GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEZONDHEIDSENQUETE 2013"

Transcriptie

1 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN

2 Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel sabine.drieskens@wiv-isp.be Depotnummer: D/2015/2505/01 Intern referentienummer PHS Report

3 GEZONDHEIDSENQUÊTE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN

4

5 INHOUDSTAFEL Inleiding...5 Methodologische verantwoording...6 Contacten met de huisarts...8 Raadplegingen bij de specialist...12 Contacten met een dienst spoedgevallen...16 Raadplegingen bij de tandarts...19 Contacten met paramedische zorgverstrekkers...21 Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen...23 Diensten voor thuiszorg...25 Opname in het ziekenhuis...27 Gebruik van geneesmiddelen...31 Financiële toegankelijkheid van gezondheidszorgen...35 Patiëntervaringen

6 De opdrachtgevers van de Gezondheidsenquête: Maggie De Block Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Federale Overheid) Jo Vandeurzen Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (Vlaamse Gemeenschap) Guy Van Hengel Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) Didier Gosuin Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) Joëlle Milquet Vice-Présidente et Ministre de l Education, de la Culture et de l Enfance (Franse Gemeenschap) Maxime Prévot Vice-Président et Ministre des Travaux publics, de la Santé, de l Action sociale et du Patrimoine (Waals Gewest) Antonios Antoniadis Minister für Familie, Gesundheit und Soziales (Duitstalige gemeenschap) De Gezondheidsenquête 2013 werd uitgevoerd door de Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance (WIV-ISP) in samenwerking met de Algemene Directie Statistiek (FOD Economische Zaken). Onderzoeksteam WIV-ISP (in alfabetische volgorde) Rana Charafeddine Stefaan Demarest Sabine Drieskens Lydia Gisle Jean Tafforeau Johan Van der Heyden Veldwerkorganisatie AD Statistiek Sandrine de Waleffe Erik Meersseman Administratieve ondersteuning Els Delporte Tadek Krzywania Monique Schoonenburg

7 INLEIDING De ministers bevoegd voor volksgezondheid op federaal, regionaal en gemeenschapsniveau hebben beslist om in 2013 een vijfde Gezondheidsenquête te organiseren met als doel hun beleid beter te oriënteren. Met het oog op het behoud van een coherente aanpak en vanwege het schaalvoordeel werd beslist deze enquête door één enkel instituut te laten uitvoeren. Deze opdracht werd toevertrouwd aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP). Deze enquête richtte zich tot alle officieel geregistreerde inwoners van het land, zonder enige leeftijdsbeperking. Voor het verzamelen van de gezondheidsgegevens werden huishoudens gecontacteerd, waarvan (57%) deelnamen. In totaal werden personen aan huis bevraagd: personen in het Vlaams Gewest, personen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest. Door het gebruik van wegingstechnieken kunnen representatieve resultaten bekomen worden voor het geheel van het land en voor elk van de gewesten. 5

8 METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING Hoewel in België al heel wat gezondheidsinformatie beschikbaar is, biedt een gezondheidsenquête een belangrijke meerwaarde omwille van de volgende redenen: een gezondheidsenquête geeft een globaal overzicht van de gezondheidstoestand van de totale bevolking, en wel vanuit het standpunt van de personen zelf; er wordt informatie verzameld over de gezondheid en leefstijl van de gehele bevolking, ook van die personen die zelden of nooit een beroep doen op gezondheidsdiensten; een gezondheidsenquête biedt de mogelijkheid om een verband te leggen tussen heel wat gezondheidsgerelateerde factoren; de periodieke herhaling van de enquête laat toe om evoluties te volgen in de tijd. De resultaten van de Gezondheidsenquête moeten in een specifiek kader geplaatst en geïnterpreteerd worden: In de eerste plaats is er altijd een subjectief element aanwezig: het gaat over wat de ondervraagde personen vermelden. Voorts moet er op gewezen worden dat de extrapolatie van de resultaten van de onderzochte steekproef naar de totale bevolking aan een zekere foutmarge onderhevig is, niet alleen omdat de steekproef nooit 100% representatief kan zijn, maar ook om louter statistische redenen. Het is dan ook belangrijk om te benadrukken dat de resultaten die in dit rapport vermeld worden, schattingen zijn die enigszins kunnen verschillen van de cijfers die men zou bekomen indien men de totale bevolking zou hebben ondervraagd. Die verschillen zijn groter naarmate het aantal personen waarop de resultaten van toepassing zijn, kleiner is. 6 In de Gezondheidsenquête 2013 werden personen via een gestructureerd interview aan huis bevraagd. Deze personen werden willekeurig gekozen uit alle inwoners van België. De resultaten geven een representatief beeld van het gebruik van gezondheids- en welzijndiensten door de bevolking. Alle personen ingeschreven in het Rijksregister kwamen voor bevraging in aanmerking, met uitzondering van personen die verbleven in: een instelling, behalve personen verblijvend in rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen (deze maakten expliciet wel deel uit van het steekproefkader); een religieuze gemeenschap van meer dan 8 personen; een gevangenis. Er werd getracht om het demografische profiel van de steekproef zo nauwkeurig mogelijk te laten aansluiten aan dat van de totale bevolking. De vertrekbasis was een toevallige selectie van huishoudens uit het Rijksregister, per gewest, per provincie en per gemeente (systematische steekproef). Per gewest stond het aantal geselecteerde personen in iedere provincie in verhouding tot het aantal inwoners. De basissteekproef bestond uit interviews in het Vlaams Gewest, in het Waalse Gewest en in het Brusselse Gewest. Op vraag van de provincie Luxemburg dienden bijkomend 600 personen woonachtig in de provincie Luxemburg bevraagd te worden, zodat in totaal personen dienden bevraagd te worden in het Waals Gewest ( ). Binnen elke provincie werden de steden of gemeenten geselecteerd waar de interviews zouden worden uitgevoerd en dit op zo n wijze dat telkens zowel grote steden als middelgrote of kleine gemeenten in deze selectie werden opgenomen. In elke geselecteerde stad of gemeente werden minstens 50 mensen ondervraagd. Om dit aantal te bereiken werd een beperkt aantal huishoudens geselecteerd, waarbij

9 telkens maximaal 4 personen per huishouden geïnterviewd werden. De referentiepersoon van het huishouden en indien van toepassing de partner moesten echter steeds bevraagd worden. Uiteindelijk leidde de gehanteerde steekproefmethodologie tot gerealiseerde interviews in het Vlaams Gewest, interviews in het Brussels Gewest en interviews in het Waals Gewest. Om tot representatieve resultaten te komen voor het land en elk van de gewesten werd aan elk individu dat deelnam aan de enquête een gewicht toegekend in functie van de selectiekans binnen het huishouden, de gemeente, de provincie, het gewest en het trimester waarin het interview uitgevoerd werd. Ondanks de doelstelling om de samenstelling van de steekproef zo goed mogelijk te laten overeenkomen met de samenstelling van de bevolking in België, was het uiteraard onmogelijk om een volledig representatieve steekgroep te selecteren. Mensen die bijvoorbeeld niet ingeschreven waren in het Rijksregister kwamen sowieso niet voor selectie in aanmerking. Sommige huishoudens konden niet gecontacteerd worden. Deelname aan de enquête was ook niet verplicht. Van alle huishoudens met wie de enquêteur effectief een contact had, stemde 57% in met deelname aan de enquête. De overige 43% weigerde deel te nemen; dit om zeer diverse redenen (vooral desinteresse en/of een gebrek aan tijd). Om een vertekening van de resultaten als gevolg van dergelijke weigeringen op te vangen, werden voor alle geselecteerde huishoudens vervanghuishoudens (woonachtig in dezelfde gemeente, met eenzelfde aantal gezinsleden, en dezelfde leeftijd van de referentiepersoon als het oorspronkelijk geselecteerde huishouden) voorzien. Als een huishouden niet gecontacteerd kon worden (ondanks meerdere pogingen) of weigerde aan de enquête deel te nemen, werd een vervanghuishouden ingeschakeld. Voor de Gezondheidsenquête werd gebruik gemaakt van drie soorten vragenlijsten. De eerste vragenlijst ging over het huishouden (en had betrekking op de grootte en samenstelling van het huishouden, het inkomen, de uitgaven voor gezondheidszorgen, omgevingsfactoren, ) en werd in regel voorgelegd aan de referentiepersoon of zijn/haar partner. Een tweede vragenlijst, waarbij het accent lag op de gezondheidstoestand en de medische consumptie, moest beantwoord worden door elk van de geselecteerde personen in het huishouden. Als een geselecteerde persoon niet in staat was om zelf te antwoorden (bijvoorbeeld vanwege ziekte of langdurige afwezigheid) of jonger was dan 15 jaar antwoordde iemand anders in zijn of haar naam (meestal een ander lid van het huishouden). Voor beide vragenlijsten werd tijdens de Gezondheidsenquête 2013 voor het eerst de bevraging doorgevoerd met behulp van een computer (Computer Assisted Personal Interview of CAPI). Voor het invoeren van de gegevens werd een daartoe bestemd programma geschreven in Blaise. Gebruik van CAPI vergemakkelijkt het werk van de enquêteur, verkleint het risico op verlies van vragenlijsten en maakt het achteraf informatiseren van de resultaten overbodig. Ten slotte vulde elke deelnemer van 15 jaar en ouder ook een schriftelijke vragenlijst in met vragen die veeleer persoonlijk van aard waren (zoals vragen over de mentale gezondheid, het alcohol- en tabaksgebruik, ). 7

10 CONTACTEN MET DE HUISARTS KERNPUNTEN De huisarts is de hulpverlener waar de grote meerderheid van de bevolking een beroep op doet: 4 op de 5 personen contacteren de huisarts minstens één keer per jaar. De huisarts speelt een sleutelrol in de zorg voor bejaarden: 95% van de 75-plussers contacteert de huisarts minstens één keer per jaar; het gemiddeld aantal jaarlijkse contacten is 8; 84% van de contacten heeft te maken met de opvolging van gekende gezondheidsproblemen. Door de vergrijzing van de bevolking zal het belang van de huisarts bij de zorg voor bejaarden in de toekomst zeker nog toenemen. Laagopgeleiden hebben vaker contacten met de huisarts omdat ze meer gezondheidsproblemen hebben. Als we rekening houden met de gezondheidsverschillen verdwijnen de socioeconomische verschillen. In het Brussels Gewest wordt minder gebruik gemaakt van de huisartsgeneeskunde dan in de andere gewesten, ook als we Brussel vergelijken met steden in het Vlaams en het Waals Gewest. Initiatieven om het gebruik van de huisartsgeneeskunde in het Brussels Gewest te promoten, met speciale aandacht voor personen van niet-belgische origine, moeten aangemoedigd worden. Laagopgeleiden en jongeren doen relatief vaker een beroep op een huisarts die werkt in een multidisciplinair wijkgezondheidscentrum. De praktijkorganisatie van de huisartsgeneeskunde (alleenwerkend of samen met anderen) vertoont in België belangrijke regionale verschillen. 8 Om te komen tot een meer kwalitatieve zorgverlening en een doeltreffendere organisatie van de geneeskundige verzorging, moeten de overheid, maar ook de zorgverstrekkers en andere actoren die een rol spelen in onze gezondheidszorg beschikken over adequate informatie over het gebruik van zorgen. De huisarts heeft een essentiële rol in ons gezondheidszorgsysteem. Gegevens over contacten met de huisarts op basis van een gezondheidsenquête zijn aanvullend aan de meer gedetailleerde en objectieve gegevens van de ziekteverzekering. De huisarts is de hulpverlener waarmee de grote meerderheid van de bevolking het meest te maken heeft. 94% van de bevolking heeft een vaste huisarts. 77% van de Belgen heeft in een periode van één jaar minstens één contact met de huisarts. Gemiddeld noteren we in België 4 contacten met de huisarts per jaar per persoon in de bevolking. Bijna een kwart van de contacten met de huisarts (23%) zijn huisbezoeken. Het aandeel van de huisbezoeken is de afgelopen jaren sterk gedaald, vooral in het Vlaams Gewest, maar is toch nog hoog in vergelijking met Nederland, waar dit slechts 4% is. De daling van het aantal huisbezoeken is een positieve evolutie. Vooral in de stad kunnen huisbezoeken heel wat tijdverlies met zich meebrengen door oponthoud in het verkeer en parkeerproblemen. Minder dan 1% van de contacten zijn telefonische consultaties. In Nederland is dit 15%. Dit verschil heeft wellicht te maken met de betere toegankelijkheid van de huisarts in België: huisartsen doen in ons land ook raadplegingen s avonds na de kantooruren, en s nachts en in het weekend kan men terecht bij de huisarts van wacht. In de Gezondheidsenquête wordt voor de gerapporteerde contacten van de afgelopen 2 maanden nagevraagd wat de reden voor het contact was: 28% van de contacten zijn voor een nieuwe klacht of een nieuw gezondheidsprobleem, in 66% van de contacten gaat het om een opvolgcontact of een chronisch probleem en in 6% van de gevallen wordt de huisarts gecontacteerd zonder dat er een klacht of

