Onderzoek naar de ontwikkeling van de Japanse Oester in het Veerse Meer onder verschillende peilalternatieven

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoek naar de ontwikkeling van de Japanse Oester in het Veerse Meer onder verschillende peilalternatieven"

Transcriptie

1 Onderzoek naar de ontwikkeling van de Japanse Oester in het Veerse Meer onder verschillende peilalternatieven Vincent Escaravage, Pim van Avesaath, Marco Dubbeldam en Johan Craeymeersch Monitoring Taakgroep (KNAW/NIOO CEME) Grontmij AquaSense IMARES Mei 2006

2 Dankwoord Graag willen wij de volgende mensen bedanken voor hun contributie aan dit project: Wil Sistermans (Monitoring Taakgroep, NIOO-CEME) was verantwoordelijk voor het leveren van de gegevens uit de database van de biomonitoring onder het beheer van de Monitoring Taakgroep op het NIOO-CEME. Annette Wielemaker (NIOO-CEME, werkgroep ruimtelijke ecologie) en Imre Schep GIS (Directie Zeeland) zorgden voor de verwerking van de GIS informatie voor het koppelen van de omgevingsfactoren met de geomorfologie van het meer Josien Steenbergen en Pauline Kamermans (IMARES) gaven advies en commentaren op de benadering gebruikt voor de voorspelling van de oesters. Herman Hummel (hoofd Monitoring Taakgroep, NIOO-CEME) zorgde voor correcties op een conceptversie van de rapportage. Albert Holland en Kirsten Wolfstein (RIKZ) waren verantwoordelijk voor de projectbegeleiding in de offreerperiode en de initiale fase van het project. Belinda Kater (RIKZ) begeleide het afrondingtraject van het project en leverde waardevolle commentaren op een concept versie van de rapportage. Copyright, Nederlands Instituut voor Ecologie. Yerseke, Nederland. Alle rechten beschermd. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wijze ook en evenmin in een opslag systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs/directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME). ONDERZOEK NAAR DE ONTWIKKELING VAN DE JAPANSE OESTER IN HET VEERSE MEER ONDER VERSCHILLENDE PEILALTERNATIEVEN, Vincent Escaravage, Pim van Avesaath, Marco Dubbeldam en Johan Craeymeersch,, 48 pp met illustraties in tekst en bijlagen. NIOO-CEME Rapport KNAW-NIOO, Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie, Yerseke. ISSN Nummer

3 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven INHOUDSOPGAVE 1 SAMENVATTING ACHTERGROND Het water- peilbeheer voor 2004 en de Oesters in het Veerse meer De mogelijke gevolgen van een veranderd waterbeheer voor de oesters Veranderingen van het peilbeheer, mogelijke effecten op de oesters VRAGEN VANUIT HET BEHEER Meten is weten Kennisintegratie AANPAK Consortium vorming Verspreiding van de oesters tot 2005 in het veerse meer (Vraag 1) Densiteit tot 2005 op BIOMON stations Werkzamheden binnen het BIOMON bemonstering programma Toetsing van de BIOMON bemonstering op adequaatheid Monsteroppervlak, dichtheid en trefkans Verspreiding op het hardsubstraat Onderbouwing van de voorspellingen over de toekomstige verspreiden van de oesters bij de verschillende peil-alternatieven (Vraag 2) Controle van de oesters door de omgevingsfactoren Ecologische profiel van de Japanse oesters Controle van de groei door temperatuur en voedselbeschikbaarheid Controle van de zoutgehalte op de groei Energetische balans van de Japanse oesters onder controle van temperatuur, zoutgehalte en voedsel beschikbaarheid Effect van temperatuur op de reproductie Effect van temperatuur en zoutgehalte op de rekrutering Andere controlefactoren Gegevens voor de omgevingsfactoren WL simulatiereeksen Dieptekaart Totstandkoming van de voorspellingen Indeling in beoordelingsklassen Samenvoeging van de deelindexen Karakteriseren van de habitatgeschiktheid van het meer voor de oesters Bepaling van de waarschijnljkheid van hindernis voor de waterrecreanten Schatting voor de nauwkeurigheid van de voorspellingen Nauwkeurigheid vs betrouwbaarheid Gevoeligheidsanalyse

4 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer 5 RESULTATEN Distributie oesters op harde en zachte substraten (in situ waarnemingen) Densiteit 2005 op 4 stations op hard substraat Densiteit 2005 op 9 stations op zacht substraat BIOMON monitoring op zacht substraat, vergelijking met AquaSense tellingen Japanse Oesters aanwezigheid in BIOMON monitoring Vergelijking met AquaSense bevindingen Monsteroppervlak, dichtheid en trefkans Voorspellingen voor de ontwikkeling van de oesters in het Veerse Meer Simulatiereeksen van de controle waterkwaliteitsfactoren voor de 4 peilalternatieven Berekening van de potentiele Groei-Reproductie-Rekrutering als functie van de waterkwaliteitsfactoren voor de verschillende peilalternatieven Habitatgeschiktheid van het Veerse Meer voor de oesters en de recreanten! Habitatgeschiktheid van het meer voor de oesters Schatting van de hindernissen voor de recreatieve sector CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Monitoring van de oesters in het verleden en in de toekomst Ontwikkeling van de Japanse oesters en peilalternatieven Betrouwbaarheid van de voorspellingen LITERATUUR...40 BIJLAGE 1.- BESCHRIJVING VAN DE BEVINDINGEN VAN AQUASENSE IN OKTOBER BIJLAGE 2.- KAART VAN HET VEERSE MEER MET DE 410 DEELGEBIEDEN GEBRUIKT IN HET GEM-VEERSE MEER DOOR HET WL...46 BIJLAGE 3.- DIEPTEKAART VAN HET VEERSE MEER...47 BIJLAGE 4.- OMREKENFACTOR VAN BEDEKKINGPERCENTAGE NAAR INDIVIDUEN IN DE AQUASENSE BEMONSTERING

5 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven 1 SAMENVATTING Sinds de uitbraak van de Japanse oester in de Oosterschelde in 1976 is deze soort begonnen met een onophoudelijke opmars in de delta wateren. In het tot in 2004 min of meer geïsoleerde Veerse Meer heeft de Japanse oester tot nu toe geen blijvende/omvangrijke populatie kunnen stichten. Met het openstellen van het doorlaatmiddel Katse Heule, in juni 2004 bestaat nu een open verbinding met de Oosterschelde. Dit heeft als gevolg dat de oesterlarven het Veerse meer kunnen bereiken en dat de verandering van de watersamenstelling de vestiging- en ontwikkelingkansen van de Japanse oester positief beïnvloed. Dat zou kunnen leiden tot een ontwikkeling van omvangrijke oesterbanken op ondiepe plekken die de recreatiefunctie van het meer negatief beïnvloeden. De studie heeft als doel inzicht te verkrijgen in de huidige abundantie van de Japanse oester in het Veerse Meer en mogelijkheden om de ontwikkeling(kansen) van het bestand in het Veerse Meer te minimaliseren door middel van het waterpeilbeheer (zomer-winterpeil). Hiervoor zijn de effecten van vier waterpeilbeheer scenario s vergeleken. In 2005 kwam de Japanse oester al in het Veerse Meer voor, zowel op het zacht- als het hardsubstraat in een Oost- West gradiënt. In het midden en oostelijke deel van het meer zijn ondiepe velden waargenomen met een gemiddelde dichtheid van ongeveer (± 20) individuen per vierkante meter. Uit een vergelijking tussen de resultaten van de monitoring op zacht substraat (bodemhaper) en directe opnamen (duikers) blijkt de monitoring niet geschikt te zijn voor het waarnemen van de oesterpopulatie. Een accurate dichtheidsbepaling van de oesters over het Meer vereist een uitbreiding van de monitoring. Side scan/multi beam sonar opnamen te combineren met steekproeven verkregen met boomkor trekken, aangevuld met duikwaarnemingen, zijn de middelen die mogelijk maken om een representatief beeld van de verspreiding van de Japanse oester te krijgen. Modelberekeningen met behulp van het GEM Veerse Meer (gebaseerd op waterkwaliteitsgegevens van 1996 tot en met 2001, WL Delft) hebben aangetoond dat de vier peilalternatieven nauwelijks tot geen consequenties hebben voor de waterkwaliteitsparameters die van invloed zijn op de ontwikkeling en het voorkomen van Japanse oesters (temperatuur, zoutgehalte, voedselbeschikbaarheid en stroomsnelheden). Het droogvallen van de ondiepe gebieden (tot - 0,7 of - 0,4 m NAP) in het variabele peil alternatief zou een veel grotere effect op de oesters hebben dan de geringe veranderingen in waterkwaliteit. In het geval van een winterpeil van -0,7 m NAP wordt 33% van het areaal van 0 tot 2 m diepte blootgelegd. Dat is een significante fractie van het leefgebied van (onder andere) de oesters die op deze manier jaarlijks verloren gaat. De risico s van hindernissen voor de waterrecreanten zijn reëel en zouden enkel gedeeltelijk verminderd kunnen worden (diepte 0 tot 0,7 m) door de keuze voor het oorspronkelijke variabele peilbeheer (-0.7 m NAP in de winter). In alle gevallen blijken de omstandigheden in het meer na het in werking stellen van de Katse Heule zodanig verbeterd te zijn dat de opmars van de Japanse oesters in het meer nu onomkeerbaar wordt. In 70% van de voorspellingen bereiken de oester populatie een matige tot zeer goede groei. Genomen over de periode van 2007 tot 2015 betekent dit een positieve trend die zou kunnen leiden tot de overheersing van het systeem door oesters

