat ook om andere redenen dan belastingbesparing emigrerende landgenoten worden geconfronteerd met de woonplaatsfictie. Over dit aspect is door de toenmalige minister in de MvT op de hiervoor bedoelde Wijzigingswet het volgende opgemerkt: Dat onder de regeling van het ontwerp ook zullen vallen de nalatenschappen van personen, die het rijk om andere redenen dan belastingbesparing hebben verlaten, acht de ondergeteekende geen bezwaar; voor hen toch, die èn Nederlander zijn èn het rijk nog niet zolang geleden hebben verlaten, bestaat nog een zoodanige band met het vaderland, dat de belastingheffing ook hier gerechtvaardigd is Zie paragraaf Wijzigingswet van 21 december 1936, Stb Kamerstukken II, 1935/36, 355, nr. 3, p

9 Grondslagen voor de onbeperkte belastingsplicht Dezelfde rechtvaardiging geldt overigens ten aanzien van schenkingen. Tijdens het voorlopig verslag van de Eerste Kamer wordt door verscheidene kamerleden opgemerkt dat zij het allerminst onredelijk achten, dat Nederlanders, die in het buitenland gevestigd zijn en niettemin de aan het Nederlanderschap verbonden voordelen zoals het bezit van een Nederlands paspoort alsook het recht op hulp en steun van Nederlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren genieten, op de wijze als in het wetsvoorstel omschreven, bijdragen in de kosten van de vaderlandse staatshuishouding Emigratie, naturalisatie en remigratie Uit de parlementaire geschiedenis komt derhalve tot uiting dat het hebben van de Nederlandse nationaliteit op zich voldoende grond oplevert om iemand na emigratie gedurende een periode van tien jaren voor de heffing van de erf- en schenkbelasting te achtervolgen. Van belang is derhalve de vraag wanneer men de Nederlandse nationaliteit bezit. Bij verlies van de Nederlandse nationaliteit is de tienjarenregeling immers niet langer van toepassing. De bepaling van het Nederlanderschap vindt plaats op basis van de criteria van de Rijkswet op het Nederlanderschap. 18 Opgemerkt dient hierbij te worden dat een eventuele naturalisatie in het kader van een emigratie dikwijls een langdurige kwestie is waaraan bovendien normaal gesproken vooral andere afwegingen dan louter fiscale ten grondslag liggen. Op basis van jurisprudentie 19 geldt de tien-jarenregeling slechts ten aanzien van personen die zowel ten tijde van het emigreren als ten tijde van het doen van de schenking danwel overlijden de Nederlandse nationaliteit bezaten. Indien iemand meerdere nationaliteiten bezit, brengt dit geen wijziging in de systematiek, mits hij uiteraard de Nederlandse nationaliteit heeft. Ten aanzien van de aanvang van de tien-jarenregeling is bepalend het moment waarop een Nederlander Nederland metterwoon heeft verlaten. Er dient met andere woorden sprake te zijn van emigratie. De vraag of iemand zijn woonplaats binnen Nederland heeft opgegeven is weer een vraag naar iemands woonplaats. Zoals we in paragraaf hebben gezien, dient deze vraag op grond van artikel 4 van de AWR naar de omstandigheden te worden beoordeeld. Indien een geëmigreerde Nederlander overigens naar Nederland remigreert, vinden ten aanzien van hem voor de erfen schenkbelasting de grondslagen van artikel 1 van de SW 1956 gewoon weer 17. Kamerstukken I, 1936/37, nr. 42, p Rijkswet van 19 december 1984, houdende vaststelling van nieuwe, algemene bepalingen omtrent het Nederlanderschap ter vervanging van de Wet van 12 december 1892, Stb. 1892, 268 op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (Rijkswet op het Nederlanderschap), Stb. 1984, 628, zoals laatstelijk gewijzigd bij Rijkswet van 6 juli 2004 tot aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 2000, 618), mede in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap, (Stb. 2004, 335), inwerkingtreding 1 januari 2005 (Stb. 2004, 622). 19. PW

10 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk toepassing. Bij een eventuele volgende emigratie begint de tienjaarstermijn derhalve opnieuw te lopen Toetsing van de tien-jarenregeling aan verdragsbepalingen Inleiding Met betrekking tot de mogelijke strijdigheid van de tien-jarenregeling met verdragsbepalingen, bestaat enige jurisprudentie. In deze jurisprudentie is de regeling onder meer getoetst aan de discriminatieverboden uit het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1966 (IVBPR), 21 het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 (EVRM) 22 en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag) van 25 maart IVBPR Het discriminatieverbod van het IVBPR is neergelegd in artikel 26 (gelijkheidsbeginsel). Aan dit artikel zijn in het verleden ook andere bepalingen uit de Nederlandse belastingwetgeving getoetst. 23 Ten aanzien van de toetsing van de tien-jarenregeling aan artikel 26 van de IVBPR kan gewezen worden op een tweetal arresten van de Hoge Raad van 10 juni Het gaat om PW en BNB 1992/ In laatstgenoemd arrest waren erflater die de Nederlandse nationaliteit bezat, en zijn echtgenote in 1983 naar de Verenigde Staten geëmigreerd. In 1986 kwam erflater daar te overlijden. In de Verenigde Staten werd naar aanleiding van het overlijden van erflater geen erfbelasting geheven. Ingevolge artikel 9 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht van 15 juli mag, indien de overledene bij zijn overlijden staatsburger van een van de staten was, die staat vermogen belasten in overeenstemming met zijn wetgeving, ongeacht of de overledene in die staat zijn woonplaats had. Belanghebbende, de echtgenote van erflater, betoogt onder andere dat de tien-jarenregeling buiten toepassing dient te blijven, daar die toepassing een door artikel 26 van de IVBPR verboden discriminatie oplevert, nu op grond van de tien-jarenregeling vermogen verkregen krachtens erfrecht van Nederlandse erflaters wordt belast, terwijl dat niet het geval is indien wordt verkregen van erflaters met een andere nationaliteit bij overigens gelijke omstandigheden. De Hoge Raad overweegt hieromtrent: 20. Vergelijk ook F. Sonneveldt, Tienjaarstermijn Successiewet onder vuur, Tribuut, augustus 1991, p Trb. 1975, Trb. 1957, 74 en 91, nadien gewijzigd. 23. HR 8 juli 1988, BNB 1988/302 (m.nt. Scheltens), HR 27 september 1989, BNB 1990/61 (m.nt. Scheltens), en HR 8 mei 1991, BNB 1991/196 (m.nt. Den Boer). 24. O.B. Onnes, De tien-jarenregeling in de Successiewet 1956 getoetst aan verdragsbepalingen, WFR 1992/6037, p e.v. 25. Trb. 1969, 221 en Trb. 1971,

