Het wetsvoorstel om-afdoening: een wolfin schaapskledij. JJ Grijns
|
|
- Nienke Driessen
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Het wetsvoorstel om-afdoening: een wolfin schaapskledij JJ Grijns Mr. J.H. Crijns is verbonden aan bet DepartementStraf rechten Criminologie van de Universiteit Leiden. Zoals reeds aangekondigd in de Veiligheidsnota van oktober 2002, heeft het kabinet onlangs ingestemd met het concept wetsvoorstel om-afdoening. Op grond van dit wetsvoorstel krijgt het openbaar ministerie de bevoegdheid zelfstandig -zonder tussenkomst van de rechter en zonder overeenstemming met of instemming van de verdachte- sancties op te leggen. Hoewel voorstanders gaarne willen doen geloven dat het hier slechts om een cosmetische ingreep gaat, teneinde het stelsel van buitengerechtelijke afdoening overzichtelijker en efficiënter te maken, betreft het hier wel degelijk een ingrijpende hervorming die het strafrechtelijk stelsel in de kern raakt. 1. Inleiding Het wetsvoorstel om-afdoening l is bedoeld ter vervanging van de huidige mogelijkheden van buitengerechtelijke afdoening: de transactie en het voorwaardelijk sepot. In een tweede wetsvoorstel 2 is voor de periode voorafgaand aan de invoering van deze boetebevoegdheid voorzien in een uitbreiding van de mogelijkheden tot het aangaan van een transactie;3 na inwerkingtreding van het wetsvoorstel om-afdoening zullen de transactie en het voorwaardelijk sepot in zijn geheel komen te vervallen. Beide voorstellen liggen thans ter 1 Concept wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet om-afdoening). 2 Concept wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht tot uitbreiding van de buitengerechtelijke afdoening van su-dfbare feiten. 3 Het voorwaardelijk sepot wordt in deze verruimde transactiebevoegdheid geïncorporeerd door in artikel 74, tweede lid, sub h als mogelijke transactievoorwaarde op te nemen: 'andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffend'. S~C fles,afl.4,
2 consultatie bij de Raad van State en zullen vermoedelijk binnen afzienbare tijd worden ingediend bij de Tweede Kamer. 4 Het wetsvoorstel tot het invoeren van een zelfstandige boetebevoegdheid voor het openbaar ministerie kent,een tamelijk lange voorgeschiedenis. Midden jaren negentig stelde de Commissie-Korthals Altes voor de transactie na verloop van tijd executoir te verklaren. 5 In dit voorstel bleef de wijze van afdoening derhalve gebaseerd op consensualiteit, hetgeen betekende dat beide partijen met deze wijze van afdoening moesten instemmen. Vanaf het moment dat partijen afdoening door middel van een transactie waren overeengekomen, zou het openbaar ministerie echter bevoegd zijn de voldoening aan de transactievoorwaarden door de verdachte af te dwingen. Voortbouwend op dit voorstel van de Commissie-Korthals Altes -dat nooit is vertaald in een concreet wetsvoorstel~ werkte een departementale werkgroep vervolgens een voorstel uit strekkende tot invoering van een volledig zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie, waarvoor instemming van de verdachte in zijn geheel niet meer was vereist. 6 Een voorstel van vergelijkbare strekking werd gedaan door de onderzoeksgroep Strafvordering In dit voorstel maakte de zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie deel uit van een zogenaamd drie sporen model, waarbij het derde spoor werd gevormd door afdoening door middel van deze bevoegdheid en bedoeld was voor de afdoening van relatief lichte strafbare feiten ter zake waarvan de oplegging van een vrijheidsstraf niet geboden was. 8 Het onderhavige concept wetsvoorstel om-afdoening vloeit rechtstreeks voort uit het voor- 4 Het wetsvoorstel om-afdoening dient in samenhang te worden bezien met het concept wetsvoorstel bestuurlijke boete kleîne ergernissen, dat eveneens voortvloeit uit de veiligheidsnota 'Naar een veiliger samenleving' (Kamerstukken 1I, , , nr. 1) en binnenkort ter advisering zal worden voorgelegd aan de Raad van State. Op grond van dit voorstel krijgen gemeentebesturen krachtens een nieuwe voorziening in de Gemeen tewet de mogelijkheid zelfstandig een bestuurlijke boete op te leggen in reactie op hèt veroorzaken van kleine ergernissen in het publieke domein, veelal overtredingen van de APV (bijvoorbeeld wildplassen, hondenpoep en graffiti). Zie over dit voorstel en de relatie met het wetsvoorstel om-afdoening P.A.M. Mevis, 'Strafbeschikking OM, WAHV en "kleine ergernissen"', DD 2004, Zie Commissie Heroverweging In..<;trumentarium Rechtshandhaving (Commissie-Korthals Altes), Het recht ten uitvoer gelegd: oude en nieuwe instrumenten van rechtshandhaving, Den Haag: ministerie van Justitie 1995, p Zie de notitie Buitengerechtelijke afdoening van strafzaken Vd1l medio 2001, te vinden op de website van het ministerie vanjustitie. 7 Zie A.R. Hartmann, 'Buitengerechtelijke afdoening', in: M.S. Groenhuijsen en G. Knigge (red.), Het onderzoek terzitting. Eerste inten'mrapporc onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001, p en A.R. Hanmann, 'Buitengerechtelijke afdoening 11', in: M.S. Groenhuijsen en G. Knigge (red.), Dwangmiddelen en rechtsmiddelen. Derde interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Kluwer 2002, p Dit drie sporen model werd reeds in 1994 door Knigge voorgestaan. Zie G. Knigge, 'De strafvordering in het geding', Handelingen NJV , p stel van de departementale werkgroep en kan worden beschouwd als het voorlopig eindpunt van de geschetste ontwikkeling. Met de eventuele invoering van deze zelfstandige sanctiebevoegdheid komt het consensuele karakter dat het stelsel van buitengerechtelijke afdoening tot op heden heeft gekenmerkt, te vervallen. 