6 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer 2 ACHTERGROND 2.1 HET WATER- PEILBEHEER VOOR 2004 EN DE OESTERS IN HET VEERSE MEER Sinds de uitbraak van de Japanse oester in de Oosterschelde in 1976 (eerste succesvolle broedval) is deze soort begonnen met een onophoudelijke opmars in de delta wateren. In de Oosterschelde steeg het litorale bestand van 15 à 35 ha in 1980 tot meer dan 600 ha in 2002 (Kater & Baars 2003). Side scanning sonar gegevens vermeld in Geurts van Kessel et al. (2003) wijzen op een zelfde ordegrootte van bedekt oppervlak in het subtidale gebied als in het litoraal. Op sommige plekken in de Grevelingen moeten de Japanse oesters regelmatig van de bodem verwijderd worden ten behoeve van de recreatieve sector. In het Veerse meer heeft de Japanse oester tot nu toe (op basis van de bestaande monitorgegevens) geen blijvende/omvangrijke populatie kunnen stichten, hoewel er eind jaren negentig wel een periode is geweest waarin de Japanse oester aan een opmars is begonnen. Deze opmars is echter weer afgenomen a.g.v. de opkomst van andere brakwaterorganismen. De schrijn afwezigheid van oesters in het Veerse Meer komt vermoedelijk voort uit een samenhang van omstandigheden die veel te maken hebben met het water- en peilbeheer en de waterkwaliteit in de periode : 1. Het Oosterschelde water werd toen binnengelaten in het voorjaar (van -60 cm tot -10 cm onder NAP); vervolgens bleef in de zomer de uitwisselingen tussen de Oosterschelde en het meer vrij beperkt. Het is juist tijdens de zomer dat de oesterlarven in het water verschijnen om nieuwe gebieden te koloniseren. Bijgevolg kregen weinig larven die in de Oosterschelde verschenen de kans om zich in het Veerse meer te vestigen. 2. De afwezigheid van water circulatie/uitwisseling met de omgeving en de massale invoer van zeewater in het voorjaar bevorderde het ontstaan van zomer stratificatie die regelmatig gepaard ging met zuurstofloze omstandigheden in het diepere gedeelte van het meer. Dit maakte de diepere gebieden ongeschikt voor het stichten van blijvende/omvangrijke bodemdieren gemeenschappen (inclusief oesterbanken). 3. Door het peilbeheer kwamen de zomerse ondiepe gebieden de hele winter droog te staan (van -10 cm tot - 60 cm onder NAP). Bijgevolg stierven de meeste van de tijdens de zomer/najaar in de ondiepe gebieden gesettelde oesterbroedjes na het instellen van het winterpeil. 4. De schommeling in het zoutgehalte die gepaard ging met het instellen van de zomer/winterpeilen maakte het moeilijk voor zoutgevoelige soorten om zich het hele jaar door te handhaven in het meer. Dit ging ten gunste van kleine en kortlevende organismen zoals vele wormen en ten koste van de zwaarlijvige traag groeiende dieren zoals tweekleppigen waaronder de oesters. Het water- en peilbeheer en de waterkwaliteit voor 2004 heeft de opmars van de oesters in het Veerse Meer tot nu toe kunnen belemmeren. Nadere studie naar 1.- de omvang van de levensvatbare oesters op basis van de waarnemingen uit het BIOMON programma, 2.- de betrouwbaarheid daarvan, zou het mogelijk moeten maken de hardheid van deze stelling te toetsen

7 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven 2.2 DE MOGELIJKE GEVOLGEN VAN EEN VERANDERD WATERBEHEER VOOR DE OESTERS Met het in juni 2004 openstellen van het doorlaatmiddel Katse Heule is het waterbeheer in het meer drastisch veranderd. Terwijl het Oosterscheldewater enkel een keer per jaar (voorjaar) binnen gelaten werd, bestaat nu een open verbinding met de Oosterschelde. De oesterlarven krijgen nu de kans om het meer massaal binnen te dringen. Dat zou kunnen leiden tot een ontwikkeling van omvangrijke oesterbanken binnen het meer zoals is waargenomen in de nabije Zandkreek. Het in werking treden van de Katse Heule heeft ook geleid tot een verhoging van het zoutgehalte in het meer (het hele jaar door boven 20 PSU) en tot een vermindering van de zuurstofloosheid. Dit betekent een verbetering van de habitatgeschiktheid voor de oester en dat zou de toekomstige ontwikkeling van oesterbanken in het Veerse meer kunnen bevorderen. Uit de bovenstaande stellingen blijkt dat het in werking treden van de Katse Heule 1.- de aanvoer van de larven en 2.- de ontwikkeling van oesterbanken in het meer zou kunnen bevorderen. Toch bestaat er geen doorslaand bewijs voor de relatie tussen het in werking treden van de Katse Heule en een toename van het oesterbestand in het meer. 2.3 VERANDERINGEN VAN HET PEILBEHEER, MOGELIJKE EFFECTEN OP DE OESTERS Naast de verandering in het waterbeheer met het doorlaatmiddel wordt nu nagedacht over een verandering van het peilbeheer van het meer. Het huidige peilbeheer (drastische droogval in de winter, inundatie in de zomer en een fluctuerend zoutgehalte) zou een harmonieuze ecologische ontwikkeling van het meer in de weg staan. Er zijn momenteel vier mogelijke alternatieven voorgesteld door de Adviesgroep Waterbeheer Veerse meer. Bij elk alternatief dient rekening gehouden te worden met een (weliswaar miniem) getij van plus tot min 10 cm tot 15 cm als gevolg van de water uitwisseling via de Katse Heule: A0.- Variabel (huidig) peil: zomer getij tussen NAP en -0,2 m NAP winter getij tussen -0,5 m NAP en -0,7 m NAP A1.- Vast peil, jaarrond getij tussen NAP en -0,2m NAP A2.- Variabel peil met incidentele winter peilverlaging (-0,4 m NAP) bij dreigende wateroverlast: zomer getij tussen NAP en 0.2 m NAP winter getij tussen NAP en -0,4 m NAP A3.- Variabel peil met incidentele winter peilverlaging (-0,7 m NAP) bij dreigende wateroverlast: zomer getij tussen NAP en 0.2 m NAP winter getij tussen -0,2 m NAP en -0,7 m NAP Een verandering in het peilbeheer betekent voornamelijk een verandering in de habitatgeschiktheid voor de oesters. De in de winter droogvallende gebieden bij een variabel peilbeheer zijn niet geschikt voor de oesters - 7 -

8 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer terwijl een vast peil de habitatgeschiktheid voor de oesters zou kunnen vergroten door het toevoegen van de ondiepe zones tot hun mogelijk leefgebied. Het staat vast dat de keuze gemaakt voor het peilbeheer doorslaggevend zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van de oesters in het ondiepe deel van het meer. De verschillende opties zullen beschouwd moeten worden met betrekking tot hun effecten op de habitatgeschiktheid van het meer voor de oesters

9 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven 3 VRAGEN VANUIT HET BEHEER Door de vele onzekerheden in verband met de toekomst van de oesters in het Veerse meer heeft de beheerder de volgende vragen gesteld: 1.- Hoe heeft de Japanse Oester zich in het najaar van 2005 door het Veerse Meer verspreid. 2.- Hoe zal de Japanse Oester zich verder verspreiden bij de verschillende peil-alternatieven die in de MER moeten worden beschreven? Uitgangspunt bij alle peil-alternatieven blijft, dat er wordt gestreefd naar maximale uitwisseling van water via de Katse Heule. Voor het peilbesluit moet rekening gehouden worden met de periode 2007 tot 2015 waarvoor inzicht in de verwachte verspreiding gewenst is. 3.- Hoe groot is het risico, dat strandbezoekers en surfers hinder van de Japanse Oester gaan ondervinden, op basis van het verwachte verspreidingspatroon? 4.- Wat is de nauwkeurigheid waarmee conclusies worden getrokken en verspreidingsresultaten worden gepresenteerd. 3.1 METEN IS WETEN Uit de huidige biomonitoring voor bodemdieren in zachtsubstraat blijkt dat de oesters tot nu toe enkel sporadisch in kleine aantallen voorkomen. De bedekkingsgraad op twee hardsubstraat locaties die door Grontmij Aquasense bezocht zijn (vanaf 1991) laten ook omvangrijke tijdvariaties zien en deze was nul in de laatste opname (2004). In Figuur 1 is het gemiddelde verloop van de meest kenmerkende dieren gegeven voor het harde substraat op de 2 locaties in het Veerse Meer. Figuur 1 Het voorkomen van enkele in het oog springende soorten op harde ondergrond in het Veerse Meer in Bedekking kenmerkende soorten hard substraat Veerse Meer % gem. bedekking Zeepok Mossel Japanse oester Trompetkalkkokerw orm - 9 -

