Passende beoordeling suppleties bij Ameland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Passende beoordeling suppleties bij Ameland"

Transcriptie

1 Passende beoordeling suppleties bij Ameland Toetsing van de mogelijke effecten aan de Natuurbeschermingswet 1998 Eindrapport Grontmij AquaSense Amsterdam, 5 oktober 2009

2 Verantwoording Titel : Passende beoordeling suppleties bij Ameland Subtitel : Toetsing van de mogelijke effecten aan de Natuurbeschermingswet 1998 Projectnummer : Referentienummer Opdrachtgever : Bestelnummer Opdrachtgever : RWS Waterdienst van het ministerie van Verkeer en waterstaat Postbus AA Lelystad Datum : 5 oktober 2009 Uitvoering : Dr. W. Gotjé, Dr. T. Vanagt, Drs. A. Hermsen, ir E. Verduin, Dr. C. Rutjes, dr. M. Mouissie, Drs. D. Tuitert, Dr. J. Cleveringa en Ing. P. Slim Auteur(s) : Gotjé, W., T. Vanagt en A. Hermsen adres : Thomas.vanagt@grontmij.nl Gecontroleerd door : Dr. M. Mouissie Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Ir. M. F. Wilhelm Functie : Teamleider Paraaf goedgekeurd : i.o. Contact : Science Park 116, 1098 XG Amsterdam Postbus 95125, 1090 HC Amsterdam T , F Citeren als : Gotjé, W., T. Vanagt en A. Hermsen (2009), Passende beoordeling suppleties bij Ameland, Toetsing van de mogelijke effecten aan de Natuurbeschermingswet Grontmij AquaSense. Rapportnummer: Disclaimer : Grontmij AquaSense - Het copyright van deze notitie is nadrukkelijk voorbehouden aan Grontmij AquaSense. Niets uit dit rapport mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur(s), noch mag het zonder dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd. Het is de opdrachtgever toegestaan vrijelijk kopieën van deze notitie in zijn geheel te maken. Project: Pagina 2 van 101

3 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Aanleiding Het project- en onderzoeksgebied Doel en opzet van de Passende Beoordeling Leeswijzer De voorgenomen activiteit Strandsuppletie Ameland Midden Strandsuppletie Ameland West Onderwatersuppletie Ameland Midden Suppletie Ameland Midden als gevolg van gaswinning Suppletie historie langs de kust en bij Ameland Uitvoering van suppleties Het wettelijk beoordelingskader Wet- en regelgeving Natuurbeschermingswet Toetsingskader voor beoordeling van effecten Flora- en faunawet Bevoegd gezag Te beschouwen Natura 2000-gebieden Kwalificerende habitattypen en soorten Instandhoudingsdoelstellingen Inleiding Algemene doelen Specifieke doelen Afbakening effectbeoordeling Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen De ingreep: suppleties Aanpak van de effectbepaling Te bespreken effecten van suppleties Autonome ontwikkelingen en bestaand gebruik Reikwijdte van de effecten Afbakening beoordeling algemene doelen Morfologische effecten: indirecte effecten en effecten van slib Vooroeversuppletie Noordzeekust (Ameland midden) Strandsuppletie Noordzeekust (Ameland midden) Suppletie Ameland noordwest Invloed op de sedimenthuishouding Invloed op de korrelgrootteverdeling Invloed op de slibhuishouding Zandsuppleties en de salt spray en zandspray De bijdrage van suppletie voor de bodemdaling Samenvatting morfologische effecten Project: Pagina 3 van 101

4 Inhoudsopgave (vervolg) Conclusies naar aanleiding van de verwachte morfologische effecten Habitattypen H1110B-Permanent overstroomde zandige platen H1140B-Slikken en platen, hier ook als natte strand bedoeld H2110 Embryonale Duinen Habitatrichtlijnsoorten Selectie te bespreken soorten Gewone Zeehond en Grijze Zeehond Bruinvis Vogelrichtlijnsoorten: Broedvogels Selectie te bespreken soorten Strandbroeders: Bontbekplevier, Strandplevier en Dwergstern Schelpdiereters: Eider Vis-eters: Grote Stern, Visdief en Noordse Stern Vogelrichtlijnsoorten: Niet-broedvogels Selectie te bespreken soorten Steltlopers: Drieteenstrandloper Steltlopers: Steenloper Steltlopers: slaapplaatsfunctie Bergeend Viseters Schelpdieretende eenden De bijkomende suppletie voor de NAM Samenvatting van de effectbeoordeling Cumulatieve effecten Inleiding Effecten van geplande projecten Zandwinning Suppleties in de vooroever en op het strand Aanwezigheid 2 de Maasvlakte Windmolens op zee Eems-Dollard Duinverzwaring bij Ameland midden Uitgraven vaargeul bij Ameland west t.b.v. de suppletie bij Ameland west Cumulatieve effecten Mitigatie Inleiding Noodzakelijke mitigatiemaatregelen Drieteenstrandloper Eventueel noodzakelijke mitigatiemaatregelen Strandplevier (als broedvogel) Dwergstern (als broedvogel) Zwarte Zee-eend (als niet-broedvogel) Eider (als niet-broedvogel) Niet noodzakelijke doch mogelijke mitigatiemaatregelen Habitat 1140B: strand Samenvatting Suppletie Ameland west Strandsuppletie Ameland midden Vooroeversuppletie Ameland midden Literatuur Bijlage 1: Memo morfologische effecten Project: Pagina 4 van 101

5 Inhoudsopgave (vervolg) Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Memo Duinen Ameland Bijlage Verstoring Overzicht natuurwaarden Kaart recreatie rond Ameland Menselijke activiteit in de Nederlandse kustzone Kaarten SOVON telvakken op Ameland Project: Pagina 5 van 101

6

7 Samenvatting De ingreep Voor 2010 en 2011 zijn bij Ameland west ( m 3 ) en Ameland midden strandsuppleties ( m 3 ) gepland. Ook is er gelijktijdig een vooroeversuppletie gepland bij Ameland midden ( m 3 ). De ingreep vindt plaats in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en zou mogelijk ook invloed kunnen hebben op de aangrenzende Natura 2000-gebieden Duinen Ameland en Waddenzee. De ingreep moet daarom getoetst worden aan de Natuurbeschermings-wet (NB-wet) middels een Passende Beoordeling (PB). Effecten van de suppleties kunnen het gevolg zijn van: afdekking van strand en vooroever met sediment; mogelijke verhoging van het slibgehalte in de kustzone; verstoring door geluid en trillingen boven en onder water en eventuele morfologische en sedimentologische veranderingen in het gebied. Een voortoets heeft uitgewezen dat er voor diverse beschermde waarden niet kan worden uitgesloten dat er effecten zullen optreden. In deze Passende Beoordeling wordt getoetst of de ingrepen significante effecten zullen hebben op de staat van instandhouding van de aanwezige beschermde waarden binnen de NB-wet. Effecten op morfologie, sedimentologie en slibhuishouding Uit de inschatting van de morfologische en sedimentologische effecten is gebleken dat effecten in de Noordzeekustzone op de morfologie, de sedimentsamenstelling en de slibgehaltes in het zeewater te verwaarlozen zijn. Effecten op de slib- en sedimenthuishouding in de Waddenzee zijn evenmin te verwachten, omdat de toegevoegde hoeveelheden aan zand en slib verwaarloosbaar zijn in het totaal aan natuurlijke sediment- en slibstromen. Er wordt wel verwacht dat er een korte lichte verhoging van de zandaanvoer richting de Duinen Ameland zou kunnen optreden, echter zonder enig duidelijk effect op de aanwezige natuur. Morfologische effecten van de ingreep betreffen derhalve alleen moeilijk kwantificeerbare kwaliteit van de aanwezige habitats in de Noordzeekustzone. Effecten op beschermde Habitats Aanwezige beschermde habitats Gezien de beperkte omvang van morfologische effecten in de Waddenzee en Duinen Ameland, worden enkel de beschermde habitattypen van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone in detail besproken: H1110B (permanent overstroomde platen), H1140B (slikken en platen) en H2110 (embryonale duintjes). Afdekking In de vooroever wordt gesuppleerd in het deel met een waterdiepte van 5 tot 8 meter. Volgens de huidige besluiten omvat H1110B in de Noordzeekustzone enkel het gebied tot de 5 meter dieptelijn, en zal dus niet door afdekking beïnvloed worden. H1140B kan als het natte deel van het strand worden gekarakteriseerd, maar heeft als zodanig geen beschermde status. Effecten door afdekking van H1140B op het strand, kunnen dan ook niet als significant bestempeld worden in functie van instandhoudingsdoelstellingen. Strandsuppleties kunnen ook embryonale duinen afdekken (H2110). Echter zullen de strandsuppleties ook juist bijdragen aan de vorming van embryonale duinen en derhalve netto geen effect hebben. Project: Pagina 7 van 101

8 Samenvatting Toetsing aan de instandhoudingdoelstellingen Volgens de gangbare begrenzing van H1110B op de 5 meter dieptelijn (zie aanwijsbesluit) wordt geen gebied met H1110B in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone beïnvloed door afdekking. Tevens worden geen belangrijke schelpenbanken bedolven in het habitat. Morfologische veranderingen bedragen minder dan 1% van het totaaloppervlak H1110B in de kustzone. Noch de kwaliteit, noch het oppervlak worden dus significant beïnvloed door de suppleties. Daarom conflicteert de ingreep niet met de instandhoudingsdoelstelling voor H1110B in de Noordzeekustzone. Voor H1140B als nat strand zijn voor het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone geen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, noch qua oppervlak, noch qua kwaliteit. Strikt genomen kan er dus geen sprake zijn van een significant effect volgens de NB-wet. De tijdelijke afdekking aan H2110 wordt na afloop van de suppleties gecompenseerd door verhoogde duinvorming als gevolg van extra beschikbaar zand. Netto is er geen effect en de instandhoudingsdoelstelling zal voor H2110 niet in gevaar komen. Effecten op beschermde Habitatsoorten Aanwezige relevante beschermde soorten De te evalueren beschermde soorten via de Habitatrichtlijn betreffen een aantal trekvissen, een slak van kalkrijke duinen (Nauwe Korfslak), de hogere plant Groenknolorchis en drie zeezoogdieren (Gewone Zeehond, Grijze Zeehond en Bruinvis). De trekvissen zijn niet afhankelijk van het kustgebied bij Ameland en de Nauwe Korfslak en Groenknolorchis komen niet in het suppletiegebied voor. Alleen effecten op de zeezoogdieren kunnen verwacht worden. Afdekking Afdekking van de vooroever leidt tot een beperkt verlies van leefgebied voor zeezoogdieren in de Noordzeekustzone en leidt tot een tijdelijk verlies aan bodemdieren en vissen in het suppletiegebied. Zeezoogdieren foerageren echter vooral op wat grotere vissen in diepere wateren, die niet afgedekt worden, terwijl het aandeel vooroever dat door de suppleties wordt afgedekt tevens veel minder dan 1% van het totale foerageergebied van zeezoogdieren vormt. Tijdens de suppletie is er, door de werkzaamheden op het strand, ook een korte tijd minder rustruimte voor zeezoogdieren op het strand, maar na afloop van de activiteiten is het strand direct weer geschikt voor zeehonden als potentiële ligplaats. Verstoring Verstoring treedt op als schepen binnen de vermijdingsafstand van beschermde soorten komen te liggen. Onder water wordt voor de vermijdingsafstand voor de Gijze en Gewone Zeehond een range van ca 1700 tot 4800 meter genoemd en voor de Bruinvis ca meter. Uitgaande van een verstoringsrange van 4800 meter wordt onderwater het gebied rond de ligplaatsen met pups op de zandplaat Blauwe Balg in de Waddenzee verstoord door de suppleties bij Ameland West. Ook wordt onder water tijdelijk het zeegat tussen Ameland en Terschelling geblokkeerd als passage van de Waddenzee naar de Noordzee. Er zijn echter een aantal argumenten om uit te gaan van een kortere verstoringsafstand. Hoe korter de verstoringsafstand, hoe beperkter de effecten. Boven water gelden verstoringsafstanden van 1200 meter voor Zeehonden. Vastgesteld is dat de verstoringsgraad te klein is (maximaal 1,45 % in de Noordzeekustzone en << 1 % in hun hele foerageergebied) om tot significante effecten op de populatiegroottes te kunnen leiden. Van Bruinvissen zal tussen 0,22 en 1,53 % van het potentiële foerageergebied verstoord kunnen raken. Uitgaande van de geschatte uitvoeringsduur, betekent dit dat de totale verstoringsgraad tussen 0,08 en 0,57 % ligt. Als er rekening gehouden wordt met de uitwijkmogelijkheden buiten de Noordzeekustzone, komt het totale percentage ver onder de 0,1 % uit. Effecten door verstoring op de Bruinvis zijn dan ook niet te verwachten Project: Pagina 8 van 101

9 Samenvatting Toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen De instandhoudingsdoelstelling voor zeehonden is het behoud van de omvang en kwaliteit van zijn leefgebied voor behoud van de populatie. In de Noordzeekustzone zal door het suppleren een te verwaarlozen effect van bedekking zijn. In het suppletiegebied liggen, in de Noordzeekustzone, geen belangrijke gekende rustgebieden van zeehonden, noch werpplaatsen voor pups. Verstoring door geluid boven water zal dus geen effect hebben op de populaties in de Noordzeekustzone. Geluid onder water draagt veel verder, en zou ervoor kunnen zorgen dat het oppervlak potentieel foerageergebied van zeehonden in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone wordt verminderd met maximaal 1,45 % en dat hun totale oppervlak foerageergebied in de Noordzee met minder dan 1 % afneemt. Verstoring tijdens het varen valt, behalve voor het allerlaatste stuk binnen de 1-km grens van Ameland, onder de MER zandwinning. Verder zou bij een worst case verstoringsafstand van 4800 meter onder water het gebied rond de ligplaats Blauwe Balg en het Borndiep ontoegankelijk voor Zeehonden. Bij een meer waarschijnlijke afstand van 1700 meter is dat niet het geval. Hoewel er effecten kunnen optreden door verstoring, zullen die tijdelijk zijn en vrij zeker niet tot sterfgevallen onder de zeehonden populatie leiden. Er is er geen reden om aan te nemen dat de populatie zeehonden in de Noordzeekustzone noch de Waddenzee onder druk zal komen te staan door de suppleties. De instandhoudingsdoelstelling voor de Gewone en Grijze zeehond komt daarmee niet in gevaar. De instandhoudingsdoelstelling voor Bruinvis is het behoud van de omvang en kwaliteit van zijn leefgebied voor behoud van de populatie. De zeer ongunstige staat van instandhouding is een gevolg van de beperkte voortplanting binnen de Nederlandse populatie. De geplande suppleties zullen de omvang van het leefgebied niet veranderen, en een niet significant effect hebben op de kwaliteit van het leefgebied, waardoor het instandhoudingsdoel niet beïnvloed wordt. Effecten op broedvogels Zowel in de Noordzeekustzone als in Duinen Ameland en de Waddenzee broeden een aantal vogelsoorten die gebruik maken van het suppletiegebied. Effecten zijn vooral te verwachten op broedvogels met een korte foerageerrange vanaf hun nesten, en dus afhankelijk zijn van het kustgebied van Ameland, en op strandbroeders. Afdekking Afdekking van de vooroever en het strand leidt tot een beperkt verlies van leefgebieden voor broedvogels. Effecten betreffen de vernietiging van nesten op het strand en tijdelijk verlies van foerageergebied (strand en vooroever) nabij nesten. Alleen voor plaatsgebonden soorten (broedende vogels en duikeenden) kunnen effecten optreden, omdat voor deze soorten uitwijking naar andere delen van de kustzone niet mogelijk zal zijn. Op het te suppleren strand komen geen nesten voor van strandbroeders en zolang die situatie zo blijft zullen er geen nesten vernield worden. Van de beschermde broedvogels kunnen broedende duikeenden (alleen de Eider foeragerend op schelpdieren) en broedende sterns (viseters) last ondervinden van de afdekking van hun nabij gelegen foerageergebied in de vooroever. Broedende Eiders, de enige broedende beschermde duikeend in het gebied, maken vooral gebruik van wateren tot enkele meters diepte en zoeken tijdens het broedseizoen met name naar mosselen en kokkels in de Waddenzee. Duiken naar schelpenbanken in de Noordzeekustzone levert voor Eiders in het broedseizoen te weinig op en vindt dan ook nauwelijks plaats. Effecten op broedende Eiders door afdekking van hun voedsel worden dan ook niet verwacht. Van de broedende sterns zou, door zijn korte foerageerafstand vanaf het nest, alleen de Dwergstern hinder kunnen ondervinden van afdekking van hun foerageergronden voor de kust. Echter komt de Dwergstern al lange tijd niet voor op en rond Ameland en worden effecten voor broedende viseters uitgesloten. Project: Pagina 9 van 101

10 Samenvatting Verstoring Verstoring van broedvogels treedt op als schepen binnen de verstoringsafstand van broedende of foeragerende soorten komen te liggen. Nesten zijn binnen de verstoringafstand van de beschermde broedvogels niet aanwezig. Effecten treffen dus alleen op bij broedvogels die vanaf hun nesten foerageren in de vooroever op schelpdieren (Eider) en vissen (Sterns) of langs het strand (steltlopers) op bodemdieren. Broedende Eiders foerageren echter nauwelijks in de Noordzeekustzone omdat dat te weinig voor ze oplevert, terwijl alle aanwezige broedende Sterns door hun grote foerageerafstand kunnen uitwijken naar onverstoorde locaties langs de kust. Broedende steltlopers worden alleen bij het Groene strand in Noordwest Ameland aangetroffen, waar ze in de nabijheid op het strand naar voedsel zoeken. Zowel het nestgebied als het nabij gelegen strand liggen ver buiten het gebied dat door schepen wordt verstoord, waardoor verstoring van broedende steltlopers uitgesloten kan worden. Toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen Strandbroeders Omdat er geen effecten op nesten of de aanwezigheid van voldoende voedsel in het broedseizoen worden verwacht, zullen de suppleties voor deze soorten geen negatieve effecten hebben op de reeds zeer ongunstige staat van instandhouding en de instandhoudingsdoelstellingen zullen daarom door de suppleties niet verder in gevaar komen. Voor de Strandplevier en de Dwergstern echter zou, gezien de doelstelling van uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit, eventuele aanwezigheid van broedparen in het suppletiegebied mitigatie wel noodzakelijk maken. Duikeenden De op Ameland broedende Eiders worden vrijwel uitsluitend in het oosten van het eiland gevonden en bij het Groene strand. Deze vogels foerageren voornamelijk in de Waddenzee en komen in verhouding veel minder vaak in de Noordzeekustzone voor, waar het foerageren te weinig voedsel oplevert tijdens het broeden. De Waddenzee ligt op dezelfde of zelfs kortere afstand van hun nesten, en biedt meer mogelijkheden om hun belangrijkste voedsel (kokkels en mossels) in de ondiepe wateren te vinden. Het verlies aan voedsel en de verstoring door de strand- en vooroeversuppletie bij Ameland midden zullen geen gevolgen hebben voor de in het oosten van Ameland broedende Eiders. De effecten op broedende Eiders zijn onder normale omstandigheden te beperkt om de populatiegrootte negatief te beïnvloeden. Ook tijdens een slecht jaar voor mosselen en kokkels in de Waddenzee zullen de suppleties het uiteindelijke broedsucces niet bepalen, al kan in die situatie het instandhoudingsdoel niet gehaald worden. Viseters Geen van de besproken Sternen zullen door de ingreep grote effecten van verstoring ondervinden. Ook de tijdelijke afname aan foerageergebied heeft geen significant effect. Dit komt vooral door hun grote foerageerrange, waardoor ze tijdens de suppleties hooguit tijdelijk een klein percentage foerageerareaal verliezen. De suppleties zullen daarom nauwelijks of geen effect hebben op de populatiegrootte en de staat van instandhouding. De instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten worden door de suppleties niet significant beïnvloed. Effecten op niet-broedvogels Voor de niet-broedvogels zijn alleen effecten te verwachten op soorten die in de Noordzeekustzone (strand en/of vooroever) foerageren of rusten: steltlopers, duikeenden en viseters. Alle niet-broedvogels die louter van de Duinen van Ameland (zoals kiekendieven) of de Waddenzee (zoals op kwelders grazende ganzen) leven zijn in de Passende Beoordeling niet geëvalueerd. Afdekking Afdekking van de vooroever en het strand leidt tot verlies van leefgebieden in de Noordzeekustzone voor niet-broedvogels. Effecten treden alleen op voor sterk plaatsgebonden soorten (duikeenden) en soorten waarvan een belangrijk aandeel van hun populatie rond Ameland foerageert (steltlopers). Project: Pagina 10 van 101

