Met de nieuwe aanvraag wordt het volgende gewijzigd:

Transcriptie

1 BEOORDELING AANMELDINGSNOTITIE MER Datum aanmeldingsnotitie: 19 november 2015, gewijzigd 4 december 2015 Agrarisch bedrijf met vleesvarkens en fokzeugen aan Donschotseweg 12a te 5753 PT Vlierden. Behandeld door: Marcel van der Heijden Hoofdstuk / Paragraaf Beoordelingscriteria Uitwerking in aanmeldingsnotitie Akkoor d 1. Algemeen 1.1 Naam van de initiatiefnemer Madou Agro Varkens C.V. 1.2 Adres van de initiatiefnemer Donschotseweg 12a, 5753 PT Vlierden. 1.3 Soort activiteit, beschrijving plan Hierbij aangeven of het om een wijziging of uitbreiding gaat dan wel om een nieuwe aanleg of oprichting. Tevens dient te worden vermeld wat wordt gewijzigd/ uitgebreid/ aangelegd/ opgericht (korte beschrijving van de activiteit). De aanvrager verzoekt om een omgevingsvergunning voor het veranderen van de gehele inrichting. De vigerende betreft een omgevingsvergunning van 16 juni 2009 voor de gehele inrichting voor het onderdeel milieu. Met de nieuwe aanvraag wordt het volgende gewijzigd: - de dierbezetting in de traditioneel uitgevoerde zeugenstallen 1 en 2 wordt verlaagd; - de nieuw te bouwen stal 5 voor het houden van vleesvarkens op een systeem met mestkelders met (water- en) mestkanaal (BWL V3) wordt gewijzigd in een nieuw te bouwen stal 5 voor het houden van vleesvarkens op een huisvestingssysteem met een biologisch gecombineerde 1

2 1.4 Plaats activiteit Hier dient de exacte locatie met het adres van de voorgenomen activiteit te worden vermeld. Bij ontbreken van een adres dienen de kadastrale gegevens te worden gegeven. Een duidelijke kaart kan verhelderend zijn. 2. Kenmerken van de activiteit luchtwasser (BWL V2). Met de nieuwe aanvraag zal de veebezetting binnen de inrichting veranderen van 153 fokzeugen, 479 gespeende biggen en vleesvarkens naar 58 fokzeugen, 320 gespeende biggen en vleesvarkens. De betreffende aanpassing betreft een wijziging en oprichting van een installatie binnen de inrichting voor in totaal vleesvarkens in de nog op te richten stal 5; Doordat wordt uitgebreid met een installatie voor meer dan vleesvarkens is een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. De locatie is: Donschotseweg 12a te Vlierden. Kadastraal: gemeente Deurne, sectie R, nr. 96, 654 en Aard en omvang van de activiteit Gaat het om een wijziging, uitbreiding of iets nieuws? Het veranderen/uitbreiden van de gehele inrichting. Beschrijving vergunde, feitelijke en aangevraagde situatie. Op basis van de vigerende situatie is een veebezetting in de aanmeldingsnotitie opgenomen van 153 fokzeugen, 479 gespeende biggen en vleesvarkens. Op basis van de aangevraagde vergunning wordt de veebezetting 58 fokzeugen, 320 gespeende biggen en vleesvarkens. 2