11 Grondslagen voor de onbeperkte belastingsplicht De klacht faalt evenwel omdat de bijzondere band tussen een staat en zijn onderdanen, waarop wordt gedoeld in de ( ) wetsgeschiedenis van deze bepaling, een objectieve en redelijke rechtvaardiging vormt voor het onderhavige verschil in de heffing van het recht van successie EVRM Naast artikel 26 van de IVBPR is de tien-jarenregeling ook getoetst aan het discriminatieverbod in het EVRM. Hierbij kan eveneens gewezen worden op PW In dit arrest overwoog de Hoge Raad onder meer: Het Hof heeft geoordeeld dat het beroep van belanghebbenden op artikel 14 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ( ) faalt, aangezien te dezen geen sprake is van aantasting van het genot van een der rechten of vrijheden waarop dat artikel ziet. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de verwijzing naar artikel 1 van het Protocol 1 bij het EVRM in dit geval betekenis mist, nu de onderhavige regeling, welke de Staat noodzakelijk heeft geoordeeld en ook mocht oordelen om de betaling van belastingen te verzekeren, blijkens het bepaalde in de tweede alinea van voormeld artikel 1 geen inbreuk oplevert op het recht op het ongestoord genot van eigendom dat in het eerste lid is gewaarborgd. Deze oordelen zijn juist (...). In zijn conclusie bij BNB 1992/258 oordeelt Moltmaker dat geen van de in het EVRM vermelde rechten en vrijheden in het geding is. Inmiddels dient hierover principieel anders gedacht te worden na het Darby-arrest van het EHRM. 27 Hierin werd beslist dat het EVRM ook in belastingzaken discriminatie verbiedt. 28 Het is waarschijnlijk dat ondanks deze constatering de Hoge Raad zal vasthouden aan zijn standpunt dat de bijzondere band tussen een staat en zijn onderdanen in dit verband kan worden aangemerkt als een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het geconstateerde verschil in heffing van erfbelasting EG-verdrag (inmiddels EU-verdrag) Ook op Europeesrechtelijk niveau heeft een toetsing van artikel 3, eerste lid, van de SW 1956 plaatsgevonden. In drie zaken, waarvan er twee werden voorgelegd aan Hof Den Bosch en één aan Hof Amsterdam, werd het hanteren door Nederland van het nationaliteitscriterium aan de kaak gesteld. In de eerste zaak was erflater binnen de tienjaarstermijn als rijksinwoner van België komen te overlijden, 29 in de tweede zaak betrof het een overlijden binnen genoemde termijn terwijl erflater in Zwitserland woonde 30 en in de derde zaak betrof het een schenking onder opschortende 26. Ook bij de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer der Staten Generaal kreeg de adressante nul op het rekest. Verslag 27 mei 1993, nr / EHRM 23 oktober 1990, BNB 1995/244 (m.nt. Feteris). 28. Zie ook conclusie A-G Wattel, , 7 juli 2004, paragraaf 5.6 e.v., NTFR 2004/1233, V-N 2004/ Hof Den Bosch 12 december 2002, NTFR 2003/165, V-N 2003/ Hof Den Bosch 5 november 2003, NTFR 2003/2114, V-N 2003/

