Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Transcriptie

1 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat > Retouradres Bestuursicern Directie Communicatie Beleidscommunicatie Contactpersoon R.T.J. Vincken Woordvoerder M +31(0) roel.vincken@minienm.nj Ons kenmerk IENM/BSK-2017/ Bijlage(n) 3 Datum 7 november 2017 Betreft Besluit op Wob-verzoek MH Op 19 juni 2017, ontvangen op 20 juni 2017, heeft u mij een brief toegezonden, gericht tegen mijn besluit van 27 mei 2015 op een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) inzake Stateletter ICAO en MH17. U verzocht mij uw brief primair op te vatten als een bezwaarschrift tegen genoemd besluit van 27 mei 2015 en subsidiair als een herindiening van uw Wob verzoek van 16 maart 2015 met uitbreiding van dat verzoek tot zowel de periode als de documenten waarop het verzoek ziet. Procedure Op 6 juli 2017 heb ik de ontvangst van deze brief bevestigd. Ik heb daarbij opgemerkt dat voor zover u met het verzoek beoogd heeft bezwaar te maken tegen het besluit van 27 mei 2015, de termijn waarbinnen tegen dit besluit bezwaar kon worden gemaakt, gelet op artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afliep op 8 juli Binnen deze termijn is geen bezwaarschrift ontvangen. Ik heb u in de gelegenheid gesteld aan te geven of en waarom hier sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat gesproken kan worden van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. In reactie hierop heeft u in een brief van 20juli 2017 kenbaar gemaakt dat uw brief van 19 juni 2017 niet langer opgevat dient te worden als een bezwaarschrift in de zin van de Awb, maar als een verzoek om heroverweging van mijn besluit van 27 mei 2015 in de zin van artikel 4:6 Awb. In deze brief breidt u ook uw verzoek om informatie op grond van de Wob uit naar alle documenten die bij of onder IenM berusten en die relateren aan de veiligheid van het luchtruim boven Oekraïne en de Krim, vanaf het moment dat in 2013 afspraken zijn gemaakt tussen de Staat en luchtvaartmaatschappijen over het delen van waarschuwingen en meldingen, tot en met heden (datum verzoek). Bij brief van 27 juli 2017 heb ik de ontvangst van uw brief van 20 juli 2017 bevestigd en aangegeven dat de brief van 19 juni 2017 niet langer wordt opgevat Pagina 1 van 13

2 als een bezwaarschrift in de zin van de Awb, maar als een verzoek om heroverweging in de zin van artikel 4:6 Awb van mijn besluit van 27 mei 2015 en dat verdere behandeling van het bezwaarschrift achterwege blijft. Tevens is aangegeven dat uit oogpunt van procesefficiency één besluit zal worden genomen over het verzoek om heroverweging en het nieuwe Wob-verzoek. Daarbij is uw instemming gevraagd met een aanvullende beslistermijn tot uiterlijk 1 oktober 2017, vanwege de omvang van uw verzoek en de tijd die is gemoeid met het inwinnen van zienswijzen en afstemming met andere betrokken ministeries. Ik ga hierna eerst in op uw verzoek om heroverweging en vervolgens op uw nieuwe Wob-verzoek. Verzoek om heroverweging In uw verzoek vraagt u om een heroverweging van het besluit van 27 mei 2015 op de voet van artikel 4:6 Awb. Uitgangspunt vormen de documenten dle zijn vermeld op de inventarislijst die behoort bij dit besluit, en het verzoek beperkt zich tot de documenten die geheel of gedeeltelijk zijn geweigerd. U verwijst daarbij naar de in uw brief van 19 juni 2017 genoemde nieuwe feiten en omstandigheden en de nieuwe jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over herhaalde aanvragen. Naar uw mening zijn er sinds het besluit van 27 mei 2015 reeksen van aanwijzingen dat er bij de overheid meer kennis en wetenschap bestond over mogelijke risico s voor de luchtvaart boven en rond het luchtruim van Oekraïne en de Krim. Dat er geen documenten zijn waaruit dit blijkt, is volgens u onvoldoende geloofwaardig. Uw verzoek om heroverweging steunt op door u hieronder in uw brief gestelde nieuwe feiten en omstandigheden, die u nader heeft toegelicht in uw eerdere brief van 19 juni 2017 onder A tot en met H, en betreffen, samengevat: - CTIVD: - Antwoorden - Vaststellingsovereenkomst - De - Brief - Recente - De NCTV-document 8 april 2014 van de OVV inzake het OVSE document van maart op Kamervragen beleidsreactie van het Kabinet op het 0Wrapport. met Malaysian Airlines. verklaring over hetgeen bij Eurocontrol bekend was. RTL 19juni nieuwe TK vragen aan IenM (bedoeld wordt: vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt). lijst documenten uit Wob-verzoek 2015: per document beslissing of wel niet openbaar maken, dan wel welke gegevens wel kunnen worden verstrekt (ook bij persoonlijke beleidsopvattingen). U geeft aan dat bij de heroverweging, gezien de buitengewone omstandigheden en de zwaarwegende belangen van openbaarheid in deze zaak, mede bezien zou moeten worden of kan worden overgegaan tot beperkte ambtelijke verstrekkingsvormen en of (feitelijke) gegevens kunnen worden verstrekt, in lijn met recente uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland in MH17-procedures. Pagina 2 van 13