3 Bovenstaande is beschreven in paragraaf 4.1 van de m.e.r.-aanmeldingsnotitie. Capaciteit van de uitbreiding, aanleg of wijziging aangeven, oppervlakte in hectares en hoogte, ook oppervlakte per stal en capaciteit (in dierplaatsen) vermelden). 2.2 Cumulatie van effecten Beschrijf, indien relevant, de samenhang met andere activiteiten ter plaatse in termen van cumulatie van effecten. De totale oppervlakte, afmetingen (hoogte en breedte) van de bestaande stallen zijn aangegeven op de situatie tekening van de inrichting. In stal 5 kunnen totaal vleesvarkens worden gehuisvest. Deze stal worden voorzien van een systeem met biologisch gecombineerde luchtwasser (BWL V2). De bestaande stallen 1, 2 en 3 blijven voorzien van een traditioneel huisvestingssysteem. Bovenstaande is beschreven in de paragrafen 2.2. en 4.1 van de aanmeldingsnotitie m.e.r. Ammoniak: De ammoniakemissie neemt af ten opzichte van de vigerende situatie, van 5.932,21 kg naar 4.558,40 kg. De aangevraagde inrichting valt binnen de reikwijdte van de IPPC-richtlijn. De toegepaste maatregelen ter beperking van de emissies voldoen aan de beleidslijn IPPC-omgevingstoets ammoniak en veehouderij en de criteria van de oplegnotitie intensieve veehouderij juli 2007, zie paragraaf van de aanmeldingsnotitie. Door de afname van de ammoniakemissie zal ook de ammoniakdepositie op de in de omgeving van de inrichting gelegen Natura 3

4 2000-gebieden afnemen ten opzichte van de vigerende omgevingsvergunning. Door de provincie is reeds een Natuurbeschermingswetvergunning verleend op 23 maart 2015 voor de dieren zoals aangegeven in de aanmeldingsnotitie. Ten opzichte van deze vergunning zijn een aantal wijzigingen meegenomen in deze aanmeldingsnotitie. Zoals uit paragraaf 8.2 blijkt heeft dit geen toename van ammoniakdepositie als gevolg. Significant negatieve effecten treden daardoor niet op als gevolg van het voorgestelde plan in de aanmeldingsnotitie. Geur: Het aantal geëmitteerde odourunits (ou) binnen de inrichting neemt af van ,80 ou e /s naar ,80 ou e /s. Na realisatie van de aangevraagde inrichting zal de voorgrondgeurbelasting ter hoogte van de dichtstbijgelegen burgerwoningen aanzienlijk afnemen. Dit als gevolg van het wijzigen van de emissiepunten en het gebruik van een combiwasser waarmee de geuremissie wordt teruggebracht. De overbelasting op de voorgrondgeurbelasting zal daarmee afnemen maar op 1 geurgevoelig object niet geheel worden weggenomen. Door de afname van de voorgrondgeurbelasting zal ook de achtergrondgeurbelasting op de omliggende geurgevoelige objecten in het buitengebied en de bebouwde kom afnemen. Doordat de achtergrondgeurbelasting niet 4

5 2.3 Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen Aangeven op welke wijze het productieproces plaatsvindt: welke natuurlijke hulpbronnen worden gebruikt; welke en hoeveel andere materialen (grond- en hulpstoffen) worden gebruikt. 2.4 De productie van afvalstoffen Aangeven welke afvalstoffen er vrijkomen: kadavers, mest, gevaarlijk afval en/of bedrijfsafvalwater. 2.5 Verontreiniging en hinder Aangeven welke emissies er zijn en in geval van wijziging of uitbreiding, welke nieuwe emissies ontstaan. toeneemt zullen ten aanzien van geur geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden als gevolg van de activiteiten. Fijn stof: De fijnstof emissie neemt af van 362,4 kg naar 213,8 kg. Uit de berekening van de fijnstofconcentratie, zie paragraaf van de m.e.r.-aanmeldingsnotitie, blijkt dat deze ter hoogte van alle omliggende objecten is gelegen onder 25 µg/m 3 en hiermee ruim voldoet aan de wettelijke normen. Het productieproces is beschreven in paragraaf 4.2 in de m.e.r.- aanmeldingsnotitie. Binnen het bedrijf worden (meng)voeders, water, elektriciteit, aardgas gebruikt. Dit is beschreven in paragraaf 4.2 van de m.e.r.- aanmeldingsnotitie. Er is aangegeven dat er vaste dierlijke mest, kadavers, bedrijfsafvalstoffen, gevaarlijk afval en bedrijfsafvalwater, waaronder reinigingswater en spoelwater, vrijkomen. Ammoniakemissie: emissie neemt af ten opzichte van de omgevingsvergunning van 16 juni 2009 volgens de merbeoordelingsnotitie. De dierverblijven liggen buiten de 250 meterzone van een (zeer) kwetsbaar gebied. Op de inrichting is de IPPC-richtlijn van toepassing. De beleidslijn IPPC- 5