12 13.3 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk voorwaarde verricht binnen de tienjaarstermijn bij woonplaats van de schenker in België. 31 In de eerste zaak is door de Hoge Raad beslist. De conclusie luidt dat de tienjaarstermijn niet in strijd is met het EG-Verdrag. 32 In de tweede zaak zijn door Hof Den Bosch prejudiciële vragen gesteld over de houdbaarheid van het nationaliteitsbeginsel in verband met derde landen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna HvJ EG) heeft inmiddels arrest gewezen in deze zaak. 33 Het heeft beslist dat verkrijgingen uit nalatenschappen kapitaalverkeer in de zin van artikel 56 van het EG-Verdrag vormen en vervolgens dat artikel 3, eerste lid,van de SW 1956 geen beperking van dat kapitaalverkeer vormt. Hof Den Bosch heeft een en ander overgenomen. 34 Ook in de derde zaak heeft de Hoge Raad de door belanghebbende geponeerde stelling van strijdigheid met het EG-Verdrag verworpen Internationale dubbele belasting Algemeen Internationale dubbele belasting wordt in de inleiding op het OESO-modelbelastingverdrag ter zake van inkomen en vermogen van 2008 omschreven als de heffing van vergelijkbare belastingen in twee of meer staten van dezelfde belastingplichtige met betrekking tot hetzelfde belastingobject over dezelfde tijdsperioden. 36 De situatie die hier beschreven wordt, namelijk het betrekken van eenzelfde subject in de belastingheffing van verschillende staten, staat bekend als juridische dubbele belasting. Hiervan dient te worden onderscheiden het begrip economische dubbele belasting waarmee gedoeld wordt op de situatie waarin juridisch gezien weliswaar belasting wordt geheven bij twee verschillende subjecten doch deze heffingen economisch gezien voor rekening komen van de eenheid die beide subjecten vormen. Deze situatie doet zich met name voor in concern-verhoudingen. In het navolgende wordt slechts de internationale juridische dubbele belasting besproken Oorzaken van internationale dubbele belasting Hantering van verschillende grondslagen Het ontstaan van internationaal dubbele belasting kan verschillende oorzaken hebben. Als eerste kan worden genoemd het feit dat staten bij het vaststellen van belastingplicht verschillende grondslagen hanteren, welke zich vaak uitstrekken buiten 31. Hof Amsterdam 2 april 2004, NTFR 2004/624, V-N 2004/ en conclusie A-G Niessen 22 december 2005, NTFR 2006/151, V-N 2006/ HR 22 december 2006, BNB 2007/113, NTFR 2007/32, V-N 2007/ HvJ EG 23 februari 2006, zaak C-513/03 (Van Hilten-Van der Heijden), NTFR 2006/353, V-N 2006/ Hof Den Bosch 18 april 2007, nr. 02/01531, NTFR 2007/ HR 30 maart 2007, BNB 2007/181 c, NTFR 2007/578, V-N 2007/ Punt 1 van de inleiding op het OESO-modelverdrag

13 Internationale dubbele belasting de eigen grenzen. Hierdoor kan ten aanzien van eenzelfde gebeurtenis voor een subject belastingplicht in meerdere staten tegelijkertijd ontstaan. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een staat die als grondslag voor de heffing van de erfbelasting het nationaliteitsbeginsel in combinatie met het universaliteitsbeginsel hanteert waardoor een onbeperkte belastingplicht ontstaat. Indien de nalatenschap een in een andere staat gelegen onroerende zaak bevat ten aanzien waarvan de andere staat het situsbeginsel hanteert, ontstaat met betrekking tot hetzelfde object bij eenzelfde subject internationale dubbele belasting. Op soortgelijke wijze kan ook sprake zijn van botsing tussen het woonplaatsbeginsel en het situsbeginsel alsmede tussen het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel. Bij deze laatste vorm wordt hetzelfde subject door twee staten in de belastingheffing betrokken. Overigens kan het hanteren van verschillende grondslagen ook leiden tot een vacuüm in de belastingheffing, zodat in geen enkele betrokken staat belasting verschuldigd wordt Verschillende interpretatie van dezelfde grondslagen Internationale dubbele belasting kan ook ontstaan indien twee staten dezelfde grondslag voor de belastingheffing hanteren, doch deze verschillend interpreteren. Deze samenloop kan zich voordoen doordat beide staten eenzelfde subject in de belastingheffing betrekken, aangezien elk der beide staten op grond van hun nationale belastingwetgeving dit subject als inwoner zullen bestempelen (dubbele woonplaats). Hetzelfde kan zich voordoen ten aanzien van de nationaliteit (dubbele nationaliteit). Indien beide staten hun grondslag voor de belastingheffing combineren met het universaliteitsbeginsel, is ten aanzien van de betrokken belastingplichtige in beide staten sprake van een onbeperkte belastingplicht Verschillende kwalificatie van vermogensbestanddelen Als derde oorzaak van internationaal dubbele belasting kan worden genoemd het door staten verschillend kwalificeren van vermogensbestanddelen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan aandelen in een onroerend goed-vennootschap. Dergelijke aandelen kunnen bijvoorbeeld door de ene staat beschouwd worden als zijnde niet-situsgoederen en vallend onder de wereldvermogensbestanddelen terwijl een andere staat dergelijke aandelen aanmerkt als zijnde situsgoederen Regelingen ter voorkoming van internationale dubbele belasting Ten aanzien van de regelingen ter voorkoming van internationale dubbele belastingen kan een onderscheid naar soort worden gemaakt. Allereerst is een aantal staten overgegaan tot het sluiten van bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Nederland is bijvoorbeeld thans partij bij een 37. Vergelijk voor een voorbeeld ten aanzien van het vermogen van een vennootschap onder firma M.P. Bongard, Het OESO Successiemodelverdrag 1982, WPNR 1983/

14 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk zevental erfbelastingverdragen. Ten aanzien van belastingverdragen kan worden gewezen op de harmoniserende rol van de OESO. Daarnaast kan internationale dubbele belasting worden voorkomen door middel van multilaterale regelingen. Voor Nederland zij hierbij verwezen naar de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) waarbij naast Nederland thans Aruba en de Nederlandse Antillen partij zijn. Tot slot zijn er de eenzijdige maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting. Op het terrein van de voorkoming van dubbele heffing van erf- en schenkbelasting kan hier wat Nederland betreft worden gewezen op het Besluit voorkoming dubbele belasting Nederlandse erfbelastingverdragen Nederland is op het terrein van de erfbelasting thans partij bij een zevental bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Deze verdragen zijn gesloten met de volgende landen: 1. Zwitserland (gesloten op 12 november 1951); 2. Zweden (gesloten op 25 april 1952); 3. Finland (gesloten op 29 maart 1954); 4. Verenigde Staten van Amerika (gesloten op 15 juli 1969); 5. Israël (gesloten op 9 november 1974); 6. Groot-Brittannië en Noord-Ierland (gesloten op 11 december 1979); 7. Oostenrijk (gesloten op 27 november 2001). Het verdrag met Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat met Oostenrijk zijn de enige die eveneens betrekking hebben op schenkingen Besluit voorkoming dubbele belasting Algemeen Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna Bvdb 2001) 38 bevat voor de heffing van een aantal belastingen een eenzijdige Nederlandse regeling ter voorkoming van dubbele belasting. Toepassing van de eenzijdige regeling komt slechts aan de orde in gevallen waarin geen andere regelingen ter voorkoming van dubbele belasting voorhanden zijn. Het Bvdb 2001 bevat naast regels ter voorkoming van dubbele heffing van erf- en schenkbelasting regels van gelijke strekking ten aanzien van andere belastingen. In het navolgende beperken wij ons tot een bespreking van de voor de heffing van de erf- en schenkbelasting van belang zijnde bepalingen van het Bvdb In dit verband dient te worden opgemerkt dat het Bvdb 2001 nog aangepast zal gaan worden aan de SW 1956 zoals deze geldt per 1 januari Hierna wordt 38. Besluit van 21 december 2000, Stb. 642, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 8 april 2005, Stb Zie brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 april 2009, Nederlandse successieverdragen en internationale context van het wetsvoorstel modernisering Successiewet 1956, IFZ/2009/ 281M. 520

15 Internationale dubbele belasting uitgegaan van het bestaande Bvdb 2001 waarbij echter wel reeds rekening is gehouden met het feit dat het recht van overgang per 1 januari 2010 is afgeschaft. Tevens wordt uitgegaan van de terminologie zoals deze geldt per 1 januari In artikel 1 van de Bvdb 2001 wordt het toepassingsbereik van het besluit omschreven. Volgens artikel 1, eerste lid, van de Bvdb 2001 is het van toepassing voor de heffing van inkomstenbelasting, loonbelasting, vennootschapsbelasting, erfbelasting, schenkbelasting en kansspelbelasting. Ten aanzien van de samenloop van het Bvdb 2001 met andere regelingen ter voorkoming van dubbele belasting geldt dat het Bvdb 2001 slechts toepassing vindt voor zover niet op andere wijze in het voorkomen van dubbele belasting is voorzien (art. 1 lid 2 Bvdb 2001). Op het besproken terrein kunnen als andere regelingen worden genoemd de door Nederland gesloten erf- en schenkbelastingverdragen alsmede de BRK. Naar aanleiding van het in het tweede lid gehanteerde woord voor zover is de heersende leer dat het Bvdb 2001 slechts aanvullende werking heeft. Dit betekent dat deze eenzijdige regeling geen toepassing kan vinden wanneer een andere regeling, doorgaans een verdrag, voorziet in een tegemoetkoming, ook al is deze minder vergaand dan die van de eenzijdige regeling waardoor niet iedere dubbele belasting wordt voorkomen Vermindering bij in Nederland wonende erflater (art. 47 Bvdb 2001) Artikel 47 van de Bvdb 2001 kan slechts worden ingeroepen in situaties dat de erflater of schenker daadwerkelijk in Nederland woont of geacht wordt te wonen op grond van artikel 2, eerste lid, van de SW Andere situaties van fictieve woonachtigheid worden nog slechts bestreken door artikelen 48 en 49 van de Bvdb Laatstgenoemd artikel kan als enige van de drie artikelen zowel bij binnenlandse als buitenlandse woonachtigheid van de erflater of schenker toepassing vinden. Artikel 47 van de Bvdb 2001 richt zich op de vermindering die voortvloeit uit het feit dat sprake is van in het buitenland gelegen situsgoederen. Hierbij wordt uitgegaan van de definitie van situsgoed zoals in het Bvdb 2001 opgenomen. Enerzijds noemt artikel 47, eerste lid de buitenlandse onderneming genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de Bvdb 2001 en onroerende zaken die binnen het gebied van een andere mogendheid zijn gelegen en rechten waaraan deze zijn onderworpen. In artikel 47, vijfde lid, van de Bvdb 2001 treffen wij daarnaast de economische eigendom van in het buitenland gelegen onroerende zaken en in het buitenland gelegen fictieve onroerende zaken aan. In artikel 47 van de Bvdb 2001 wordt de ordinary creditmethode gehanteerd. Deze gaat uit van een tweetal limieten, waarbij de laagste van beide als vermindering heeft te gelden. 40 De eerste limiet wordt gevormd door de in het buitenland geheven belasting. De tweede limiet kan omschreven worden als de Nederlandse belasting die aan de buitenlandse situsgoederen is toe te rekenen. Een voorbeeld mag een en ander verduidelijken. 40. Art. 47 lid 2 Bvdb