11 gezondheidsprobleem is. Meestal gaat het dan om een preventief onderzoek, een vaccinatie of een pilvoorschrift. Vrouwen raadplegen de huisarts vaker dan mannen. Het aantal contacten met huisartsen neemt ook exponentieel toe met de leeftijd. 75-plussers doen gemiddeld 4 keer vaker een beroep op de huisarts dan personen jonger dan 35 jaar. 84% van de contacten met 75-plussers zijn opvolgcontacten voor een gekend gezondheidsprobleem. Bij personen jonger dan 35 jaar is dit minder dan de helft. Een goede medische opvolging van ouderen door de huisarts draagt er ongetwijfeld toe bij dat ouderen langer zelfstandig kunnen functioneren, liefst in hun thuisomgeving. Dit is in het licht van de toenemende vergrijzing een belangrijke factor om mee rekening te houden in de planning van toekomstige noden aan huisartsgeneeskundige zorg. Het gemiddeld aantal contacten met de huisarts per persoon in de bevolking per jaar is de afgelopen jaren licht gedaald, en dat geldt ook voor het percentage personen dat jaarlijks minstens één keer de huisarts contacteert. Toch bedraagt dit nog steeds 77%. In het Brussels Gewest is dit een stuk lager en is de daling meer uitgesproken: tussen 1997 en 2013 daalde het percentage Brusselaars dat minstens één keer per jaar de huisarts contacteert van 72% naar 68% (Figuur 1). Figuur 1 Percentage van de bevolking met minstens één contact met de huisarts in het afgelopen jaar, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, Ook andere indicatoren duiden er op dat in het Brussels Gewest minder gebruik gemaakt wordt van de huisartsgeneeskunde dan in de andere gewesten, ook als we Brussel vergelijken met steden in het Vlaams en het Waals Gewest. In Brussel heeft 83% een vaste huisarts, in steden in Vlaanderen en Wallonië is dit ongeveer 94%. Het gemiddeld aantal contacten met de huisarts per persoon in de bevolking bedraag in Brussel 2,9; in Vlaamse en Waalse steden is dit gemiddeld 3,8. Onderzoek waarbij gegevens van de Gezondheidsenquête 2008 werden gekoppeld aan gegevens van de verzekeringsinstellingen toonde aan dat het aantal personen dat geen gebruik maakt van de huisarts hoger ligt bij personen van niet-belgische origine. Initiatieven om het gebruik van de huisartsgeneeskunde in het Brussels Gewest te promoten, met speciale aandacht voor personen van niet-belgische origine, moeten dan ook aangemoedigd worden. Laagopgeleiden hebben ongeveer dubbel zo veel contacten met de huisarts als hoogopgeleiden. Dit hoger aantal kan vooral verklaard worden doordat ze ook meer gezondheidsproblemen hebben. Interessant is ook dat de redenen om de huisarts te contacteren tussen laagopgeleiden en hoogopge-

12 leiden verschillen. Bij laagopgeleiden is het aandeel van de opvolgcontacten en routinecontacten hoger. Hoogopgeleiden consulteren relatief vaker voor een nieuwe klacht of voor een preventieve actie (bv. vaccinatie). Een mogelijk uitleg hiervoor is dat laagopgeleiden ernstigere gezondheidsproblemen hebben of dat de huisarts een opvolgcontact meer nodig vindt omdat hun therapietrouw en/of gezondheidsgedrag meer te wensen over laat. Dat laagopgeleiden ook de weg naar de huisarts vinden is belangrijk in het licht van de aanpak van socio-economische ongelijkheden in gezondheid, die blijven toenemen, ondanks diverse initiatieven om dit probleem aan te pakken. Laagopgeleiden zijn vaker ziek, doen minder aan preventie en hebben vaker een ongezonde leefstijl. Preventieve acties op populatieniveau hebben het moeilijk om deze doelgroep te bereiken. Omdat de huisartsgeneeskunde zowel medisch, maatschappelijk als sociaal een belangrijke voeling heeft met de socio-economisch kwetsbaren uit onze samenleving, kunnen huisartsen een belangrijke rol spelen in de aanpak van socio-economische gezondheidsverschillen. De rol van multidisciplinaire wijkgezondheidscentra moet daarbij benadrukt worden. Laagopgeleiden (alle leeftijden) en jongeren doen relatief vaker een beroep op een huisarts die werkt in een multidisciplinair wijkgezondheidscentrum. Het zijn net deze groepen die moeilijk kunnen worden bereikt voor gezondheidspromotie en preventie. Dat laagopgeleiden vaker een beroep doen op een huisarts in een wijkgezondheidscentrum, heeft wellicht te maken met het aanbod (wijkgezondheidscentra zijn vaak gesitueerd in achtergestelde buurten), maar misschien ook met het forfaitair systeem dat door veel wijkgezondheidscentra gehanteerd wordt. In het forfaitair systeem wordt de arts of de praktijk betaald per patiënt. Uit de resultaten van de Gezondheidsenquête blijkt niet dat dit systeem zou leiden tot overconsumptie. Het gemiddeld aantal contacten met de huisarts is bij patiënten met een huisarts die alleen werkt of samen met andere collega s in een duo of groepspraktijk (zonder andere hulpverleners in de praktijk) van dezelfde grootteorde als bij personen met een huisarts die in een multidisciplinair wijkgezondheidscentrum werkt. Vooral in het Brussels Gewest maken multidisciplinaire wijkgezondheidscentra een behoorlijk deel uit van de eerstelijnsgezondheidszorg: 1 op 5 personen met een vaste huisarts doet er een beroep op een huisarts die in dergelijke setting werkt; in het Waals Gewest is dit slechts 3% van de bevolking; in het Vlaams Gewest nauwelijks 1%. In het Vlaams Gewest geven echter meer dan 4 op de 10 personen aan dat hun huisarts werkt in een duo- of groepspraktijk. In het Waals Gewest doet meer dan 90% van de patiënten een beroep op een huisarts die alleen werkt in zijn eigen praktijk (Figuur 2). Samenwerking op de eerste lijn kan uiteraard op verschillende manieren. Een gezondheidsenquête kan dit onvoldoende in kaart brengen, maar het is wel opmerkelijk om vast te stellen dat de praktijkorganisatie van de huisartsgeneeskunde in België belangrijke regionale verschillen vertoont. 10

13 Figuur 2 Percentage van de bevolking (met een vaste huisarts) naargelang het soort huisartspraktijk dat men consulteert Tabel 1 Evolutie indicatoren contacten met de huisarts Percentage van de bevolking dat een vaste huisarts heeft 93,0 94,4 95,1 94,5 94,4 in het afgelopen jaar minstens één keer een huisarts contacteerde Percentage van de contacten met de huisarts 78,6 80,4 78,6 77,7 77,0 waarbij het om een huisbezoek gaat 46,0 43,1 43,2 31,4 28,0 waarbij het om een nieuwe klacht gaat 30,2 28,4 Bron : Gezondheidsenquête, België, 1997, 2001, 2004, 2008,

14 RAADPLEGINGEN BIJ DE SPECIALIST KERNPUNTEN In de Gezondheidsenquête wordt het aantal raadplegingen met specialisten onderschat. Toch levert de Gezondheidsenquête belangrijke informatie omdat ze determinanten van het gebruik van specialistische zorg in kaart brengt en op basis van dezelfde vraagstelling vergelijkingen met andere EU-landen zal toelaten. In driekwart van de raadplegingen met de specialist gaat het om een opvolgcontact of een chronisch probleem. De drempel om een specialist te raadplegen ligt hoger bij laagopgeleiden, maar het aantal raadplegingen bij de specialist vertoont geen socio-economische verschillen. De lagere kans van laagopgeleiden om een specialist te raadplegen kan te maken hebben met financiële barrières, maar ook cognitieve factoren kunnen een rol spelen. Socio-economische verschillen in het gebruik van specialistische zorg variëren volgens het soort specialist. Specialisten waarvan meer gebruikt gemaakt wordt door hoogopgeleiden zijn vooral de gynaecoloog en de kinderarts. In 6 op de 10 raadplegingen (die niet eerder vastgelegd waren) neemt de patiënt zelf het initiatief voor de raadpleging; slechts in 1 op de 4 gevallen is de raadpleging bij de specialist een doorverwijzing van de huisarts. Hoogopgeleiden raadplegen vaker een specialist zonder doorverwijzing dan laagopgeleiden. Vooral de gynaecoloog, de kinderarts en de dermatoloog werken op de eerste lijn. Meer dan driekwart van de raadplegingen (die niet eerder waren afgesproken) bij deze specialisten vindt plaats op initiatief van de patiënt. In het Brussels Gewest ligt het percentage personen dat in het afgelopen jaar een specialist contacteerde en het gemiddeld aantal raadplegingen bij de specialist per jaar het hoogst, maar het zijn er vooral de hoogopgeleiden die een beroep doen op specialistische zorg. Toegang tot specialistische zorg voor wie het nodig heeft, ongeacht de socio-economische status, moet ook de komende jaren een aandachtspunt blijven in het gezondheidsbeleid. Ambulante raadplegingen bij specialisten vormen een belangrijk deel van de medische consumptie. In 2013 werden in België bijna 27 miljoen raadplegingen bij een specialist terugbetaald. Het belangrijkste pluspunt van de medische specialist is de uitgebreide medische competentie in zijn of haar vakgebied. 12 In België rapporteert 47% van de Belgische bevolking minstens één contact met de specialist in de afgelopen 12 maanden. Dit is een sterke onderschatting t.o.v. cijfers van de ziekteverzekering. In de Gezondheidsenquête rapporteert men gemiddeld 1,9 raadplegingen bij de specialist per persoon per jaar. Ook dit cijfer is een onderschatting van het werkelijk aantal. Toch zijn de cijfers van de Gezondheidsenquête belangrijk. De vragen over specialistische zorg maken deel uit van de Europese Gezondheidsenquête (EHIS). Precies dezelfde vragen worden gesteld in de gezondheidsenquêtes van de andere EU-landen zodat Europese vergelijkingen op basis van een zelfde instrument in de toekomst mogelijk zullen zijn. In een land zoals België, met een verplichte ziekteverzekering waarbij de rechthebbenden nagenoeg de volledige bevolking omvatten, situeert de bijdrage van een gezondheidsenquête over raadplegingen bij specialisten zich bovendien niet zo zeer in het berekenen van kwantitatieve schatters over het aantal raadplegingen bij specialisten, maar wel in de studie van verschillen in het gebruik van specialistische zorg tussen specifieke bevolkingsgroepen en de studie van de redenen waarom en de manier waarop de patiënt bij de specialist terecht komt.