2. Een korte schets van het wetsvoorste1 9 De kern van het wetsvoorstel wordt gevormd door de nieuw in te voeren Ti tel NA (Vervolging door een strafbeschikking) in het Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 257a krijgt de officier van Justitie de bevoegdheideen strafbeschikking uit te vaardigen (lees: zelfstandig -dus zonder tussenkomst van de rechter- een sanctie op te leggen) indien het strafbare feit een overtreding betreft of een misdrijf waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf is gesteld. lo Bij deze stratbeschikking kunnen de volgende straffen en maatregelen worden opgelegd: (1) een taakstraf tot 180 UUf; (2) een geldboete; (3) onttrekking aan het verkeer en (4) ontzegging van de rijbevoegdheid voor maximaal zes maanden. 11 Voorts kan de strafbeschikking een aantal aanwijzingen bevatten waaraan de verdachte 12 moet voldoen. Deze stemmen inhoudelijk grotendeels overeen met de voorwaarden die thans kunnen worden gesteld in het kader van een transactie, met uitzondering van de betaling van een geldsom aan de staat en het verrichten van een taakstraf (welke immers de status van een sanctie verkrijgen), doch met inbegrip van 'andere bijzondere aanwijzingen, het gedrag van de veroordeelde betreffend'. Met het opnemen van deze laatste mogelijkheid wordt het huidige voorwaardelijk sepot in het wetsvoorstel OM-afdoening geïncorporeerd. Een gemitigeerde bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking komt ex artikel 257b Sv toe aan de daartoe aangewezen opsporingsambtenaar. In geval van overtredingen mag hij een geldboete opleggen; in geval 9 Voor een meer uitgebreide bespreking van het conceptwctsvoorstel zij verwezen naar de bijbehorende memorie van toelichting. Voons is een (kritische) bespreking van het wetsvoorstel te vinden in M. de Graaf, 'Doelmatigheid boven rechtmatigheid. Bespreking van het concept-wetsvoorstel Wet om-afdoening', DD 2003, p In een aantal bijwndere wetten (WED, AWR en Waterschapswet) wordt de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking toegekend aan de in dat kader bevoegde ambtenaren. 11 Het feit dat in het kader van de strajbeschikking zowel straffen als maatregelen kunnen worden opgelegd zorgt voor een verdere vervaging van het in ieder geval in de dogmatiek nog steeds bestaande onderscheid tussen de straf en de maatregel. Zie over dit onderscheid uitgebreid T. Kooijmaos, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel' (diss. Rotterdam), Deventer: Kluwer 2002, tweede hoofdstuk en de aldaar vermelde literatuur. 12 Het wetsvoorstel spreekt in artikel 257a lid 3 aanhef en sub f Sv abusievelijk van 'veroordeelde'. 226 SANCTIES, afl. 4, 2004 SANCTIES, afl. 4,
3 van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf is gesteld, mag hij een geldboete van ten hoogste het maximum van de eerste categorie opleggen, mits het misdrijven van eenvoudige aard betreft die begaan zijn door personen ouder dan achttien jaar. Voor de gevallen waarin de officier van Justitie overweegt een taakstraf, ontzegging van de rijbevoegdheid of een geldboete hoger dan op te leggen, voorziet het wetsvoorstel in een hoorplicht (artikel 257c Sv). Een taakstraf of een ontzegging van de rijbevoegdheid kan slechts worden opgelegd, indien de verdachte zich bij dit verhoor bereid verklaart om aan de sanctie te voldoen. Dit vormvereiste is bepaald begrijpelijk, daar de aard van de sanctie de medewerking van de verdachte vereist; zij heeft echter tot consequentie dat het consensuele moment via de achterdeur toch weer binnen het stelsel van de buitengerechtelijke afdoening wordt gehaald. 13 Wanneer de verdachte zich niet kan vinden in de hem opgelegde strafbeschikking, kan hij ex artikel 257e binnen veertien dagen schriftelijk dan wel ten parkette verzet doen bij de officier van Justitie. De verdachte die vrijwillig voldoet aan de strafbeschikking doet daarmee afstand van zijn recht op verzet. Tenzij de offider van Justitie besluit de strafueschikking in te trekken, brengt hij het verzet en het dossier ter kennis van de ter zake bevoegde rechter (artikel 257f Sv). Deze zal de zaak vervolgens volgens de gebruikelijke regels behandelen, waarna hij aan de hand van het beslissingsmodel ex artikel Sv tot een einduitspraak komt. Hierbij fungeert de omschrijving van de verweten gedraging in de oproeping, die hetzelfde feit als de strafueschikking moet betreffen, als tenlastelegging. In de Memorie van Toelichting wordt benadrukt dat het hier niet gaat om een beoordeling van de strafbeschikking, doch om een zelfstandig rechterlijk oordeel over de merites van de zaak. 14 Het feit dat vanaf het instellen van verzet wordt aangesloten bij het algemene strafvorderlijke kader, heeft tot gevolg dat tegen de beslissingen van de rechter naar aanleiding van het verzet in beginsel volgens de normale regels rechtsmiddelen openstaan. Tot slot voorziet het wetsvoorstel in een aantal voorschriften omtrent de toevoeging van een raadsman en diens aanwezigheid bij voornoemd verhoor (artikel 257c Sv), alsmede enkele vormvoorschriften omtrent het uitreiken en toezenden van de strafbeschikking (artikel 257d Sv), de schorsende werking van het instellen van verzet (artikel 257g Sv) en de openbaarmaking van strafbeschikkingen (artikel 257h Sv). 