3 Wettelijk kader Op uw verzoek tot heroverweging is artikel 4:6 van de Awb van toepassing. Ik verwijs u naar bijlage 1. Besluit Ik heb besloten uw verzoek om heroverweging af te wijzen, omdat u in uw verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aannemelijk maakt die aanleiding kunnen geven tot een heroverweging. Voor de motivering verwijs ik naar onderstaande overwegingen. Overwegingen In het verzoek, zoals hierboven geformuleerd, verzoekt u om dezelfde informatie als in uw verzoek van 16 maart 2015 (hierna: eerdere verzoek). In uw verzoek vraagt u om heroverweging van mijn besluit van 27 mei 2015 (hierna: eerdere besluit), omdat u op grond van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden tot de conclusie komt dat er ten tijde van de ramp met MH17 bij de overheid meer kennis en wetenschap moet hebben bestaan over risico s voor de luchtvaart boven en rond het luchtruim van Oekraïne en de Krim dan de informatie in mijn eerdere besluit. In mijn eerdere besluit heb ik uw verzoek gedeeltelijk gehonoreerd en gedeeltelijk afgewezen. U heeft tegen mijn eerdere besluit geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit inmiddels in rechte onaantastbaar is geworden. Uit het eerste lid van artikel 4:6 Awb volgt dat degene die een nieuwe aanvraag doet het bestaan van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aannemelijk moet maken. (ABRvS 11 september 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AH9532). Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova) moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na de eerdere beslissing zijn voorgevallen of die niet vôér die beslissing konden en derhalve, ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet v66r het nemen van de eerdere beslissing konden en derhalve, gelet op voormelde bepaling, behoorden te worden overgelegd. Nieuwe argumenten of nieuwe jurisprudentie zijn volgens vaste rechtspraak geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 Awb. Ik verwijs hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AU8433) en 5januari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BO9792). De in uw brief van 19 juni 2017 onder A tot en met 3 omstandigheden beoordeel ik als volgt: aangevoerde feiten en In de onderdelen A en B verwijst u naar gegevens uit het in oktober 2015 gepubliceerde rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Hoewel dit document na de datum van uw eerdere Wob-verzoek tot stand is gekomen bevat dit document geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die wijzen op het bestaan van andere documenten dan die zijn opgenomen op de inventarislijst bij het eerdere Pagina 3 van 13