10 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer De lage aanwezigheid van oesters in de zachtsubstraat monsters kan een gevolg zijn van de lage trefkans in dun bevolkte gebieden. Daar is de bemonsteringstechniek die is toegepast op de hardsubstraat locaties niet gevoelig voor. Door het combineren van die twee technieken is het mogelijk om de trefkans op zacht substraat beter te bepalen en zodoende een beter inzicht te krijgen in de verspreiding van de Japanse oester op zacht substraat. De in situ bepaling van de aantallen oesters op zacht en hard substraat is vereist voor de schatting van het oestersbestand in het meer. Methodologische artefacten kunnen ingeschat worden door het combineren van monstertechnieken (duikopnamen op zachtsubstraat). 3.2 KENNISINTEGRATIE Om tot een inschatting te komen hoe de Japanse oester zich in het Veerse meer zal gaan verspreiden bij de verschillende peil-alternatieven moet alle beschikbare informatie over het huidige bestand, de habitateisen en de habitatbeschikbaarheid geïntegreerd worden. Idealiter zou een habitat model de gelegenheid bieden om deze massa aan informatie in goede orde te integreren tot een bepaling van de potentiële ontwikkeling van de oesterbanken onder de verschillende water/peilbeheer alternatieven. Als gevolg van de tijdsdruk opgelegd aan het huidige project is er helaas niet voldoende ruimte voor het toepassen van een dergelijke modelmatige benadering. Als alternatief en in overeenstemming met de wens uitgesproken door de opdrachtgever is er gekozen voor het gebruik van een empirische benadering waar antwoorden op de gestelde vragen gezocht worden in kennis uit de literatuur en middels een expert judgement door de specialisten binnen het consortium. Daarmee zal gezocht worden naar de meest waarschijnlijke ontwikkelingen ten aanzien van de relatieve omvang van de oesterbanken in het meer onder de verschillende water/peilbeheer alternatieven. In de afwezigheid van een bruikbaar habitat model zal een beroep worden gedaan op een empirische beoordeling door de specialisten aanwezig binnen het consortium voor het schatten van de toekomstige ontwikkeling van de oesters in het meer onder de verschillende peilbeheer alternatieven

11 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven 4 AANPAK 4.1 CONSORTIUM VORMING Om de in de offerteaanvraag gestelde vragen adequaat te kunnen beantwoorden werd besloten om een consortium te vormen van instellingen met de meest geschikte expertise en ervaring op de velden betrokken bij dit project: Grontmij Aquasense, NIOO/CEME en IMARES-Yerseke. Naast het coördineren van de activiteiten bestond het aandeel van het NIOO uit de volgende punten: 1.- Uitwerking van de zachtsubstraat bemonsteringsgegevens van 2005 in vergelijking met de resultaten van een parallelle duikcampagne. 2.- Verzamelen van de omgevingskarakteristieken onder de verschillende peilbeheer alternatieven. 3.- Coördineren van de expertconsultaties m.b.t. de voorspellingen over de toekomstige ontwikkeling van de oesters in het meer. De werkzaamheden vanuit AquaSense omvatten 1.- in-situ bestandsopname van de Japanse oester op een aantal BIOMON locaties op zacht substraat, 2.- bepalingen van vitale oesters op routinematig bezochte monsterlocaties op hard substraat en uitwerking van de desbetreffende resultaten. 3.- deelname aan de expertconsultatie m.b.t. de voorspellingen over de toekomstige ontwikkeling van de oesters in het meer. De werkzaamheden van het IMARES bestond voornamelijk uit de deelname aan de expertconsultatie m.b.t. de voorspellingen over de toekomstige ontwikkeling van de oesters in het meer. 4.2 VERSPREIDING VAN DE OESTERS TOT 2005 IN HET VEERSE MEER (VRAAG 1) Densiteit tot 2005 op BIOMON stations Werkzamheden binnen het BIOMON bemonstering programma Binnen het BIOMON-programma zijn macrobenthos monsters genomen in de Zeeuwse Delta Wateren tijdens halfjaarlijkse veldcampagnes. In het Veerse Meer werden er drie diepte-strata beschouwd (0-2 m; 2-6 m en dieper dan 6 m) die zoveel mogelijk evenredig bemonsterd werden (10-20 monsters, afhankelijk van dieptestratum). Stations tot een diepte van 2 meter zijn bemonsterd met een zogenaamde Flushing Sampler (Ø 16 cm) met een oppervlakte van 0.02 m 2. De bemonstering van de diepere strata vond plaats met behulp van een Reineck box-corer. Uit de box-corer werd een deelmonster genomen met een ronde buis (Ø 8 cm) met een totale oppervlakte van m 2. De rest van de ketel werd ook gezeefd om de grotere (>2 cm) schelpieren (Mya s) er uit te halen. In alle gevallen werden de monsters gespoeld op een 1mm zeef. Aanwezige macrobenthos werd verzameld, en in het laboratorium gedetermineerd tot het soorts- of het dichtstbijzijnde taxonomische niveau, waarna het gewicht werd bepaald (g). De gegevens zijn gedigitaliseerd en opgeslagen in een database volgens de standaardmethode van het NIOO. Uit de op het NIOO-CEME beheerde dataset (het

12 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer Benthos Informatie Systeem BIS) zijn de gegevens over de aanwezigheid van de Japanse oester (Cassostrea gigas) van 1995 tot en met 2005 geselecteerd voor de verdere verwerking binnen dit project. Aannemende dat de verspreiding van de Japanse oester homogeen verdeeld is over de bemonsterde oppervlakten (dus niet voorkomend in aggregaten) zijn de jaargemiddelde dichtheden van Japanse oesters berekend per dieptestratum. Het verloop van die jaargemiddelden is getoetst door middel van lineaire regressie. Voor het bepalen van het huidige bestand op het zachte substraat werd gebruik gemaakt van de resultaten van de BIOMON najaars campagne van Toetsing van de BIOMON bemonstering op adequaatheid Om een mogelijk bemonsteringsartefact in de BIOMON datareeks te testen hebben duikers van Grontmij AquaSense opnames gemaakt van de bedekking van (levende) Japanse oesters op negen (BIOMON) monsterpunten. Deze negen monsterpunten (15% van het aantal BIOMON-locaties) liggen door het Veerse Meer verspreid en omvatten in ieder geval de locaties waar in het verleden al eens oesters zijn aangetroffen. Waarnemingen gebeurden door het tellen van de levende oesters binnen concentrische cirkels rondom het monsterpunt. De duiker cirkelde hiervoor op toenemende afstand (met behulp van een touw) rond een monsterpunt. Het beddekkingspercentage van Japanse oesters werd in een cirkel met een diameter van 10 meter geschat (ofwel het duizendvoudige oppervlak van een enkele boxcore). Daarbij werden ook steekmonsters genomen om de vitaliteit van de oesters te beoordelen Monsteroppervlak, dichtheid en trefkans Uitgaande van een normale verdeling van de Japanse oesters op het sediment kan de detectiegrens van de verschillende methodes worden geschat. De detectiegrens van een bemonsteringstoestel is te benaderen door de berekening van de dichtheid waarvoor de individuele trefkans gelijk of groter is dan 95%. In andere woorden, dat is de dichtheid waarvoor de kans op een leeg monster kleiner is dan 5%. Bij voorbeeld, om een normale gedistribueerde oesterpopulatie met een dichtheid van 30 individuen correct waar te nemen (minimaal één oester in meer dan 95% van de monsters) is een monsteroppervlak van 0.10 m 2 nodig Verspreiding op het hardsubstraat Het bepalen van het huidige bestand op het hardsubstraat is gebaseerd op een duikcampagne uitgevoerd door Grontmij AquaSense op 4 monitoringlocaties verspreid over het Veerse meer en volgens hetzelfde protocol als in de voorafgaande jaren. Bedekking aan vitale oesters werd geschat door duikers middels kwadrantopnamen. De procedure gehanteerd door Grontmij AquaSense is verder uitgelegd in Bijlage

13 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven 4.3 ONDERBOUWING VAN DE VOORSPELLINGEN OVER DE TOEKOMSTIGE VERSPREIDEN VAN DE OESTERS BIJ DE VERSCHILLENDE PEIL-ALTERNATIEVEN (VRAAG 2) Het maken van voorspellingen over de verspreiding van oesters in het meer vereist de evaluatie van de waarschijnlijkheid waarmee de populaties zich kunnen vestigen en ontwikkelen. Dit hangt voornamelijk van de habitatgeschiktheid van het meer voor de larven, het broedvalsucces en de opgroei van de Japanse oesters af. De habitatgeschiktheid is benaderd door het (met behulp van GIS technieken) koppelen van de waarden van omgevingsfactoren met de ecologische randvoorwaarden die zijn vereist voor het ontwikkelen van duurzame populaties Controle van de oesters door de omgevingsfactoren Ecologische profiel van de Japanse oesters Voor de huidige studie hebben we het ecoprofiel bepaald door Kater (2003) gebruikt als aanvangspunt voor de definitie van de huidige kennis m.b.t. de relatie tussen de omgevingsfactoren en de verspreiding en/of activiteit van de oesters (Tabel 1). Tabel 1 Samenvatting van de informatie uit Kater (2003) mbt de relatie tussen de fysiologische activiteiten van de oesters en de omgevingsfactoren. Afhankelijk van de vorm van de controle (Optimum- / Verzadigingkrommen) zijn er verschillende beschrijvingen gegeven t.a.v. het relevante bereik voor omgevingsfactoren. Functie Omgevingsfactor Algemene tolerantie Zoutgehalten ( ) Clearance rate Groei Spawning Hechting bij rekruteringt Range voor activiteit /Range met toename Optimale range /Verzadiging range Referentie in Kater (2003) Temperatuur ( C) 3-43 Child & Laing (1998) Shamseldin et al. (1997) > Reise et al. (1998) Schuiling en Smaal (1998) Temperatuur ( C) Ren et al (2000); Bougrier et al. (1995) Seston concentratie (mg l -1 ) 0-10 >10 Ren et al (2000) Temperatuur ( C) Mann et al. (1991) Reise (1998) Zoutgehalte ( ) > Schuiling en Smaal (1998) Temperatuur ( C) Mann et al. (1991) Zoutgehalte ( ) Mann et al. (1991) Stroomsnelheid (cm s -1 ) <10 Arakawa (1990) Uit de literatuur verzameld door Kater (2003) en aanvullende model studies (Bougrier et al. 1995; Gangnery et al., 2003; Hofmann et al., 2004) blijkt dat de ontwikkeling van oester populaties grotendeels beschreven kan worden met behulp van temperatuur, zoutgehalte en voedselbeschikbaarheid. In de volgende paragrafen is de kwantitatieve controle van deze omgevingsfactoren op groei, reproductie, rekrutering van de Japanse oesters op basis van de literatuurgegevens bepaald