13 Dit neemt niet weg dat de officier van Justitie onverkort bevoegd blijft in voorkomende gevallen op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 het rijbewijs in te houden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de instemming van de verdachte. Deze bevoegdheid betreft echter geen sanctie. 14 Zie de Memorie van Toelichting bij het concept wetsvoorstel, p De juridische grondslag van de voorgestelde strafheschikking De juridische grondslag van de strafueschikking zoals deze wordt voorgesteld is fundamenteel anders dan die van de huidige mogelijkheden van buitengerechtelijke afdoening. Waar deze laatste strekken tot het voorkómen van strafvervolging, behelst de strafbeschikking niets minder dan een sanctie en aldus een vaststelling van schuld. Tot op heden waren zowel de schuldvaststelling in rechte als de sanctieoplegging voorbehouden aan de rechter. Het voorstel laat er dan ook geen twijfel over bestaan dat het uitvaardigen van een strafbeschikking een daad van vervolging is, hetgeen mede moge blijken uit de voorziene plaats in het wetboek en de naam van de nieuwe Titel NA: vervolging door een strafueschikking. In feite wordt met de invoering van een zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie het model van de Wet Mulder (wahv) geïntroduceerd voor.het gehele strafrecht. Hiermee wordt een nieuwe stap gezet in de voortschrijdende verweving van bestuursrecht en strafrecht. 15 Ook Mevis plaatst het voorstel in de bredere context van de opkomst van de bestuurlijke boete. 16 Bezien vanuit het perspectief van de handhavingspraktijk van alledag waarin op grote schaal gebruik wordt gemaakt van bestuurlijke boetes kan het wetsvoorstel.volgens hem worden gezien als een logische inhaalslag teneinde het openbaar ministerie te voorzien van de bevoegdheden die de verschillende bestuursorganen reeds lang tot hun beschikking hebben. Dit perspectief miskent echter de meer principiële kant van de zaak, zoals ook Mevis benadrukt. Vanuit de klassieke strafrechtelijke context -die uitgaat van een procesverplichting (sancties kunnen slechts worden opgelegd door een rechter na een openbaar onderzoek ter terechtzitting)- vormt de op handen zijnde introductie van een zelfstandige boetebevoegdheid voor het openbaar ministerie wel degelijk een revolutionaire ontwikkeling. Het openbaar ministerie kan immers onmogelijk op één lijn worden gesteld met een willekeurig bestuursorgaan. Wanneer dit wel gebeurt, wordt ten enenmale miskend dat het openbaar ministerie krachtens de Wet RO binnen de strafrechtspleging een bijzondere positie bekleedt. In die zin kan de hoge vlucht die de bestuurlijke boete heeft genomen dan ook slechts gelden als een verklaring voor het wetsvoorstel, doch geenszins als een rechtvaardiging. 15 Zie in gelijke zin A.R. Hartmann, 'Strafrechtelijke handhaving van de financiële wetgeving: houden ofweggeven?', NJB 2004, p Zie PA.M. Mevis, 'Strafbeschikking OM, WAHV en "kleine ergernissen"', DD 2004, 24, p ~Cl1ES,afl.4,2004 SANCTIES, afl. 4,
4 Een eventuele invoering van een zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie kan weliswaar goed worden beschouwd in het licht van de opkomst van de bestuurlijke boete, de eigenstandige positie van het openbaar ministerie maakt niettemin dat er hier sprake is van een nieuw rechtsfiguur. Een dergelijke revolutionaire ontwikkeling binnen het voor de strafrechtspleging zo belangrijke stelsel van buitengerechtelijke afdoening noopt naar mijn idee tot nadere reflectie op de consequenties hiervan. 4. De consequenties van de nieuwe juridische grondslag Het feit dat het toekomstige stelsel van buitengerechtelijke afdoening gebaseerd is op een compleet nieuwe juridische grondslag heeft een aantal zeer ingrijpende --en mijns inziens onwenselijke- consequenties voor het strafrechtelijk stelsel als geheel. Achtereenvolgens zal in het onderstaande aandacht worden besteed aan de gevolgen van het wetsvoorstel voor Ca) de schuldvaststelling, Cb) het procesinitiatief in relatie tot de vrije toegang tot de rechter, en Cc) de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende organen binnen de strafrechtspleging Schuldvaststelling Het klassieke strafrecht is onder meer gebaseerd op het beginsel 'geen straf, zonder schuld', ofwel het schuldbeginsel. Het vaststellen van de schuld van de verdachte aan enig strafbaar feit is tot op de dag van vandaag voorbehouden aan de rechter. Deze doet dit in een openbaar proces, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, en aan de hand van wettige bewijsmiddelen. Het onderhavige wetsvoorstel brengt radicaal verandering in deze situatie. Onder de vigeur van de nieuwe regeling is voortaan ook de officier van Justitie bevoegd tot het vaststellen van schuld. In tegenstelling tot de rechter kan hij dit echter doen zonder daarbij te worden gecontroleerd door middel van een openbaar proces, zonder daarbij expliciet gebruik te hoeven maken.van wettige bewijsmiddelen en in veel gevallen zonder daarbij het beginsel van hoor en wederhoor in acht te hoeven nemen. In d~ gevallen waarin de verdachte als gevolg van de hoorplicht wel de ruimte krijgt zijn verweren naar voren te brengen, zal hij bij gebreke van een vonnis in het duister tasten omtrent de