15 Zo blijkt dat 22% van de raadplegingen te maken hebben met een nieuwe klacht of een nieuw gezondheidsprobleem, in 75% van de raadplegingen gaat het om een opvolgcontact of een chronisch probleem en in 3% van de gevallen wordt de specialist gecontacteerd zonder dat er een klacht of gezondheidsprobleem is. Uiteraard verschillen deze percentages sterk volgens het soort specialist. Nieuwe contacten vormen vooral een belangrijk aandeel van de raadplegingen van de dermatoloog (41%), de oogarts (32%) en de kinderarts (29%). Opvolgcontacten komen relatief frequent voor bij de neuroloog/psychiater (90%), de inwendige disciplines (81%) en de heelkundige disciplines (72%). Bij ongeveer één op de tien raadplegingen bij de gynaecoloog en de kinderarts is er geen klacht of gezondheidsprobleem, maar wordt de specialist voor een andere reden geraadpleegd (bijvoorbeeld een preventief onderzoek of een vaccinatie). In 63% van de raadplegingen die vooraf niet afgesproken waren met de specialist neemt de patiënt zelf het initiatief om de specialist te contacteren, in 24% van de gevallen gaat het om een doorverwijzing door de huisarts, in 8% van de gevallen wordt de patiënt doorverwezen door een andere specialist en in 4% neemt een ander persoon het initiatief. Ook hier zijn er belangrijke verschillen volgens het soort specialist. De gynaecoloog, de kinderarts en de dermatoloog werken vooral op de eerste lijn. Meer dan driekwart van de raadplegingen (die niet eerder waren afgesproken) bij deze specialisten gebeuren op initiatief van de patiënt. Specialisten in heelkundige en interne disciplines en neurologen/psychiaters zien vaker patiënten die doorverwezen zijn, in de eerste plaats door de huisarts, maar ook door andere specialisten. Vrouwen doen vaker een beroep op een specialist dan mannen. Dit heeft natuurlijk te maken met raadplegingen bij de gynaecoloog (5% van de vrouwen rapporteert een raadpleging bij de gynaecoloog in de afgelopen 2 maanden), maar vrouwen blijken ook vaker een raadpleging bij de oogarts te rapporteren dan mannen. Beneden de leeftijd van 25 jaar rapporteert ongeveer 40% van de vrouwen jaarlijks een specialist. Vanaf 25 jaar is dit rond de 60%. Dit percentage varieert niet substantieel naarmate de leeftijd toeneemt. Mannen tussen 25 en 34 jaar contacteren het minst vaak een specialist: ongeveer 1 op 4 van hen rapporteert een raadpleging bij een specialist in het afgelopen jaar. Dit aantal neemt toe met de leeftijd tot meer dan 60% bij de 75-plussers. De resultaten van de Gezondheidsenquête tonen aan dat, wanneer we rekening houden met leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand, de kans op een raadpleging bij de specialist toeneemt naarmate men hoger is opgeleid (Figuur 3). Het aantal raadplegingen hangt echter niet samen met het opleidingsniveau. Met andere woorden, de drempel om een specialist te raadplegen ligt hoger bij laagopgeleiden, maar eens ze de stap gezet hebben om een specialist te contacteren is er geen verschil meer. Dit doet vermoeden dat ook cognitieve factoren aan de basis liggen van de lagere kans van laagopgeleiden om de specialist te raadplegen. Een gebrek aan gezondheidsvaardigheden bij laagopgeleiden kan daarbij een rol spelen. 13

16 Figuur 3 Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden minstens één keer een specialist raadpleegde, volgens opleidingsniveau, Gezondheidsenquête, België, Socio-economische verschillen in het gebruik van specialistische zorg variëren volgens het soort specialist. Specialistische disciplines waarvan meer gebruikt gemaakt wordt door hoogopgeleiden zijn in de eerste plaats de gynaecoloog en de kinderarts. Dit zijn net ook de disciplines waarvoor het vaakst geconsulteerd wordt zonder dat er een klacht of gezondheidsprobleem is. Het kan daarbij gaan om een routinecontrole, een vaccinatie, een preventief onderzoek, Het lijkt er op dat hoogopgeleiden zich voor deze redenen eerder naar een specialist richten, terwijl laagopgeleiden zich hiervoor ofwel tot de huisarts richten, of hiervoor geen arts raadplegen. De resultaten van de Gezondheidsenquête geven duidelijk aan dat de keuze om een specialist te raadplegen zonder doorverwijzing door een huisarts veel vaker gemaakt wordt door hoogopgeleiden. Deze laatsten hebben doorgaans meer kennis over gezondheid en sommigen menen wellicht dat het efficiënter is om rechtstreeks naar de specialist te stappen dan via de huisarts. Misschien gaat men er soms ook van uit dat specialistische zorg betere zorg is en zijn hoogopgeleiden bereid om daar een meerprijs voor te betalen. In een performant gezondheidssysteem zijn de huisarts en de specialist echter complementair. De huisarts staat garant voor een globale, continue en integrale zorg en kan daarin niet door een specialist worden vervangen. De meerwaarde van de specialist ligt in de eerste plaats in zijn of haar expertise op een specifiek domein. Het is ook niet efficiënt om voor taken die makkelijk en correct door een huisarts kunnen worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het afnemen van een vaginaal uitstrijkje, een afspraak te maken met een specialist. Vanaf 1 januari 2015 is het remgeld voor een raadpleging bij de specialist vereenvoudigd. Hoewel het remgeld in sommige gevallen verminderd is, komt het globale pakket neer op een toename van het remgeld voor de patiënt. Er zal op gewaakt moeten worden dat dit de bestaande socio-economische ongelijkheden in het gebruik van ambulante specialistische zorg niet zal doen toenemen. Toegang tot specialistische zorg voor wie het nodig heeft, ongeacht de socio-economische status, en een rationeel gebruik van de beschikbare middelen moeten ook de komende jaren aandachtspunten blijven in het gezondheidsbeleid. In het Brussels Gewest (53%) ligt het percentage personen dat in het afgelopen jaar een specialist contacteerde het hoogst. In het Waals Gewest is dit 48% en in het Vlaams Gewest 44%. Ook het gemiddeld aantal raadplegingen bij de specialist per jaar is het hoogst in het Brussels Gewest (2,3), maar het zijn er vooral de hoogopgeleiden die een beroep doen op specialistische zorg.

17 Anderzijds stellen we vast dat in het Brussels Gewest minder gebruik gemaakt wordt van huisartsgeneeskundige zorg dan in de twee andere gewesten en dat RIZIV-cijfers er op wijzen dat de globale gezondheidsuitgaven er lager liggen. Het is dus duidelijk dat het gebruik van gezondheidszorg in het algemeen en ambulante gezondheidszorg in het bijzonder in het Brussels Gewest een ander patroon vertoont dan in de rest van het land. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de hoge concentratie niet-belgen dit voor een stuk kan verklaren. Voor het hoger gebruik van ambulante specialistische zorg is dit echter niet het geval. Bijkomend onderzoek is nodig om dit verder uit te klaren. Tabel 2 Evolutie indicatoren raadplegingen bij de specialist Percentage van de bevolking dat in het afgelopen jaar minstens één keer een specialist contacteerde 48,0 50,4 50,4 48,4 46,7 Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 2 maanden een specialist raadpleegde in een chirurgische discipline 3,9 3,9 een specialist raadpleegde in interne geneeskunde 6,0 6,5 een neuroloog of psychiater raadpleegde 2,0 1,6 Percentage van de vrouwelijke bevolking dat in de afgelopen 2 maanden een gynaecoloog raadpleegde Percentage van de bevolking van 0-18 jaar dat in de afgelopen 2 maanden een kinderarts raadpleegde Percentage van de raadplegingen bij een specialist (die niet eerder afgesproken waren) op initiatief van de patiënt zelf 4,8 5,4 4,4 4,4 63,1 Percentage van de raadplegingen bij een specialist omwille van een nieuwe klacht of gezondheidsprobleem Bron : Gezondheidsenquête, België, 1997, 2001, 2004, 2008, ,4 21,6 15

18 CONTACTEN MET EEN DIENST SPOEDGEVALLEN KERNPUNTEN In 2013 heeft 13% van de bevolking een contact gehad met een dienst spoedgevallen gedurende het jaar voorafgaand aan het interview. Minder dan 2% van de bevolking geeft aan een contact gehad te hebben met een dienst spoedgevallen in het jaar voorafgaand aan het interview, maar had in dezelfde periode geen contact met een huisarts. In 76% van de gevallen is een contact met een dienst spoedgevallen niet het resultaat van een doorverwijzing door een arts en in 57% van de contacten gaat het om een contact tijdens de werkuren (in de loop van de week, tijdens de dag). Bepaalde bevolkingsgroepen doen meer beroep op een dienst spoedgevallen: mannen, laagopgeleiden en stedelingen, vooral dan in het Brussels Gewest. Sinds een twintigtal jaar worden de gezondheidssystemen in de geïndustrialiseerde landen, waaronder België, geconfronteerd met een overbelasting van de diensten spoedgevallen, een situatie waarbij de vraag naar dergelijke diensten hun capaciteit om kwaliteitsvolle zorg te verlenen binnen een redelijk tijdsbestek wordt overschreden. In een poging dit fenomeen beter te begrijpen en de ernst van het probleem te verminderen, is het niet alleen noodzakelijk het socio-demografisch profiel van de gebruikers van dergelijke diensten te kennen, maar ook de samenhang te bestuderen tussen het gebruik van een dienst spoedgevallen en contacten met de huisarts. Dergelijke analyses laten toe denkpistes te ontwikkelen om een beleid te bepalen dat er op gericht is de zorgverlening te verbeteren. 16 In 2013 gaf 13% van de bevolking aan een contact gehad te hebben met een dienst spoedgevallen in het jaar voorafgaand aan het interview. Het gemiddeld aantal contacten met een dienst spoedgevallen is 22 per 100 inwoners per jaar. Het gaat hier uitsluitend om contacten met een dienst spoedgevallen die niet door een opname in een ziekenhuis werden gevolgd. Minder dan 2% van de bevolking geeft aan een contact te hebben gehad met een dienst spoedgevallen in het jaar voorafgaand aan het interview zonder een contact met een huisarts te hebben gehad in dezelfde periode. In 76% van de gevallen is het contact met een dienst spoedgevallen niet het resultaat van een doorverwijzing door een arts. Twee belangrijke redenen voor het rechtstreeks contacteren van een dienst spoedgevallen dus zonder doorverwijzing door een huisarts of een specialist zijn: het gezondheidsprobleem was ernstig of dringend (48% van de contacten) en een dienst spoedgevallen is 24 uur op 24 toegankelijk (28% van de contacten). Op basis van onze gegevens mag gesteld worden dat financiële redenen (3% van de contacten) slechts een minimale rol spelen in de keuze van een dienst spoedgevallen in plaats van een arts (Tabel 3). Tot slot dient gemeld te worden dat 57% van alle contacten met een dienst spoedgevallen plaats vinden tijdens de normale werkuren (in de loop van de week, tijdens de dag).