14 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer Controle van de groei door temperatuur en voedselbeschikbaarheid Een eenvoudig energie budget kan gebruikt worden voor het karakteriseren van de invloed van omgevingsfactoren op de potentiële groei van de oesters. Bougrier et al. (1995) maakten de balans tussen de door respiratie verbruikte energie en de energie winning door assimilatie om tot een schatting van de groei te komen: Groei= Assimilatie Respiratie (1) met Assimilatie = 0.8 x Opname Opname = Clearance Rate x C_Food Zoals aangewezen door Kater (1995) zijn de clearance rate (CR) en de respiratie (VO 2 ) functies van het individuele gewicht en van temperatuur. Bougrier et al (1995) geven expliciete relaties daarvoor: (2) (3) Voor de eenvoud is er voor gekozen om zowel voor de berekening van deze activiteiten als voor de vervolgberekeningen een gemiddeld gewicht van 1 g DW te gebruiken. Figuur 2 Controle op clearance rate en respiratie in relatie tot temperatuur (vergelijkingen 2, 3 vanuit Bougrier et al., 1995). De conversie van zuurstof naar Joules is berekend met de vergelijking 1 mg O 2 = 14 Joules (Raillard et al., 1993). Clearance rate (l. h -1 ) Temperature ( C) Oxygen consumption (mg O2 h -1 ) , ,6 22 1,4 20 1, , ,6 8 0,4 6 0, Temperature ( C) Energetic expenses (J h -1 ) De clearance rate heeft een optimum bij 19 C en neemt af bij zowel hogere als lagere temperaturen. De respiratie neemt gestaag toe met toenemende temperatuur (Figuur 2). De balans tussen respiratie en assimilatie voorspelt dat oesters groeien voor Respiratie/Assimilatie (R/A) ratio waarden kleiner dan 0.7, overleven tussen 0.7 en 0.8 en sterven voor waarden groter dan 0.8 (Bougrier et al, 1995)

15 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven Figuur 3 Energetische balans uitgedrukt als de ratio tussen Respiratie en Assimilatie berekend volgens vergelijkingen 2 en 3 (Bougrier et al. 1995) voor verschillende temperatuur en voedselbeschikbaarheid (J l -1 ) en een individuele gewicht van 1 g DW. De gekleurde vlakken geven aan waar de oesters groeien (R/A<0.7), overleven (0.7<R/A<0.8) of sterven (R/A>0.8) Controle van de zoutgehalte op de groei Hyun et al.(2001) geven vergelijkingen die het effect van het zoutgehalte op de Filtratie snelheid (FR sj ) en op de respiratie (R j ) beschrijven zoals: De filtratie van de oesters houdt op wanneer het zoutgehalte lager wordt van 10.. Boven 20 heeft het zoutgehalte geen effect meer op de filtratie snelheid. Door het toepassen van vergelijkingen die het effect beschrijven van het zoutgehalte op de Filtratie snelheid en op de respiratie (Hyun et al., 2001) op de respiratie en voedselassimilatie kunnen we het effect van het zoutgehalte op de groei meenemen in de berekening van de balans

16 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer Figuur 4 Het effect van het zoutgehalte op de filtratie snelheid van de Japanse oesters (na vergelijkingen in Hyun et al. (2001)). De filtratie van de oesters houdt op wanneer het zoutgehalte lager wordt van 10. Tussen 10 en 20 neemt de filtratie toe van nul tot de maximale waarde berekend met het temperatuur model (vergelijking 2). Boven 20 heeft het zoutgehalte geen effect meer op de filtratie snelheid (Figuur 4). Figuur 5 Het effect van het zoutgehalte op de respiratie van de Japanse oesters (na vergelijkingen in Hyun et al. (2001)). De respiratie van de oesters neemt sterk toe voor zoutgehalten hoger dan 20 (Figuur 5). Vervolgens zijn de respiraties maximaal voor hoge temperaturen (>20 C) en lage zoutgehalten (<20 )

17 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven Energetische balans van de Japanse oesters onder controle van temperatuur, zoutgehalte en voedsel beschikbaarheid Om tot deze balans te komen moet de voedselbeschikbaarheid (C_Food in vergelijking 1) worden bepaald. Oesters zijn voor hun energetische behoeften afhankelijk van de organische fractie (POC) van de zwevende stof (Gangnery et al., 2003). Dit organische materiaal is hoofdzakelijk geproduceerd door het fytoplankton dat goed te traceren is met chlorofyl concentraties. De relatie tussen de concentraties aan POC en chlorofyl (POC/CHL ratio) is echter niet constant zoals geïllustreerd door de gegevens van de waterkwaliteit monitoring gemeten op station Soelekerkepolder oost van 1990 tot 2000 (RWS site, De relatie tussen POC/CHL en de chlorofyl concentraties is goed op te vangen met de exponentiele functie van de chlorofyl concentraties (Figuur 6). Figuur 6 Links:Ratio POC / chlorofyl concentraties als functie van de chlorofyl concentraties gemeten door de waterkwaliteitsmonitoring van RWS op station Soelekerkepolder oost van 1990 tot 2000 (RWS site, Rechts:Deze relatie tussen de C/CHL ratio en de chlorophyll concentraties werd gebruikt voor de schatting van de energetische waarde van de zwevende stof als functie van de chlorofyl concentratie. POCmg/CHLµg ratio POC/CHL = 0.201*CHL E (Joules l -1 ) E = CHL Chlorofyl (µg l -1 ) Chlorofyl (µg l -1 ) Middels de waargenomen relatie tussen de koolstof/chlorofyl ratio zullen de POC concentraties berekend kunnen worden op basis van de chlorofyl concentraties voorspeld voor de verschillende peilbeheer scenarii. Om naar een energie balans te kunnen worden de kolstoof concentraties vervolgens in Joules geconverteerd (Figuur 6) met een standaard conversiefactor (47,8 kj gc -1 in Platt & Irwin, 1973). De vergelijkingen uit Bougrier et al (1995) en Hyun et al.(2001) zijn gecombineerd voor het berekenen van de index van energetisch overschot onder de simultane controle van temperatuur, zoutgehalte en voedsel beschikbaarheid (Figuur 7). Ter herinnering, de energetische balans is opgebouwd als de ratio tussen respiratie en assimilatie (R/A in vergelijking 1). Oesters groeien bij Respiratie/Assimilatie (R/A) ratio waarden kleiner dan 0.7, overleven tussen 0.7 en 0.8 en sterven bij waarden groter dan 0.8 (Bougrier et al, 1995)

18 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer Figuur 7 Energetische balans voor de Japanse oesters op basis van de Respiratie/Assimilatie ratio als functie van temperatuur (T) en zoutgehalte (S) voor verschillende concentraties (μgl -1 ) aan chlorofyl. R/A ratio Oesters hebben een optimaal groeipotentieel voor zoutgehalten tussen 25 en 30 en temperaturen tussen 5 en 20 C. De voedselbeschikbaarheid controleert vooral de energetische balans bij chlorofyl concentraties lager dan 5 μg l

19 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven Effect van temperatuur op de reproductie De reproductie activiteit van de oesters is vooral afhankelijk van het netto saldo van de energetische balans. Dit zal een eerste maat geven voor het schalen van deze functie. Daarmee is er een schatting mogelijk van het energieoverschot dat beschikbaar kan zijn voor de reproductie. Daarnaast heeft de factor temperatuur een direct effect op de ontwikkeling van de reproductieve cellen. De temperatuur controle is beschreven door de volgende formule gepresenteerd door Chavez-Villalba et al. (2002). D, D max : berekende doorsnede en maximale doorsnede van de oocyte t: temperatuur a,k: gefitte parameters Waar de gemiddelde doorsnede van de oocyten is berekend als fractie van de doorsnede van een volgroeide oocyte onder controle van de temperatuur functies a en k: Tabel 2 Temperatuur functies a en k in vergelijking van Chavez-Villalba et al. (2002) voor de grootte van de oocyten ten opzicht van de maximale grootte als functie van het aantal dagen. a min, a max, k min, k max, de extreme waarden van de 5 % betrouwbaarheidsintervallen voor de parameters a en k; D/Dmax[20d], de grootte van de oocyten ten opzicht van de maximale grootte na 20 dagen van acclimatisering op temperatuur. Temp ( C) a k a min a max k min k max D/Dmax [20d] Figuur 8 Grootte van de oocyten ten opzicht van de maximale grootte na 20 dagen van acclimatisering bij vier experimentele temperaturen (op basis van vergelijking in Chavez-Villalba et al. (2002). D/Dmax Dagen 16 C 19 C 22 C 25 C

20 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer De resultaten in Chavez-Villalba et al. (2002) komen overeen met veld observaties waaruit blijkt dat oesters zelden volgroeien in gebieden waar de temperatuur niet boven 16 C reikt. De rijpheid van de oesters neemt ook snel af voor temperaturen hoger dan 25 als gevolg van een energetische tekort dat gepaard gaat met de verhoging van de respiratie snelheid (Figuur 2). De eerste volgroeide oocyten zijn na 27, 23, 19 en 22 dagen gedetecteerd bij 16, 19, 22 en 25 C respectievelijk. Volgens Chavez-Villalba et al (2002) is de rijping van een oester bereikt wanneer meer dan 60% van de oocyten volgroeid zijn. De rijping is bereikt na vijf weken incubatie op 19 en 22 C en wordt vertraagd door hogere (energetisch tekort) en lagere (enzymatische werking) temperaturen (> 8 weken bij 16 C). De beperking van de reproductie activiteit bij hoge (>22 C) temperatuur is adequaat nagebootst in het huidige model door de berekening van de energetische balans. Voor lagere temperaturen (<19 C) is gebruik gemaakt van een empirische relatie (Figuur 9) tussen de temperatuur en de fractie van voltooiing van het rijping proces gebaseerd op de rijpingsnelheden waargenomen door Chavez-Villalba et al (2002). Figuur 9 Dagelijkse fractie van voltooiing van het rijping proces als functie van de temperatuur. Empirische relatie gebaseerd op gegevens van Chavez-Villalba et al (2002) % Rijping proces %Rijping=1/(-3,5*Temp + 101,5) Temperatuur De paaiperiode van de oesters loopt van juni tot september (Reise, 1998; Arakawa, 1990) en gebeurt in augustus in de Oosterschelde. De periode voor de rijping duurt volgens Chavez-Villalba et al. (2002) niet meer dan acht weken bij temperaturen hoger dan 16. De reproductieve periode zou dus in het Veerse Meer moeten plaats vinden tussen mei en augustus