vraag of en in hoeverre de officier van Justitie acht heeft geslagen op zijn visie op het gebeuren. Hiermee ontstaat de paradoxale situatie dat de officier van Justitie -wiens core business bestaat uit het vervolgen van strafbare feiten- kan 'overgaan tot schuldvaststelling zonder daarbij gebonden te zijn aan diverse elementaire rechtswaarborgen, terwijl de onafhankelijke en onpartijdige rechter -die sinds jaar en dag is gespecialiseerd in het vaststellen van schuld in rechte- hierbij wél gebonden is aan deze waarborgen Verlegging van hetprocesinitiatiefen de vrije toegang tot de rechter Voorts heeft het wetsvoorstel tot gevolg dat het initiatief tot het inschakelen van de strafrechter voortaan bij de verdachte komt te liggen, daar hij degene is die zich door middel van het aantekenen van verzet tot de strafrechter dient te wenden wanneer hij zich niet kan verenigen met de strafbeschikking. Let wel, dit betekent dat de verdachte genoodzaakt is dit initiatief te nemen, wanneer hij alsnog een rechterlijk oordeel over zijn zaak wenst. Wanneer hij om welke reden dan ook dit initiatief niet neemt, verspeelt hij onherroepelijk zijn beroepsmogelijkheden, waannee zijn zaak tot een definitief einde komt en de strafbeschikking ten uitvoer kan worden gelegd. Dit doet ten eerste het praktische probleem rijzen dat met het verleggen van het procesinitiatief ook de verschillende procesrisico's die daarmee verbonden zijn (bijvoorbeeld het niet tijdig, onbevoegd of niet in overeenstemming met de geldende vormvereisten instellen van verzet) voor rekening van de verdachte komen. Voorts rijst de meer principiële vraag of het gerechtvaardigd is h~t procesinitiatief te leggen bij de verdachte, welke vraag in relatie dient te worden bezien met de constitutioneel verankerde vrije toegang tot de rechter. Men kan zich immers afvragen of in de geschetste situatie niet een te hoge drempel wordt opgeworpen om nog te kunnen spreken van een onbelemmerde toegang rot de rechter, welk recht gegarandeerd wordt door artikel 6 EVRM:. In de arresten Özturk en Bendenoun heeft het Europees Hof weliswaar bepaald dat het opleggen van bestuurlijke boetes verenigbaar is met de eisen van artikel 6 EVRM, mits voor de betrokkenen de mogelijkheid open blijft zich tot een rechter te wenden. 17 De drempel voor toegang tot de rechter moge in vergelijking met de bestuurlijke boete wellicht lager zijn, gezien het feit dat in dat kader ook griffiegeld wordt geheven; het is echter nog maar de vraag of het EHRM een zelfde redenering zal volgen w::!tineer het gaat om het opleggen. van een strafrechtelijke sanctie. 18 Dit klemt temeer nu het niet alleep kan gaan om een geldboete, maar ook om diverse -meer ingrijpende- vrijheidsbeperkende sancties, zoals de taakstraf of de ontzegging van de rijbevoegdheid. Voorts bestaat er een fundamenteel verschil in de aard van de gewraakte gedraging: in het bestuursrecht staat een gedraging van een bestuursorgaan 17 EHRM 21 februari 1984, Series A 73, NJ 1988, 937 (Öztürk) en EHRM 24 februari 1994, Series A 284, NI 1994, 496 (Bendenoun). 18 Zie ook M. de Graaf, a.w., p S~Cl1ES)afl. 4,2004 S~Cl1ES,afl.4,
5 centraal, terwijl in het strafrecht een gedraging van een burger ter discussie staat. Overigens is met deze mogelijke spanning met het recht op vrije toegang tot de rechter tegelijkertijd een onmiskenbaar positief effect van het onderhavige voorstel aangegeven, namelijk het feit dat het boven elke twijfel is verheven dat artikel 6 EVRM van toepassing is op de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking. Hiermee wordt een einde gemaakt aan de tot op heden bestaande onzekere relatie tussen artikel 6 EVRM en het stelsel van buitengerechtelijke afdoening. Met de eventuele invoering van een zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie staat onomstotelijk vast dat deze -zijnde een daad van vervolging- onverkort dient te voldoen aan de eisen van artikel 6 EVRIvL 43. De bevoegdheidsverdeling De belangrijkste consequentie van de eventuele invoering van een zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie in welke vorm dan ook is evenwel de verstoring van het traditionele machtsevenwicht tussen openbaar ministerie en rechter. Op grond van de klassieke bevoegdheidsverdeling zoals deze in 1926 is neergelegd in het Wetboek van Strafvordering kon het openbaar ministerie al worden beschouwd als de spin in het web van de strafrechtspleging. De daaropvolgende ontwikkelingen (de sterke groei van strafrechtelijk beleid, een toenemend arsenaal aan ingrijpende dwangmiddelen waaronder de Wet BOB- etc.) hebben deze positie van het openbaar ministerie alleen maar versterkt. De toedèling van bevoegdheden zoals deze is voorzien in het wetsvoorstel OM-afdoening zal naar mijn idee leiden tot een onaanvaardbare machtsconcentratie bij het openbaar ministerie. Voortaan zal het openbaar ministerie niet alleen belast zijn met de opsporing, vervolging en strafexecutie, maar gedeeltelijk ook met de berechting en de sanctieoplegging. De invoering van een zelfstandige boetebevoegdheid voor het openbaar ministerie zou daarom wel eens een brug te ver kunnen zijn, zeker in relatie tot de achterliggende motieven van het wetsvoorstel (zie de volgende paragraaf). Bovengenoemde traditionele bevoegdheidsverdeling heeft zijn weerslag onder meer gevonden in artikel 113 lid 1 Gw, waarin de berechting van 'strafbare feiten wordt opgedragen aan de rechterlijke macht. Meer concreet rijst dan ook de vraag hoe de zelfstandige sanctiebevoegdheid zich verhoudt tot deze bepaling. Hierbij geldt dat de term 'rechterlijke macht' in het kader van deze bepaling in enge zin moet worden opgevat, hetgeen betekent dat de leden van het openbaar ministerie hier niet onder geschaard kunnen worden. 