6 omgevingstoets ammoniak en veehouderij is uitgevoerd in de aanmeldingsnotitie. De in de notitie beschreven inrichting voldoet aan de beleidslijn, zie paragraaf 8.1. Inschatting geven van de omvang van deze emissies. Fijn stof: emissie neemt af van 362,4 kg naar 213,8 kg/jaar. Geuremissie: het aantal odourunits neemt af met ,0 ou e /s van ,8 ou e /s naar ,8 ou e /s. De emissiepunten zijn zo gelegen dat voldaan wordt aan de wettelijke vereiste individuele afstandseisen en aan de geldende geurnormen. Berekeningen van emissiepuntdiameter en uittreedsnelheid van elk systeem/stal zijn toegevoegd bij de m.e.r.- aanmeldingsnotitie. Geur en ammoniakemissie: zie hiervoor onder vorige beoordelingscriteria. Geluid: de emissies zijn afkomstig van transportbewegingen, laden en/of lossen van voer, mest en dieren en ventilatoren. De aan-en afvoer van gespeende biggen en vleesvarkens, voer, mest en overige producten neemt toe ten opzichte van de huidige situatie. Uit het akoestisch rapport behorende bij de aanmeldingsnotitie blijkt dat de geluidemissie van de aangevraagde activiteiten niet zodanig toenemen dat dit leidt tot overschrijding van de geluidsnormen van 40 db(a) in de dagperiode, 35 db(a) in de avondperiode en 6

7 Aangeven welke maatregelen getroffen zullen worden om deze emissies te verminderen of te neutraliseren (indien geen maatregelen getroffen worden, aangeven waarom dat niet nodig is). Beschrijven welke emissies overblijven indien deze maatregelen worden getroffen. 30 db(a) in de nachtperiode. Enkel gedurende drie dagen per jaar zal tijdens intensief afvoeren van mest een overschrijding van de geluidsnormen worden veroorzaakt. Deze activiteit wordt als incidenteel gezien en leidt niet tot een onacceptabele overschrijding van de geluidsnormen. Fijnstof: Fijnstof bestaat uit: huid-, mest- en voerdeeltjes die door het ventilatiesysteem naar buiten worden uitgestoten; roetdeeltjes die door bedrijfsgebonden transportmiddelen binnen de inrichting worden uitgestoten. Door de afname van de fijnstofemissie, zal ook de fijnstofconcentratie in de omgeving van de inrichting licht afnemen. Uit de berekeningen, weergegeven in paragraaf van de aanmeldingsnotitie blijkt dat de fijnstofconcentratie als gevolg van de aangevraagde activiteiten niet zodanig wijzigt dat dit leidt tot overschrijding van de fijnstofnormen voor PM10 en PM 2,5 Emissies ammoniak, geur en fijnstof: Alle stallen zijn of worden voorzien van emissiearme huisvestingssystemen waardoor de ammoniak-, fijnstof- en geuremissie wordt gereduceerd. De emissies zoals in bovenstaande criteria zijn genoemd zijn de emissies indien de 7

