GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Transcriptie

1 Middelburg, 27 februari 2003 Nummer: PrOVinCI6 Afdeling: milieuhygiëne ^^^^^^^^^^^ GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Inleiding Op 29 november 2002 hebben wij een melding in het kader van artikel 28 van de Wet bodembescherming ontvangen met betrekking tot de bodemverontreiniging op het NS emplacement aan de Stationsweg/Plattenweg te Heinkenszand van de Stichting Bodemsanering NS te Utrecht. Bijgevoegd waren een nader onderzoeksrapport en een saneringsonderzoek/saneringsplan. Op grond van artikel 29, eerste en tweede lid, van de Wet bodembescherming dienen wij uiterlijk 13 weken na ontvangst van een melding in een beschikking vast te stellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. In geval van ernstige verontreiniging dienen wij, op grond van artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming vast te stellen of sprake is van urgentie om te saneren. Tevens dienen wij in geval van ernstige verontreiniging op grond van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming met het saneringsplan in te stemmen. Voorbereidingsprocedure Op de voorbereiding van deze beschikking is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde openbare voorbereidingsprocedure van toepassing (artikel 6.1, eerste lid, en artikel 6.4, eerste lid, van de Provinciale milieuverordening Zeeland). Het meldingenformulier, het onderzoeksrapport, het saneringsplan en de ontwerp-beschikking hebben van 23 januari tot en met 20 februari 2003 ter inzage gelegen bij onze directie Ruimte, Milieu en Water en bij de gemeente Borsele. Gedurende deze termijn bestond voor belanghebbenden de mogelijkheid hun zienswijze kenbaar te maken. Zienswijzen Er zijn geen zienswijzen ingekomen over de ontwerp-beschikking. Wijzigingen ten opzichte van de ontwerp-beschikking Tot l januari 2003 moest er voor asbestverontreiniging ter bepaling van de streef- en interventiewaarde de toevlucht worden genomen tot de Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering. De Circulaire bepaalt dat de functionele eigenschappen van de bodem ernstig zijn of dreigen te worden verminderd, indien de zogenaamde interventiewaarden zijn overschreden. In de Circulaire was echter geen streef- of interventiewaarde opgenomen voor asbest. De Circulaire gaf aan dat met betrekking tot een dergelijke, niet genormeerde stof, de beschikking over de ernst en de urgentie niet kon worden onderbouwd met een verwijzing naar streefwaarden, interventiewaarden of indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging. Het ontbreken van interventiewaarden betekende dat er geen duidelijke grens was waarboven kon worden gesproken van de aanwezigheid van een geval van ernstige verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Bovengenoemde situatie is na l januari 2003 gewijzigd. De staatssecretaris van VROM heeft op 17 december 2002 een brief aan de Tweede Kamer (Ministerie van VROM, Interimbeleid asbest in bodem, grond en puin(granulaat), kenmerk BWL/ ) gestuurd met een interventiewaarde bodemsanering en een

2 restconcentratienorm voor asbest. De interventiewaarde is van kracht geworden op l januari Dit. houdt in dat vanaf l januari 2003 een historische bodemverontreiniging met asbest moet worden beoordeeld op basis van rijksbeleid. In de ontwerp-beschikking is geen rekening gehouden met het gewijzigde rijksbeleid. Op grond van bovenstaande wordt de beschikking aangepast aan het gewijzigde rijksbeleid. Algemeen In het kader van de privatisering van de Nederlandse Spoorwegen is afgesproken dat alle eigendommen van de NS op bodemverontreiniging worden onderzocht en zonodig worden gesaneerd. De uitvoering hiervan is in handen van de Stichting Bodemsanering NS (SBNS). Er is bodemonderzoek uitgevoerd op het emplacement te Heinkenszand. Hierbij is bodemverontreiniging aangetroffen. Dit emplacement is vanaf 1927 in gebruik geweest als emplacement. Er werden voornamelijk landbouwproducten overgeslagen. In 1988 is een aantal gebouwen afgebroken. Een aantal loodsen is nog in gebruik voor opslag bij particulieren. Over een aantal jaren zal waarschijnlijk de spoorbaan ontmanteld worden. Er is bodemverontreiniging aanwezig. Deze verontreiniging zal op middellange termijn gesaneerd gaan worden. Bodemonderzoek Op het gehele emplacement is in 1995 door SGS EcoCare een historisch onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten hiervan is door De Spoorwegcombinatie in 2000 een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. In 2002 is door SGS EcoCare een nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het bijgevoegde rapport van 26 april 2002 met kenmerk Dit rapport bevat ook de relevante gegevens van het historische en het oriënterend onderzoek. De opzet van het nader onderzoek is gebaseerd op de resultaten van het oriënterend onderzoek. In het nader onderzoek is per geval van verontreiniging de omvang bepaald. Uit de resultaten van de bodemonderzoeken blijkt dat er op het emplacement sprake is van vier gevallen van bodemverontreiniging, namelijk: A. Ter plaatse van de voormalige goederenloods (geval 5) Tijdens het veldwerk is in drie boringen aan de oostzijde van de voormalige goederenloods een afwijkende geur geconstateerd. In twee boringen is de grond matig verontreinigd met minerale olie en sterk verontreinigd met naftaleen. De interventiewaarde voor naftaleen wordt overschreden. Het grondwater is matig verontreinigd met minerale olie en sterk verontreinigd met arseen, xylenen en naftaleen. De interventiewaarden voor arseen, xylenen en naftaleen wordt overschreden. Het diepere grondwater is niet verontreinigd. De omvang van de verontreiniging van de grond en van het grondwater is voldoende bepaald. Hoewel de interventiewaarden worden overschreden is er geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Er wordt namelijk niet voldaan aan het volumecriterium zoals opgenomen in de Circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering (Staatscourant 2000, nr. 39). B. Ter plaatse van loods 7 (geval 10) Deze loods is sinds de beginjaren veertig aanwezig. In de loods werden en worden onder andere werkzaamheden aan auto's verricht. In verschillende boringen is tijdens het veldwerk tot maximaal drie meter diepte een oliegeur geconstateerd. De grond is hier matig tot sterk verontreinigd met minerale olie en licht tot matig verontreinigd met naftaleen en xylenen. De interventiewaarde voor minerale olie wordt overschreden. De verontreiniging zit ook onder de loods.

3 Het grondwater is matig tot sterk verontreinigd met minerale olie en licht tot matig verontreinigd mat aromaten. De interventiewaarde voor minerale olie wordt overschreden. Het diepere grondwater is niet onderzocht. Aangezien er interventiewaarden worden overschreden en voldaan wordt aan de volumecriteria is hier volgens de Circulaire streef- en interventiewaarden sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Aangezien geen actuele humane, ecologische of verspreidingsrisico's aanwezig zijn, is geen sprake van een urgent geval van verontreiniging. C. Noordzijde van de los- en laadweg (geval 25) De bovengrond is hier matig tot sterk verontreinigd met zware metalen en polycyclische aromaten. Ter plaatse van de gedempte sloot is ook de ondergrond verontreinigd. De interventiewaarden voor lood, zink, chroom en polycyclische aromaten wordt overschreden. Vermoedelijk is hier in het verleden verontreinigde grond van elders opgebracht. Ook is er een brandplaats geweest. In het grondwater is geen echte verontreiniging aangetroffen. Aangezien er interventiewaarden worden overschreden en er voldaan wordt aan de volumecriteria is er hier volgens de Circulaire streef- en interventiewaarden sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Aangezien geen actuele humane, ecologische of verspreidingsrisico's aanwezig zijn, is geen sprake van een urgent geval van verontreiniging. D. Verontreiniging met asbest Op drie plaatsen op het emplacement is asbest in de grond aangetroffen. Het gaat voornamelijk om hechtgebonden asbest. Er zijn echter ook niethechtgebonden asbestdeeltjes geconstateerd. In het verleden is er bij de bouw van diverse loodsen met eternit-platen gewerkt. Vermoedelijk zijn restanten hiervan in de bodem begraven en op de bodem terechtgekomen. Sinds l januari 2003 is voor asbest een interventiewaarde vastgesteld. Deze bedraagt 100 mg/kg. Op twee plaatsen wordt de interventiewaarde overschreden. Hier is dan ook sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Aan de noordkant van loods 10 wordt de interventiewaarde niet overschreden. Voor asbest is in Zeeland nog geen urgentiesystematiek vastgesteld. Er kan dan ook geen formele uitspraak over urgentie worden gedaan. Wel zijn maatregelen noodzakelijk om verdere verspreiding van asbestdeeltjes te voorkomen. Incidenteel is er op het gehele emplacement sprake van verhoogde gehalten aan zware metalen en polycyclische aromaten ter plaatse van gedempte sloten en ter plaatse van gedeelten waar kolengruis en/of puin in de bovengrond aanwezig is. Het grondwater bevat soms verhoogde gehalten aan arseen. Dit heeft een natuurlijke oorzaak en is afhankelijk van evenwichtsprocessen in de bodem. Saneringsonderzoek Om na te gaan hoe de aanwezige bodemverontreiniging het beste gesaneerd kan worden is door SGS EcoCare een saneringsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in het rapport van 11 november Er zijn drie varianten globaal uitgewerkt, namelijk een multifunctionele verwijderingsvariant, een IBCvariant en een alternatieve variant. Bij de multifunctionele verwijderingsvariant wordt de verontreiniging via ontgraven en oppompen volledig tot de streefwaarden gesaneerd. Bij de IBC-variant blijft de verontreiniging aanwezig, maar worden maatregelen genomen om verspreiding tegen te gaan, namelijk het aanbrengen van een verharding en geohydrologische isolatie van de grondwaterverontreiniging. Bij de alternatieve variant wordt de verontreiniging in de grond ontgraven tot onder de tussenwaarde. Via het onttrekken van grondwater zal de mobiele verontreiniging in het grondwater en de restverontreiniging in de grond worden gesaneerd tot een stabiele situatie. De asbestverontreiniging wordt eerst afgedekt met een verharding en later verwijderd tot de dan geldende richtwaarde.

4 De drie varianten zijn op basis van locatiespecifieke omstandigheden en een multi-criteria-analyse met elkaar vergeleken. Op basis hiervan is door het bureau gekozen voor de alternatieve variant. Gelet op de motivering in het saneringsonderzoek en het aspect kosteneffectief saneren van mobiele verontreinigingen kunnen wij instemmen met een sanering volgens de alternatieve variant. Na uitvoering van deze variant ontstaat er volgens de notitie "Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond" een situatie met een "kleine restverontreiniging". Gelet op het gebruik van het terrein als stationsemplacement is de aanwezigheid van een "kleine restverontreiniging" in dit geval voor ons op basis van de Wet bodembescherming acceptabel. Aangezien er tot onder de tussenwaarden wordt gesaneerd zijn er dan bij verandering van functies geen actuele risico's te verwachten. Mogelijk dat er bij de functie wonen met intensief groen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Sanering In het rapport van het saneringsplan van 11 november 2002, kenmerk EZ , heeft SGS EcoCare de alternatieve variant verder uitgewerkt. De daadwerkelijke sanering zal uitgevoerd worden na 2006, dus na de ontmanteling van het spoor. Ter plaatse van de asbestverontreinigingen zullen zolang beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Deze bestaan uit het aanbrengen van een verharding met betonplaten en/of asfalt. Brokjes asbest aan het maaiveld zal via handpicking verwijderd worden. Ter plaatse van de verontreinigingskernen wordt de verontreinigde grond ontgraven tot onder de tussenwaarde. Door het nemen en analyseren van afzonderlijke monsters van de putwand en de putbodem wordt door de milieukundige begeleider gecontroleerd of de tussenwaarde bereikt is. De vrijkomende grond wordt na depotbemonstering afgevoerd naar een reinigingsinstallatie of elders hergebruikt. Door de aanwezigheid van loods 7 zal hier een restverontreiniging achter blijven. Getracht zal worden deze verontreiniging via de grondwateronttrekking te saneren. Met een folie wordt deze restverontreiniging afgeschermd van de schone aanvulgrond. Voor de ontgraving van de gevallen 5 en 10 is het noodzakelijk dat de grondwaterstand wordt verlaagd. Dit gebeurt door een bronbemaling. Het opgepompte grondwater van geval 5 wordt na waterzuivering geloosd op de riolering. Van geval 10- wordt het grondwater zonder zuivering geloosd op de riolering. In de ontgravingsput wordt, een drainage aangelegd. Daarna wordt deze put aangevuld met als schoon gecertificeerde grond. Na de grondsanering zal er een grondwatersanering starten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de tijdens de ontgraving aangelegde drainage. Deze drainage wordt aangesloten op een pompput. Het opgepompte grondwater wordt zonder zuivering geloosd op de riolering. Er wordt gesaneerd totdat de gehalten niet verder meer afnemen en de toetsingswaarde is bereikt. Dit wordt gecontroleerd aan de hand van metingen in de controle-peilbuizen. Verwacht wordt dat de grondwatersanering drie jaar zal gaan duren. Na sanering zal een monitoring plaats gaan vinden om na te gaan dat er inderdaad sprake is van een stabiele situatie. Is dit niet het geval dan zal er een actieve beheersing van het grondwater plaats gaan vinden. Tijdens de werkzaamheden worden de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen genomen. Er wordt rekening gehouden met de aanwezige kabels en leidingen. De totale sanering wordt milieukundig begeleid.

5 Evaluatierapport Na afloop van de sanering wordt een evaluatierapport opgesteld, dat overeenkomstig artikel 6.3, eerste lid onder a, van de Provinciale milieuverordening Zeeland uiterlijk 6 maanden na beëindiging van de saneringswerkzaamheden bij ons dient te worden ingediend. Hierbij wordt afzonderlijk gerapporteerd over de sanering van de bodem en - op een later tijdstip - over de sanering van het grondwater. Kadastrale registratie De verontreiniging bevindt zich op een gedeelte van de percelen kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie AH, nummers 4299 en Op de bij dit besluit gevoegde kadastrale kaart zijn de betrokken percelen aangegeven. Overeenkomstig artikel 55 van de Wet bodembescherming is een afschrift van dit besluit gezonden aan het kantoor van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers ter vermelding van een aanduiding van de aard van dit besluit bij de betrokken percelen in de kadastrale registratie. Het besluit zal in deze registratie worden geregistreerd onder de code WBD (d.w.z. het besluit betreft een gedeelte van de percelen). Rechtsbescherming Tegen dit besluit kan door belanghebbenden schriftelijk bezwaar worden gemaakt. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Zeeland Stafafdeling KJB Postbus LA MIDDELBURG. In het bezwaarschrift dient tenminste opgenomen te worden: * naam * adres * datum * tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt * waarom bezwaar wordt gemaakt * handtekening. Het bezwaarschrift moet binnen zes weken vanaf de dag na de dag, waarop de beschikking ter inzage is gelegd, ingediend te worden. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met de bezwaren geen rekening meer wordt gehouden. Indien overwogen wordt bezwaar te maken, kan desgewenst een informatiefolder worden toegezonden (telefoonnummer ). Gedurende de behandeling van een bezwaarschrift kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 36 van de Wet op de Raad van State, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend. Dit verzoek moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN X s-gravenhage. Inwerkingtreden besluit Dit besluit treedt in werking als de bezwaartermijn (zes weken) is verstreken, tenzij binnen die termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan. In dat geval treedt het besluit niet in werking, voordat op dat verzoek is beslist. Besluit * De verontreiniging van de bodem op het NS emplacement aan de Stationsweg/Plattenweg te Heinkenszand (kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie AH, nummers 4299 en 4301 (ged.)) betreft:

6 A. Een geval van niet ernstige verontreiniging ter plaatse van de voormalige goederenloods B. Een geval van ernstige verontreiniging ter plaatse van loods 7, waarvan de sanering niet urgent is. Deze verontreiniging dient uiterlijk l januari 2023 beheersbaar te zijn gemaakt. C. Een geval van ernstige verontreiniging aan de noordzijde van de losen laadweg, waarvan de sanering niet urgent is. Deze verontreiniging dient uiterlijk l januari 2023 beheersbaar te zijn gemaakt. D. Een geval van ernstige verontreiniging met asbest, waarvoor tot de sanering beveiligingsmaatregelen getroffen dienen te worden. Brokjes asbest aan het maaiveld dienen verwijderd te worden. Met het saneringsplan voor deze locatie stemmen wij in. De aanvang van de feitelijke saneringswerkzaamheden dient een week tevoren schriftelijk bij ons te worden gemeld. Omdat de bestemming van de vrijkomende grond nog niet bekend is, dient deze een week voor de aanvang van de feitelijke saneringswerkzaamheden schriftelijk aan ons te worden gemeld. Binnen een half jaar na afronding van de sanering dient een evaluatierapport (in drievoud) aan ons te worden toegezonden, waarbij afzonderlijk wordt gerapporteerd over de sanering van de bodem en - op een later tijdstip - over de sanering van het grondwater. Deze beschikking wordt tezamen met een kadastrale kaart, waarop de bodemverontreiniging is aangegeven, aangeboden aan de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Gedeputeerde staten, namens dezen, f5r Meijler, ''afdeling Milieuhygiëne. '(Z )