19 Het antwoord op de vraag of het onderhavige wetsvoorstel door de beugel van artikel 113 lid 1 Gw kan, is dan ook afhankelijk van de invulling die aan het begrip 'berechting' wordt gegeven. W::).nneer dit begrip materieel wordt ingevuld als 'kennisneming en beslissing,20 kan de zelfst3lldige sanctiebevoegdheid van het openbaar ministerie niet anders worden gezien als 'berechting'. Slechts een strikt formele invulling van het begrip in de zin van 'beslissen op grondslag van de tenlastelegging en op basis van een onderzoek ter terechtzitting' kan spanning met artikel 113 lid 1 Gw voorkómen. 21 Gezien de ratio van artikel 113 lid 1 Gw -de genoemde evenwichtige bevoegdheidsverdeling tussen wetgever, openbaar ministerie en rechter-ligt een materiële invulling van het begrip 'berechting' evenwel voor de hand. 5. De motieven achter het wetsvoorstel Uit het voorgaande moge duidelijk zijn geworden dat het wetsvoorstel OMafdoening het strafrechtelijk stelsel in de kern raakt en aldus ingrijpende gevolgen heeft voor dit stelsel Dit gegeven maakt extra nieuwsgierig naar de motieven die de wetgever met het indienen van dit voorstel heeft. Blijkens de bijbehorende Memorie van Toelichting ligt een aantal motieven ten grondslag aan het wetsvoorstel. Het belangrijkste motief is gelegen in de door het kabinet gevoelde stijgende behoefte aan rechtshandhaving, waaraan door middel van dit voorstel tegemoet zou kunnen worden gekomen. Door het feit dat buitengerechtelijke afdoening van een stratbaar feit krachtens dit voorstel niet langer afhankelijk is van de medewerking van de verdachte, zou een flinke capaciteitswinst kunnen worden geboekt. Voorts draagt het wetsvoorstel volgens het kabinet bij aan de vereenvoudiging van het stelsel van buitengerechtelijke afdoening, dat thans als tamelijk onoverzichtelijk kan worden gekenschetst. 22 Tot slot zou de invoering van de Wet OM-afdoening een einde kunnen maken aan de als ongewenst ervaren onderhandelingstrajecten die eigen zijn aan een stelsel van buitengerechtelijke afdoening da~ gebaseerd is op consensualiteit. 19 Zie o.m. GJ.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2002, p Zie Kamerstukken /80, , nr. 3, p Het onderscheid tussen materiële en formele invulling van het begrip 'berechting' is ontleend aan M. de Graaf, a.w., p Zie de Memorie van Toelichting bij het concept wetsvoorstel, p. 23, alsmede de eerdere beleidsnota 'Sancties in perspectief, p (zie Kamerstukken /01,27419, nr. 1). 232 S~CT1ES,afl.4J2004 S~Cl1ESJafl. 4,
6 Bij het motief van de veronderstelde capaciteitswinst in combinatie met een vermeend tekort in de rechtshandhaving kunnen naar mijn idee de podige vraagtekens worden gezet.23 Bij mijn weten wordt er niet of nauwelijks serieus geklaagd over het percentage transacties dat met succes wordt voltooid. 24 Voorts is de schatting van het percentage verzetzaken (4% tot 25%)25 vermoedelijk te optimistisch, ondanks de drempel van het eigen procesinitiatief VOOr de verdachte. De ondergrens van 4% is gebaseerd op het percentage betrokkenen dat zich in Wet Mulder-zaken tot de rechter wendt.. Hierbij gaat de wetgever echter voorbij aan het feit dat de Wet Mulder voorziet in een daaraan voorafgaande beroepsprocedure bij de officier van Justitie. Alleen al vanwege het feit dat het onderhavige wetsvoorstel niet voorziet in een dergelijke beroepsvoorziening, lijkt het voor de hand te liggen dat meer verdachten zich tot de rechter zullen wenden dan de genoemde 4%. Ook de bovengrens van 25% -die gebaseerd is op het percentage van de verdachten dat in de huidige situatie niet voldoet aan de transactievoorwaarden- lijkt uit de lucht gegrepen. Het feit dat het uitvaardigen van een strafbeschikklng niet mede berust op instemming van de verdachte en bovendien een expliciete schuldvaststelling inhoudt, zal vermoedelijk een sterk appel op het rechtsgevoel van de verdachte doen en zijn behoefte tot het uitlokken van een rechterlijke beslissing doen aanwakkeren. Het is derhalve voorzienbaar dat méér verdachten zich tot de rechter zullen wenden dan het door het kabinet geschatte maximum van 25%. Vanuit het oogpunt van efficiëntie zou het wetsvoorstel daarom wel eens averechts kunnen uitpakken. Voorts dient ernstig betwijfeld te worden of het voorstel een einde kan maken aan het door velen als ongewenst ervaren fenomeen van onderhandelingen over de wijze van afdoening van individuele strafzaken, zoals thans althans in theorie~ gebeurt in het kader van de transactie en het voorwaardelijk sepot. De rechtsfiguur die ten grondslag ligt aan de zelfstandige sanctiebevoegdheid van het openbaar ministerie is zelf weliswaar ontbloot van een consensueel karakter, de periode die voorafgaat aan het besluit een strafbeschikking uit te vaardigen zal onverminderd gekenmerkt (kunnen) worden door onderhandelingen. 