8 maatregelen zijn getroffen. 2.6 Risico op ongevallen en abnormale omstandigheden Beschrijf, indien relevant, het risico van ongevallen en het optreden van abnormale (bedrijfs) omstandigheden. Het eventuele risico is beschreven in hoofdstuk 6 van de aanmeldingsnotitie. De beschrijving van de risico s is toereikend voor een goede beoordeling van de risico s. Met betrekking tot de gebruikte stoffen (bijvoorbeeld verbruik hoeveelheid voeders en water). Worden toxische stoffen toegepast of geproduceerd? Zo ja, hoeveel stoffen en hoe verlaten deze stoffen het terrein en hoe worden ze verwerkt? Verbruik: - voeders: Op het bedrijf wordt voor de vleesvarkens gebruik gemaakt van krachtvoer. - water: m 3 leidingwater per jaar; - elektriciteit: ca kwh per jaar; - aardgas: m 3 per jaar. Beschrijf welke veiligheidsaspecten hierbij een rol spelen (brandblussers / compartimentering). Op het bedrijf zullen de volgens het Bouwbesluit voorgeschreven voorzieningen worden aangebracht. Een beginnende brand wordt zo effectief mogelijk bestreden door het aanbrengen van brandblusmiddelen op diverse locaties en van brandvertragende voorzieningen. Geef aan welke maatregelen getroffen zullen worden om het risico van ongevallen en het optreden van abnormale (bedrijfs)omstandigheden te verminderen of te neutraliseren. Er zijn brandblussers aanwezig. Om te voorkomen dat er calamiteiten plaatsvinden wordt personeel geïnstrueerd hoe te handelen bij ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen binnen de inrichting. Bij stroomstoringen is een noodstroomagregaat aanwezig voor de stroomvoorziening 3. Plaats van de activiteit 3.1 Het bestaande grondgebruik Welke veranderingen treden er op ten aanzien van het bestaande grondgebruik De stal wordt gerealiseerd op een stuk grond direct grenzend aan de bestaande bebouwing, welk reeds op een intensieve 8

9 manier agrarisch wordt gebruikt. 3.2 De relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied Worden de natuurlijke hulpbronnen van het gebied aangesproken of beïnvloedt. Het bouwplan wordt primair gebruikt voor agrarische activiteiten. Door de aangevraagde activiteiten verandert dit niet, waardoor de activiteiten geen invloed hebben op de natuurlijke hulpbronnen. 3.3 Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden Aangeven welke 'gevoelige gebieden' mogelijk worden beïnvloed, evenals welke status deze gebieden hebben: - A en B gebieden; - Vogel- en Habitatrichtlijngebieden; - Natuurbeschermingswet gebieden; - Archeologie; - Ecologische Hoofdstructuur; - Rode lijst gebieden (Flora- en Fauna wet); - aardkundige waarden; - geomorfologie (specifiek fosfaat / nitraat belasting); - bestemmingsplan; - omgeving (woningen van derden); - grondwaterbeschermingsgebieden / boringsvrije zone - Het dichtstbijgelegen zeer kwetsbare gebied is De Liesselse bossen op een afstand van ± 370 meter. - Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied is De Deurnse Peel op een afstand van ± meter. Dit gebied is een Vogelen Habitatgebied en een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingwet. In de m.e.r.- aanmeldingsnotitie is dit beschreven. - Archeologie: Het bedrijf is gelegen in een gebied met lage archeologische verwachting, gezien de ligging binnen 50 meter van bestaande bebouwing. Gezien de lage verwachtingswaarde en het huidige intensieve gebruik van de grond is aantasting van een archeologisch waardevol gebied niet te verwachten. - De natuurbeschermingswet is in de omgeving van het bedrijf van toepassing. Door de provincie is op 23 maart 2015 een NB-vergunning verleend voor de uitbreidingsplannen. Aangezien er kleine wijzigingen plaatsvinden ten aanzien van de emissiepunten uit deze vergunning is in de aanmeldingsnotitie een nieuwe berekening toegevoegd. Hieruit blijkt dat ten opzichte van de vigerende NB- 9

10 vergunning geen toename van de ammoniakdepositie plaatsvindt als gevolg van de aangevraagde uitbreiding van het bedrijf. - De inrichting ligt buiten de EHS. De Liesselse bossen onderdeel van de EHS zijn gelegen op ± 370 meter van de stallen. Aangezien de ammoniakemissie niet toeneemt als gevolg van de uitbreiding, zal de uitbreiding niet meer schadelijke gevolgen hebben voor de ontwikkeling en behoud van de gebieden die tot de EHS behoren. - Het plan wordt gerealiseerd op een bouwvlak waar reeds lange tijd op een intensieve manier agrarisch activiteiten aanwezig zijn geweest. Zoals ook in paragraaf 8.3 van de m.e.r.- aanmeldingsnotitie is beschreven, is het niet aannemelijk dat op het plangebied rode lijstsoorten permanent aanwezig zijn en zullen worden verstoord. - Aardkundige waarden zijn niet aanwezig in de directe omgeving van de inrichting. - Geomorfologie. Fosfaat/nitraat belasting. De mest die vrijkomt wordt afgezet. Hierbij dient de wettelijke bemestingspraktijk in acht te worden genomen - Bestemmingsplan: Op de locatie is een agrarisch bouwblok aanwezig met aanduiding intensieve veehouderij. Voor realisatie van het plan hoeft het bouwblok niet te worden gewijzigd. De aangevraagde uitbreiding moet 10

11 worden getoetst aan de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord- Brabant. Dit in overeenstemming met hetgeen in paragraaf van de aanmeldingsnotitie is aangegeven. - Omgeving: In de directe omgeving van de inrichting zijn enkele agrarische bedrijven en burgerwoningen gelegen. De inrichting is gelegen in het verwevingsgebied. - Grondwaterbeschermingsgebieden/boring svrije zone: deze gebieden/zones zijn niet in de direct nabijheid van de inrichting gelegen. 4. Kenmerken van het potentiële effect 4.1 Het bereik van het effect Beschrijf het bereik van het effect als gevolg van de activiteit Als gevolg van de activiteit komen emissies vrij van ammoniak, geur, fijnstof en geluid (effecten). Deze emissies worden allemaal beoordeeld op de gevolgen die deze hebben op de in de omgeving gelegen gevoelige objecten en gebieden. Indien de gevraagde activiteiten niet kunnen voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, dan zal een effect onaanvaardbaar zijn. Het gevolg zal zijn dat de vergunning voor de gevraagde activiteiten niet kan worden verleend. De emissies van geur, fijnstof en geluid hebben invloed op de gezondheidsrisico s voor de omgeving. Daarom wordt beoordeeld in hoeverre deze emissies 11

12 invloed hebben op gezondheid: - Geur: Zoals aangegeven onder leidt de geuremissie niet tot een toename van de voorgrondgeurbelasting. Door de afname van de voorgrondgeurbelasting zal de achtergrondgeurbelasting eveneens afnemen. Als gevolg van de uitbreiding zullen omliggende geurgevoelige objecten minder worden belast met geur. Uit recente berekeningen op basis van Bestand veehouderijbedrijven Brabant blijkt dat ter hoogte van de planlocatie de maximaal acceptabele achtergrondgeurbelasting (20 ou/m3 voor het buitengebied op basis van de gebiedsvisie gemeente Deurne 2015) ten hoogte van geurgevoelige objecten niet wordt overschreden. Aangezien de geurbelasting niet toeneemt leidt de aangevraagde activiteit niet tot een verhoging van de gezondheidsrisico s als gevolg van het aspect geur. - Fijnstof: Zoals aangegeven onder 4.1 neemt de fijnstofemissie af. Bacteriën en virussen die mogelijk schadelijk zijn voor de omgeving worden voor een belangrijk deel gebonden aan fijnstofdeeltjes. Doordat de fijnstofconcentratie in de omgeving van de inrichting afneemt en ruim voldoet aan de wettelijke normen voor fijnstof zal deze niet leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor de gezondheid van omwonenden. - Geluid: Als gevolg van de activiteiten 12