4 besluit. In de onderdelen C en D verwijst u naar de omstandigheid dat door leden van de Tweede Kamer herhaaldelijk vragen zijn gesteld over de informatie met betrekking tot de ramp met MH17 die bij de Nederlandse overheid berust. U verwijst in het bijzonder naar de beleidsreactie van 22 februari 2016 op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en op vragen die de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken op 18 mei 2017 heeft gesteld aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie. Hoewel deze feiten en omstandigheden zich na uw eerder Wob-verzoek hebben voorgedaan kunnen hieruit geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden worden afgeleid met betrekking tot het bestaan van andere documenten dan die op de inventarislijst bij het besluit op uw eerdere verzoek staan. In onderdeel H verwijst u naar informatie uit het onderzoeksrapport van de Universiteit Twente uit december 2015 waaruit blijkt dat er in de dagen na de ramp met MH17 veel en uitgebreid is gesproken over de veiligheid van het luchtruim in Oekraïne. Nog los van het feit dat uw eerdere verzoek geen betrekking had op de periode na de ramp met MH17, is uit dit gegeven geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid die kan wijzen op het aanwezig zijn van documenten in de periode waarop uw eerdere verzoek betrekking had, van 19 maart tot en met het moment van de ramp met MH17 op 17 juli In de onderdelen E tot en met G verwijst u naar vertrouwelijke documenten waarover u beschikt en een verklaring waarvan u heeft kennisgenomen. Hieruit zouden volgens u nieuwe feiten en veranderde omstandigheden met betrekking tot mijn besluit van 27 mei 2015 blijken. Het betreft volgens u vaststellingsovereenkomsten van Malaysian Airlines met nabestaanden, waaruit kan worden afgeleid dat Eurocontrol (onderdeel E) en alle Nederlandse overheidsdiensten (onderdeel F) worden gevrijwaard van iedere (toekomstige) aansprakelijkheid voor de ramp met MH17. Voorts betreft het een verklaring over waarschuwingen van Eurocontrol aan Oekraïne voorafgaand aan de ramp met MH17 (onderdeel G). Ik beschik niet over deze documenten en kan dan ook niet beoordelen of de documenten waar u naar verwijst nieuwe gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevatten. Ik ben van oordeel dat de inhoud van die documenten en verklaringen zoals in uw verzoek weergegeven, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevat met betrekking tot mijn eerdere besluit. Onderdeel 1 bevat geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, maar uitsluitend een aanvullende argumentatie waarom het onder A tot en met H aangevoerde moet worden gezien als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die wijzen op het bestaan van meer documenten bij mijn ministerie die betrekking hebben op uw eerdere verzoek, dan op de inventarislijst bij mijn eerdere besluit staan. In Onderdeel J verwijst u naar twee uitspraken uit 2017 waarin de rechtbank oordeelde dat meer informatie over de ramp met MH17 openbaar moet worden gemaakt. Ik ben van oordeel dat deze uitspraken geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn, nog los van het feit dat de uitspraken betrekking hebben op het openbaar maken van documenten door een bestuursorgaan, en niet op het bij een bestuursorgaan aanwezig zijn van documenten. Pagina 4 van 13