19 Tabel 3 Reden waarom iemand een beroep heeft gedaan op een dienst spoedgevallen in plaats van een huisarts of specialist te consulteren, Gezondheidsenquête, België, 2013 Reden % Het probleem was dringend of ernstig 48,4 De dienst spoedgevallen is 24 uur op 24 geopend 27,5 Alle noodzakelijke onderzoeken konden op hetzelfde moment gebeuren 13,4 Omdat er een ziekenhuis met een dienst spoedgevallen in de buurt is 5,7 Geen directe kosten voor een consultatie 3,0 De behandeling op een dienst spoedgevallen is de best mogelijke 1,0 Andere redenen 1,0 Mannen melden relatief meer contacten met een dienst spoedgevallen (14%) dan vrouwen (12%). Daarentegen is er geen belangrijk verschil tussen mannen en vrouwen voor wat het gemiddeld aantal contacten betreft. Ook geven de cijfers aan dat mannen in het jaar voorafgaand aan het interview iets meer een beroep doen op een dienst spoedgevallen zonder voorafgaand een arts te hebben gezien in dezelfde periode (2%) dan vrouwen (1%). Personen in de leeftijdsgroep van jaar en 75-plussers doen het meest een beroep op een dienst spoedgevallen. Leeftijd speelt een belangrijke rol voor wat betreft het contacteren van een spoeddienst zonder voorafgaand contact met een arts. Het percentage personen dat een contact had met een spoeddienst zonder een arts te hebben gezien in de 12 maanden voorafgaand aan het interview, is hoger bij personen tot 34 jaar (percentages tussen 2% en 3%) en daalt met de leeftijd tot minder dan 1% bij personen van 75 jaar en ouder. In dezelfde zin is het aantal personen van 65 jaar en ouder dat contact had met een dienst spoedgevallen zonder doorverwijzing van een arts relatief beperkt. Personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs melden frequenter een contact met een dienst spoedgevallen in de afgelopen 12 maanden (16%) dan hoger opgeleide personen (12% van diegenen met een diploma hoger onderwijs, 13% van diegenen met een diploma hoger secundair). Het gemiddeld aantal contacten met een dienst spoedgevallen per 100 personen per jaar is tevens hoger bij de lager opgeleiden (41 contacten) dan bij personen met een hogere opleiding (16 contacten bij diegenen met een diploma hoger onderwijs en 19 contacten bij diegenen met een diploma hoger secundair). Stedelingen hebben meer contacten met een dienst spoedgevallen. In 2013 hebben personen woonachtig in stedelijke gebieden frequenter een contact met een dienst spoedgevallen in de afgelopen 12 maanden (15%) dan personen woonachtig in halfstedelijke (12%) of landelijke gebieden (10%). Bovendien is het gemiddeld aantal contacten per 100 personen per jaar hoger in stedelijke gebieden (25 contacten) dan in halfstedelijke (23 contacten) en landelijke gebieden (15 contacten). In dezelfde zin kan worden vastgesteld dat het percentage van de bevolking dat aangeeft een contact met een dienst spoedgevallen te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden zonder in dezelfde periode een huisarts te hebben geconsulteerd, tweemaal hoger is in stedelijke gebieden (2%) dan in halfstedelijke (1%) en landelijke gebieden (1%). Gelijkaardige verschillen vinden we voor het percentage contacten met een dienst spoedgevallen zonder doorverwijzing van een arts: 88% in stedelijke gebieden tegen 63% in halfstedelijke en 70% in landelijke gebieden. 17 Er wordt meer een beroep gedaan op een dienst spoedgevallen in het Brussels Gewest (18%) dan in het Waals (14%) of het Vlaams Gewest (11%). Daarnaast kunnen ook verschillen vastgesteld worden voor wat het gemiddeld aantal contacten per 100 personen per jaar betreft (respectievelijk 29, 24 en 19). In het Brussels en het Waals Gewest wordt meer een beroep gedaan op een dienst spoedgevallen zonder

20 voorafgaand contact met een huisarts (respectievelijk 4% en 2%) dan in het Vlaams Gewest (1%). De resultaten voor het Brussels Gewest kunnen zonder twijfel verklaard worden door de nabijheid van diensten spoedgevallen, die blijkbaar voor de inwoners van het Brussels Gewest als alternatief gelden voor een bezoek aan een huisarts. Het percentage personen dat een contact had met een dienst spoedgevallen (in de 12 maanden voorafgaand aan het interview) is licht gestegen van 2001 (12%) tot 2013 (13%). Daarentegen is het gemiddeld aantal contacten per 100 personen per jaar stabiel gebleven over de tijd. Tot slot moet erop gewezen worden dat de resultaten van een gezondheidsenquête niet zullen toelaten een antwoord te vinden op de vraag wat de onderliggende oorzaken zijn van de verschillen in het gebruik van een dienst spoedgevallen, en of deze verschillen samenhangen met een oneigenlijk gebruik van een dergelijke dienst. Een gezondheidsenquête kan echter wel bijdragen tot het formuleren van specifieke hypothesen aangaande het gebruik van een dienst spoedgevallen die later, in het kader van specifiek onderzoek, verder uitgeklaard kunnen worden. Tabel 4 Evolutie indicatoren contacten met een dienst spoedgevallen Percentage van de bevolking dat een beroep heeft gedaan op een dienst spoedgevallen in de afgelopen 12 maanden een beroep heeft gedaan op een dienst spoedgevallen in de afgelopen 12 maanden en dat geen huisarts of specialist heeft geconsulteerd in dezelfde periode Gemiddeld aantal contacten met een dienst spoedgevallen per 100 personen per jaar 11,9 12,0 13,5 12,8 1,9 1,8 1,7 1,6 21,3 21,9 21,1 21,5 Percentage van de contacten met een dienst spoedgevallen die niet het resultaat zijn van een doorverwijzing door een arts 76,0 81,9 79,4 76,5 plaats vonden tijdens de week gedurende de dag 54,2 52,6 60,9 57,3 Bron : Gezondheidsenquête, België, 2001, 2004, 2008,

21 RAADPLEGINGEN BIJ DE TANDARTS KERNPUNTEN Het afgelopen decennium is het percentage personen dat jaarlijks de tandarts raadpleegt sterk gestegen. De toename is vooral zeer duidelijk bij jongeren tussen 6 en 18 jaar. In 2004 ging 63% van deze jongeren jaarlijks naar de tandarts. In 2013 is dit percentage gestegen tot 80%. Brusselse jongeren raadplegen echter veel minder de tandarts: 29% van de Brusselse jongeren tussen 2 en 14 jaar is nog nooit naar de tandarts geweest. Dit is bijna dubbel zo veel als in de rest van het land. Vooral in het Brussels Gewest moeten jongeren en hun ouders dus verder gesensibiliseerd worden over het belang van een jaarlijks tandartsbezoek. Goed de tanden poetsen en een regelmatig tandartsbezoek hangen samen: 63% van de personen die in het jaar voorafgaand aan het interview de tandarts raadpleegden, poetst twee of meer keer per dag de tanden, terwijl dit slechts 46% is bij personen die tijdens deze periode niet naar de tandarts gingen. Socio-economische verschillen in het gebruik van tandzorg blijven prominent aanwezig. Hoogopgeleiden gaan bijna twee keer zo vaak bij de tandarts als laagopgeleiden. Zes op tien 75-plussers hebben nog eigen gebitselementen. Toch raadpleegt slechts één op de drie 75-plussers jaarlijks een tandarts. Gezien het belangrijk verband tussen mondgezondheid en de algemene gezondheid is dit een belangrijk aandachtspunt. Aangepaste gezondheidspromotie naar sociaal zwakkeren en ouderen toe, waarin het belang van een jaarlijks bezoek aan de tandarts wordt benadrukt, blijft dus meer dan ooit aangewezen. Tandheelkundige zorg neemt een eigen plaats in binnen de gezondheidszorg. Het gaat om een technische zorg die niet kan worden vervangen door geneesmiddelen of zelfzorg. De rol van de tandarts in een moderne gezondheidszorg is dus essentieel. Het nut van een jaarlijks onderzoek bij de tandarts is wetenschappelijk aangetoond. De Gezondheidsenquête laat onder meer toe na te gaan hoe het percentage mensen dat jaarlijks minstens één keer naar de tandarts of orthodontist gaat evolueert tussen 1997 en Net tijdens deze periode werden in België enkele belangrijke initiatieven genomen om de mondzorg in België te verbeteren, zoals het gratis maken van een jaarlijks bezoek aan de tandarts voor jongeren tot 18 jaar, betere terugbetalingsmodaliteiten voor het verwijderen van tandsteen bij 18 tot 40-jarigen en het verhogen van de leeftijdsgrens voor een terugbetaling van een mondcontrole. 19 Uit de resultaten blijkt dat er zich tijdens het afgelopen decennium een positieve evolutie voordeed. Daar waar het percentage personen dat jaarlijks een tandarts bezoekt tussen 1997 en 2004 nagenoeg ongewijzigd bleef en onder de 50% lag, nam dit percentage in 2008 toe tot 58% en steeg dit in 2013 nog verder tot bijna 62%. De toename is vooral zeer duidelijk bij jongeren tussen 6 en 18 jaar. In 2004 ging 63% van deze jongeren jaarlijks naar de tandarts. In 2013 is dit percentage gestegen tot 80%. De Gezondheidsenquête toont een duidelijk verband aan tussen een regelmatig bezoek aan de tandarts en een goede mondhygiëne: 63% van de personen die in het jaar voorafgaand aan het interview de tandarts raadpleegden, poetst twee of meer keer per dag de tanden, terwijl dit slechts 46% is bij personen die tijdens deze periode niet naar de tandarts gingen.

22 29% van de Brusselse jongeren tussen 2 en 14 jaar is nog nooit naar de tandarts geweest. Ook al is dit een verbetering t.o.v. de vorige enquête (toen dit percentage 38% bedroeg), toch is dit nog veel te hoog, zeker in vergelijking met Vlaamse en Waalse jongeren waar dit percentage respectievelijk 14% en 19% bedraagt. Vooral in het Brussels Gewest moeten jongeren en hun ouders dus verder gesensibiliseerd worden over het belang van een jaarlijks tandartsbezoek. Socio-economische verschillen in het gebruik van tandzorg blijven prominent aanwezig. Bij de hoogst opgeleiden komt een jaarlijkse raadpleging bij de tandarts tweemaal zo vaak voor als bij de laagst opgeleiden (Figuur 4). Ongetwijfeld zijn de barrières die hierbij een rol spelen niet enkel financieel van aard. Maatregelen zoals gratis tandverzorging voor jongeren en een verlaging van het remgeld kunnen een antwoord bieden op financiële remmen, maar de socio-economische verschillen hebben duidelijk ook te maken met cognitieve barrières. Het blijft in de komende jaren een belangrijke uitdaging om laagopgeleiden tot bij de tandarts te krijgen. Figuur 4 Percentage van de bevolking (van 2 jaar en ouder) dat een tandarts raadpleegde in de afgelopen 12 maanden, België, Ten slotte is het belangrijk om ook de mondzorg voor ouderen niet te vergeten. Slechts 34% van de 75-plussers rapporteert een contact met een tandarts in het afgelopen jaar. Dit heeft natuurlijk voor een stuk te maken met het feit dat ouderen nu eenmaal vaker geen eigen gebitselementen meer hebben. Voor bijna 60% van de 75-plussers is dit echter wel het geval en het is belangrijk dat ook deze personen jaarlijks naar de tandarts gaan. Het verband tussen mondgezondheid en de algemene gezondheid is onmiskenbaar en zeker relevant bij ouderen die vaak al met verschillende andere gezondheidsproblemen kampen. Aangepaste gezondheidspromotie naar sociaal zwakkeren en ouderen toe, waarin het belang van een jaarlijks bezoek aan de tandarts wordt benadrukt, blijft dus meer dan ooit aangewezen.