21 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven De voltooiinggraad van de reproductieve activiteit is bepaald door het combineren van de potentiële rijpingsnelheid met de energetische balans als een maat voor het overschot dat beschikbaar blijft voor de reproductie. Een illustratie van deze controle is gegeven in Figuur 10 waar het rijpingsucces berekend is op basis van temperatuur, zoutgehalte en chlorofyl. Vanaf 1 μg Chl. l -1, is de rijping mogelijk voor temperatuur tussen 15 en 25 C en zoutgehalten hoger dan 20. Het rijpingproces wordt mogelijk gemaakt bij hogere temperaturen mits een simultane verhoging van de voedselbeschikbaarheid plaats vindt. Figuur 10 Rijping van de oesters als functie van de temperatuur, zoutgehalte en voedselbeschikbaarheid Voor het berekenen van het reproductieve succes is de dagelijkse gerealiseerde rijping (formule in Figuur 9) vermenigvuldigd met het energetische overschot (%). De dagelijkse waarden zijn vervolgens opgeteld over de reproductieve periode (mei t.m. augustus) als een index voor het reproductieve succes voor de populatie. Waarden groter dan 1 wijzen naar een succesvolle reproductie terwijl waarden kleiner dan 1 een indicatie van een mislukte reproductie zijn (Figuur 10) Effect van temperatuur en zoutgehalte op de rekrutering Het succes van de rekrutering is gecontroleerd door de combinatie van temperatuur, zoutgehalte en voedselbeschikbaarheid. Hofmann et al. (2004) presenteren de output van hun model als het

22 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer overlevingspercentage van cohorten als functie van temperatuur en zoutgehalte onder verschillende voedselregimes (Figuur 11). Figuur 11 Temp./Sal. Diagrammen van het rekruteringssucces van de oesters voor verschillende niveaus van voedselbeschikbaarheid (uit Hohmann et al., 2004). 1,50 mg l -1 1,00 mg l -1 0,75 mg l -1 Het model gekalibreerd door Hofman et al (2004) voorspelt een optimale temperatuur voor de rekrutering tussen 25 en 28 C. Volgens hetzelfde model zou nauwelijks rekrutering kunnen plaats vinden bij temperaturen lager dan 23 C! Dit model past niet bij de waarnemingen van de oester populatie in de Oosterschelde waar een eerste massieve broedval (1976) waargenomen werd toen de watertemperatuur gedurende 50 dagen boven de 20 C steeg maar wel onder de 23 C bleef. In de Bassin d Arcachon beschrijven Auby & Maurer (2004) succesvolle broedvallen boven 21 C met een exponentiële toename van de larvenoverleving met temperatuur. Boven 30 C neemt de overleving van de larven echter af. Tussen 25 en 35 rapporteren His et al (1989) een optimale groei van de larven met een afname van de groeisnelheden voor hogere en lagere zoutgehalten (tussen 20 en 40 ). Ze concludeerden dat de optimale waarden van zoutgehalte en temperatuur voor de oesterlarven gelijk zijn aan 30 en 30 C en dat de temperatuur controle meer bepalend is voor de oesterlarven (70-96%) dan de zoutgehalte controle (4-30%). Deze gegevens zijn gebruikt voor het definiëren van de temperatuur en zoutgehalte domeinen (F T, F S ) waar de rekrutering aanvankelijk zeer slecht, slecht, matig, goed en zeer goed zou moeten verlopen. De temperatuur en zoutgehalte controles (F T, F S ) zijn samengevoegd door vermenigvuldiging in een formule waar hun effect op de rekrutering gewogen wordt met hun respectieve verklarende waarde (temperatuur 80%, zoutgehalte 20%) zoals gerapporteerd door His et al. (1989) als: F ST = (F T * 8 + F S * 2)/

23 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven Figuur 12 Temperatuur, zoutgehalte en chlorofyl controle functies op de rekrutering. FT Temperatuur ( C) FS Zoutgehalte (ppt) R/A (DW=0.2g, T=S=30) y = x Chlorofyl (µg l-1) De controle van de voedselbeschikbaarheid op de rekrutering is berekend door het vermenigvuldigen van de F ST score door het saldo (%) van de energetische balans verkregen met vergelijking 1 voor een droog gewicht van 0.2 g en vaste saliniteit (30 ) en temperatuur (30 C). De index voor het succes van de rekrutering is berekend door het middelen van de scores verkregen tijdens de rekruteringsperiode (augustus t.m. september). Figuur 13 Beoordeling van de rekrutering (0:zeer slecht, 1:slecht, 2:matig, 3:goed en 4: zeer goed) als functie van temperatuur, saliniteit en voor verschillende niveaus van chlorofyl concentraties

24 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer Andere controlefactoren Stroomsnelheden Naast de controle door temperatuur, saliniteit en voedselbeschikbaarheid kunnen verhoogde stroomsnelheden (>10 cm s -1 ) de hechting van de oesterlarven verhinderen (Arakawa, 1990). Echter de stroomsnelheden in het Veerse Meer zijn laag (overwegend <0,1 m/s) en zijn voornamelijk windgedreven. De stroomsnelheid als gevolg van de getijwerking door het doorlaatmiddel is enkele cm/s (Arno Nolte, pers. com.). Daarom kunnen de stroomsnelheden voor de huidige exercitie buiten beschouwing blijven. Diepte De diepte speelt ook een rol in de distributie van de oesters. Uit veld observaties blijkt dat de Japanse oesters tot en met 8 meter regelmatig voorkomen in combinatie met de aanwezigheid van hardsubstraat en niet teveel slib. Dieper zijn er geen substantiële hoeveelheden te bekennen. Uit de zacht substraat monitoring (beide BIOMON en AquaSense) zijn de meeste oesters aangetroffen in het 0-2 m diepte stratum, ongeveer twee keer minder in de 2-6 m stratum en geen onder de 6 m. Op basis van deze observatie is de kans van voorkomen van de oesters berekend als functie van de diepte als 1 tussen 0 en 2m, 0,5 tussen 2 en 6m en 0,05 onder de 6m Gegevens voor de omgevingsfactoren WL simulatiereeksen De vier peilalternatieven (0 t.m 4) zijn nagebootst door WL m.b.v. het GEM Veerse Meer. Daarvoor is er gebruik gemaakt van de jaren 1996 t.m als uitvoerbasis. Op ons verzoek zijn er uitvoeren gemaakt voor de wekelijkse waarden van temperatuur, zoutgehalte en chlorofyl voor de 410 rekencellen van het hydrodynamische model (Bijlage 2) Dieptekaart Naast de door WL gesimuleerde omgevingsfactoren moet er ook rekening gehouden met de diepte waar de oesters zich gaan vestigen; voornamelijk wanneer voorspellingen gemaakt moeten worden over de hindernissen ervaren door de waterrecreanten ten gevolge van de aanwezigheid van oesters in de ondiepe (belopen) gebieden. Het model van WL heeft uiteraard een bathymetrie, maar vanwege de resolutie is die niet voldoende bruikbaar voor de huidige vraagstelling. Daarom werd een beroep gedaan op Directie Zeeland voor het verkrijgen van een diepte kaart van het Veerse Meer (Bijlage 3). Door de twee mappen (kaarten) te combineren kan voor elke model-polygoon de diepte distributie (areaal) bepaald worden

25 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven Totstandkoming van de voorspellingen Indeling in beoordelingsklassen De indexen berekend voor de drie fysiologische functies (Groei, Reproductie, Rekrutering.) volgens de procedures beschreven in de vorige paragrafen zijn gebruikt voor het afbakenen van de zeer slecht / slecht / matig / goed /zeer goed domeinen voor de controlefactoren van de oester functies. De berekening van de indexen is beperkt tot de kritische perioden van de verschillende functies (Groei/Reproductie/Rekrutering). Er valt bijvoorbeeld weinig groei te verwachten in de winter, de reproductieve fase is beperkt tot de zomer en de rekrutering vindt enkel plaats na de reproductieve fase. Het indelen van de indexen tussen de vijf kwalitatieve klassen gebeurt zoals beschreven in Tabel 3. Tabel 3 Inschaling van het energetische overschot in 5 kwalitatieve klassen. Elke klasse krijgt een score van [0] tot [4] bedoeld voor het samenvoegen van de deelbeoordeling (per functie) tot een algemene beoordeling voor het jaar/de populatie.de klassen zijn begrensd met de kritische waarden van de energetische balans (Bougrier et al., 1995). Beoordelingsklassen Toegekende waarde R/A begrenzing ZEER GOED 4 (100%) R/A < 0,5 GOED 3 (75%) 0,5 > R/A > 0,6 MATIG 2 (50%) 0,6 > R/A > 0,7 SLECHT 1 (25%) 0,7 >R/A > 0,8 ZEER SLECHT 0 (0%) R/A > 0,8 Voor de finale beoordeling zijn de gebieden die binnen de klassen matig tot zeer goed vallen beschouwd als geschikt habitat voor de oesters. Gelijkerwijze zijn de gebieden ingedeeld in klassen slecht en zeer slecht beschouwd als ongeschikt habitat voor de oesters Samenvoeging van de deelindexen Uit elke rekencel wordt een voorspelling (score) gemaakt voor groei, reproductie en rekrutering voor elke week van de zes jaren in de simulatie. Voor het opschallen van de resultaten naar het meer en/of naar de simulatie periode is er gekozen voor het middelen van de individuele scores. Gelijkerwijze wordt de samenvoeging van de verschillende functies (groei, reproductie, rekrutering) in één index representatief voor de ontwikkeling van de oester populatie volbracht door het middelen van de waarden gekregen voor de individuele functies. De keuze voor het middelden van de indexen in plaats van b.v. een selectie van de minimale waarde werd gemaakt ten bevordering van de onzijdigheid van de voorspelling Karakteriseren van de habitatgeschiktheid van het meer voor de oesters Om tot een beoordeling van de habitatgeschiktheid van het meer te komen moet er rekening gehouden met de morfologie en de overlap daarvan met de scores verkregen voor de fysiologische activiteiten van de oesters als functie van de sturende waterkwaliteitsfactoren