23 Zie M. de Graaf, a.w., p , alsmede in het kader van het voorstel van de onderzoeksgroep Strafvordering 2001 J.H. Crijns, 'De strafrechter buitenspel. Buitengerech~ telijke afdoening in heden en toekomst', Ars Aequi 2002, nr. 718, p. 520 en].l. de Wijkerslooth en]. Simonis, 'Mag het strafrecht een beetje consensueel blijven?', Trema 2002, p Sterker nog, in het voornoemde artikel van de Wijkerslooth en Simonis wordt juist gepleit voor behoud van het consensuele element iri. het stelsel van buitengerechtelijke a f doening. 25 Zie de memorie van toelîchting bij het concept wetsvoorstel, p Toekomstperspectief Hoewel het wetsvoorstel OM-afdoening nog niet bij de Tweede Kamer is ingediend, lijdt het nauwelijks twijfel dat het binnen afzienbare tijd zal worden aangenomen. Gezien de grote aandacht die de thema's veiligheid en criminaliteitsbestrijding in het huidige politieke klimaat genieten, zal de Tweede Kamer vennoedelijk vrij snel over genoemde bezwaren heenstappen. Misschien niet eens zo vreemd, gezien het feit dat het wetsvoorstel betrekkelijk ongevaarlijk oogt. De Memorie van Toelichting doet het immers voorkomen alsof het hier slechts een eenvoudige cosmetische ingreep betreft, welke louter (positieve) consequenties heeft voor de transparantie en de doelmatigheid van het stelsel van buitengerechtelijke afdoening. De Memorie van Toe~ lichting gaat echter vrij gemakkelijk VOOrbij aan de fundamentele wijziging van het rechtskarakter die hiermee gemoeid is. Deze fundamentele wijziging waarmee het openbaar ministerie tot een sanctionerend orgaan verwordt, geeft het onderhavige wetsvoorstel in mijn ogen het karakter van een wolf in schaapskleren. Wanneer het voorstel eenmaal is aangenomen, kunnen toekomstige aanpassingen nu reeds worden voorzien. Zo ligt -gezien de lijn van de rechtsontwikkeling- verdere 'verbestuursrechtelijking' van de OM-afdoening voor de hand, hetgeen ertoe zal kunnen leiden dat de huidige integrale toetsing van de aan de opgelegde stratbeschikking ten grondslag liggende gedraging door middel van het beslissingsmodel van art. 348/350 Svop den duur zal worden vervangen door een toetsing van de stratbeschikking zélf. 26 7_ Conclusie Uit het voorgaande moge duidelijke zijn geworden dat mijn kritiek op het wetsvoorstel zich richt op de kern van het voorstel, namelijk het feit dat hiermee een zelfstandige sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie in het leven wordt geroepen. Zonder de politieke en maatschappelijke reali teit uit het oog te verliezen, meen ik dat dit een brug te ver is. Alternatieven voor het onderhavige wetsvoorstel dienen naar mijn idee dan ook rüet te w()rden gezocht op het niveau van de uitwerkingy Het idee van een zelfstandige 26 Vooralsnog is het gevam dat deze toetsing van de strafueschikking verwordt tot louter een marginale toel-<;ing niet aanwezig, daar ook de bestuursrechter het opleggen van punitieve sancties integraal pleegt te toetsen. 27 Dit neemt niet weg dat mijn bezwaren tegen de kern van het wetsvoorstel in subsidiaire zin kunnen worden opgevat als een pleidooi voor het betrachten van grote terughoudendheid bij de uitw"erklog van een dergelijke bevoegdheid. In navolging van Mevis zet ik dan ook vraagtekens bij het sanctiearsenaal in het huidige voorstel, waarin het openbam ministerie onder meer de bevoegdheid krijgt zware sancties als taakstraffen, ont- 234 SANCTIES, afl. 4, 2004 SAf{CTIES,afl.4,
7 sanctiebevoegdheid voor het openbaar ministerie moet naar mijn stellige overtuiging in zijn geheel van tafel. Dit geldt temeer, daar de motieven van het kabinet een dergelijke ingrijpende hervorming geenszins kunnen rechtvaardigen. Ondanks de schaduwkanten aan het gebruik van de huidige mogelijkheden van buitengerechtelijke afdoening (gebrekkige vrijwilligheid, beperkte openbaarheid etc.), functioneert het huidige stelsel naar behoren. Bovendien is de voorgestelde regeling geenszins in staat deze nadelen van het huidige stelsel uit te bannen, zij brengt -zoals in het bovenstaande is geschetst- slechts nieuwe mee. Opvallend is dat het meest voor de hand liggende alternatief reeds door het kabinet zelf is voorgesteld. Zoals in de inleiding reeds werd vermeld, heeft het kabinet tegelijkertijd met het onderhavige wetsvoorstel een concept wetsvoorstel aan de Raad van State voorgelegd ter verruiming van de bevoegdheid tot het transigeren van strafbare feiten (en ter incorporatie van het voorwaardelijk sepot). Deze verruiming wordt echter slechts voorgesteld ter overbrugging van de periode die de behandeling van het wetsvoorstel ümafdoening vergt. Dit voorstel komt enerzijds tegemoet aan de wens van het kabinet het stelsel van buitengerechtelijke afdoening overzichtelijker te maken, terwijl anderzijds het consensuele karakter behouden blijft. zegging van de rijbevoegdheid en zeer hoge geldboetes op te leggen. Zie PAM. Mevis, 'Strafbeschikking OM, WAHV en "kleine ergernissen"', DD 2004, 24, p S~C1lES,afl.4,2004
De strafbeschikking. Ü) Kluwer a Wolters Kluwer business. M. Kessler B.F. Keulen. Deventer - 2008
38 De strafbeschikking M. Kessler B.F. Keulen Ü) Kluwer a Wolters Kluwer business Deventer - 2008 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf Afkortingen Verkort aangehaalde literatuur V XII! XV HOOFDSTUK 1 Inleiding 1
Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998
JU Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 Categorie: Strafvordering Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO Afzender: College van procureurs-generaal Adressaat:
Wet OM-afdoening en de (fiscale) transactie: tijdsbesparing?