11 Samenvatting Voor de visetende soorten (Aalscholver, Roodkeelduiker en Parelduiker) blijft uitwijking naar onverstoorde gebieden tijdens de suppleties mogelijk, terwijl het afgedekte deel van de vooroever ook slechts een tijdelijk verlies van minder dan 1% van hun gehele foerageergebied zal betekenen. Bovendien zal de vispopulatie zich kunnen herstellen na afloop van de suppleties. De effecten op niet-broedende viseters zullen dan ook nihil zijn. De steltlopers gebruiken het strand als foerageergebied of als rustgebied. Alleen voor soorten die daadwerkelijk langs en op afgedekte strand foerageren zijn effecten te verwachten. Het betreft alleen de Drieteenstrandloper. Steenlopers, de enige andere aanwezige foeragerende soort, zitten weliswaar langs het strand bij Ameland, maar foerageren voornamelijk op hard substraat, dat afwezig is in het suppletiegebied, of in de slibrijke inham bij het Groene strand. De overige soorten rusten alleen uit op het strand; gekende rustplaatsen liggen niet in of vlakbij het de suppletielocaties. Effecten op die soorten worden niet verwacht. Van de duikeenden foerageren Zwarte Zee-eenden op schelpenbanken op een afstand van 0,5 tot 6,5 km uit de kust, waar de waterdiepte tussen 5 en 20 meter ligt. De suppletie vindt plaats in het deel van de vooroever met een waterdiepte van 5 tot 8 meter, binnen 1 km vanaf de kust. Circa 0,4 % van het hele potentiële foerageergebied voor Zeeeenden in de Noordzeekustzone wordt afgedekt. Van het gebied met optimale duikdiepten voor Zwarte zee-eenden wordt 0,5 % afgedekt door de vooroeversuppletie. Beide effecten zijn weliswaar klein te noemen, maar belangrijker is of er tijdens de suppleties in de wintermaanden grote schelpenbanken in het gebied rond Ameland aanwezig zijn, waarop de soort massaal afkomt. Op dit moment zijn er geen goed bevisbare schelpenbanken aanwezig en zullen er dus geen banken worden afgedekt. Dat kan echter in korte tijd veranderen, waardoor eventuele effecten van de suppleties in de vooroever wel van betekenis kunnen zijn. Eider en Topper foerageren in theorie tot een diepte van 10 meter op Spisula en Ensis, maar in ondiepe wateren tot circa 3 meter foerageren levert de soorten meer op. De suppleties worden uitgevoerd in gebieden met een waterdiepte tussen 5 en 8 meter, waardoor het eventueel aanwezige voedsel wat verloren gaat, niet binnen de optimale foerageerrange van Eider en Topper valt. Verder zal minder dan 1 % van het totale oppervlak potentieel foerageergebied van Eiders en Toppers in de kustzone (4,5 km 2 van de beschikbare 531 km 2 ) tijdelijk verloren gaan; rekening houdend met de optimale foerageerdiepte wordt geen foerageergebied afgedekt. Voor beide soorten is het effect van afdekking dus te verwaarlozen. Verstoring Aanwezige steltlopers hebben een kleine verstoringsafstand en worden in hun belangrijkste gebieden bij Ameland niet gehinderd. Visetende vogels hebben de beschikking over een groot foerageergebied en kunnen uitwijken naar andere locaties, terwijl bovendien slechts een klein deel van hun hele foerageergebied zal worden verstoord. Van de duikeenden is de Zwarte Zee-eend wel erg gevoelig voor verstoring. Het foerageergebied kan verstoord worden door supplerende schepen en door de vaarbeweging van schepen die van de wingebieden naar de suppletiegebieden varen. Deze laatste effecten liggen buiten de 1 km zone en zijn besproken in de MER zandwinning. Berekend is dat minder dan 0,3 % verstoring optreedt in de Noordzeekustzone. Net zoals voor effecten van afdekking, geldt dat verstoring enkel optreedt als er in het studiegebied geschikte schelpdierbanken aanwezig zijn. Dit kan nu nog niet met zekerheid uitgesloten worden voor de beoogde suppletieperiodes. De Eider foerageert voornamelijk binnen de 3 meter dieptelijn, maar kan uitwijken tot de 10 meter dieptelijn als er schelpenbanken aanwezig zijn op die diepten. De suppletieschepen komen binnen de verstoringszone van 1500 meter, waardoor Eiders dus gehinderd kunnen worden tijdens het foerageren nabij de suppletielocaties. Het totale percentage verstoring bedraagt 0,46 tot 0,63 % (afhankelijk van de gebruikte foerageerrange). Project: Pagina 11 van 101

12 Samenvatting De verstoring van Toppers wordt geschat op 0,21 % in de Noordzeekustzone. Gecombineerd met het gegeven dat ze de laatste 10 jaar niet meer geteld zijn in de Noordzeekustzone, zijn er dus geen verstoringseffecten te verwachten op deze soort. Toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen Steltlopers Gemiddeld draagt Ameland voor 30% bij aan het instandhoudingsdoel voor de Drieteenstrandloper in de Noordzeekustzone. Zowel Ameland west als het oostelijke deel van Ameland midden kan een groot deel van de winterpopulatie herbergen. Uitwijkmogelijkheden op Ameland zijn er vooral naar de kuststrook tussen de twee suppleties (het Groene strand) en naar de oostelijke punt van Ameland. Indien de volledige hoeveelheid zand echter in 1 jaar wordt gesuppleerd, wordt circa 50% van het foerageergebied van de Drieteenstrandloper op Ameland en 10% van het foerageergebied in de Noordzeekustzone tijdelijke vernietigd, en zal er binnen die 50% resp. 10% ook regelmatig verstoring optreden. De omvang van de geplande strandsuppleties zijn dus van dien aard dat er een significant negatief effect kan zijn op de populatie Drieteenstrandlopers in de Noordzeekustzone, waardoor het instandhoudingsdoel niet gegarandeerd kan worden. Daarom zijn mitigerende maatregelen nodig. De geplande suppleties zullen het foerageerareaal van Steenlopers niet negatief beïnvloeden, omdat in de suppletiegebieden geen hard substraat voorkomt. Ook verstoring zal niet optreden. De aanwezige Steenlopers zijn waargenomen bij het Groene strand; dit gebied ligt buiten de verstoringsrange van de suppleties. De suppleties zullen dus geen invloed hebben op de instandhoudingsdoelstelling voor de Steenloper. Voor alle besproken steltlopers met als doel rustgebied geldt er in de Noordzeekustzone geen verbeteropgave naar omvang of kwaliteit van het leefgebied, of naar toename van de populatie. Hoewel deze soorten allemaal in belangrijke mate de Noordzeekust van Ameland als rustplaats gebruiken, zullen deze rustplaatsen geen hinder ondervinden door afdekking of verstoring van de suppleties. De instandhoudingsdoelstellingen van de Bonte Strandloper, Bontbekplevier, Zilverplevier, Rosse Grutto, Kanoet, Kluut, Wulp en Scholekster komen dus niet in gevaar door de geplande suppleties. Bergeend Het belangrijkste gebied voor Bergeenden in de Noordzeekustzone van Ameland is het Groende strand. Dit gebied valt niet binnen de verstoringsrange van de geplande suppleties; daarnaast zullen deze suppleties ook geen invloed hebben op het voedselaanbod in het Groene strand. De doelstelling van draagkracht voor een populatie van 520 Bergeenden voor de Noordzeekustzone zal dus niet beïnvloed worden door de suppleties. Viseters Afdekking, verstoring en morfologische veranderingen treden door de suppleties op in een zeer klein deel van de Noordzeekustzone (<<1 %) dat als foerageergebied dient voor de aanwezige beschermde viseters. Bovendien is de verstoring tijdelijk, zal de vispopulatie als voedsel zich in de afgedekte gebieden snel herstellen, zijn de morfologische veranderingen gering en is de huidige staat van instandhouding gunstig voor de soorten. Significant negatieve effecten van de suppleties op deze soorten en hun staat van instandhouding zijn dus uit te sluiten. De suppleties zullen niet conflicteren met de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten. Duikeenden De kuststrook boven Ameland is in sommige jaren erg belangrijk voor de Zwarte zee-eend, in andere jaren komt de soort er weinig voor. Men veronderstelt dat dit het gevolg is van het wisselend aanbod aan schelpdieren in de Noordzeekustzone, ook boven Ameland. In die zin zeggen afdekkings- en verstoringspercentages in verhouding tot de hele Noordzeekustzone weinig, als er tijdens de uitvoeringsjaren van de suppleties in het gebied net erg geschikte schelpdierbanken liggen. Het is op dit moment niet te voorspellen of dit ook in 2010 en 2011 het geval zal zijn. Indien de grote hoeveelheden juveniele Ensis die bij Ameland in 2009 gevonden zijn, ook in 2010 nog aanwezig zijn, en dit is niet het geval voor de rest van de Noordzeekustzone, dan Project: Pagina 12 van 101

13 Samenvatting zou voor de winter van het suppletiegebied van groot belang kunnen zijn voor de Zwarte zee-eend. Significante effecten op Zwarte Zee-eenden van afdekking door de vooroeversuppletie bij Ameland midden en door verstoring van de vooroever- en strandsuppletie bij Ameland midden en de strandsuppletie bij Ameland west zijn dus mogelijk, en kunnen pas vastgesteld worden in Eiders geven de voorkeur aan een foerageergebied tot een diepte van 3 meter. Deze strook wordt noch door de vooroeversuppletie, noch door de strandsuppleties afgedekt. De voedselvoorraad wordt dus nauwelijks beïnvloed. Ook de effecten van verstoring zijn erg beperkt (tot 0,63 %), en zullen enkel relevant zijn in een slecht scheldpdierenjaar in de Waddenzee, wanneer Eiders uitwijken naar de Noordzeekustzone. Significante effecten door verstoring van de vooroever- en strandsuppletie bij Ameland midden en de strandsuppletie bij Ameland west zijn onder een zeldzame samenloop van omstandigheden mogelijk. Bijkomende mitigatie is hiervoor niet nodig (zie Zwarte zee-eend). Voor de Topper geldt in grote mate hetzelfde als voor de Eider, behalve dat de Topper ook in jaren van schelpdierschaarste in de Waddenzee geen gebruik meer lijkt te maken van de Noordzeekustzone. Daarenboven is deze soort minder verstoringsgevoelig dan de Eider. Het potentiële foerageergebied van Toppers wordt niet of nauwelijks afgedekt door de vooroeversuppletie, noch door de strandsuppleties. Effecten van afdekking en verstoring zijn dus onbestaande tot erg gering, waardoor de instandhoudingsdoelstelling voor de Topper niet in het gedrang komt. Mitigatie Strandbroeders Voor de Strandplevier en de Dwergstern zou, gezien de doelstelling van uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit, eventuele aanwezigheid van broedparen in het suppletiegebied mitigatie noodzakelijk maken. Daarom wordt het aanbevolen om, als er werkzaamheden zouden gepland worden tijdens het broedseizoen, vooraf een inventarisatie uit te voeren. Indien er toch broedparen gevonden worden, dan mag binnen het broedseizoen (april t.e.m. juni) niet gewerkt worden binnen een straal van 250 meter rond de nesten. Deze mitigatiemaatregel is afdoende. Drieteenstrandloper De omvang van de geplande strandsuppleties zijn van dien aard dat er een significant negatief effect kan zijn op de populatie Drieteenstrandlopers in de Noordzeekustzone, waardoor het behoud van 2000 vogels niet gegarandeerd kan worden. Daarom zijn mitigerende maatregelen nodig. Als mogelijke mitigerende maatregelen kunnen gelden: het spreiden van de strandsuppleties over 2 jaar het vermijden van de foerageerperiode (december februari) en de broedval van de belangrijkste prooisoort, Scolelepis squamata (april augustus) De eerste maatregel is afdoende om het instandhoudingsdoel niet in gevaar te brengen; de effectiviteit van de tweede maatregel is tot dusver onvoldoende aangetoond. Zwarte Zee-eend Significante effecten van afdekking door de vooroeversuppletie bij Ameland midden en door verstoring van de vooroever- en strandsuppletie bij Ameland midden en de strandsuppletie bij Ameland west zijn mogelijk, en kunnen pas vastgesteld worden in Project: Pagina 13 van 101

14 Samenvatting Als mitigerende maatregel moet in eerste instantie in 2010, voor aanvang van de werkzaamheden, bepaald worden of de schelpdierconcentratie voor Ameland beduidend groter zijn dan voor de andere Waddeneilanden (met name Terschelling en Schiermonnikoog). Indien dit niet het geval is, is verdere mitigatie niet nodig. Indien dit wel het geval is, zijn een aantal vervolgstappen mogelijk: Voor het varen en suppleren dient een afstand van minimum 1500 aangehouden worden tot aanwezige concentraties van Zwarte zee-eenden in de periode november maart, zodat foeragerende dieren niet verstoord worden. Als uit de monitoring blijkt dat in de zone voor de vooroeversuppletie bij Ameland midden een belangrijke schelpdierbank ligt, mag deze niet afgedekt worden in de periode vanaf de broedval van tweekleppigen (vanaf juli) tot na het foerageerseizoen van de Zwarte zee-eend (maart). Op deze manier zorgen de werkzaamheden niet voor een significante vermindering aan voedselaanbod voor de Zwarte Zee-eend. Als bovenstaande maatregelen gevolgd worden, komt het instandhoudingsdoel voor de Zwarte zee-eend niet in het gedrang. Project: Pagina 14 van 101

15 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Rijkswaterstaat suppleert sinds 1990 regelmatig een aantal stranden langs de Nederlandse kust. Dit draagt bij tot het behoud van de natuurlijke dynamiek van de kust, zodat het achterland wordt beschermd. In 2010, met doorloop naar 2011, staat er een aantal suppleties gepland op en rond Ameland: op de westkop van Ameland wordt een strandsuppletie uitgevoerd; bij Ameland midden een vooroever- en een strandsuppletie, waarvan een deel van de strandsuppletie als nieuwe duin zal fungeren; een klein deel van de onderwatersuppletie (maximaal m 3 ) wordt neergelegd als middel tegen de extra erosie op de basiskustlijn Ameland ten gevolge van bodemdaling door de Gaswinning van de NAM. Daar deze suppletielocaties binnen een Natura 2000-gebied liggen, dient onderzocht te worden of en in welke mate Natura 2000-waarden worden aangetast/verstoord. Daarom heeft RWS verzocht om in de vorm van een Passende Beoordeling vast te stellen of er significant negatieve effecten te verwachten zijn als gevolg van de suppleties en, indien dat het geval is, welke mitigerende maatregelen er dienen te worden genomen. Het gaat in totaal om drie afzonderlijke suppleties die allemaal individueel onderzoeksplichtig en vergunningsplichtig zijn. Ze zullen, waar relevant, afzonderlijk en cumulatief in dit rapport worden besproken. Het onderzoek is uitgevoerd door Grontmij l AquaSense, in samenwerking met Grontmij Mid- West, Gotjé Environmental Consultancy (GEC), en Alkyon Hydraulics. Gezien de bijzonder korte doorlooptijd is ook ad hoc gebruik gemaakt van externe kennis, geleverd door Wageningen Alterra en het Natuurmuseum Ameland. 1.2 Het project- en onderzoeksgebied In figuur 1.1 zijn de projectgebieden weergegeven waar de suppleties worden uitgevoerd. Het onderzoeksgebied betreft uiteindelijk het gehele gebied waar effecten te verwachten zijn. De begrenzing van de effecten en daarom begrenzing van het studiegebied kan pas na een analyse van de morfologische effecten worden vastgesteld (zie hoofdstuk 4). Figuur 1-1 Indicatie van de locaties van de drie voorgenomen suppleties op Ameland (uit Ontwerpbesluit inzake uit te voeren zandsuppleties programma 2010, Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2009). Project: Pagina 15 van 101

16 Inleiding 1.3 Doel en opzet van de Passende Beoordeling In het kader van de huidige natuurwetgeving (NB-wet & F&F-wet) is het van belang een beschrijving te geven van de kwalificerende natuurwaarden die in het beoogde suppletiegebied liggen. De Vogel- en Habitatrichtlijn, die in Nederland is geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet, schrijven voor dat activiteiten die mogelijk significante gevolgen hebben voor de in het gebied aanwezige beschermde natuurwaarden moeten worden getoetst. Mulder et al. (2005) heeft aangetoond dat het niet uitgesloten kan worden dat suppleties een negatief effect hebben op bepaalde natuurwaarden. In deze Passende Beoordeling wordt getoetst of er significant negatieve effecten te verwachten zijn voor de relevante natuurwaarden als gevolg van de suppleties. Hierbij wordt getoetst aan de hand van de instandhoudingsdoelstellingen zoals gepubliceerd in de Definitieve Aanwijzingsbesluiten 2009 (LNV, 2009). Effecten van suppleties in de kustwateren van de Noordzee zijn tot dusver in een aantal studies in kaart gebracht. Deze studies zullen als (wetenschappelijke) onderbouwing gebruikt worden voor het opstellen van de passende beoordeling. Mulder et al. (2005) geeft een overzicht van de potentiële effecten van vooroever- en zandsuppleties op het mariene milieu. Een uitgebreide review van de effecten van suppleties op het mariene milieu en de duinen van de Belgische kust is gepubliceerd door Speybroeck et al. (2005, 2006). Tenslotte is er recent ook een gelijkaardige studie verschenen voor de Nederlandse kust, met speciale aandacht voor geomorfologie en benthos (Baptist et al., 2009). Effecten op de duinen zijn daarnaast in 2008 beschreven door Arens (2008). Gebruikmakend van bovengenoemde literatuur, in combinatie met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens rond de natuurwaarden in het werkgebied (zie verder) en gebruikmakend van semikwantitatieve morfologische inzichten (zie verder), wordt via de Passende Beoordeling bepaald of er door het suppleren significante effecten zullen optreden op de beschermde natuurwaarden. Het vaststellen van eventuele significante effecten is in een aantal (semikwantitatieve) stappen uitgewerkt: beschrijving beschermde natuurwaarden in en rond de suppletiegebieden beschrijving abiotische veranderingen (morfologie, slibgehalte, zandtransport, waterkwaliteit, e.d.) afbakening optredende effecten (studiegebied) doorvertaling abiotische veranderingen naar veranderingen in omvang en kwaliteit van de beschermde habitattypen en in het aantal soorten en individuen per soort toetsing van de vastgestelde veranderingen aan de instandhoudingsdoelstellingen vaststellen cumulatieve effecten vaststellen mitigerende en compenseren maatregelen. Indien wordt aangetoond dat significant negatieve effecten te verwachten zijn, wordt een advies gegeven over passende mitigerende maatregelen. Daarom kan dit rapport worden aangewend ter ondersteuning van de vergunningaanvraag. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het project beschreven: wat zijn de geplande werkzaamheden, en hoe kunnen deze uitgevoerd worden. In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader geschetst. De effectbespreking gebeurt in hoofdstuk 4. Hier worden de mogelijke effecten beschreven, en wordt voor alle relevante habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen voor de te bespreken Natura 2000-gebieden. In hoofdstuk 5 komen de cumulatieve aspecten aan bod. Hoofdstuk 6 bevat een overzicht van de mitigerende maatregelen die nodig zijn, met inbegrip van de effectiviteit van de voorgestelde mitigatie. Project: Pagina 16 van 101

17 2 De voorgenomen activiteit 2.1 Strandsuppletie Ameland Midden Ter voorkoming van structurele erosie wordt op Ameland Midden (km raai 11.4 t/m 20) onder andere een strandsuppletie uitgevoerd. In totaal zal hier circa m 3 zand worden gesuppleerd. De aanleghoogte van de strandsuppletie varieert van circa +3 m NAP tot -1 m NAP. Daarnaast zal in het kader van de duinverzwaring tussen raai 13 en 13.4 een deel van het duin naar achteren doorgeschoven worden, waarna de oude duin met m 3 zand wordt aangevuld. Voor deze activiteit wordt een aparte passende beoordeling uitgevoerd. Deze wordt opgesteld door het Natuurcentrum te Ameland. 2.2 Strandsuppletie Ameland West Op Ameland West wordt de strandsuppletie aangebracht van km 2 tot km 4. In totaal wordt hier circa m 3 zand gesuppleerd. Door de grote hoeveelheden per strekkende meter zal een aanzienlijk deel van het zand ook onder water verdwijnen. De aanleghoogte is ongeveer +3 m NAP tot -1 m NAP van km 2 tot 3. De aanleghoogte is ongeveer +3 m NAP tot -5 m NAP van km 3 tot 4. Het zwaartepunt van de suppletie ligt tussen km 3 tot 4. Indien mogelijk wordt hier m 3 gesuppleerd. Van km 2 tot 3 zal de resterende m 3 worden gesuppleerd. 2.3 Onderwatersuppletie Ameland Midden Op het midden en oosten van Ameland vindt de afgelopen jaren een sterke kustachteruitgang plaats. In 2006 is hier dan ook een gecombineerde strand- en vooroeversuppletie uitgevoerd (op de vooroever van raai en op het strand van raai ). Dit heeft nog niet geleid tot een kustlijn die volledig op orde is. In het suppletieprogramma voor 2010 (met doorloop naar eind 2011) is naast een strandsuppletie ook een vooroeversuppletie gepland van raai ( m 3 ). Deze vooroeversuppletie zal neergelegd worden tussen de -5 en -8 NAP. 2.4 Suppletie Ameland Midden als gevolg van gaswinning Als onderdeel van de vooroeversuppletie zal er zand gesuppleerd worden ( m 3 ) als middel tegen de extra erosie op de basiskustlijn door gaswinning. De NAM wint vanaf 2007 aardgas vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen. Dit zal bodemdaling tot gevolg hebben in de kombergingsgebieden Zoutkamperlaag en Pinkegat. Als gevolg van deze bodemdaling zal er van nature extra zand worden onttrokken aan de nabijgelegen Noordzeekustzone. In verband daarmee zijn extra zandsuppleties noodzakelijk. Om de ecologische verstoringen in de kustzone zo klein mogelijk te houden worden deze zandsuppleties gelijktijdig uitgevoerd met de reguliere zandsuppleties. In de overeenkomst met de NAM staat dat Rijkswaterstaat bij reguliere zandsuppleties de extra zandvraag voor een vaste periode vooraf uitvoert. Volgens berekeningen van het Waterloopkundig Laboratorium 1 bedraagt de verwachte zandvraag die kan optreden in de periode circa m 3. Om deze zandvraag te compenseren zal de vooroeversuppletie op Ameland dan ook worden uitgevoerd met m 3 extra zand. (exacte hoeveelheid zal worden bepaald door actualisering van de berekening door WL) In totaal komt de vooroeversuppletie daarmee uit op m 3. In de Natuurbeschermingswetvergunning voor de gaswinning is een aantal aanvullende eisen gesteld aan deze suppletie. Zo mag deze suppletie het regulier te suppleren gebied niet vergroten, dient deze suppletie te worden uitgevoerd buiten de winterperiode (1 november 1 april) en dient deze als vooroeversuppletie te worden uitgevoerd. Hier zal bij de uitvoering aan worden voldaan. 1 Rapport "Behoefte aan zandsuppletie ter compensatie van bodemdaling door gaswinning uit de Waddenzeevelden (Z.B. Wang, juni 2006, Waterloopkundig Laboratorium/Delft Hydraulics) Project: Pagina 17 van 101

18 De voorgenomen activiteit * Dit is inclusief circa m 3 zand voor extra zandvraag van de Waddenzee uit de Noordzeekustzone en nabij de basiskustlijn Ameland als gevolg van bodemdaling door gaswinning Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen. 2.5 Suppletie historie langs de kust en bij Ameland Een overzicht van locaties van eerdere strandsuppleties en vooroeversuppleties langs de kust in de periode is weergegeven in figuur 2-1. Figuur 2-1 Strand- en vooroeversuppleties in de periode (bron: Mulder et al., 2005). Sinds 2001 wordt er langs de hele kust jaarlijks tussen en m 3 zand gesuppleerd. De afgelopen jaren is daarbij steeds minder op het strand en steeds meer in de vooroever gesuppleerd (zie figuur 2-2). Gemiddeld wordt per jaar circa m 3 zand langs de kust gesuppleerd. Figuur 2-2 Jaarlijkse suppletie hoeveelheden sinds 1991 (bron RWS, Kustlijnkaarten 2009) Project: Pagina 18 van 101

19 De voorgenomen activiteit In de periode is regelmatig bij Ameland gesuppleerd, met een totale hoeveelheid in die periode van circa m 3 zand. Sinds begin de jaren 90 wordt er gemiddeld circa m 3 per jaar gesuppleerd. De geplande suppleties voor 2010 en 2011 bij Ameland, die circa m 3 omvatten, bedragen samen daarom circa 55% van het totaal gesuppleerde zand bij Ameland in de periode Tabel 2.1 Zandsuppleties uitgevoerd op Ameland west en noordwest Jaar Raai m 3 zand Type werk Circa strandsuppletie Met stortsteendam ,6-49, strandsuppletie Met zink-en stortwerk(geulwandbestorting) , strandsuppletie Met banket , strandsuppletie , strandsuppletie strandsuppletie Op de geulwand onderwatersuppletie Tabel 2.2 Zandsuppleties uitgevoerd op Ameland midden Jaar Raai m 3 zand Type werk strandsuppletie Met zeewaartse duinverzwaring ,8-15, Strandsuppletie Met landwaartse duinverzwaring , Strandsuppletie Met zeewaartse duinverzwaring ,5-19, Strandsuppletie ,5-12, Strandsuppletie Met landwaartse duinverzwaring ,2-11, Strandsuppletie Onderwatersuppletie ,4-13, Onderwatersuppletie Strandsuppletie onderwatersuppletie 2.6 Uitvoering van suppleties Met betrekking tot de uitvoering van de suppletie zijn er de volgende vragen: Wat is de uitvoeringstijd bij gebruik van een sleephopperzuiger die typisch gebruikt wordt voor suppleties? Wat is het effect van de manier van lossen (dumpen, rainbowen of persen) op de verspreiding van het zand op het strand danwel vooroever? Wat voor processen spelen er die het slibgehalte van het oorspronkelijke suppletiemateriaal in het wingebied beïnvloeden? Uitvoeringstijd (tabel 2.3) De uitvoeringstijd is afhankelijk van de volgende zaken: sleephopperzuiger: grootte, diepte, pompcapaciteit en vaarsnelheid; vaarafstand van wingebied tot Ameland; waterdiepte ter plaatse van vooroever en nabij strand waardoor de losmethode bepaald wordt; verletten; Een typische hopper die voor dit soort suppleties gebruikt wordt, heeft een hoppercapaciteit van circa m 3. Dit soort schepen steekt ongeveer 6 m diep en heeft een gemiddelde vaarsnelheid van 12 knopen. Doorgaans duurt het minimaal één uur om te laden. Afhankelijk van de vaarafstand en het materiaal (slibgehalte) wordt langer doorgeladen om een optimale (be)lading te realiseren. De laadtijd kan dan oplopen tot twee uur. De lostijd is afhankelijk van de techniek. Persen en rainbowen neemt circa anderhalf uur in beslag terwijl het dumpen 10 minuten duurt. In het geval van suppleties bij Ameland is het uitgangspunt dat de strandsuppletie volledig via walpersleidingen aangebracht wordt. De vooroe- Project: Pagina 19 van 101

20 De voorgenomen activiteit versuppletie wordt voor de helft uitgevoerd middels rainbowen en de andere helft middels dumpen. De benodigde hoeveelheid zand is groter dan de m 3 omdat er verliezen optreden tijdens het lossen. Een deel van de lading zal buiten het beoogde suppletiegebied terechtkomen. Vooralsnog is dit verlies ruim geschat op 10%. De verletten zijn ruwweg in te delen in twee onderdelen. Ten eerste is er het weersverlet. Gezien de ligging van de suppletielocaties aan de noord(west)kant van Ameland zal geregeld verlet optreden. Dit is mede afhankelijk van het seizoen. Gezien de globale aard van deze beschouwing wordt dat vastgesteld op 15%. Daarnaast zijn er technische verletten (onderhoud, bunkeren etc.). Dit wordt geschat op 15 uur per week. De bovenstaande informatie brengt de uitvoeringsduur op 84 weken. De uitvoeringsduur kan significant verkort worden door inzet van meerdere en/of grotere schepen. Tabel 2.3 Uitvoeringsduur suppleties Strand- en vooroeversuppletie Ameland Volume, benodigd op lokatie Volume, benodigd in beun lostechniek Losverliezen Suppletie volume vooroever rainbowen m3 10% m3 dumpen m3 10% m3 strand persen m3 10% m3 totaal m3 totaal m3 Vaarafstand Wingebied - Ameland 11 km Sleephopperzuiger Beungrootte m3 Vaarsnelheid 12 knts 22 km/hr Laden 1,0 hr Lostijd persen 1,5 hr rainbowen 1,5 hr dumpen 0,25 hr Verletten technisch 15 hr/wk weer 15% 25 hr/wk Project: Pagina 20 van 101

21 De voorgenomen activiteit Tabel 2.3 Uitvoeringsduur suppleties (deel 2) Locatie Vooroever Strand Losmethode rainbowen dumpen persen Tijd week, bruto hr/wk Verletten - technisch hr/wk weer hr/wk week, netto hr/wk Cyclus Varen leeg hr 0,5 0,5 0,5 Laden hr 1,0 1,0 1,0 Varen vol hr 0,5 0,5 0,5 Lossen hr 1,5 0,3 1,5 totaal hr 3,5 2,2 3,5 Productie zand in beun m productie, bruto m3/hr m3/wk productie, netto m3/wk Uitvoeringsduur volume, benodigd in beun m netto duur wk mnd 5,5 3,5 10,3 19,3 Verspreiding van zand tijdens lossen Tijdens rainbowen is de verspreiding van het zand voornamelijk afhankelijk van de wind, de stroomsnelheid van (zee)water en de constantheid van oriëntatie van het schip. In het meest optimale geval zal het zand op één plek terechtkomen. Bij een natuurlijke hoek van zand van 1:5 en een totaalvolume van m 3, zal er een kegel van zand ontstaan van ca. 5 m hoogte en een diameter zo n 50 m (volume kegel = 1/3 x π x straal² x hoogte).. Bij het dumpen van zand kan ruwweg uitgegaan worden van een verspreiding van tweemaal het beunoppervlak. Bij een schip van tot m 3 is het beun m 2 (100 x 20m). De verspreiding zou dan m 2 zijn waarbij het gros van het volume zand onder het beun terecht komt. De verspreiding van zand bij walpersen is sterk afhankelijk van de inrichting van het stort. Indien gebruik gemaakt wordt van stortkades ( muurtjes van zand rondom het stortgebied), kan het geloste zand op de juiste plek terechtkomen. Alleen het overtollige stortwater zal nog zand meevoeren naar buiten het suppletiegebied. Deze werkwijze is wel arbeidsintensiever dan de methode zonder stortkades en zal niet zondermeer toegepast worden door een aannemer. Slibgehalte Het slibgehalte van het materiaal in het wingebied zal altijd hoger zijn dan van het materiaal dat uiteindelijk op het suppletiegebied terechtkomt. Tijdens het doorladen blijft er materiaal van de bodem opgezogen worden en in het beun gestort worden. Op een gegeven moment zal het beun vol zijn met een mengsel van zand, slib en water. Aangezien het zand als eerste sedimenteert in het beun en een watermengsel met relatief veel slib boven het zand kolkt, zal dit meng- Project: Pagina 21 van 101

22 De voorgenomen activiteit sel verdreven worden door nieuwe toevoer vanuit de zuigbuizen die relatief meer zand bevatten. De aannemer zal ervoor kiezen om zogenaamd door te laden als: er eisen gesteld worden aan het materiaal (bepaald maximum aan slib) in suppletiegebied, of de vaarafstand groot is en het van belang is om zoveel mogelijk materiaal in het beun het laden ten einde het aantal cycli te beperken. De afname in slibgehalte als functie van doorladen is moeilijk te kwantificeren (zie ook Bijlage 1). Het is namelijk afhankelijk van de korrelgrootteverdeling en cohesie van het oorspronkelijke materiaal, de geometrie van het schip en de pompkarakteristieken. In bijlage 1 wordt het relatieve belang hiervan in meer detail besproken. Tijdens het lossen gelden de processen zoals hierboven uitgelegd. De fijnste fracties van het geloste materiaal zullen als eerste meegevoerd worden door stromend zeewater dan wel stortwater dat slib meevoert. Ook hierbij geldt dat het lastig is om een indicatie te geven van de afname van het slibgehalte tijdens lossen. Project: Pagina 22 van 101

23 3 Het wettelijk beoordelingskader 3.1 Wet- en regelgeving Natuurbeschermingswet 1998 Met de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) in oktober 2005 zijn door Nederland de internationale verplichtingen vanuit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd. Ingevolge artikel 10a, eerste lid Nb-wet, wijst de minister van LNV gebieden aan ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, de zogenaamde Natura 2000-gebieden. Op 26 februari 2009 zijn de gebieden Waddenzee, Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone definitief door de minister van LNV aangewezen als Natura 2000-gebied. Hierdoor vormt de Natuurbeschermingswet 1998 het wettelijk kader voor de voorliggende Passende Beoordeling. Projecten, plannen of handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn verboden. Ook projecten, plannen of handelingen die buiten het Natura 2000-gebied plaatsvinden kunnen verboden zijn als er negatieve effecten door externe werking kunnen optreden. Gedeputeerde Staten of in uitzonderingsgevallen de minister van LNV kunnen op grond van artikel 19d Nb-wet een vergunning verlenen voor activiteiten die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben. De vergunning kan pas worden afgegeven nadat een zogenaamde habitattoets het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast en de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten niet verslechtert en dat er geen significante verstoring van soorten optreedt. Op 1 februari 2009 is de Nb-wet (deels) gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op o.a. omgang met bestaand gebruik, bepaling van het bevoegd gezag en de verslechterings- en verstoringstoets. De Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (LNV 2005b) onderscheidt een aantal stappen in de Nb-wet procedure. De Handreiking is echter nog niet aangepast aan de wijzigingen die voortvloeien uit de wetswijziging van 1 februari Onderstaand zijn de stappen uit de Handreiking weergegeven, aangepast aan de wetswijziging van 1 februari Oriëntatiefase In de oriëntatiefase (voortoets) wordt onderzocht of een plan, project of handeling (samen kortweg aangeduid als activiteit ), gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten ( cumulatieve effecten ). De oriëntatiefase kan drie uitkomsten hebben: 1. Er zijn geen schadelijke gevolgen te verwachten. Er is geen vergunningsaanvraag of andere vervolgstap noodzakelijk. 2. Er zijn mogelijk schadelijke effecten op de kwaliteit van een natuurlijke habitat of de habitat van een soort, maar deze zijn zeker niet significant. Er dient (mogelijk) een vergunning te worden (aan)gevraagd, na het uitvoeren van een verslechteringstoets (zie verslechteringstoets ). Project: Pagina 23 van 101

24 Het wettelijk beoordelingskader 3. Het optreden van significant negatieve effecten kan niet worden uitgesloten. Er dient (mogelijk) een vergunning te worden aangevraagd, na het uitvoeren van een passende beoordeling (zie passende beoordeling ). Verslechteringstoets In een verslechteringstoets dient te worden nagegaan of door een project, plan of handeling een kans bestaat op een verslechtering van een natuurlijke habitat of de habitat van een soort. Hiertoe dienen alle relevante aspecten van de activiteit in kaart gebracht te worden. De verslechteringstoets heeft twee mogelijke uitkomsten: 1. De verslechtering is aanvaardbaar. Het bevoegd gezag verleent vergunning.. 2. De verslechtering is onaanvaardbaar. De vergunning wordt geweigerd.. Passende beoordeling Met een passende beoordeling wordt vastgesteld of door een activiteit er een kans bestaat op een significant negatief effect. Dit op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, waarbij alle aspecten van de activiteit op zichzelf én in combinatie met andere activiteiten of plannen worden geïnventariseerd en getoetst. De passende beoordeling kan drie uitkomsten hebben: 1. Er treedt, al dan niet na het toepassen van mitigerende maatregelen, geen aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen op en er is tevens geen sprake van een verslechtering van een natuurlijke habitat of de habitat van een soort. Er is geen vergunning noodzakelijk. 2. Er treedt, al dan niet na het toepassen van mitigerende maatregelen, geen aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen op, maar er is wel sprake van een verslechtering van een natuurlijke habitat of de habitat van een soort. Vergunning wordt verleend, mits de verslechtering niet onaanvaardbaar is (zie verslechteringstoets ).. 3. Er treden, al dan niet na het toepassen van mitigerende maatregelen, (mogelijk) wel significant negatieve effecten op. Dan volgt toetsing aan de zogeheten ADC-criteria: Er zijn geen geschikte Alternatieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Slechts als aan al deze drie criteria is voldaan, mag het bevoegd gezag vergunning verlenen. Indien er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitat of een prioritaire soort, dan dient eerst door de minister van LNV aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd alvorens toestemming of mag worden verleend. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang in dat geval beperkt Toetsingskader voor beoordeling van effecten In een passende beoordeling draait het om de vraag of een voorgenomen activiteit negatieve dan wel significant negatieve effecten kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om de betekenis van de begrippen negatief effect en significant negatief effect helder te hebben Negatief effect Een activiteit heeft een negatief effect op een natuurlijke habitat of een soort wanneer er sprake is van: a. een verslechtering van een natuurlijke habitat of de habitat van een soort; b. een significante verstoring van een soort Significant negatief effect In de jurisprudentie is inmiddels een vrij helder kader geschapen voor de beoordeling van significant negatieve effecten in het kader van Natura In het Kokkelvisserijarrest (C-127/02) bepaalt het Europees Hof van Justitie dat er zekerheid moet zijn dat een activiteit geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied. Zekerheid kan alleen worden verkregen als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat. Project: Pagina 24 van 101

25 Het wettelijk beoordelingskader Uit dit kader blijkt in de eerste plaats dat een activiteit geen schadelijke gevolgen mag hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betreffende Natura 2000-gebied. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat er sprake is van schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied wanneer de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken gebied in gevaar komen. De instandhoudingsdoelstellingen zijn dus leidend voor de bepaling of er sprake is van significant negatieve effecten op Natura Onder instandhoudingsdoelstellingen worden volgens het Regiebureau Natura 2000 verstaan: Doelstellingen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid of derde lid van de Natuurbeschermingswet Tot de instandhoudingsdoelstelling behoren in ieder geval: (a) de doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van de leefgebieden, voor zover vereist door de Vogelrichtlijn, (b) de doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van de habitattypen of populaties van in het wild levende dier- en plantensoorten voor zover vereist door de Habitatrichtlijn en (c) de beschermde waarden van Beschermde Natuurmonumenten, die vallen binnen de grenzen van een aangewezen Natura 2000-gebied ( Significant negatieve effecten zijn alleen uit te sluiten als er met zekerheid geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuurlijke kenmerken (instandhoudingsdoelstellingen) van het betrokken gebied. Deze zekerheid kan worden bereikt wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat. Het is dus van belang in een passende beoordeling de meest recente wetenschappelijke kennis over een bepaald onderwerp te verzamelen en indien noodzakelijk zelf gedegen onderzoek uit te voeren Mitigatie van negatieve effecten Onder mitigerende maatregelen worden maatregelen verstaan die negatieve effecten op natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied en/of natuurwaarden kunnen verminderen of wegnemen. In een passende beoordeling mogen mitigerende maatregelen worden meegenomen in de weging van de effecten. Wanneer door het treffen van mitigerende maatregelen negatieve effecten volledig weg te nemen zijn, dan kan het plan of project met toepassing van deze mitigerende maatregelen zonder nadere procedures worden uitgevoerd. Wanneer door het treffen van mitigerende maatregelen negatieve effecten te verminderen zijn maar niet volledig zijn weg te nemen, dan dienen de resteffecten veelal gecompenseerd te worden Flora- en faunawet De Flora- en faunawet voorziet sinds 1 april 2004 in bescherming van inheemse soorten planten en dieren. Naast bepalingen voor specifiek aangewezen soorten geldt krachtens art. 2 van de Flora- en faunawet de algemene zorgplicht voor álle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Via deze wet wordt eenieder mede verantwoordelijk voor de zorg en bescherming van flora en fauna. Voor de bij wet aangewezen soorten moeten activiteiten, ruimtelijke ingrepen en ruimtelijk gebruik worden getoetst aan de verbodsbepalingen uit de wet. Beschermde planten mogen niet worden geplukt of beschadigd (art. 8), beschermde dieren mogen niet worden gedood, verwond, gevangen, of verontrust (art. 9 en 10) en voortplantings- en vaste rust- of verblijfsplaatsen mogen niet worden beschadigd of verstoord (art. 11). Bovendien is het niet toegestaan beschermde soorten planten en dieren te vervoeren, of onder zich te hebben (art. 13). Wanneer als gevolg van activiteiten de effecten op beschermde soorten zodanig zijn dat daarmee deze bepalingen overtreden worden, dan dient daarvoor in bepaalde gevallen een ontheffing aangevraagd te worden. In de Flora- en faunawet worden beschermde soorten ingedeeld in drie verschillende beschermingsniveaus. Voor algemeen beschermde soorten (ook wel tabel 1-soorten genoemd) geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht bij activiteiten die te maken hebben met ruimtelijke ingrepen of beheer, mits de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in gevaar komt. Bij andere activiteiten moet wel een ontheffing worden aangevraagd. Wel geldt ten aanzien van deze soorten de algemene zorgplicht. Er zal altijd gezocht moeten worden naar manieren om de negatieve effecten te minimaliseren. Project: Pagina 25 van 101

26 Het wettelijk beoordelingskader Voor de iets zwaarder beschermde soorten (de tabel 2-soorten) is voor ruimtelijke ingrepen wel een ontheffing vereist, tenzij er gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode biedt organisaties de mogelijkheid om bepaalde beheersmaatregelen of ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren zonder telkens daarvoor een (afzonderlijke) ontheffing te moeten aanvragen. In dat geval geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Het toetsingscriterium voor ontheffingverlening van tabel 2 soorten is het criterium van de gunstige staat van instandhouding van de soort. Die mag niet in het geding komen. De derde categorie zijn de strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten). Ten aanzien van deze beschermde soorten geldt dat altijd een ontheffing van de verbodsbepalingen moet worden aangevraagd. De ontheffing wordt alleen verleend indien uit onderzoek blijkt dat er een bij wet genoemde dwingende reden aan het plan ten grondslag ligt, er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Vogels ten slotte vormen een aparte categorie. Voor broedende vogels zijn er vrijwel geen ontheffingsmogelijkheden. Vogels zijn vooral kwetsbaar in hun broedperiode, daarom geldt in ieder geval dat in de buurt waar vogels broeden geen werkzaamheden mogen plaatsvinden in het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus). De Flora- en faunawet is momenteel van toepassing op het Nederlands Grondgebied en het aangrenzende deel van de Noordzee tot aan de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Middels een wetswijziging wil het kabinet de werkingssfeer van de Flora- en faunawet uitbreiden met deze EEZ. Het wetsvoorstel hiertoe van de Tweede Kamer ligt op dit moment ter goedkeuring bij de Eerste Kamer Bevoegd gezag Natuurbeschermingswet Het bevoegd gezag inzake de Nb-wet is Gedeputeerde staten van de provincie waarin het grootste deel van het betreffende Natura 2000-gebied ligt. Indien de effecten van de handeling van de initiatiefnemer slechts (zullen) optreden in een deel van een Natura 2000-gebied dat tot het grondgebied van een andere provincie behoort, dan is Gedeputeerde staten van die provincie bevoegd gezag. Er bestaan echter enkele uitzonderingen op deze regel, die zijn opgenomen in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet. Voor activiteiten en gebieden die in dit Besluit worden genoemd is niet Gedeputeerde staten bevoegd gezag, maar de Minister van LNV. De ingreep vindt plaats in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone, binnen de eerste kilometer vanaf het strand van Ameland. Dit gebied behoort tot het grondgebied van de provincie Friesland, Voor deze passende beoordeling is Gedeputeerde staten van de provincie Friesland daarom bevoegd gezag. Indien er ook effecten optreden op het grondgebied van andere provincies of op gebied dat niet provinciaal is ingedeeld, dan dient Gedeputeerde staten van de provincie Friesland alvorens een besluit te nemen te overleggen met de betreffende andere provincies en/of de minister van LNV Flora- en faunawet Het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Een eventuele ontheffingsaanvraag op grond van artikel 75 Flora- en faunawet dient daarom bij het ministerie van LNV (Dienst Regelingen) te worden aangevraagd. De toetsing aan de Flora- en faunawet wordt niet in deze Passende Beoordeling gedaan, dit wordt in een afzonderlijk document besproken. Project: Pagina 26 van 101

27 Het wettelijk beoordelingskader 3.2 Te beschouwen Natura 2000-gebieden Figuur 3-1 Overzicht van de Natura 2000-gebieden in de Nederlandse kustzone (bron: LNV, 2008) Het studiegebied voor de Passende Beoordeling Ameland beperkt zich tot de gebieden zoals deze zijn aangewezen volgens de Definitieve aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden in Project: Pagina 27 van 101

28 Het wettelijk beoordelingskader het Waddengebied (Aanwijzingsbesluiten 2009, Ministerie van LNV) 2. Onderstaande gebieden zijn relevant voor deze Passende Beoordeling. De landelijke gebiedsnummers zoals LNV die gebruikt zijn in dit document aangehouden. 1 Waddenzee 5 Duinen Ameland 7 Noordzeekustzone 3.3 Kwalificerende habitattypen en soorten Een gedetailleerde beschrijving van de drie te bespreken Natura 2000-gebieden, inclusief een bespreking van de kwalificerende habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten met de lokale instandhoudingsdoelstellingen, is weergegeven in Bijlage 4. Een samenvatting van de habitattypen en soorten die voor evaluatie in aanmerking komen vanuit de NB-wet, is hieronder in tabel 3.1 tot en met 3.4 weergegeven. Tabel 3.1 Overzicht te bespreken kwalificerende habitattypen Code Kwalificerende habitattypen Waddenzee Duinen Ameland (5) Noordzeekustzone (7) (1) H1110 Permanent overstroomde zandbanken X X H1140 Slik-en zandplaten X X H1310 Zilte pionierbegroeiingen X X H1320 Slijkgrasvelden X H1330 Atlantische schorren met kweldergras X X H2110 Embryonale duinen X X H2120 Witte duinen X X H2130 Grijze duinen X X H2140 Duinheiden met kraaihei X H2150 Duinheiden met struikhei X H2160 Duindoornstruwelen X X H2170 Kruipwilgstruwelen X H2180 Duinbossen X H2190 Vochtige duinvalleien X X X H6230 Heischrale graslanden X Tabel 3.2 Overzicht te bespreken kwalificerende habitatrichtlijnsoorten Code Kwalificerende soorten habitats Waddenzee Duinen Ameland (5) Noordzeekustzone (7) (1) H1014 Nauwe korfslak X H1095 Zeeprik X X H1099 Rivierprik X X H1103 Fint X X H1351 Bruinvis X H1364 Grijze zeehond X X H1365 Gewone zeehond X X H1903 Groenknolorchis X 2 Project: Pagina 28 van 101

29 Het wettelijk beoordelingskader Tabel 3.3 Overzicht te bespreken kwalificerende broedvogels Code Kwalificerende broedvogels Waddenzee Duinen Ameland (5) Noordzeekustzone (7) (1) A021 Roerdomp X A034 Lepelaar X A081 Bruine Kiekendief X X A082 Blauwe Kiekendief X X A119 Porseleinhoen X A222 Velduil X X A277 Tapuit X A295 Rietzanger X A338 Grauwe Klauwier X A183 Kleine Mantelmeeuw X A132 Kluut X X A063 Eider X X A137 Bontbekplevier X X A138 Strandplevier X X A191 Grote Stern X A193 Visdief X A194 Noordse Stern X A195 Dwergstern X X Project: Pagina 29 van 101

30 Het wettelijk beoordelingskader Tabel 3.4 Overzicht te bespreken kwalificerende niet-broedvogels Code Kwalificerende niet-broedvogels Waddenzee Duinen Ameland (5) Noordzeekustzone (7) (1) A048 Bergeend X X A062 Topper X X A132 Kluut X X A141 Zilverplevier X X A144 Drieteenstrandloper X X A149 Bonte strandloper X X A157 Rosse Grotto X X A160 Wulp X X A169 Steenloper X X A177 Dwergmeeuw X A001 Roodkeelduiker X A002 Parelduiker X A017 Aalscholver X X A063 Eider X X A065 Zwarte Zee-eend X A130 Scholekster X X A137 Bontbekplevier X X A143 Kanoet X X A005 Fuut X A034 Lepelaar X A037 Kleine Zwaan X A039 Toendrarietgans X A043 Grauwe Gans X A045 Brandgans X A046 Rotgans X A050 Smient X A051 Krakeend X A052 Wintertaling X A053 Wilde Eend X A054 Pijlstaart X A056 Slobeend X A067 Brilduiker X A069 Middelste Zaagbek X A070 Grote Zaagbek X A103 Slechtvalk X A140 Goudplevier X A142 Kievit X A147 Krombekstrandloper X A156 Grutto X A161 Zwarte Ruiter X A162 Tureluur X A164 Groenpootruiter X A197 Zwarte Stern X Project: Pagina 30 van 101

31 Het wettelijk beoordelingskader 3.4 Instandhoudingsdoelstellingen Inleiding Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip instandhouding wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat [ ] of van een soort [ ] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging Algemene doelen Behoud en indien van toepassing herstel van: 1. De bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie; 2. De bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie, die zijn opgenomen in bijlage I of bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijke niveau gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen; 3. De natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, inclusief de samenhang van de structuur en functies van de habitattypen en van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen; 4. De op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen Specifieke doelen Per Natura 2000-gebied zijn in het aanwijzingsbesluit specifieke doelen opgenomen ten aanzien van de voor dat gebied aangewezen natuurlijke habitats en soorten. Een overzicht van deze doelen per Natura 2000-gebied is opgenomen in Bijlage Afbakening effectbeoordeling In de effectbeoordeling wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten voor de betreffende Natura 2000-gebieden. Voor de habitattypen en/of soorten waarvoor een verbeteringsdoelstelling of herstelopgave geldt, wordt in het kader van deze passende beoordeling niet nader ingegaan op deze herstelopgave. De invulling van deze herstelopgave wordt in het Beheerplan Natura 2000 voor het betreffende gebied nader uitgewerkt. In deze passende beoordeling wordt volstaan met een beoordeling of de effecten als gevolg van de ingreep kunnen leiden tot een achteruitgang van de populatie van de betreffende soorten of een achteruitgang van de kwaliteit en/of omvang van de betreffende habitattypen. Project: Pagina 31 van 101

32

33 4 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen 4.1 De ingreep: suppleties Door de relatieve zeespiegelstijging vindt er een toenemende kusterosie plaats en kan de Waddenzee verdrinken indien de relatieve zeespiegelstijging sneller gaat dan de natuurlijke sedimentatie in de Waddenzee. Tot nu toe is gebleken dat de natuurlijke sedimentatie de relatieve zeespiegelstijging ruimschoots bijhoudt, maar de verplaatsing van het sediment van de Noordzeestranden naar de Waddenzee, waarbij de Basiskustlijn (BKL) overschreden wordt, noopt tot versterkende werkzaamheden aan de Noordzeezijde van de Waddeneilanden. Daarom wordt al sinds 1990 regelmatig gesuppleeerd door Rijkswaterstaat. De komende komende twee jaar zijn een drietal grote suppleties gepland op het strand en in de vooroever bij Ameland. De suppleties hebben tot doel om de zandonttrekking te compenseren, zodat de kustlijn van Ameland op zijn plaats blijft. 4.2 Aanpak van de effectbepaling Te bespreken effecten van suppleties De gevolgen van strand- en vooroeversuppleties zijn in detail geëvalueerd door Speybroeck et al. (2005, 2006), Mulder et al. (2005), Baptist et al. (2009), Slijkerman et al. (2008) en Arens (2009). In deze literatuur is voor alle beschermde habitattypen en soorten in het kustgebied (duinen, estuariene milieus en kustzone) uitgewerkt of en hoe er effecten van suppleties kunnen optreden. Op basis van de hierboven gesommeerde literatuur, is voor deze studie een indeling gemaakt van de mogelijke effecten van suppleties, waarbij de effecten opgedeeld worden in directe effecten (i.e. effecten als gevolg van de werkzaamheden zelf, zoals afdekking, slibwolk, verstoring) en indirecte effecten (i.e. effecten als gevolg van de nieuwe hoeveelheid zand op het strand of in de vooroever) (zie tabel 4.1). De indirecte effecten, samen met de effecten van het vrijkomen van slib, zijn effecten van morfologische aard. Gezien de complexiteit van deze processen, afgezet tegen de natuurlijke morfodynamische processen, is door het gespecialiseerde bureau Alkyon Hydraulics een memo opgesteld ter ondersteuning van deze passende beoordeling. Deze memo kan teruggevonden worden in Bijlage 1. Omdat de morfologische effecten een mogelijk veel groter reikwijdte hebben dan de andere effecten uit tabel 4.1, wordt de effectbepaling en de daarbij horende selectie van habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten, gestart met een samenvatting van de memo uit Bijlage 1. Na deze eerste selectie van te bespreken habitattypen en soorten, zal per te bespreken habitat of soort een effectbepaling gemaakt worden. Hierin zullen de mogelijke effecten, zoals samengevat in tabel 4.1, afgezet worden tegenover het voorkomen van het habitat of de soort, en zal er getoetst worden aan de instandhoudingsdoelstelling voor de Natura 2000-gebieden waarvoor het habitat of de soort aangewezen is. Soorten zullen, waar mogelijk, samen besproken worden per functionele groep. De geplande suppleties behoren tot twee verschillende types: strand- en vooroeversuppleties. Veel van de mogelijke effecten overlappen, andere effecten zijn verschillend (zie tabel 4.1). Waar nodig, zullen de effecten dus afzonderlijk besproken worden. Eveneens zal, indien rele- Project: Pagina 33 van 101

34 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen vant, een onderscheid gemaakt worden tussen de twee suppletielocaties: Ameland west en Ameland midden. Tenslotte zal bij de effectieve toetsing, indien relevant, per Natura 2000-gebied gewerkt worden Autonome ontwikkelingen en bestaand gebruik De natuurwaarden van een gebied worden beïnvloed door allerhande processen; deze kunnen van natuurlijk aard zijn, of een rechtstreeks gevolg zijn van menselijk handelen. De effecten van de suppletie dienen dus bekeken worden tegen de achtergrond van autonome ontwikkelingen en het bestaand gebruik. De autonome ontwikkelingen omvatten alleen gevolgen van natuurlijke processen en betreffen dus voornamelijk de gevolgen van klimaatsveranderingen en de daarmee samenhangende zeespiegelstijging 3. Als bestaand gebruik kunnen de volgende thema s genoemd worden: Toerisme en recreatie Strandreiniging Scheepvaart Visserij Suppletiehistorie Gaswinning Overig menselijk gebruik Zowel autonome ontwikkelingen als bestaand gebruik zijn, waar relevant, in de effectbeoordeling besproken. 3 De mogelijke menselijke beïnvloeding van klimaatsveranderingen en zeespiegelstijging zijn in deze niet relevant. Project: Pagina 34 van 101

35 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Tabel 4.1 Overzicht van de verwachte directe en indirecte effecten Aspecten Fysische effecten Ecologische beïnvloeding Invloed op Afdekking door zand Afdekken zeebodem 2 Tijdelijk verdwijnen bodemleven, doorwerkend Habitat naar vissen, vogels en zeezoogdieren Vissen Vogels Directe effecten Indirecte effecten Afdekken strand 1 Slib 3 Vrijkomen slib in zeewater 2 Verstoring Sedimentatie en erosie 3 Geluid en trillingen onder en boven water 1+2 Beweging van varende schepen 1+2 Verandering morfologie waterbodem, strand en duinen 1+2 Tijdelijk verdwijnen bodemleven, doorwerkend naar vogels Vernietiging potentiële broedplaatsen voor vogels Vernietiging embryonale duinen Verminderd doorzicht Verandering predatiesucces door vissen, vogels en zeezoogdieren Verminderd zicht bij doortrek Hogere gehaltes zwevend stof in zeewater Verminderde voedselopname schelpdieren, doorwerkend op schelpdiereters Verminderde primaire productie, doorwerkend Verandering slibgehalte en sedimentsamenstelling waterbodem en strand 1+2 Verandering stroming, golfslag, overstroming Strandsuppletie; 2 Vooroeversuppletie; 1+2 Strand- en vooroeversuppletie 3 Morfologische effecten op vissen, vogels en zeezoogdieren Verstoring van trekkende vissen, vogels en zeezoogdieren Verstoring foeragerende vissen, vogels en zeezoogdieren Verstoring van trekkende vissen, vogels en zeezoogdieren Verstoring foeragerende vissen, vogels en zeezoogdieren Verandering oppervlakte en kwaliteit habitat Versnippering habitat Verandering kwaliteit substraat en samenstelling bodemdieren, doorwerkend naar vissen, vogels en zeezoogdieren Verandering kwaliteit habitat en samenstelling bodemdieren, doorwerkend naar vissen, vogels en zeezoogdieren Zeezoogdieren Habitat Vogels Vissen Vogels Zeezoogdieren Vissen Vogels Zeezoogdieren Vissen Vogels Zeezoogdieren Vissen Vogels Zeezoogdieren Habitat Habitat Vissen Vogels Zeezoogdieren Habitat Vissen Vogels Zeezoogdieren Project: Pagina 35 van 101

36 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen 4.3 Reikwijdte van de effecten De Noordzeekustzone is het Natura 2000-gebied waar de werkzaamheden zullen plaats grijpen, en wordt aldus vanzelfsprekend verder meegenomen. Ook het Natura 2000-gebied Duinen Ameland valt binnen de mogelijke impactrange van de suppleties, indirect via een verandering in zand- en saltspray, en direct als het gaat om broedvogels die voor hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van de Noordzeekustzone. Het Natura 2000-gebied Waddenzee zou zowel directe als indirecte effecten van de suppleties kunnen ondervinden. Onder directe effecten gaat het enerzijds over verstoring van natuurwaarden in de Waddenzee en anderzijds over soorten die voor hun voedselvoorziening deels afhankelijk zijn van de Noordzeekustzone. Bij indirecte effecten gaat het over morfologische veranderingen door de suppleties in de Waddenzee. 4.4 Afbakening beoordeling algemene doelen Voor de drie Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Duinen Ameland en Waddenzee zijn in de betreffende aanwijzingsbesluiten algemene doelen opgesteld die gericht zijn op het behoud van de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie en het behoud van biologische diversiteit binnen het Natura 2000 netwerk op lokaal, regionaal, landelijk en Europees niveau. De ingreep heeft een zeer lokaal en tijdelijk karakter, waardoor aantasting van de samenhang van het Natura 2000 netwerk en afbreuk van biologische diversiteit binnen het Natura 2000 netwerk op voorhand kan worden uitgesloten. In het vervolg van deze passende beoordeling zal derhalve niet verder getoetst worden aan de algemene doelen die voor de verschillende Natura 2000-gebieden zijn geformuleerd. Beoordeling van effecten op de gebiedsspecifieke instandhoudingsdoelen ten aanzien van natuurlijke habitats en soorten vindt in het vervolg van dit hoofdstuk plaats. 4.5 Morfologische effecten: indirecte effecten en effecten van slib Vooroeversuppletie Noordzeekust (Ameland midden) De vooroeversuppletie op Ameland midden, tussen paal 11 en 20, is ontworpen als een zandbank met een top op een waterdiepte van NAP -5 m. Aan de westzijde is de suppletie zeewaarts van de brekerbanken geprojecteerd. Aan de oostzijde is de suppletie deels landwaarts van de diepste brekerbank geprojecteerd. Omdat de locatie en de grootte van de brekerbanken nog zal veranderen ten opzichte van de bodemligging van 2008 zoals die is weergegeven in figuur 23, bijlage 1, zal de definitieve locatie afwijken van het voorlopige ontwerp. Het zand dat voor de zandsuppletie gebruikt zal worden heeft een mediane korrelgrootte van gemiddeld 140 µm-180 µm (korrelgroottegegevens wingebied M9, Arcadis, 2009). Het zand heeft daarmee een korrelgrootte die overeenkomt met of zelfs fijner is dan de korrelgrootte van het aanwezige zand. Het profiel van de onderwatersuppletie zal gaandeweg veranderen, zodat een meer natuurlijk gevormd profiel ontstaat. De snelheid waarmee dit gebeurt is mede afhankelijk van de golfcondities na het aanbrengen van de suppleties. Als gevolg van het aanbrengen van de suppletie zal de zeewaartse migratie van de brekerbanken tijdelijk tot stilstand komen. Dit zal naar verwachting (gebaseerd op eerder uitgevoerde onderwatersuppleties) één jaar duren (Baptist et al., 2009). Na die periode zal de onderwatersuppletie de ontwikkeling volgen van een natuurlijke brekerbank en zeewaarts migreren. De invloed van onderwatersuppleties op de dynamiek van banken lijkt afhankelijk te zijn van het volume van de suppleties ten opzichte van het volume dat van nature in beweging is per strekkende meter kust. Het in de suppletie aangebrachte zand zal een deel ten goede komen aan de onderwateroever en aan het strand ten oosten van het gesuppleerde kustvak. Aan de beide uiteinden van de suppletie zal waarschijnlijk een proces van barswitsching optreden,waarbij de onderwatersuppletie en de bestaande brekerbank aantappen bij de bestaande brekerbank in het niet gesuppleerde gebied (Bijlage 1). Project: Pagina 36 van 101

37 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Effecten: Extra zand in onderwateroever is na 1 jaar in natuurlijk systeem opgenomen; Tijdelijke aangroei strand ten oosten van suppletiegebied Strandsuppletie Noordzeekust (Ameland midden) De suppletie op het strand is ontworpen als een banket met een vaste hoogte van NAP + 3 meter. Op deze wijze sluit de zandsuppletie aan de duinvoet aan. Eventuele aanwezige embryonale duintjes benden de NAP +3 zullen door de suppletie worden bedekt. Op het strand loopt de zandsuppletie met een flauwe helling af, tot aan de laagwaterlijn. Ook voor de strandsuppletie geldt dat het zand een mediane korrelgrootte heeft van gemiddeld 140 µm-180 µm (korrelgroottegegevens wingebied M9, Arcadis, 2009), die overeenkomt met, of fijner is dan de mediane korrelgrootte van het aanwezige zand. De morfologische veranderingen die optreden zijn sterk afhankelijk van het optreden van hoge waterstanden en de golfcondities na het aanbrengen. Het profiel van de suppletie zal vanaf de zeezijde veranderen in een regulier strandprofiel. Een deel van het suppletiezand zal door dwarstransport ten goede komen aan de ondiepe onderwateroever. Daarnaast zal zand langs de kust naar het oosten worden getransporteerd. Aan de bovenzijde zal zand door de wind worden weggeblazen. Omdat grof sediment ontbreekt in het zand in de winlocatie (over de aanwezigheid van schelpfragmenten = kalk in het suppletiezand, is niet afzonderlijk gerapporteerd), wordt hiervan geen invloed op het zandtransport door de wind verwacht. In de eerste periode na het aanbrengen van de suppletie, totdat het profiel van de suppletie een min of meer natuurlijke vorm heeft gekregen, zal de zandaanvoer door de wind toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Wanneer zich na het aanbrengen van de suppletie een storm voordoet, met hogere waterstanden en een zwaardere golfaanval, dan zal de herverdeling van het gesuppleerde sediment sneller verlopen. In de suppletie zal zich een afslagrand vormen, die landwaarts verplaatst. Binnen een periode van enkele jaren (de levensduur is medeafhankelijk van de optredende hydrometeocondities) zal het zand van de strandsuppletie niet meer op de oorspronkelijke locatie aanwezig zijn. Het aangebrachte sediment zal zijn verdeeld over de duinen (transport door de wind), over de onderwateroever en naar het oosten zijn getransporteerd. Effecten: Afdekking van het strand; Tijdelijke toename van zandtransport naar het oosten en de duinen; Na enkele jaren is suppletiezand op natuurlijke wijze over het strand, de vooroever en de duinen verspreid; Op het natte strand ontstaat aanvankelijk een klifje, maar het strandprofiel zal na enkele stormen hersteld zijn Suppletie Ameland noordwest Het voorlopige ontwerp van de suppletie op Ameland noordwest is weergegeven in figuur 24, bijlage 1. De voorgestelde suppletie omvat een strandsuppletie met een banket dat reikt tot NAP + 3 m. Eventuele aanwezige embryonale duintjes beneden de NAP +3 zullen door de suppletie worden bedekt. Op het strand loopt de strandsuppletie flauw af naar de waterlijn. Bij RSP 2.8 wordt dit banket ondersteund door een suppletie op de wand van de getijgeul Oostgat. De zeewaartse helling van de strandsuppletie gaat over in de helling van de geulwandsuppletie. De helling van de geulwandsuppletie ligt 150 tot 200 meter uit de geulwand van In de winlocatie voor de zandsuppletie heeft het zand een mediane korrelgrootte van gemiddeld 140µm- 150 µm (korrelgroottegegevens wingebied M8, Arcadis, 2009). Dat is een iets kleinere mediane korrelgrootte dan de mediane korrelgrootte van het aanwezige zand. Door de winning mag echter verondersteld worden dat de mediane korrelgrootte zal stijgen (Copabianco et al., 2002). De levensduur van de geulwandsuppletie is medebepalend voor de levensduur van de strandsuppletie. De geulwand verplaatst bij RSP 2.80 met ongeveer 20 m per jaar en bij RSP 3.40 met ongeveer 40 m per jaar. Naar verwachting zal de geulwandsuppletie deze ontwikkeling volgen, zodat deze in vier tot zes jaar geheel verdwenen zal zijn. Project: Pagina 37 van 101

38 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Aan de bovenzijde van de strandsuppletie zal zand door de wind worden getransporteerd. Het totale zandtransport door de wind zal hierdoor in dit gebied waarschijnlijk tijdelijk iets toenemen, totdat het profiel van de strandsuppletie min of meer overeenkomt met het reguliere kustprofiel. Het zand zal door de wind worden getransporteerd in de richting van de duinen van de westkust, de embryonale duintjes op de strandhaak en naar de zuidwestkust. De morfologische veranderingen die optreden bij de strandsuppletie zijn sterk afhankelijk van het optreden van hoge waterstanden en de golfcondities na het aanbrengen. Het profiel van de suppletie zal vanaf de zeezijde veranderen in een regulier strandprofiel. Een deel van het suppletiezand zal door dwarstransport in de getijdengeul terechtkomen en worden afgevoerd door de getijdenstromingen. Wanneer zich na het aanbrengen van de suppletie een storm voordoet, met hogere waterstanden en een zwaardere golfaanval, dan zal de herverdeling van het gesuppleerde sediment sneller verlopen. In de suppletie zal zich een afslagrand vormen, die landwaarts verplaatst. Binnen een periode van enkele jaren (de levensduur is mede afhankelijk van de optredende hydrometeocondities) zal het zand van de strandsuppletie niet meer op de oorspronkelijke locatie aanwezig zijn. Het aangebrachte sediment zal zijn verdeeld over de duinen, het kustfundament en de getijdengeulen. Effecten: Afdekking embryonale duintjes ten westen van de strandhaak; De geulwandversterking zal na ca 6 jaar weer verdwenen zijn; Het strandprofiel zal zich na enkele stormen herstellen; Totdat het strandprofiel hersteld is, zal wat extra zand naar de duinen en het strand van de strandhaak worden getransporteerd Invloed op de sedimenthuishouding Het sediment in de suppleties wordt op een termijn van enkele jaren herverdeeld over de kust. Het sediment op Ameland west komt via de getijgeul Oostgat beschikbaar op de buitendelta van het Zeegat van Ameland. Vanaf hier wordt een deel van het sediment naar de Waddenzee getransporteerd. Mogelijk zal een deel langs de Noordzeekust van Ameland naar het oosten worden getransporteerd en het is ook denkbaar dat een deel van het sediment op de buitendelta aanwezig blijft en in de toekomst, in de vorm van een nieuwe strandhaak, aanlandt op de Noordwestkust van Ameland. Het zand wordt ondertussen vermengd met al het andere zand dat al van nature in beweging is op de buitendelta en in de getijdengeulen, zodat niet getraceerd kan worden welk zand op welke locatie terecht komt. Het sediment van de suppleties op Ameland midden wordt naar het oosten getransporteerd en komt uiteindelijke op de buitendelta van het Zeegat van het Pinkegat en het Friesche zeegat terecht. Een deel van het sediment zal worden afgezet in de bodemdalingsschotel (veroorzaakt door gaswinning) op de vooroever en het strand. Een ander deel van het sediment kan via het Pinkegat en de Holwerderbalg de Waddenzee bereiken. Een ander deel wordt via de buitendelta verder getransporteerd. Hiervan zal een deel via het Friesche Zeegat naar de Waddenzee worden getransporteerd, terwijl een ander deel verder naar het oosten, langs de kust van Schiermonnikoog kan worden getransporteerd. Ook voor dit gesuppleerde sediment geldt dat het wordt vermengd met het sediment dat van nature in beweging is op het strand, op de vooroever en de op de buitendelta s. Ook van dit sediment zal niet te traceren zijn welk deel van het sediment op welke locatie terecht is gekomen. Het sediment dat naar de Waddenzee wordt getransporteerd levert daar een bijdrage aan het bijhouden van de stijgende zeespiegel. In het kombergingsgebied van het Pinkegat levert het sediment ook een bijdrage aan de sedimentatie ter plaatse van de bodemdalingsschotel. De zandsuppleties vormen een aanvulling op de sedimentvraag die het gevolg is van de zeespiegelstijging en de bodemdaling in de Waddenzee. Effecten: Het aangebrachte sediment in de vooroever zal zich spoedig mengen met het van nature aanwezige zand; Een deel van het sediment zal ten goede komen aan de Waddenzee Project: Pagina 38 van 101

39 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Invloed op de korrelgrootteverdeling De gemeten korrelgrootteverdelingen in de zandwingebieden ( µm) zijn vrijwel hetzelfde als de korrelgrootteverdelingen van het reeds aanwezige zand langs de kust van Ameland (±170 µm ; Bijlage 1). Recentere metingen lijken echter te duiden op een wat grovere korrelgrootte op de stranden van Ameland (D50 van ±240 µm; Janssen en Mulder, 2004; D50 van ±210 µm; van der Wal, 1998). Effecten door gebruik van grover sediment zijn uitgebreid beschreven; echter, het gebruik van fijner suppletiemateriaal is tot dusver niet gerapporteerd (Baptist et al., 2009). Gezien het natuurlijke proces van verwaaiing en sortering, mag verwacht worden dat de mediane korrelgrootte van het opgebrachte zand snel zal stijgen tot waardes die overeen komen met wat op het huidige strand gevonden wordt. Daarenboven ligt de mediane korrelgrootte van het aangebracht zand sowieso hoger dan van het zand in het wingebied (Copabianco et al., 2002). Het sediment in de wingebieden M8 en M9 bevat volgens de metingen vrijwel geen grof sediment. Naar verwachting zal er dan ook geen dessert pavement ontstaan op de strandsuppletie, als gevolg van het selectief wegblazen van het fijne sediment en het achterblijven van grof sediment. Zodra tijdens een situatie met een hoge waterstand schelpen en ander grof materiaal ( floatsom ) rond de hoogwaterlijn is afgezet, verandert de situatie en lijkt deze wederom op de uitgangssituatie. Effecten: Extra zand in onderwateroever is na 1 jaar in natuurlijke systeem opgenomen; Het gebruikte suppletiezand komt qua samenstelling overeen met, of is mogelijks fijner dan het reeds aanwezige zand. Mogelijke effecten van het aanbrengen van fijner zand zijn niet bekend, maar worden minimaal geacht. Grof sediment ontbreekt in het suppletiezand, waardoor het ontstaan van desertpavements kan worden uitgesloten Invloed op de slibhuishouding De slibpercentages in de wingebieden (gedefinieerd als het gewichtspercentage sediment kleiner dan 63µm, zonder verdere voorbewerking van het sediment, bepaald door het nat zeven van de boormonsters, Arcadis, 2009) zijn gemiddeld 5,0% - 5,4% voor wingebied M8 en 2,1% tot 4,0% voor wingebied M9. De slibpercentages voor M8 zijn iets hoger dan het gemiddelde slibpercentages van de kustzone van 3,7 %, dat door Mulder (zie Bijlage 1) is gerapporteerd; die voor M9 zijn iets lager. Overigens zal het slibpercentage in het aangevoerde zand lager zijn dan de percentages in het wingebied, omdat tijdens de winning een deel van het fijne sediment in de waterkolom terechtkomt. Tijdens het aanbrengen van de suppleties zal tijdelijk en lokaal sprake zijn van een verhoogde troebelheid, door de verhoogde percentages fijn sediment in de waterkolom. De verbreiding (en tevens verdunning) van het troebele water is geheel afhankelijk van de condities tijdens het suppleren. Bij Ameland west zal de getijstroom het water meevoeren, zodat het tijdens vloed voornamelijk in de richting van de Waddenzee stroomt en tijdens eb naar de Noordzee. Bij Ameland midden zal het getij zorgen voor een transport naar het westen of het oosten. Omdat bij Ameland midden ook sprake is van wind- en golfgedreven stroming is de richting waarin het troebele water wordt getransporteerd tijdens het suppleren, in nog grotere mate dan bij Ameland west, afhankelijk van de wind en stromingscondities. Voor het vrijkomen van het fijne sediment uit het gesuppleerde sediment blijft de redeneerlijn die door Mulder (in Hoeksma, 2004) is gevolgd, dezelfde, namelijk dat de toename van het gehalte fijn sediment in de waterkolom als gevolg van de suppleties marginaal is. Wanneer we uitgaan van een slibpercentage van het gesuppleerde materiaal dat 1% hoger is dan het reeds aanwezige sediment, dan is 0,14 x 10 6 ton slib extra beschikbaar. Deze extra aanvoer is klein ten opzichte van de jaarlijkse netto sedimentatie van slib in de Waddenzee die op 2,4 x 10 6 ton wordt geschat. Deze extra bijdrage van fijn sediment komt beschikbaar tijdens de omwerking van het gesuppleerde materiaal, zodat de jaarlijkse extra bijdrage om en nabij de 0,05 tot 0,03 x 10 6 ton slib/jaar bedraagt. Project: Pagina 39 van 101

40 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Effecten: De extra bijdrage van vrijkomend slib en fijn sediment uit het suppletiezand is verwaarloosbaar klein. Effecten op de slibhuishouding en fijn zand huishouding worden derhalve niet verwacht Zandsuppleties en de salt spray en zandspray De voorgenomen zandsuppleties hebben geen effect op de belangrijke processen die verband houden met het optreden van saltspray. Ook na het aanbrengen van de suppleties kunnen door de wind kleine druppels zoutwater worden meegevoerd van de brekende golven naar de kust. De invloed op het onderwaterprofiel is klein in vergelijking met de variatie die van nature optreedt door de dynamiek van de brekerbanken. De toename van de afstand tussen het strand en de waterlijn als gevolg van de strandsuppleties is dermate klein in verhouding tot de grootte van de zone waar de saltspray optreedt, dat deze verwaarloosbaar wordt geacht. Na het aanleggen van de strandsuppleties, met een relatief hoge en vlakke bovenzijde, zal naar verwachting het zand transport door de wind ( zandspray ) tijdelijk toenemen. De toename is beperkt, omdat het oppervlakte waarvan het zand kan verstuiven slechts in beperkte mate toeneemt. Deze toename duurt voort totdat weer een min of meer natuurlijk profiel aanwezig is. Dit kan maximaal enkele jaren duren. Effecten: De verwachte morfologische veranderingen zijn te klein om een verandering in de saltspray naar de duinen te bewerkstelligen; Er wordt wel een tijdelijk, zij het beperkte, toename verwacht van de hoeveelheid inwaaiend zand in de duinen (zandspray) De bijdrage van suppletie voor de bodemdaling In de bovenstaande beschrijving is geen onderscheidt gemaakt naar het doel van de suppletie. Een relatief klein deel van het suppletiezand zal in hetzelfde werk en op de zelfde plaats worden aangebracht als een mitigerende maatregel voor de effecten van de bodemdaling door de gaswinning onder de Waddenzee. Een deel van het gesuppleerde sediment op Ameland midden zal zijn weg vinden naar het kombergingsgebied van het Pinkegat, waar autonome bodemdaling en bodemdaling door gaswinning plaatsvindt. Het is op voorhand en achteraf niet mogelijk om vast te stellen welk sediment in welk kombergingsgebied terecht zal komen. Voor het bereiken van het mitigerende effect is dat ook niet van belang. Het doel van de zandsuppletie is namelijk het in stand houden van de basiskustlijn van Ameland en niet het direct opvullen van de door gaswinning veroorzaakte bodemdalingskom. De bijdrage van 0,2 x 10 6 m 3 zand aan het totale suppletievolume van 6,7 x 10 6 m 3 dat op Ameland midden wordt aangebracht, is dermate klein dat het geen meetbaar effect zal hebben op de wijze waarop de strand- en de onderwatersuppleties zich zullen ontwikkelen. Effecten: De bijdrage van de NAM suppletie aan het totale volume is dermate klein dat geen meetbaar negatieve effecten verwacht worden Samenvatting morfologische effecten Vooroeversuppletie Ameland Midden: Het extra zand in de onderwateroever is na 1 jaar in het natuurlijke systeem opgenomen; Tijdelijke aangroei van het strand ten oosten van het suppletiegebied Strandsuppletie Ameland Midden: Afdekking van het strand; Tijdelijke toename van zandtransport naar het oosten en de duinen; Na enkele jaren is het gesuppleerde zand op natuurlijke wijze over het strand, de vooroever en de duinen verspreid. Het natte strand bestaat aanvankelijk uit een klifje, maar het strandprofiel zal na enkele stormen hersteld zijn. Project: Pagina 40 van 101

41 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Strandsuppletie Ameland West: Afdekking embryonale duintjes ten westen van de strandhaak; De geulwandversterking zal na ca 6 jaar weer verdwenen zijn; Het strandprofiel zal zich na enkele stormen herstellen; Tot het moment van herstel van het strandprofiel zal een zekere hoeveelheid extra zand naar de duinen en het strand van de strandhaak getransporteerd worden. Sedimenthuishouding: Het aangebrachte sediment in de vooroever zal zich spoedig mengen met het van nature aangewaaide/aangespoelde zand; Een deel van het sediment zal ten goede komen aan de Waddenzee Korrelgrootte: Het gebruikte suppletiezand komt qua samenstelling overeen met het reeds aanwezige zand; Grof sediment ontbreekt in het suppletiezand, waardoor het ontstaan van desertpavements kan worden uitgesloten. Slib: De extra bijdrage van vrijkomend slib en fijn sediment uit het suppletiezand is verwaarloosbaar klein. Effecten op de slibhuishouding en fijn zand huishouding worden derhalve niet verwacht. Zout- en zandspray: De verwachte morfologische veranderingen zijn te klein om een verandering in de saltspray naar de duinen te bewerkstelligen; Er wordt wel een tijdelijk en beperkte toename verwacht van de hoeveelheid inwaaiend zand in de duinen (zandspray). NAM suppleties: Dde bijdrage van de NAM suppletie aan het totale volume is dermate klein dat meetbare effecten niet verwacht worden. Algemeen: Het aanbrengen van de strandsuppleties kan tot gevolg hebben dat lokaal bij de duinvoet enkele embryonale duinen worden bedekt. Omdat de suppleties zijn gepland op locaties waar de kustlijn landwaarts verplaatst is, zijn de te suppleren gebieden geen kansrijke locatie voor het ontstaan en nog minder voor de verdere ontwikkeling van embryonale duintjes. Indien lokaal de randvoorwaarden wel voldoende zijn, dan zal de vorming van nieuwe embryonale duinen op deze plekken vanzelf weer verder gaan. De strandsuppleties zullen tijdelijk (maximaal enkele jaren) leiden tot een beperkte toename van de aanvoer van zand door windtransport. Dit kan op bepaalde plaatsen (ten westen van het Groene Strand, bij zuidwest Ameland en op de strandvlakte de Hon) de ontwikkelingen en groei van duintjes stimuleren. De breedte van het strand kan tijdelijk toenemen, ten koste van de onderwateroever. Hierdoor zal tijdelijke een zeer geringe afname plaatsvinden van Habitattype H1110B. De suppleties hebben geen morfologische effecten in de Waddenzee. De zand- en slibtoevoer veranderen niet door de suppleties. De suppleties zijn echter noodzakelijk voor het behoud van de Amelandse kust. Indien namelijk geen suppleties zouden worden uitgevoerd, dan zou de onder invloed van de stijgende zeespiegel en de bodemdaling doorgaande sedimenttoevoer naar de Waddenzee, leiden tot een doorgaande achteruitgang (structurele erosie) van de kust van Ameland. Op de lange termijn (tientallen jaren) is het op peil houden van de sedimentvoorraad van de Noordzeekust van de Waddeneilanden de enige wijze waarop de structurele erosie van deze kust, tot staan kan worden gebracht. Het tegengaan van structurele erosie is noodzakelijk om ook op lange termijn de beschermde natuur op de Waddeneilanden (Amelander duin) te kunnen waarborgen. Project: Pagina 41 van 101

42 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Conclusies naar aanleiding van de verwachte morfologische effecten Afdekking van strand en voeroever Het strand en de vooroever worden afgedekt met sediment, wat effect zal hebben op de natuurwaarden. Op het strand kan habitat-type H2110 (Embryonale duintje) aanwezig terwijl habitat-type H1110B en H1140B samen de vooroever en branding uitmaken. Habitat H1110B, 1140B en H2110 zullen ook verder worden meegenomen in deze studie. Slib De extra hoeveelheid slib dat in omloop komt is gering in vergelijking met de totale slibvracht. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan er tijdelijk een kleine slibwolk ontstaan die zich bij West Ameland richting Waddenzee begeeft en vanuit Ameland Midden in oostelijke richting. De bijdrage van het extra slib is zo gering dat effecten kunnen worden uitgesloten van de extra slibbijdrage. Deze effecten zullen verder dan ook niet meer worden behandeld. Morfologische veranderingen Aanvankelijk wordt er in de vooroever van een diepte van -5 meter tot -8 meter een rug zand neergelegd. Na verloop van een jaar zal dit zand zijn opgenomen in de natuurlijke sedimenttransportstroom en zijn herverdeeld over een veel groter gebied. Tot het moment dat de gesuppleerde zandrug geheel verdwenen is zal de vooroever, ter hoogte van de suppleties, voortdurend aan morfologische veranderingen onderhevig zijn. Morfologische effecten zijn verwaarloosbaar kleine en bovendien van tijdelijke aard (1-enkele jaren) Effecten door zandspray Omdat er alleen tijdelijk een kleine toename van het zandtransport naar de duinen wordt verwacht door de suppleties kunnen op voorhand significante effecten op de beschermde duinhabitattypen worden uitgesloten. Nadat het strandprofiel is hersteld, zijn de condities en het oppervlak van het oorspronkelijke strand weer hersteld en zal het zandtransport weer zijn oorspronkelijke volume hebben. Dit impliceert dat in de effectvoorspelling geen van de duinhabitats (H2120 Witte duinen, H2130 Grijze duinen, H2140 Duinheiden met kraaihei, H2150 Duinheiden met struikhei, H2160 Duindoornstruwelen, H2170 Kruipwilgstruwelen, H2180 Duinbossen, H2190 Vochtige duinvalleien, H6230 Heischrale graslanden) zal in die mate zal worden beïnvloed door de suppleties, dat instandhoudingsdoelstellingen in het gedrang kunnen komen. Deze habitattypen worden verder niet meer in detail besproken. Het suppletiezand uit Ameland west wordt tot het westelijke deel van de strandhaak verplaatst en reikt niet tot het Groene strand in het Noordwesten van Ameland. Ander locaties met habitat H1310, H1320 of H1330 liggen niet in de reikwijdte van het door wind verplaatste zand na de suppleties. Deze habitattypen worden dan ook verder niet meer behandeld in deze PB. 4.6 Habitattypen Zoals blijkt uit 4.5, zullen er geen aantoonbare morfologische effecten optreden in de Waddenzee; ook voor Duinen Ameland zijn de morfologische effecten beperkt en niet van dien aard dat ze het habitat kunnen beïnvloeden. Voorts vallen Duinen Ameland en de Waddenzee buiten de impact van de directe effecten (afdekking / verstoring) van de suppleties. Voor de detailbespreking van de habitattypen dienen dus enkel de relevante habitattypen van de Noordzeekustzone meegenomen te worden H1110B-Permanent overstroomde zandige platen Aanwezigheid H1110B bij Ameland vormt de vooroever en reikt op grond van de huidige definitie van de branding tot aan de 5 meter dieptelijn (begrenzing Habitatrichtlijngebied, zie hoofdstuk 3), die op circa 0,5-1 kilometer afstand van de kust ligt (zie o.a. figuur 23 uit bijlage 1). Project: Pagina 42 van 101

43 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Het totale oppervlak H1110B in de Noordzeekustzone bedraagt m 2. Op dit moment wordt overwogen om de begrenzing van H1110B op de 20 meter dieptelijn te leggen (Noordzeekustzone 2). In dat geval zal het totale oppervlak H1110B in de Noordzeekustzone ongeveer 10 x 177 km = m 2 omvatten. Gedetailleerde studies naar de kwaliteit van H1110B in de Noordzeekustzone ontbreken, maar er mag aangenomen worden dat de belangrijkste gradiënt in fysische omstandigheden de dieptegradiënt is (McLachlan & Brown, 2006). Er is daarom geen reden om aan te nemen dat er geografisch grote verschillen zijn in kwaliteit van H1110B in de Noordzeekustzone (Jak et al., 2009) Effecten van Afdekking Op de suppletielocaties zal afdekking leiden tot sterfte van een groot deel van het aanwezige benthos, en afhankelijk van de suppletieperiode, ook tot sterfte van het visbroed (Baptist et al., 2009). Resulterende (tijdelijke) veranderingen in vooroevermorfologie kunnen de kwaliteit, functie (foerageergebied, opgroeigebied voor vissen, etc.) en omvang van de habitats beïnvloeden. In de loop van enkele jaren (1-4 jaar) herstelt het habitat zich (Baptist et al., 2009). Door de vooroeversuppletie zal over een afstand van 9 kilometer m 3 zand worden aangebracht. Er wordt een soort rug aangelegd die reikt tot -5 meter diepte met een breedte van circa 500 meter (zie bijlage 1). Er wordt dus circa m 2 vooroever afgedekt (buiten de 5 meter dieptelijn). Binnen de huidige definities van H1110B, valt de gehele vooroeversuppletie buiten het gebied van H1110B. Als de 20 meter dieptelijn als begrenzing voor H1110B wordt gekozen, zal het afgedekte deel 0,3% van het totale oppervlak H1110B binnen de Noordzeekustzone bedragen. De afdekking zal leiden tot vernietiging van het bodemleven ter plekke van de suppletie, wat weer kan leiden tot een verminderde biologische productiviteit van de vooroever. Het afgedekte oppervlak is echter zo klein in vergelijking met het totale oppervlak H1110B in de Noordzeekustzone dat effecten op het hele habitat in dit Natura 2000-gebied te verwaarlozen zullen zijn. In het deel van de vooroever wat bedekt zal worden zijn bij een survey in 2009 geen noemenswaardige schelpdierbestanden gevonden, behalve dan een grote hoeveelheid juveniele Ensis (Goudswaard et al., 2009). Deze grote hoeveelheden juveniele Ensis zijn echter in 2009 overal in de Noordzeekustzone gevonden (ongepubliceerde data Wageningen IMARES). Ook naar schelpdieren toe lijkt de suppletie dus van beperkte impact te zijn Effecten van sedimentatie en erosie Door de suppletie zal het oppervlak met H1110B tijdelijk iets afnemen ten gunste van het strand. Het gaat hier echter om een zeer geringe verschuiving (<1%), zeker als de hele Noordzeekustzone wordt beschouwd, zodat dit geen significant effect is (zie ook bijlage 1). Verder lijkt het opgebrachte zand op het reeds aanwezige zand (Bijlage 1), zodat het materiaal snel kan worden opgenomen in het algemene zandtransport. Effecten door veranderende sedimentatie en erosie worden dan ook als niet significant gekwalificeerd Toetsing aan instandhoudingsdoelstelling Staat van instandhouding: matig ongunstig Doelstelling: Behoud oppervlakte en kwaliteit permanent overstroomde zand banken, Noordzee-kustzone (subtype B). Huidige omvang en trend: hectare; stabiel Toelichting: Het subtype permanent overstroomde zandbanken, Noordzeekustzone (subtype B) komt voor in de buitendelta s bij de zeegaten. Dit subtype verkeert landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding. Volgens de gangbare begrenzing van H1110B op de 5 meter dieptelijn (zie aanwijsbesluit) wordt geen gebied met H1110B in Natura 2000-gebied Noordzeekustzone beïnvloed door af- Project: Pagina 43 van 101

44 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen dekking. Tevens worden geen belangrijke schelpenbanken bedolven in het habitat. Morfologische veranderingen bedragen minder dan 1% van het totaaloppervlak H1110B in de kustzone. Noch de kwaliteit, noch het oppervlak worden dus significant beïnvloed door de suppleties. Daarom conflicteert de ingreep niet met de instandhoudingsdoelstelling voor H1110B in de Noordzeekustzone H1140B-Slikken en platen, hier ook als natte strand bedoeld Aanwezigheid Dit beschermde habitat komt voor in het gebied met het Groene Strand, dat buiten de invloedssfeer van de suppleties ligt (zie bijlage 1), in het Noordwesten van Ameland. Tevens kan het natte strand als een bijzondere vorm van H1140B gezien worden. Voor de Noordzeekustzone vallen enkel de stranden van de Waddeneilanden binnen het Natura gebied. De totale lengte strand komt daarmee op ongeveer 125 km, met een oppervlakte van hectare. De lengte van het strand van Ameland bedraagt ongeveer 25 km, voor een oppervlakte van hectare. Studies over de kwaliteit van het strandhabitat op Ameland zijn niet beschikbaar. Op dit moment is er wel onderzoek lopende aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Janssen & Mulder (2005) hebben wel de stranden van Schiermonnikoog en Texel onderzocht, en vergeleken met de stranden aan de Hollandse kust en in de Delta. Uit dit onderzoek bleek dat de stranden van de Waddeneilanden een rijke fauna herbergen. Dit zou in ieder geval ook gelden voor de noordkant van Ameland (mond. med. Gerard Janssen) Effecten van Afdekking Op de suppletielocaties wordt het aanwezige strandhabitat vernietigd door het opbrengen van zand. De grootte van het effect hangt sterk af van het gebruikte suppletiemateriaal: hoe meer dat lijkt op het strandmateriaal, des te lager de impact. Ook de dikte van het aangebrachte zandpakket en duur van de werkzaamheden is van belang (Baptist et al., 2009): bij ophoging met meer dan een meter wordt de bodemfauna quasi volledig vernietigd (Speybroeck et al., 2005; Baptist et al., 2009). Na afloop van de suppletie zal het strand zich morfologisch herstellen in 1 jaar (zie bijlage 1), met name tijdens optredende stormen. Zonder stormen lijkt het herstel veel langer te duren (mond. med. Gerard Janssen). De hersteltijd van de bodemfauna wordt geraamd op 1 jaar, met een volledig herstel na 2 tot 5 jaar (Baptist et al., 2009), afhankelijk van de situatie, waaronder het gebruikte suppletiezand, en de vorm en omvang van de suppletie. Ameland West Op dit strand is de afgelopen jaren regelmatig gesuppleerd (gemiddeld om de 3 jaar), en telkens ruwweg tussen paal 2 en 3. De hoeveelheden lagen daarbij telkens beneden de m 3. Er mag dus verondersteld worden dat tussen paal 3 en 4 het strand een vrij natuurlijke situatie benadert, en dat tussen paal 2 en 3 een verstoorde, grotendeels herstelde bodemfauna aanwezig is (gezien de beperkte omvang van de suppleties). Het tallud van het strand tussen paal 2 en 4 is wel behoorlijk steil (mond. med. Gerard Janssen, zie ook bijlage 1, figuur 24), waardoor er een vrij lage biodiversiteit en biomassa verwacht wordt (Degraer et al., 2003). De geplande suppletie zal het volledige strand tussen paal 2 en 4 bedekken, waardoor de fauna daar tijdelijk zal verdwijnen. Echter, gezien de beperkte lengte van de suppletie (2 km) mag verwacht worden dat er voldoende mogelijkheden zullen zijn voor een snel herstel vanuit het westen en het oosten. Ameland midden Op Ameland midden zal tussen paal 11 en 20 op het strand gesuppleerd worden. Een deel van dit stuk (tussen paal 11 en 17) is in 2006 gesuppleerd. Intensievere suppleties vonden vooral in de jaren 90 plaats. Er mag dus verondersteld worden dat het strand tussen paal 11 en 17 in een vergevorderde staat van herstel is, en dat het strand tussen paal 17 en 20 zich in natuurlijke toestand bevindt. Door de geplande suppletie wordt dus circa 50% van het strand aan de Project: Pagina 44 van 101

45 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen noordkust van Ameland bedolven, wat een aanzienlijke reductie in biomassa van bodemdieren tot gevolg zal hebben. In principe mag verondersteld worden dat de bodemfauna zich wel vrij snel zal herstellen (Baptist et al., 2009). Echter, alle studies rond herstel van bodemfauna na strandsuppleties hebben plaatsgevonden na relatief beperkte suppleties, waar er dus eenvoudig kolonisatie van buitenaf kon optreden. Hoe grotere suppleties uitwerken is niet goed bekend, maar verwacht mag worden dat de hersteltijd zal toenemen Effecten van Verstoring Het gebied met Groene strand ligt op meerdere kilometers van de supplerende schepen en zal dus niet door de suppleties worden verstoord. Het natte strand ligt op circa 500 tot meter afstand van de supplerende schepen. Hierdoor worden vogels op het strand niet verstoord (ca 100 meter verstoringsafstand voor steltlopers en meeuwen - zie tabel 4.3) maar zeehonden wel (1200 meter verstoringsafstand, Van duin et al, 2008). Dit wordt verder besproken bij zeehonden. Effecten van verstoring op de andere fauna van stranden is voor zover bekend nog niet onderzocht. Het is echter onwaarschijnlijk dat schepen, werkzaam op minimaal 500 meter uit de kust, voor een significante verstoring zullen zorgen van de fauna in het bijzonder dynamische habitat wat een strand is. Eventueel gebruik van bulldozers bij strandsuppleties (voor het verspreiden van het aangebrachte zand) zou wel voor verstoring kunnen zorgen van de bodemfauna (Schlacher et al., 2008). Echter, dit effect is verwaarloosbaar in combinatie met de afdekking, veroorzaakt door het opbrengen van het zand Effecten van sedimentatie en erosie Het oppervlak van nat strand (H1140B) zal iets (<1%) toenemen, maar dit is slechts tijdelijk Toetsing aan instandhoudingsdoelstelling Staat van instandhouding: Doelstelling: Huidige omvang en trend: Toelichting: Gunstig Behoud oppervlakte en kwaliteit slik-en zandplaten Noordzeekustzone (subtype B). Geen doelstelling voor het natte strand hectare (voor nat strand) Voor H1140B als nat strand zijn geen doelstellingen geformuleerd. Voor H1140B als nat strand zijn geen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, en het wordt niet in de huidige beschrijving van kwalificerend habitat opgenomen. Van de circa 25 km strand op Ameland wordt de komende tijd in totaal circa 11 km gesuppleerd. Gerekend naar Ameland is dat een heel groot deel van het natte strand. Ten opzichte van alle natte stranden langs de kust in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone is dit circa 10%. Echter, het natte strand heeft geen doelstelling, noch qua oppervlak, noch qua kwaliteit, in de instandhoudingsdoelstelling voor het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Strikt genomen kan er dus geen sprake zijn van een significant effect volgens de NB-wet. Neemt men het natte strand wel als belangrijk onderdeel van H1140B, dan kan gesteld worden dat er een duidelijk significant effect is op de kwaliteit van het habitat, zij het tijdelijk. Hiervoor kunnen mitigerende maatregelen voorgesteld worden. Naar herstel van bodemfauna toe is een suppletieperiode van september/oktober t.e.m. maart te verkiezen (samengevat in Baptist et al., 2009), met een voorkeur voor het najaar. Daarnaast is het aan te bevelen om het suppletiezand zo te kiezen dat het zoveel mogelijk lijkt op het reeds aanwezige zand (Baptist et al., 2009). Aan deze voorwaarde is voldaan (zie bijlage 1). Project: Pagina 45 van 101

46 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen H2110 Embryonale Duinen Aanwezigheid Embryonale duinen zijn de meest zeewaarts gelegen duinen; het zijn soortenarme pioniersduinen met een begroeiing van biestarwegras. Ze vormen het eerste stadium van de natuurlijk successie in duinvorming, en zijn dus per definitie onderhevig aan een sterke natuurlijk fluctuatie in voorkomen (zowel plaats als omvang). In West Ameland, tussen paal 2,5 en 4 zijn beginnende Embryonale duintjes aanwezig, evenals tussen paal 11,4 en paal 20 bij Ameland Midden (zie bijlage 2). Het totale oppervlak aan embryonale duintjes op Ameland en in de hele Noordzeekustzone is niet gekend. Binnen de Noordzeekustzone worden de belangrijkste zones met embryonale duintjes niet op Ameland gevonden (profielendocument H2110) Effecten van Afdekking Door afdekking van het strand zullen embryonale duintjes door de strandsuppleties worden afgedekt. Embryonale duintjes zijn echter per definitie een dynamische en tijdelijk habitat, waarbij het nieuw opgebrachte zand de vorming van embryonale duintjes weer kan stimuleren Effecten van sedimentatie en erosie Na afloop van de suppleties zal zand verwaaien en mogelijk nieuwe embryonale duintjes vormen op het strand. Verplaatsing van zand door de wind is dus juist als positief voor dit habitat aan te merken. Suppleren bevordert dit proces Toetsing aan instandhoudingsdoelstelling Staat van instandhouding: Gunstig Doelstelling Noordzeekustzone: Behoud oppervlakte en kwaliteit. Huidige omvang en trend: Onbepaald Toelichting: Het habitattype embryonale duinen komt voor op het Noordzeestrand van verschillende eilanden. Behoud van de oppervlakte geldt binnen de (sterke) natuurlijke fluctuaties, en kan gebeuren door behoud van het dynamische landschap met dit habitattype. Embryonale duintjes worden weliswaar afgedekt door suppletiezand, maar er komt ook direct weer nieuw zand beschikbaar voor de vorming van nieuwe embryonale Duintjes. Er zitten dus zowel positieve als negatieve kanten aan suppleren voor H2110. De balans tussen de natuurlijke fluctuaties en de veranderingen als gevolg van suppleties maken deel uit van het onderzoeksprogramma Middenlange termijn. Uit voortschrijdend inzicht kan niet gesteld worden dat suppleties een negatieve invloed hebben op H2110. De tijdelijke vermindering aan H2110 valt binnen de sterke natuurlijke fluctuaties van het habitat, waardoor de instandhoudingsdoelstelling niet in gevaar komt. 4.7 Habitatrichtlijnsoorten Selectie te bespreken soorten De te evalueren beschermde soorten betreffen een slak (Nauwe Korfslak) drie trekvissoorten, drie zeezoogdieren en een hogere plant (Groenknolorchis): Project: Pagina 46 van 101

47 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Kwalificerende soorten Code Kwalificerende soorten habitas Waddenzee (1) H1014 Nauwe korfslak X Duinen Ameland (5) Noordzeekustzone (7) H1095 Zeeprik X X H1099 Rivierprik X X H1103 Fint X X H1351 Bruinvis X H1364 Grijze zeehond X X H1365 Gewone zeehond X X H1903 Groenknolorchis X De Nauwe Korfslak is alleen kwalificerend voor de Waddenzee. Het biotoop waar deze soort binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee in voorkomt (kalkrijke duinen), wordt door de suppleties niet beïnvloed. De suppleties zullen dan ook geen invloed hebben op de populatie van de Nauwe Korfslak en dient niet in nader detail besproken te worden. De Groenknolorchis is een zeldzame orchidee die in het studiegebied aangewezen is voor Duinen Ameland. Eventueel kan inwaaien van zand effecten hebben op de standplaats van de soort, maar blijkens bijlage 1 is de toename van inwaaiend zand gering. Zandsuppleties zullen daarom geen invloed hebben op het voorkomen van deze soort. Er wordt maar een tijdelijke geringe verhoging van ingewaaid zand verwacht in de duinen (zie bijlage 1), waardoor effecten op de Groenknolorchis niet worden verwacht en deze soort wordt verder niet in detail besproken.. De drie trekvissen (Zeeprik, Rivierprik en Fint) maken van het studiegebied gebruik voor hun migratie tussen zoet en zout water, waarbij ze de zoet-zout gradiënt als kompas gebruiken voor het vinden van de openingen in de kust. In de situatie bij Ameland zullen ze daarom de hoofdstroom door de getijdengaten volgen en de vooroever nauwelijks binnendringen. Ook in de Voortoets bestaand gebruik Noordzeekustzone (Slijkerman et al., 2008) is reeds vastgesteld dat effecten op trekvissen door de suppleties niet waarschijnlijk zijn. Effecten op trekvissen worden dan ook niet verwacht en verder niet meer meegenomen in deze PB. De drie zeezoogdieren (Bruinvis, Gewone Zeehond en Grijze Zeehond) zijn aangewezen voor de Noordzeekustzone; de beide zeehonden ook voor de Waddenzee. Alle drie de soorten kunnen worden gehinderd door geluid en beweging tijdens de werkzaamheden. De Bruinvis komt weliswaar regelmatig voor vlak bij de kust, maar heeft zijn hoofdverspreidingsgebied verder uit de kust. Potentiële verstoring van deze soort valt daarmee met name onder de MER zandwinning (van duin et al., 2007), hoewel verstoring in de ondiepe kustzone niet uit te sluiten valt. De effecten op zeehonden hangen af van de duur en intensiteit van de activiteiten en zullen mee worden genomen in de PB. Daarnaast kunnen deze soorten ook effect ondervinden van een verminderd voedselaanbod door de bedekking van de vooroever (onmiddellijk na de suppletie) en de verstoorde ecologie van de vooroever (op langere termijn). Geselecteerde soorten: Gewone Zeehond, Grijze Zeehond, Bruinvis Gewone Zeehond en Grijze Zeehond Aanwezigheid Zeehonden, die de talrijkste zeezoogdieren in de Nederlandse wateren zijn, werpen hun jongen in de overgangswateren (Waddenzee en Delta) op plaatranden langs geulen, jagen in diepere wateren en trekken langs de kust van de Waddenzee naar de Delta en zelfs de Noordzee over naar Engeland. De aantallen van zowel de Gewone als de Grijze zeehond nemen toe in Nederland. Project: Pagina 47 van 101

48 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen De Gewone zeehond is het meest algemene mariene zoogdier dat voorkomt in de Waddenzee. De populatie Gewone zeehonden in de Waddenzee (van Den Helder tot Esbjerg in Denemarken) in 2005 is geschat op bijna dieren ( geteld); hiervan werd een kwart (3.400) in Nederland geteld. In 2008 werden bijna dieren geteld in de Waddenzee (data Wageningen IMARES). Ieder jaar wordt deze soort tijdens de verharingstijd (augustus) en de werptijd (juni-juli) geteld door middel van vliegtuigtellingen. (Brasseur et al. 2008). Deze soort is gedurende deze periodes ook het meeste gebonden aan de ligplaatsen op het wad. De Noordzeekustzone wordt door zeehonden vooral gebruikt als jachtgebied, waarbij de Noordzeekustzone maar een fractie uitmaakt van hun jachtgebied, dat tot 150 km uit de kust strekt. De stranden worden slechts sporadisch als rustplaats gebruikt (profielendocument Gewone zeehond). Aantallen voor de Noordzeekustzone zijn niet gekend. Rond Ameland bevinden zich vooral aan de westkant en oostkant van het eiland ligplaatsen van de Gewone zeehond. In figuur 4.2 is aangegeven wat het gebiedsgebruik is van Zeehonden in de Waddenzee. Project: Pagina 48 van 101

49 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Figuur 4.2 Gebiedsgebruik van de Gewone Zeehond in de Waddenzee (Ecologische atlas Waddenzee; Dankers et al., 2006) In figuur 4.3 is aangegeven wat de kans is op het aantreffen van zeehonden in de kustzone. Daaruit blijkt dat die kans relatief hoog is ten noorden van Ameland. Het gebied is duidelijk van belang als doortrekgebied en/of foerageergebied voor de Gewone Zeehond. Project: Pagina 49 van 101

50 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Figuur 4.3 De kans op het aantreffen van Zeehonden in de kustzone (Lindeboom et al., 2005) De Grijze zeehonden hebben zich relatief recentelijk in het gebied gevestigd en hun aantallen groeien eveneens snel, met 20% per jaar. Dit wordt, behalve door geboortes in Nederland zelf, vooral veroorzaakt door immigratie uit het Verenigd Koninkrijk. In 2005 werden dieren geteld (Van Duin et al, 2008)); een schatting van de werkelijke populatie ontbreekt vooralsnog omdat onduidelijk is in hoeverre deze kolonie los van de Britse populatie moet worden gezien. Verreweg het grootste deel van de dieren maakt gebruik van de banken ten westen van Terschelling om aan land te komen (Dankers et al., 2006). De aantallen die zich op de Noordzee bevinden zijn nog niet eerder geschat. De belangrijkste ligplaats voor de Grijze zeehonden in de Noordzeekustzone is de Razende Bol tussen Texel en Den Helder. Daarnaast beperken de ligplaatsen van de Grijze zeehonden zich in de Waddenzee vooral tot de westelijke kant van de Waddenzee (Dankers et al., 2006). Het is mogelijk dat Grijze zeehonden ligplaatsen in de buurt van het projectgebied gebruiken, maar de kans hierop is klein. Ook is de voorspelde kans dat een Grijze zeehond in het projectgebied zwemt klein (Brasseur et al., 2008). Project: Pagina 50 van 101

51 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Effecten van afdekking Strand Zeehonden komen sporadisch op het strand om uit te rusten; de Grijze zeehond maakt hierbij frequenter gebruik van stranden. Tijdens de suppletie is er, door de werkzaamheden op het strand, dus een korte tijd minder rustruimte voor zeezoogdieren op het strand, maar na afloop van de activiteiten is het strand direct weer geschikt voor zeehonden als potentiële ligplaats. Gezien de recreatiedruk op beide te suppleren stranden (zie bijlage 5), zijn de te suppleren stranden sowieso weinig geschikt voor rustende zeehonden. Vooroever Effecten van de afdekking van de zeebodem op zeezoogdieren beperken zich tot indirecte effecten via de voedselketen, met name via de verminderde biomassa aan beschikbare vis als voedsel. Zeehonden foerageren vooral op grotere vissen in wat diepere wateren (Brasseur et al., 2004). Nabij rustplaatsen op platen foerageren de Zeehonden in de geulen. De diepere wateren worden door de suppleties niet afgedekt, waardoor de voedselvoorziening voor de zeezoogdieren niet in gevaar komt Effecten van verstoring Het suppleren en varen door suppletieschepen voor de strand- en voeroeversuppleties levert rond de suppletieschepen onder water een zone op waar verstoring door geluid optreedt. Zeehonden vertonen vermijdingsgedrag ten aanzien van koopvaardijschepen, die tot circa cumulatief over alle frequenties 195dB aan geluid produceren, als ze binnen 1,7 tot 4,8 km komen (Arends et al., 2008). In de effectbepaling ten behoeve van de MER winning suppletiezand Noordzee (van Duin et al., 2008) is een zone van circa 3150 meter als uitwijkingsgebied genomen rond baggerende schepen. Boven water verwaait het geproduceerde geluid makkelijk. In de MER zandwinning suppletiezand Noordzee (van duin et al., 2007) is met een afstand van 1200 meter gewerkt. Figuur 4.4 Verstoringzone voor Zeehonden rond de suppletielocaties; groene cirkels = verstoringscontour onder water; rode cirkels = verstoringscontour boven water In figuur 4.4 is rond de huidige veelvuldig gebruikte rustplaatsen van de Gewone Zeehond (in de delta ten westen van Ameland en op de oostkop van Ameland) een verstoringscontour van 4800 meter aangegeven waarbinnen uitwijkingsgedrag kan optreden door geluid onder water en een zone van 1200 meter waarbinnen bovenwatergeluiden verstorend kunnen zijn. Duidelijk is dat geen van de rustplaatsen voor zeehonden binnen de verstorende invloed van de suppleties zal vallen met betrekking tot geluid boven water. De gekende rustplaats de Blauwe Balg, in het zeegat tussen Ameland en Terschelling, valt wel binnen de verstoringszone onder water voor de suppletie bij Ameland west. De significantie hiervan dient dus nader bepaald te worden. De Blauwe Balg ligt in het Natura 2000-gebied Waddenzee, dus de toetsing dient te gebeuren aan de instandhoudingsdoelstelling van de Waddenzee. Project: Pagina 51 van 101

52 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Daarnaast zorgt de verstoringscontour van geluid onder water voor een deel van het foerageergebied in de Noorzeekustzone wat mogelijks minder geschikt wordt voor Zeehonden. Zoals in Bijlage 3 is berekend, schommelt de mate van verstoring voor beide soorten tussen 0,25 en 1,45 %, afhankelijk van de gebruikte verstoringsafstand. Het potentieel foerageergebied van de Zeehonden is echter vele malen groter dan de Noorzeekustzone, waardoor het uiteindelijke percentage van tijdelijk minder geschikt foerageergebied ver beneden 1 % uitkomt Toetsing aan instandhoudingsdoelstelling Noordzeekustzone Gewone Zeehond Staat van instandhouding: Doelstelling: Huidige situatie/trend: Grijze Zeehond Staat van instandhouding: Doelstelling: Huidige situatie/trend: Gunstig Behoud omvang en kwaliteit leefgebied Het betreft één van de belangrijkste gebieden voor de gewone zeehond. Deze soort gebruikt ongestoorde, permanent of bijna altijd droogvallende zandplaten als rustgebied. Daarnaast heeft het gebied een belangrijke foerageerfunctie. Aantallen ontbreken. Gunstig Behoud omvang en kwaliteit leefgebied Naast de Waddenzee is de Noordzeekustzone het belangrijkste gebied voor Grijze zeehonden in Nederland. Het gebied heeft een belangrijke foerageerfunctie, vooral in de winter. Gegevens over aantallen ontbreken. De instandhoudingsdoelstelling voor zeehonden is het behoud van de omvang en kwaliteit van zijn leefgebied voor behoud van de populatie. In de Noordzeekustzone zal door het suppleren een te verwaarlozen effect van bedekking zijn. In het suppletiegebied liggen, in de Noordzeekustzone, geen belangrijke gekende rustgebieden van zeehonden, noch werpplaatsen voor pups. Verstoring door geluid boven water zal dus geen effect hebben op de populaties in de Noordzeekustzone. Geluid onder water draagt veel verder, en kan ervoor zorgen dat het potentiele foerageergebied van zeehonden wordt verminderd. Uitgedrukt in oppervlaktes, komt dit neer op maximaal 1,45 % van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone zelf, maar veel minder dan 1 % van het foerageergebied op de Noordzee. Er is dus geen reden om aan te nemen dat de populatie in de Noordzeekustzone onder druk zal komen te staan van de suppleties. De doelstelling van behoud voor de Gewone en Grijze zeehond komt daarmee niet in gevaar. Opmerking voor verstoring tijdens het varen Verstoring tijdens het varen valt, behalve voor het allerlaatste stuk binnen de 1-km grens van Ameland, onder de MER zandwinning (van duin et al., 2007) en wordt door een afzonderlijk document ondersteund. Project: Pagina 52 van 101

53 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Waddenzee Gewone Zeehond Staat van instandhouding: Doelstelling: Huidige situatie/trend: Grijze Zeehond Staat van instandhouding: Doelstelling: Huidige situatie/trend: Gunstig Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie De Waddenzee is vooral van belang als rust- en voortplantingsgebied. Ligplaatsen (getijdenplaten) worden gedurende het gehele jaar gebruikt. Tijdens de zoogtijd en de verharingsperiode worden de ligplaatsen langer bezocht. De meeste jongen worden in het oostelijk deel geboren. De Gewone zeehond was in 2002 met circa exemplaren in de Nederlandse Waddenzee aanwezig, waarna voor de tweede keer een terugslag door een virus optrad. Recente gegevens wijzen terug op een duidelijke toename van de populatie (bijna dieren in 2008). Gunstig Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie De soort komt sinds de jaren tachtig weer in toenemende mate voor in de Waddenzee. Vooral de westelijke Waddenzee is van grote betekenis voor de Grijze zeehond. De dieren verblijven vooral op hoge zandplaten zoals de Richel (ten oosten van Vlieland) en de Vliehors (westkant van Vlieland). De populatie van de Grijze zeehond groeit vooralsnog gestaag en wordt als duurzaam beschouwd, hoewel de aanwas deels afhankelijk is van migratie uit het buitenland. Effecten van verstoring door supplerende schepen, kunnen voelbaar zijn in de Waddenzee, daar waar de afstand tussen het suppletiegebied en de grens Noordzeekustzone Waddenzee binnen de verstoringsafstand voor zeehonden ligt. Dit is het geval voor de strandsuppletie bij Ameland west. Het gaat hierbij enkel om geluid onder water; de verstoring door geluid boven water is te beperkt om door te werken tot in de Waddenzee (<1200 meter). Binnen een straal van 4800 m (de maximale gerapporteerde verstoringsafstand onder water van zeehonden) is de Blauwe Balg een gekende rustplaats voor de Gewone zeehond (met tot 700 volwassen dieren in augustus; zie fig. 4.5) en in mindere mate van de Grijze zeehond (minder dan 100 dieren; zie fig. 4.5). De noordkant van deze plaat ligt op ongeveer 2600 meter van de zuidkant van het suppletiegebied. Het is dus mogelijk dat zeehonden die van de plaat af willen om welke reden dan ook, waaronder bijv. verstoring door activiteiten in de Waddenzee niet richting het noorden (i.e. richting suppletie) willen zwemmen. Hiermee wordt mogelijks een vluchtroute afgesneden (fig. 4.6). Het mogelijk effect hiervan op de fitness van de populatie is niet duidelijk, maar voor zover bekend wordt in de wetenschappelijke literatuur geen melding gemaakt van de gevaren van het mogelijks afsnijden van vluchtroutes door onderwatergeluid. Daarnaast mag verondersteld worden dat de zeehonden die op de Blauwe Balg rusten, via het zeegat tussen Terschelling en Ameland richting de Noordzee zwemmen om te gaan jagen. Deze gehele corridor valt binnen de verstoringsrange van supplerende schepen in het zeegat. Project: Pagina 53 van 101

54 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen BLAUWE BALG PV PVpups HG HG pups Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Figuur 4.5 Aantallen van de Gewone zeehond (PV) en Grijze zeehond (HG) op de Blauwe Balg in 2008 (data Wageningen IMARES) Figuur 4.6 Mogelijke verstoring door geluid onder water op de corridor tussen Ameland en Terschelling voor de op de Blauwe Balg rustende zeehonden Concreet onderzoek om te bepalen of bovenstaande effecten een invloed kunnen hebben op de overleving van zeehonden ontbreekt. Echter, zelfs uitgaande van een worst case scenario (verstoringscontour van 4800 meter, waarbij de fitness van de dieren duidelijk verlaagt), zou een afname van de populatie Gewone zeehond op de Blauwe Balg gedurende de werkzaamheden erg beperkt zijn: er is geen wetenschappelijke onderzoek wat aantoont dat verstoring onder water effectief tot sterfte leidt, en sowieso treedt de verstoring slechts gedurende 37% van de tijd op (zie Bijlage 3). Ook wordt het instandhoudingsdoel qua aantal Gewone en Grijze zeehonden in de Waddenzee overschreden, waardoor een lichte afname van de populatie niet als significant kan gezien worden. Tenslotte komt de functionaliteit van de ligplaats zelf niet in het gedrang. Als er van een meer waarschijnlijk scenario uitgegaan wordt (waarbij uit verschillende persoonlijke mededelingen blijkt dat zeehonden tot vaak zeer dicht bij schepen komen, waardoor de verstoringsrange onder water mogelijks dichter bij de ondergrens van 1700 meter aanleunt), dan zal zowel een vluchtroute naar het noorden, als de corridor naar de Noordzee open blijven. Project: Pagina 54 van 101

55 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Hoewel er dus effecten te verwachten zijn door verstoring, komen de instandhoudingsdoelen van de Gewone zeehond en de Grijze zeehond in de Waddenzee niet in gevaar Bruinvis Aanwezigheid De Bruinvis leeft in de open zee, waar hij ook foerageert, en is een regelmatige bezoeker van de Noordzeekustzone. De totale populatie in de Noordzee bedraagt naar schatting exemplaren; de dichtste grote concentratie aan het studiegebied bevindt zich ten westen van het Duitse Waddeneiland Sylt. Sinds 1994 is de Bruinvis ook in Nederlandse wateren terug een regelmatige gast, met vooral veel waarnemingen in de winter en het vroege voorjaar. De Nederlandse populatie wordt geschat op tot dieren Effecten van Afdekking Bruinvissen eten geen bodemdieren, maar wat grotere vissen, zijn erg mobiel en zullen dan ook geen directe of indirecte hinder ondervinden van het vernietigde bodemleven door afdekking met suppletiezand in de vooroever en het strand rond Ameland Effecten van Verstoring Voor Bruinvissen geldt een verstoringsafstand van 800 tot 2800 meter (Arends et al., 2008). Op basis hiervan, zou tussen 0,22 en 1,53% van het potentieel foerageergebied van de Bruinvis verstoord kunnen worden, bij gebruik van 1 schip (Bijlage 3). Uitgaande van de geschatte uitvoeringsduur, betekent dit dat de totale verstoringsgraad 4 tussen 0,08 en 0,57% ligt. Als er rekening gehouden wordt met de uitwijkmogelijkheden buiten de Noordzeekustzone, komt het totale percentage ver onder de 0,1 % uit Toetsing aan instandhoudingsdoelstelling Staat van instandhouding: Doelstelling: Huidige situatie: Zeer ongunstig Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie Volgens het Basisrapport Rode Lijst wordt de Nederlandse populatie in 2006 geschat op tot volwassen dieren. Sinds ongeveer 1990 neemt het aantal waarnemingen van Bruinvissen in Nederland toe. De instandhoudingsdoelstelling voor Bruinvis is het behoud van de omvang en kwaliteit van zijn leefgebied voor behoud van de populatie. De zeer ongunstige staat van instandhouding is een gevolg van de beperkte voortplanting binnen de Nederlandse populatie. De geplande suppleties zullen de omvang van het leefgebied niet veranderen, en een niet significant effect hebben op de kwaliteit van het leefgebied, waardoor het instandhoudingsdoel niet beïnvloed wordt. 4 Voor een uitleg over waar verstoringsgraad voor staat, zie Bijlage 3 Project: Pagina 55 van 101

56 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen 4.8 Vogelrichtlijnsoorten: Broedvogels Selectie te bespreken soorten In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van alle aangewezen broedvogels voor de Waddenzee, Duinen Ameland en Noordzeekustzone: Tabel 4.2: Kwalificerende broedvogels Code Kwalificerende broedvogels Waddenzee Duinen Ameland (5) Noordzeekustzone (7) (1) A021 Roerdomp X A034 Lepelaar X A081 Bruine Kiekendief X X A082 Blauwe Kiekendief X X A119 Porseleinhoen X A222 Velduil X X A277 Tapuit X A295 Rietzanger X A338 Grauwe Klauwier X A183 Kleine Mantelmeeuw X A132 Kluut X A063 Eider X X A137 Bontbekplevier X X A138 Strandplevier X X A191 Grote Stern X A193 Visdief X A194 Noordse Stern X A195 Dwergstern X X De Roerdomp, Lepelaar, Bruine Kiekendief, Blauwe Kiekendief, Porseleinhoen, Velduil, Tapuit, Rietzanger en Grauwe Klauwier zijn broedvogels die, hoewel ze in het studiegebied broeden, geen gebruik maken van de door de suppleties beïnvloedde biotopen. Hun nesten kunnen eventueel onderstuiven als er veel zand zou aanwaaien, maar een grote bijkomende toename van zandspray in de duinen als gevolg van de suppleties wordt niet verwacht (zie bijlage 1). Deze vogels worden dan ook verder niet meer meegenomen in de PB. In de lijst met broedvogels komen vogels voor die in de duinen of op het strand broeden en van de Noordzeekustzone gebruik maken als foerageergebied of rustgebied. Verstoring tijdens de aanleg en vermindering van het voedselaanbod (directe effecten) alsook morfologische veranderingen (indirect effect) kunnen voor deze soorten dus een rol spelen in hun broedsucces. Het gaat om de Dwergstern, Bontbekplevier, Strandplevier, Eider, Grote Stern, Visdief en Noordse Stern, Kluut en Kleine Mantelmeeuw die kwalificerend zijn voor de Noordzeekustzone en/of de Waddenzee. Van de te bespreken soorten is de Kleine Mantelmeeuw alleen kwalificerend voor de Waddenzee, waar geen morfologische (bijlage 1) of verstoringseffecten (ligt buiten verstoringsafstand) verwacht worden. Alleen voor Kleine Mantelmeeuwen die echt afhankelijk zijn van de Noordzeekustzone bij Ameland zouden eventueel effecten kunnen optreden. De Kleine Mantelmeeuw heeft op zich een belangrijke broedkolonie op Oost-Ameland (zie Bijlage 2), maar is door zijn grote foerageerrange (100 km!) en zijn opportunistische voedselkeuze niet afhankelijk van de directe omgeving van Ameland (zie ook figuur 4.7 en tabel 4.4). De soort is daarom niet afhankelijk van het gebied rond Ameland voor zijn broedsucces en hoeft daarom niet verder in de PB te worden meegenomen. Project: Pagina 56 van 101

57 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen Figuur 4.7 De foerageerrange van de Kleine Mantelmeeuw vanuit verschillende broedgebieden langs de Nederlandse kust (Bron: Arends et al., 2008) De Kluut, die kwalificerend is voor de Waddenzee, maakt hoofdzakelijk gebruik van de slikken en schorren aan de vastelandkust van de Waddenzee. De afstand van deze gebieden tot het Project: Pagina 57 van 101

58 Effectbepaling en toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen projectgebied is dermate groot, dat de suppletiewerkzaamheden geen invloed kunnen hebben op de populatie van de Kluut in de Waddenzee. Effecten op broedende Kluten in de Waddenzee worden daarom uitgesloten en verder niet meer meegenomen in deze PB. Geselecteerde soorten: Dwergstern, Bontbekplevier, Strandplevier, Eider, Grote Stern, Visdief en Noordse Stern Tabel 4.3: Overzicht van de verstoringsafstanden van vogelsoorten op het water of op het land en in de lucht (Krijgsveld et al., 2008) Strandbroeders: Bontbekplevier, Strandplevier en Dwergstern Aanwezigheid Broedpaartjes van Bontbekplevier, Strandplevier en Dwergstern zijn alle drie kwalificerend voor de Waddenzee en de Noordzeekustzone. Nesten worden in lage aantallen langs de hele kust en op de Waddeneilanden aangetroffen (SOVON, 2005). Op Ameland worden elk jaar enkele nesten van Bontbekplevier aangetroffen op het Groene Strand in het Noordwesten van het eiland (Rapport Vogelwacht Hollum-Ballum). Een beschermde status voor het Groene Strand wordt momenteel aangevraagd, maar is nog niet van kracht. Ook zijn door SOVON (2005) nestplaatsen in het gebied Vogelpolle aangegeven voor Bontbekplevier en Strandplevier. Bei- Project: Pagina 58 van 101

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Bijlage C. Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Waddenzee Habitat H1110A H1140A Permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) Slik- en zandplaten, (getijdengebied) Behoud oppervlakte

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden (Noord-Holland)

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden (Noord-Holland) Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden (Noord-Holland) Herman Gorterstraat 55 3511 EW UTRECHT Postbus 19143 3501 DC UTRECHT www.minlnv.nl T 070 888 32 00 F

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West www.rijksoverheid.nl/eleni Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning Nb-wet 1998 Contactpersoon Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West Bijlagen - DE AANVRAAG

Nadere informatie

Bijlage 1 Overweging zandwinning Den Helder Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Den Helder (Noord-Holland)

Bijlage 1 Overweging zandwinning Den Helder Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Den Helder (Noord-Holland) Bijlage 1 Overweging zandwinning Den Helder Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Den Helder (Noord-Holland) Herman Gorterstraat 55 3511 EW UTRECHT Postbus 19143 3501 DC UTRECHT www.minlnv.nl T

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden www.rijksoverheid.nl/eleni Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning Nb-wet 1998 Contactpersoon Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden Bijlagen - DE AANVRAAG

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone

Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003062 + NL9802001 Beschermd

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Callantsoog. Vergunning zandwinning en -suppletie Callantsoog; Nbwet

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Callantsoog. Vergunning zandwinning en -suppletie Callantsoog; Nbwet Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Callantsoog Prins Clauslaan 8 2595 AJ Den Haag Postbus 20401 2500 EK Den Haag www.minlnv.nl Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning zandwinning

Nadere informatie

Wnb; overwegingen vergunning; Bochtafsnijding vloedgeul vaarverbinding Holwerd Ameland; Waddenzee

Wnb; overwegingen vergunning; Bochtafsnijding vloedgeul vaarverbinding Holwerd Ameland; Waddenzee Wnb; overwegingen vergunning; Bochtafsnijding vloedgeul vaarverbinding Holwerd Ameland; Waddenzee Directie en Biodiversiteit Behandeld door Datum 25 september 2018 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Schouwen Renesse

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Schouwen Renesse Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning; Nb-wet 1998 Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en -suppletie voor de kust van Schouwen Renesse Keizersgracht 5 5611 HB Eindhoven Postbus 6111 5600 HC Eindhoven

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Natura 2000-doelen in de Noordzeekustzone. Van doelen naar opgaven voor natuurbescherming. Robbert Jak, Jacqueline Tamis

IMARES Wageningen UR. Natura 2000-doelen in de Noordzeekustzone. Van doelen naar opgaven voor natuurbescherming. Robbert Jak, Jacqueline Tamis Natura 2000-doelen in de Noordzeekustzone Van doelen naar opgaven voor natuurbescherming Robbert Jak, Jacqueline Tamis Rapport C050/11 IMARES Wageningen UR Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies

Nadere informatie

Zandwinning Zwakke Schakels Noord-Holland

Zandwinning Zwakke Schakels Noord-Holland Zandwinning Zwakke Schakels Noord-Holland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 15 juli 2013 / rapportnummer 2795 23 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) Het Hoogheemraadschap Hollands

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Behandeld door Datum Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk Datum DGAN-NB/18086564 Contactpersoon Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming...

Nadere informatie

1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens 2 2.1 Aangeleverde gegevens 2 2.2 Verwerking gegevens 3

1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens 2 2.1 Aangeleverde gegevens 2 2.2 Verwerking gegevens 3 Herberekening behoefte aan zandsuppletie ter compensatie van bodemdaling door gaswinning uit Waddenzee velden vanaf de mijnbouwlocaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen Z.B. Wang Deltares, 2009 Inhoud

Nadere informatie

Eilanden en biotische veranderingen in zee. Dr. ir. M.J. Baptist

Eilanden en biotische veranderingen in zee. Dr. ir. M.J. Baptist Eilanden en biotische veranderingen in zee Dr. ir. M.J. Baptist Megasuppletie Zandmotor Megasuppleties kunnen in de vorm van een eiland of schiereiland worden uitgevoerd. Eerste ontwerp ( Kustboekje,

Nadere informatie

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

10 Wettelijke toetsingskaders natuur MER Windpark Bouwdokken 133 10 Wettelijke toetsingskaders natuur 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de effecten op de natuur, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, getoetst aan het beleid en

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Bijlage(n) Rijkswaterstaat Zeeland Telefoon (0118)

Bijlage(n) Rijkswaterstaat Zeeland Telefoon (0118) Memo Ministerie van Verkeer Rijkswaterstaat en Waterstaat Aan Ed Stikvoort (Provincie Zeeland) Van Joris Perquin Datum 27 februari 2008 Onderwerp Gebruik loswal bij Schelphoek Oost Doorkiesnummer 0118-62

Nadere informatie

Besluit. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Datum Wnb; goedkeuring gewijzigde uitvoering project Zandwinning Prins Hendrik Zanddijk Texel

Besluit. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Datum Wnb; goedkeuring gewijzigde uitvoering project Zandwinning Prins Hendrik Zanddijk Texel > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Datum Betreft Wnb; goedkeuring gewijzigde

Nadere informatie

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 voor zandsuppletie op Vlieland

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 voor zandsuppletie op Vlieland Rijkswaterstaat Noord-Nederland District Waddenzee, t.a.v. ing. K. Tilma Postbus 23 9285 ZV BUITENPOST Leeuwarden, 25 juli 2008 Verzonden, Ons kenmerk : 00775245 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld

Nadere informatie

Projectnummer: :0.4

Projectnummer: :0.4 Infrastructuur Water Milieu Gebouwen MEMO NEDERLAND BV Utopialaan 40-48 Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Tel 073 6809 211 Fax 073 6144 606 www.arcadis.nl Onderwerp: Voortoets Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Directie en Biodiversiteit Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB/18096623 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming...

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op de artikelen 10a en 15 van de Natuurbeschermingswet 1998; BESLUIT: Artikel 1 Het besluit van 19 februari

Nadere informatie

Vogels. Onderdeel van het project Ecologisch gericht suppleren

Vogels. Onderdeel van het project Ecologisch gericht suppleren Vogels 4 Onderdeel van het project Ecologisch gericht suppleren beeldbank Adobe Stock Sinds 1990 vormen zandsuppleties een essentiële onderhoudsmaatregel voor het in stand houden van onze kust. Het doel

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving t.n.v. de heer Postbus GD Utrecht

Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving t.n.v. de heer Postbus GD Utrecht > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving t.n.v. de heer Postbus 2232 3500GD Utrecht Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594AC

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Behandeld door Datum Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk Datum DGAN-NB/18203568 Contactpersoon Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming...

Nadere informatie

Welkom. Aanduiding proces Ligging gebieden Waar wordt wat getoetst? Werkwijze voortoets en NEA. Resultaten NEA tot nu toe Schieten:

Welkom. Aanduiding proces Ligging gebieden Waar wordt wat getoetst? Werkwijze voortoets en NEA. Resultaten NEA tot nu toe Schieten: Welkom NEA tot nu toe De Vliehors in opdracht van het Ministerie van Defensie DVD Noord tot nu toe Schieten Schietrange De Vliehors Marinehaven Activiteiten die zijn opgenomen in de voortoets en NEA Waddenzee

Nadere informatie

Stand van zaken onderzoeken medio 2018

Stand van zaken onderzoeken medio 2018 Stand van zaken onderzoeken medio 2018 Over Natuurlijk Veilig Natuurlijk Veilig is een meerjarig samenwerkingsproject van Rijkswaterstaat, de Wadden vereniging, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland,

Nadere informatie

Nadere Effectenanalyse Waddenzee en Noordzeekustzone, onderdeel Zandsuppletie Noordzeekustzone CONCEPT

Nadere Effectenanalyse Waddenzee en Noordzeekustzone, onderdeel Zandsuppletie Noordzeekustzone CONCEPT Nadere Effectenanalyse Waddenzee en Noordzeekustzone, onderdeel Zandsuppletie Noordzeekustzone CONCEPT M. Mannaart, E.R. Plantaz, R.J.M. Kleijberg, R.H. Jongbloed & M.J. Baptist 28 juni 2010 Opdrachtgever:

Nadere informatie

Natuurwetgeving bij project Afsluitdijk. Sophie Lauwaars, 22 januari 2015

Natuurwetgeving bij project Afsluitdijk. Sophie Lauwaars, 22 januari 2015 Natuurwetgeving bij project Afsluitdijk Sophie Lauwaars, 22 januari 2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Werkwijze 3. Passende beoordeling 3.1 Verstoring 3.2 Ontgraven tijdelijke toegangsgeulen 3.3 Stikstofdepositie

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38 25 februari 2009 Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied De Minister van Landbouw, Natuur

Nadere informatie

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Zheng Bing Wang, Wim Eysink, Johan Krol, 9 december 2011, Ameland Onderzochte aspecten Noordzeekust Friesche Zeegat en De Hon Waddenzee

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER

BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER BIJLAGE I BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport UT615-24/14-002.688 d.d. 5 februari 2014 Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij

Nadere informatie

Ecologisch gericht suppleren I

Ecologisch gericht suppleren I Ecologisch gericht suppleren I resultaten van het onderzoek Petra Damsma Harriette Holzhauer Tommer Vermaas Bert vd Valk Luca van Duren Annelies de Backer inhoud Het kustbeleid en kustbeheer door RWS De

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490424 ODH-2017-00073147 2 8 JULI 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

- 3 FEB 2015. Ministerie van Economische Zaken. Rijkswaterstaat Zee en Delta. Datum. I3etreft Vergunning Nb-wet 1998; zandsuppletie Bergen en Egmond;

- 3 FEB 2015. Ministerie van Economische Zaken. Rijkswaterstaat Zee en Delta. Datum. I3etreft Vergunning Nb-wet 1998; zandsuppletie Bergen en Egmond; Ministerie van Economische Zaken > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Directoraat-generaal Natuur Rijkswaterstaat Zee en Delta Regio Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres

Nadere informatie

Figuur 1: Links: Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps, maart 2016). Rechts: foto plangebied (juni 2014).

Figuur 1: Links: Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps, maart 2016). Rechts: foto plangebied (juni 2014). Notitie Referentienummer Kenmerk 349218 Betreft Natuuronderzoek in het kader van Goede Ruimtelijke Onderbouwing voor het realiseren van een hotel-woningen complex aan de Croeselaan 1-3 in Utrecht. 1 Inleiding

Nadere informatie

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning Notitie Contactpersoon Hanneke Oudega (telefoon: +31 65 46 80 79 5 / email: hanneke.oudega@tauw.nl) Datum 21 februari 2012 Kenmerk N002-4798963OJT-evp-V03-NL Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk

Nadere informatie

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag 19 oktober 2007 De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25, 1070 Brussel,

Nadere informatie

Directie Participatie Postbus 30316 2500 GH Den Haag. Coalitie Delta Natuurlijk Ravelijn de Groene Jager 5 4461 DJ Goes

Directie Participatie Postbus 30316 2500 GH Den Haag. Coalitie Delta Natuurlijk Ravelijn de Groene Jager 5 4461 DJ Goes Directie Participatie Postbus 30316 2500 GH Den Haag Coalitie Delta Natuurlijk Ravelijn de Groene Jager 5 4461 DJ Goes Datum: 21 januari 2015 Behandeld door: mw. dr. A.V. Brader Onderwerp: Zienswijze Natura

Nadere informatie

Welkom. Aanduiding proces Ligging gebieden Waar wordt wat getoetst? Werkwijze voortoets en NEA. Resultaten NEA tot nu toe Schieten:

Welkom. Aanduiding proces Ligging gebieden Waar wordt wat getoetst? Werkwijze voortoets en NEA. Resultaten NEA tot nu toe Schieten: Welkom NEA tot nu toe De Vliehors in opdracht van het Ministerie van Defensie DVD Noord Schieten Schietrange De Vliehors Marinehaven Activiteiten die zijn opgenomen in de voortoets en NEA Waddenzee Noordzeekustzone

Nadere informatie

Flora en fauna inventarisatie langs de N247 t.b.v. de aanleg van een fietspad

Flora en fauna inventarisatie langs de N247 t.b.v. de aanleg van een fietspad Flora en fauna inventarisatie langs de N247 t.b.v. de aanleg van een fietspad Naleving van de Flora- en Faunawet fietspad Definitief Grontmij AquaSense Amsterdam, 20 april 2009 Verantwoording Titel : Flora

Nadere informatie

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam 29 juni 2015 Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, VolendamVolendam Verantwoording Titel Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein

Nadere informatie

Programma publieke avond 26 januari 2012

Programma publieke avond 26 januari 2012 Informatie avond Beheerplan Natura2000 Ameland 26 januari 2012 1.Piet op t Hof 2.Sies Krap DLG Natura 2000 26 januari 2012 Programma publieke avond 26 januari 2012 1. Opening,Piet Dijkstra (DLG) 2. Presentatie

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 3 oktober 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-011430 gemeente Apeldoorn Activiteit : plaatsen

Nadere informatie

Flora- en Faunawet inventarisatie Lage Vuursche. eindrapport

Flora- en Faunawet inventarisatie Lage Vuursche. eindrapport Flora- en Faunawet inventarisatie Lage Vuursche eindrapport Grontmij AquaSense Amsterdam, 30 juni 2009 Verantwoording Titel : Flora- en Faunawetinventarisatie Lage Vuursche Subtitel : Projectnummer : 277047

Nadere informatie

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Gemeente Beverwijk 09.112 december 2009

Nadere informatie

Natuurcompensatie Voordelta

Natuurcompensatie Voordelta Natuurcompensatie Voordelta Ervaringen met gebiedsbescherming in een ondiepe kustzone Mennobart van Eerden Job van den Berg Aanleiding De natuurcompensatie in de Voordelta als gevolg van de aanleg en aanwezigheid

Nadere informatie

Voortoets Natuurbeschermingswet Planstudie Projectplan en Legger Terschelling. Documentcode: 14M3041.RAP001.AC

Voortoets Natuurbeschermingswet Planstudie Projectplan en Legger Terschelling. Documentcode: 14M3041.RAP001.AC Voortoets Natuurbeschermingswet Planstudie Projectplan en Legger Terschelling Documentcode: 14M3041.RAP001.AC Voortoets Natuurbeschermingswet Planstudie Projectplan en Legger Terschelling Documentcode:

Nadere informatie

Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus 28000 9400 HH ASSEN. Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden,

Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus 28000 9400 HH ASSEN. Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden, Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus 28000 9400 HH ASSEN Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden, Ons kenmerk : 00922510 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld

Nadere informatie

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag TenneT TSO BV Postbus 718 6800 AS Arnhem Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag

Nadere informatie

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud Tussenresultaten 2011-2015 De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud De Zandmotor In 2011 is voor de kust van Ter Heijde en Kijkduin De Zandmotor aangelegd: een grote kunstmatige zandbank in

Nadere informatie

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Visseninventarisatie terrein Simon Loos Visseninventarisatie terrein Simon Loos resultaten visseninventarisatie Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 26 oktober 2011 Verantwoording Titel : Visseninventarisatie terrein Simon Loos Subtitel

Nadere informatie

Projectnummer: B Opgesteld door: Ons kenmerk: :0.2. Kenmerk PBZ: PZDB-M-1nS3. Kopieën aan:

Projectnummer: B Opgesteld door: Ons kenmerk: :0.2. Kenmerk PBZ: PZDB-M-1nS3. Kopieën aan: r,. Infrastructuur Water Milieu Gebouwen MEMO NEDERLAND BV Utopia laan 40-48 Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Tel 073 6809 211 Fax 073 6144 606 www.arcadis.nl Onderwerp: Voortoets natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

NADERE EFFECTENANALYSE WADDENZEE EN NOORDZEEKUSTZONE II DEELRAPPORT EXTERNE WERKING

NADERE EFFECTENANALYSE WADDENZEE EN NOORDZEEKUSTZONE II DEELRAPPORT EXTERNE WERKING NADERE EFFECTENANALYSE WADDENZEE EN NOORDZEEKUSTZONE II DEELRAPPORT EXTERNE WERKING RWS WATERDIENST NOORD NEDERLAND NOORDZEE MINISTERIE VAN EL&I DRZ NOORD 21 maart 2011 075397777.B - Definitief D03011.009001.0300

Nadere informatie

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben.

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben. Directoraat-generaal, Visserij en Landelijk Gebied Behandeld door Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Datum 5 december 2018 Bijlage nummer 1 Horend

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer 1 Programma Welkom door Douwe Hollenga, voorzitter van de stuurgroep - Wat is Natura 2000 - Waar staan we: wat is geweest en wat komt Toelichting

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni 2014. (handout)

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni 2014. (handout) Hoofdzaken Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog Informatiebijeenkomst juni 2014 (handout) Informatieavond Natura 2000 Schiermonnikoog Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog 3 juni 2014 Programma van

Nadere informatie

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda Natuurtoets Permanente openstelling A12 Woerden Gouda 1. Wet- en regelgeving Flora- en faunawet (Ffw) De Ffw is gericht op de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

Nadere informatie

Gemeente Den Helder. Structuurvisie Den Helder bijlage V Passende beoordeling Structuurvisie Den Helder

Gemeente Den Helder. Structuurvisie Den Helder bijlage V Passende beoordeling Structuurvisie Den Helder Gemeente Den Helder Structuurvisie Den Helder bijlage V Passende beoordeling Structuurvisie Den Helder INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 1 2. TOETSINGSKADER 3 3. HUIDIGE SITUATIE 5 3.1. Noordzeekustzone

Nadere informatie

Natura 2000 gebied Markiezaat

Natura 2000 gebied Markiezaat Natura 2000 gebied 127 - Markiezaat (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Vogelrichtlijn Site code: NL3009015 Beschermd natuurmonument: Markiezaatsmeer

Nadere informatie

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Wnb; overwegingen; Spisulavisserij in Natura 2000- gebieden; Nederlandse kustzone voor zover gelegen buiten de Natura 2000-gebieden (maar binnen de NAP - 20 meter dieptelijn) Noordzeekustzone, Vlakte van

Nadere informatie

Inhoud OVERWEGINGEN ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 3

Inhoud OVERWEGINGEN ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 3 Behandeld door Overwegingen bij Wnbvergunning Ensisvisserij 2019-2023 Datum 10-01-2019 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGNVLG-NB / 18316616 Datum 10-01-2019 Contactpersoon Inhoud OVERWEGINGEN... 2

Nadere informatie

Rapportage soortgericht onderzoek Cannerweg 8 & 10

Rapportage soortgericht onderzoek Cannerweg 8 & 10 Rapportage soortgericht onderzoek Cannerweg 8 & 10 Aanleiding nader onderzoek Vanwege de herinrichting van het gebied rondom het winkelpand Carré is het noodzakelijk om twee panden in de nabijheid te slopen.

Nadere informatie

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Soortenonderzoek Julianahof Zeist Soortenonderzoek Julianahof Zeist 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Soortenonderzoek Julianahof Zeist Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura 2000- gebieden in Noord-Holland

Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura 2000- gebieden in Noord-Holland 1 Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura 2000- gebieden in Noord-Holland Opdrachtgever Referentie Provincie Noord-Holland Bruinzeel L.W. & R.M.G van der Hut 2015.

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZW/2009-,

Bijlage 1 bij besluit DRZW/2009-, Bijlage 1 bij besluit DRZW/2009-, 20-02-2009 WINNING SUPPLETIEZAND KUST VAN WALCHEREN EN ZEEUWS VLAANDEREN 2009 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN DE AANVRAAG De aanvraag heeft betrekking op de zandwinning in 2009

Nadere informatie

CONFORMITEITSTOETS Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Callantsoog

CONFORMITEITSTOETS Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Callantsoog Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Callantsoog Rijkswaterstaat Kustlijnzorg 20 JULI 2018 Contactpersoon BENO KOOLSTRA Senior adviseur ecologie en natuurwetgeving M +31 6 2706 0114 E beno.koolstra@arcadis.com

Nadere informatie

Overwegingen; Snelheidsverhoging traject Naarden- Bussum; Naardermeer 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Overwegingen; Snelheidsverhoging traject Naarden- Bussum; Naardermeer 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... Overwegingen; Snelheidsverhoging traject Naarden- Bussum; Naardermeer Directoraat-generaal Agro en Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB/18017991 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019 Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019 1 Concept suppletieprogramma 2016-2019 n.a.v. toetsing basiskustlijn Uit de toetsing van de kustlijn blijkt dat de basiskustlijn (BKL) tussen

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZN /MT/HG, d.d

Bijlage 1 bij besluit DRZN /MT/HG, d.d Bijlage 1 bij besluit DRZN08-1644/MT/HG, d.d. 10-4-2008 WINNING SUPPLETIEZAND VLIELAND 2008 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN DE AANVRAAG De aanvraag heeft betrekking op de zandwinning in 2008 in de Noordzee ten

Nadere informatie

Bijlage 2. NAM- EPE-S-HD december-2005-1 -

Bijlage 2. NAM- EPE-S-HD december-2005-1 - Bijlage 2 Monitoringplan behorend bij de vergunningaanvragen Natuurbeschermingswet 1998 met betrekking tot gaswinning vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen. 1. Inleiding Dit monitoringplan

Nadere informatie

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998. verleend aan STAATSBOSBEHEER. voor

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998. verleend aan STAATSBOSBEHEER. voor GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998 verleend aan STAATSBOSBEHEER voor plaatsen en gebruik schuilvoorziening Rottumeroog (art. 20 gebied) besluit 16 juli

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Voortoets visserij effecten Noordzeekustzone

IMARES Wageningen UR. Voortoets visserij effecten Noordzeekustzone Voortoets visserij effecten Noordzeekustzone Kwalitatieve analyse van visserijeffecten op Natura 2000 instandhoudingsdoelen t.b.v. het Beheerplan Noordzeekustzone Geactualiseerde versie R.H. Jongbloed,

Nadere informatie

Bijlage 1.5 Effecten van het slib in suppletiezand

Bijlage 1.5 Effecten van het slib in suppletiezand Bijlage 1.5 Effecten van het slib in suppletiezand........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni 2004 Vraagstelling Een van de onzekerheden

Nadere informatie

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VMBO NATUUR EN MILIEU De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam binnen.

Nadere informatie

Voordelta Een bijzondere zee

Voordelta Een bijzondere zee Voordelta Een bijzondere zee Voordelta Een bijzondere zee Wist je dat de Voordelta, de zee voor de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, een bijzonder natuurgebied is? Terwijl je geniet op het strand, gaan

Nadere informatie

Overwegingen bij besluit vergunning Wet natuurbescherming project TO-meting monitoring pilotsuppletie Amelander Zeegat

Overwegingen bij besluit vergunning Wet natuurbescherming project TO-meting monitoring pilotsuppletie Amelander Zeegat Overwegingen bij besluit vergunning Wet natuurbescherming project TO-meting monitoring pilotsuppletie Amelander Zeegat Directie en Biodiversiteit Behandeld door T 070 379 7976 F 088 223 3334 Datum 24 juli

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003057 + NL9802001 Beschermd natuurmonument: - Beheerder:

Nadere informatie

CONFORMITEITSTOETS BEHEERPLAN Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Ameland West. Rijkswaterstaat Kustlijnzorg

CONFORMITEITSTOETS BEHEERPLAN Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Ameland West. Rijkswaterstaat Kustlijnzorg CONFORMITEITSTOETS BEHEERPLAN Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Ameland West Rijkswaterstaat Kustlijnzorg 27 APRIL 2018 Contactpersoon BENO KOOLSTRA Senior adviseur ecologie en natuurwetgeving

Nadere informatie

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VWO NATUUR EN MILIEU De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam binnen.

Nadere informatie

Advocatenkantoor Logemann Burgemeester Mentzstraat 44 8881 AL TERSCHELLING WEST. Leeuwarden, 19 augustus 2011 Verzonden,

Advocatenkantoor Logemann Burgemeester Mentzstraat 44 8881 AL TERSCHELLING WEST. Leeuwarden, 19 augustus 2011 Verzonden, Advocatenkantoor Logemann Burgemeester Mentzstraat 44 8881 AL TERSCHELLING WEST Leeuwarden, 19 augustus 2011 Verzonden, Ons kenmerk : 00965704 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld door : F. Wagenaar

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Nadere effectenanalyse Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone. Deelrapport Nb-wetvergund gebruik

IMARES Wageningen UR. Nadere effectenanalyse Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone. Deelrapport Nb-wetvergund gebruik Nadere effectenanalyse Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone Deelrapport Nb-wetvergund gebruik S.I. Jonker en B.J.H. Koolstra (ARCADIS) J.E. Tamis en R.H. Jongbloed (IMARES) ARCADIS rapport

Nadere informatie

Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone

Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone Concept ontwerpplan Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone Periode 2015-2021 Colofon Uitgave Ministerie van Infrastructuur en Milieu Meer informatie H. Lammers (projectleider) hans.lammers@rws.nl Datum

Nadere informatie

Voordelta Een bijzondere zee

Voordelta Een bijzondere zee Voordelta Een bijzondere zee Natuurgebied in zee Met kijkgids. Neem mee! www.rwsnatura2000.nl Voordelta Een bijzondere zee Wist je dat de Voordelta, de zee voor de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, een

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Gelet op de artikelen 10a en 15 van de Natuurbeschermingswet 1998; BESLUIT:

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZW/ , WINNING SUPPLETIEZAND KUST VAN DOMBURG INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

Bijlage 1 bij besluit DRZW/ , WINNING SUPPLETIEZAND KUST VAN DOMBURG INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN Bijlage 1 bij besluit DRZW/2010-3053, 09-08-2010 WINNING SUPPLETIEZAND KUST VAN DOMBURG 2010 2012 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN DE AANVRAAG De aanvraag heeft betrekking op de zandwinning in 2010 tot en met

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00490430 ODH-2017-00107543 -

Nadere informatie

Concept ontwerp Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone

Concept ontwerp Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone Concept ontwerp Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone Periode 2014-2020 Datum 10 januari 2014 Status Concept Voor u ligt het vijfde concept van het ontwerp Natura 2000- beheerplan Noordzeekustzone. Bij

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE OPDRACHTEN

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE OPDRACHTEN NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Effectentoets Natura 2000 en vleermuizen windturbines Kampen

Effectentoets Natura 2000 en vleermuizen windturbines Kampen Effectentoets Natura 2000 en vleermuizen windturbines Kampen Onderzoek naar effecten op Natura 2000-gebieden en vleermuizen als gevolg van de realisatie van vier windturbines in de Zuiderzeehaven en de

Nadere informatie

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Butersdijk nabij nummer 21, Lettele Datum: 12-3-2014 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: 6546 Aanleiding en doel Aan de Butersdijk, nabij

Nadere informatie

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 / 23 Boschplaat op reis, 30.05.2017 Vogels zijn belangrijke

Nadere informatie