23 Tabel 5 Evolutie indicatoren raadplegingen bij de tandarts Percentage van de bevolking van 2 jaar en ouder dat in het afgelopen jaar een tandarts raadpleegde 49,2 47,9 49,7 58,3 61,6 dat in de afgelopen 6 maanden een tandarts raadpleegde 30,0 31,9 31,2 33,0 35,8 dat nog nooit een tandarts raadpleegde 6,3 8,3 7,1 6,7 3,9 Gemiddeld aantal contacten met de tandarts per persoon per jaar (bevolking van 2 jaar en ouder) 1,4 1,7 1,4 1,3 1,7 Bron : Gezondheidsenquête, België, 1997, 2001, 2004, 2008, 2013 CONTACTEN MET PARAMEDISCHE ZORGVERSTREKKERS KERNPUNTEN Het raadplegen van een kinesitherapeut neemt toe met de leeftijd, met opvallend meer vrouwen (28%) dan mannen (14%) bij de 75-plussers. Vrouwen (4%) raadplegen eerder een diëtist(e) dan mannen (2%). Personen van middelbare leeftijd (7 à 8% van de jarigen) raadplegen het vaakst een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e). Het raadplegen van een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e) is meer ingeburgerd bij de hoogst opgeleiden (6%) en bij de inwoners van het Brussels Gewest (7%). Vier op vijf psychologen of psychotherapeuten die werden geraadpleegd, werkten in een privépraktijk, ziekenhuis Sinds het begin van de meting in 1997 wordt er meer en meer een beroep gedaan op een diëtist(e), alsook op een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e). 21 Naast artsen zijn er ook andere gezondheidswerkers die in belangrijke mate bijdragen tot onze gezondheidszorg. Een deel ervan wordt samengebracht onder de noemer van paramedische beroepen. Hier worden drie soorten paramedici besproken: een kinesitherapeut, een diëtist(e) en een psycholo(o)g(e) of een psychotherapeut(e) (werkend in een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) of in een privépraktijk, ziekenhuis ). Afhankelijk van de verplichte ziekteverzekering en onder bepaalde voorwaarden, kan de consultatie (gedeeltelijk) worden terugbetaald. In 2013 heeft 16% van de bevolking een kinesitherapeut geraadpleegd in de 12 maanden voorafgaand aan het interview, waarbij het percentage vrouwen (18%) hoger is dan het percentage mannen (13%). De prevalentie neemt toe met de leeftijd, gaande van 5% van de kinderen (0-14 jaar) tot 23% van de 75-plussers, met opvallend meer vrouwen (28%) dan mannen (14%) in deze oudste leeftijdsgroep (Figuur 5). Daarnaast is de prevalentie het laagst in de groep van mensen met een diploma lager secundair (12%), in de stedelijke gebieden (13%) en in het Waals Gewest (14%). Het percentage mensen dat een kinesitherapeut raadpleegt, is over de tijd zo goed als stabiel gebleven. Het feit dat lager opgeleiden

24 minder een beroep doen op een kinesitherapeut is een belangrijke vaststelling in het kader van een gezondheidsbeleid dat erop gericht is de toegankelijkheid van gezondheidszorgen te maximaliseren. Figuur 5 Percentage van de bevolking dat een kinesitherapeut heeft geraadpleegd in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, Een diëtist(e) wordt slechts in beperkte mate geraadpleegd, nl. door 3% van de bevolking. Meer vrouwen (4%) dan mannen (2%) raadplegen een diëtist(e). De hoogste prevalentie wordt waargenomen in de leeftijdsgroep van jaar (5%). In de leeftijdsgroep van jaar zijn het vooral de jonge vrouwen (6% tegenover 0,5% van de jonge mannen) die een diëtis(e) raadplegen. Sinds de eerste meting in 1997 (2%) is het percentage mensen dat een diëtist(e) raadpleegt lineair gestegen. De vergrijzing van de bevolking, maatregelen in het kader van de hervorming van de gezondheidszorg, de toenemende prevalentie van bepaalde aandoeningen (waaronder obesitas) en de groei van de voedselindustrie zouden belangrijke factoren zijn voor de toenemende vraag naar een diëtist(e). Ook het raadplegen van een psycholo(o)g(e) of een psychotherapeut(e) is nog niet zo goed ingeburgerd: slechts 5% van de bevolking (evenveel vrouwen als mannen) heeft in de 12 maanden voorafgaand aan het interview een beroep gedaan op een dergelijke hulpverlener. Mensen van middelbare leeftijd (7 à 8% in de leeftijdsgroep van jaar), de hoogst opgeleiden (6%) en inwoners van het Brussels Gewest (7%) raadplegen het meest een psycholo(o)g(e) of een psychotherapeut(e). Van de psychologen of psychotherapeuten die in 2013 werden geraadpleegd, werkten 4 op 5 in een privépraktijk, ziekenhuis in de andere gevallen in een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG). Ook al is het raadplegen van een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e) in België nog niet goed ingeburgerd, toch is de prevalentie tussen 2001 en 2013 van 2% tot 5% gestegen, wat in lijn is met de toenemende psychische en emotionele problemen bij de bevolking. De oudere bevolking (65 jaar en ouder) doet amper een beroep op een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e), terwijl juist bij deze bevolkingsgroep psychische problemen, zoals angststoornissen, depressieve gevoelens en slaapproblemen, veel voorkomen en psychotrope geneesmiddelen zeer frequent worden gebruikt. Ook lager opgeleiden maken minder vaak gebruik van psychotherapie. Nochtans krijgt deze bevolkingsgroep meer te maken met psychische problemen, is kwetsbaarder voor emotionele problemen en gebruikt relatief meer psychotrope geneesmiddelen. Via een Centrum voor geestelijke Gezondheid (CGG) zouden lager opgeleiden meer hun weg naar een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e) moeten kunnen vinden. Financiële aspecten en wachttijden blijken vaak de reden te zijn waarom mensen geen professionele hulp zoeken. Ook bij diegenen die wel een beroep doen op hulp, beïnvloedt geld de duur en de frequentie van de

25 raadplegingen. Het is dus belangrijk dat het raadplegen van een psycholo(o)g(e) of psychotherapeut(e) wordt erkend als behandeling van psychische problemen, zodat dergelijke behandelingen ook worden terugbetaald door de verplichte ziekteverzekeringen. Tabel 6 Evolutie indicatoren contacten met paramedische zorgverstrekkers Percentage van de bevolking dat een heeft geraadpleegd in de afgelopen 12 maanden kinesitherapeut 14,5 13,2 13,0 15,2 15,7 diëtist(e) 1,7 1,7 2,4 3,0 3,3 psycholo(o)g(e)/psychotherapeut(e) 2,4 3,4 3,8 4,6 Bron : Gezondheidsenquête, België, 1997, 2001, 2004, 2008, 2013 CONTACTEN MET BEOEFENAARS VAN NIET-CONVENTIONELE GENEESWIJZEN KERNPUNTEN In 2013 heeft 8% van de bevolking een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze geraadpleegd, dit is een daling t.o.v (11%). Er wordt vaker een beroep gedaan op een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze door vrouwen, mensen van middelbare leeftijd en hoger opgeleiden. Van de 4 belangrijkste typen hier besproken (homeopaat, acupuncturist, chiropractor en osteopaat), wordt een osteopaat het vaakst geraadpleegd (6% van de bevolking). Een niet-conventionele geneeswijze is een behandel- en onderzoeksmethode waarvoor, in tegenstelling tot de conventionele geneeskunde, geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is. Hier wordt een schatting weergegeven van het raadplegen van een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze in België, en meer specifiek van de vier typen bepaald in de wet Colla : homeopathie, acupunctuur, chiropraxie en osteopathie. In 2014 werden bepaalde aspecten van deze wet bekrachtigd. Alleen artsen, tandartsen en vroedvrouwen kunnen de complementaire titel van homeopaat dragen. De beoefening van andere niet-conventionele geneeswijzen door een nietarts komt neer op de onwettige uitoefening van geneeskunde. 23 In 2013 heeft 8% van de bevolking in België in de 12 maanden voorafgaand aan het interview een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze geraadpleegd. Het gaat hierbij, in volgorde van belang, om een osteopaat (6%), een homeopaat (2%), een chiropractor of kraker (1%) en een acupuncturist (1%). Een deel van de bevolking heeft dus verschillende beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen geraadpleegd. Vrouwen doen vaker (9%) een beroep op een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze dan mannen (7%). Een dergelijk verschil kan worden teruggevonden voor de vier typen van niet-conventio-

26 nele geneeswijzen. Niet-conventionele geneeswijzen zijn populairder op middelbare leeftijd (13% van de mensen tussen 35 en 54 jaar hebben hierop in de afgelopen 12 maanden een beroep gedaan); ze worden daarentegen weinig geraadpleegd in de jongste en de oudste leeftijdsgroep (4% van de kinderen van 0-14 jaar en 3% van de 75-plussers) (Figuur 6). Daarnaast zijn niet-conventionele geneeswijzen veel populairder bij de hoogst opgeleiden (12% doet er een beroep op tegenover 1 à 6% van de lager opgeleiden). De socio-economische verschillen kunnen deels verklaard worden door het feit dat, hoewel voor sommige consultaties voorzien wordt in een (gedeeltelijke) terugbetaling door sommige ziekenfondsen, de terugbetaling minder goed is dan bij een consultatie bij een conventionele arts. Figuur 6 Percentage van de bevolking dat een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze heeft geraadpleegd in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, Het percentage personen dat een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze heeft geraadpleegd in de 12 maanden voorafgaand aan het interview, is stabiel gebleven tussen 2001 (10%) en 2008 (11%), om vervolgens te dalen in 2013 (8%). Voor homeopathie (van 6% in 2001 tot 2% in 2013), acupunctuur en chiropraxie (beide van 2% in 2001 tot 1% in 2013) stellen we een daling vast; voor osteopathie (van 4% in 2001 tot 6% in 2013) een stijging over de tijd. 24 Wat het raadplegen van een beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze (algemeen) betreft, zijn er geen verschillen tussen de gewesten, maar wel per type geneeswijze: het percentage mensen dat in de afgelopen 12 maanden een homeopaat of acupuncturist heeft geraadpleegd is hoger in het Brussels Gewest (respectievelijk 3% en 2%), voor een chiropractor is dit percentage hoger in het Vlaams Gewest (2%) en tot slot voor een osteopaat hoger in het Waals Gewest (7% t.o.v. 5% in het Vlaams Gewest). Gezien het feit dat een aanzienlijk deel van de bevolking een beroep doet op niet-conventionele geneeswijzen is de studie en de regelmatige opvolging ervan essentieel. Het is bovendien belangrijk deze praktijken goed te omkaderen om te kunnen garanderen dat deze niet schadelijk zijn, en uitgevoerd worden door professionelen die een erkende vorming achter de rug hebben.

27 Tabel 7 Evolutie indicatoren contacten met beoefenaars van een niet-conventionele geneeswijze Percentage van de bevolking dat een heeft geraadpleegd in de afgelopen 12 maanden beoefenaar van een niet-conventionele geneeswijze (algemeen) 10,3 10,5 10,8 8,3 osteopaat 3,9 4,3 6,4 5,7 homeopaat 5,9 5,8 4,0 1,8 chiropractor of kraker 1,6 1,5 1,8 1,0 acupuncturist 1,5 1,6 1,6 0,7 Bron : Gezondheidsenquête, België, 2001, 2004, 2008, 2013 DIENSTEN VOOR THUISZORG KERNPUNTEN 8% van de bevolking maakt gebruik van een dienst voor thuiszorg (algemeen), en meer specifiek: 4% van thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw, 4% van huishoudelijke hulp (familiale hulp of hulp aan ouderen) en 1% van de dienst warme maaltijden aan huis. Vrouwen doen vaker dan mannen een beroep op een dienst voor thuiszorg, en meer specifiek op thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw en op huishoudelijke hulp (familiale hulp of hulp aan ouderen). In de leeftijdsgroep van jaar kan dit in verband worden gebracht met verzorging of hulp na de bevalling. Vooral 75-plussers maken gebruik van deze diensten. De laagst opgeleiden doen vaker een beroep op een dienst voor thuiszorg en meer specifiek op thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw. Bijna twee op drie 75-plussers, alsook bijna twee op drie laagopgeleiden die een beroep doen op thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw, doen dit voor een periode van langere duur (tussen 26 en 52 weken). In het Brussels Gewest wordt er meer gebruik gemaakt van een dienst voor thuiszorg, maar in het Vlaams Gewest meer specifiek van thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw. 25 In België bestaat er een uitgebreid netwerk voor thuiszorg met lokale en regionale dienstencentra. Vele ziekenfondsen betalen een groot deel van de kosten van deze diensten terug. In de Gezondheidsenquête 2013 wordt er in eerste instantie nagegaan of mensen gebruik hebben gemaakt van een dienst voor thuiszorg in al haar facetten. Indien dit het geval is, gaat de aandacht verder uit naar drie specifieke diensten, nl. thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw, huishoudelijke hulp (familiale hulp of hulp aan ouderen) en warme maaltijden aan huis. In 2013 heeft 8% van de bevolking in België gebruik gemaakt van een dienst voor thuiszorg in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Vrouwen (10%) maken vaker gebruik van dergelijke diensten dan mannen (7%), in de leeftijdsgroep van jaar is dit zelfs drie keer vaker (9% van de vrouwen versus 3% van de mannen), wat in verband kan worden gebracht met verzorging of hulp na de bevalling.