Discussie, Nieuws & Analyse Mr. M. Rosing is advocaat bij Stibbe te Amsterdam. Wet OM-afdoening en de (fiscale) transactie: tijdsbesparing? Sinds 1 februari 2008 wordt de strafbeschikking gefaseerd ingevoerd
ECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 67767 12 december 2018 Aanwijzing OM-strafbeschikking Rechtskarakter: Aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 6 Wet RO
Gemeentelijke handhaving en strafrecht
Gemeentelijke handhaving en strafrecht Prof. mr.dr. A.R. Hartmann Erasmus Universiteit Rotterdam d.d. 14 april 2011 Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam Overzicht: 1 Inleiding 2 Strafrechtelijke afdoening
4 Rationaliteiten achter de Wet OM-afdoening
4 Rationaliteiten achter de Wet OM-afdoening J.H. Crijns 1 INLEIDING Na zich aanvankelijk tamelijk kritisch te hebben opgesteld, heeft de Eerste Kamer op 4 juli jongstleden het Wetsvoorstel OM-afdoening
Op zoek naar consistentie
ARTIKEL Op zoek naar consistentie Bestraffing buiten de rechter om in strafrecht en bestuursrecht Prof. mr. J.H. Crijns* De tijd dat het opleggen van bestraffende sancties een exclusieve competentie van
W E T O M A F D O E N I N G
W E T O M A F D O E N I N G Welke veranderingen en consequenties brengt de invoering van de strafbeschikking in vergelijking met de transactie met zich mee in ons huidige strafrechtsysteem? en Past de
Het onderzoeksproject Strafvordering 2001 werkte deze gedachten uit in zijn drie-sporenmodel, waar het derde spoor de non-consensuele boete
De Wet OM-afdoening Van transactie naar strafbeschikking Floriaan H., Buitengerechtelijke afdoening van strafbaar gedrag middels geldelijke boetes aan het publieke gezag is een archaïsch fenomeen. 1 Al
Verkorte inhoudsopgave
Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige
De buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten door het openbaar ministerie
De buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten door het openbaar ministerie G.J.M. van den Biggelaar Gouda Quint bv (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem 994 Inhoudsopgave Lijst van gebruikte
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Bestuursvoorstel Invoering bestuurlijke strafbeschikking voor waterschappen
Bijlage Bijlage Bestuursvoorstel Invoering bestuurlijke strafbeschikking voor waterschappen 1. Inleiding Als gevolg van de invoering van nieuwe wetgeving wordt aan de decentrale overheden, waaronder de
No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012
... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering
De Wet OM-afdoening en het recht op een eerlijk proces. Is de Wet OM-afdoening in strijd met artikel 6 EVRM?
De Wet OM-afdoening en het recht op een eerlijk proces Is de Wet OM-afdoening in strijd met artikel 6 EVRM? Rosanne Scheffer, 21 augustus 2012 Naam: Rosanne Scheffer Inleverdatum: 21 augustus 2012 Scriptiebegeleider:
HOOFDSTUK 2 Uitgangspunten van de regeling
HOOFDSTUK 2 Uitgangspunten van de regeling 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden een aantal algemene uitgangspunten besproken die aan de regeling van de strafbeschikking ten grondslag liggen. In 2.2 wordt
10 juni 2003 wetsvoorstellen buitengerechtelijke afdoening OM Dorien Kersten/Werner Stemker-Koster 9835/9706 UIT 2062/ONTW DK /02/6
Aan de Minister van Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG 10 juni 2003 wetsvoorstellen buitengerechtelijke afdoening OM Dorien Kersten/Werner Stemker-Koster 9835/9706 UIT 2062/ONTW DK 5199458/02/6 Geachte
Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:
Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke
[SiR\.\K. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG. Geachte heer Opsteken,
l FIU R 1 kf. H [SiR\.\K De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 29 februari 2012 Uw Kenmerk 571961411/6 Ons Kenmerk B 2.! 12/002836/201 8/iT Onderwerp
~ 02 MAP~T 2012 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opsteken
NEDERLANDSE VERENIGING / VOOR RECHTSPRAAK ~N~\q~ /S~ J~s\~1 ilw~oa~.alu~.} ~ 02 MAP~T 2012 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opsteken 2500 EH DEN HAAG Datum 29 februari 2012 Uw ~i~rk 5 196.
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8279 25 maart 2014 Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet Rechtskarakter: Aanwijzing in de zin van art.
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer
Regeling OM-afdoening
JU Regeling OM-afdoening Regeling van de Minister van Justitie van 16 januari 2008, nr. 5525695/08, tot wijziging van enkele ministeriële regelingen in verband met de invoering van de Wet OM-afdoening
GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel
HOOFDSTUK 16 BESTUURSRECHTELIJKE18 HANDHAVING EN UITVOERING Afdeling 16.1 Algemene bepalingen18.1 Bestuursrechtelijke handhaving 18.1.1 Bestuursrechtelijke handhavingstaak en handhavingsbevoegdheid Artikel
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering
Toetsmatrijs Wettelijke Kaders Milieu Specifiek
walificatiedossier: Domein II Milieu Toetsvorm: 50 Gesloten vragen ennisonderdeel: Wettelijke aders Milieu Specifiek Toetsduur: 80 minuten Cesuur: 67% (55% met correctie voor de gokkans) Deze toetstermen
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 42315 25 juli 2017 Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en muldergedragingen Rechtskarakter: Aanwijzing
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;
Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 2 VOORSTEL VN WET Wij eatrix, bij
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 101 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald
Hoofdstuk 6: Het Openbaar Ministerie en de vervolging 6.1 Inleiding
Hoofdstuk 6: Het Openbaar Ministerie en de vervolging 6.1 Inleiding De Wet RO regelt niet alleen de competentie van gerechten. Hoofdstuk 4 bevat bepalingen over het Openbaar Ministerie, wat betekent dat
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.
vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar
Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Voldoet de strafbeschikking, zoals opgenomen in de Wet OM-afdoening, aan art. 6 EVRM?