13 Aangeven welke belangrijke effecten op het milieu van deze emissies zijn te verwachten (flora, fauna, landschap, woon- en leefmilieu, emissies bodem, lucht en water). worden de geluidnormen zoals deze gelden voor het buitengebied: 40 db(a) in dagperiode, 35 db(a) in avondperiode en 30 db(a) in nachtperiode niet overschreden. De activiteiten zullen daardoor niet leiden tot negatieve gezondheidseffecten. - Flora en fauna: Ter plekke van het initiatief zijn geen belangrijke soorten vaatplanten, mossen en paddenstoelen aangetroffen. De naaste omgeving is hoofdzakelijk in gebruik als landbouwgrond. Er worden geen gebieden doorsneden en de biodiversiteit wordt niet aangetast. De aanleg van de nieuw op te richten stal zal geen negatieve effecten op de beschermde planten opleveren. Dit is beschreven in paragraaf 8.3 van de m.e.r.- aanmeldingsnotitie; - Landschap: De landschappelijk omgeving zal als gevolg van de uitbreiding niet wijzigen. De uitbreiding zal worden gerealiseerd in een omgeving waar reeds bestaande bebouwing aanwezig is. - Woon- en leefmilieu: zie opmerkingen onder Emissies naar bodem, water en lucht: Door het treffen van voorzieningen en het nemen van maatregelen kan voldoende worden gewaarborgd dat emissies naar bodem of water worden voorkomen. 13

14 Er worden voorzieningen gerealiseerd die het overtollige hemelwater laten infiltreren op eigen grond. Emissie naar lucht bestaan uit ammoniak, geur en fijn stof. Deze emissies zijn al behandeld. Aangeven wat de omvang van deze effecten zijn voor het milieu. De effecten zullen worden toegestaan, mits deze geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu opleveren. De gevolgen van de effecten voor het milieu zullen worden getoetst aan de voorwaarden van de betreffende wet- en regelgeving. Indien de gevolgen hieraan niet kunnen voldoen zal de vergunning niet worden verleend en het onaanvaardbare effect niet optreden. 4.2 Het grensoverschrijdende karakter van het effect Beschrijf of het effect een grensoverschrijdend karakter heeft Binnen de inrichting vinden geen activiteiten plaats die een grensoverschrijdend karakter hebben. 4.3 De waarschijnlijkheid van het effect Welke kans is aanwezig dat een bepaald effect optreedt Bij een goed gebruik van de voorgestelde voorzieningen zal de kans dat een onaanvaardbaar effect optreedt te verwaarlozen zijn. 4.4 De duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect Beschrijf de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect De effecten zullen blijvend zijn en pas omkeerbaar zijn op het moment dat de activiteiten worden beëindigd. Aangezien de activiteiten voor onbepaalde tijd worden aangevraagd, is een tijdsduur niet aan te geven. Het is echter niet noodzakelijk dat de effecten niet meer optreden, aangezien de effecten aanvaardbaar zijn, indien de activiteiten conform de vergunning worden uitgevoerd. 14

15 EINDOORDEEL EN OPMERKINGEN De milieuaspecten ammoniakemissie en -depositie, uitstoot fijn stof, geur- en geluidhinder en de gezondheidsrisico s zijn, rekening houdend met de aard van de voorgenomen activiteit en de omgeving van de inrichting, voldoende inzichtelijk gemaakt. Enkele onderdelen moeten uitgewerkt worden in de aanvraag om omgevingsvergunning. Derhalve vormt dit geen aanleiding om voor de gevraagde activiteit het opstellen van een milieueffectrapport te verlangen. Op de verschillende onderdelen wordt getoetst bij de beoordeling van de aanvraag voor een Wabo-vergunning. Wanneer uit deze toetsing volgt dat niet aan één van de toetsingscriteria wordt voldaan kan voor de voorgenomen activiteit geen Wabo-vergunning worden verleend. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de aanmeldingsnotitie voldoende gegevens bevat. Vervolgens kan worden geconcludeerd dat het voorgenomen plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft waardoor het opstellen van een MER niet noodzakelijk is. 15