28 Daarnaast zijn het vooral de ouderen (15% in de leeftijdsgroep van jaar en 34% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder) en de laagst opgeleiden (22%) die hier een beroep op doen (Figuur 7). In het Brussels Gewest (14%) wordt er meer gebruik gemaakt van een dienst voor thuiszorg dan in het Vlaams of het Waals Gewest (beiden 8%). Figuur 7 Percentage van de bevolking dat gebruik maakte van een dienst voor thuiszorg in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, % van de bevolking heeft gebruik gemaakt van thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Vrouwen (5%) doen vaker een beroep op thuisverzorging dan mannen (3%). Het verschil tussen vrouwen en mannen is vooral opmerkelijk in de leeftijdsgroep van jaar (4% van de vrouwen versus 1% van de mannen). Thuisverzorging is ook sterk gerelateerd met het ouder worden: bijna één op vijf (19%) van de 75-plussers doet hier een beroep op. De laagst opgeleiden (14%) maken het vaakst gebruik van thuisverzorging. In het Vlaams Gewest (5%) wordt er meer gebruik gemaakt van thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw dan in het Brussels en het Waals Gewest (beide 3%). Van de mensen die in de afgelopen 12 maanden gebruik maakten van thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw, was dit in één op de drie gevallen (33%) voor een periode van minder dan 4 weken en in twee op de vijf gevallen (41%) voor een periode tussen de 26 en 52 weken, met gemiddeld 5 uur per week. Het percentage mensen dat langdurig (tussen 26 en 52 weken) een beroep deed op thuisverzorging stijgt aanzienlijk met de leeftijd: bijna twee op drie 75-plussers (62%) was in dit geval. Daarnaast blijkt ook dat de laagst opgeleiden (62%) vaker thuisverzorging van langere duur (tussen 26 en 52 weken) nodig hebben dan hoger opgeleiden (ter vergelijking 15% van de hoogst opgeleiden). In het Brussels Gewest (35%) blijkt het percentage mensen dat langdurig (tussen 26 en 52 weken) gebruik maakt van thuisverzorging lager te zijn dan in het Vlaams en het Waals Gewest (41% à 42%), maar het gemiddeld aantal uren per week ligt in het Brussels Gewest (12 uren) wel hoger dan in de twee andere gewesten (5 uren). Ook heeft 4% van de bevolking in de 12 maanden voorafgaand aan het interview gebruik gemaakt van huishoudelijke hulp (familiale hulp of hulp aan ouderen), waarbij vrouwen (5%) vaker dan mannen (2%). Het zijn vooral de ouderen die gebruik maken van deze dienst (8% in de leeftijdsgroep van jaar en 22% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder). In de helft van de gevallen (49%) werd deze huishoudelijke hulp betaald met dienstencheques, dit is evenveel als in In bijna twee op drie gevallen (62%) wordt tussen 26 en 52 weken gebruik gemaakt van huishoudelijke hulp en dit gemiddeld 7 uren per week.

29 In België heeft 1% van de bevolking in de 12 maanden voorafgaand aan het interview gebruik gemaakt van de dienst warme maaltijden aan huis, waarbij geen verschil tussen vrouwen en mannen kan worden teruggevonden. Het zijn ook hier vooral de ouderen (6% van de 75-plussers) die gebruik maken van deze dienst. De thuiszorg is een multi-level aangelegenheid, waarin zowel de federale als de regionale en zelfs de lokale instanties een rol spelen. Op het terrein spelen verschillende bevoegdheden op elkaar in. Zij kunnen elkaar versterken door te overleggen en samen een beleid uit te stippelen. Het beleid van de gemeenschappen om de thuiszorg aan te moedigen kan een positief effect hebben op de uitbouw van de thuisverpleging, en zo institutionele zorg vermijden. Dit is ook wat de bevolking wenst en de intentie van het beleid. Tabel 8 Evolutie indicatoren diensten voor thuiszorg Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden gebruik maakte van een dienst voor thuiszorg (algemeen) 8,6 thuisverzorging door een verpleegkundige of vroedvrouw 3,2 6,3 6,3 5,1 4,0 Huishoudelijke hulp (familiale hulp of hulp aan ouderen) 1,0 2,9 2,0 6,4 3,8 de dienst warme maaltijden aan huis 1,0 0,8 1,4 0,8 Bron : Gezondheidsenquête, België, 1997, 2001, 2004, 2008, 2013 OPNAME IN HET ZIEKENHUIS KERNPUNTEN In 2013 gaf 10% van de bevolking aan in het jaar voorafgaand aan het interview te zijn opgenomen in een ziekenhuis voor een klassieke ziekenhuisopname, terwijl 7% aangaf te zijn opgenomen voor een daghospitalisatie. Van de klassieke ziekenhuisopnames zijn 12% opnames in een psychiatrische dienst of een psychiatrisch ziekenhuis. De beslissing om een patiënt ambulant of in een ziekenhuis te behandelen wordt niet enkel beïnvloed door medische redenen, maar ook door socio-demografische en administratieve factoren: Klassieke ziekenhuisopnames stijgen met de leeftijd. Daghospitalisaties stijgen tot de leeftijd van 74 jaar om daaropvolgend te dalen in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder. Klassieke ziekenhuisopnames komen meer voor bij vrouwen (ongetwijfeld ook vanwege de opnames voor een bevalling) en bij personen met een lage opleiding. Daghospitalisaties komen frequenter voor bij inwoners van het Vlaams Gewest. 27

30 Het gezondheidssysteem in België wordt, zoals de gezondheidssystemen in de overige landen van de Europese Unie, tegenwoordig geconfronteerd met meerdere uitdagingen. Om op deze uitdagingen te antwoorden, heeft het beleid zich verbonden om een aantal hervormingen door te voeren, met een grotere nadruk op ambulante zorgverlening. Technologische ontwikkelingen op het medisch domein hebben immers gevolgen voor wat de noodzaak van een opname in een ziekenhuis betreft, waarbij alternatieven voor een klassieke opname ontwikkeld konden worden. In de afgelopen jaren kan worden vastgesteld dat een groeiend aantal ingrepen mogelijk is via een daghospitalisatie. Een daghospitalisatie is een opname van korte duur, waarbij een kamer en een bed wordt voorzien, maar waarbij de patiënt de dag van de ingreep zelf het ziekenhuis kan verlaten zonder er een nacht verbleven te hebben. Om dit fenomeen beter te bestuderen, laten de vragen rond opname in een ziekenhuis sinds de gezondheidsenquête 2004 toe om een onderscheid te maken tussen een klassieke ziekenhuisopname (minstens één overnachting in een ziekenhuis) en een daghospitalisatie. De resultaten tonen aan dat in % van de bevolking in België in het jaar voorafgaand aan het interview een klassieke ziekenhuisopname vermeld en 7% een daghospitalisatie. Het gemiddeld aantal opnames per 100 personen per jaar is gestegen tot 12 voor klassieke ziekenhuisopnames en tot 10 voor daghospitalisaties. De verhouding klassieke ziekenhuisopname versus daghospitalisatie is 1,2. De gemiddelde duur van een klassieke ziekenhuisopname is 7 nachten. Van de klassieke ziekenhuisopnames is 12% een opname in een psychiatrische afdeling of in een psychiatrisch ziekenhuis. Vrouwen melden relatief meer dan mannen een klassieke ziekenhuisopname (respectievelijk 12% en 8%). Dit verschil is vooral belangrijk in de leeftijdsgroep van jaar en kan zonder twijfel verklaard worden door de opnames voor een bevalling. Voor daghospitalisatie zijn de resultaten quasi identiek voor mannen en vrouwen. Het gemiddeld aantal ziekenhuisopnames per 100 personen per jaar is gelijkaardig bij mannen en vrouwen, en dit zowel wat betreft de klassieke ziekenhuisopnames als de daghospitalisaties. Het percentage personen dat een klassieke ziekenhuisopname meldt, stijgt met de leeftijd: van 6% in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar tot 20% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder. Voor wat daghospitalisaties betreft, stijgt de proportie patiënten ook met de leeftijd, tot de leeftijdsgroep van jaar (13%) om daarop te dalen in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (9%) (Figuur 8). Zo ook stijgt het gemiddeld aantal opnames voor een klassieke ziekenhuisopname met de leeftijd van 6 opnames in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar tot 26 opnames in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder. Voor wat daghospitalisaties betreft, stijgt het gemiddeld aantal opnames tot de leeftijd van 74 jaar (20 opnames) om daaropvolgend te dalen in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (12 opnames). 28

31 Figuur 8 Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden in een ziekenhuis opgenomen was: 1) klassieke ziekenhuisopname en 2) daghospitalisatie, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, ) Klassieke ziekenhuisopname 2)Daghospitalisatie 29

32 De frequentie van klassieke ziekenhuisopnames in het jaar voorafgaand aan het interview daalt naarmate het opleidingsniveau stijgt: lager opgeleide personen melden frequenter een ziekenhuisopname (cijfers tussen 11% en 15%) dan personen met een diploma hoger onderwijs (8%). Daghospitalisaties daarentegen variëren niet in functie van het opleidingsniveau. Voor de twee typen van hospitalisaties weerspiegelt het gemiddeld aantal hospitalisaties volgens opleidingsniveau de situatie beschreven voor de frequentie van een hospitalisatie. Het percentage personen dat een klassieke ziekenhuisopname in het afgelopen jaar meldt en het gemiddeld aantal ziekenhuisopnames is vergelijkbaar in de drie gewesten. Daarentegen is het percentage personen dat een daghospitalisatie meldt hoger in het Vlaams Gewest (8%) dan in het Waals (6%) of het Brussels Gewest (5%). Voor het gemiddeld aantal daghospitalisaties kan enkel een verschil teruggevonden worden tussen het Vlaams (11 opnames) en het Brussels Gewest (8 opnames). Het percentage personen dat een ziekenhuisopname (beide typen) in het afgelopen jaar meldt, is niet veranderd tussen 2004 en Het gemiddeld aantal klassieke ziekenhuisopnames per 100 personen per jaar is gestegen tussen 2004 (12 opnames) en 2008 (15 opnames) om daarop terug te dalen in 2013 (12 opnames). Voor wat daghospitalisaties betreft, is het gemiddeld aantal gestegen tussen 2004 (8 opnames) en 2008 (11 opnames) om daarop in 2013 te stabiliseren (10 opnames). Ten slotte kan over de tijd een daling worden vastgesteld van de verhouding tussen het gemiddeld aantal klassieke ziekenhuisopnamen en daghospitalisaties per 100 personen per jaar. Deze verhouding is geëvolueerd van 1,5 in 2004 over 1,3 in 2008 tot 1,2 in Dit betekent dat in de loop van de tijd het aandeel daghospitalisaties ten opzichte van klassieke ziekenhuisopnames stelselmatig vergroot, een tendens die de actuele situatie in België weerspiegelt. Tabel 9 Evolutie indicatoren opname in een ziekenhuis Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden is opgenomen in een ziekenhuis voor een klassieke ziekenhuisopname (met minstens één overnachting) 10,0 11,2 10,1 daghospitalisatie 6,8 7,1 7,1 Gemiddeld aantal opnames in een ziekenhuis per 100 personen per jaar klassieke ziekenhuisopname (met minstens één overnachting) 12,5 14,7 12,0 30 daghospitalisatie 8,3 10,9 9,9 Gemiddelde duur van een klassieke ziekenhuisopname (in aantal nachten)* 8,9 7,4 7,3 Percentage klassieke ziekenhuisopnames in de afgelopen 12 maanden die plaats vonden in een afdeling psychiatrie van een algemeen ziekenhuis of in een psychiatrisch ziekenhuis1 7,2 11,5 Bron : Gezondheidsenquête, België, 2004, 2008, 2013 * Deze indicator werd berekend zonder de opnames voor een bevalling in rekening te nemen.

33 GEBRUIK VAN GENEESMIDDELEN KERNPUNTEN Tussen 1997 en 2013 is er een sterke toename van het percentage gebruikers van voorgeschreven geneesmiddelen en een sterke afname van het percentage gebruikers van niet-voorgeschreven geneesmiddelen. Polyfarmacie en excessieve polyfarmacie blijven belangrijke problemen, vooral bij ouderen: meer dan 30% van de 75-plussers gebruikt minstens 5 verschillende geneesmiddelen op 1 dag; bij 6% is dit minstens 9. Alternatieve geneesmiddelen en voedingssupplementen maken 9% uit van de geneesmiddelen die dagelijks gebruikt worden. In vergelijking met het gebruik van conventionele geneesmiddelen is het gebruik van alternatieve geneesmiddelen en voedingssupplementen dus relatief klein. Van de terugbetaalde geneesmiddelen die op een gemiddelde dag genomen worden, zijn er 4 op de 10 voor hart- en bloedvaten. De meest gebruikte niet-terugbetaalde geneesmiddelen zijn pijnstillers en slaap-en kalmeringsmiddelen. Het gebruik van deze laatste geneesmiddelen is t.o.v afgenomen. De daling wordt echter enkel vastgesteld in het Brussels en het Waals Gewest. De apotheek blijft de centrale plaats waar geneesmiddelen aangekocht worden. Het gebruik van geneesmiddelen die gekocht worden via internet is verwaarloosbaar. Minder dan 1% van de Belgische bevolking geeft aan in de afgelopen 2 weken een geneesmiddel te hebben gebruikt dat gekocht werd via het internet. Het gebruik van voorgeschreven geneesmiddelen neemt toe naarmate het opleidingsniveau daalt en dit is zowel het geval voor terugbetaalde als niet-terugbetaalde geneesmiddelen die werden voorgeschreven. Het gebruik van niet-voorgeschreven geneesmiddelen (die uiteraard niet terugbetaald worden) is het hoogst bij hoogopgeleiden. Deze laatsten doen dus meer aan automedicatie. Geneesmiddelen kunnen de gezondheid en het welzijn van de patiënt bevorderen en de globale levenskwaliteit van de bevolking verbeteren. Toch zijn er ook negatieve aspecten aan het gebruik van deze producten. Daarbij dient vooral gewezen te worden op het optreden van ongewenste neveneffecten en de kosten die het gebruik van geneesmiddelen op het niveau van de maatschappij met zich meebrengt. Een gezondheidsenquête is zeker niet de belangrijkste bron van informatie over het gebruik van geneesmiddelen in België. Toch is het een nuttig instrument om het geneesmiddelengebruik in de totale bevolking te meten. Informatie over het gebruik van geneesmiddelen uit de Gezondheidsenquête heeft de volgende voordelen: 31 Er wordt zowel informatie verzameld over het gebruik van terugbetaalde als niet-terugbetaalde geneesmiddelen. Informatie wordt verzameld over het effectief gebruik, niet over het aantal voorschriften. Het gebruik kan worden ingeschat in functie van een heleboel gezondheidsgerelateerde en sociodemografrische achtergrondkenmerken. Een eerste belangrijke vaststelling uit deze enquête is dat Belgen vrij grote gebruikers zijn van voorgeschreven geneesmiddelen. Meer dan de helft (51%) van de Belgische bevolking geeft aan in de afgelopen 2 weken een voorgeschreven geneesmiddel te hebben gebruikt.

34 Heel wat minder personen (17%) hebben tijdens deze periode niet-voorgeschreven geneesmiddelen gebruikt. Het gaat daarbij in beide gevallen ook om homeopathische producten, kruidengeneesmiddelen, magistrale bereidingen, vitaminen, mineralen, enz. Alternatieve geneesmiddelen en voedingssupplementen maken 9% uit van de geneesmiddelen die dagelijks gebruikt worden. In vergelijking met het gebruik van conventionele geneesmiddelen is het gebruik van alternatieve geneesmiddelen en voedingssupplementen dus relatief klein. Eenentachtig percent van de conventionele geneesmiddelen die in België gebruikt worden, zijn terugbetaalde geneesmiddelen (geheel of gedeeltelijk), m.a.w. slechts voor 1 op de 5 conventioneel gebruikte geneesmiddelen komt de overheid niet tussen. Van de terugbetaalde geneesmiddelen vormen geneesmiddelen voor hart- en bloedvaten de grootste groep; het gaat om 39% van het totaal. Geneesmiddelen i.v.m. het spijsverteringsstelsel (15%) en geneesmiddelen i.v.m. het zenuwstelsel (14%) vervolledigen de top drie. Niet-terugbetaalde geneesmiddelen zijn in hoofdzaak geneesmiddelen i.v.m. het zenuwstelsel (44%); hier vinden we vooral pijnstillers en slaap-en kalmeringsmiddelen. Geneesmiddelen i.v.m. het spijsverteringsstelsel vormen 17% en geneesmiddelen i.v.m. het ademhalingsstelsel 9% van de niet-terugbetaalde geneesmiddelen. De resultaten van de Gezondheidsenquête laten goed toe om het probleem van polyfarmacie (hier gedefinieerd als het gebruik van minstens 5 verschillende conventionele geneesmiddelen op 1 dag) en excessieve polyfarmacie (hier gedefinieerd als het gebruik van minstens 9 verschillende conventionele geneesmiddelen op 1 dag) in kaart te brengen. In de literatuur worden heel wat mogelijke nadelige effecten van polyfarmacie vermeld. Polyfarmacie en excessieve polyfarmacie blijven belangrijke problemen, vooral bij ouderen: meer dan 30% van de 75-plussers gebruikt minstens 5 verschillende geneesmiddelen op 1 dag; bij 6% is dit minstens De apotheek blijft de centrale plaats waar geneesmiddelen aangekocht worden. Ook al zijn bepaalde geneesmiddelen, zoals kruidengeneesmiddelen en voedingssupplementen, verkrijgbaar in bijvoorbeeld de dieetafdeling van een grootwarenhuis, een dieetwinkel of een natuurvoedingswinkel, toch blijkt dat slechts 4% van de bevolking aangeeft in de afgelopen 2 weken geneesmiddelen te hebben gebruikt die niet in een apotheek waren aangekocht. De rol van de apotheker als raadgever bij het gebruik van geneesmiddelen is dus zeer belangrijk. Minder dan 1% van de Belgische bevolking geeft aan in de afgelopen 2 weken een geneesmiddelen te hebben gebruikt dat gekocht werd via het internet. Zelfs al zou dit een onderschatting zijn van de werkelijke situatie, toch kan gesteld worden dat het aantal personen dat in België geneesmiddelen koopt via het internet zeer beperkt blijft. Voor wat betreft de evolutie van het aantal gebruikers van geneesmiddelen in het algemeen 1 tekenen zich de afgelopen 15 jaar twee belangrijk trends af: een toename van het aantal gebruikers van voorgeschreven geneesmiddelen (in de afgelopen 2 weken) van 41% in 1997 naar 51% in 2013 en een halvering van het aantal gebruikers van niet-voorgeschreven geneesmiddelen (in de afgelopen 2 weken) van 33% in 1997 naar 17% in Hoewel de toename van het aantal gebruikers van voorgeschreven geneesmiddelen tussen 2008 en 2013 minder groot is dan tussen 1997 en 2008, blijft het aantal gebruikers zeer hoog. Ter vergelijking, in Nederland nam het aantal gebruikers van voorgeschreven geneesmiddelen het afgelopen decennium ook wel toe, maar toch bedroeg het percentage gebruikers van voorgeschreven geneesmiddelen (in de afgelopen 2 weken) er in 2013 slechts 37%. In de Nederlandse cijfers wordt weliswaar geen rekening gehouden met de anticonceptiepil (wat in België wel het geval is), maar ook als we enkel naar mannen kijken, ligt het gebruik in België (46%) een stuk hoger dan in Nederland (34%). Anderzijds ligt het aantal gebruikers van niet-voorgeschreven geneesmiddelen in België (17%) veel lager dan in Nederland (37%), waar we ook geen dalende trend zien. De dalende trend in België is zeer opmerkelijk en lijkt te maken te hebben met een dalend gebruik van niet-voorgeschreven pijnstillers en onstekingsremmers. Inderdaad, ook als we naar trends in het gebruik van specifieke groepen geneesmiddelen 1 Het gaat hierbij zowel om conventionele geneesmiddelen als voedingssupplementen en alternatieve geneesmiddelen

35 kijken, stellen we een daling vast van deze geneesmiddelen. Het lijkt er op dat mensen steeds minder vaak pijnstillers en ontstekingsremmers gebruiken zonder advies van een arts. Gezien de bijwerkingen die vooral sommige ontstekingsremmers met zich kunnen meebrengen, is dit zeker en vast een goede evolutie. Positief is ook het dalend aantal gebruikers van slaap- en kalmeringsmiddelen tussen 2008 en Deze daling wordt echter uitsluitend vastgesteld in het Brussels en Waals Gewest, niet in het Vlaams Gewest. Bovendien blijft het gebruik, vooral bij ouderen, toch nog hoog: 20% van de 75-plussers heeft in de afgelopen 24 uur een slaap- en kalmeringsmiddel gebruikt. In de afgelopen jaren hebben zowel de beroepsgroepen als de overheid inspanningen geleverd om het gebruik van deze geneesmiddelen te beperken. Verdere sensibilisering i.v.m. het gebruik van deze geneesmiddelen blijft aangewezen. Hoewel polyfarmacie een belangrijk probleem blijft, is er toch een lichtpunt. Tussen 2008 en 2013 is het aantal personen dat 5 of meer geneesmiddelen per dag neemt licht gedaald: van 9% naar 8%; bij 75-plussers is er een daling van 38% naar 31%. Excessieve polyfarmacie (9 of meer geneesmiddelen per dag) is in deze leeftijdsgroep tussen 2008 en 2013 gedaald van 10% naar 6% (Figuur 9). Figuur 9 Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 24 uur aan (excessieve) polyfarmacie deed, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, of meer geneesmiddelen 9 of meer geneesmiddelen De resultaten van de Gezondheidsenquête laten ook toe verschuivingen in de tijd vast te stellen van het belang van elke groep geneesmiddelen binnen het totale gebruik. Zo zien we dat tussen 2004 en 2013 het aandeel van de geneesmiddelen i.v.m. het cardiovasculair systeem en het spijsverteringsstelsel en metabolisme is toegenomen, en dit ten koste van o.m. geneesmiddelen i.v.m. het ademhalingssysteem en het bewegingsapparaat. 33 Het gebruik van geneesmiddelen vertoont interessante verschillen in functie van de socio-economische groepen. Het gebruik van voorgeschreven geneesmiddelen neemt toe naarmate het opleidingsniveau daalt en dit is zowel het geval voor terugbetaalde als niet-terugbetaalde geneesmiddelen die werden voorgeschreven. Anderzijds is het gebruik van niet-voorgeschreven geneesmiddelen (die uiteraard niet terugbetaald worden) het hoogst bij hoogopgeleiden. Deze laatsten doen dus meer aan automedicatie. Al bij al zijn er relatief weinig regionale verschillen in het gebruik van geneesmiddelen. Toch stellen we vast dat de evoluties soms verschillen per gewest. Voor een aantal indicatoren hebben de verschillende evoluties er toe geleid dat de regionale verschillen verminderd of verdwenen zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het aantal gebruikers van slaap- en kalmeringsmiddelen dat tussen 2008 en 2013 in het Waals en het Brussels Gewest daalde, maar in het Vlaams Gewest constant bleef. Dezelfde situatie een daling

36 in het Waals en het Brussels Gewest en geen verandering in het Vlaams Gewest, zodat vroegere regionale verschillen verdwijnen wordt gezien voor polyfarmacie. Tabel 10 Evolutie indicatoren gebruik van geneesmiddelen Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 2 weken voorgeschreven geneesmiddelen* gebruikte 40,8 47,7 47,3 50,7 51,4 niet-voorgeschreven geneesmiddelen* gebruikte 33,2 27,1 24,2 22,3 16,7 geneesmiddelen* gebruikte die niet in een apotheek waren gekocht 3,8 Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 24 uur een conventioneel geneesmiddel gebruikte 43,3 41,8 44,5 een voedingssupplement of alternatief geneesmiddel gebruikte 9,2 een terugbetaald (conventioneel) geneesmiddel gebruikte 37,2 een niet-terugbetaald (conventioneel) geneesmiddel gebruikte 16,1 5 of meer (conventionele) geneesmiddelen gebruikte 8,3 9,1 7,9 9 of meer (conventionele) geneesmiddelen gebruikte 1,6 1,9 1,4 * Ook homeopathische producten, kruidengeneesmiddelen, magistrale bereidingen, vitaminen en mineralen, Bron : Gezondheidsenquête, België, 1997, 2001, 2004, 2008,

37 FINANCIËLE TOEGANKELIJKHEID VAN GEZONDHEIDSZORGEN KERNPUNTEN Gemiddeld besteedt een huishouden 5% van hun budget aan uitgaven voor gezondheidszorgen. Een kwart van de huishoudens is van oordeel dat uitgaven voor gezondheidszorgen moeilijk passen binnen hun budget. 8% van de huishoudens geeft aan dat ze in het afgelopen jaar genoodzaakt waren noodzakelijke medische consumptie uit te stellen vanwege financiële redenen. Maandelijks besteden huishoudens in België gemiddeld 108 aan gezondheidsverstrekkers, voorgeschreven en niet-voorgeschreven geneesmiddelen, een verblijf in een verzorgingsinstelling en/of medische hulpmiddelen. Het aandeel van deze uitgaven in het huishoudbudget wordt geschat op 5%. De gemiddelde uitgaven voor gezondheidszorgen hangen niet samen met het inkomen van het huishouden. Dit impliceert dat in relatieve termen uitgaven voor gezondheidszorgen zwaarder doorwegen voor die huishoudens die slechts een beperkt inkomen hebben; voor de 20% laagst verdienende huishoudens gaat het om 7% van het inkomen, bij de 20% meest verdienende huishoudens om 3%. In België geeft 26% van de huishoudens aan dat de bijdragen voor gezondheidszorgen (zeer) moeilijk passen binnen het beschikbare huishoudbudget. De perceptie dat gezondheidszorgen hoog zijn vertoont een nauwe samenhang met het inkomensniveau van de huishoudens: bij de laagst verdienende huishoudens stelt niet minder dan 53% dat de uitgaven van gezondheidszorgen moeilijk om dragen zijn, bij de meest verdienende huishoudens gaat het om slechts 7% van de huishoudens. 8% van de huishoudens geeft aan dat financiële belemmeringen er de oorzaak van waren dat ze in de loop van de afgelopen 12 maanden medische zorgen, tandverzorging, (voorgeschreven) geneesmiddelen, een bril en/of mentale zorgen moesten uitstellen. Dit is, in vergelijking met de resultaten van de Gezondheidsenquête 2008 (14%), een substantiële vermindering, die echter niet in alle gewesten terug te vinden is: in zowel het Vlaams als het Waals Gewest daalt het percentage dat medische consumptie diende uit te stellen (respectievelijk van 11% tot 5% en van 14% tot 9% ). Voor het Brussels Gewest waar het percentage huishoudens dat medische consumptie diende uit te stellen historisch steeds het hoogst was is de daling relatief minder uitgesproken: van 26% naar 22%, en niet statistisch significant (Figuur 10). 35

38 Figuur 10 Percentage huishoudens dat aangeeft in de afgelopen 12 maanden medische consumptie te hebben moeten uitstellen, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, Tabel 11 Evolutie indicatoren financiële toegankelijkheid van gezondheidszorgen Gemiddelde uitgaven voor gezondheidszorgen ( - geïndexeerd) Gemiddeld aandeel (%) van uitgaven voor gezondheidszorgen in het huishoudbudget Percentage huishoudens dat uitgaven voor gezondheidszorgen moeilijk om dragen vindt Percentage huishoudens dat medische consumptie vanwege financiële redenen moest uitstellen in de afgelopen 12 maanden 5,9 6,6 5,8 5,8 5,2 33,1 29,4 29,5 34,8 25,9 8,5 10,1 9,7 13,6 8,4 36

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.)

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 3: Gebruik van gezondheidsen welzijnsdiensten Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Ambulante contacten met de specialist

Ambulante contacten met de specialist Ambulante contacten met de specialist Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZODHEIDSEQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VA GEZODHEIDS- E WELZIJSDIESTE Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Introductie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt Bijlage Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de ziekte- en invaliditeitsverzekering heeft CM de tevredenheid van de Belgen

Nadere informatie

Belangrijkste resultaten

Belangrijkste resultaten Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance juni 2010 Brussel, België Nr interne referentie : 2010/029 Depotnummer : D/2010/2505/23 ISSN : 2032-9172 Belangrijkste resultaten Gezondheidsenquête,

Nadere informatie

Contacten met de huisarts

Contacten met de huisarts Contacten met de huisarts Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Inleiding. Sabine Drieskens

Inleiding. Sabine Drieskens Inleiding Sabine Drieskens Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 50 25 E-mail : sabine.drieskens@wiv-isp.be

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 5 Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 5 Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Contacten met de tandarts

Contacten met de tandarts Contacten met de tandarts Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

Contacten met paramedische zorgverstrekkers

Contacten met paramedische zorgverstrekkers Contacten met paramedische zorgverstrekkers Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidstoestand Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 13 Gezondheidsindicatoren...15 1. Subjectieve gezondheid... 15 2. Chronische

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUÊTE 2013

GEZONDHEIDSENQUÊTE 2013 GEZONDHEIDSENQUÊTE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN GEZONDHEIDSENQUÊTE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN De opdrachtgevers van de Gezondheidsenquête:

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

6.1.1. De gezondheidstoestand

6.1.1. De gezondheidstoestand 6.1. Kernboodschap 6.1.1. De gezondheidstoestand Er is een verschuiving in het morbiditeitsprofiel in vergelijking met de gegevens over overlijden. In vergelijking met de voornaamste oorzaken van overlijden

Nadere informatie

Resultaten voor België Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde Gezondheidsenquête, België, 1997 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997 8.2.1. Inleiding Er wordt in België sinds enkele jaren een progressieve toename vastgesteld van het deel dat door de patienten voor rekening wordt genomen van de kosten van gezondheidszorgen. In 1997 zal

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997 7.1.1. Inleiding De huisarts vervult een essentiële rol binnen het geheel van de gezondheidszorg. Deze rol is bovendien in volle evolutie. Thema s zoals het globaal medisch dossier en de echelonnering

Nadere informatie

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Analyse indicatoren Gezond leven Analyse van de gezondheidsenquête in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Door Sabine

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Medische consumptie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 79 Bestudeerde indicatoren... 81 1. Contacten met zorgverstrekkers... 81

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.)

Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 4: fysieke en sociale omgeving Samenvatting van de onderzoeksresultaten Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele

Nadere informatie

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997. In deze paragraaf worden een aantal kenmerken van de steekproef besproken. Het gaat om de volgende socio-demografische karakteristieken : verblijfplaats : per regio en per provincie; geslacht en leeftijd;

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Patiëntentevredenheid

Patiëntentevredenheid Patiëntenheid Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@wiv-isp.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZODHEIDSEQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VA GEZODHEIDS- E WELZIJSDIESTE Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 1 Deel Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr - Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 1 1 Brussel Tel : /.7.9 e-mail : his@iph.fgov.be http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheid en samenleving

Gezondheid en samenleving Gezondheid en samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 115 Bestudeerde indicatoren... 117 1. Sociale gezondheid..... 117 2.

Nadere informatie

Resultaten voor België Contacten met de arts-specialist Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Contacten met de arts-specialist Gezondheidsenquête, België, 1997 7.2.1. Introductie Ambulante contacten met een arts-specialist maken vooral in België, waar de tweede lijn direct toegankelijk is voor de patiënt, een belangrijk deel uit van de medische consumptie. Informatie

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 4 Preventie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Digitale (r)evolutie in België anno 2009 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 9 februari Digitale (r)evolutie in België anno 9 De digitale revolutie zet zich steeds verder door in België: 71% van de huishoudens in

Nadere informatie

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête?

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête? FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Het gaat om een enquête die georganiseerd wordt door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid die verantwoordelijk

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 5 Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Rapport I : Gezondheidstoestand Belangrijkste resultaten

Rapport I : Gezondheidstoestand Belangrijkste resultaten Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance maart 2010 Brussel, België Nr interne referentie : 2010/007 Depotnummer : D/2010/2505/08 ISSN : 2032-9172 Rapport I : Gezondheidstoestand Belangrijkste

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997 7.7.1. Inleiding De basisprincipes van het huidige Belgische gezondheidssysteem zijn: vrije keuze van geneesheer door de patiënten, therapeutische vrijheid voor de practiserende geneesheren en toegankelijkheid

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Het gebruik van tabak

Het gebruik van tabak Het gebruik van tabak Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance oktober 2010 Brussel, België Nr interne referentie : 2010/053 Depotnummer : D/2010/2505/49 ISSN : 2032-9172 Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidstoestand

Gezondheidstoestand 6.3. Beknopte Samenvatting 6.3.1. Gezondheidstoestand Subjectieve gezondheid. In het Vlaams Gewest ervaart 82% van de bevolking zijn gezondheid als goed tot zeer goed. Het percentage personen dat zijn

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de arts-specialist Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de arts-specialist Gezondheidsenquête, België, 1997 7.2.1. Introductie Ambulante contacten met een arts-specialist maken vooral in België, waar de tweede lijn direct toegankelijk is voor de patiënt, een belangrijk deel uit van de medische consumptie. Informatie

Nadere informatie

Hoe denkt de Belg over gezondheidszorg? Voorstelling van de resultaten van het onderzoek 50 jaar ziekteverzekering

Hoe denkt de Belg over gezondheidszorg? Voorstelling van de resultaten van het onderzoek 50 jaar ziekteverzekering 5 ZIV Hoe denkt de Belg over gezondheidszorg? Voorstelling van de resultaten van het onderzoek 5 ziekteverzekering Sigrid Vancorenland, Bram Peters, Hervé Avalosse, Olivier Gillis Departement Onderzoek

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 3 Leefstijl IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid 1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

VOORSTEL VAN RESOLUTIE. over het verbeteren van de betaalbaarheid van tandzorg. (ingediend door Karin Jiroflée)

VOORSTEL VAN RESOLUTIE. over het verbeteren van de betaalbaarheid van tandzorg. (ingediend door Karin Jiroflée) VOORSTEL VAN RESOLUTIE over het verbeteren van de betaalbaarheid van tandzorg (ingediend door Karin Jiroflée) Toelichting Inleiding De afgelopen jaren was de gezondheidszorg steevast voorwerp van forse

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden Mondgezondheid Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail: johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Vaccinatie. Jean Tafforeau Vaccinatie Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

De honden en katten van de Belgen

De honden en katten van de Belgen ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 31 juli 2007 De honden en katten van de Belgen Highlights Ons land telde in 2004 1.064.000 honden en 1.954.000 katten; In vergelijking

Nadere informatie

6.7.1. Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie

6.7.1. Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie 6.7. Ongelijkheid in Gezondheid 6.7.1. 6.7.1.1. Samenvatting 6.7.1.1.1 Gezondheidsstatus De perceptie van de eigen gezondheid vertoont een negatieve samenhang met het opleidingsniveau: bij personen zonder

Nadere informatie

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft. ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 8 november 2006 1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België, Informatie over het huishouden

Gezondheidsenquête, België, Informatie over het huishouden Federale overheidsdienst VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Leuvenseweg 44 1000 Brussel Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Inleiding Om sociale ongelijkheden in gezondheid in kaart te brengen en om mogelijke trends in de

Nadere informatie

Gezondheidsenquête Een duidelijke illustratie van de behoefte aan een ziekenfonds dat de rol opneemt van gezondheidsfonds.

Gezondheidsenquête Een duidelijke illustratie van de behoefte aan een ziekenfonds dat de rol opneemt van gezondheidsfonds. Gezondheidsenquête 2013 Een duidelijke illustratie van de behoefte aan een ziekenfonds dat de rol opneemt van gezondheidsfonds Sigrid Vancorenland Departement R&D Samenvatting De gezondheidsenquête 2013

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 5 Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Opname in het ziekenhuis

Opname in het ziekenhuis Opname in het ziekenhuis Sabine Drieskens Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 50 25 E-mail :

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES «WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES Brussel wordt gekenmerkt door een grote concentratie van armoede in de dichtbevolkte buurten van de arme sikkel in het centrum van de stad, met name

Nadere informatie

Bespreking 5.2.2.2. page 1

Bespreking 5.2.2.2. page 1 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen

Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie