Onteigening in de gemeente Nederlek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onteigening in de gemeente Nederlek"

Transcriptie

1 VW Onteigening in de gemeente Nederlek Besluit van 24 december 2007, nr houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van 29 juni 2007, nr , tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 62 van de onteigeningswet ten behoeve van de versterking van de Lekdijk gelegen op de rechteroever van de Lek te Nederlek en Bergambacht, gedeelte vanaf de gemeentegrens Bergambacht en Nederlek (hmp m) tot ongeveer het punt 150m westelijk van de aansluiting Burg. V.d. Willigenstraat en Voorstraat te Lekkerkerk (hmp m) en vanaf het punt 125m oostelijk van de aansluiting Poolmanpad en Voorstraat (hmp m) tot aan de woning Schuwacht 142 (hmp m) te Lekkerkerk, met bijkomende werken, in de gemeente Nederlek. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 19 december 2007, nr. RWSCD BJV 2007/31020, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken, alsmede het ontwerp van het te nemen besluit in de periode van vrijdag 10 augustus 2007 tot en met donderdag 20 september 2007 op het gemeentehuis van de gemeente Nederlek en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 7 augustus 2007, nr. 150, en in Nederlek Nieuws van eveneens 7 augustus Voorts is overeenkomstig artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan deze terinzagelegging het ontwerp van het te nemen besluit toegezonden aan belanghebbenden en de verzoeker. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in het gemeentehuis van de gemeente Nederlek op 20 september In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden tevens op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: 1. mevrouw E.A. de Jong-Baaij en de heer S. de Jong, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 88; 2. de heer F.F.M. Teunissen en mevrouw I. van Hoorik, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 419; 3. de heer J.F.M.M. van Keulen, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 68 en 445; 4. de heer F.A. Wegman, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 444; 5. de heer Y.A. de Boer van Onteigeningsbureau De Boer B.V., namens de heer H. van Drunen en H. van Drunen Holding B.V., eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 171, 173, 180 en 184; 6. de heer L. Kapoen, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 421 en 423; 7. de heer C. Cauwels, namens de heer S. Cauwels, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 303 en 667; 8. mevrouw mr. E.J.M. Klip, namens mevrouw E. de Jong, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 142 en 528; 9. de heer J.L.J.M. van de Mortel en mevrouw E.J.M. Klip, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 110, en mevrouw E.J.M. Klip als erfgenaam van mevrouw T.A. Klip-van Wijk, voormalig eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 127, 130 en 136; 10. de heer C. Neven, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 305, 306, 669 en 670; 11. mevrouw mr. E.C.A.P. Bromet, namens mevrouw J.A. van Zoest en de heer P.K. van Zoest, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 645; 12. mr. drs. M.C. van Meppelen Scheppink, namens de heer C.A.M. van der Korput, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 623; 13. de heer G.Th.J. Breuker, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 283, 295, 300 en 664; 14. mevrouw A. Benschop en de heer M. Benschop, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 327 en 686; 15. de heer R.J. Molemaker, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 551; 16. mevrouw B. van Galen, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 654; 17. mevrouw E. van Wageningen, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 76, 78 en 456; 18. de heer P.T. Burema, namens de Vereniging van Eigenaren Flatgebouw Opperduit 41/41A, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 128; 19. de heer W. Verheijden, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 576 en 20. de heer S.K. Broeseliske, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 626. Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 62 van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 1

2 onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van dijken. Krachtens artikel XII van de op 28 september 2005 in werking getreden wijziging van de Wet op de waterkering (Wet van 28 april 2005, Stb. 275) is op de onteigening tevens artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) van toepassing. Reclamanten sub 1 geven aan dat de te onteigenen grond buitendijks ligt. Op de grond staat een woonhuis, de onteigening heeft betrekking op een deel van de tuin. Reclamanten zijn het niet eens met de onteigening van dat gedeelte, aangezien dit naar hun mening niets te maken heeft met de veiligheid van de dijk. Wij merken op, dat een gedeelte van de tuin van reclamanten ter grootte van 1 are en 79 centiare in de onderhavige procedure betrokken is. In tegenstelling tot reclamanten is de verzoeker om onteigening van mening dat de onteigening van dit gedeelte wel van belang is voor de veiligheid van de dijk. Verzoeker wenst op basis van in 2001 vastgesteld beleid de ondergrond van de dijk in eigendom te verkrijgen, omdat op die wijze de uniformiteit en continuïteit bij versterkingen en de duurzaamheid van de waterkering gewaarborgd is. In overeenstemming met hetgeen Wij reeds eerder hebben overwogen, bijvoorbeeld in Onze besluiten van 9 maart 2000, nr (Staatscourant 28 maart 2000, nr. 62) en 27 september 2000, nr (Staatscourant van 1 november 2000, nr. 212), achten Wij dit standpunt van verzoeker niet onredelijk. De eigendom van de ondergrond van de dijk biedt de verzoeker nu en in de toekomst de mogelijkheid om het vereiste veiligheidsniveau te kunnen handhaven jegens alle huidige en toekomstige eigenaren. In deze situatie is de verzoeker niet afhankelijk van medewerking van derden. Hierbij zij opgemerkt dat ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het standpunt van de verzoeker herhaaldelijk redelijk heeft geacht. In deze lijn heeft de Afdeling ook de beroepen tegen de vaststelling en goedkeuring van het plan voor de versterking van het onderhavige dijkvak bij uitspraak van 7 juni 2006, inzake nr , in zoverre ongegrond verklaard. Voorts kan worden opgemerkt dat de verzoeker, zoals ook blijkt uit de toelichting op het ontwerp van het dijkversterkingsplan, getracht heeft het ruimtebeslag van de versterking zo klein mogelijk te houden. Om die reden ziet de verzoeker onder meer af van de aankoop van de onderhoudsstrook van vijf meter, omdat door de vele afritten in het dijkvak geen effectief gebruik van deze strook kan worden gemaakt. Reclamanten sub 2 stellen dat de kadastrale informatie zoals die blijkt uit de ter inzage gelegde stukken niet correspondeert met de informatie die het Kadaster hen heeft verstrekt. Het juiste perceel zou C 9568 moeten zijn, dat ontstaan is uit C Uit de stukken blijkt echter dat de onteigening betrekking heeft op het perceel C 9625, dat ontstaan is uit C 9568 (gedeeltelijk) en C 8388 (gedeeltelijk). Reclamanten vragen wat de aantekeningen Plicht tot onderhoud of verbodsbepaling krachtens waterschapskeur ontleend aan POS: 109 d.d en Besluit als bedoeld in Art. 55 Wet bodembescherming ontleend aan: MIL 5649 d.d inhouden. Verder wordt in de informatie die reclamanten ontvangen steeds de omschrijving wonen (dienstwoning) tuin, erf en parkeerterrein openbare en bijzondere doelstellingen ten dienste van openbaar bestuur, dienstverlening, verenigingsleven, godsdienstuitoefening, het onderwijs en volksgezondheid gegeven. Dat is uitgebreider dan de omschrijving in de onteigeningsstukken. Reclamanten verzoeken de uitgebreide omschrijving op te nemen. Tot slot verzoeken zij om een wijziging van de bestemming in te willigen. Naar aanleiding van deze zienswijze wordt opgemerkt, dat uit de bij de onteigeningsstukken gevoegde (en door het Kadaster gewaarmerkte) grondtekening blijkt dat voor de realisering van de dijkversterking een gedeelte nodig is van het perceel kadastraal bekend gemeente Lekkerkerk, Sectie C, nr Volgens het eveneens bij de onteigeningsstukken gevoegde kadastrale uittreksel is dit perceel in eigendom van reclamanten en ontstaan uit gedeelten van de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Lekkerkerk, Sectie C, nrs en Uit de stukken blijkt niet dat het door reclamanten genoemde perceel C 9568 (nog) bij de onteigening betrokken is of dat dit perceel als zodanig in de lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken vermeld had moeten worden. Wij merken hierbij op, dat de informatie van het Kadaster waar reclamanten zich kennelijk gelet op de bijlage bij hun zienswijze op baseren dateert van 11 april 1996, terwijl het uittreksel van het Kadaster bij de onteigeningsstukken dateert van 19 maart De door reclamanten bedoelde aantekeningen in het kadastrale uittreksel zijn niet bepalend voor het al dan niet aanwijzen van de onroerende zaak ter onteigening. Overigens heeft de verzoeker om onteigening reclamanten bij brief van 31 juli 2007 naar Ons oordeel genoegzaam antwoord gegeven op de vraag wat de aantekeningen inhouden. Met betrekking tot de door reclamanten geciteerde omschrijving merken Wij op dat dit gelet op de bij de zienswijze gevoegde bijlage kennelijk een omschrijving betreft uit een (al dan niet meer geldend) bestemmingsplan. Een dergelijke omschrijving wordt in de bij de onteigeningsstukken behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken niet gehanteerd. Conform de voor het opmaken van de onteigeningsstukken geldende leidraad van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is in die lijst de omschrijving uit het kadastrale uittreksel opgenomen ( onderwijs erf tuin ). Tot slot merken Wij op, dat het verzoek van reclamanten tot wijziging van de bestemming buiten het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure valt. Reclamanten dienen zich met een dergelijk verzoek tot de gemeente Nederlek te wenden. Reclamant sub 3 wijst er op dat in de zakelijke beschrijving bij de onteigeningsstukken wordt opgemerkt dat reeds bestaande parkeervoorzieningen tijdens de uitvoering worden teruggebracht en dat daar waar nodig deze voorzieningen worden aangepast en geconformeerd aan de dijkversterking. Reclamant heeft over de par- Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 2

3 keervoorzieningen op 2 september 2007 een brief aan verzoeker om onteigening geschreven en verzoekt de inhoud van deze brief tevens als bezwaar tegen de voorgenomen onteigening te beschouwen. In de brief merkt reclamant op, dat hem niet duidelijk is hoe de situatie voor de parkeergelegenheden op de dijk wordt na uitvoering van de dijkversterking. Hij heeft de beschikking over een parkeerstrook over de breedte van zijn perceel en een kleine afrit die alleen te gebruiken is op de fiets en te voet. Reclamant en zijn partner bezitten twee auto s en ontvangen regelmatig klanten voor hun bedrijven en visite. Zij hebben minstens de parkeerruimte nodig die zij nu al tot hun beschikking hebben. Reclamant stelt begrepen te hebben dat in het ontwerp voor de dijkversterking rekening is gehouden met een parkeerstrook voor iedere woning. Deze strook zou voor maximaal twee auto s zijn. Reclamant heeft tevens begrepen dat hij een persoonlijk gebruiksrecht voor één auto kan vragen en dat er nu en in de toekomst geen precariorecht of vergoeding onder enige andere naam of ander recht geheven zal worden. Het toekennen van een plaats voor één auto acht reclamant zeer aan de krappe kant. Het kan volgens hem niet de bedoeling zijn dat hij na de dijkversterking in de parkeermogelijkheden beknot wordt. Hij verzoekt om in aanmerking te komen voor toewijzing van een parkeervoorziening voor minimaal drie auto s, verbonden aan het kadastraal perceel, hetgeen overeen komt met de huidige situatie. Naar aanleiding van deze zienswijze merken Wij op, dat de wijze waarop de verzoeker om onteigening in het kader van de dijkversterking omgaat met de parkeervoorzieningen aan de orde is geweest in het kader van (de voorbereiding van) het dijkversterkingsplan. In dit plan is bepaald dat de verkeerskundige voorzieningen die in de huidige situatie aanwezig zijn (verharde parkeerplaatsen, op- en afritten e.d.) en die tijdens de uitvoering van de versterking verloren gaan dan wel worden aangetast, zullen worden hersteld of teruggebracht. Reclamant heeft in de procedure naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerp van dat plan zijn zienswijze met betrekking tot de parkeervoorzieningen naar voren gebracht. In reactie daarop is ook door de verzoeker om onteigening aangegeven dat bestaande parkeerplaatsen in het dijkvak worden teruggebracht. Wij merken op, dat het dijkversterkingsplan in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet (meer) ter beoordeling staat. Zoals hiervoor reeds opgemerkt, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 juni 2006, inzake nr , uitspraak gedaan op de onder meer tegen de vaststelling en goedkeuring van het dijkversterkingsplan ingediende beroepen, waarmee dit plan met uitzondering van enkele hier niet relevante delen onherroepelijk is geworden. Evenmin kan in de onderhavige procedure een uitspraak worden gedaan op het verzoek van reclamant om in aanmerking te komen voor een parkeervoorziening of recht daarop voor minimaal drie auto s. Gebleken is overigens, dat reclamant thans beschikt over een parkeerstrook van zeven meter en een oprit van zeven meter breed waarop auto s worden geparkeerd. De verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat in het kader van de dijkversterking opnieuw ter plaatse een parkeerplaats met een lengte van zeven meter wordt teruggebracht en dat ook de oprit opnieuw wordt aangelegd. De situatie ter plaatse zal derhalve geen wijziging ondergaan. Ten aanzien van het gebruik van de parkeerplaatsen is gebleken dat de verzoeker reclamant een persoonlijk gebruiksrecht daarvoor wil verlenen indien met hem overeenstemming wordt bereikt over de grondverwerving. In dat geval hoeft reclamant geen precariorechten of andere vergoedingen te betalen, wel zal hij zelf moeten zorgen voor het onderhoud van de parkeerstrook. Naar aanleiding hiervan heeft de commissie ex artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) in haar advies opgemerkt, dat het naar haar oordeel, hoewel het al dan niet verlenen van een persoonlijk gebruiksrecht feitelijk gezien deel uitmaakt van het aanbod dat wordt gedaan in het kader van het minnelijk overleg (welk aanbod als zodanig in de onderhavige procedure niet ter beoordeling staat), niet gewenst is dat het gebruik van de parkeerplaatsen wordt toegestaan op grond van een persoonlijk gebruiksrecht. Gelet op het feit dat de bestaande parkeersituatie geen wijziging ondergaat ziet de commissie niet in waarom er voor het gebruik van die plaatsen geen zakelijk recht gevestigd kan worden, op grond waarvan gewaarborgd is dat ook eventuele rechtsopvolgers van reclamant ter plaatse gebruik kunnen maken van de parkeervoorzieningen. Wij gaan er vanuit dat de verzoeker om onteigening dit punt, conform het advies van de commissie, meeneemt in het voort te zetten overleg met reclamant. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf zal moeten gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leiden. Ook reclamant sub 4 wijst op de passage over de parkeervoorzieningen zoals die is opgenomen in de zakelijke beschrijving bij de onteigeningsstukken. Net als reclamant sub 3 heeft hij hierover een brief aan de verzoeker om onteigening geschreven, gedateerd 1 september Reclamant verzoekt de inhoud van deze brief te beschouwen als bezwaar tegen de voorgenomen onteigening. In de brief merkt hij op, dat hij een parkeervoorziening op eigen terrein heeft, die volgens het ontwerpplan over de volle breedte van het te onteigenen gedeelte wordt teruggebracht. Voorts blijkt volgens reclamant dat hij na de dijkversterking een persoonlijk gebruiksrecht voor één auto kan vragen en dat er nu en voor de toekomst geen precariorecht geheven zal worden. Hij gaat er vanuit dat er ook geen vergoedingen geheven zullen worden onder enig andere naam of ander recht. Reclamant vraagt zich af of opvolgende eigenaren van zijn eigendom opnieuw een verzoek tot een persoonlijk gebruiksrecht moeten indienen en stelt de vraag of het niet juister is om dat recht aan het kadastrale perceel te verbinden. Hij is van mening dat het toekennen van één plaats voor één auto aan de krappe kant is en stelt dat hij gezien zijn leeftijd en de ligging van de woning ver buiten de bebouwde kom afhankelijk is van de auto. Voorts wijst hij erop dat hij in verband met bezoek van zijn zoon in de weekeinden wil beschikken over een derde parkeerplaats. Zijn er geen parkeervoorzie- Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 3

4 ningen dan moeten auto s op de openbare weg buiten de bebouwde kom worden geparkeerd. Volgens de wet moeten op de openbare weg geparkeerde auto s tussen zonsondergang en zonsopgang voorzien zijn van verlichting. Aangezien niet alle auto s zijn uitgerust met een parkeerlicht ziet reclamant als mogelijkheid dat hij zelf verlichting moet aanbrengen via een snoerenhaspel, zulks met alle gevaren van dien. Reclamant merkt tot slot op, dat tijdens de bespreking van het voorstel voor vergoeding van de aan te kopen grond met geen woord is gerept over de flinke beperking van de parkeercapaciteit. Hij beroept zich daarom op dwaling. Vooreerst wijzen Wij naar aanleiding van deze zienswijze op hetgeen reeds hiervoor in het algemeen over (de totstandkoming van) het dijkversterkingsplan is overwogen in verband met de zienswijze van reclamant sub 3. Voor het overige is gebleken dat reclamant thans beschikt over een strook van 17 meter lengte om te parkeren. Na de uitvoering van de dijkversterking komt ter plaatse een parkeerstrook van 14 meter terug. Ten aanzien van het gebruik van de parkeerplaatsen is gebleken dat de verzoeker om onteigening reclamant een persoonlijk gebruiksrecht daarvoor wil verlenen indien overeenstemming met hem wordt bereikt over de grondverwerving. In dat geval hoeft reclamant geen precariorechten of andere vergoedingen te betalen. Wel zal hij zelf moeten zorgen voor het onderhoud van de parkeerstrook. Wij merken op, dat de commissie ex artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) in haar advies ook ten aanzien van reclamant sub 4 heeft opgemerkt, dat het naar haar oordeel niet gewenst is dat het gebruik van de parkeerplaatsen wordt toegestaan op grond van een persoonlijk gebruiksrecht. Gelet op het feit dat de bestaande parkeersituatie (vrijwel) geen wijziging ondergaat ziet de commissie niet in waarom er voor het gebruik van die plaatsen geen zakelijk recht gevestigd kan worden, op grond waarvan gewaarborgd is dat ook eventuele rechtsopvolgers van reclamant ter plaatse gebruik kunnen maken van de parkeervoorzieningen. Wij gaan er ook in dit geval vanuit dat de verzoeker om onteigening dit punt, conform het advies van de commissie, meeneemt in het met reclamant voort te zetten overleg. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf zal moeten gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leiden. Namens reclamanten sub 5 wordt opgemerkt dat de onteigening voorbarig en onnodig is. Zij hebben zich altijd constructief opgesteld tegenover het hoogheemraadschap en de taxatiecommissie. Bij voortduring heeft de taxatiecommissie echter de waarde van de eigendommen van reclamanten gebagatelliseerd en biedingen ver beneden de marktwaarde gedaan. Reclamanten hebben een en ander gemotiveerd bestreden. Het hoogheemraadschap heeft rechtstreeks overleg geweigerd en weigert op de handreiking van reclamanten in te gaan. Volgens reclamanten stoelt de noodzaak tot onteigening dan ook niet op onwil van hun kant, maar op onwil van de kant van het hoogheemraadschap. Wij merken op, dat de zienswijze van reclamanten gedeeltelijk over de hoogte van de schadeloosstelling handelt. In zoverre is deze derhalve financieel van aard. Een dergelijke zienswijze kan de aanwijzing van gronden ter onteigening niet in de weg staan, aangezien de onteigeningswet belanghebbenden een volledige schadeloosstelling waarborgt. De hoogte daarvan staat echter in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter discussie aangezien de hoogte van de schadeloosstelling, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, wordt vastgesteld in de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Wij overwegen voorts, dat de onteigening op grond van Titel II (artikel 62) van de onteigeningswet, zoals thans aan de orde, moet worden gezien als een ultimum remedium, waarbij de eis geldt dat ten opzichte van de burger eerst naar dit middel (door het starten van de administratieve onteigeningsprocedure) kan en mag worden gegrepen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming kan worden gekomen. Daarbij geldt dat in het algemeen genoegzaam aan deze eis is voldaan, indien voor de terinzagelegging van de onteigeningsstukken een aanvang met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot op een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, nadat daartoe de noodzaak is gebleken, de administratieve onteigeningsprocedure kan worden ingezet. Het is in dit verband wenselijk, doch niet noodzakelijk, dat ten tijde van de tervisielegging van de stukken reeds een formeel bod is uitgebracht. Voldoende is dat sprake is geweest van een redelijke doch vruchteloos gebleken poging om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. Daarbij kan ook zonder dat een formeel bod is uitgebracht genoegzaam komen vast te staan dat verwerving langs minnelijke weg niet tot de mogelijkheden behoort. Uit de door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken blijkt, dat reclamanten bij brieven van 6 juli 2006 aanbiedingen hebben ontvangen voor de aankoop van gedeelten van de onroerende zaken met de grondplannummers 171, 173, 180 en 184. Hierop heeft de adviseur van reclamanten de taxatie- en verwervingscommissie bij brief van 4 augustus 2006 laten weten dat het aanbod naar zijn mening ver beneden de werkelijke waarde ligt. De taxatiecommissie heeft de adviseur bij brief van 4 oktober 2006 gevraagd om binnen twee weken onderbouwd op de aanbieding te reageren. Bij brief van dezelfde datum heeft de adviseur zijn begroting van de schadeloosstelling aan de taxatie- en verwervingscommissie gezonden. De commissie heeft vervolgens de adviseur bij brief van 20 november 2006 bericht dat zij geen aanleiding ziet om de aanbieding te herzien. Hierop heeft de adviseur van reclamanten bij brief van 20 december 2006 gereageerd, waarna partijen in de periode van januari tot en met juni 2007 over en weer diverse brieven hebben geschreven. Daaruit blijkt dat partijen van mening blijven verschillen over de hoogte van de schadeloosstelling. Gelet op het bovenstaande zijn Wij van mening dat er van de zijde van de verzoeker om onteigening voldoen- Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 4

5 de doch vruchteloos gebleken pogingen zijn ondernomen om tot minnelijke overeenstemming met reclamanten sub 5 te komen. Wij merken hierbij op, dat de verzoeker ruim voor de start een aanbod heeft gedaan voor de verwerving van de van reclamanten benodigde perceelsgedeelten en dat op het moment van de start van de onteigeningsprocedure genoegzaam vaststond dat met hen geen overeenstemming kon worden bereikt. Het overleg met reclamanten dient te worden voortgezet. Dit overleg dan wel het minnelijk overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden. Reclamant sub 6 heeft aangegeven dat hij bezwaar heeft tegen de vermelding op een lijst die door de gehele Krimpenerwaard circuleert. Dit geheel ten onrechte daar hij samen met zijn vrouw toestemming heeft gegeven om de voor de versterking van de dijk benodigde grond aan te kopen. Reclamant geeft verder aan dat er sprake is van een pad met erfrecht naar achter zijn perceel gelegen percelen. Hij verwacht dat zijn belang om bij de eigendommen achter de dijk te komen wel wordt doorgegeven aan de uitvoerder van het werk. Gebleken is dat de verzoeker om onteigening met reclamant een overeenkomst heeft gesloten. Desondanks was opname van de gronden in de lijst van te onteigenen onroerende zaken bij het ontwerpbesluit noodzakelijk omdat eigendomsoverdracht via de notaris nog niet had plaatsgevonden. Overigens heeft de verzoeker reclamant bij brief van 13 juli 2007 geïnformeerd over het feit dat zijn naam nog op deze lijst zou voorkomen, waarbij ook is aangegeven dat de verwervingsprocedure automatisch zou eindigen wanneer eigendomsoverdracht daadwerkelijk een feit zou zijn. Na de zitting van de commissie ex artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) is de akte waarin de eigendomsoverdracht is vastgelegd alsnog notarieel verleden, zodat aanwijzing van de onroerende zaken van reclamant ter onteigening niet langer nodig is. In de bij dit besluit behorende lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken is hiermede rekening gehouden. Voor het overige is gebleken dat de verzoeker om onteigening reclamant bij brief van 8 maart 2007 heeft laten weten dat het asfaltpad naar zijn land tot het hek voor zijn land zal worden doorgetrokken. Bij brief van 19 juni 2006 heeft de verzoeker hem voorts laten weten dat de erfdienstbaarheden die op de aan te kopen gronden rusten gehandhaafd zullen blijven. Reclamanten sub 7 zijn niet tegen de dijkversterking maar zijn het niet eens met de prijs die geboden wordt voor de aankoop van de benodigde gronden. Het geboden bedrag is volgens hen niet van deze tijd. Zij verwijzen naar de aankoop van een stuk grond elders waarvoor de verzoeker om onteigening een veel hoger en realistischer bedrag geboden zou hebben. Deze zienswijze heeft betrekking op de hoogte van de schadeloosstelling en is derhalve financieel van aard is. Zoals eerder al naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten sub 5 is opgemerkt, kan een dergelijke zienswijze de aanwijzing van gronden ter onteigening niet in de weg staan. De onteigeningswet waarborgt belanghebbenden een volledige schadeloosstelling. De hoogte daarvan staat echter in het kader van de nu aan de orde zijnde administratieve onteigeningsprocedure niet ter discussie, aangezien de hoogte van de schadeloosstelling, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, wordt vastgesteld in de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het overleg met reclamanten dient te worden voortgezet. Dit overleg dan wel het overleg dat op grond van artikel 17 van de onteigeningswet vooraf zal moeten gaan aan de gerechtelijke procedure zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. De verzoeker om onteigening heeft in de hoorzitting ook aangegeven dat nader overleg met reclamanten zal plaatsvinden, waarbij ook gekeken zal worden naar de door reclamanten genoemde zaak. Namens reclamante sub 8 is opgemerkt, dat de onteigening niet de versterking van de dijk dient. Er is sprake van wegverlegging, tracéverlegging en wegverbreding. Onteigening is ook een te zwaar middel. De verzoeker om onteigening heeft altijd het werk aan de dijk kunnen uitvoeren en door het vestigen van een erfdienstbaarheid zouden aanvullend mogelijkheden tot het behoud en beheer van de dijk gegarandeerd kunnen worden. De dijk en de weg zullen dichter bij de woning van reclamante komen te liggen, terwijl er voldoende ruimte is om de dijk met name buitendijks te verzwaren. De wegverbreding waarvan volgens reclamante sprake is veroorzaakt meer verkeersdrukte en trekt zwaarder verkeer aan. Handhaving van de bestaande wegbreedte is dan ook vereist, het plan is daarmee in strijd. Namens reclamante wordt voorts gesteld dat de verlegging van de weg en het neerhalen van bomen zal leiden tot een grotere belasting van de woningen. Er is voor zover bekend geen milieueffectrapportage uitgevoerd gericht op concrete woonsituaties, over de vraag wat het effect is in termen van onder meer fijnstof, geluidsoverlast en trillingen. Reclamante gebruikt haar grond verder voor beweiding door schapen. Ook deze dieren worden door fijnstof getroffen. Tot slot wordt namens reclamante gesteld dat onvoldoende schadevergoeding wordt geboden. De toenemende verkeersdrukte zal een negatief effect hebben op de waarde van woningen/bedrijven. Het verlies van landelijkheid zal door de wijze waarop het plan is opgesteld zeker ook effect hebben op de waarde van de aan de Lekdijk gelegen onroerende zaken. De landelijkheid van de Lekdijk en de schoonheid is tevens een publiek belang waaraan geen of onvoldoende aandacht is besteed. De zienswijze van reclamanten sub 9 komt vrijwel overeen met hetgeen namens reclamante sub 8 naar voren is gebracht. Reclamanten sub 9 stellen dat de onteigening niet de versterking van de dijk dient en dat er sprake is van wegverlegging, tracéverlegging en wegverbreding. De betrokken percelen liggen hoger dan de dijk en vormen een perfecte bescherming. Voor zover de verzoeker om onteigening nog stalen schermen in de dijk wil aanbrengen kan dit binnendijks en dat is ook gepland. Verder zijn ook reclamanten sub 9 van mening dat er louter sprake is van wegverbreding. Handhaving van de bestaande wegbreedte is vereist, Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 5

6 het plan is daarmee in strijd. Verlegging van de weg en het neerhalen van bomen zal leiden tot een grotere belasting van de woningen. Er is voor zover bekend geen milieueffectrapportage uitgevoerd gericht op concrete woonsituaties en het effect in termen van onder meer fijn stof, geluidsoverlast en trillingen. Tot slot menen reclamanten dat onvoldoende schadevergoeding wordt geboden. De toenemende verkeersdrukte zal een negatief effect hebben op de waarde van de woningen en bedrijven. Wij merken naar aanleiding van deze zienswijzen van reclamante sub 8 en reclamanten sub 9 het volgende op. Voor de reactie op de stelling dat de onteigening niet noodzakelijk is omdat kan worden volstaan met een erfdienstbaarheid verwijzen Wij naar hetgeen Wij reeds hebben overwogen naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten sub 1. De andere argumenten die reclamanten inbrengen tegen de voorgenomen aanwijzing van de gronden ter onteigening, zoals die over de (alternatieven voor wat betreft de) ligging van de dijk en de weg, de breedte van de weg, de plaats van de damwanden, de kap van bomen, het niet of niet geheel juist uitgevoerd zijn van een milieueffectrapportage en het verlies van landelijkheid en schoonheid door de dijkversterking hebben betrekking op het dijkversterkingsplan en de procedure via welke dat plan tot stand is gekomen. Zoals Wij naar aanleiding van de zienswijze van reclamant sub 3 reeds hebben opgemerkt, staat het dijkversterkingsplan in de administratieve onteigeningsprocedure niet (meer) ter beoordeling. De argumenten die reclamanten naar voren hebben gebracht dienden te worden ingebracht in de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de vaststelling en goedkeuring van het dijkversterkingsplan en de gelijktijdig verleende vergunningen. Zoals Wij al hebben opgemerkt, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak zich reeds op 7 juni 2006, inzake nr , uitgesproken, waarmee het dijkversterkingsplan, behoudens enkele hier niet relevante gedeelten, onherroepelijk is geworden. Wij merken overigens op, dat de verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat de weg op de dijk thans 5.80 meter breed is. De weg zal na versterking van de dijk niet breder worden, alleen de onderlaag van de nieuw aan te leggen weg wordt 6 meter breed. Deze breedte is op de tekeningen aangegeven. Wij merken verder op, dat ten behoeve van de kap van een aantal bomen een kapvergunning is verleend. Tegen deze vergunning zijn wel beroepen ingesteld maar deze zijn in verband met het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarmee is ook deze vergunning inmiddels onherroepelijk. Argumenten die betrekking hebben op de geluidsoverlast en de luchtkwaliteit kunnen evenmin in de administratieve onteigeningsprocedure aan bod komen. Zienswijzen over geluidsoverlast en luchtkwaliteit dienen naar voren te worden gebracht in de daarvoor bestemde procedure. In dit verband kan worden gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 27 april 2007 (BR 2007, p ), waarin deze heeft uitgesproken dat de onteigeningsnoodzaak en de rechtmatigheid van een onteigeningsbesluit niet kunnen worden betwist op de grond dat geen of onvoldoende onderzoek is gedaan ingevolge het Besluit luchtkwaliteit of het Besluit luchtkwaliteit In dezelfde lijn heeft de Hoge Raad eerder in zijn arrest van 20 september 2002 (BR 2003, p. 139) geoordeeld dat het feit dat geen milieueffectbeoordeling zou hebben plaatsgevonden niet kan leiden tot de onrechtmatigheid van een onteigeningsbesluit. Met betrekking tot de zienswijze van reclamante sub 8 omtrent de beweiding van de dijk door schapen merken Wij op, dat de verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat belanghebbenden na de dijkversterking een schriftelijk verzoek kunnen indienen voor het gebruik van het talud en het plaatsen van een hek. Een dergelijk verzoek moet worden gedaan na afloop van de dijkversterking. Op dat moment zal worden beoordeeld of het voorgestane gebruik niet in strijd is met het belang van de waterkering en/of belangen van derden. De zienswijzen van reclamanten sub 8 en 9 omtrent de schadeloosstelling zijn financieel van aard zijn. Zoals reeds naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten sub 5 is opgemerkt kan een dergelijke zienswijze de aanwijzing van gronden ter onteigening niet in de weg staan. Voor het overige kan worden verwezen naar hetgeen daarover is opgemerkt naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten sub 5. Reclamant sub 10 merkt op dat hij zijn zienswijze over de onteigening ten behoeve van de versterking van de Lekdijk al vele malen onder de aandacht van de taxatiecommissie heeft gebracht. Tot op heden is zijn parkeerplaats echter niet getaxeerd en de gevraagde parkeervergunning niet afgegeven. Daarom is op dit moment geen minnelijke schikking mogelijk. Gewezen kan worden op hetgeen reeds in het algemeen omtrent de parkeervoorziening is overwogen naar aanleiding van de zienswijze van reclamant sub 3. Ten aanzien van de specifieke situatie van reclamant sub 10 merken Wij op, dat hij thans beschikt over één parkeerplaats. Deze wordt na uitvoering van de dijkversterking teruggebracht. De verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat reclamant, indien er met hem minnelijk overeenstemming over de grondverwerving wordt bereikt, een persoonlijk gebruiksrecht krijgt voor het gebruik van de parkeerplaats. Reclamant zal dan zelf zorg moeten dragen voor het onderhoud daarvan. Naar aanleiding hiervan kan worden gewezen op hetgeen Wij reeds hebben opgemerkt over het advies van de commissie ex artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) in verband met de zienswijzen van reclamanten sub 3 en 4. Namens reclamanten sub 11 wordt opgemerkt dat het perceel waarvan zij ieder voor de helft eigenaar zijn belast is met een recht van vruchtgebruik ten behoeve van de heer R. van Zoest, die tevens bewoner is van het woonhuis (Voorstraat 246) op het perceel. Reclamanten willen in beginsel medewerking aan de dijkversterking verlenen, bijvoorbeeld door toe te staan dat het perceel tijdelijk wordt gebruikt voor werkzaamheden en voor zover de heer R. van Zoest daar niet te veel hinder van ondervindt en het huis kan blijven bewonen. De ver- Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 6

7 zoeker om onteigening wil echter voor de versterking van de dijk een gedeelte van genoemd perceel in eigendom verkrijgen. Dit houdt verband met het feit dat het hoogheemraadschap voornemens is om langs de Voorstraat op enige afstand van de dijk een damwand te slaan. Hiertoe heeft de verzoeker de grond tussen de dijk en de damwand ter plaatse van de woningen Voorstraat 236, 244, 250 en 252 verworven. Deze woningen zijn gesloopt of worden gesloopt. Een uitzondering vormen de percelen Voorstraat 246 en 248. Hoewel de verzoeker in eerste instantie heeft aangegeven ook het woonhuis Voorstraat 246 te willen kopen om dit mogelijkerwijs te kunnen slopen, heeft het daar later vanaf gezien. De redenen hiervoor zijn niet bekend. Gezien het feit dat de woningen Voorstraat 246 en 248 blijven staan en deze bijna tegen de dijk staan wordt de damwand daar niet op enige afstand van de dijk geslagen maar langs de percelen tegen de dijk aan geplaatst. De percelen worden daarmee in wezen een enclave. Het is reclamanten verder volstrekt niet duidelijk waarom de verzoeker om onteigening het smalle stuk grond tussen de woonhuizen Voorstraat 246 en 258 in eigendom wenst te verkrijgen. Hen is nimmer bekend gemaakt of er op deze strook gebouwd zal gaan worden. Aangezien zij nut en noodzaak van de onteigening van deze strook grond niet begrijpen zijn ze het daarmee niet eens. Reclamanten willen de grond graag behouden zodat zij bij eventuele verkoop het gehele perceel kunnen verkopen zonder een inham die ontstaat indien de smalle strook wordt onteigend. Tot slot wordt opgemerkt, dat reclamanten zich zorgen maken over de eventuele overlast die de werkzaamheden ten behoeve van de versterking met zich mee kunnen brengen, dit ook in verband met de leeftijd van de heer R. van Zoest. Naar aanleiding hiervan merken Wij op, dat de verzoeker om onteigening heeft verzocht om van het perceel van reclamanten met grondplannummer 645 een gedeelte van 38 m2 ter onteigening aan te wijzen. Dit gedeelte is als een smalle strook tussen de woningen Voorstraat 246 en 248 gesitueerd, hetgeen inderdaad de vraag kan oproepen in hoeverre de onteigening daarvan noodzakelijk is. Gebleken is echter dat de strook wel degelijk nodig is voor de versterking van de dijk ter plaatse. Op de strook wordt een boom gekapt en het talud moet worden aangepast om de waterkering ter plaatse te laten voldoen aan de wettelijke eis. Zoals hiervoor al is opgemerkt naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten sub 1, achten Wij het niet onredelijk dat de verzoeker om onteigening de ondergrond van de dijk in eigendom wil verkrijgen, omdat zo de uniformiteit en continuïteit bij versterkingen en de duurzaamheid van de waterkering gewaarborgd is. De eigendom van de ondergrond van de dijk biedt de verzoeker nu en in de toekomst de mogelijkheid om het vereiste veiligheidsniveau te kunnen handhaven jegens alle huidige en toekomstige eigenaren. In deze situatie is hij niet afhankelijk van medewerking van derden. De woningen Voorstraat 236, 244, 250 en 252 zijn overigens gesloopt omdat dit bouwvallen waren of reeds onbewoonbaar verklaarde woningen. Namens reclamant sub 12 is opgemerkt, dat hij ondanks de uitspraak van de Raad van State van mening blijft dat niet deugdelijk onderzocht en gemotiveerd is of de inbreuk op zijn eigendom noodzakelijk is. Dat het algemeen c.q. publiek belang de onteigening vordert is niet duidelijk gemaakt. De diepwandconstructie die aan de andere kant van de dijk wordt aangebracht wordt blijkens de stukken voor honderd jaar gegarandeerd. Uit de stukken is niet op te maken dat aanvullende (technische) maatregelen de noodzaak met zich meebrengen om nu of in de nabije toekomst over de grond van reclamant te beschikken. Ook met het oog op het beweerdelijk regelmatig onderhoud is het niet noodzakelijk dat de gronden worden verworven. Bovendien acht reclamant het nogal arbitrair en willekeurig dat bij minder dan 2 meter grond geen onteigening c.q. verwerving plaatsvindt. Tot slot is reclamant van mening dat met de vestiging van een erfdienstbaarheid of het sluiten van een overeenkomst ter zake van het gebruik en onderhoud het belang bij een sterke dijk voldoende gewaarborgd blijft. Voor de reactie op de namens reclamant naar voren gebrachte stelling dat de onteigening niet noodzakelijk is omdat bijvoorbeeld kan worden volstaan met een erfdienstbaarheid verwijzen Wij naar hetgeen hierover reeds is opgemerkt naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten sub 1. Zoals aldaar gesteld, blijkt uit de toelichting op het ontwerp van het dijkversterkingsplan, dat gepoogd is het ruimtebeslag van de versterking zo klein mogelijk te houden. Om die reden ziet de verzoeker ook af van de aankoop van gronden die nodig zijn voor het onderhoud van de waterkering. Voor het overige staat het dijkversterkingsplan, zoals eveneens al eerder is opgemerkt, in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling. Hierbij kan worden aangetekend dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in meergenoemde uitspraak van 7 juni 2006 met betrekking tot reclamant geen zodanige bijzondere omstandigheden aanwezig heeft geacht dat de verzoeker daaraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan het belang dat is gediend met de voortgang van de dijkversterking. Reclamant sub 13 brengt naar voren dat er vanaf 1 juni 2006 voortdurend getracht is om tot een minnelijke schikking te komen over de aankoop van een aantal perceelsgedeelten. De verschillen van inzicht zijn op dit moment teruggebracht tot slechts één zaak. Dit betreft de kap van acht bomen, waaronder ook beeldbepalende hoogstamfruitbomen en een notenboom. De waarde is bepaald door de taxatiecommissie maar deze weigert een taxatierapport over te leggen. De verzoeker om onteigening biedt eigenaren de mogelijkheid om een eigen tegentaxatie te laten uitvoeren. Reclamant heeft deze ook op eigen kosten uit laten voeren maar de taxatiecommissie heeft het rapport daarvan onmiddellijk naar de prullenmand verwezen met als argument dat zij uitging van de economische waarde in relatie tot het gehele perceel met bebouwing terwijl de tegentaxatie is gemaakt op basis van vervangingswaarde. Deze nuance was voor reclamant nieuw. Na veel correspondentie is afgesproken dat reclamant een tweede tegentaxatie zou laten uitvoeren, maar dan op basis van economische waarde in relatie tot het onroerend goed. Tot verbazing van Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 7

8 reclamant is ook het rapport dat hier uit voortkwam zonder argumentatie door de taxatiecommissie afgedaan als natte vinger werk. Uit telefonisch onderhoud met de namens de verzoeker om onteigening optredende taxateur is reclamant gebleken dat de taxatiecommissie zich louter baseert op een vastgesteld bedrag per boom voor het hele dijktraject. Er is derhalve geen gedegen taxatierapport van de bomen van ieder perceel gemaakt, terwijl reclamant twee officiële rapporten heeft laten opstellen. Om onteigening te voorkomen heeft reclamant de verzoeker gevraagd een advies te geven aan de taxatiecommissie om een nieuw aanbod te doen dat ligt tussen en recht doet aan de tegentaxatie die hij heeft laten uitvoeren. Reclamant hoopt dat naar aanleiding daarvan alsnog een minnelijke schikking mogelijk is. Naar aanleiding hiervan merken Wij het volgende op. De verzoeker om onteigening heeft reclamant bij brief van 31 mei 2006 een aanbod tot schadeloosstelling gedaan voor de aankoop van een viertal perceelsgedeelten. Hierop heeft reclamant bij ongedateerde brief gereageerd, waarbij hij heeft aangegeven onder welke voorwaarden hij bereid is tot het treffen van een minnelijke schikking. Met betrekking tot de op het perceel aanwezige bomen heeft reclamant aangegeven dat hij een taxatie heeft laten uitvoeren door een geregistreerd boomtaxateur. Reclamant gaf hierbij aan dat wat hem betreft het taxatiebedrag dat uit dit rapport zou komen leidend zou zijn voor de verkoop van de bomen aan de verzoeker om onteigening. Bij brief van 20 juli 2006 heeft de Taxatie- en verwervingscommissie Dijkversterking Nederlek reclamant bericht dat er voor wat betreft de bomen onteigeningstechnisch moet worden uitgegaan van de economische waarde in relatie tot het gehele perceel met bebouwing. De commissie heeft reclamant verzocht om kenbaar te maken of hij bereid is op deze basis tot schadeloosstelling te komen. Reclamant heeft de commissie bij brief van 3 augustus 2006 onder meer bericht dat hem gebleken is dat vrijwel alle bomen in het dijkversterkingstraject zijn getaxeerd voor hetzelfde bedrag, terwijl naar zijn mening iedere boom een zorgvuldige taxatie vereist. Dit was, aldus reclamant, de reden dat hij een tegentaxatie had laten uitvoeren. De taxatiecommissie heeft reclamant bij brief van 7 augustus 2006 antwoord gegeven op een aantal vragen, waarbij de commissie voor het antwoord op de vraag over de bomen verwezen heeft naar de brief van 20 juli Bij brief van 8 september 2006 heeft de commissie reclamant gevraagd om hier alsnog op te reageren. Reclamant heeft de commissie daarop bij brief van 21 september 2006 bericht dat het antwoord met betrekking tot de taxatie van de bomen wat hem betreft uitermate onbevredigend is. Reclamant heeft de taxatiecommissie verzocht om inhoudelijk op de door hem ingebrachte punten in te gaan. Naar aanleiding hiervan heeft de taxatiecommissie reclamant bij brief van 26 september 2006 laten weten dat het verschil in waardebenadering van de bomen is gelegen in het feit dat reclamant uitgaat van de vervangingswaarde en de commissie van de economische waarde in relatie tot de onroerende zaak. De verzoeker om onteigening heeft reclamant vervolgens bij brief van 19 december 2006 laten weten dat de taxatie van de bomen een kwestie is voor de taxatiecommissie. Bij brief van 31 januari 2007 heeft reclamant de taxatiecommissie bericht inmiddels in contact te zijn getreden met een medewerker van de verzoeker om onteigening en een antwoord van die zijde af te willen wachten. Bedoelde medewerker heeft reclamant namens de verzoeker bij brief van 6 februari 2007 bericht dat de ingestelde taxatie- en verwervingscommissie een commissie van onafhankelijke deskundigen is die op basis van de onteigeningswet en de jurisprudentie onpartijdig taxeert. Over de totstandkoming van de prijzen van de bomen kon de verzoeker reclamant dan ook geen duidelijkheid verschaffen. In vervolg hierop heeft de taxatiecommissie reclamant bij brief van 4 april 2007 nogmaals een bod gedaan. Reclamant heeft de commissie bij brief van 9 april 2007 laten weten dat wat hem betreft nog steeds niet is ingegaan op de gestelde vragen. Tevens heeft hij aangegeven dat de kosten van tegentaxaties bij minnelijke schikking zouden worden vergoed. Reclamant wenst hierover voor een akkoordverklaring duidelijkheid te hebben. In een bespreking van 8 mei 2007 is vervolgens overeengekomen dat reclamant een taxatie zou laten verrichten op basis van economische waarde in relatie tot de onroerende zaak, waarbij deze taxatie door de verzoeker om onteigening, de taxatiecommissie en reclamant geaccepteerd zal worden om tot een minnelijke schikking te komen. Bij brief van 25 juni 2007 heeft de taxatiecommissie reclamant in reactie op een ontvangen rapport medegedeeld dat niet duidelijk is wat de commissie daar mee moet. In de bespreking van 8 mei 2007 zou, aldus de commissie, zijn afgesproken dat aan het bureau Hoogendoorn Boomadvies een nadere rapportage zou worden gevraagd met betrekking tot de bomen die de verzoeker wenst te kappen, waarbij de waarde op economische basis in relatie tot de onroerende zaak zou worden vermeld. Reclamant heeft de taxatiecommissie bij brief van 30 juni 2007 bericht dat hij, omdat de taxateurs van Hoogendoorn Boomadvies niet bevoegd zouden zijn om taxaties uit te voeren waarbij relaties worden gelegd met onroerende zaken, op advies van dit bureau tot inschakeling van een ander bureau is overgegaan. In het opgestelde rapport staat naar zijn mening duidelijk dat de kap van de bomen een economische waardevermindering inhoudt ten aanzien van het achterliggende pand Schuwacht 38. De taxatiecommissie heeft reclamant bij brief van 2 juli 2007 laten weten dat niet voldaan is aan hetgeen op 8 mei 2007 werd afgesproken en dat het rapport dat reclamant heeft overgelegd niet juist is. Reclamant heeft de taxatiecommissie bij brief van 4 juli 2007 bericht dat het voor hem onbegrijpelijk is dat hij niet voldaan heeft aan de op 8 mei 2007 gemaakte afspraken. Voorts is reclamant van mening dat de commissie dient in te gaan op de stelling dat het door hem overgelegde rapport niet juist is. Bij brief van 6 juli 2007 heeft de taxatiecommissie reclamant laten weten dat zij, nu het bureau Hoogendoorn Boomadvies ter zake geen taxatierapport kon opstellen, graag van reclamant een waardering ontvangt van de economische waarde door een boomdeskundige opgemaakt. De taxatiecommissie merkt Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 8

9 hierbij op, dat zij zich na ontvangst van dit stuk nader zal uitlaten. Reclamant heeft de commissie bij brief van 20 augustus 2007 laten weten dat een telefoongesprek met de vertegenwoordiger van de taxatiecommissie wat hem betreft toch een ander licht heeft geworpen op het verschil van inzicht over de taxatie van de bomen. Hij heeft daarbij bericht dat hij naar aanleiding hiervan een onafhankelijke instantie gevraagd heeft te adviseren en heeft toegezegd de taxatiecommissie te informeren zodra dit advies binnen is. Naar aanleiding hiervan wijzen Wij op hetgeen Wij in het algemeen reeds hebben opgemerkt omtrent de onteigening op grond van Titel II van de Onteigeningswet (als ultimum remedium), zulks in reactie op de zienswijze van reclamanten sub 5. Het daar gestelde in aanmerking nemend kan naar Ons oordeel niet worden vastgesteld dat de verzoeker om onteigening met betrekking tot reclamant sub 13 vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om tot minnelijke overeenstemming te komen. Hierbij nemen Wij in aanmerking dat de taxatiecommissie reclamant weliswaar aanbiedingen heeft gedaan voor de aankoop van de benodigde perceelsgedeelten, doch dat de commissie vervolgens de reacties en voorstellen van reclamant daarop vrijwel zonder enige of duidelijke motivering heeft afgewezen. Zo bevat de brief van de taxatiecommissie van 25 juni 2007 alleen de mededeling dat zij niet weet wat ze met een van reclamant ontvangen rapport moet en bevat de brief van de commissie van 2 juli 2007 niet meer dan de mededeling dat zij het door reclamant ingezonden rapport niet juist acht. Met de commissie ex artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) zijn Wij van mening dat het, daar waar van reclamant wordt verwacht dat hij zijn stelling(en) motiveert, ook op de weg van de taxatiecommissie ligt om daarop gemotiveerd te reageren. Naar Ons oordeel stond in ieder geval op het moment van de start van de onteigeningsprocedure (met de terinzagelegging van de stukken op 10 augustus 2007) niet genoegzaam vast dat met reclamant niet tot overeenstemming kon worden gekomen. Wij zien dan ook aanleiding om het verzoek om onteigening voor zover dit betrekking heeft op de gronden van reclamant sub 13 af te wijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden. Reclamanten sub 14 verzoeken te bevestigen dat het gebruiksrecht van het talud van het perceel Schuwacht 90 bij verkoop overdraagbaar is aan de volgende eigenaar. Dit omdat de scheiding die scheef loopt voor de boerderij en de stoep van de buren ook nog wordt rechtgetrokken voor het perceel van reclamanten. Reclamanten brengen voorts naar voren dat zij een plank over een smalle sloot naar het perceel van de buren hebben verwijderd omdat zij hiervoor van de verzoeker om onteigening een aanslag kregen. Hierover hebben zij de verzoeker een brief gestuurd. Namens de verzoeker om onteigening is ter zitting van de commissie ex artikel 27 van de Wet op de waterkering (oud) aangegeven dat voor het gebruik van het talud na de dijkversterking als eerste de voormalige gebruiker in aanmerking komt. Aangegeven is dat reclamanten hierover reeds een brief hebben ontvangen. De verzoeker heeft reclamanten bij brief van 28 juli 2006 medegedeeld dat hij, indien er geen waterstaatkundige redenen zijn die zich daartegen verzetten, vooralsnog geen reden ziet om hen het gebruik van het talud te ontzeggen. Ook is aangegeven dat, indien reclamanten hun woning verkopen, de nieuwe eigenaren een verzoek tot het gebruik kunnen indienen. Eventuele nieuwe eigenaren zijn daarvoor wel een vergoeding verschuldigd. Tot slot heeft de verzoeker om onteigening in bedoelde brief medegedeeld dat voor het maken van een afrastering op de dijk voor een schaap na de dijkversterking vergunning moet worden aangevraagd. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten heeft de verzoeker een en ander nogmaals bij brief van 25 september 2007 bevestigd. In deze brief is reclamanten toegezegd dat zij in aanmerking komen voor het gebruik van het talud zoals dat voor de dijkversterking bij hen in eigendom was. Wel dient dit verzoek schriftelijk te worden gedaan na afloop van de dijkversterking. Op dat moment zal door de verzoeker om onteigening worden beoordeeld of het voorgestane gebruik niet in strijd is met het belang van de waterkering en/of belangen van derden. De door reclamanten bedoelde sloot en plank vallen buiten de dijkversterking en de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure. Aan hetgeen reclamanten hierover hebben opgemerkt moet hier dan ook voorbij worden gegaan. Reclamant sub 15 brengt naar voren dat er drie alternatieven voor onteigening zijn. Ten eerste een tijdelijke onteigening van alle onroerende zaken waarbij de dijk na uitvoering van het werk weer wordt teruggegeven aan de rechtmatige huidige eigenaren. Ten tweede het verlenen van een recht van opstal en erfdienstbaarheid voor het beheer aan de verzoeker en ten derde een combinatie van deze beide alternatieven. Reclamant geeft aan graag aan één van bovengenoemde oplossingen mee te werken. De door de verzoeker om onteigening gestelde argumenten om toch de eigen koers vast te willen houden zijn naar de mening van reclamant ondeugdelijk en incompleet. Volgens reclamant geeft een recht van opstal in verhouding tot de onteigening dezelfde mogelijkheden tot beheer en onderhoud en biedt het dezelfde mogelijkheden tot handhaving van de Keur. Verder maakt de eerste alternatieve oplossing die reclamant naar voren heeft gebracht naar zijn mening evenzeer onbelemmerde voortgang van de werken mogelijk. Het argument van de verzoeker, dat de wetgever onteigening aanbeveelt, is apert onjuist. Gelukkig geeft de verzoeker volgens reclamant in de praktijk aan dat een en ander sterker op papier is gezet dan het wordt uitgevoerd. Reclamant wijst er tot slot op dat onteigening evenmin in lijn is met de aanbevelingen van de Commissie voor de milieueffectrapportage, die er in haar advies van 20 december 2001 op heeft gewezen dat het gevarieerde beeld van een dijk die gebruikt wordt door particuliere eigenaren verdwijnt als het hoogheemraadschap de dijk als geheel gaat beheren. Voor een reactie op deze zienswijze wijzen Wij op hetgeen reeds is opgemerkt over de grondverwerving naar aanleiding van de zienswijze van Uit: Staatscourant 25 januari 2008, nr. 18 / pag. 13 9

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16071 8 augustus 2012 Besluit van 9 juli 2012, nr. 12.001566, houdende aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening

Nadere informatie

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen VW Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen Verbreding rijksweg A2 tot 2 x 3 rijstroken, gedeelte van de aansluiting Culemborg en knooppunt Deil, met bijkomende werken Besluit van 19 september

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum : Ag nr. : Onderwerp Administratieve onteigening In Goede Aarde I. Status Besluitvormend Voorstel Voorstel inzake het onteigeningsplan In Goede Aarde I, behandeling zienswijzengeschriften en besluit tot

Nadere informatie

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013 Zaaknummer: 00359858 Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013 Collegevoorstel Feitelijke informatie In de loop van 1995 is het pand op het perceel Wijksestraat 3 in de vesting Heusden (kadastraal

Nadere informatie

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA Gemeente Beek IIIIIllll 09vra00139 Volgno. : 6 Afdeling : ROBW Datum : 26 mei 2009 Raadscie : GGZ Corr.no. : 25 juni 2009 Steller : T. Louis ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21490 5 augustus 2015 Besluit van 2 juli 2015, nr. 2015001180 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 681 18 januari 2012 Besluit van 14 december 2011, nr. 11.003025, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 34045 17 december 2014 Besluit van 14 november 2014, nr. 2014002190, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13255 27 mei 2015 Besluit van 23 april 2015 nr. 2015000738, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2245 29 12 12februari 2009 Besluit van 30 januari 2009, no. 09.000181 tot goedkeuring van het besluit van de raad

Nadere informatie

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status. Aan de Gemeenteraad Raad Status 6 maart 2008 Besluitvormend Onderwerp Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost Punt no. 7 Korte toelichting Op 22 november 2007 hebt u besloten

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Aan de raad AGENDAPUNT 7 Aan de raad AGENDAPUNT 7 Aldus besloten 12 november 2009 Onteigening bestemmingsplan Het Loo 2007 Doetinchem, 2 november 2009 Voorstel: 1. Ten aanzien van de ingediende zienswijzen: a. de zienswijze van

Nadere informatie

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW Onteigening in de gemeente Maasdriel VW «Onteigeningswet» Dijkverbetering Almese Stoep - Kerkdriel Besluit 1 maart 1999, nr. 99.000909 houdende aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10046 24 april 2015 Besluit van 24 maart 2015 nr. 2015000499, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum : Ag nr. : Onderwerp Administratieve onteigening In Goede Aarde I. Status Besluitvormend voorbereiding administratieve onteigening Voorstel 1. de administratieve onteigeningsprocedure te starten ter realisering

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 23038 17 mei 2016 Besluit van 15 april 2016, nr. 2016000687, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren Raadsnota Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren Aan de gemeenteraad, 1. Doel, Samenvatting en Advies van het raadsvoorstel

Nadere informatie

Onteigening in de gemeente Utrecht

Onteigening in de gemeente Utrecht VW Onteigening in de gemeente Utrecht Aanleg gedeelte Noordelijke Stadsas in de deelgebieden Leidsche Rijn Park en Het Zand van de VINEX-locatie Leidsche Rijn te Utrecht vanaf de Haarrijnse Rading tot

Nadere informatie

Onzorgvuldig en onvolledig taxatierapport. Ontvankelijkheid klager.

Onzorgvuldig en onvolledig taxatierapport. Ontvankelijkheid klager. Onzorgvuldig en onvolledig taxatierapport. Ontvankelijkheid klager. Klager wil een naast zijn woning gelegen strook grond aankopen. Hij bereikt met de eigenaar overeenstemming voor een koopsom van 17.000.

Nadere informatie

Onteigening Lisbloemstraat 9 t/m 19 (Kleiwegkwartier) (nr. 604)

Onteigening Lisbloemstraat 9 t/m 19 (Kleiwegkwartier) (nr. 604) 99SOB04963 Rotterdam, 30 november 1999. Onteigening Lisbloemstraat 9 t/m 19 (Kleiwegkwartier) (nr. 604) Aan de Gemeenteraad. Inleiding Uit een in 1997 door de hoofdafdeling Bouw- en Woningtoezicht van

Nadere informatie

Nr JORI Houten, 23 mei 2000

Nr JORI Houten, 23 mei 2000 Nr. 2000-83-JORI Houten, 23 mei 2000 Aan de gemeenteraad Onderwerp Verzoek om planschadevergoeding van de heer P.J.M. Kamman en mevrouw E.H.W. Kamman- Croese op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Awb 13/843 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 798 11 19 19januari 2009 Besluit van 19 december 2008, no. 08.003689, tot goedkeuring van het besluit van de raad

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg Aan de raad AGENDAPUNT NR. 8.4 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART 2013 Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg Voorstel: 1. De Kroon conform het onteigeningsplan en de conceptbrief verzoeken om ten name

Nadere informatie

Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel.

Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel. 18-102 Rvt Amsterdam 200 BELANGENBEHARTIGING OPDRACHTGEVER Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel. Klagers hebben beklaagde een opdracht tot dienstverlening

Nadere informatie

Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder

Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder 3 Wabo) Nuenen, 23 april 2014 corsanummer: 2014.07858

Nadere informatie

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer Dossiernummer 32-2009 OORDEEL Verzoeker de heer E. namens mevrouw O. te Almelo. Datum verzoek Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 26674 24 mei 2019 Besluit van 25 april 2019, nr. 2019000845 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 98 2 juni 2009 Aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte gemeenten Oostzaan en Amsterdam Wij Beatrix,

Nadere informatie

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel.

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel. Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel. Inleiding Op 13 juli 2017 hebben burgemeester en wethouders het voorkeursrecht gevestigd op basis van de Wvg op het plangebied Centrum Boekel.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13184 19 augustus 2010 Besluit van 4 augustus 2010, nr. 10.002195, tot onthouding van goedkeuring aan het besluit van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Grondverwerving; een introductie

Grondverwerving; een introductie Grondverwerving; een introductie Inleiding De provincie Zuid-Holland heeft als taak het provinciaal- /rijksbeleid uit te voeren. Zij doet er alles aan om dit goed en zorgvuldig te doen. Soms is het nodig

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-151 d.d. 11 mei 2012 (mevrouw mr. E.M. Dil-Stork, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mevrouw. mr. J.W.M. Lenting, leden, met de heer

Nadere informatie

Heerhugowaard Stad van kansen

Heerhugowaard Stad van kansen Raadsvergadering: 26 feb 2019 Besluit Unaniem Aangenomen Heerhugowaard Stad van kansen Agendanr.: 12 Voorstelnr.: RB2018118 Onderwerp: Verzoekbesluit tot onteigening t.b.v. bestemmingsplan Reconstructie

Nadere informatie

categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. Raadsvoorstel jaar stuknr. Raad categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. gebied Zijtak Portefeuillehouder: J.

Nadere informatie

Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer

Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer VW Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer Omlegging provinciale weg N201 vanaf de Fokkerweg/Aalsmeerder Noordtocht tot en met de aansluiting op de Legmeerdijk Besluit van 7 september 2006,

Nadere informatie

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW «Onteigeningswet» Aanleg provinciale weg N469 Besluit 20 augustus 1997, nr. 97.003863 houdende aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij

Nadere informatie

Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures

Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures Het land beschermen tegen overstromingen. Aanleg, reconstructie en onderhoud van rijkswegen. Het bevorderen

Nadere informatie

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum Rapport Gemeentelijke Ombudsman Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum 4 maart 2010 RA1048585 Samenvatting Een bewoner van een appartement dient in augustus 2008

Nadere informatie

Ontwerpbeschikking d.d. 6 september 2012 Omgevingvergunning L

Ontwerpbeschikking d.d. 6 september 2012 Omgevingvergunning L Ontwerpbeschikking d.d. 6 september 2012 Omgevingvergunning L20120260 Grietenij 22 verplaatsen van 24 spaceboxen (tijdelijk) en handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (tijdelijk) Sjoerd van

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT Registratienummer raad: 642268 Datum: 9 januari 2012 Behandeld door: P.N.M. de Lange Afdeling/Team: Ruimtelijke Ontwikkeling/Team Projecten Onderwerp: Onteigeningsplan Weidevenne:

Nadere informatie

Reactienota zienswijzen Eemstraat 10A

Reactienota zienswijzen Eemstraat 10A Reactienota zienswijzen Eemstraat 10A gemeente Baarn Programma Fysiek Domein juni 2015 1 2 Inhoudsopgave 1 Inleiding...5 1.1 Ter plaatse geldende bestemmingsplan...5 1.2 Procedure...5 2 De ingekomen zienswijzen...6

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Raadsvergadering Made, 6 december december 2002

Raadsvergadering Made, 6 december december 2002 Aan de Raad Raadsvergadering Made, 6 december 2002 12 december 2002 Agendapunt 8 Onderwerp Bezwaarschrift tegen toegekende planschadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Orde Voorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229 ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229 Instantie Datum uitspraak 11-12-2007 Datum publicatie 07-01-2008 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 06/2511, AWB 06/2530 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Aanbiedingsbrief. Aan de raad.

Aanbiedingsbrief. Aan de raad. Sector: Stad Kerkrade, 18 januari 2006. Aanbiedingsbrief Aan de raad. Nr. 05it00871. Hierbij bieden wij u ter overweging en beslissing een ontwerpbesluit, nr. 05Rb083, inzake toekenning planschadevergoeding

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:OGEAM:2016:86 ECLI:NL:OGEAM:2016:86 Instantie Datum uitspraak 19-12-2016 Datum publicatie 12-01-2017 Zaaknummer Lar 78/2016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16401 12 september 2011 Besluit van 30 augustus 2011 no. 11.002038 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-109 d.d. 4 april 2012 (mr. R.J. Paris, voorzitter, drs. A. Adriaansen en mevrouw mr. A.M.T. Wigger, leden en mr. B.C. Donker, secretaris)

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

Wet voorkeursrecht gemeenten

Wet voorkeursrecht gemeenten Behoort bij kennisgeving aan belanghebbenden d.d. 27 januari 2010 omtrent de vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Wet voorkeursrecht gemeenten 1.

Nadere informatie

Vestiging voorkeursrecht plangebied "Ten noorden van de Nieuwe Maasdijk" in Heusden

Vestiging voorkeursrecht plangebied Ten noorden van de Nieuwe Maasdijk in Heusden Raad Onderwerp: V200801440 Vestiging voorkeursrecht plangebied "Ten noorden van de Nieuwe Maasdijk" in Heusden Raadsvoorstel Inleiding: Voor het plangebied Ten noorden van de Nieuwe Maasdijk in Heusden

Nadere informatie

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ6190 Instantie Rechtbank Zwolle-Lelystad Datum uitspraak 22-04-2011 Datum publicatie 26-05-2011 Zaaknummer Awb 10/895 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2057 25 februari 2011 Besluit van 12 februari 2011 no. 11.000371 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15135 19 juni 2014 Besluit van 15 mei 2014, nr. 2014000949, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam.

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam. Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam. Inleiding Het ontwerp wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam en het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarden geluid

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 081.99 ingediend door: hierna te noemen klaagster, tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S17b-06 Datum uitspraak: 22 oktober 2010 Plaats uitspraak: Zaandam

DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S17b-06 Datum uitspraak: 22 oktober 2010 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S17b-06 Datum uitspraak: 22 oktober 2010 Plaats uitspraak: Zaandam Bindend Advies in het geschil tussen: 1. B. Hagens en L. Hagens-van der Woude 2. I. Bakker 3. H. de Jong

Nadere informatie

11-521 RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

11-521 RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid. 11-521 RvT Zwolle DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM. -------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 7410 14 mei 2010 Besluit van 1 april 2010, 10.000914 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen

Nadere informatie

Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT)

Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) Dossiernummer: 20181126 Datum: 5 juni 2019 UITSPRAAK Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) Partijen: A B.V., gevestigd te [plaats], klaagster, tegen: B RT en C RT,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01 Zienswijzenrapport 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01 Inhoudsopgave Zienswijzen 3 1. Inleiding 3 2. De ontvankelijkheid van zienswijzen 3 3. Overwegingen

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Zeeland: hem niet heeft betrokken bij de totstandkoming van het indicatiebesluit dat is opgesteld met betrekking tot zijn minderjarige kind;

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

De raad van de gemeente Lansingerland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 augustus 2013 en 15 oktober 2013

De raad van de gemeente Lansingerland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 augustus 2013 en 15 oktober 2013 Raadsbesluit 1111111111111 l1li111111111 Datum Raad 28 november 2013 Registratienummer BR1300121 Onderwerp Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "HoeksePark West" De raad van de gemeente Lansingerland;

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11287 26 maart 2018 Besluit van 14 februari 2018, nr. 2018000298 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115 Rapport Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115 2 Klacht Op 8 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw K. te Sri Lanka, ingediend door mevrouw mr. I. Gerrand, advocaat

Nadere informatie

Publicatie ontwerpbeschikking uitgebreide procedure

Publicatie ontwerpbeschikking uitgebreide procedure Publicatie ontwerpbeschikking uitgebreide procedure Kennisgeving ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Uitgebreide voorbereidingsprocedure Burgemeester en wethouders van Smallingerland

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 Rapport Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem bij zijn beschikking van 7 juli 2005 geen ambtshalve vermindering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Aan de commissie VROM

Aan de commissie VROM Made, 20 maart 2002 Commissievergadering d.d. 16 april 2002 Aan de commissie VROM Agendapunt: Onderwerp: Verzoek om planschadevergoeding Toelichting: De verzoek om planschadevergoeding is ingediend door

Nadere informatie

Jaargang 20 01 Nummer. planschadeverzoek van de heer Van Liere en mevrouw Kasius.

Jaargang 20 01 Nummer. planschadeverzoek van de heer Van Liere en mevrouw Kasius. Raadsvoorstel Datum Dienst/sector/afdeling DSO/JZ/S&M Jaargang 20 01 Nummer 213 Kenmerk DSO 01.102518/01.005439 BGS Onderwerp Bijlagen planschadeverzoek van de heer Van Liere en mevrouw Kasius. rapport

Nadere informatie

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad,

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad, G E N N E P VERGADERING GEMEENTERAAD Datum : 19 september 2016 Agenda nr : n.n.b. Datum : 23 augustus 2016 Zaaknummer : 220177 Onderwerp : Verzoek aan Kroon tot onteigening Geachte raad, Het bestemmingsplan

Nadere informatie

Onteigening. Hoofdstuk 1

Onteigening. Hoofdstuk 1 13 Hoofdstuk 1 Onteigening Onteigeningswet (OW) Het onteigeningsrecht heeft haar grondwettelijke basis in artikel 14 van de Grondwet. Daar valt te lezen dat onteigening alleen kan geschieden in het algemeen

Nadere informatie

RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van: 11-005A ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2002 RAAD VAN DISCIPLINE Beslissing in de zaak onder nummer van: 11-005A RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort Amsterdam BESLISSING d.d. 13 september 2011 in de zaak 11-005A

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE telefoon 070-3905578 fax 070-3905171 BESCHIKKING A. - B. 1. Bij brief van 13 augustus 1999 heeft de heer A. bij de Raad van Toezicht

Nadere informatie

Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT)

Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) Dossiernummer: 20161017 Datum: 16 februari 2017 UITSPRAAK Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) Partijen: X, wonende te Y, klager, tegen: A, register taxateur, wonende

Nadere informatie

op de klacht van:mevrouw A. C., wonende te Huizen, hierna te noemen: klager

op de klacht van:mevrouw A. C., wonende te Huizen, hierna te noemen: klager Beweerdelijk te lage waardering. Beweerdelijk verstrekte vertrouwelijke mededeling aan derden. Klaagster en haar echtgenoot zijn in een echtscheiding verwikkeld. In dat kader vindt een kort geding plaats

Nadere informatie

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot is een gerechtelijke procedure over huwelijkse voorwaarden gevoerd. De ex-echtgenoot heeft daarbij een beroep gedaan op een in zijn

Nadere informatie

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. 19-04 RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. De NVM verwijt makelaarskantoor X (beklaagde en lid NVM) dat door haar medewerker/vennoot Z een taxatierapport

Nadere informatie

Gemeenteraad. Onderwerp: Volgnummer Vaststellen bestemmingsplan 'partiële herziening 1 Buitengebied Lith '. Dienst/afdeling SRO

Gemeenteraad. Onderwerp: Volgnummer Vaststellen bestemmingsplan 'partiële herziening 1 Buitengebied Lith '. Dienst/afdeling SRO Gemeenteraad Onderwerp: Volgnummer 2015-53 Vaststellen bestemmingsplan 'partiële herziening 1 Buitengebied Lith - 2013'. Dienst/afdeling SRO De raad van de gemeente Oss; gezien het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B,tegen FBTO Zorgverzekeringen N.V. te Leeuwarden Zaak : Afgifte verzekeringsverklaring, schadevergoeding Zaaknummer : 201601999 Zittingsdatum : 21 december 2016

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten. Omgevingsvergunning Poststuknummer: DA00085026 Burgemeester en wethouders hebben op 8 december 2016 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen en in behandeling genomen voor het gedeeltelijk verleggen

Nadere informatie

Rapport Gemeentelijke Ombudsman

Rapport Gemeentelijke Ombudsman Rapport Gemeentelijke Ombudsman Eén gemeente, één klacht, meerdere procedures Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost Projectmanagement Bureau (Projectbureau IJburg) Cition Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam

Nadere informatie

Onteigening in de gemeente Apeldoorn

Onteigening in de gemeente Apeldoorn VROM Onteigening in de gemeente Apeldoorn Percelen begrepen in het bestemmingsplan Stationsomgeving Noord Besluit van 12 januari 2001 no. 01.000121 tot goedkeuring van het besluit van de raad van Apeldoorn

Nadere informatie

de besloten vennootschap ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-276 d.d. 17 september 2013 (mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr. J.W.M. Lenting en mevrouw mr. A.M.T. Wigger, leden en mevrouw mr. I.M.M.

Nadere informatie

Bestemmingsplan De Weide, Herziening Grutto Nota Zienswijzen

Bestemmingsplan De Weide, Herziening Grutto Nota Zienswijzen Bestemmingsplan De Weide, Herziening Grutto Nota Zienswijzen Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan De Weide, Herziening Grutto heeft vanaf vrijdag 6 september 2013 tot en met donderdag 17 oktober 2013 ter

Nadere informatie

ontwerpvoorstel aan de raad

ontwerpvoorstel aan de raad ontwerpvoorstel aan de raad Het college van burgemeester en wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: 1 Kennis te nemen van de ingekomen zienswijzen en in te stemmen met de weerlegging zoals

Nadere informatie

Ik adviseer u in dit verband uw besluit van 8 januari 2009 te herroepen.

Ik adviseer u in dit verband uw besluit van 8 januari 2009 te herroepen. College Onderwerp: V200900611 Beslissing op bezwaar van I. Metwally tegen weigering bouwvergunning voor het plaatsen van een afzuigkapafvoer aan het Burgemeester van Houtplein 3 te Vlijmen. Collegevoorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV9447

ECLI:NL:RVS:2012:BV9447 ECLI:NL:RVS:2012:BV9447 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-03-2012 Datum publicatie 21-03-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201111814/2/R4 Bestuursrecht Voorlopige

Nadere informatie

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University in de zaak tussen mevrouw X, appellante en de examencommissie van de Tilburg Law School, verweerster

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16069 8 augustus 2012 Besluit van 9 juli 2012, nr. 12.001564, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening

Nadere informatie

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel. Raadsvoorstel Raadsvergadering : 26 april 2011 Voorstel : 2011-037 Agendapunt : Zaaknummer : 1894/2010/19840 Documentnummer : 1894/2010/30936 Datum : Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp:

Raadsvoorstel. Onderwerp: svoorstel Inleiding:In 2001 ontstond het initiatief om voor de kern Oudheusden, deel uitmakend van de gemeente Heusden een wijkvisie te ontwikkelen voor het gebied rond de Adrianus Loeffstraat, de Cornelis

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT Registratienummer raad 1335005 Datum: 22 november 2016 Afdeling / Team: SVB / ADT Portefeuillehouder: H. Krieger Behandeld door: A. Ordeman/J.Cohen Onderwerp: Project Klein

Nadere informatie