26 Ontwikkeling van de Japanse oesters in het Veerse Meer De scores verkregen op basis van de rekencellen zijn gewogen voor de diepteverdeling in het meer. De gebruikte wegingsfactoren afgeleid van de directe duikobservaties en van de monitoring zijn gelijk aan 1 tussen 0 en 2m, 0,5 tussen 2 en 6m en 0,05 onder de 6m. De gemiddelde score berekend over de 410 sectoren is gebruikt als basis voor de beoordeling geldig voor het hele meer. De afzonderlijke deelindicatoren voor de groei, reproductie en rekrutering werden vervolgens gemiddeld in een indicator representatief voor het verspreidingssucces van de oesters (0.-zeer slecht, 1.-slecht, 2.-matig, 3.-goed, 4.-zeer goed) onder de verschillende peilbeheer alternatieven Bepaling van de waarschijnljkheid van hindernis voor de waterrecreanten Aanvullend aan het karakteriseren van de habitatgeschiktheid van het meer voor de oesters is er een bepaling gemaakt over de waarschijnlijkheid van de hindernissen door oesters voor de waterrecreanten. De maat van hindernis door de oesters voor de recreanten zal afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de oesters op de gebieden in de directe nabijheid van de recreatieve hotspots (Stuurgroep rondom het Veerse Meer, 2004). De scores verkregen in de gebieden (rekencellen) aangrenzend aan die recreatieve hotspots (Figuur 14) dienen als maat van hindernis door de oesters voor de recreanten. Hun gemiddelde waarde is vervolgens gebruikt als beoordeling voor het hele meer. Figuur 14 Gebiedvisie Veerse Meer met aanduiding van de recreatieve hotspots. (uit Gebiedsvisie Rondom het Veerse Meer, STUURGROEP RONDOM HET VEERSE MEER, 2004)

27 Mogelijke effecten van de verschillende peil alternatieven Schatting voor de nauwkeurigheid van de voorspellingen Nauwkeurigheid vs betrouwbaarheid De opdrachtgever vroeg om de nauwkeurigheid van de gemaakte voorspellingen te evalueren. Er is echter geen eenduidige manier om de nauwkeurigheid van een voorspelling rechtsreeks te meten. De nauwkeurigheid van elke voorspelling werd grotendeels bepaald door de betrouwbaarheid van de causaliteitsketen die gebruikt is tot staving van die voorspelling. De eerste bron van onzekerheid ligt bij de intensiteit voor de controle van de omgevingsfactoren op de functionele activiteiten Gevoeligheidsanalyse De indexen voor de drie functies, groei, reproductie en rekrutering zijn berekend op basis van de ratio tussen de temperatuur responses van de filtratie snelheid (vergelijking 2) en van de Respiratie snelheid (vergelijking 3) uit Bougrier et al. (1995). De parameters (a,b,c,d) van deze vergelijkingen zijn voorzien van betrouwbaarheidsintervallen (95%) die representatief zijn voor de individuele variatie onder de oesters. Door het combineren van die betrouwbaarheidsintervallen worden de statistische bandbreedtes voor de filtratie en de respiratie snelheden van de oesters voor elke T C (Figuur 15). Deze gevoeligheidsanalyse produceert voor elke rekencel voorzien van de T C, S, Chl modelwaarden, een voorspelling in de vorm van een distributie van waarschijnlijkheden (tussen 0 en 1) onder de vijf beoordelingsklassen (zeer slecht tot zeer goed). Figuur 15 Links.-Bandbreedtes (+/- 5% betrouwbaarheidsinterval) rondom de gemiddelde waarden (in rood) van de a,b,c parameters gebruikt in vergelijkingen 2 en 3 uit Bougrier et al. (1995). Rechts.-Effecten van de variaties in de a,b,c parameters op de filtratie (cr) en respiratie (rr) snelheden. 5 4 cr (l h-1) Temperatuur rr (mg O2 h-1) Temperatuur

Nederlands Instituut voor Ecologie

Nederlands Instituut voor Ecologie Nederlands Instituut voor Ecologie VERSPREIDING VAN JAPANSE OESTERS IN HET VEERSE MEER 2011 P.H. van Avesaath, A. Engelberts, O.J.A. van Hoesel, A. Verburg & H. Hummel Japanse oesters (Crassostrea gigas)

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Ecologie

Nederlands Instituut voor Ecologie Nederlands Instituut voor Ecologie VERSPREIDING VAN JAPANSE OESTERS IN HET VEERSE MEER 2009 P.H. van Avesaath, A. Engelberts, O.J.A. van Hoesel & H. Hummel Monitor Taskforce Publication Series 2009-8 Nederlands

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Ecologie

Nederlands Instituut voor Ecologie Nederlands Instituut voor Ecologie VERSPREIDING VAN ABUNDANTE MACRO-ALGEN IN HET VEERSE MEER 2009 P.H. van Avesaath, A. Engelberts, O.J.A. van Hoesel & H. Hummel Monitor Taskforce Publication Series 2009-7

Nadere informatie

Kennisontwikkeling zoet-zoutgradiënt Volkerak-Zoommeer gericht op ecologische kwaliteit

Kennisontwikkeling zoet-zoutgradiënt Volkerak-Zoommeer gericht op ecologische kwaliteit Kennisontwikkeling zoet-zoutgradiënt Volkerak-Zoommeer gericht op ecologische kwaliteit Kennisdag Grevelingen Volkerak-Zoommeer Arno Nolte 14 juni 2018 Vraagstelling 1. Wat zijn mogelijkheden om met inzet

Nadere informatie

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer: Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Henrice Jansen, 27 Januari, schelpdierconferentie

Henrice Jansen, 27 Januari, schelpdierconferentie Mosselkweek & Natuur KOMPRO Henrice Jansen, 27 Januari, schelpdierconferentie Aad Smaal, Pauline Kamermans, Karin Troost, Margriet v Asch, Marnix v Stralen, Jacob Capelle, Sander Glorius,..,.. Overzicht

Nadere informatie

EFFECTIVIEITSBEPALING VAN HET WEGVANGEN VAN DE OESTERBOORDER (UROSALPINX CINEREA & OCINEBRELLUS

EFFECTIVIEITSBEPALING VAN HET WEGVANGEN VAN DE OESTERBOORDER (UROSALPINX CINEREA & OCINEBRELLUS EFFECTIVIEITSBEPALING VAN HET WEGVANGEN VAN DE OESTERBOORDER (UROSALPINX CINEREA & OCINEBRELLUS INORNATUS) OP EEN PROEFLOCATIE (PERCEEL 119) IN DE OOSTERSCHELDE Tussenrapportage Delta Academie 17 augustus

Nadere informatie

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische Nederlandse samenvatting Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische farmacokinetische modellen Algemene inleiding Klinisch onderzoek

Nadere informatie

Scenariostudie natuurperspectief Grevelingen

Scenariostudie natuurperspectief Grevelingen Scenariostudie natuurperspectief Grevelingen Tom Ysebaert, Marijn Tangelder, John Janssen, Arno Nolte, Brenda Walles, Jeroen Wijsman Kennisdag Grevelingen en Volkerak, 14 juni 2018 Doel studie Het doel

Nadere informatie

De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee. Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ

De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee. Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ Een blik over de dijk Wat zijn grote trends in ecologie IJsselmeergebied? Wat drijft deze trends? Hoe

Nadere informatie

Gegevensverwerving en verwerking

Gegevensverwerving en verwerking Gegevensverwerving en verwerking Staalname - aantal stalen/replicaten - grootte staal - apparatuur Experimentele setup Bibliotheek Statistiek - beschrijvend - variantie-analyse - correlatie - regressie

Nadere informatie

De verspreiding van abundante macro-algen in het Veerse Meer 2014

De verspreiding van abundante macro-algen in het Veerse Meer 2014 De verspreiding van abundante macro-algen in het Veerse Meer 2014 Pim van Avesaath, Anke Engelberts, Herman Hummel Monitor Taakgroep (NIOZ-Yerseke) Monitor Taskforce Publication Series 2014 11 December

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige. effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt

Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige. effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt Samenvatting Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt hierbij de voorspelde blootstelling aan de stof

Nadere informatie

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee MOSSELWAD (2009 2014) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee EUCC, The Coastal Union Wageningen IMARES Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME) Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek

Nadere informatie

beoordelingskader zorgvraagzwaarte

beoordelingskader zorgvraagzwaarte 1 beoordelingskader zorgvraagzwaarte In dit document geven we een beoordelingskader voor de beoordeling van de zorgvraagzwaarte-indicator. Dit beoordelingskader is gebaseerd op de resultaten van de besprekingen

Nadere informatie

De ontwikkeling van zeesla en zeegras in het Veerse Meer

De ontwikkeling van zeesla en zeegras in het Veerse Meer De ontwikkeling van zeesla en zeegras in het Veerse Meer Kirsten Wolfstein (RIKZ-OSD) Werkdocument RIKZ/OS/2004.824x 1 De ontwikkeling van zeesla en zeegras in het Veerse Meer Inhoudsopgave...............................................................................

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Inhoud Achtergrond Methodiek. Rekenvoorbeelden Status en planning

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf

Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf Vraagstelling Aanleiding: Vuistregel voor de afbraak: 2% per jaar (range 1.6 2.4%) 1 Ervaringsfeit veel telers: variatie in de afbraak, mogelijk >2% Onderzoeksvraag:

Nadere informatie

Kwantitatieve analyse effecten zonnepark Model en analysetool

Kwantitatieve analyse effecten zonnepark Model en analysetool Kwantitatieve analyse effecten zonnepark Model en analysetool Rick Wortelboer, Sibren Loos Workshop STOWA 23 mei 2019 Directe effecten Conceptueel schema Ook indirecte effecten zijn van belang Hoe? - welke

Nadere informatie

Wetenschappelijke samenvatting van de testen die zijn uitgevoerd ter optimalisatie van een oesterverwateringssysteem bij Krijn Verwijs BV

Wetenschappelijke samenvatting van de testen die zijn uitgevoerd ter optimalisatie van een oesterverwateringssysteem bij Krijn Verwijs BV Wetenschappelijke samenvatting van de testen die zijn uitgevoerd ter optimalisatie van een oesterverwateringssysteem bij Krijn Verwijs BV In opdracht van Krijn Verwijs Yerseke B.V. A. Gittenberger M. Rensing

Nadere informatie

De verspreiding van abundante macro-algen in het Veerse Meer 2013

De verspreiding van abundante macro-algen in het Veerse Meer 2013 De verspreiding van abundante macro-algen in het Veerse Meer 2013 Pim van Avesaath, Anke Engelberts, Herman Hummel Monitor Taakgroep (NIOZ-Yerseke) Monitor Taskforce Publication Series 2013 19 November

Nadere informatie

Hiermee rekenen we de testwaarde van t uit: n. 10 ( x ) ,16

Hiermee rekenen we de testwaarde van t uit: n. 10 ( x ) ,16 modulus strepen: uitkomst > 0 Hiermee rekenen we de testwaarde van t uit: n 10 ttest ( x ) 105 101 3,16 n-1 4 t test > t kritisch want 3,16 >,6, dus 105 valt buiten het BI. De cola bevat niet significant

Nadere informatie

Hoofdstuk 10: Regressie

Hoofdstuk 10: Regressie Hoofdstuk 10: Regressie Inleiding In dit deel zal uitgelegd worden hoe we statistische berekeningen kunnen maken als sprake is van één kwantitatieve responsvariabele en één kwantitatieve verklarende variabele.

Nadere informatie

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5.1 Inleiding Vanuit de praktijk komen veel vragen over de optimale breedte en structuur

Nadere informatie

DE BODEMSAMENSTELLING VAN DE WESTERSCHELDE, DE OOSTERSCHELDE, HET VEERSE MEER EN HET GREVELINGENMEER

DE BODEMSAMENSTELLING VAN DE WESTERSCHELDE, DE OOSTERSCHELDE, HET VEERSE MEER EN HET GREVELINGENMEER DE BODEMSAMENSTELLING VAN DE WESTERSCHELDE, DE OOSTERSCHELDE, HET VEERSE MEER EN HET GREVELINGENMEER 990-993 door J.A. Craeymeersch, E.B.M. Brummelhuis, W. Schreurs, E.G.J. Wessel* april 995. Nederlands

Nadere informatie

Projectnummer: B02047.000031.0100. Opgesteld door: dr.ir. B.T. Grasmeijer. Ons kenmerk: 077391437:0.3. Kopieën aan:

Projectnummer: B02047.000031.0100. Opgesteld door: dr.ir. B.T. Grasmeijer. Ons kenmerk: 077391437:0.3. Kopieën aan: MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Hanzelaan 286 Postbus 137 8000 AC Zwolle Tel +31 38 7777 700 Fax +31 38 7777 710 www.arcadis.nl Onderwerp: Gevoeligheidsanalyse effecten baggerspecieverspreiding (concept) Zwolle,

Nadere informatie

Hermeandering en hydromorfologie

Hermeandering en hydromorfologie Hermeandering en hydromorfologie Monitoring van structuren of ecologie? Oscar van Dam teamleider waterbeheer en gis COP hermeandering 24 november 2010 HWH Amersfoort RPS BCC Onderdeel RPS plc Organisatie

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

Tijdreeksanalyse in verkeersveiligheidsonderzoek met behulp van state space methodologie

Tijdreeksanalyse in verkeersveiligheidsonderzoek met behulp van state space methodologie Samenvatting Tijdreeksanalyse in verkeersveiligheidsonderzoek met behulp van state space methodologie In dit proefschrift wordt een aantal studies gepresenteerd waarin tijdreeksanalyse wordt toegepast

Nadere informatie

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement.

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement. Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement. Een statistische onderbouwing voor bemonstering van partijen champignons. P.C.C. van Loon Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

MTO Case Study: NIOO. Effecten van MTO op de bodem en grondwaterkwaliteit. 4 juni 2019 Workshop HTO bij Koppert Cress Gebruikersplatform Bodemenergie

MTO Case Study: NIOO. Effecten van MTO op de bodem en grondwaterkwaliteit. 4 juni 2019 Workshop HTO bij Koppert Cress Gebruikersplatform Bodemenergie MTO Case Study: NIOO Effecten van MTO op de bodem en grondwaterkwaliteit Peter Oerlemans p.oerlemans@nioo.knaw.nl 4 juni 2019 Workshop HTO bij Koppert Cress Gebruikersplatform Bodemenergie Inhoud Heatstore

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies 7.1 Het gemiddelde van een populatie Standaarddeviatie van de populatie en de steekproef In het vorige deel is bij de significantietoets uitgegaan

Nadere informatie

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Bedrijfseconomische Statistieken Statistische analyse Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Gert Buiten, Andries

Nadere informatie

Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever

Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever Mei 2007 Versie 1 door: Kemper, Jan H. Statuspagina Statuspagina Titel Biomassaschatting van de pelagische

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete

Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete Alain De Vocht Centrum voor Milieukunde, Universiteit Hasselt, Agoralaan, Geb. D, 3590 Diepenbeek, Belgium alain.devocht@uhasselt.be

Nadere informatie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test Werkboek 2013-2014 ANCOVA Covariantie analyse bestaat uit regressieanalyse en variantieanalyse. Er wordt een afhankelijke variabele (intervalniveau) voorspeld uit meerdere onafhankelijke variabelen. De

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Effecten van toenemende warmte en CO 2 op het leven in zee

Effecten van toenemende warmte en CO 2 op het leven in zee Effecten van toenemende warmte en CO 2 op het leven in zee Jack Middelburg Universiteit Utrecht Darwin Centrum voor Biogeologie Netherlands Earth System Science Centre 21 Oktober 2014 KNAW Oceaan in hoge

Nadere informatie

paspoort Veerse meer

paspoort Veerse meer paspoort Veerse meer 2 Datum uitgifte: 23 januari 2013 De stuurgroep Zuidwestelijke Delta werkt toe naar besluiten over de Zuidwestelijke Delta waarin veiligheid, ecologie en economie zijn geborgd en elkaar

Nadere informatie

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen SPSS Introductiecursus Sanne Hoeks Mattie Lenzen Statistiek, waarom? Doel van het onderzoek om nieuwe feiten van de werkelijkheid vast te stellen door middel van systematisch onderzoek en empirische verzamelen

Nadere informatie

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi. Lotos-Euros v1.7: validatierapport voor 10 en bias-correctie Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.nl Conclusies Bias-correctie:

Nadere informatie

3 november 2014. Inleiding

3 november 2014. Inleiding 3 november 2014 Inleiding In 2006 publiceerde het KNMI vier mogelijke scenario s voor toekomstige veranderingen in het klimaat. Het Verbond van Verzekeraars heeft vervolgens doorgerekend wat de verwachte

Nadere informatie

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof VERSIE 3.0 juni 2010 Pagina 1 van 5 BAM/deel 1/12 1 PRINCIPE Het

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

Primaire Productie in de Waddenzee

Primaire Productie in de Waddenzee Workshop Onderzoek Mosselkweek Natuurbeheer 19 februari 2009 Primaire Productie in de Waddenzee ZKO-Draagkracht IN PLACE onderzoeksproject Katja Philippart Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek

Nadere informatie

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012 Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012 Oktober 2013 Samenvatting Provinciebreed wordt er in 2012 met 91% van de medewerkers een planningsgesprek gevoerd, met 81% een voortgangsgesprek en met

Nadere informatie

Helder water door quaggamossel

Helder water door quaggamossel Helder water door quaggamossel Kansen en risico s Een nieuwe mosselsoort, de quaggamossel, heeft zich in een deel van de Rijnlandse wateren kunnen vestigen. De mossel filtert algen en zwevend stof uit

Nadere informatie

VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II

VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II P R E S E N T A T I E S T A K E H O L D E R S B I J E E N K O M S T R O G G E N P L A A T, 8 N O V. 2 0 1 6, K R A B B E N D I J K E Joost Stronkhorst (HZ/Deltares),

Nadere informatie

Uitdagingen bij de opbouw van massabalansen voor het beheer van ecosysteemdiensten. Dirk Vrebos, Jan Staes & Patrick Meire

Uitdagingen bij de opbouw van massabalansen voor het beheer van ecosysteemdiensten. Dirk Vrebos, Jan Staes & Patrick Meire Uitdagingen bij de opbouw van massabalansen voor het beheer van ecosysteemdiensten. Dirk Vrebos, Jan Staes & Patrick Meire Inleiding De vraag naar waterkwaliteitsverbetering in Vlaanderen blijft hoog.

Nadere informatie

Klimaatverandering & schadelast. April 2015

Klimaatverandering & schadelast. April 2015 Klimaatverandering & schadelast April 2015 Samenvatting Het Centrum voor Verzekeringsstatistiek, onderdeel van het Verbond, heeft berekend in hoeverre de klimaatscenario s van het KNMI (2014) voor klimaatverandering

Nadere informatie

Biomassaschatting van de pelagische visstand in het Veerse Meer, mei 2006

Biomassaschatting van de pelagische visstand in het Veerse Meer, mei 2006 Biomassaschatting van de pelagische visstand in het Veerse Meer, mei 2006 Mei 2006 Versie 1 door: Jan H. Kemper Statuspagina Statuspagina Titel Biomassaschatting van de pelagische visstand in het Veerse

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling

Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling Zwevende stof vormt een complex mengsel van allerlei verschillende deeltjes, en speelt een belangrijke rol

Nadere informatie

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere

Nadere informatie

Wageningen IMARES. De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee. Pauline Kamermans

Wageningen IMARES. De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee. Pauline Kamermans De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee Pauline Kamermans is een samenwerkingsverband tussen Wageningen UR en TNO De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling

Nadere informatie

Vismonitoring Grote Kreek Ouwerkerk. Terugvangproef bot en tarbot 2018

Vismonitoring Grote Kreek Ouwerkerk. Terugvangproef bot en tarbot 2018 Vismonitoring Grote Kreek Ouwerkerk Terugvangproef bot en tarbot 2018 Vismonitoring Grote Kreek Ouwerkerk Terugvangproef bot en tarbot 2018 In opdracht van: Sportvisserij Zuidwest Nederland Uitgevoerd

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART GEMEENTE NUENEN C.A. ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART GEMEENTE NUENEN C.A. In opdracht van Gemeente Nuenen c.a. Opgesteld door Auteur Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Keizer Karel V Singel 8 Postbus 8035

Nadere informatie

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen?

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen? Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen? Themamiddag Bemesting Akkerbouw, Putten 30 november 2017 Romke Postma, Willem van Geel (WUR) & Janjo de Haan (WUR) Aanleiding

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling Niet-technische samenvatting 2016605 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Het identificeren en karakteriseren van nieuwe concepten voor koemelkallergische patienten. 1.2 Looptijd van het project

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie

ARUP studie Groningen 2013

ARUP studie Groningen 2013 ARUP studie Groningen 2013 Strategie voor structurele versteviging van gebouwen Nederlandse samenvatting Issue 17 januari 2014 Nederlandse samenvatting 1 Inleiding Dit rapport omvat een samenvatting van

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Ondiepe Kust, Schiermonnikoog, Egmond, Macrobenthos, Medusa, 2005

Ondiepe Kust, Schiermonnikoog, Egmond, Macrobenthos, Medusa, 2005 Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7300 AH Apeldoorn The Netherlands TNO- B&O-DH Zandige kust www.tno.nl T +31 55 549 34 93 F +31 55 549 39 01 info@mep.tno.nl Date 18 th Oktober 2005 Author J.A. van Dalfsen

Nadere informatie

De Dynamiek van Mosselbanken Invloed van stroming en golven

De Dynamiek van Mosselbanken Invloed van stroming en golven De Dynamiek van Mosselbanken Invloed van stroming en golven Jasper Donker 1 3 Waterbeweging in de Waddenzee Waterstand / waterdiepte Stromingen door getij en wind Golfwerking Feedback: terugkoppeling

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Ecologie

Nederlands Instituut voor Ecologie Nederlands Instituut voor Ecologie VERSPREIDING VAN ABUNDANTE MACRO-ALGEN IN HET VEERSE MEER 2011 (inclusief de waarneming van kwallen) P.H. van Avesaath, A. Engelberts, O.J.A. van Hoesel, A. Verburg &

Nadere informatie

Slib, algen en primaire productie monitoren met satellietbeelden

Slib, algen en primaire productie monitoren met satellietbeelden Slib, algen en primaire productie monitoren met satellietbeelden Pilot Eems-Dollard Charlotte Schmidt Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving Afd. Kennis- en Innovatiemanagement Aanleiding NSO-SBIR-call

Nadere informatie

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Wiskunde A. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 17 mei 13.30 16.30 uur

Wiskunde A. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 17 mei 13.30 16.30 uur Wiskunde A Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 00 Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening vereist is, worden aan het antwoord

Nadere informatie

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Verwerking van gecensureerde waarden

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Verwerking van gecensureerde waarden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Dienst Kwaliteit van medische laboratoria Verwerking van gecensureerde waarden 1 ste versie Pr. Albert (februari 2002) 2 de versie Aangepast door WIV (toepassingsdatum:

Nadere informatie

Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende. (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE:

Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende. (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE: Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE: KWANTIFICERING EN KWALIFICERING VAN ORGANISCH MATERIAAL IN MARIENE SEDIMENTEN: HUN ONDERLINGE RELATIES

Nadere informatie

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010 RWS Water, Verkeer en Leefomgeving De aanpassing van de maatlatten Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot 1 van Verkeer en van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu De evaluatie van de maatlatten

Nadere informatie

Zeespiegelmonitor 2018

Zeespiegelmonitor 2018 Zeespiegelmonitor 2018 Wat is de aanleiding van dit rapport? Jaarlijks rapporteren Deltares en HKV met de Zeespiegelmonitor over de zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust. De zeespiegel en het getij

Nadere informatie

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009. Wouter Suykerbuyk en Laura Govers

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009. Wouter Suykerbuyk en Laura Govers Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009 Wouter Suykerbuyk en Laura Govers Op 3 t/m 6 augustus 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatie- en een aantal natuurlijke zeegraslocaties.

Nadere informatie

Wijzigingsvoorstel (RfC) op het Uitwisselmodel Aquo Foutherstel attribuut Chemische Stof

Wijzigingsvoorstel (RfC) op het Uitwisselmodel Aquo Foutherstel attribuut Chemische Stof Wijzigingsvoorstel (RfC) op het Uitwisselmodel Aquo Foutherstel attribuut Chemische Stof Auteur: IDsW Kenmerk: W 0810-0022 Documentbeheer Wijzigingshistorie Datum Versie Auteur Wijziging 13 okt. 2008 0.4

Nadere informatie

Blauwalgen in Nederland

Blauwalgen in Nederland Blauwalgen in Nederland Landelijk beeld 2-2 DG Water februari 21 Blauwalgen in Nederland Landelijk beeld 2-2 dossier : D32 registratienummer : WA-WN2141 versie : 1 DG Water februari 21 DHV B.V. Niets uit

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 27-30 april 2009 - Wim Giesen, Paul Giesen & Kris Giesen, 4 mei 2009 27-30 april 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord

Nadere informatie

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011 Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden Juni 2011 Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de negentiende eeuw,

Nadere informatie

Meta-analyses naar de waarde van stedelijk openbaar groen

Meta-analyses naar de waarde van stedelijk openbaar groen Meta-analyses naar de waarde van stedelijk openbaar groen Mark Koetse Luke Brander Waarde van openbaar groen Stelling: Openbaar groen staat onder druk in stedelijke gebieden; Expliciete waardering van

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater HOOFDSTUK 3 Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in het Schelde-stroomgebied wordt ingedeeld in waterlichamen. Deze indeling is belangrijk, want voor ieder waterlichaam moeten doelstellingen geformuleerd

Nadere informatie

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga juni 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek

Nadere informatie

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Periode 2008-2013 Céline Malengreaux, Jan Vercammen, Alain Licoppe, Frank Huysentruyt, Jim Casaer Dankwoord Het uitvoeren

Nadere informatie

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Ing. D. Bos en Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO 5154708 2003 Wageningen,

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) 163 Samenvatting (Summary in Dutch) Er zijn slechts beperkte financiële middelen beschikbaar voor publieke voorzieningen en publiek gefinancierde diensten. Als gevolg daarvan zijn deze voorzieningen en

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Toestandsevaluatie Natuur 2015 (T2015)

Toestandsevaluatie Natuur 2015 (T2015) Toestandsevaluatie Natuur 2015 (T2015) Belangrijkste toestand en trend resultaten thema s waterkwaliteit, leefomgeving, fauna en flora Opzet Evaluatie natuurlijkheid hoofdlijnen Thema waterkwaliteit Thema

Nadere informatie

RAAK PRO Zilte Productie. Introductie. Project bijeenkomst 31 01 2014 NIEUWSBRIEF 2 JUNI 2014

RAAK PRO Zilte Productie. Introductie. Project bijeenkomst 31 01 2014 NIEUWSBRIEF 2 JUNI 2014 RAAK PRO Zilte Productie NIEUWSBRIEF 2 JUNI 2014 Introductie Het project RAAK PRO Zilte Productie is in september 2014 van start gegaan. O.a. door middel van nieuwsbrieven willen wij u op de hoogte houden

Nadere informatie

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier. MEMO Aan: Koos verbeek Van: J. den Dulk Datum: 23 mei 2007 Onderwerp: Stand van zaken maatregelen ter voorkoming wateroverlast Oranjebuurt, De Lier Bijlagen: Functioneel programma van eisen voor de verbetering

Nadere informatie