5 Ik kom tot de conclusie dat u geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb heeft aangevoerd die aanleiding geven om mijn besluit van 27 mei 2015 te herzien. Nieuw Wob-verzoek Dit verzoek heeft betrekking op alle documenten over de veiligheid van vliegen boven Oekraîne en de Krim over de periode vanaf 2013 het moment dat afspraken zijn gemaakt tussen de staat en luchtvaartmaatschappijen over het delen van waarschuwingen en meldingen - tot en met de datum van het verzoek, t.w. 20 juli Met alle documenten doelt u op: s, notulen, adviezen, evaluaties, interne correspondentie, correspondentie met derden/ketenpartners, waaronder NCTV, EASA, Eurocontrol, ECAC, ICAO, Transportraad, andere ministeries en alle documenten die als gevolg daarvan zijn ontstaan, concept-documenten, nondocumenten, blauwe brieven, verslagen van bestuursraden, ministersstaven, documenten bij en onder de ILT, de staf van de staatssecretaris, documenten aan de ambtelijke en politieke leiding betreffende veiligheid van vliegen boven Oekraïne/ de Krim. Specifiek vraagt u om de volgende informatie: 1. Alle documenten aan de ambtelijke en politieke leiding betreffende de veiligheid van vliegen boven Oekraïne / de Krim, en mogelijke risico s daarvan. 2. Alle correspondentie met ketenpartners, waaronder luchtvaartmaatschappijen en andere diensten en instellingen en organisaties, waaronder NCTV, EASA, Eurocontrol, ECAC, ICAO, Transportraad, andere ministeries, en Ile documenten die als gevolg daarvan zijn ontstaan; 3. Alle documenten die bij of onder lenm zijn ontstaan naar aanleiding van de documenten benoemd in uw besluit van 27 mei 2015: memo s, adviezen, mails, non-documenten, verslagen, notulen van bijeenkomsten. 4. Alle documenten bij en onder de Inspectie Leefomgeving en Transport. 5. Alle documenten bij en onder het DGB, waaronder de documenten van de departementale werkgroep MH Alle documenten die samenhangen met het verzoek van de NCTV van april 2014 voor een update van de dreigingsanalyse luchtvaart, specifiek gerelateerd aan Oekraïne (Zie: rapport CTIVD). 7. Alle documenten die relateren aan het OVSE-memo van maart 2014 (0Wrapport) en de onveiligheid van luchtvaart. 8. Alle documenten die samenhangen met de informele contacten (OVV rapport) die KLM met overheidsdiensten had over de veiligheid van het luchtruim in Oekraïne. 9. Alle documenten inzake uitgevaardigde NOTAMs, waaronder die van de FAA en Oekraïne. 10. Alle documenten die rel ateren aan het besluit van luchtvaartorganisaties om het luchtruim boven Oekraïne te mijden (in de aanloop naar 17 juli 2014). Wettelijk kader Uw verzoek valt onder de reikwijdte van de Wob. Voor de relevante Wob-artikelen verwijs ik u naar de bijlage 1. Pagina 5 van 13

6 Inventarisatie documenten Op basis van uw verzoek zijn 85 documenten aangetroffen. Deze documenten zijn opgenomen in een inventarislijst die deel uitmaakt van dit besluit. U treft de inventarislijst aan als bijlage 2 bij dit besluit. In dit besluit wordt verwezen naar de corresponderende nummers in de inventarislijst, zodat per document duidelijk is wat is besloten. Algemene toelichting bij de inventarisatie en documenten Uw verzoek heeft betrekking op documenten aangaande de veiligheid van het luchtruim boven Oekraïne en de Krim over de periode vanaf 2013 het moment dat afspraken zijn gemaakt tussen de Staat en luchtvaartmaatschappijen over het delen van waarschuwingen en meldingen - tot en met de datum van het verzoek, t.w. 20 juli Ik wijs erop dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat niet bij de afspraken uit 2013 was betrokken en er ook geen informatie over is ontvangen en er geen documenten over bij het ministerie berusten. De informatie uit de periode voorafgaand aan de ramp, waarover uw verzoek zich uitstrekt, is voornamelijk afkomstig uit internationaal overleg. Dit betrof overleg in het kader van EUROCONTROL, als verdragsorganisatie waar ook Oekraïne lid van is. Dit overleg richtte zich destijds op de situatie in het luchtruim boven de Zwarte Zee, die ontstond vanaf begin april 2014 na de inval van Rusland in de Krim. Vaak was dit onderdeel van rapportages van de Network Manager met overzichten over de situatie in het luchtruim in Europa, maar het betrof ook initiatieven van Oekraïne voor veiligheidsstudies voor het luchtruim boven de Zwarte Zee. Een andere bron is het Europees regionaal overleg van ICAO, dat georganiseerd wordt vanuit het regionaal kantoor van ICAO in Parijs. Daarbij werd door verschillende landen en organisaties een beroep gedaan op ICAO om enerzijds actie te nemen voor de ordening van de luchtverkeersdienstverlening boven de Zwarte Zee en anderzijds het organiseren en faciliteren van overleg om bepaalde vliegroutes weer veilig in gebruik te kunnen nemen. Een derde bron van informatie is de Europese Commissie, die zich binnen het concept Single European Sky richt op de efficiency van de luchtverkeersdienstverlening en de verkeersstromen in het luchtruim van Europa. Dat werd beïnvloed door de situatie in Oekraïne en vooral door de situatie boven de Zwarte Zee en daar werd door de Netwerk Manager (van EUROCONTROL) over gerapporteerd. Tot slot is nog een enkele keer binnen ECAC-verband gesproken over Oekraïne en de Zwarte Zee. Oekraïne heeft zelf veiligheidsstudies gemaakt voor het weer veilig in gebruik nemen van enkele vliegroutes in het luchtruim boven de Zwarte Zee en heeft deze in verschillende fora en ook rechtstreeks in afzonderlijke landen gepresenteerd, waaronder ook Nederland (IenM en KLM). Overlap met eerdere verzoeken Onder uw verzoek valt informatie in documenten waarover reeds is besloten ter gelegenheid van eerdere Wob-verzoeken. Pagina 6 van 13

7 23, 69 Dit betreft uw verzoek van 16 maart 2015, dat betrekking had op de periode vanaf twee weken voor de State Letter van ICAO van 2 april 2014 (derhalve vanaf 19 maart 2014) tot en met het moment van de ramp met MH17 op 17 juli Tevens overlapt uw verzoek met documenten die onderdeel waren van een Wob verzoek van 24 maart 2015, dat betrekking had op de informatie over de veiligheid van vliegroutes boven het luchtruim in Oekraïne over de periode van 1 januari 2014 tot 1 september Dit verzoek omvatte: alle correspondentie met alle ministeries en met The Federal Aviation Administratlon (FAA), International Civil Aviation Organisation (ICAO), European Aviation Safety Agency (EASA), Civil Aviation Authority (CCA), veiligheidsdiensten (AIVD) en Inspectie Leefomgeving en Transport [ILN], de voormalig Rijksluchtvaartdienst, Luchtverkeersleiding Nederland, Eurocontrol en vliegtuigmaatschappijen over vliegroutes/ veiligheidssituatie boven Oekraïne en alle documenten over vliegroutes boven Oost-Oekraïne tussen 1 januari 2014 en 1 september 2014, waaronder verkeer, briefwisselingen, audiomateriaal, telefoongesprekken en alle achterliggende documenten en rapportages met betrekking tot deze zaak. Op dit verzoek is een beslissing genomen op 2 juli 2015 (kenmerk IenM/BSK 2015/133224). Daarbij zijn diverse documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt. Waar sprake is van overlap, is dit bij de betreffende documenten in de inventarislijst aangeduid in de kolom Wob-beoordeling. Openbare documenten Verschillende documenten met informatie waarop uw verzoek betrekking heeft betreffende het luchtruim boven de Krim en Oekraïne zijn reeds (deels) openbaar. De Wob is niet van toepassing op documenten die reeds openbaar zijn. In de inventarislijst zijn de betreffende documenten aangeduid met code 3. Voor zover documenten van ICAO openbaar zijn, verwijs ik u naar cle openbare website van ICAO. De link naar deze website is opgenomen in het overzicht op de inventarislijst. Zi enswijzen Over de voorgenomen openbaarmaking zijn zienswijzen gevraagd aan diverse derde belanghebbenden op grond van artikel 4:8 van de Algemene Wet bestuursrecht. De zienswijzen van de derde belanghebbenden heb ik in mijn belangenafweging meegenomen. Ik verwijs hiervoor naar het onderdeel Overwegingen in dit besluit. Besluit Ik heb besloten uw verzoek gedeeltelijk te honoreren en een deel van de door u gevraagde documenten (deels) openbaar te maken. Deze documenten zijn op de inventanslijst aangeduid met het cijfer 2. Voor de overige documenten wijs ik uw verzoek af. Deze documenten zijn op de inventarislijst aangeduid met het cijfer 1. Voor de motivering verwijs ik u naar de onderstaande overwegingen. Voor de documenten met nrs 3, 6-8, 10-12, 15-16, en 73, 74, 76-78, 80 en 85. verstrek ik een uittreksel van de informatie. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob kan een bestuursorgaan de informatie waarop het verzoek betrekking heeft verstrekken door een uittreksel of Pagina 7 van 13

8 een samenvatting van de inhoud te geven. Het betreft in die gevallen passages uit verslagen en presentaties van bijeenkomsten van de ECAC, EUROCONTROL, de Europese Commissie, en documenten van IenM. Deze documenten bevatten voor het overige informatie die niet onder uw verzoek valt. Overwegingen Het belang van betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties (artikel 10, tweede lid, onder a) Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere Staten en met internationale organisaties. Bij de documenten met nrs 1, 8, 19, 20, 24, 26, 27, 29, 30, 38-40, 52 en 74 betreft het verslagen, correspondentie en presentaties van ECAC, Eurocontrol (PC, SRC), EC, ICAO-EANPG en Oekraïne. Bij deze documenten is het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en internationale organisaties in het geding. Dit belang zou kunnen worden geschaad indien informatie uit deze documenten openbaar wordt gemaakt. Ik ben van oordeel dat dit belang zwaarder moet wegen dan het belang van openbaarheid aangezien het hier gaat om informatie uit verslagen en presentaties die alleen worden verspreid onder de staten die lid zijn van deze organisaties ten behoeve van onderling overleg, en die niet volledig de achterliggende documenten presenteren, maar slechts een impressie bevatten ten behoeve van experts. Indien toch tot openbaarmaking zou worden overgegaan, Is te voorzien dat de contacten met deze organisaties en Staten stroever zullen lopen en dat men minder geneigd zal zijn om informatie te delen. Ik heb daarom besloten de desbetreffende informatie niet openbaar te maken. Bescherming persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, onder e) Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat de persoonlijke levenssfeer wordt geëerbiedigd. In diverse documenten zijn namen van ambtenaren en derden opgenomen. Hoewel ambtenaren en derden in hun beroepshalve functioneren als zodanig niet ten volle een beroep kunnen doen op de persoonlijke levenssfeer, geldt dit in beginsel wel voor gegevens als namen, telefoonnummers (werk en privé), e mailadressen en handtekeningen en parafen van ambtenaren of personen van andere organisaties. Namen en andere naar een persoon herleidbare gegevens zijn immers persoonsgegevens en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer kan zich tegen het openbaar maken van dergelijke informatie verzetten. Het vraagt een belangenafweging en daarbij spelen volgens de rechtspraak verschillende aspecten een rol, zoals de functie van de ambtenaar en de mate waarin sprake is van een publieke functie, waardoor de betrokkenen in de openbaarheid treedt. Tevens is van belang de positie en verantwoordelijkheid van Pagina 8 van 13

9 de betrokkene bij de taakuitoefening. Daarnaast is van belang de controleerbaarheid van de taakuitoefening. Zo worden namen van ambtenaren die krachtens mandaat stukken hebben ondertekend, openbaar gemaakt, omdat volgens de jurisprudentie deze ambtenaren in beginsel hebben te aanvaarden dat met deze bevoegdheid hun namen naar buiten komen. In de documenten in dit geval betreft het namen en contactgegevens van beleidsambtenaren en personen werkzaam bij internationale organisaties die geen publieke functie hebben of mandaat hebben om stukken te ondertekenen. Er is daarnaast geen ander publiek belang bij openbaarmaking van de betreffende gegevens. Ik ben van oordeel dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder weegt dan het algemene, publieke belang van openbaarheid. De namen en persoonsgegevens waar het in de documenten om gaat die met dit besluit (deels) openbaar worden gemaakt zijn daarom onleesbaar gemaakt. Persoonlijke beleidsopvattingen en intern beraad (artikel 11) Artikel 11, eerste lid, van de Wob bepaalt dat in geval van een verzoek om informatie uit documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie wordt verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Artikel 11, tweede lid, van de Wob bepaalt, dat over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede democratische bestuursvoering informatie kan worden verstrekt, maar niet in tot personen herleidbare vorm. Op grond van artikel 1, onder c, van de Wob wordt onder intern beraad verstaan het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid. Een persoonlijke beleidsopvatting is een opvatting, aanbeveling of conclusie van één of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten (artikel 1, onder f, van de Wob). Als documenten van intern beraad worden blijkens de toelichting op de Wob en bestendige jurisprudentie o.a. aangemerkt: nota s van ambtenaren aan hun politieke en ambtelijke leidinggevenden, correspondentie tussen ministeries of andere bestuursorganen onderling en concepten van stukken. Ook documenten afkomstig van externe personen of organisaties die bij de beleidsvorming en besluitvorming worden betrokken kunnen als documenten bestemd voor intern beraad worden aangemerkt. Deze beperking op de informatieverplichting is in de Wob opgenomen omdat een ongehinderde bijdrage van ambtenaren en van hen die van buiten bij het intern beraad zijn betrokken bij de beleidsvorming en - voorbereiding gewaarborgd moet zijn. Zij moeten in alle openhartigheid onderling en met bewindspersonen kunnen communiceren. Staatsrechtelijk zijn slechts de standpunten die het bestuursorgaan voor zijn rekening wil nemen relevant. De documenten met nrs 2, 4, 31 33, 36, 41, en 45 zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en bevatten persoonlijke beleidsopvattingen. Het betreft documenten met persoonlijke aantekeningen van ambtenaren die namens mijn ministerie vergaderingen, van internationale organisaties hebben bijgewoond. Pagina 9 van 13

10 Deze aantekeningen zijn een persoonlijke weergave en interpretatie van deze vergaderingen en de onderwerpen die daarin aan de orde zijn geweest. Voor zover in de genoemde documenten ook feitelijke informatie staat, is deze informatie zodanig verweven met de persoonlijke beleidsopvattingen dat die daar niet los van kan worden gezien. Het is vaste rechtspraak dat feitelijke gegevens die zo nauw zijn verweven met persoonlijke beleidsopvattingen dat het niet mogelijk is ze te scheiden, evenmin openbaar worden gemaakt. Ik heb daarom besloten deze documenten in hun geheel niet openbaar te maken. Ik zie in dit geval geen aanleiding om met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob, informatie te verstrekken die niet herleidbaar is tot personen en hun persoonlijke beleidsopvattingen. Ik acht het niet in het belang van een goede en democratische bestuursvoering dat de standpunten van ambtenaren zelfstandig worden betrokken in de publieke discussie. Plaatsing op internet Dit besluit en de daarbij gedeeftelijk openbaar gemaakte informatie wordt geanonimiseerd op geplaatst. Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze, DE DIRECTEUR-GENERAAL BEREIKBAARHEID Mark Frequin Voor nadere informatie over dit besluit kunt u terecht bij de hierboven genoemde contactpersoon. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit Is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk- Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten: a. naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk); d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen. Pagina 10 van 13

11 Bijlage 1. Relevante artikelen Wet openbaarheid van bestuur Artikel 3 1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. 2. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen. 3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen. 4. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam. 5. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11. Artikel 7 1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door: a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken, b. kennisneming van de inhoud toe te staan, c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of d. inlichtingen daaruit te verschaffen. 2. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij: Artikel Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen; b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt. 2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties; b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel la, onder c en d, bedoelde bestuursorganen; c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten; d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen; Pagina 11 van 13

12 e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie; g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. 3. Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking. 4. Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voor zover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang. 5. Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieuinformatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter. 6. Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu informatie. 7. Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wel blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft; b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage. 8. Voor zover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu. Artikel In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. 2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt. 3. Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt. 4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. Pagina 12 van 13

13 Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:6 1.ndien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. 2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking. Pagina 13 van 13