16 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk Voorbeeld De heer X, een inwoner van Nederland, komt hier in 2010 te overlijden. Zijn echtgenote Y is enig erfgenaam. Zijn nalatenschap bestaat uit goederen met een waarde van Tot die goederen behoort een in land B gelegen onroerende zaak met een waarde van Mevrouw Y kan voor de berekening van de Nederlandse erfbelasting volledig gebruik maken van de vrijstelling uit artikel 32, eerste lid, onder 4, sub a, van de SW Zij is zonder toepassing van het Bvdb 2001 in Nederland een bedrag van circa aan erfbelasting verschuldigd en in land B ten aanzien van de verkrijging van de daar gelegen onroerende zaak een bedrag van Zij is in totaal derhalve verschuldigd. De tweede limiet wordt op grond van artikel 47 van de Bvdb 2001 als volgt berekend: 750:00 368:200 ¼ 145:342 2:500:000 = 600:00 De in Nederland verschuldigde belasting bedraagt derhalve / = In totaal is mevrouw Y een bedrag van verschuldigd, te weten (Nederlandse erfbelasting) en (buitenlandse erfbelasting). Door deze systematiek kan het in principe voorkomen dat de breuk bij oplossing groter dan 1 blijkt te zijn. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de tweede limiet groter wordt dan de in Nederland verschuldigde belasting. Mathematisch zou dit dienen te leiden tot een teruggaaf van erf- of schenkbelasting, namelijk in de situatie dat zowel de eerste als de tweede limiet groter is dan de zonder toepassing van het Bvdb 2001 in Nederland verschuldigde erf- of schenkbelasting. Aangezien dit uiteraard ongewenst is, bepaalt artikel 47, vierde lid, van de Bvdb 2001 dat de verrekening nooit meer kan bedragen dan de verschuldigde erf- of schenkbelasting. Anders dan voor de inkomstenbelasting wordt in de systematiek van artikel 47 van de Bvdb 2001 geen voorbehoud gemaakt voor de situatie waarin de situsstaat bepaalde vrijstellingen verleent of bepaalde niet-situsschulden in mindering toestaat. Dit is een bewuste keuze. Door het verlenen van bepaalde tegemoetkomingen zal immers het bedrag van de buitenlandse erf- of schenkbelasting afnemen, hetgeen doorwerkt in een ordinary creditsysteem Vermindering bij fictief in Nederland wonende erflater (art. 48 Bvdb 2001) Artikel 48 van de Bvdb 2001 bestrijkt situaties waarin sprake is van fictieve woonachtigheid. Daarbij beperkt artikel 48 van de Bvdb 2001 zich niet tot de fictieve woonplaats zoals deze voortvloeit uit artikel 3, eerste lid, van de SW Indien aan de criteria voor toepassing van dit artikel is voldaan, wordt een vermindering verleend voor de erf- en schenkbelasting die valt toe te rekenen aan alle vermogensbestanddelen met uitzondering van binnenlandse bezittingen. Een tweetal voorbeelden mag de werking van artikel 48, van de Bvdb 2001 verduidelijken. 522

17 Internationale dubbele belasting Voorbeeld De heer X, een Nederlander, komt als inwoner van land B te overlijden. De heer X is minder dan tien jaar geleden vanuit Nederland naar land B geëmigreerd. In land B wordt erfbelasting geheven op grond van de woonplaats van de verkrijger. 41 De erfgenamen zijn evenals de heer X in land B woonachtig. Op grond van artikel 48 van de Bvdb 2001 wordt een vermindering verleend. 42 Voorbeeld De heer X, een Nederlander, komt als inwoner van land B te overlijden. De heer X is minder dan tien jaar geleden vanuit Nederland naar land B geëmigreerd. In land B wordt geen erfbelasting geheven. 43 De erfgenamen zijn woonachtig in land C en land D. Land C hanteert als grondslag voor de onbeperkte belastingplicht uitsluitend de woonplaats van de erfgenaam, terwijl land D zowel uitgaat van de woonplaats van de erflater als de woonplaats van de verkrijger krachtens erfrecht. 44 Op grond van artikel 48 van de Bvdb 2001 wordt geen vermindering verleend Buitenlandse gelijksoortige belasting als boedelschuld (art. 49 Bvdb 2001) Indien de verkrijgers geen beroep kunnen doen op de bepalingen van artikel 47 en artikel 48 van de Bvdb 2001, dan is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk dat artikel 49 van de Bvdb 2001 van toepassing is. Artikel 49 van de Bvdb 2001 gaat niet uit van de ordinary credit-methode, maar van de aftrekmethode: de buitenlandse belasting mag als een schuld op de verkrijging in mindering worden gebracht. Het belastingvoordeel bestaat derhalve uit het in Nederland te hanteren marginale tarief over de buitenlandse belasting. De aftrek is slechts toegestaan indien de goederen zich bevinden in het land dat daarover belasting heft. Het artikel zal onder andere van toepassing kunnen zijn in de volgende situaties, waarbij de bewuste bezittingen zich binnen het gebied van de heffende mogendheid bevinden en niet op grond van de artikelen 47 en 48 van de Bvdb 2001 aanspraak bestaat op een vermindering: naar Nederlandse maatstaven is de erflater/schenker feitelijk in Nederland woonachtig, maar volgens de criteria van een ander land is de erflater/schenker daar woonachtig; naar Nederlandse maatstaven is de erflater/schenker feitelijk in Nederland woonachtig en een ander land heft op grond van nationaliteit; de in Nederland feitelijk of fictief woonachtige erflater/schenker laat goederen na of schenkt deze, welke goederen vanuit Nederlandse optiek niet worden aangemerkt als situsgoederen, terwijl zij in het land van ligging wel als zodanig worden aangemerkt Vermindering per verkrijger (art. 50 Bvdb 2001) Op basis van artikel 50 van de Bvdb 2001 worden de verminderingen als bedoeld in de artikelen 47, 48 en 49 van de Bvdb 2001 per verkrijger en dus niet per 41. Te denken valt aan landen als Japan en Spanje. 42. Op grond van de oude tekst van art. 48 Bvdb 2001 zoals deze gold tot 1 januari 2005 werd in deze situatie geen vermindering verleend vanwege het ontbreken van het causale verband tussen de woonplaats van de erflater en de heffing van erfbelasting. 43. Te denken valt aan landen als Oostenrijk of Zweden. 44. Deze benadering treft men bijvoorbeeld aan in Duitsland, Finland, Frankrijk en Ierland. 523

18 13.4 Hoofdstuk 13 / Sonneveldt en Zuiderwijk nalatenschap berekend. Dit betekent dat per verkrijger wordt beoordeeld óf en zo ja in hoeverre er sprake is van heffing van internationale dubbele erfbelasting. Dit is in overeenstemming met de systematiek van de SW 1956 waarin immers eveneens wordt aangeknoopt bij de verkrijging. Het feitelijke belang van de bepaling is onder meer gelegen in de verwerking van de voor de heffing van de erfbelasting voor een afzonderlijke verkrijger geldende vrijstelling in de verschillende regelingen ter voorkoming van dubbele internationale erfbelasting die het Bvdb 2001 kent Overeenkomstige toepassing voor de schenkbelasting (art. 51 Bvdb 2001) Artikel 51, eerste lid, van de Bvdb 2001 verklaart het bepaalde in de artikelen 47 tot en met 50 van de Bvdb 2001 van overeenkomstige toepassing op de heffing van de schenkbelasting. Artikel 48 van de Bvdb 2001 is eveneens van toepassing indien in Nederland heffing plaatsvindt op grond van de één-jaarregeling ex artikel 3, tweede lid, van de SW Afgezonderde particuliere vermogens Inleiding In de wet zoals deze geldt vanaf 1 januari 2010 wordt getracht ontgaansmogelijkheden tegen te gaan voor situaties waarin belastingplichtigen gebruikmaken van buitenlandse rechtsfiguren als Anglo-Amerikaanse trusts en stichtingen waarin vermogen wordt ondergebracht en een heffingsvacuüm kan ontstaan. Deze ontgaansmogelijkheden zijn vrijwel altijd gebaseerd op de zogenoemde trustarresten. 45 Hierin bepaalde de Hoge Raad dat een overdracht om niet aan een irrevocable discretionary trust door een (fictieve) inwoner van Nederland beschouwd diende te worden als een schenking aan een doelvermogen. Deze constatering leidde derhalve tot de toepassing van het hoge derdentarief. Door belastingplichtigen werd de hier geformuleerde rechtsregel a contrario toegepast om aan heffing van inkomstenbelasting en het toenmalige successie- en schenkingsrecht te ontkomen. Daarbij kon onder meer gedacht worden aan een overdracht om niet door een niet in Nederland (fictief) wonende insteller van de irrevocable discretionary trust en aan een overdracht om baat door een (fictieve) inwoner van Nederland. De bestrijding van deze ontgaansmogelijkheden heeft plaatsgevonden per 1 januari 2010 door de introductie van een robuuste regeling voor afgezonderd particulier vermogen die betrekking heeft op de heffing van zowel de inkomstenbelasting als de schenk- en erfbelasting De behandeling van afgezonderde particuliere vermogens in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt allereerst een definitie gegeven van het begrip afgezonderd particulier vermogen. Daaronder wordt verstaan een afgezonderd vermogen waarmee meer dan bijkomstig een particulier belang wordt beoogd, 45. HR 18 november 1998, BNB 1999/35, 36 en

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 27 789 Modernisering Successiewetgeving Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Wijzigingen in de voorkoming van dubbele successiebelastingheffing Mr. Maria de L. Monteiro 1

Wijzigingen in de voorkoming van dubbele successiebelastingheffing Mr. Maria de L. Monteiro 1 Wijzigingen in de voorkoming van dubbele successiebelastingheffing Mr. Maria de L. Monteiro 1 1 Mazars Belastingadviseurs te Rotterdam, Universiteit Utrecht en Notariskantoor Rompes te Nieuwerkerk aan

Nadere informatie

Schenk- en erfbelasting. Internationale aspecten

Schenk- en erfbelasting. Internationale aspecten Schenk- en erfbelasting. Internationale aspecten Besluit van 15 oktober 2014, nr. BLKB2013M/1870M, Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/54257

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 C-181/12-1 Zaak C-181/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 april 2012 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) Datum

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf V Lijst van gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag 4 1.3 Opzet scriptie 7 HOOFDSTUK 2: DOGMATISCHE

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, J A N 2014 Kenmerk: DGB 2014-20 X Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda van 4 december 2013, nr. 12/04836, op een beroepschrift van H i H n N M te «(Duitsland)

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 28 28 628 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37952

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

Internationale aspecten van schenkings- en successierecht

Internationale aspecten van schenkings- en successierecht prof.dr. F. Sonneveldt mr. J.C.L Zuiderwijk met medewerking van prof.mr. M.H. ten Wolde mw.mr. M. de L Monteiro Internationale aspecten van schenkings- en successierecht Tweede geheel herziene druk KLUWER

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Enkele belangrijke Wijzigingen in de Successiewet per 1 januari 2010

Enkele belangrijke Wijzigingen in de Successiewet per 1 januari 2010 Enkele belangrijke Wijzigingen in de Successiewet per 1 januari 2010 Op 1 januari 2010 is de Successiewet 1956 gewijzigd. Er is veel gewijzigd. Hieronder zijn enkele wijzigingen vermeld welke ook voor

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396 ECLI:NL:RBDHA:2015:9396 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 31-07-2015 Datum publicatie 20-08-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_2521 ERF Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA s GRAVENHAGE Directie Internationale Fiscale Zaken Korte Voorhout 7 2511 CW Den

Nadere informatie

SPF 4 ever. 18 november 2009

SPF 4 ever. 18 november 2009 SPF 4 ever 18 november 2009 Onderwerpen Inleiding Doelvermogens ANBI & SBBI Afgezonderd particulier vermogen Stichting particulier fonds & voorbeelden Bruikbaarheid doelvermogen na 2009 Wijzigingen Successiewet

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 1 Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken; directie Directe Belastingen Besluit 20 november 2007,

Nadere informatie

4. WAARDERINGSVERSCHILLEN UITBREIDING ARTIKEL 4 WBR LICHAMEN BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT CONCLUSIE...

4. WAARDERINGSVERSCHILLEN UITBREIDING ARTIKEL 4 WBR LICHAMEN BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT CONCLUSIE... Is het recht van overgang na de uitbreidingen van de heffingsgrondslag per 1 januari 2002 EU-proof? Zo nee, welke aanpassingen dienen te worden gemaakt? Schrijver: M.A.C. Verdonk Administratienummer: S804278

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37792

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

VR DOC.0453/2BIS

VR DOC.0453/2BIS VR 2018 0405 DOC.0453/2BIS Ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting,

Nadere informatie

In enkele artikelen van mijn hand is ingegaan op het Franse erfrecht. Naast het civiele recht, speelt echter ook het fiscale recht: de erfbelasting.

In enkele artikelen van mijn hand is ingegaan op het Franse erfrecht. Naast het civiele recht, speelt echter ook het fiscale recht: de erfbelasting. Henriette van Zelm van Eldik Office de Maître Paul-Etienne DUPONT, Notaire 81-83 Avenue Ledru Rollin 75012 PARIS Tel : + 33(0)1.71.19.45.28 Fax: + 33(0)1.43.43.17.56 henriette.vanzelm.75243@paris.notaires.fr

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

Zitting

Zitting Zitting 1969-1970 - 10 464 Overeenkomst, op 15 juli 1969 te Washington ondertekend, tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het

Nadere informatie

Art. 39 Algemene wet inzake rijksbelastingen In de gevallen waarin het volkenrecht, dan wel naar het oordeel van Onze Minister het internationale

Art. 39 Algemene wet inzake rijksbelastingen In de gevallen waarin het volkenrecht, dan wel naar het oordeel van Onze Minister het internationale Art. 39 Algemene wet inzake rijksbelastingen In de gevallen waarin het volkenrecht, dan wel naar het oordeel van Onze Minister het internationale gebruik, daartoe noopt, wordt vrijstelling van belasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 488 Enige wijzigingen van de Successiewet 1956 Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Dit voorstel van wet bevat aanpassingen in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Jurisprudentie recht van overgang blijft van belang!

Jurisprudentie recht van overgang blijft van belang! Jurisprudentie recht van overgang blijft van belang! MR. MARIA DE L. MONTEIRO 1 Tot 1 januari 2010 bestond naast de schenkbelasting en erfbelasting 2 een derde heffing in de Successiewet, het recht van

Nadere informatie

INKOMSTENBELASTING. Inkomstenbelasting Art. 1.1 Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven van natuurlijke personen.

INKOMSTENBELASTING. Inkomstenbelasting Art. 1.1 Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven van natuurlijke personen. I INKOMSTENBELASTING Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001), Stb. 2000, 215, zoals laatstelijk gewijzigd op 30 december 2014, Stb. 2014, 196

Nadere informatie

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind - OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind ONDERGETEKENDEN: De heer/mevrouw, geboren op. 19 te, wonende aan de.., ( ).., hierna ook te noemen "de Schenker", en

Nadere informatie

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001 hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 615 Goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2011 2012 33 056 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 365 Besluit van 11 augustus 2012 tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de invoering van een bankenbelasting

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 * CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 * Mijnheer de President, mijne heren Rechters, 1. Deze zaak betreft een beroep wegens niet-nakoming dat de Commissie tegen het Koninkrijk België

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Wanneer is een houdstervennootschap beleidsbepalend? 1 Werkzaam bij Arenthals

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-263/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Internationaal Belastingrecht

Internationaal Belastingrecht Internationaal Belastingrecht prof. mr. dr. A.CG.A.C de Graaf prof. dr. P. Kavelaars prof. dr. A.J.A. Stevens Zesde herziene druk a Wolters Deventer 2012 business INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Lijst van

Nadere informatie

De woonplaatsfictie in de Successiewet: een overzicht en de stand van zaken

De woonplaatsfictie in de Successiewet: een overzicht en de stand van zaken Mr. Fleur M. Smit 1 De woonplaatsfictie in de Successiewet: een overzicht en de stand van zaken Het Europese recht heeft een grote invloed op de Nederlandse belastingwetgeving. Naar aanleiding van de jurisprudentie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 FEBRUARI 2012 F.10.0115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0115.N 1. K.P., 2. H.D.S., eisers, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Aanknopingspunten van heffing

Hoofdstuk 2 Aanknopingspunten van heffing 2.0.0. Schenk- en Erfbelasting Hoofdstuk 2 Aanknopingspunten van heffing 2.0.0. Inleiding Zoals we reeds in S&E.1.0.0 hebben gezien vindt de heffing van schenk- en erfbelasting plaats op grond van het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht, verweerder. Zaaknummer : 2010/071 Rechter(s) : mrs. Mollee, Borman, Kleijn Datum uitspraak : 8 augustus 2011 Partijen : Appellant tegen Universiteit Maastricht Trefwoorden : Algemeen verbindend voorschrift, [instellings]collegegeld,

Nadere informatie

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende : VERTALING Aanvullende Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 758 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 21 oktober 2004 Het voorstel

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uw tweede woning: vererving & belasting

Uw tweede woning: vererving & belasting Uw tweede woning: vererving & belasting Second Home september 2018 - Utrecht Maurice De Clercq & Harjit Singh ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Erfbelasting Nederland 2. Tweede woning in Nederland

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/04/2015

Datum van inontvangstneming : 17/04/2015 Datum van inontvangstneming : 17/04/2015 Vertaling C-123/15-1 Zaak C-123/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 12 maart 2015 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Samenvatting : Deze circulaire beschrijft het mechanisme dat de woonstaat hanteert

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008)

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008) KPMG Tax & Legal Services Kantooradres Kaya Flamboyan 7 Curaçao Nederlandse Antillen Postadres Postbus 3766 Curaçao Nederlandse Antillen Telefoon (599-9) 732-5400 Telefax (599-9) 737-3409 DE PENSHONADO

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 * ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 * In zaak 260/86, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door Ph. Combescot, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende

Nadere informatie

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Eerst tien jaar weg uit Nederland...?xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft- com:office:office" /> Voor Nederbelgen heeft schenken

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Centen en Stenen: Waar moet je wezen Maurice de Clercq Inhoud 1. Aftrekken 2. 10 jaars termijn aanmerkelijk belang 3. 10 jaars termijn successie 4. In Nederland staat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Inhoudsopgave Spaanse nalatenschappen

Inhoudsopgave Spaanse nalatenschappen Inhoudsopgave Spaanse nalatenschappen 1. Begripsverandering 2. Nederlandse erfrechtsituatie Nederlandse erfrechtsituatie van vóór 1 januari 2003 Nederlandse erfrechtsituatie na 1 januari 2003 Afwijken

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 535 Besluit van 15 december 2003, houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579 ECLI:NL:RBZWB:2015:5579 Instantie Datum uitspraak 20-08-2015 Datum publicatie 21-08-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/297897 / HA RK 15-74 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES)

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES) Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES) 2010/555; Op de voordracht van de Staatssecretaris

Nadere informatie

Regelingen en voorzieningen CODE

Regelingen en voorzieningen CODE Regelingen en voorzieningen CODE 3.1.2.32 Gevolgen non-discriminatiebepalingen (België, Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba) en grensarbeidersprotocol (Duitsland) voor de Wet inkomstenbelasting 2001

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 258 Besluit van 3 juli 2007, houdende aanpassing van enige fiscale uitvoeringsbesluiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/6388 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen [X], wonende te [Z],

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 709 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 941 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet

Nadere informatie

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Internationale Fiscale Zaken. Besluit van 14 november 2007, nr. IFZ 2007/754M, Stcrt. nr.

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Internationale Fiscale Zaken. Besluit van 14 november 2007, nr. IFZ 2007/754M, Stcrt. nr. Regeling voor de toepassing van het Nederlands-Duitse belastingverdrag met betrekking tot de toedeling van het recht tot belastingheffing over aan werknemers betaalde afkoopsommen 1 Regeling voor de toepassing

Nadere informatie

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Zaak C-446/04 Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen HOGE RAAD nr. 31/695 ARREST gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 13 oktober 1995 betreffende de haar voor het jaar 1986 opgelegde

Nadere informatie

Gelet op artikel 2.14, tweede lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000;

Gelet op artikel 2.14, tweede lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000; Besluit van tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 houdende criteria voor het aantonen van een band met Nederland voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs Op

Nadere informatie

Mismatch in Internationale verhoudingen

Mismatch in Internationale verhoudingen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics MSc Fiscale Economie Mismatch in Internationale verhoudingen In hoeverre is er sprake van ongecompenseerde dubbele erfbelastingheffing

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2010 2011 32 714 (R1949) Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot wijziging van het Verdrag

Nadere informatie

Emigreren naar Spanje

Emigreren naar Spanje Emigreren naar Spanje Fiscale beschouwingen Residentie Emigratie Aangiften Tarieven 2015 Introductie Jaarlijks emigreren er vele Nederlanders en Belgen naar Spanje, zowel voor werk als om er van het leven

Nadere informatie

Conclusie. Wetsverwijzingen Successiewet , geldigheid: BNB 1996/87 FED 1995/908 FED 1996/634 WFR 1995/1928 V-N 1995/4496, 15

Conclusie. Wetsverwijzingen Successiewet , geldigheid: BNB 1996/87 FED 1995/908 FED 1996/634 WFR 1995/1928 V-N 1995/4496, 15 ECLI:NL:PHR:1995:AA3111 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-12-1995 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 30403 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1995:AA3111 Rechtsgebieden

Nadere informatie

Verkrijgingen vrij van recht

Verkrijgingen vrij van recht Mr. Pascal Baard 1 Verkrijgingen vrij van recht Het nettobedrag van de verkrijging moet worden herleid tot een brutobedrag In het systeem van de Successiewet is in beginsel iedere verkrijging krachtens

Nadere informatie

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Eerst tien jaar weg uit Nederland... Voor Nederbelgen heeft schenken over het algemeen pas zin als men meer dan tien jaar weg is uit Nederland. De

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 157 Besluit van 10 april 2003 tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de samenloop met het belastingverdrag

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 642 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie