Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Schouwen Renesse

Transcriptie

1 Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning; Nb-wet 1998 Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Schouwen Renesse Keizersgracht HB Eindhoven Postbus HC Eindhoven Bijlagen - DE AANVRAAG Rijkswaterstaat Noordzee vraagt een vergunning aan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor zandwinning en zandsuppletie ten behoeve van strandsuppletie voor de kust van Schouwen. Rijkswaterstaat voert sinds 1990 in het kader van het kustbeleid jaarlijks zandsuppleties uit op en vlak voor de Nederlandse Noordzeekust. In dit geval betreft de zandwinning het winkavel S5G. De strandsuppletie zal plaatsvinden ter hoogte van Schouwen-Renesse van km. raai 2,2 t/m km. raai 4,8. De te suppleren hoeveelheid betreft m. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten wordt kortheidshalve verwezen naar de passende beoordeling behorend bij de aanvraag. WETTELIJK KADER Natura 2000-gebieden In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in deze relevant de artikelen 19d (lid 1), 19e, 19ia en het artikel 19f (lid 1) van de Nb-wet Natuurmonumenten In relatie tot de betrokken natuurmonumenten zijn relevant de artikelen 60, 10a (lid 1 en lid 3) en artikel 15a (lid 2) van de Nb-wet De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op onder wet- en regelgeving. BELEID Nota Ruimte In zijn algemeenheid is het ruimtelijk beleid voor de VHR-, Nb-wet- en EHSgebieden gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en - kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. De bescherming van de Pagina 1 van 10

2 wezenlijke kenmerken en waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het zogenoemde «nee, tenzij»-regime. In de Nota Ruimte is voor de Noordzee de volgende doelstelling geformuleerd: waarborging van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden waarbij de gebiedsspecifieke identiteit een belangrijke kernkwaliteit is. De volgende opgaven staan centraal: integraal kustbeheer, begrenzing en bescherming kustfundament, introductie strategie voor beheer zandige kust en het op sterkte hebben en houden van de zeewering. Voorop staat waarborging van het dynamische zandige kustsysteem als drager van alle functies. De prioriteit ligt daarbij op het behoud en de ontwikkeling van veerkracht en natuurlijke dynamiek, met respect voor de morfologische en ecologische processen. Deze aspecten zijn bepalend voor de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van andere functies. Voor de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van andere functies dient een stappenschema te worden doorlopen, waarbij nut en noodzaak van nieuwe activiteiten op zee met significante ruimtelijke en/of ecologische consequenties aangetoond dient te worden, tenzij activiteiten in deze nota expliciet worden toegestaan of door vigerend rijksbeleid worden gestimuleerd. Het stappenschema is nader uitgewerkt in het IBN Winning van zand in de Noordzee is van nationaal belang en mag alleen plaatsvinden zeewaarts van de doorgaande NAP -20m dieptelijn. De bestaande zandvoorraden in de kustzone (landwaarts van de doorgaande NAP -20m dieptelijn) en het dynamische karakter daarvan moeten behouden blijven. Nadere voorwaarden voor de winning van bouwstoffen zijn opgenomen in het RON2. In de nota worden ook de Zwakke Schakels in de kust genoemd welke moeten worden aangepakt. Beheerplan Voordelta In het beheerplan Voordelta staat aangegeven dat de waterkeringen langs de kust moeten voldoen aan normen van veiligheid, zoals is vastgelegd in onder meer de Wet op de Waterkering. Wat in het beheerplan genoemd wordt en relevant is voor de onderhavige zandsuppletie, betreft het volgende: Langs vrijwel de hele kust van de Voordelta wordt de veiligheid in stand gehouden met zandsuppleties, die worden aangebracht op de strand (strandsuppleties), dan wel op de vooroever (vooroeversuppleties). De suppleties worden uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Bij de planning wordt ervan uitgegaan dat er elk jaar op een eilandkop wordt gesuppleerd (dus óf op Goeree, óf Schouwen, óf Noord-Beveland, óf Walcheren). De reden is dat er zodoende goede mogelijkheden blijven voor herstel van de voedselbeschikbaarheid van de drieteenstrandloper. Ten aanzien van de uitvoering van de suppletie op Schouwen wordt ernaar gestreefd om de werkzaamheden ten oosten van de Verklikkerplaat zo vroeg mogelijk vóór de maand juli uit te voeren en zoveel mogelijk afstand te houden van de plaat. Hiermee wordt getracht om met het oog op de zoogperiode van de gewone zeehond eventuele verstorende effecten op deze zeehond, die op de Verklikkerplaat zelf voorkomt, zoveel mogelijk te voorkomen. Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (hierna: IBN 2015) Het IBN 2015 vervangt de in 1999 verschenen Beheersvisie Noordzee Binnen het plan wordt o.a. een afwegingskader ontwikkeld dat duidelijkheid schept over de (on)mogelijkheden van initiatieven voor toekomstig gebruik op de Noordzee. Pagina 2 van 10

3 In relatie tot de binnen het gebied aanwezige biodiversiteit en de regulering van het menselijk gebruik van het gebied wordt vanuit het beheerplan Noordzee het volgende gesteld: Bij de vergunningverlening voor het ontplooien van economische activiteiten op zee wordt gestreefd naar het zo veel mogelijk beperken van effecten op het ecosysteem. Afhankelijk van de omvang van een activiteit geldt een m.e.r.-plicht, waarbij onderzoek naar effecten op het ecosysteem een belangrijk onderdeel is. Op basis hiervan worden indien nodig beperkende maatregelen getroffen. Ook bij activiteiten die buiten de m.e.r.-plicht vallen, worden natuurvriendelijke technieken voorgeschreven. [ ]. Als een activiteit negatieve effecten heeft, moeten deze eerst met maatregelen beperkt (gemitigeerd) worden.[ ] Met betrekking tot de kustlijnzorg wordt in het IBN 2015 gesteld: Het hoofddoel van de kustlijnzorg is de veiligheid van primaire waterkeringen in het kustgebied te waarborgen. Dit doel wordt geacht te zijn bereikt als de kustlijn wordt gehandhaafd [ ] de basiskustlijn en de zandbalans in het kustsysteem dienen gehandhaafd te blijven: het kustsysteem als geheel mag structureel geen zand verliezen. Daarom mag binnen de doorgaande NAP 20 m lijn geen zand worden gewonnen. In de Nota Ruimte en het regionaal Ontgrondingenplan Noordzee (RON 2) is deze doorgaande NAP 20 m lijn verankerd als zeewaartse begrenzing van het kustfundament. De doorgaande NAP -20 m lijn + 2 km geldt als begrenzing voor diepe zandwinning. VERGUNNINGPLICHT De aangevraagde activiteiten vinden plaats in of nabij de Natura 2000-gebieden Voordelta, Westerschelde & Saeftinghe, Voornes Duin, Duinen Goeree en Kwade Hoek, Kop van Schouwen, Manteling van Walcheren en Vlakte van de Raan. De gebieden Kop van Schouwen I, Kop van Schouwen II en Manteling van Walcheren zijn ook onder de Nb-wet 67 aangewezen als beschermde natuurmonumenten. Ik stel vast dat de aangevraagde activiteiten mogelijk de natuurlijke waarden en kenmerken van de bovengenoemde beschermde Natura 2000-gebieden kunnen aantasten. Om die reden ben ik van mening dat de voorgenomen activiteiten als vergunningplichtig onder de Nb-wet 1998 dienen te worden aangemerkt. KANS OP SIGNIFICANTE EFFECTEN Beheerplan De voorwaarden die ten aanzien van de zandwinning en suppletie genoemd worden in het beheerplan Voordelta zullen als voorschrift in de vergunning worden opgenomen. Voor het overige kan vastgesteld worden dat ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsels voortvloeien uit andere beheerplannen o.b.v. de Nb-wet 1998 dan het beheerplan Voordelta. Geen beheer, geen nieuw project De voorgenomen activiteit vormt een project dat geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van het betrokken Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit is voorts nog niet eerder beoordeeld in het kader van de Nb-wet Mogelijk significante gevolgen Op grond van artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 in combinatie met artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 dient een passende beoordeling aangeleverd te worden door de initiatiefnemer. Het Europese Hof van Justitie heeft in haar uitspraak van Pagina 3 van 10

4 7 september 2004 aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. In dit geval kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgesloten worden. Ik concludeer dat een passende beoordeling vereist is. U heeft een dergelijke passende beoordeling bij uw aanvraag gevoegd. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van uw effectenanalyse en conclusies. De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de beschermde waarden van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. BESCHERMDE NATUURWAARDEN De diverse beschermde waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden alsmede de wezenlijke kenmerken en waarden van de betrokken natuurmonumenten staan vermeld op ( Onderwerpen > Natuur > Natura 2000 ). Ik merk op dat de betrokken Natura 2000-gebieden alle betrokken natuurmonumenten volledig omsluiten. Omwille van inzicht in de wezenlijke kenmerken en waarden waarvoor deze natuurmonumenten zijn aangewezen (deze waarden maken immers sinds de inwerkingtreding van de Nb-wet 1998 deel uit van het betrokken Natura 2000-gebied) worden deze, voor zover relevant, inhoudelijk meegenomen in de onderstaande beoordeling. Selectie van relevante natuurwaarden In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden blijkt uit de bij de aanvraag aangeleverde documentatie dat op de volgende habitattypen- en soorten mogelijk effecten kunnen optreden: H1110B Permanent overstroomde zandbanken (Noordzeekustzone), H1140A Slik- en zandplaten (getijdengebied), H1140B Sliken zandplaten (Noordzee-kustzone), H1351 Bruinvis, H1364 Grijze zeehond en H1365 Gewone zeehond. Voor wat de beschermde vogelsoorten van dit gebied betreft, zijn in de passende beoordeling de navolgende vogelsoorten in dat kader geselecteerd: aalscholver, bontbekplevier, strandplevier, zwartkoeeuw, grote stern, visdief, dwergstern, roodkeelduiker, fuut, kuifduiker, toppereend, eider, zwarte zee-eend en brilduiker. Met betrekking tot de in de passende beoordeling geselecteerde beschermde habitattypen en soorten, merk ik deze als volledig en juist aan. PASSENDE BEOORDELING Habitattypen Doordat de zandwinningslocaties zich buiten de Natura 2000-gebieden bevinden zijn directe effecten als gevolg van de winning op de beschermde habitattypen uitgesloten. Secundaire effecten, veroorzaakt door bijvoorbeeld bedekking met sediment afkomstig van de winningactiviteiten wordt gelet op de afstand tot de habitattypen eveneens niet aannemelijk geacht. Het transport naar de suppletielocatie vindt plaats via de bestaande transportroute. Effecten als gevolg van de stikstofdepositie van de circa 32 vaarbewegingen bij volledige inzet zijn verwaarloosbaar. Pagina 4 van 10

5 De suppleties zullen een deel van habitattype H1110B van de Voordelta bedekken. De strandsuppletie en vooroeversuppletie boven de laagwaterlijn betreffen voor alle suppleties van het kustsuppletieprogramma 2011 samen een oppervlakte van 250 hectare in de Voordelta. Dit is 0,28% van de totale oppervlakte H1110B in de Voordelta. De zeewaartse verlegging van de kustlijn (en daarmee het verkleinen van het oppervlakte H1110) is een continu proces van kustlijnerosie en suppletie. De vooroever en het strand worden door middel van suppletie weer op een meer zeewaarts gelegen locatie aangebracht, waardoor de oude situatie die door de kustafslag is ontstaan wordt hersteld. Als gevolg hiervan fluctueert het oppervlakte van H1110B continu. De voorgenomen suppleties leiden niet tot een toename van deze fluctuaties, waardoor een significant effect ten opzichte van de huidige situatie is uitgesloten. Er is geen sprake van oppervlakteverlies van habitattype H1140 als gevolg van de suppletie. De ligging van de laagwaterlijn wordt alleen 30 meter zeewaarts verplaatst. Als gevolg van de suppletie op het strand zal habitattype H1140B deels worden bedekt. Hierdoor kan bodemfauna tijdelijk verloren gaan, wat weer een gevolg kan hebben op de voedselopname voor Steltlopers. Zoals ook uit de effectenbeoordeling met betrekking tot de vogels blijkt gaat het om een beperkt deel van het strand en er blijft voldoende foerageergebied voor vogels over. Het gebied zal zich bovendien in relatief korte tijd (in 2-3 jaar functioneel herstel, na 5 jaar tijd volledig herstel) geheel herstellen. Habitatsoorten Door de winningactiviteiten is het mogelijk dat er effecten optreden zoals verstoring op de foeragerende bruinvissen en zeehonden. Gezien het kleine oppervlakte waarop de zandwinning plaatsvindt en de mobiliteit van de soorten tijdens het foerageren zijn effecten door verstoring uitgesloten. Door de afstand tot de kust zijn effecten op rustende en zogende zeehonden uitgesloten. Door het op relatief korte afstand varen langs de Verklikkerplaat en de Middelplaat, waar zich steeds meer zeehonden bevinden, kunnen er effecten optreden op de Gewone en Grijze zeehond. De afstand van de suppletielocatie tot de Verklikkerplaat is meer dan 4 km. hierdoor zullen negatieve effecten door de suppletieactiviteiten op de Gewone en Grijze zeehond niet optreden. In het beheerplan staat de volgende voorwaarde omschreven: Ten aanzien van de uitvoering van de suppletie op Schouwen wordt ernaar gestreefd om de werkzaamheden ten oosten van de Verklikkerplaat zo vroeg mogelijk voor de maand juli - uit te voeren en zoveel mogelijk afstand te houden van de plaat. Hiermee wordt getracht om met het oog op de zoogperiode van de gewone zeehond eventuele verstorende effecten op deze zeehond, die op de Verklikkerplaat zelf voorkomt, zoveel mogelijk te voorkomen. De platen in de Voordelta worden door zeehonden niet gebruikt om te werpen en te zogen. Ten aanzien van de mogelijke verstoring van rustende zeehonden is het volgende voorschrift aan de vergunning verbonden: Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt: groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd worden. Zeehonden mogen niet dichter dan tot meter genaderd worden. Vogelsoorten Pagina 5 van 10

6 Tijdens de wintermaanden komen aan de zeezijde van de Brouwersdam concentraties van de roodkeelduiker, fuut, kuifduiker, aalscholver, eidereend, zwarte zee-eend, brilduiker en middelste zaagbek voor. Door dat gedeelte komen ook de transporterende schepen heen. Aangezien de transportroute tot buiten de normale scheepvaartroute loopt, dient volgens de passende beoordeling in de periode januari-februari een afstand van meter tot de vogelconcentraties bij de Brouwersdam gehouden te worden en van november tot januari een afstand van meter. Om mogelijke verstoring van vogels te voorkomen worden de volgende voorschriften aan de vergunning verbonden: Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt: groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd worden. Zeehonden mogen niet dichter dan tot meter genaderd worden. en: De suppletie dient bij voorkeur niet in de periode van november tot april uitgevoerd te worden. Indien er in de periode november tot april wordt gesuppleerd dient er een afstand van minimaal meter tot concentraties van de roodkeelduiker, fuut, kuifduiker, aalscholver, eidereend, zwarte zee-eend, brilduiker en middelste zaagbek aangehouden te worden. Steltlopers als de bontbekplevier, strandplevier en drieteenstrandloper foerageren op het strand en zijn daarom niet gevoelig voor effecten door transportactiviteiten, die slechts zeer lokaal dichtbij de kust komen. Tijdens de trekperiode (april, mei, oktober en november) zou verstoring op kunnen treden van de dwergmeeuw en tijdens het broedseizoen van de grote stern, de visdief en de dwergstern. Significante effecten op deze soorten worden in de passende beoordeling uitgesloten vanwege het kortdurende verblijf in het gebied van de dwergmeeuw, het mobiele karakter van de dwergmeeuw en de grote stern en de grote afstand tot de broedgebieden van de grote stern, visdief en dwergstern. Doordat de suppletie over een relatief klein oppervlak plaatsvindt, is ook voor de strandlopers het effect op de voedselbeschikbaarheid beperkt en ook tijdelijk. Effecten op vogels als gevolg van de zandwinning zijn, mede gezien de aan de vergunning verbonden voorschriften ten aanzien van mogelijke vogelverstoring, uitgesloten. Natuurmonument-waarden Ten aanzien van de diverse flora en fauna zoals benoemd in de aanwijzingsbesluiten van de betrokken natuurmonumenten merk ik het volgende op. Deze waarden vallen voor een zeer groot deel binnen de beoordeling van de effecten in relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden. Naar mijn mening voorziet de voorgaande passende beoordeling ook in een toetsing die, qua algemene aannames en met name de diverse mitigerende maatregelen, gelding heeft voor de kenmerken en waarden van het betrokken natuurmonument. CUMULATIE Op basis van artikel 19f van de Nb-wet 1998 dient bij vergunningverlening voor projecten of andere handelingen een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve effecten indien deze projecten of handelingen, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Pagina 6 van 10

7 Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteiten zelfstandig beschouwd, niet kunnen leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betreffende Natura 2000-gebieden of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen. In tegenstelling tot de voorwaarde in het beheerplan Voordelta dat er elk jaar slechts op één eilandkop wordt gesuppleerd, wordt mogelijk zowel de eilandkop van Schouwen als de eilandkop van Walcheren tegelijkertijd versterkt. In het beheerplan is deze voorwaarde opgenomen om goede mogelijkheden te houden voor herstel van de voedselbeschikbaarheid van de drieteenstrandloper. Bij de beoordeling van de cumulatieve effecten van het tegelijkertijd optreden van meerdere zandwinningen en suppleties in de passende beoordeling is ingegaan op de voedselvoorziening van de drieteenstrandloper. De drieteenstrandloper is voor het voedselaanbod afhankelijk van het strand. De soort staat bekend als een echte strandloper. Het instandhoudingsdoel van deze soort wordt ruimschoots gehaald en de aantallen in de Delta stijgen nog steeds. Uit recent onderzoek is gebleken dat de drieteenstrandloper in de Voordelta voornamelijk foerageert op slikken en veel minder op het strand. Dit betekent dat de drieteenstrandloper minder afhankelijk is van het voedselaanbod op het strand dan eerder werd aangenomen. Overigens foerageert de drieteenstrandloper ook op aangespoeld voedsel, waardoor het strand direct na de suppletie in ieder geval weer deels geschikt is als foerageergebied voor de drieteenstrandloper. Dit, tezamen met de positieve trend van deze soort leidt tot de conclusie dat de suppletie ook in cumulatie met de andere suppleties niet zal leiden tot significante effecten. Doordat voor de suppletie langs de Verklikkerplaat gevaren wordt, kan verstoring van zeehonden optreden. Steltlopers als bontbekplevier, strandplevier, drieteenstrandloper en steenloper foerageren op het strand en zijn gevoelig voor effecten door suppletieactiviteiten. Door de werkzaamheden zal tijdens de wintermaanden verstoring optreden van concentraties van de roodkeelduiker, fuut, kuifduiker, aalscholver (ook in zomerhalfjaar), eidereend, zwarte zee-eend, brilduiker en middelste zaagbek. Verstoring van dwergmeeuw tijdens de trek en tijdens het broedseizoen van de grote stern, visdief en dwergstern is mogelijk door beide projecten. In de bovenstaande effectenanalyse is echter reeds uiteengezet dat met het opnemen van enkele mitigerende maatregelen ten aanzien van de mogelijke verstoring van de zeehonden op de Verklikkerplaat en Middelplaat en duikers en eenden in het gebied er geen significante negatieve effecten zullen optreden. Uit de passende beoordeling blijkt dat de opgenomen mitigerende maatregelen ook afdoende zijn als de effecten van deze strandsuppletie worden beoordeeld in cumulatie met andere strandsuppleties. Dezelfde conclusie geldt voor een mogelijk oppervlakteverlies van de habitattypen H1140 en H1110. Wordt er gekeken naar de mogelijke effecten van deze zandwinning- en suppletie in cumulatie met andere winningen en suppleties, dan blijft het gaan om een beperkte oppervlakte waarop tijdelijk kwaliteitsverlies optreedt. Dit leidt niet tot significante effecten. Ik concludeer dat binnen de aangeleverde passende beoordeling een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. AFWEGINGSKADERS BELEID Nota ruimte Pagina 7 van 10

8 Aangezien in dit geval het afwegingskader van de Nota Ruimte het afwegingskader van de Habitatrichtlijn volgt, is met het doorlopen van het afwegingskader, zoals opgenomen in de Nb-wet 1998, materieel aan de vereisten van het afwegingskader van de Nota Ruimte voldaan. De winkavel waar de aangevraagde activiteit zal gaan plaatsvinden ligt zeewaarts van de doorgaande NAP 20m dieptelijn. De suppletie wordt door Rijkswaterstaat uitgevoerd in het kader van het kustbeleid. Het vormgeven van de uitvoering, handhaving en andere beheertaken in de Noordzeekustzone zal verder gestalte krijgen middels het Integraal Beheerplan Noordzee Beheerplan Voordelta In afwijking van de in het Beheerplan Voordelta gestelde eis dat alleen één eilandkop per keer mag worden gesuppleerd, worden mogelijk beide eilandkoppen van Schouwen en Walcheren tegelijkertijd versterkt. Daarom worden de daarop gelegen locaties wel getoetst. Dit geldt voor de locaties: Schouwen Noorderstrand, Schouwen-Renesse en Schouwen-Westkop enerzijds en de locatie Walcheren- Domburg anderzijds. Voor de laatste locatie is reeds een vergunning in het kader van de Nb-wet 1998 verleend, maar vanwege de afwijking van het Beheerplan Voordelta worden de locaties op Walcheren wel getoetst. Aan de vergunning worden bepaalde voorschriften verbonden om verstoring van de drieteenstrandloper en de gewone zeehond, waar in het beheerplan extra aandacht om gevraagd wordt, te voorkomen. Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (hierna: IBN 2015) Met het doorlopen van de Nb-wetvergunningprocedure en het feit dat het winkavel waar de aangevraagde activiteit zal plaatsvinden zeewaarts van de doorgaande NAP 20m dieptelijn ligt, wordt aan de voorwaarden die aan deze activiteit gesteld worden in het IBN 2015, voldaan. BESPREKING VAN DE INSPRAAK Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, Provincie Zeeland en Gemeente Schouwen-Duiveland in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn het Bestuurlijk Overleg Voordelta, Zeeuwse Milieufederatie, De Faunabescherming, Stichting Noordzee, Vogelbescherming Nederland en het Productschap Vis in de gelegenheid gesteld tot het geven van een zienswijze betreffende de onderhavige aanvraag. Hierna volgt een weergave van de ontvangen zienswijzen. Daar waar oerkingen en suggesties niet reeds hiervoor aan de orde zijn geweest of niet binnen mijn inhoudelijke overwegingen reeds aan deze inspraak volledig tegemoet is gekomen, volgt mijn reactie (cursief weergegeven). Provincie Zeeland De provincie dient een gebundelde zienswijze in voor de vergunningaanvragen van de drie strandsuppleties op de Kop van Schouwen, namelijk Schouwen- Westkop, Schouwen-Renesse en Schouwen-Noorderstrand. Ik merk op dat hieronder alleen de punten worden weergegeven die betrekking hebben op de suppletie voor de kust van Schouwen-Renesse, welke de onderhavige aanvraag betreft. Allereerst wil de provincie haar waardering uitspreken over de passende beoordeling welke volgens haar een heldere en systematische structuur heeft. Niettemin wil de provincie enkele punten onder de aandacht brengen: Pagina 8 van 10

9 - De provincie merkt op dat er nergens specifiek in criteria is uitgewerkt dat de gemiddelde korreldiameter van het te suppleren zand overeen moet komen met het zand van het te suppleren strand. Dit is van belang voor het herstel van de bodemfauna in het gesuppleerde gebied en voor de sandspray op de achterliggende duinhabitats. Rijkswaterstaat legt in een nadere toelichting ten aanzien van dit punt uit dat voorafgaand aan de winning voor elk zandwingebied een grondonderzoek wordt uitgevoerd. Bij dit grondonderzoek wordt de korrelgrootteverdeling, het slibgehalte en de bijmenging van schelpfragmenten bepaald. Op grond van dit onderzoek wordt bepaald of het zand aan de fysische en chemische eisen voldoet om voor de betreffende suppletie te worden gebruikt. De gemiddelde korreldiameter in het zandwingebied bij dit project zit rond de µ en voldoet daarmee aan de criteria die gelden voor de strandsuppletie. - De provincie is van mening dat voor de effectenbeoordeling het redelijker zou zijn om het door de suppleties getroffen areaal in perspectief van het areaal brekerbankzone te beschouwen dan ten opzichte van het totale areaal H1110B. De onderhavige aanvraag betreft een strandsuppletie, waarbij slechts een zeer klein oppervlakte van habitattype 1110b wordt bedekt. Voor deze aanvraag is de oerking van de provincie daarom naar mijn mening niet relevant. - Voor de effectenbeoordeling zou het redelijker zijn om het door de suppleties getroffen areaal in het perspectief van het areaal natte strand te beschouwen, dan ten opzichte van het totale areaal H1140B. In dit natte strand komen specifieke bodemdiersoorten voor, die mogelijk van groot belang zijn als voedsel voor specifieke strandvogelsoorten, zoals de drieteenstrandloper. Het habitattype 1140 wordt gekarakteriseerd door zandplaten die door de werking van eb en vloed droogvallen en weer onder water komen te staan. Ik ben daarom van mening dat bij de toetsing van de instandhoudingsdoelstelling van H1140 het habitattype in zijn totaliteit moet worden bekeken en niet enkel naar het natte strand moet worden gekeken. Daarbij merk ik op dat in de passende beoordeling uitgebreid beschreven wordt waarom er geen effecten zullen optreden op o.a. drieteenstrandlopers als gevolg van de geplande suppleties. - De passende beoordeling is niet eenduidig ten aanzien van de periodes van mitigatie in verband met het voorkomen van de roodkeelduikers in de Voordelta. De provincie beveelt aan om nadere aandacht te besteden aan de mitigatie op dit specifieke punt. In een nadere toelichting ten aanzien van dit punt legt Rijkswaterstaat uit dat in de passende beoordeling behoort te staan dat de gevoelige periode voor roodkeelduikers de maanden november-januari is. Aan de vergunning is het volgende voorschrift verbonden om verstoring van de vogels te voorkomen: De suppletie dient bij voorkeur niet in de periode van november tot april te worden uitgevoerd. Indien er in de periode november tot april wordt gesuppleerd dient er een afstand van minimaal meter tot concentraties van de roodkeelduiker, fuut, kuifduiker, aalscholver, eidereend, zwarte zee-eend, brilduiker en middelste zaagbek aangehouden te worden. - Op pagina 160 van de passende beoordeling wordt gesproken over een vanuit het Natura 2000-beheerplan voortkomende mitigerende maatregel Pagina 9 van 10

10 ten aanzien van het afstand houden tot de Verklikkerplaat in verband met het voorkomen van zeehonden. De provincie beveelt aan om deze mitigerende maatregel in een concreet en handhaafbaar voorschrift in de vergunning vast te leggen. Aan de vergunning is een voorschrift verbonden om verstoring van de zeehonden te voorkomen. Tot slot merkt de provincie op dat zij het belang van het suppletiebeleid willen onderschrijven. Ze is van mening dat de gevraagde vergunningen verleend kunnen worden, maar verzoekt de genoemde aandachtspunten in de vergunning mee te nemen. Gemeente Schouwen-Duiveland De gemeente Schouwen-Duiveland geeft in haar zienswijze aan geen problemen te hebben met een eventuele afgifte van een Nb-wetvergunning voor de zandwinning en suppletie van het Schouwen-Renesse. Nationaal Park Oosterschelde Voor behandeling van de zienswijze van het Nationaal Park Oosterschelde verwijs ik naar de behandeling van zienswijze van de provincie hierboven, aangezien beide zienswijzen identiek zijn. CONCLUSIE Ik ben van mening dat de gevraagde vergunning onder voorschriften kan worden verleend. Pagina 10 van 10