Tijdscli ft uoor Fo,,~iee! Be!ostif?g~ccI7t is ~- -.zr. 7...t ~n.. :.?.~. ~ nr. 4 juni 2008 Voldoet de strafbeschikking, zoals opgenomen in de Wet OM. Voldoet de strafbeschikking, zoals opgenomen in de
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Besluitvorming Toezicht Sancties Rechtsgebied bestuursrecht oktober 2011 Rechtsgebied bestuursrecht Verhoudingen tussen bestuursorgaan/belanghebbende - stelt het bestuur is staat
Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag
RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek
BOA PV. + combibon juni 2013/4 e druk lesboek. proces-verbaal = een woordelijk verslag van de gang van zaken
BOA PV + combibon juni 2013/4 e druk lesboek proces-verbaal = een woordelijk verslag van de gang van zaken - wettelijke en administratieve eisen + combibon 1 Verbaliseringsplicht (notificatieplicht) voor
ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening
Wetsvoorstel tot vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering Beslissingen omtrent vervolging
CONCEPT Wetsvoorstel tot vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering Beslissingen omtrent vervolging BOEK 3 Beslissingen omtrent vervolging INDELING 1 De beslissing tot vervolging
Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19
Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,
ECLI:NL:GHDHA:2014:205
ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.
DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen
Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1
Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord
Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I
Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding
Alternative Disposal of Criminal Cases by the Prosecutor: Comparing the Netherlands and South Africa A.M. Anderson
Alternative Disposal of Criminal Cases by the Prosecutor: Comparing the Netherlands and South Africa A.M. Anderson ALTERNATIVE DISPOSAL OF CRIMINAL CASES BY THE PROSECUTOR: COMPARING THE NETHERLANDS AND
De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het
Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17
Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
JOR 2017/224, Gerechtshof Amsterdam, , ECLI:NL:GHAMS:2017:2172, (annotatie)
Over dit document: Jurisprudentie, gepubliceerd Bron: JOR JOR 2017/224 Gerechtshof Amsterdam, 07-06-2017, 23-003027-16, ECLI:NL:GHAMS:2... Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 394, BW BOEK 2 artikel 395A,
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst
Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dr. K.H.D.M. Dijkhoff Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 19 oktober 2015 contactpersoon Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht
College van Procureurs-Generaal
Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid
Wijzigingen in versie 1.1 ten opzichte van versie 1.0 (d.d. 21 juni 2016) van de toetstermen voor Wettelijke Kaders Milieu Specifiek:
Wijzigingen in versie 1.1 ten opzichte van versie 1.0 (d.d. 21 juni 2016) van de toetstermen voor Wettelijke aders Milieu Specifiek: Tijdsduur: De tijdsduur is verlengd van 70 naar 80 minuten. Cesuur:
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid
DEEL III. Het bestuursprocesrecht
DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den
Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit
SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van
Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk
Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2491 14 maart 2011 Rectificatie Aanwijzing OM-afdoening Op 1 maart 2011 is de Aanwijzing OM-afdoening (2011A001) in werking
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 225 Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren,
Examencommissie Milieu Status: Vastgesteld. Kennisonderdeel Toetsvorm Hulpmiddelen Duur Cesuur
ennisonderdeel Toetsvorm Hulpmiddelen Duur Cesuur Wettelijke aders Milieu Specifiek Gesloten vragen Geen 70 minuten 55% + gokkans Deze toetstermen worden zo mogelijk specifiek bevraagd Onderwerp Artikel/begrip
Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.
Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding
Evaluatie Wet OM-afdoening
Denis Abels, Annemieke Benschop, Tom Blom, Jill Coster van Voorhout, Dirk J Korf, Nienke Liebregts, Koen Vriend Evaluatie Wet OM-afdoening Nederlandse samenvatting 34 Bonger Reeks Evaluatie Wet OM-afdoening
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 101 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 693 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van begeleid rijden Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 13 VOORSTEL VAN WET ZOALS HET LUIDT
Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt
Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 22 juni 2005 Aan de leden en de plv. leden van de Vaste Commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende
ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293
ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Aanwijzing OM-afdoening
Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.3.213 Aanwijzing OM-afdoening tekst bronnen Staatscourant 2012, nr. 8299, d.d. 27.4.2012 datum inwerkingtreding 1.5.2012 In deze aanwijzing wordt de regeling van de
ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK
ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-07-2015 Datum publicatie 06-07-2015 Zaaknummer C/16/393610 / HA RK 15-129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: ARWM, geboren te curaçao, wonende te Sint Maarten. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45
Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat
INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1
INHOUD 103 Fiscale fraude /1 103.0 Ten geleide / 1 103.1 Inleiding / 17 103.1.1 Wat is belastingfraude? / 17 103.1.2 Hoe treedt belastingfraude aan het licht? / 17 103.1.3 Wettelijk kader / 17 103.1.3.a
Retouradres Postbus 511, 2003PB Haarlem
Gemeente Retouradres Postbus 511, 2003PB Raadsfractie van de SP t.a.v. de heer F. Garretsen Datum Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer E-mail Onderwerp 17 maart 2015 K. Roos 023-5114607 kroos@haarlem.nl
De aanpak van overlastfeiten in de openbare ruimte
De aanpak van overlastfeiten in de openbare ruimte Een keuze tussen de bestuurlijke boete en de strafbeschikking Naam auteur: Noortje Verschuuren Studentnummer: 2005569 Opleiding: Juridische Hogeschool
ECLI:NL:GHDHA:2016:935
ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
agendapunt 06.02 Aan Verenigde Vergadering BESTUURLIJKE STRAFBESCHIKKING
agendapunt 06.02 985703 Aan Verenigde Vergadering BESTUURLIJKE STRAFBESCHIKKING Gevraagd besluit Verenigde Vergadering 19-04-2012 kennis te nemen van het besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 433 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten