Kwalitatief onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kwalitatief onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening"

Transcriptie

1 Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Kwalitatief onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening Delphine Mortier Promotor: Prof. Wouter Vanderplasschen Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek

2 Hierbij geef ik, Delphine Mortier, de toelating dat deze masterproef gepubliceerd mag worden in de UGent-bibliotheek.

3 Samenvatting In dit onderzoek willen we een aanzet geven om te komen tot een betere afstemming tussen zorgvraag en -aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening. Hierbij maken we een analyse van het zorgaanbod dat reeds werd vastgelegd in Spiller. Op de vraagzijde is er echter een minder duidelijk zicht, wegens gebrek aan cijfers over de aard en omvang van het drugprobleem in Oost-Vlaanderen, alsook het ontbreken van programmatorische normen. Via semigestructureerde interviews bij enerzijds de leden van het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen (n=13), een aantal belendende sectoren (n=7) en enkele druggebruikers (n=5) wordt er gezocht naar knelpunten, hiaten en overlappingen in de Oost-Vlaamse drughulpverlening. We bekijken eveneens welke noden en behoeften druggebruikers ervaren, waarop we ons aanbod moeten afstemmen. Alsook hoe de samenwerking binnen de Oost-Vlaamse drughulpverlening verloopt. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er nood is aan een regionale spreiding van het ambulante aanbod, waarbij de regio s Waas en Dender en Zuid-Oost-Vlaanderen verder dienen uitgebouwd te worden. Verder is uit de interviews gebleken dat de institutionalisering zoveel als mogelijk beperkt dient te worden en dat er bijgevolg nood is aan alternatieve (ambulante) hulpverleningsvormen. Ook in het voorportaal of de toegang tot de drugspecifieke hulpverlening dient er nog werk geleverd te worden. Daarnaast is er nog steeds een bepaald publiek dat niet bereikt wordt, doordat drughulpverlening enerzijds nog teveel gefocust is op de heroïnegebruiker en anderzijds nog teveel uitgaat van motivatie en bereidheid tot volledige abstinentie, hetgeen veelal een stap te ver is. Er is nood aan zorg op maat en op ritme van de cliënt. Verder zien we dat sociale behoeften, zoals huisvesting dienen aangepakt te worden. Het accent ligt hierbij op intersectorale samenwerking. Tot slot dient het samenwerken in gemeenschappelijke trajecten gestimuleerd te worden. We zien echter dat de manier van subsidiëring nog teveel een belemmering vormt voor werkelijke samenwerking.

4 Woord vooraf Deze masterproef is mede tot stand gekomen in opdracht van het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen, waarbij de vraag werd gesteld om huidige knelpunten in het zorgaanbod van de Oost-Vlaamse drughulpverlening in kaart te brengen, alsook de noden en behoeften waaraan het zorgaanbod dient aangepast te worden. In dat opzicht past deze masterproef over de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening binnen de huidige visies op de zorg voor personen met drugproblemen, waarbij er groeiende aandacht is voor vraaggerichte zorg en zorg op maat. Ik wil hier ook enkele mensen bedanken, waarbij ik een eerste dankwoord richt aan mijn promotor Prof. Vanderplasschen voor de steun en het advies. Ook de leden van het Netwerkcomité Illegaal Middelmisbruik Oost-Vlaanderen wil ik uitdrukkelijk bedanken voor hun medewerking bij het tot stand komen van deze masterproef: Simonne Auman (CAW Artevelde, Gent) Marc Tack ( CGG Eclips, Gent) Luc Welvaert (Psychiatrisch Centrum Sleidinge) Koen Lefevre (Psychiatrisch Centrum Sint-Jan, Eeklo) Jo Jocque ( Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Jan-Baptist, Zelzate) Jan Van Bouchaute (MSOC Gent) Karolien Van Cotthem (CGG Zuid-Oost-Vlaanderen, Oudenaarde) Inge De Smet ( Kliniek De Pelgrim, Scheldewindeke) Gunter Heylens (UZ Gent, UPSIE) Inge Drappier (Dagcentrum De Sleutel, Gent) Geert Verhaeghe (CIC De Sleutel, Wondelgem) Dirk Vandevelde (De kiem, Gavere) Ben Engelen (CGG Waas en Dender, Sint-Niklaas) Patrick Lobbens (Sint Camillus, Sint-Denijs-Westrem) Verder wil ik de mensen uit de belendende sectoren, waarbij ik een interview afnam, bedanken voor de bereidheid en het enthousiasme om mee te werken aan dit onderzoek. Eveneens wil ik ook enkele druggebruikers bedanken, aangezien zij mij doorheen deze masterproef nieuwe perspectieven, inspiratie en ideeën hebben aangeboden. Het enthousiasme waarmee deze personen dit hebben gedaan, was voor mij een grote steun. Tenslotte wil ik ook mijn familie, Tim en mijn vrienden bedanken, aangezien zij een grote bron van steun waren tijdens het schrijven van deze masterproef.

5 Inhoud Samenvatting... 3 Woord vooraf... 4 Inhoud... 5 Inleiding Situering en probleemstelling Visie op verslaving en behandeling Vanuit een internationaal perspectief Recente evoluties in visie en beleid binnen de welzijn- en gezondheidszorg in België en Vlaanderen Oost-Vlaamse drughulpverlening Naar meer afstemming tussen zorgvraag en aanbod Regionale zorgplanning in de alcohol- en drughulpverlening Methoden voor planning binnen geestelijke gezondheidszorg Belangenorganisaties/cliëntenorganisaties Analyse van het zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen Gebiedsafbakening Oost-Vlaanderen Gegevens over gebruikers van illegale middelen in behandeling Analyse zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen via Spiller Probleemstelling Methodologie Participanten Procedure Gegevensverzameling Instrumenten Data-analyse... 32

6 2.5 Kwaliteit van het onderzoek Geldigheid of validiteit Betrouwbaarheid Onderzoeksresultaten Huidige organisatie zorgaanbod Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen Nood aan een betere regionale spreiding Capaciteitstekorten Wachtlijsten Aandacht nog teveel bij de heroïnegebruiker in de drughulpverlening Instroom en uitstroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening: enkele knelpunten Toegankelijkheid van de zorg Organisatie van de nazorg Oost-Vlaamse drughulpverlening: een breed en gevarieerd aanbod Een aantal doelgroepen nog te weinig toegang tot de zorg Aanpassingen aan de huidige zorg Afstemming en samenwerking Binnen drughulpverlening Over sectoren heen Discussie en algemeen besluit Antwoord op onderzoeksvragen Aanpassingen aan huidig zorgaanbod die ervaren knelpunten kunnen oplossen Knelpunten in het gemoduleerde zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen Knelpunten in de samenwerking tussen de verschillende voorzieningen in de Oost- Vlaamse drughulpverlening en suggesties ter verbetering Beperkingen Aanbevelingen voor verder onderzoek Referenties... 70

7 Bijlagen Bijlage 1: Criteria voor inventarisatie zorgeenheden in Spiller Bijlage 2: Kaarten typemodules Oost-Vlaanderen Bijlage 3: Definities typemodules Bijlage 4: Brief leden Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen Bijlage 5: Brief belendende sectoren Bijlage 6: vragenlijsten Bijlage 7: boomstructuur analyse interviews via Nvivo

8 Inleiding Voorliggende masterproef valt te situeren binnen de huidige internationale tendensen die werkzaam zijn binnen de drughulpverlening en bredere geestelijke gezondheidszorg, waarbij vraaggerichte zorg, en zorg op maat naar voor worden geschoven als mogelijke antwoorden op de complexe drugproblematiek. Daarnaast dient er bij de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost- Vlaamse drughulpverlening, ook rekening gehouden worden met recente inzichten die aangeven dat verslaving als een chronische, recidiverende hersenziekte kan beschouwd worden (McLellan, 2002). In dat opzicht is er nood aan continue zorg waarbij coördinatie en integratie van hulp- en dienstverlening twee belangrijke elementen zijn. Evenals huidige tendensen zoals de vermaatschappelijking van de zorg, die eveneens een uitdaging zullen betekenen voor de inrichting van het zorgaanbod binnen de drughulpverlening. In de Oost-Vlaamse drughulpverlening werkt men sinds meer dan tien jaar aan een Zorgcircuit Illegaal Middelenmisbruik. Dit is er gekomen als antwoord op enerzijds de versnippering en het gebrek aan coördinatie, afstemming en samenwerking binnen de drughulpverlening en anderzijds omwille van het feit dat personen met drugproblemen te maken hebben met een complexe en meervoudige problematiek (Vanderplasschen et al., 1999). Reeds in de conceptnota Organisatiemodel Zorgcircuit Middelenmisbruik (Vanderplasschen, Mostien, Claeys, Raes en Van Bouchaute, 2001) zien we dat men hiermee een overgang tracht te maken van een aanbodsgestuurde zorg naar een meer vraaggerichte zorg, waarbij de cliënten en hun hulpvraag centraal staan. Dit laatste gaf eveneens de aanzet tot deze masterproef. De afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening, betekent dat we zowel zicht moeten hebben op wat enerzijds het aanbod is in de Oost-Vlaamse drughulpverlening en anderzijds wat de zorgvraag, noden en behoeften zijn, waarop het aanbod dient afgestemd te worden. Het zorgaanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening werd reeds vastgelegd in Spiller, een databank waarmee het gemoduleerde zorgaanbod van voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg kan ingevoerd, doorzocht en geanalyseerd worden. Een tweede stap hierin is het analyseren van het aanbod waarbij we op zoek gaan naar lacunes, overlappingen, enz. Er is echter geen duidelijk zicht op de vraagzijde, aangezien gegevens ontbreken over de aard en de omvang van het drugfenomeen in Oost-Vlaanderen. We beschikken eveneens niet over een referentiekader waaraan we het aanbod kunnen aftoetsen, aangezien er geen programmatorische normen bestaan. Daarnaast zijn sociale fenomenen, zoals druggebruik, afhankelijk van de context (Tieberghien en Decorte, 2008), waardoor we niet zomaar buitenlandse modellen kunnen implementeren. Omwille van bovenstaande beperkingen, werd gekozen voor een alternatief, namelijk een kwalitatief onderzoek waarbij semigestructureerde interviews werden afgenomen bij zowel de leden van het netwerkcomité illegaal middelenmisbruik, een aantal belendende sectoren en tot slot werden ook een aantal druggebruikers bevraagd. Op deze manier werd gepeild naar mogelijke knelpunten in het huidige zorgaanbod, alsook welke aanpassingen of nieuwe hulpverleningsvormen er nodig zijn om deze knelpunten op te lossen. Daarnaast gaan we op zoek naar noden en behoeften en op welke manier het zorgaanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening daaraan tegemoet kan komen.

9 Tenslotte bekijken we ook hoe de samenwerking binnen de Oost-Vlaamse drughulpverlening verloopt. We onderscheiden vier grote hoofdstukken: In het eerste deel geven we enkele recente tendensen en evoluties weer in de drughulpverlening en de ruimere geestelijke gezondheidszorg, zowel vanuit een internationaal perspectief, Belgisch perspectief en tot slot de situatie in de Oost-Vlaamse drughulpverlening. Daarnaast bespreken we ook enkele methoden voor de afstemming tussen zorgvraag en aanbod. Vervolgens wordt hier ook een analyse van het Oost-Vlaamse zorgaanbod gemaakt, waarbij we uiteindelijk tot onze probleemstelling en enkele onderzoeksvragen komen, waarop dit onderzoek gebaseerd is. In het tweede hoofdstuk wordt de methodologie van het onderzoek beschreven. Hierbij wordt achtereenvolgens ingegaan op welke participanten deelnamen aan het onderzoek, de gevolgde procedure, instrumenten en op welke manier de data-analyse is gebeurd. Tot slot wordt ook de kwaliteit van het onderzoek beschreven. In het derde hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten teruggekoppeld. Hier wordt ingegaan op de huidige organisatie van het zorgaanbod illegaal middelenmisbruik in Oost- Vlaanderen, knelpunten in de in- en uitstroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening, knelpunten in het huidige zorgaanbod en mogelijke aanpassingen. En tot slot wordt er ingegaan op de samenwerking en afstemming binnen de Oost-Vlaamse drughulpverlening. Het vierde en laatste hoofdstuk bevat de discussie en het algemeen besluit. Eerst gaan we in op enkele beperkingen van het onderzoek. Nadien worden de voornaamste onderzoeksbevingen teruggekoppeld, waarbij deze kritisch bekeken worden en gekoppeld worden aan zowel binnenlandse als buitenlandse literatuur. Tot slot worden er ook enkele aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek. Tenslotte wil ik hier aan het einde van deze inleiding tot een duidelijke afbakening komen: Een eerste afbakening betreft de voorzieningen die behoren tot de Oost-Vlaamse drughulpverlening. Binnen dit onderzoek focussen we ons op de drugspecifieke hulpverlening, dus niet op de sectoren preventie en veiligheid. Deze keuze valt te motiveren vanuit het feit dat we in eerste instantie uitgaan van de voorzieningen die behoren tot het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik. Een tweede afbakening betreft de doelgroep, waarbij het in dit onderzoek gaat om gebruikers van illegale drugs. Verder verduidelijken we hier ook een aantal gehanteerde begrippen en motiveren we onze keuze voor een aantal gebruikte termen. Er werd gekozen voor het consistent gebruiken van het begrip druggebruikers wanneer we verwijzen naar gebruikers van illegale middelen. Met drugs en middelen bedoelen we alle stoffen 9

10 die het bewustzijn beïnvloeden en om die reden ook gebruikt worden (Van Epen, 1988). Meer specifiek focussen we ons in deze masterproef op illegale drugs. Wanneer we willen verwijzen naar specifieke middelen (bv opiaten, cannabis, enz.), zal dit ook expliciet worden benoemd. Andere termen die gebruikt worden zijn verslaving, middelenmisbruik en drugproblemen. In hoofdstuk 1 zullen we echter, wanneer we refereren naar andere auteurs, gebruik maken van de termen zoals deze omschreven worden door deze auteur. Verslaving wijst op een voortdurende, dwangmatige drang om een psychoactief middel te gebruiken, met de onmogelijkheid deze drang onder controle te houden, ondanks de (toekomstige) negatieve gevolgen die het gebruik van deze middelen met zich meebrengt (O Brien, Volkow en Li, 2006, p.764). Dit begrip gebruiken we dus wanneer we willen verwijzen naar het chronische aspect van druggebruik. Wanneer we spreken over middelenmisbruik verwijst dit naar die groep van druggebruikers die één of meer middelen op dusdanige manier gebruiken dat dit leidt tot problemen op één of meer leefgebieden (Vanderplasschen et al., 2001, p.22). Echter, bij het beschrijven van de onderzoeksresultaten wordt er voornamelijk het begrip drugproblemen gebruikt, aangezien dit verwijst naar een breder spectrum. Er wordt ook verschillende keren gebruik gemaakt van de term gespecialiseerde drughulpverlening, waarmee wordt verwezen naar initiatieven die zich uitsluitend richten tot druggebruikers, bv medisch-sociale opvangcentra. Dit onderscheidt zich van categoriale drughulpverlening, waarbij men het geheel van initiatieven bedoelt die een specifiek hulpverleningsaanbod hebben voor druggebruikers, bv centra geestelijke gezondheidszorg (Vanderplasschen et al., 2001). De term drugspecifieke hulpverlening wordt hier gebruikt voor zowel de gespecialiseerde drughulpverlening als de categoriale drughulpverlening. Tot slot willen we hier aangeven dat er gebruik werd gemaakt van de APA-richtlijnen (6 e editie van 2010) voor het consistent refereren naar de geraadpleegde literatuur en bronnen. 10

11 1 Situering en probleemstelling 1.1 Visie op verslaving en behandeling Ter inleiding bekijken we de visie op verslaving en behandeling vanuit een internationaal perspectief, waarbij we op zoek gaan naar huidige tendensen. Vervolgens wordt gekeken welke recente evoluties zich afspelen in visie en beleid binnen de welzijn- en gezondheidszorg, alsook binnen de specifieke drughulpverlening in België en Vlaanderen. Nadien trachten we de situatie in Oost-Vlaanderen, wat betreft drughulpverlening, te schetsen en kijken we hoe dit te situeren valt binnen de ruimere internationale perspectieven Vanuit een internationaal perspectief Drugsmisbruik wordt beschouwd als een complex en meervoudig probleem, waarbij gerelateerde problemen aanwezig zijn met betrekking tot werk, geestelijke gezondheid, huisvesting, relationale en juridische problemen (Brindis en Theidon, 1997; McLellan, Arndt, Metzger, Woody en O Brien, 1995). Daarnaast kijken recente theorieën naar drugsmisbruik als een chronische en recidiverende hersenziekte, hoewel niet alle gevallen van drugsmisbruik chronisch zijn en herstel mogelijk is (McLellan, 2002). Als reactie hierop zien we in West-Europa een verandering in de opvatting dat verslavingszorg aangeboden dient te worden door een paar specialistische disciplines die een intensieve, kortdurende behandeling bieden, naar een multidisciplinaire, geïntegreerde en langer durende benadering (EMCDDA, 2011). In dat opzicht wordt continue zorg naar voor geschoven, waarbij er nood is aan coördinatie en integratie van interventies tussen de verschillende instellingen van verslavingszorg en tussen behandeling en het bredere spectrum van gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (McLellan, 2002). Ook de Amerikaanse drugsbestrijdingstrategie van 2010 pleit voor de integratie van de verslavingszorg binnen de reguliere geneeskunde, zoals bij andere chronische aandoeningen (EMCDDA, 2011). Verder merkt men in Europa een algemeen streven naar kwaliteit van de zorg (EMCDDA, 2011), waarbij evidence based praktijken steeds meer aandacht krijgen. Het EQUS-onderzoek (European Quality Standards) (Uchtenhagen en Shaub, 2011) in opdracht van de Europese Commissie tracht een consensus te ontwikkelen voor de bestaande kwaliteitsnormen voor preventie, hulpverlening en schadebeperking. Het gaat zowel over evidence-based aanbevelingen als over organisatorische procedures (EMCDDA, 2011). Het rapport, dat is uitgekomen begin 2012, bevat o.a. 22 standaarden voor behandeling en rehabilitatie. Er bestaat in Europese landen een toenemende vraag naar vraaggerichte en vraaggestuurde behandelingen in de gezondheidzorg (Rijckmans et al., 2007). Zorg op maat waarbij gekeken wordt naar welke specifieke problemen en noden een persoon heeft en deze matchen aan een specifieke behandeling, wordt beschouwd als een belangrijk gegeven in het terugkeren naar een productief leven (NIDA, 2011). Het al dan niet aanpakken van sociale behoeften kan een rol spelen bij het verminderen van het drugsgebruik en langdurige onthouding van drugs (Laudet et al., 2009). Zo wordt steeds meer erkend dat de ontwikkeling van diensten gericht op de aanpak van marginalisatie 11

12 en stigmatisering de kansen op een succesvolle re-integratie en een verhoging van hun kwaliteit van leven (Quality of Life) verbeteren (Lloyd, 2010) Recente evoluties in visie en beleid binnen de welzijn- en gezondheidszorg in België en Vlaanderen Geestelijke gezondheidszorg De totale hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, die vandaag plaatsvindt, in de richting van zorgcircuits en netwerken is er geleidelijk aan gekomen en kent reeds een lange weg. Reeds sinds 1970 zijn er diverse initiatieven ontstaan die zorgen voor een betere afstemming van het zorgaanbod op personen met psychische problemen (MPI, CGGZ, ). (Psy107, 2012). In de volgende jaren zien we dat de focus steeds meer komt te liggen op gemeenschapsgerichte zorg ( 90: IBW, PVT, ), vraaggestuurde zorg (2001) en zorg gericht op de patiënt in zijn leefwereld (2001) waarbij het project Activering en de Psychiatrisch Thuiszorg ontstaan. In de Interministeriële Gemeenschappelijke verklaring van juni 2002 en 2004 vinden we de concepten netwerken van zorgvoorzieningen en zorgcircuit terug en wordt de wettelijke basis voor artikel 107 gelegd in een KB. Vervolgens werd in 2007 de start gegeven aan de therapeutische projecten die casusoverleg en coördinatie beogen, waarbij er geëxperimenteerd werd met transversaal overleg en voorzieningoverschrijdende samenwerking tussen de 1 e, 2 e en 3 e lijn. In het nieuwe beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen (Vandeurzen, 2010) worden enkele nieuwe accenten gelegd die betrekking hebben op het wijzigende zorglandschap en evoluties in de maatschappij, met name de vermaatschappelijking van de zorg. In de beleidsnota (Vandeurzen, 2010) wordt de vermaatschappelijking omschreven als: Een zo gering mogelijke institutionalisering van de zorg en een zo groot mogelijke maatschappelijke integratie van de persoon met psychische problemen (Vandeurzen, 2010, p.11). Dit betekent dat er een verschuiving dient plaats te vinden waarbij grootschalige intramuraal georiënteerde zorg afgebouwd wordt en vervangen wordt door meer zorg aan huis met begeleiding op gebied van wonen, werk en dagbesteding. Dit zorgt ervoor dat zorgaanbieders hun aanbod zullen moeten aanpassen in de richting van zorg op maat en continuïteit van zorg. Deze twee sleutelbegrippen staan centraal in de ontwikkeling van een nieuw concept voor de geestelijke gezondheidszorg, waarbij een accent ligt op de kwaliteitsvolle zorg. Het accent ligt eveneens op de organisatie van de GGZ in zorgcircuits en zorgnetwerken. Een zorgcircuit wordt omschreven als het volledige zorgaanbod van een netwerk voor een bepaalde doelgroep. Het is opgebouwd uit modules, die samen alle noodzakelijke zorgtrajecten vertegenwoordigen voor een bepaalde doelgroep met de garantie van zorg op maat en continuïteit tussen de zorgfasen (Nassen et al., 1999). Binnen de jeugdhulpverlening zien we evenwel een gelijkaardige evolutie naar het functiegerichte denken en het organiseren van zorg door netwerken onder de vorm van zorgcircuits (Vanderplasschen et al., 2001). De wettelijke basis voor de organisatie van zorgcircuits en netwerken werd gelegd in de artikels 11 en 107 van het KB voor de coördinatie van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen. De toepassing van art. 107 is een financieringstechniek die toelaat een deel van het budget van ziekenhuizen in te zetten in een bepaald werkingsgebied zodanig dat het bestaande GGZ-aanbod voor personen met psychische problemen aangepast wordt aan hun 12

13 behoeften en zorgvragen. Hierbij wordt gezocht naar welke noden en behoeften op vlak van geestelijke gezondheidzorg er leven in een bepaald gebied. Om een zorgnetwerk duurzaam te ontwikkelen, moeten vijf minimale functies worden ingevuld (Psy107, 2012): - Eerste functie: activiteiten inzake preventie, promotie van de ggz, vroegdetectie, screening en diagnosestelling; - Tweede functie: ambulante intensieve behandelteams voor zowel acute als chronische psychische problemen; - Derde functie: rehabilitatieteams die werken rond herstel en sociale inclusie; - Vierde functie: intensieve residentiële behandelunits voor zowel acute als chronische psychische problemen wanneer een opname noodzakelijk is; - Vijfde functie: specifieke woonvormen waarin zorg kan worden aangeboden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu hiertoe niet in staat is. Bij de optimalisering van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg in België, keken de beleidsmakers geregeld over het muurtje naar andere landen (F-ACT, 2012). In Nederland ontwikkelde Van Veldhuizen et al. het functie assertive community treatment (FACT) als variant op het ACT-model dat begin de jaren 70 in Amerika ontstond. ACT richt zich vooral op de moeilijkste mensen met langdurige of blijvende ernstige psychiatrische aandoeningen, terwijl FACT zich richt op de hele groep van mensen met langdurige of blijvende ernstige psychiatrische aandoeningen buiten het ziekenhuis. Het doel is om patiënten met continuïteit te begeleiden, behandelen en ondersteunen in hun herstel. (CCAF, 2012). In Birmingham bestaat er eveneens een model waarbij men een onderscheid maakt tussen ACT en rehabilitation en recovery. Drughulpverlening In de tien jaar die volgt op de federale beleidsnota (2001) hebben we getracht te evolueren naar een globaal en geïntegreerd drugbeleid voor België (Gemeenschappelijke verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs, 2010). Reeds in de Federale beleidsnota in verband met de drugproblematiek (Federale regering, 2001) werden de eerste krijtlijnen uitgezet van een geïntegreerde en globale benadering van de drugproblematiek. Er wordt gesteld dat probleemgebruikers moeten kunnen terugvallen op een brede waaier van voorzieningen gaande van laagdrempelige schadebeperkende initiatieven tot en met hoogdrempelige drugvrije therapeutische gemeenschappen. Ook in het Vlaams actieplan alcohol, tabak en drugs (Ministerie van Welzijn, volksgezondheid en Gezin, 2009) gaat men in op de bestaande evidence voor een integrale aanpak, namelijk het gelijktijdig uitvoeren van een reeks van elkaar ondersteunende maatregelen, waarvan de effectiviteit bewezen is. Het rapport Middelenmisbruik in Vlaanderen (Werkgroep Epidemiologie, 2007) toont aan dat we te maken hebben met een zeer complexe en multifactoriële problematiek, waarvoor geen eenvoudige preventie- of behandelingsmodel voorhanden is. Dit vereist een integraal beleid, waarbij welzijn en gezondheid het uitgangspunt vormt. Verder ondersteunt ook de EU drugsstrategie een 13

14 geïntegreerde en evenwichtige aanpak, waarbij de demand reduction strategie maatregelen omvat op het vlak van preventie, vroegtijdige interventie, behandeling, schadebeperking, rehabilitatie en maatschappelijke herintegratie (EU drugsstrategie, 2012). Hoewel men in de verschillende beleidsnota s steeds uitgaat van een brede waaier van zorgmogelijkheden, is de realiteit vaak zo dat er voornamelijk geïnvesteerd wordt in residentiële zorg. In het rapport Drugs in cijfers III (Vander Laenen, De Ruyver, Christiaens & Lievens, 2011) zijn de conclusies van de onderzoeker dat de klemtoon van het drugbeleid meer op preventie dient te liggen. Momenteel gaat het grootste deel van het budget op aan hospitalisatie van alcoholafhankelijkheid. Verder zien we dat harm reduction ondergefinancierd is, ondanks de bewezen effectiviteit. Men haalt ook aan dat er onvoldoende transparantie van de subsidiestromen is, waarbij heel wat uitgaven afhankelijk zijn van projectfinanciering, hetgeen continuïteit en efficiëntie op lange termijn verhindert. In dat opzicht kunnen de huidige ontwikkelingen binnen artikel 107 een aanzet betekenen om de middelen van de residentiële zorg te heroriënteren naar (ambulante), alternatieve zorgvormen. Op die manier kunnen we ons beter afstemmen op de zorgvraag, noden en behoeften van de doelgroep druggebruikers van illegale middelen. We zien ook een ontwikkeling in de richting van evidence based werken. Evidence Based werken in de verslavingszorg: een stand van zaken (Autrique, Vanderplasschen, Pham, Broekaert & Sabbe, 2007) biedt een zicht op de huidige stand van zaken en de belangrijkste uitdagingen op het vlak van evidence based werken in de verslavingszorg in België. Bij het inzetten van het evidence based gedachtegoed dienen we rekening te houden met het feit dat drugproblematiek een complexe problematiek is, waarbij we zowel rekening moeten houden met het middel als de persoon en omgeving (VAD, 2010). Het evidence based werken wordt ook geplaatst in het kader van kwaliteitsbevordering in de verslavingssector. De VAD ontwikkelde hiervoor in 2011 een leidraad voor de implementatie van evidence based richtlijnen en meetinstrumenten (Autrique et al., 2011) Oost-Vlaamse drughulpverlening De voorbije jaren is er gewerkt aan de optimalisering van het zorgaanbod drughulpverlening in Oost- Vlaanderen (Vanderplasschen, Lievens, Mostien en Franssen, 2009). Reeds meer dan tien jaar geleden werd een eerste aanzet gegeven tot het werken in zorgcircuits en zorgnetwerken, ten einde een antwoord te geven op enerzijds de versnippering en het gebrek aan coördinatie, afstemming en samenwerking binnen de drughulpverlening en anderzijds het feit dat personen met drugproblemen te maken hebben met een meervoudige en complexe problematiek (Vanderplasschen et al., 1999). Het zorgcircuit Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen is gegroeid vanuit een samenwerking tussen het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg PopovGGZ, de vakgroep Orthopedagogiek van de Universiteit Gent en de Provincie Oost-Vlaanderen. In mei 2003 ondertekenden 13 Oost- Vlaamse voorzieningen de overeenkomst tot oprichting van een netwerk met als doel de organisatie van een zorgcircuit middelenmisbruik. Daarnaast werd er ook gekozen voor de uitbouw van een cliëntoverleg Drugs (COD), waarbij men tracht te komen tot een optimale zorgcoördinatie en het bewaken van de zorgcontinuïteit voor cliënten die beroep hebben gedaan op verschillende voorzieningen. 14

15 Daarnaast zien we de laatste tien jaar niet alleen een verruiming van het aanbod, maar is dit aanbod tevens gedifferentieerder. Zo zien we initiatieven voor specifieke groepen zoals dubbel diagnose, opiaatafhankelijken, drugsverslaafde moeders en recent voor cocaïneverslaafden (CRA + vouchermethodiek), mensen met een mentale beperking, enz. Deze differentiatie van het aanbod en de complexiteit van de zorgvragen, zorgde ervoor dat zorg op maat, zorgcontinuïteit, case management en vraaggestuurde zorg naar voor werden geschoven als mogelijke antwoorden (Van Riet en Wouters, 1996). In 2003 startte het pilootproject case management, hetgeen een cliëntgerichte interventie beoogt met de bedoeling de coördinatie en continuïteit van de zorg te verbeteren, in het bijzonder voor mensen met meervoudige en complexe zorgbehoeften (Vanderplasschen, 2004). Zowel het case management als het cliëntoverleg drugs werden positief geëvalueerd door de direct betrokkenen, hoewel bij het cliëntoverleg drugs een discussie bestaat over het beroepsgeheim en privacy van de cliënt (De Maeyer, Cole, Franssen, en Vanderplasschen, 2007). Daarnaast wordt er in Oost-Vlaanderen gewerkt aan een samenwerking tussen justitie en drughulpverlening. In 2005 ging het pilootproject proefzorg, alternatieve afhandelingmodaliteit op parketniveau, van start (De Ruyver, 2008). Vervolgens werd in 2008 de Drugbehandelingskamer gestart. Dit is een gespecialiseerde kamer bij de rechtbank van Gent dat drugdossiers en dossiers met druggerelateerde feiten centraliseert. Maar, ook nieuwe uitdagingen dienen zich aan, zoals de vermaatschappelijking van de zorg waarbij gestreefd wordt naar een zo gering mogelijke institutionalisering van de zorg en een zo groot mogelijke maatschappelijke integratie van de persoon met psychische problemen (Vandeurzen, 2010). Alsook het aanpassen van de zorg aan recente inzichten waarbij verslaving als een chronische en recidiverende hersenziekte wordt beschouwd (McLellan, 2002). Continue zorg met o.a. monitoring van de cliëntstatus en integratie binnen het bredere spectrum van gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, worden hier naar voor geschoven als belangrijke aspecten. Eerder werd aangegeven dat de Oost-Vlaamse drughulpverlening zich georganiseerd heeft onder de vorm van een zorgcircuit, waarbij reeds in de Conceptnota Organisatiemodel Zorgcircuit Middelenmisbruik (Vanderplasschen, Mostien, Claeys, Raes en Van Bouchaute, 2001) vijf stappen werden onderscheiden bij de uitbouw van een dergelijk zorgcircuit middelenmisbruik: 1. het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie en begrippenkader; 2. het uitwerken van een theoretisch organisatiemodel; 3. het in kaart brengen van het hulpverleningsaanbod (inclusief lacunes en overlappingen) en aansluitend het opstellen van een actieplan; 4. het toepassen en implementeren van het ontwikkelde model; 5. het toetsen en evalueren van het geïmplementeerde model. Stap 1 werd reeds uitgewerkt in de Conceptnota Organisatiemodel Zorgcircuit Middelenmisbruik (Vanderplasschen et al., 2001). Stap 2 is echter nog niet volbracht bij gebrek aan een theoretisch model op Belgisch of internationaal niveau. Ook in de literatuur is hier weinig over terug te vinden. Voorliggende masterproef sluit aan bij stap 2 en 3, waarbij gezocht wordt naar een afstemming tussen zorgvraag en aanbod. Vooraleer we ingaan op het Oost-Vlaamse drugshulpverleningaanbod 15

16 gaan we op zoek naar literatuur over theoretische modellen en methoden die reeds gebruikt worden bij afstemming tussen zorgvraag en aanbod. 1.2 Naar meer afstemming tussen zorgvraag en aanbod Binnen het kader van internationale tendensen die verwijzen naar vraaggericht werken en het aanbieden van zorg op maat, gaan we op zoek naar methoden die de mogelijkheid bieden om de zorgvraag, noden en behoeften van een bepaalde populatie of doelgroep in kaart te brengen en het aanbod hierop af te stemmen. Reeds in de Conceptnota Organisatiemodel Zorgcircuit Middelenmisbruik (Vanderplasschen et al., 2001) werd aangegeven dat deze nota gegroeid is vanuit een tendens naar meer vraaggerichte zorg, waarbij de cliënten en hun hulpvraag centraal staan. Desondanks kunnen we ons afvragen of het huidige zorgaanbod wel voldoende is afgestemd op de noden en behoeften van druggebruikers. We merken dat de Oost-Vlaamse drughulpverlening voornamelijk organisch gegroeid is. Buitenlandse voorbeelden, zoals Birmingham, tonen aan op welke manier drughulpverlening ontwikkeld kan worden op basis van noden (Autrique, 2009). Dit voorbeeld geeft ons een goede aanzet om te kijken hoe we een dergelijke regionale zorgplanning moeten opstellen. Daarnaast gaan we dieper in op twee methoden die naar voor worden geschoven voor planning binnen de geestelijke gezondheidszorg, namelijk tevredenheids- en behoefteonderzoek en monitoring. We gaan hier op zoek naar enkele voorbeelden van deze instrumenten binnen de Internationale literatuur en de Vlaamse en Oost-Vlaamse context. Daarnaast zijn er echter nog andere manieren om te komen tot meer vraaggerichte zorg in de drughulpverlening. Ik haal hier het voorbeeld aan van belangenorganisaties of cliëntenorganisaties, die mensen met een verslavingsproblematiek een stem kunnen geven zodanig dat de noden en behoeften van druggebruikers vertaald worden naar het beleid Regionale zorgplanning in de alcohol- en drughulpverlening In een zorgplanning tracht men de behoeften van een bevolking in te schatten en te projecteren naar de toekomst, zodat het zorgaanbod tijdig kan aangepast worden aan deze behoeften (Van De Putte en Pacolet, 2004). Het vertrekpunt voor een dergelijke zorgplanning bestaat uit een nodenanalyse waarbij men zowel kwalitatieve als kwantitatieve data verzamelt, analyseert en interpreteert. Een tweede punt in de nodenanalyse is het bevragen van de stakeholders waarbij gepeild wordt naar hun visie. Ten slotte dient men ook het bestaande aanbod in kaart te brengen en af te toetsen aan standaarden, nationale doelstellingen en andere vergelijkbare domeinen (Autrique, 2009). Bij de afstemming van zorgvraag en aanbod zullen we uitgaan van een dergelijke nodenanalyse om knelpunten, noden en behoeften in het huidige zorgaanbod te identificeren. Een nodenanalyse mag geen eenmalige gebeurtenis zijn, maar is een continu proces, waarbij de meeste systemen elke 3 tot 5 jaar een omvattende nodenanalyse nodig hebben (Autrique, 2009). Het is ook geen doel op zich, maar een middel om pragmatische beslissingen te nemen. In dat licht dienen we ook het zorgcircuit Illegaal Middelenmisbruik te zien als een dynamisch gegeven, dat op basis van monitoring en 16

17 evaluatie bewaakt en bijgestuurd dient te worden. Zo is het mogelijk dat bepaalde modules of trajecten bijgewerkt, toegevoegd of weggelaten moeten worden (Vanderplasschen et al., 2001). Eén van de internationale voorbeelden, waar reeds een regionale zorgplanning in de alcohol- en drughulpverlening werd uitgevoerd en waarop we ons kunnen baseren is Birmingham (Autrique, 2009). Birmingham is een interessant voorbeeld omdat het aansluit bij internationale tendensen van vraaggericht werken, zorg op maat en zorgcontinuïteit. Daarnaast sluit het ook aan bij de huidige wijzigingen binnen de geestelijke gezondheidzorg in België, waarbij België zich baseerde op Birmingham voor de implementatie van artikel 107. Birmingham tracht sinds meer dan 10 jaar zorg in de gemeenschap te organiseren ( Community based Mental Health Services ). Er is sprake van een functionele organisatie van de geestelijke gezondheidszorg, waarbij er voorzieningoverschrijdende zorgprogramma s bestaan. Morris (2008) spreekt hier van the functionalised community model waarbij volgende functies onderscheiden worden: - Primary Care Liaison - Short Term Care: Crisis/Home treatment services, Residential Services, hospitals, enz. - Continuing Care: Rehabilitation/Recovery, Assertive Outreach Service Deze verschillende zorgvormen bieden intensieve crisiszorg in de thuissituatie, ACT, herstel en rehabilitatie en ondersteuning van de eerste lijn actoren. Het systeem werkt op basis van poortwachters (gatekeepers) die de mutaties tussen de verschillende modules verzorgen. Bovendien maakt de verslavingszorg in Birmingham integraal onderdeel uit van de Geestelijke Gezondheidszorg. The Birmingham & Solihull Mental Health NHS Foundation Trust biedt diverse diensten aan die gericht zijn op verslaving en waarbij er sprake is van intensieve zorg in de gemeenschap. Het gaat o.a. een dienst die advies geeft, vaccinaties voor hepatitis A en B, screening van hepatitis B, C en HIV, ondersteuning, Community Drug Teams bieden een brede waaier van gratis en vertrouwelijke diensten aan bij één ieder die te maken heeft met druggebruik, het COMPASS programme helpt mensen toegang verwerven tot de diensten die ze nodig hebben, enz Methoden voor planning binnen geestelijke gezondheidszorg Om een goed beleid te kunnen plannen worden er twee methoden naar voor geschoven. Enerzijds wordt tevredenheids- en behoefte-onderzoek gezien als een essentiële component in de planning binnen de geestelijke gezondheidszorg (Molenberghs en Vandersmissen, 2000). Echter, er is weinig onderzoek naar de noden en behoeften van druggebruikers. De beperkte internationale literatuur (via Medline, PsycINFO, web of science) rond noden en behoefte-onderzoek bij druggebruikers toont eveneens aan dat het veelal gaat om specifieke doelgroepen zoals dak- en thuislozen (Wright en Tompkins, 2006). In 2001 werd er in Vlaanderen een kleinschalig onderzoek, via focusgroepen, uitgevoerd naar de zorgbehoeften van druggebruikers en hun tevredenheid over het bestaande hulpverleningsaanbod (De Wilde, Vanderplasschen & Broekaert, 2001). Onderzoeksresultaten geven aan dat druggebruikers over het algemeen competitie tussen verschillende voorzieningen ervaren, vinden dat ze geen respect krijgen voor de situatie, dat behandelingen teveel druggeoriënteerd zijn, dat er te weinig 17

18 aandacht is voor druggerelateerde problemen, het gebrek aan spoed- en crisisopvang en wachtlijsten. Daarnaast worden enkele behoeften aangegeven, o.a. de behoefte aan respect, privacy en inspraak, vertrouwen, toegankelijke zorg en nazorg, het inschakelen van (ex)druggebruikers in het hulpverleningsproces,enz. Men vraagt eveneens meer aandacht voor huisvesting, tewerkstelling, zinvolle dagbesteding en familie (De Wilde et al., 2001). In 2010 werd een onderzoek verricht naar drempels, noden en behoeften van dak- en thuislozen binnen de Antwerpse context (De Wachter, 2010). Dakloze druggebruikers kregen hier specifieke aandacht, waarbij er volgende drempels en noden gesignaleerd werden: wachtlijsten en plaatstekort in drughulpverlening, teveel medicatie in drughulpverlening, tegengestelde effect waarbij men door het contact met andere druggebruikers meer en andere middelen leert gebruiken en het feit dat zij kleinschalige organisaties verkiezen aangezien deze korter op de bal kunnen spelen. Anderzijds wordt monitoring als een belangrijke factor beschouwd in het plannen en maken van beleidsbeslissingen (Tieberghien en Decorte, 2008). Monitoring is het systematisch en periodiek opvolgen en signaleren van trends met het oog op een beter afgestemd beleid (Ponsaers en De Ruyver, 2005). Het is van belang dat monitoring naast kwantitatieve gegevens, die enkel een partiële kijk op de situatie bieden, ook kwalitatieve gegevens levert die informatie geven over de belevingswereld, gebruikspatronen, levensstijl, noden en behoeften, enz. (Tieberghien & Decorte, 2008). De moeilijkheid is evenwel dat elke stad of regio wordt gekenmerkt door een specifieke sociale, economische en politieke context, waardoor de aard en omvang van sociale fenomenen, zoals druggebruik, verschillen van stad tot stad. Hier duikt het belang van een lokale monitor ( community based ) op die bepaalde trends kan weergeven. De (beperkte) literatuur over buitenlandse voorbeelden van lokale monitoring systemen geven telkens het belang aan van een lokale of regionale monitor. Enkele voorbeelden zijn o.a. de Regioen Stedenmonitor Alcohol en Drugs (MAD) die bestaat uit vier delen waaronder een drug monitoring system dat zich richt naar meer verborgen gebruikers. (Van de Mheen, Toet, Knibbe, Garretsen, Spruit en Van den Berg, 2006). Dit monitoring systeem werd in verschillende steden uitgetest namelijk Utrecht, Rotterdam en Parkstad-Limburg, waarbij men aanzienlijke verschillen vond tussen deze drie regio s. Antenne is een monitor die trends bestudeert in het gebruik van alcohol, tabak, drugs en gokken bij Amsterdamse jongeren (Korf, Nabben en Benschop, 2002). In Duitsland bestaat het Local Monioring System (LMS) waarbij kwantitatieve en kwalitatieve methodes worden gehanteerd voor het verzamelen van informatie (Bello en Vaissade, 2003). Voor de regio Oost-Vlaanderen bestaan dergelijke lokale monitoren met enige continuïteit niet. Wel werd er in de regio Gent in 2008 de Monitor Integraal Lokaal Drugbeleid (MILD) afgenomen. Dit is een instrument dat zich op het lokaal beleidsniveau richt. Er wordt gebruik gemaakt van kwantitatieve en kwalitatieve methodes. Het doel van deze monitor is het ontvangen van signalen over de aard, omvang en trends van de maatschappelijke overlast, gerelateerd aan het drugsfenomeen. De regio Antwerpen beschikt over een lokale monitor, namelijk de Antwerpse Drug en Alcoholmonitor die in 2007 werd uitgewerkt door het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek (ISD) (Tieberghien & Decorte, 2008). Deze monitor tracht informatie te verzamelen die niet wordt bekomen aan de hand van bestaande registratiesystemen. Men richt zich dus tot de gebruikers die verborgen blijven voor registratiesystemen ( hidden populations ). Men maakt gebruik van een 18

19 panelstudie, veldwerk met behulp van community fieldworkers en veldwerk door de onderzoeker. Er wordt zoveel als mogelijk getracht het perspectief van druggebruikers weer te geven ( insiders view ). In 2010 kwam de tweede versie uit: Antwerpse Drug en Alcoholmonitor. Een lokale drugscène in beeld. Resultaten 2010 (Decorte & Janssen, 2011). In 2010 verscheen eveneens de Antwerpse monitor jongeren, alcohol en drugs (AMJAD) (Tieberghien en Decorte, 2010) Belangenorganisaties/cliëntenorganisaties In een rapport van het WHO (2003) over advocacy for mental health vinden we volgend citaat terug: Advocacy is an important means of raising awareness on mental health issues and ensuring that mental health is on the national agenda of governments. Advocacy can lead to improvements on policy, legislation and service development. (Who, 2003, p. 7). Belangenorganisaties trachten mensen met psychische of psychiatrische problemen te ondersteunen in het verwerven van hun rechten. Daarnaast trachten zij stigmatisering en discriminatie te reduceren. Zij vergroten eveneens het bewustzijn dat geestelijke gezondheid een rol speelt bij de kwaliteit van leven van mensen. Hoewel belangenorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg steeds meer aandacht krijgen, vinden we maar weinig belangenorganisaties voor druggebruikers terug in België. Echter, wanneer we uitgaan van vraaggerichte zorg, is er nood aan het perspectief van druggebruikers. Druggebruikers zijn één van de meest gemarginaliseerde groepen in de bevolking, waardoor belangenorganisaties voor druggebruikers vaak met wantrouwen worden bekeken (Frank, Anker en Tammi, 2012). Dit neemt niet weg dat druggebruikerorganisaties over heel de wereld bestaan (Anker et al., 2006; ENCOD, 2009; Johnson, 2006; Mold en Berridge, 2008), waarbij de eerste druggebruikerorganisaties in Nederland ontstonden in de jaren 70 (Tops, 2006). Hun doel is om informatie over infecties, overdosissen, enz. te verspreiden, alsook het promoten van rechten, ondersteunen van de toegankelijkheid van drugbehandelingen voor druggebruikers, het organiseren van drop-in centers, enz. (Johnsonn, 2006; Anker, 2006; Tops, 2006). 1.3 Analyse van het zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen Gebiedsafbakening Oost-Vlaanderen Oost-Vlaanderen is opgedeeld in 6 arrondissementen, namelijk Aalst, Oudenaarde, Eeklo, Dendermonde, Gent en Sint-Niklaas. Het telt in totaal 65 gemeenten en heeft een inwonersaantal van inwoners (Oost-Vlaanderen: feiten en cijfers, 1 Juli 2011) Gegevens over gebruikers van illegale middelen in behandeling Voor de regio Oost-Vlaanderen gaan we op zoek naar cijfers die ons iets kunnen vertellen over de doelgroep druggebruikers van illegale middelen. We merken dat de bestaande registratiesystemen zich beperken tot gegevens over personen in behandeling (drug treatment demand). Bijgevolg is er geen duidelijk zicht op hidden populations en wat hun noden en behoeften zijn. 19

20 Wanneer we kijken naar gegevens over druggebruikers in behandeling (drug treatment demand) zien we dat de bestaande gegevens zo gefragmenteerd zijn, dat vergelijking niet meer mogelijk is. In 2001 kwam het rapport De instroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening: Registratie van aanmeldingen en intakes tussen februari 1999 en mei 2000 (Vanderplasschen, Lievens & Broeckaert, 2001) uit. Er is nood aan herhaling van dergelijke onderzoeken om enerzijds vergelijkingen te doen en anderzijds dienen dergelijke instroomcijfers up-to-date gebracht worden. Het is pas vanaf 2012 dat de Belgische overheid elke alcohol- en drugsverslaafde die in behandeling is, registreert volgens het Treatment Demand Indicator protocol. 1 We baseren ons hier op de meest recente cijfers van de Vlaamse Vereniging van behandelingscentra Verslaafdenzorg (Van Deun, 2010). Deze gegevens gaan echter wel over geheel Vlaanderen. Daarnaast beschikken we over de Minimale Psychiatrische gegevens voor Oost-Vlaanderen, waarbij de meest recente beschikbare gegevens over 2008 gaan. We koppelen hier de voornaamste conclusies terug. In de centra die behoren tot de VVBV zien we dat 1 op 3 een zogenaamde eerste behandeling voor drugsafhankelijkheid is (Van Deun, 2010). 2 op 3 is dus reeds in behandeling geweest in één van de centra die behoren tot de VVBV. Wat betreft de man-vrouw verhouding zien we bij de MPG-registratie (druggerelateerde behandelingen in Oost-Vlaamse ziekenhuizen: MPG, 2008) dat het om 27,7% vrouwen gaat en 72,3% mannen. Het verschil in man-vrouw verhouding daalt naarmate de leeftijd hoger wordt. Wat betreft de leeftijdsverdeling zien we bij de MPG-registratie (druggerelateerde behandelingen in Oost-Vlaamse ziekenhuizen: MPG, 2008) dat de grootste groep tussen de jaar oud is. We zien echter een groot verschil bij de VVBV-registratie (Van Deun, 2010), waar de gemiddelde leeftijd waarop een behandeling wordt gestart omhoog gaat, en in 2010 gemiddeld 28,7 jaar is. In de VVBV-registratie zien we dat 30% van de personen in behandeling 1 of meerdere kinderen heeft (Van Deun, 2010) Wat betreft het voornaamste product waarvoor men in behandeling gaat zien we in de MPG-registratie (druggerelateerde behandelingen in Oost-Vlaamse ziekenhuizen: MPG, 2008) dat 31% polydruggebruikers is, 28% opiaatafhankelijk, 14% cannabisafhankelijk en 7% cocaïneafhankelijkheid. Bij de registratie van de VVBV (Van Deun, 2010) zien we een zelfde verdeling (polydruggebruik wordt hier niet meegerekend), namelijk de grootste groep zijn heroïnegebruikers, gevolgd door 1 De TDI omvat de registratie van de behandelingsaanvragen die betrekking hebben op een probleem van misbruik of afhankelijkheid van illegale drugs (voor het EMCCDA) of van alcohol (specifiek voor België). De Treatment Demand Indicator is één van de vijf epidemiologische sleutelindicatoren die opgenomen zijn in het Actieplan Drugs van de Europese Unie. België heeft dit actiefplan goedgekeurd en heeft zich er zo toe geëngageerd om die 5 indicatoren te verzamelen (WIV, 2011). 20

21 cannabisgebruikers (waarbij men ziet dat deze groep blijft stijgen) en op de derde plaats stimulantiagebruikers. In de centra van de VVBV zien we dat 30 à 40% bij ouders en familie woont, 20 tot 30% woont alleen en ongeveer 10% is dakloos, heeft een voorlopige verblijfplaats of is voortdurend op zoek moet naar een slaapplaats (Van deun, 2010). In de MPGregistratie (druggerelateerde behandelingen in Oost-Vlaamse ziekenhuizen: MPG, 2008) zien we echter dat de grootste groep alleen woont (29%) en dat 13% geen vast verblijf heeft. Uit de VVBV- registratie leiden we af dat in 2010 ongeveer 1/3 een reguliere tewerkstelling heeft en dus over een inkomen beschikt. Overige groepen zijn ofwel werkloos, economisch niet-actief, student of andere (Van Deun, 2010) Analyse zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen via Spiller Spiller Spiller is een databank waarmee het gemoduleerde zorgaanbod van voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg kan ingevoerd, doorzocht en geanalyseerd worden. En dit aan de hand van het nieuwe begrippenkader van de GGZ. De overlegplatforms Limburg, West-Vlaanderen, Oost- Vlaanderen en Vlaams Brabant participeren aan de verdere ontwikkeling van deze databank. Voor de analyse die hier gevoerd wordt, gaan we ten rade bij de databank Middelenmisbruik Oost- Vlaanderen. In bijlage 1 zijn de criteria voor het inventariseren van de zorgeenheden bijgevoegd, waaruit we kunnen afleiden dat het telkens gaat om organisaties of diensten die gespecialiseerd zijn of een specifieke werking hebben rond afhankelijkheidsproblematiek van illegale middelen. Iedere organisatie beschrijft aan de hand van modules, die ervoor zorgen dat een gemeenschappelijke en eenduidige taal mogelijk is, zijn zorgaanbod. De Meulemeester, Nassen, Molenberghs en Bellings (1998) legden voor het eerst de krijtlijnen van het GGZ-begrippenkader vast, waar Spiller gebruik van maakt. Hieronder wordt een beknopte uitleg gegeven van hoe dit nieuwe begrippenkader betrekking heeft op Spiller. Voor een meer uitgebreide uitleg kan er via Spiller Online het artikel uit Acta Hospitalia (De Meulemeester et al., 1998) geraadpleegd worden. Het zorgaanbod kan via Spiller doorzocht en geanalyseerd worden via hoofdzorgfuncties, modus en doelgroep. Als hoodzorgfuncties onderscheiden we aanmelding, indicatiestelling, verzorging, begeleiding, behandeling, psycho-educatie, activering en dienstverlening. De wijze waarop een zorgfunctie aangeboden wordt, bepaalt de modus. Dit gaat over locatie, ambulant/residentieel, tijdsduur, intensiteit, frequentie, toezicht, opstarttermijn, groep/individueel. De combinatie van een zorgfunctie en een bepaalde modus bepaalt een module. Alle modules die nodig zijn in het zorg- of het behandeltraject van een bepaalde doelgroep vormen samen een zorgprogramma. De modules vormen als afgeronde pakketten de bouwstenen van een zorgprogramma voor een doelgroep. De doelgroepen worden onderscheiden volgens leeftijdsgroep, type verslaving, ernst, en exclusief voor een bepaalde groep. Schematisch wordt dit als volgt weergegeven (De Meulemeester et al., 1998): 21

22 zorgfunctie x modus module x doelgroep zorgprogramma De drie dimensies geven antwoord op de vraag waartoe dient dit zorgaanbod, hoe en voor wie? Analyse aanbod per typemodule In bijlage 2 is het aanbod per typemodule uitgewerkt op een kaart van Oost-Vlaanderen. Op die manier is een analyse van de spreiding mogelijk, alsook de grootte van het aanbod per typemodule en mogelijke knelpunten en tekorten. De analyse via de kaarten zijn gebaseerd op hoe het aanbod in Spiller staat omschreven. Het is mogelijk dat hier wijzigingen in aangebracht worden, maar wij gaan hier uit van het aanbod zoals het omschreven staat in maart Op de kaarten wordt een onderscheid gemaakt tussen ambulante (kleur blauw) en residentiële (kleur rood) voorzieningen. Verder wordt via de grootte van het symbool een indicatie gegeven van het aantal bedden of het aantal VTE. Dit brengt echter de moeilijkheid mee dat het niet altijd duidelijk is hoeveel bedden of VTE vrijgesteld worden voor een bepaalde typemodule, bijvoorbeeld detoxificatie. Er wordt telkens uitgegaan van het aantal bedden of VTE per zorgeenheid. Bij de analyse volgens de verschillende typemodules, via de kaarten van Oost-Vlaanderen (bijlage 2), komen we een aantal moeilijkheden tegen. De kaarten met de spreiding van de verschillende modules omvatten niet het aanbod dat deel uitmaakt van de geïntegreerde behandelprogramma s, aangezien deze niet consequent in Spiller zijn ingevoerd. Echter, wanneer dit wel werd ingevuld wordt dit onderaan de kaart besproken. In de tabel hieronder worden eveneens dergelijke typemodules die deel uitmaken van een geïntegreerd behandelprogramma meegerekend. Daarnaast kan een zorgeenheid per typemodule meerdere modules aanbieden. Op de kaart wordt enkel aangeduid als de typemodule al dan niet wordt aangeboden, maar geeft geen indicatie van hoeveel modules daaronder vallen. Het is echter wel mogelijk dat één voorziening verschillende zorgeenheden bevat die dezelfde typemodules aanbieden. Verder wordt er geen onderscheid gemaakt tussen wie beroep kan doen op het aanbod. Zo worden bepaalde voorzieningen of zorgeenheden gedeeltelijk gefinancierd via FOD Justitie onder het project alternatieve gerechtelijke maatregel. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de analyse van het aanbod. Voor de provincie Oost-Vlaanderen gaat het onder meer om CGG Waas en Dender (Sint-Niklaas), Dagcentrum De sleutel Gent, De Kiem ambulant centrum Gent, CGG Zuid-Oost-Vlaanderen (Oudenaarde, Zottegem, Geraardsbergen). Algemeen merken we op dat het aantal residentiële behandelplaatsen in Oost-Vlaanderen hoog is. Het gaat hierbij in totaal om 281 bedden. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat 22

23 verschillende zorgeenheden (voornamelijk het hooggespecialiseerde aanbod) zich richten op een werkingsgebied dat ruimer is dan Oost-Vlaanderen. We bespreken het aanbod verder per typemodule. Bij de analyse van het aanbod wordt gekeken naar het aantal zorgeenheden dat een bepaalde typemodule aanbiedt, alsook naar de spreiding van de verschillende modules. Bij de analyse van de spreiding van de typemodules wordt gebruik gemaakt van de arrondissementsgrenzen. Hierbij onderscheiden we drie grote regio s: - Regio Groot-Gent: arrondissement Gent en Eeklo - Regio Waas en Dender: arrondissement Sint-Niklaas en Dendermonde - Regio Zuid-Oost-Vlaanderen: arrondissement Aalst en Oudenaarde Reeds in de Conceptnota Organisatiemodel Zorgcircuit Middelenmisbruik (Vanderplasschen et. Al., 2001) werden een aantal mogelijke modules omschreven. In overleg met de Vlaamse zorgcoördinatoren van Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant werd een eenvormige dataset inzake afhankelijkheid voor heel Vlaanderen uitgewerkt. Zo kwam men tot 21 typemodules met definiëring en criteria voor de te registreren zorgeenheden en een aanpassing van het Spiller begrippenkader. Bij de analyse van het aanbod gaan we hier uit van deze 21 typemodules, waarbij we de definities (zie bijlage 3) gebruiken zoals deze in Spiller worden aangegeven. 23

24 Typemodule Aantal Aantal Aantal Groot-Gent Z-OVL W&D zorgeenheden ambulant residentieel Aanmelding Vroegdetectie en interventie Exploratie en probleemverkenning Diagnostiek Spoedinterventie Crisisinterventie Schadebeperking Detoxificatie Somatische zorg Medisch-psychiatrische behandeling Psychosociale behandeling Substitutie Geïntegreerd behandelprogramma Laagdrempelige opvang Outreaching Psychosociale begeleiding Psycho-educatie Case management Dagactivering en arbeidszorg Deskundigheidsbevorde ring Familiewerking Tabel 1 analyse typemodules Bespreking analyse We bespreking hier de voornaamste bevindingen die naar voor komen in de analyse van het zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen. Een eerste algemene bevinding betreft de spreiding van de typemodules, waarbij de regio Groot Gent het beste uitgebouwd is. Bijgevolg merkt men een aantal tekorten op in de regio Zuid-Oost- Vlaanderen en de regio Waas en Dender. Deze komen hier nog verder aan bod. Wat betreft de typemodule aanmelding, merken we dat de overgrote meerderheid van de zorgeenheden (n=29), waarvan 11 zorgeenheden in de regio Gent, voorziet in een dergelijke 24

25 typemodule. Reeds in de Conceptnota Organisatiemodel Zorgcircuit Middelenmisbruik (Vanderplasschen et. Al., 2001) werd aangegeven dat er in de literatuur vaak naar een centrale intake wordt verwezen om de instroom in een zorgcircuit efficiënt te laten verlopen. Het idee van een centraal aanmeldingspunt wordt hier naar voor geschoven. Daarnaast merken we ook een groot aantal zorgeenheden die de typemodule exploratie en probleemverkenning (n=22) aanbieden, waarbij we dit voornamelijk onder de module oriëntatie wordt aangeboden. Hierbij valt op dat ook crisiscentra (het CIC De Sleutel en St Camillus) deze module aanbieden waardoor deze crisiscentra een nieuwe functie toebedeeld krijgen. We zien ook de module intake verschillende keren voorkomen. Aangezien ook deze typemodule vrij vaak voorkomt, kunnen we ons afvragen of dit niet in combinatie zou kunnen met een centraal aanmeldingspunt (of enkele aanmeldingspunten binnen het netwerk), waar niet enkel dispatching maar ook indicatiestelling (typemodule exploratie en probleemverkenning en diagnostiek) gebeurt. De typemodule diagnostiek komt, in vergelijking met de typemodule exploratie en probleemverkenning, veel minder aan bod binnen het zorgaanbod. Diagnostiek waarbij de mogelijkheden van een persoon worden ingeschat is echter van groot belang voor een juiste fit tussen vraag en aanbod. Het zijn momenteel voornamelijk de Centra Geestelijke Gezondheidszorg (n=5) die deze typemodule aanbieden, waarbij ook vragenlijsten of interviews worden afgenomen om tot een diagnose te komen. Wat betreft de typemodule vroegdetectie en interventie mogen we niet vergeten dat PISAD ook een aanbod vroegdetectie en interventie heeft dat hier niet is opgenomen, alsook initiatieven van vroeginterventie die ontstaan zijn uit intergemeentelijke samenwerking. De typemodules spoedinterventie en crisisinterventie situeren zich in de regio Groot Gent. Het gaat hierbij in totaal om 14 bedden spoedinterventie en 21 bedden voor crisisinterventie, waarbij beide typemodules worden aangeboden in de UPSIE van het UZ Gent en de afdeling Crisistoxicomanie van PC Sleidinge. Dit betekent dat er in totaal 21 bedden spoed- en crisisinterventie zijn voor inwoners (Oost-Vlaanderen: feiten en cijfers, 1 Juli 2011). Dit komt op ongeveer 1 crisisbed per inwoners, waarbij we niet mogen vergeten dat dergelijke crisiscentra ook een aantrekkingskracht hebben op inwoners buiten de provincie Oost-Vlaanderen. Aangezien we niet beschikken over duidelijke programmatienormen, is het moeilijk om een inschatting te maken. In een rapport van het Ministerie van Volksgezondheid wat betreft de operationalisering van de inhoud en organisatie van de dringende psychiatrische crisishulpverlening, lezen we dat er wordt uitgegaan van 1 crisisbed per inwoners (ministerie van volksgezondheid, 2001). Dit gaat echter over psychiatrische crisishulpverlening. Dergelijke normen voor verslavingszorg bestaan niet. Ondanks de bewezen effectiviteit, biedt er maar een beperkt aantal zorgeenheden de typemodule schadebeperking aan, waarbij het hoofdzakelijk om medisch-sociale opvangcentra gaat. In het onderzoek drugs in cijfers III (Vander Laenen et al., 2011) komt naar voren dat slechts 0,2% van de overheidsuitgaven voor illegale drugs, alcohol en psychoactieve medicatie wordt besteed aan harm reduction. Daarnaast merken we in de analyse van de typemodules dat het voornamelijk om de module spuitenruil gaat, terwijl harm reduction ook initiatieven van counseling waar adviezen en ervaringen worden uitgewisseld, heroïneverstrekking op medisch voorschrift, gebruikersruimtes, enz. bevat (De Ruyver et al., 2009). Wat betreft de spreiding zien we dat er binnen de regio Zuid-Oost- Vlaanderen geen enkele zorgeenheid deze typemodule aanbiedt. Er dient echter gekeken te worden 25

26 of voorzieningen buiten het netwerk een dergelijk aanbod hebben. Indien niet, bestaat hier een nood. Verschillende residentiële voorzieningen bieden de typemodule detoxificatie aan. Deze typemodule wordt afzonderlijk aangeboden van de typemodule geïntegreerd behandelprogramma. In theorie zou het hier dus mogelijk zijn dat iemand in voorziening A gebruik maakt van de typemodule detoxificatie om nadien in voorziening B gebruik te maken van een andere typemodule. Echter, uit het onderzoek is gebleken dat er tussen voorzieningen vaak verschillende ideeën bestaan over detoxificatie (en substitutie) die gemeenschappelijke trajecten in de weg staan. Ambulante detoxificatie is enkel mogelijk in de medisch sociaal opvangcentra (MSOC). Hierbij zien we dat er in de regio Zuid-Oost-Vlaanderen geen enkele zorgeenheid deze typemodule aanbiedt. Ook wat betreft de typemodule substitutie wordt dit volgens Spiller - enkel ambulant aangeboden in de medisch sociaal opvangcentra, hoewel er in het Dagcentrum De Sleutel ook mogelijkheden zijn tot substitutie. Verhoudingsgewijs merken we dat er in Gent een beperkte capaciteit is wat betreft ambulante substitutie. Residentieel gaat het om gespecialiseerde afdelingen van psychiatrische ziekenhuizen in de regio Evergem-Eeklo-Zelzate. We merken dat er in de regio Zuid-Oost-Vlaanderen geen enkele zorgeenheid de typemodule substitutie aanbiedt, waarbij het MSOC aangeeft dat zij kampen met een groot aantal begeleidingsvragen uit regio Aalst (jaarverslag MSOC Gent, 2010). Anderzijds zien we dat binnen de regio Groot Gent, er verhoudingsgewijs weinig aanbod is voor ambulante substitutie. Het MSOC geeft hier aan dat er in Gent nood is aan een 2 e laagdrempelig methadonprogramma dat andere accenten legt (jaarverslag MSOC Gent, 2010). Vanwege het beperkte aantal ambulante zorgeenheden die voorzien in substitutie, zal het nodig zijn op zoek te gaan naar wie deze typemodule wel kan aanbieden. Er wordt voornamelijk beroep gedaan op huisartsen en apothekers. In een Antwerpse studie over de haalbaarheid van substitutieverstrekking in de huisartsenpraktijk (Fraeyman, Peremans, Symons, Van Royen en Van Hal, 2009) toont aan dat gedeelde zorg nodig is waarbij een nauwe samenwerking tot stand komt tussen huisartsen en gespecialiseerde centra of artsen gespecialiseerd in de verslavingsproblematiek voor de begeleiding en behandeling van opiatengebruikers (Langton, Hickey et al. 2000). De typemodule laagdrempelige opvang wordt verhoudingsgewijs weinig aangeboden in Oost- Vlaanderen. Geen enkele zorgeenheid biedt laagdrempelige residentiële opvang. Wanneer we kijken naar alternatieven buiten de gespecialiseerde drughulpverlening, merken we dat de nachtopvang van het CAW momenteel een gedeelte van deze groep, die nood heeft aan laagdrempelige residentiële opvang, opvangt. We kunnen ons hier dus afvragen of het niet de verantwoordelijkheid is van de drughulpverlening om te voorzien in laagdrempelige opvang die beantwoordt aan de noden en behoeften van een bepaalde populatie. Wat betreft de spreiding van de ambulante laagdrempelige centra, merken we dat in de regio Zuid- Oost-Vlaanderen geen enkele zorgeenheid de typemodule laagdrempelige opvang biedt. Verhoudingsgewijs dienen we ons ook af te vragen of de regio Gent over voldoende laagdrempelige opvang beschikt. Zinvolle dagbesteding en structuur wordt als één van de belangrijkste zaken gezien om terug een clean leven op te bouwen. We zien echter een heel beperkt aantal modules onder de typemodule dagactivering en arbeidszorg. Er dient gekeken te worden of dergelijke modules voldoende 26

27 aangeboden worden binnen geïntegreerde behandelprogramma s of buiten het netwerk. Indien dit niet het geval is, is hier sprake van een nood. We kunnen ons echter afvragen of het zinvol is om dergelijke initiatieven specifiek voor druggebruikers op te stellen aangezien dit stigmatisering in de hand kan werken, alsook het feit dat het samen zetten van (ex)druggebruikers vaak moeilijkheden met zich meebrengt. Intersectorale samenwerkingsverbanden lijken hier een beter antwoord op te bieden. Wat betreft de typemodule deskundigheidsbevordering, wordt dit door geen enkele zorgeenheid opgenomen. We kunnen ons echter afvragen of hier sprake is van een nood of wordt deze module buiten het netwerk opgenomen? In het kader van artikel 107 waarbij mobiele teams zorg verlenen aan mensen met een psychiatrische problematiek, zou het zinvol zijn dat er deskundigheid van verslavingsproblematiek wordt binnengebracht in dergelijke teams (Van Veldhuizen en Bächler, 2010). Daarnaast merken we een beperkte definitie van deskundigheidsbevordering, namelijk vorming en opleiding van intermediairen. Een bredere omschrijving zou kunnen zijn dat andere sectoren een beroep kunnen doen op de expertise van de hooggespecialiseerde verslavingszorg. In Oost-Vlaanderen wordt de typemodule familiewerking door 6 zorgeenheden aangeboden. Het gaat hierbij telkens om ambulante voorzieningen. Binnen een geïntegreerd behandelprogramma zijn er echter ook modules mogelijk die onder familiewerking vallen. Uit het onderzoek is gebleken dat er veel meer aandacht dient te gaan naar het uitbouwen van een sociaal netwerk, aangezien eenzaamheid vaak voorkomt bij druggebruikers. Naast het betrekken van familieleden bij de behandeling, zou men ook aandacht kunnen schenken aan het betrekken van een breder sociaal netwerk. In een onderzoek van Soyez (2006) wordt eveneens het belang van sociale steun in het rehabilitatieproces bij middelengebruikers aangetoond. Hier wordt ook gewezen op het feit dat bij illegale middelengebruikers voornamelijk aandacht wordt besteed aan de familie van oorsprong. 1.4 Probleemstelling Voorliggend thesisonderzoek, waarbij we trachten te komen tot een afstemming tussen zorgvraag en aanbod, kunnen we situeren binnen huidige tendensen zoals vraaggericht- en cliëntgericht werken waarbij zorg op maat als belangrijk wordt beschouwd. Binnen dit onderzoek focussen we ons op het zorgaanbod binnen de drugspecifieke hulpverlening, en meer specifiek op gebruikers van illegale drugs. Echter, een drugsverslaving wordt beschouwd als een complex en meervoudig probleem waardoor er in dit onderzoek ook noden en behoeften zullen gesignaleerd worden die zich situeren binnen de bredere (niet drugspecifieke) welzijn- en gezondheidsector. Het hulpverleningsaanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening werd reeds in kaart gebracht a.d.h.v. Spiller, een databank waarmee het gemoduleerde zorgaanbod van voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg kan ingevoerd, doorzocht en geanalyseerd worden. Een tweede stap hierin is analyseren van het aanbod en op zoek gaan naar lacunes, overlappingen enz. 27

28 Wat betreft de vraagzijde is hier een minder duidelijk zicht op. Er ontbreken gegevens over de aard en omvang van het drugprobleem in de regio Oost-Vlaanderen. Reeds in het verleden zijn hier onderzoeken naar gedaan, zoals De instroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening: Registratie van aanmeldingen en intakes tussen februari 1999 en mei 2000 (Vanderplasschen et al., 2001). Maar resultaten uit deze onderzoeken zijn enerzijds verouderd en zijn anderzijds niet meer herhaald. Ten tweede gaat het veelal om onderzoeken waar de vraag naar behandeling (drug treatment demand) gemeten wordt. Dit laat ons niet toe om een zicht te krijgen op bepaalde groepen die niet bereikt worden door de drughulpverlening en wat hun noden en behoeften zijn. Het is echter niet duidelijk wat de aard en omvang is van de populatie druggebruikers in Oost- Vlaanderen. Om dergelijke gegevens te verzamelen wordt er soms gebruik gemaakt van een aantal specifieke onderzoeksmethodes, zoals de capture-recapture methode waarbij een berekening wordt gemaakt van het aantal druggebruikers op basis van herhaalde tellingen in een afgebakend gebied (Vanderplasschen et al., 2001) of de nominatie-methode waarbij aan verschillende druggebruikers gevraagd wordt om de gebruikers die zij kennen op te sommen (Vanderplasschen et al., 2001). Verdere onderzoeksmethodes die in de literatuur beschreven worden zijn de statistische extrapolatie (Hendriks, 2000) waarbij op basis van een steekproef een schatting wordt gemaakt naar de prevalentie en de snowball-sampling methode om gegevens te verkrijgen over bepaalde hidden populations (Hendriks, 2000). Het is duidelijk dat we geen referentiekader hebben waaraan we het aanbod kunnen aftoetsen, aangezien er geen normen bestaan die toelaten om het aantal nodige modules per inwoner te berekenen. Daarnaast kunnen we niet zomaar ten rade gaan bij buitenlandse modellen, aangezien deze moeilijk vertaalbaar en implementeerbaar zijn in een specifieke sociale, economische en politieke context. De aard en omvang van sociale fenomenen, zoals druggebruik, verschillen echter van stad tot stad (Tieberghien en Decorte, 2008). Bij gebrek aan instrumenten die de vraagzijde belichten in de Oost-Vlaamse drughulpverlening, zijn we op zoek gegaan naar een alternatief, waarbij we uitgaan van een kwalitatief onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod Voorliggende masterproef over de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse durghulpverlening wil op basis van kwalitatief onderzoek een antwoord bieden op volgende onderzoeksvragen: 1. Welke knelpunten ervaart men in de organisatie van het huidig zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen? 2. Welke aanpassingen aan het huidige zorgaanbod of welke nieuwe hulpverleningsvormen zijn nodig om ervaren knelpunten op te lossen? 3. Uitgaand van de verschillende modules, op basis waarvan de huidige drughulpverlening in Oost-Vlaanderen georganiseerd is, waar zitten overlappingen en tekorten? En hoe zit het met de spreiding van de verschillende modules? Wat zou een ideale spreiding kunnen zijn? 28

29 4. Hoe verloopt de samenwerking tussen de verschillende voorzieningen in de Oost-Vlaamse drughulpverlening? Is er voldoende afstemming/gemeenschappelijke trajecten? En op welke manier kunnen we deze afstemming verbeteren? 29

30 2 Methodologie 2.1 Participanten Bij de bevraging wat betreft de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening werd gekozen voor een zo divers mogelijk selectie van respondenten die betrekking hebben op de drughulpverlening in de regio Oost-Vlaanderen. Hiervoor werd in drie fasen gewerkt, waarbij in een eerste fase de leden van het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik werden bevraagd. Het betreft hier voornamelijk coördinatoren en directieleden. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de betrokken voorzieningen (n= 13), waarbij we een indeling maken volgens ambulante (n=6) en residentiële voorzieningen (n=7). Binnen de Centra Geestelijke Gezondheidszorg bevroegen we respondenten die in contact komen met gebruikers van illegale middelen (bv vroeginterventie, drug en alcoholproject, enz.). Binnen de psychiatrische ziekenhuizen zijn het telkens coördinatoren van gespecialiseerde afdelingen voor druggebruik. Ambulant CGG Eclips (Gent) CGG Zuid-Oost-Vlaanderen (Geraardsbergen) CGG Waas en Dender (Sint Niklaas) CAW Artevelde (Gent) Ambulant Centrum De Kiem (Gent) Residentieel De Vita, PC Sint-Jan-Baptist (Zelzate) Crisistoxicomanie, PC Sleidinge (Sleidinge) Dubbel Diagnose, PZ Sint-Jan (Eeklo) Kasteelplus, Sint-Camillus (Sint-Denijs-Westrem) UPSIE, UZ Gent (Gent) Medisch-Sociaal Opvangcentrum (MSOC) (Gent) CIC, De Sleutel (Wondelgem) Ontwenningskliniek De Pelgrim (Oosterzele) In een tweede fase bevroegen we een aantal belendende sectoren (n= 7). Hierbij zochten we naar een zo divers mogelijke groep van mensen die in contact komen met druggebruikers of enige expertise hebben op dat vlak, maar niet behoren tot de gespecialiseerde drughulpverlening. Hieronder wordt weergegeven binnen welke contexten we op zoek gingen naar mensen: - Justitiële context (proefzorg) - Beleid (n=2) - Straathoekwerk - Preventie - Laagdrempelig inloophuis - Onderzoek Een derde fase betreft het bevragen een aantal druggebruikers (n= 5). Het betreft mensen die reeds lange tijd ervaring hebben met de Oost-Vlaamse drughulpverlening en vanuit hun specifieke ervaring een aantal zaken meegeven wat betreft noden en behoeften, knelpunten aan de huidige zorg. Het 30

31 gaat telkens over mensen tussen de jaar, waarbij 1 vrouw en 3 mannen. Daarnaast werd ook nog een jongere bevraagd (vrouw, 16jr) die voor het eerst werd opgenomen in een residentiële instelling voor drughulpverlening. 2.2 Procedure Gegevensverzameling In eerste instantie werd op zoek gegaan naar verschillende bronnen over de afstemming tussen zorgvraag- en aanbod. Hierbij werd beroep gedaan op regionale zorgplanning in de alcohol- en drughulpverlening (Autrique et al., 2009), waarbij een nodenanalyse als vertrekpunt werd vooropgesteld. Dit omvat zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens. Vervolgens werd het aanbod van de Oost-Vlaamse drughulpverlening geanalyseerd. Hiervoor werd beroep gedaan op Spiller, een databank waarmee het gemoduleerde zorgaanbod van voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg kan ingevoerd, doorzocht en geanalyseerd worden. De typemodules werden op een kaart van Oost-Vlaanderen geplaatst (bijlage 2). Op die manier werd gekeken welke typemodules aangeboden werden en hoe deze gespreid zijn over de regio Oost-Vlaanderen. In juni 2011 werd een brief (zie bijlage 4) verstuurd naar de leden van het netwerkcomité waarin gevraagd werd om hun jaarverslag op te sturen, zodanig dat de gegevens uit Spiller konden gecontextualiseerd worden. Daarnaast werden zij uitgenodigd voor een interview dat plaats vond tijdens de maanden augustus t/m september Nadien werd in de maand november een brief verstuurd naar personen uit een aantal belendende sectoren (zie bijlage 5), met de vraag voor een interview. In de maanden januari-februari werden een aantal druggebruikers gecontacteerd en bevraagd. 2.3 Instrumenten Op basis van een voorafgaande literatuurstudie, bekijken van de jaarverslagen, enz., werd een vragenlijst opgesteld (zie bijlage 6). De vragen zijn gebaseerd op reeds bestaande monitors, specifiek de Antwerpse Alcohol en Drugsmonitor II (Decorte & Janssen, 2011) en eerder uitgevoerd noden- en behoeftenonderzoek bij druggebruikers van De Wilde & Vanderplasschen (2001). Er werden drie verschillende versies opgesteld. In eerste instantie werd een vragenlijst opgesteld voor de leden van het netwerkcomité, waarbij in een latere fase deze vragenlijst vertaald werd naar belendende sectoren en druggebruikers. De vragen in de drie versies werden zodanig opgesteld dat ze naar dezelfde fenomenen peilen, maar dit vanuit een ander standpunt. De vragen peilen naar: - Noden en behoeften die ervaren worden bij de doelgroep druggebruikers van illegale middelen; - Ervaren knelpunten in de huidige drughulpverlening; 31

32 - Welke aanpassingen zijn er nodig binnen de huidige drughulpverlening; - Nood aan andere of nieuwe hulpverleningsvormen; - Afstemming en samenwerking binnen drughulpverlening Op basis van deze vragenlijsten werden semigestructureerde interviews afgenomen. Een semigestructureerd interview biedt de mogelijkheid om antwoorden verder uit te zoeken, waarbij je geïnterviewden hun antwoord wil laten uitleggen of nader uitwerken (Saunders, Lewis, Tornhill, Booij en Verckens, 2004). Bij elke participant werd één interview afgenomen. De duurtijd per interview, zowel bij leden van het netwerkcomité als bij belendende sectoren en druggebruikers, bedroeg minimum 45min. en maximum 1uur15 min. 2.4 Data-analyse Voor de analyse van het zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen, werd het zorgaanbod dat in Spiller is vastgelegd, per typemodule uitgetekend op een kaart van Oost-Vlaanderen (bijlage 2). Er werd een opsplitsing gemaakt tussen residentiële voorzieningen (rood) en ambulante voorzieningen (blauw). Verder duidt de grootte van de symbolen het aantal voltijds equivalenten of het aantal bedden, aan. De interviews die werden afgenomen bij de leden van het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen en bij de personen uit belendende sectoren werden opgenomen waarbij nadien een transcriptie van de interviews werd gemaakt. Bij personen met een drugprobleem werden deze interviews niet opgenomen omwille van privacyredenen. Gedurende deze interviews werden notities genomen die in een latere fase het interview reconstrueerden voor de verdere analyse. Na transcriptie van de interviews werden deze meermaals doorgelezen waarbij betekenisvolle gehelen werden afgebakend en gecodeerd. Voor de verdere analyse van de interviews werd gebruik gemaakt van het softwarepakket Nvivo 9 (QSR International, 2010). Hierin werd een boomstructuur opgemaakt (zie bijlage 7) aan de hand van de codering. Nadien werd elk interview afzonderlijk gecodeerd aan de hand van deze boomstructuur. Er werd bekeken of codes de tekstgehelen voldoende dekken, zo niet werden er nieuwe thema s geïdentificeerd en opgenomen in de boomstructuur. (Boeije, 2005). Nadien werd bekeken in welke mate bepaalde codes voorkomen en werden vergelijkingen gemaakt tussen interviews. Bij het beschrijven van de resultaten werd de codeboom als uitgangspunt genomen. Hierbij werd eerst gezocht naar kernbegrippen om vervolgens in te gaan op overige begrippen en verbanden. Tijdens het beschrijven van de resultaten werd gebruik gemaakt van citaten. 32

33 2.5 Kwaliteit van het onderzoek De kwaliteit van het onderzoek wordt beoordeeld aan de hand van de validiteit en betrouwbaarheid. Deze twee begrippen worden hier achtereenvolgens besproken, waarbij we nagaan in welke mate dit onderzoek voldoet aan deze twee criteria. Bij kwalitatief onderzoek worden deze criteria om de objectiviteit te beoordelen anders ingevuld dan bij kwantitatief onderzoek (Van Zwieten & Willems, 2004). Betrouwbaarheid wordt hier beschouwd als de afwezigheid van toevallige vertekeningen (Van Zwieten & Willems, 2004, p. 631). Validiteit is de afwezigheid van systematische vertekeningen van het onderwerp van onderzoek (Van Zwieten & Willems, 2004, p.631). Verder werd er gebruik gemaakt van citaten om duidelijk te maken dat de gegevens er werkelijk zijn. Hierdoor kan er ook een beeld gevormd worden van de relatie tussen de ruwe gegevens en de interpretaties (Van Zwieten & Willems, 2004) Geldigheid of validiteit Validiteit wordt ingedeeld in interne en externe validiteit. Interne validiteit verwijst naar de mate waarin de methoden en technieken van onderzoek ervoor zorgen dat de resultaten en onderzoeksconclusies ook werkelijk het beoogde verschijnsel betreffen (Van Zwieten & Willems, 2004, p.632). Om de interne validiteit te verhogen werd er gebruik gemaakt van een vooraf uitgewerkt onderzoeksopzet dat gedurende het onderzoek gevolgd werd. Ook werden de interviews opgenomen, waarbij er nadien een transcriptie werd gemaakt. Hierdoor wordt het risico op selectiviteit zo klein mogelijk gehouden. Bij het afnemen van de interviews werd echter gebruik gemaakt van een semigestructureerd interview, waardoor hier mogelijks wel geselecteerd wordt op welke zaken er al dan niet dieper wordt ingegaan. Ook wordt de interne validiteit verkleint door het feit dat de geïnterviewde personen nadien geen gelegenheid hebben gekregen om feedback te geven op de voorlopige resultaten (member check) (Van Zwieten & Willems, 2004). Externe validiteit wijst op de generaliseerbaarheid van de onderzoeksconclusies (Van Zwieten & Willems, 2004). De onderzoeksgroep in dit onderzoek werd doelgericht samengesteld, waarbij er gezocht werd naar personen die vanuit verschillende invalshoeken een visie konden geven op de gestelde vragen. Vandaar dat er naast het bevragen van de leden van het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik, ook gekozen werd voor het bevragen van een aantal belendende sectoren en druggebruikers zelf. Zodanig dat dit een zo juist mogelijk beeld van de werkelijkheid weergeeft. Een kanttekening die hier dient gemaakt te worden is de grootte van de steekproef druggebruikers (n=5), waardoor we niet zomaar kunnen veralgemenen (representativiteit). Wel werd gekozen voor een diverse groep druggebruikers: verschillende leeftijdscategorieën, zowel mannen als vrouwen, enz Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid kunnen we indelen in interne en externe betrouwbaarheid. De interne betrouwbaarheid verwijst naar de invloed van de onderzoeker, waardoor een mogelijke vertekening van de onderzoeksresultaten plaatsvindt (Van Zwieten & Willems, 2004). In dit onderzoek werd getracht om de manier waarop de gegevens verwerkt zijn, weer te geven, teneinde mogelijke vertekeningen zoveel als mogelijk te vermijden. In eerste instantie werd er een transcriptie van de 33

34 interviews gemaakt, waarbij alle interviews werden gecodeerd via een boomstructuur (zie bijlage 7). Om de interne betrouwbaarheid te verhogen werd vervolgens gebruik gemaakt van het softwarepakket Nvivo9. Echter, bij het afnemen van de interviews werd gebruik gemaakt van een semigestructureerd interview, waardoor de interviewer op bepaalde zaken dieper kan ingaan. Het is belangrijk om zoveel als mogelijk bewust te zijn van de eigen interesses, kennis over bepaalde thema s, enz. omdat dit deels bepalend is voor hoe het interview verloopt en op welke zaken er verder ingegaan wordt. Daarnaast werden de interviews bij druggebruikers omwille van privacyredenen niet opgenomen, waarbij de interviews nadien werden gereconstrueerd. Hierdoor bestaat het risico dat bepaalde zaken vertekend kunnen weergegeven worden. Vaak wordt er gebruik gemaakt van verschillende methoden (triangulatie) om de interne betrouwbaarheid te verhogen (Van Zwieten & Willems, 2004). Dit onderzoek is echter gebaseerd op één methode, namelijk het afnemen van interviews. Externe betrouwbaarheid wijst op de herhaalbaarheid van het onderzoek als geheel. De vraag is of iemand anders het onderzoek zou kunnen overdoen en dan dezelfde resultaten verkrijgen (Van Zwieten & Willems, 2004). In dit onderzoek werd vermeld op welke manier er tewerk is gegaan, alsook welke methoden er werden gebruikt. Echter, de positie van de onderzoeker, alsook de context waarin het onderzoek plaatsvindt, beïnvloeden eveneens de externe betrouwbaarheid. 34

35 3 Onderzoeksresultaten Bij het uitschrijven van de onderzoeksresultaten werd uitgegaan van de indeling die gebruikt werd bij de analyse van de interviews via het softwarepakket Nvivo9. We onderscheiden vier grote delen, waarbij eerst wordt ingegaan op de huidige organisatie van het zorgaanbod illegaal middelenmisbruik in Oost-Vlaanderen. Vervolgens geven we enkele knelpunten weer in de in- en uistroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening. Het derde deel gaat over het huidige zorgaanbod, waarbij enkele knelpunten worden aangehaald en er aanbevelingen worden gedaan voor mogelijke aanpassingen aan de huidige zorg. Tenslotte wordt er in het laatste deel ingegaan op de afstemming en samenwerking binnen de drughulpverlening en intersectoraal. Tijdens de terugkoppeling van de onderzoeksresultaten wordt er gebruik gemaakt van citaten die de onderzoeksgegevens staven. 3.1 Huidige organisatie zorgaanbod Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen In de huidige organisatie van het zorgaanbod illegaal middelenmisbruik in Oost-Vlaanderen geven respondenten een aantal knelpunten waardoor de toegankelijkheid van de zorg belemmerd wordt. Dit gaat o.a. over een ongelijke regionale spreiding, capaciteitstekorten, wachtlijsten en de nood aan aanpassingen aan huidige ontwikkelingen op vlak van middelenmisbruik Nood aan een betere regionale spreiding De provincie Oost-Vlaanderen kan onderverdeeld worden in drie regio s die zeer verschillend zijn wat betreft de kwantiteit en de spreiding van het zorgaanbod. Het gaat hier over de regio Groot Gent, de regio Waas en Dender en de regio Zuid-Oost-Vlaanderen. Hierbij is de regio Groot Gent het best uitgebouwd. Ambulant zou er verder werk moeten gemaakt worden van een regionale spreiding. Men merkt toch nog wel wat tekorten, zoals in Aalst. Je hebt daar wel Traject, maar er zijn daar wel degelijke tekorten ja. De Sleutel heeft daar nu een aanvraag voor ingediend bij het RIZIV. Maar ook de regio s Sint-Niklaas, Dendermonde, Lokeren worden vaak vergeten. (Respondent, ambulante setting). Alle respondenten uit zowel de regio Zuid-Oost-Vlaanderen als de regio Waas en Dender geven aan dat het aanbod drughulpverlening in hun regio beperkt is. Hierdoor heeft men veelal te kampen met capaciteitsproblemen. Men verwijst vaak door naar het Gentse waarbij men merkt dat de afstand vaak een drempel vormt voor de cliënten. Ook voor de samenwerking geeft men aan dat het niet bevorderlijk is als men telkens moet doorsturen en zij niet bij hen kunnen aanmelden. In de regio is zeer weinig drughulpverlening. Voor de samenwerking is het niet leuk als jij continu moet doorsturen en zij niet bij jou kunnen aanmelden. Gent is heel gecentraliseerd, heeft een groot aanbod, maar dat is toch wel ver voor de mensen van hier.[ ] Ja, dat is zeker een drempel als mensen van hieruit naar Gent moeten.[ ] Het probleem is natuurlijk dat er overal tekorten zijn en de middelen gaan dan vaker naar de grootstad. (Respondent, ambulante setting). Een respondent uit de regio Sint-Niklaas geeft aan dat er heel weinig doorverwijsmogelijkheden zijn in de regio wat betreft jongeren. Ook zij verwijst voornamelijk door naar het Gentse. Respondenten uit de regio Gent geven aan dat er een voldoende residentieel aanbod is voor jongeren, maar dat het ambulante aanbod nog uitgebreider kan. Hoewel het een knelpunt is om jongeren die naast een 35

36 drugprobleem ook ernstige gedragsproblemen, psychiatrische problemen, enz. hebben in opname te laten gaan. Alle respondenten uit de regio Waas en dender en Zuid-Oost-Vlaanderen geven aan dat er tekorten zijn op vlak van crisisopvang. Momenteel tracht men door te verwijzen naar PAAZ-diensten van algemene ziekenhuizen, maar veelal staat men daar weigerachtig tegenover druggebruikers. Hierdoor verwijst men voornamelijk door naar het Gentse. Over het algemeen geven de meeste respondenten uit verschillende regio s en settings aan dat er nog meer werk dient gemaakt te worden van een regionale spreiding, waarbij het voornamelijk om laagdrempelige ambulante settings gaat. De regio Gent blijkt de best bedeelde regio te zijn wat betreft residentieel aanbod. Maar, verhoudingsgewijs is het ambulante laagdrempelige aanbod in Gent vrij beperkt Capaciteitstekorten De meeste respondenten, zowel uit residentiële als ambulante settings, geven aan dat het capaciteitstekort één van de grootste barrières is in het werken met de doelgroep. Het wordt aangegeven als knelpunt in de doorverwijzing van mensen. Hierdoor komt het principe van naadloze zorg in het gedrang. De grootste barrière op dit moment is het capaciteitstekort. Zeker voor mensen die uit de gevangenis komen is het niet evident om voor iedereen een geschikte plaats te vinden. Residentieel gaat het voornamelijk over tekorten in crisiscentra. (Respondent, ambulante setting) Residentieel gaat het voornamelijk om een tekort aan crisisopvang. Bij crisis willen druggebruikers op het moment dat ze hun vraag stellen meteen opgenomen worden, waarbij men vaak geconfronteerd wordt met plaatstekort. Vier respondenten uit de drugspecifieke hulpverlening geven aan dat extra bedden het capaciteitsprobleem niet kan oplossen, maar dat het voornamelijk om een nood aan meer ambulante zorg gaat. Deze respondenten geven aan dat er onder andere nood is betaalbare psychotherapie om na een behandeling psychotherapeutisch verder te werken. Daarnaast wordt ook aangegeven dat de capaciteit van de medisch sociaal opvangcentra ontoereikend is. Hierdoor geeft men dikwijls de voorkeur aan druggebruikers met een zwaardere problematiek. In tweede instantie merkt men dat druggebruikers met een oorspronkelijk lichtere problematiek in een later stadium toch dienen opgenomen te worden vanwege het zwaarder worden van de problematiek. Ook de lage drop-out (1/3) en het hoge aantal chronische druggebruikers zorgen ervoor dat de capaciteit overschreden wordt. Aan veel mensen kan geen zorg aangeboden worden waardoor de problemen steeds erger worden. We zien mensen dan later wel eens terugkomen wanneer de problematiek dan veel erger is geworden. (Respondent, ambulante setting). Respondenten geven aan dat er ook wat betreft substitutie te weinig capaciteit is. Men merkt op dat de algemene huisartsen niet in staat zijn om substitutiebehandeling te geven of daar weigerachtig tegenover staan. Dan schiet er enkel nog de gespecialiseerde drughulpverlening over. Ook wat 36

37 betreft de continuering van methadon is er een probleem. Veelal wordt methadon opgestart vanuit de gevangenis of crisisopname, waarbij men beroep doet op het MSOC of dagcentrum de Sleutel voor de continuering. Deze kunnen hier vanwege capaciteitstekorten niet direct op inspelen. Daarnaast geeft een respondent aan dat bepaalde middelen die door verwijzers worden opgestart, zoals Subuxone (Buprenorphine HCI en naloxone HCI), niet worden opgevangen door de medisch sociaal opvangcentra, o.a. om het feit dat methadon goedkoper is Wachtlijsten In de Oost-Vlaamse drughulpverlening worden respondenten, zowel bij de residentiële centra als de ambulante voorzieningen, geconfronteerd met wachtlijsten. Respondenten stellen vast dat wachtlijsten vaak ontstaan als neveneffect op het principe van de juiste man op de juiste plaats, waardoor meer projecten doorlopen met als gevolg dat de doorstroom een stuk minder vlot verloopt. Momenteel is het circuit crisis en behandeling gescheiden, waardoor de crisis de langdurige behandelingen minder verstoort en er daardoor minder doorstroom is. (Respondent, residentiële setting). Een tweede vaststelling is dat er met de opkomst van de drugbehandelingskamer in Gent een grote instroom is van cliënten uit justitiële context. Hierdoor bestaat het gevaar op premie voor het delict, waarbij iemand die een misdrijf pleegt meer kans heeft om hulpverlening te krijgen, dan wie geen misdrijf pleegt en wil afkicken. Duur van de wachtlijsten Wanneer we kijken naar de duur van de wachtlijsten, merken we dat dit van een aantal factoren afhangt (beoogde doelgroep, bestaande aanbod binnen de regio en de aard van de setting), waarbij er een onderlinge wisselwerking is tussen deze factoren. We maken hier een onderscheid tussen ambulante centra (centra geestelijke gezondheidszorg, MSOC, ) en residentiële voorzieningen. Overigens merken we op dat de lengte van wachtlijsten variëren in tijd, waardoor we hier enkel een momentopname kunnen geven. Bij de ambulante voorzieningen merken we dat afhankelijk van de beoogde doelgroep er langere of korte wachtlijsten bestaan, waarbij dit ook afhankelijk is van het bestaande aanbod binnen de regio en de aard van de setting. Algemeen voor de Centra Geestelijke Gezondheidszorg die specifieke hulp bieden bij drugproblemen bestaat er gemiddeld een wachtlijst van 6 maand. Onderling merkt men echter grote verschillen, zo is er bijvoorbeeld voor de regio Sint-Niklaas een lange wachtlijst voor jongeren die momenteel 2 jaar bedraagt. Ook bij laagdrempelige ambulante voorzieningen, zoals het MSOC, stellen we vast dat de begeleidingscapaciteit overschreden wordt en leidt tot wachtlijsten die bij drukkere periodes kunnen oplopen tot enkele weken. Residentieel zien we bij de gespecialiseerde afdelingen van psychiatrische ziekenhuizen wachttijden van gemiddeld 2-4 weken. Bij spoed- en crisisafdelingen ziet men met periodes een tekort aan bedden. 37

38 Effecten van de wachtlijsten De wachtlijsten brengen verschillende effecten met zich mee, die zowel een impact hebben op de voorziening als op de doelgroep. Overigens bestaan er verschillende visies op wachtlijsten. Daar is een dubbele mening over. Het is soms wel spijtig dat mensen moeten wachten. Langs de andere kant, [ ] Een gebruiker kan acuut in crisis zijn. Dan is er zeer snelle hulp nodig. Dan is er meer nood aan een soort ziekenhuisomgeving. Je moet acute geneeskunde kunnen toepassen. Bvb iemand met diabetes die er slecht aan toe is. Ze zijn niet uitgerust om iemand 24u te monitoren. Dat is ook zo met acute psychiatrische problemen. De spoeddrughulpverlening moet onderscheiden worden van crisis. En als het geen spoedhulpverlening is, komt het vaak niet aan op een aantal dagen. (respondent, residentiële setting). Bijna alle respondenten, zowel uit ambulante als residentiële voorzieningen, geven aan dat wachtlijsten vaak nefast zijn voor de doelgroep. Men haalt voornamelijk de wankele motivatie bij de druggebruiker in combinatie met wachtlijsten aan als knelpunt waardoor mensen soms afhaken. Zowel de omgeving als de doelgroep zelf reageert met frustratie op de wachtlijsten, waarbij de motivatie en het geloof in herstel daalt. Er wordt vaak met frustratie gereageerd op de wachtlijsten,[ ] ze krijgen hem nu net mee en dan is er geen plaats. (respondent, residentiële setting) Twee respondenten uit de gespecialiseerde residentiële drughulpverlening zijn van mening dat door de wachtlijsten de motivatie getest wordt. Hierdoor is de uitval in langdurige behandelingen minder groot. Respondenten halen ook enkele effecten van de wachtlijsten op de voorzieningen aan, die tevens ook de doelgroep beïnvloedt. Eén van de zaken die het meeste door de respondenten, voornamelijk uit de belendende sectoren, vernoemd werd, is het feit dat de wachtlijsten drempelverhogend werken. In die zin dat men kan kiezen welke cliënten men opneemt. Daarnaast is er ook het effect van de zelfselectie bij de doelgroep zelf. De meest gemotiveerde cliënten haken minst snel af, waardoor zij meer kans hebben op zorg. De drempels gaan omhoog op moment dat er wachtlijsten zijn. [ ] Iedereen trekt zijn drempel op. Zelfs laagdrempelige centra trekken hun drempel op, daardoor vallen er toch weer een aantal uit de boot. (Respondent, belendende sector). We merken hier echter een onderscheid op tussen de residentiële voorzieningen en de ambulante voorzieningen. Respondenten uit ambulante voorzieningen geven aan dat zij de zwaardere aanmeldingen eruit nemen. Bijvoorbeeld zij die minder financiële draagkracht hebben om naar een privétherapeut te gaan. Bij deze doelgroep is er vaak ook sprake van multiproblematiek. Ook bij laagdrempelige ambulante voorzieningen zien we dat zij voorkeur geven aan cliënten met een zwaardere problematiek. Zij geven echter aan dat cliënten met de oorspronkelijk lichtere problemen zich in een later stadium opnieuw aanmelden waarbij de problematiek zwaarder is geworden. Respondenten, voornamelijk uit de belendende sectoren, geven aan dat er bij residentiële voorzieningen een omgekeerd effect bestaat. Men geeft vaak voorkeur aan de meest gemotiveerde cliënten. Hierbij wordt ook aangehaald dat het in dat opzicht een structureel probleem is dat de overheid resultaten vraagt, aangezien hierdoor het risico bestaat dat men voorrang geeft aan 38

39 cliënten die maatschappelijk beter ingebed zijn en een lichter druggebruik hebben. Door die wachtlijsten kunnen ze ook de meest gemotiveerde en de makkelijkste casussen kiezen natuurlijk. De minst gemotiveerde vallen eerste af. Die die het meeste zorg nodig hebben misschien. (Respondent, belendende sector). Een ander effect is dat het principe van de juiste man op de juiste plaats moeilijker realiseerbaar wordt. Druggebruikers gaan in op het aanbod waar op dat moment plaats is, waardoor het aanbod niet altijd aansluit bij de vraag of behoefte. [ ], hierdoor gebeurt het vaak dat er aanmeldingen bij vroeginterventie komen, die absoluut niet voor vroeginterventie zijn. (Respondent, ambulante setting). Een aantal respondenten uit ambulante voorzieningen geven aan dat zij op zoek zijn naar oplossingen voor deze wachtlijsten, waarbij er reeds in een aantal Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg geëxperimenteerd wordt met (kortdurende) groepen Aandacht nog teveel bij de heroïnegebruiker in de drughulpverlening Verschillende respondenten, zowel uit belendende sectoren als uit de drugspecifieke hulpverlening, geven aan dat de focus in drughulpverlening nog teveel op de heroïnegebruikers ligt, aangezien deze het meeste overlast bezorgen en vanwege een zwaardere marginalisering vaker nood hebben aan een residentiële opname. Anderzijds geven verschillende respondenten aan dat het heroïneprobleem blijft aanslepen. Dit mede vanwege de beschikbaarheid en de prijs. Momenteel is heroïne vrij goedkoop, waardoor het toegankelijker is voor iedereen en de stap naar dit product rapper zal gezet worden. Zes respondenten geven aan dat er nog verder werk dient gemaakt te worden van een gespecificeerd aanbod. We merken de laatste jaren een stijging van het cocaïnegebruik waarbij er toch wel ernstige verslavingen voorkomen bij mensen die maatschappelijk nog goed ingebed zijn. [ ] Iemand met een louter cocaïneverslaving met een zekere chroniciteit kan op weinig plaatsen terecht. (Respondent, ambulante setting). Verder wordt er aangegeven dat er een grote groep van mensen bestaat, die stimulantia gebruiken en iets ouder zijn. Zij kunnen vaak nog te weinig beroep doen op het bestaande aanbod. Een vijftal respondenten geven aan dat er de laatste jaren meer pure cannabisverslavingen zijn, waarbij ook de frequentie van het gebruik stijgt. Men komt vaak in contact met jongeren die dagelijks cannabis gebruiken. Dit hangt volgens een respondent samen met de bespreekbaarheid ervan. Cannabis wordt volgens sommigen nog teveel onderschat door de omgeving en door de drughulpverlening. Verschillende respondenten geven aan dat het de voorbije jaren gebagatelliseerd is geweest, maar dat nu het besef er toch wel is dat het grote risico s met zich meebrengt. Er is nood aan meer preventie, waarbij aandacht dient uit te gaan naar vroeg gebruik. De pure THC-verslaafde is iets dat we de laatste jaren meer zien. (Respondent uit belendende sector) 39

40 Er zijn jongeren die problematisch cannabis gebruiken. Dat wordt vaak onderschat, ook door ouders. (Respondent, residentiële setting) Een respondent geeft het gevaar aan van het stijgende THC-gehalte. Daarnaast wordt aangehaald dat het niet meer toegankelijk zijn van de Nederlandse koffieshops, zonder geldig Nederlands paspoort vanaf 2012, wel eens gevolgen zou kunnen hebben voor het toekomstig druggebruik. In een koffieshop kan je enkel weed kopen en je weet dat het zuiver is. Nu gaan ze deze gaan kopen bijvoorbeeld in Antwerpen waar je nog andere zaken kan kopen en dit brengt toch wel risico s mee. In de koffieshops weet je ook dat het THC-gehalte niet hoger dan 14% zal zijn. (Respondent, belendende sector). Er wordt aangegeven dat volwassenen die zeer zwaar cannabis gebruiken, maar wel nog gaan werken vaak geen beroep kunnen doen op een aangepast aanbod. Er is vaak nood aan een vrij intensief traject waarbij mensen niet opgenomen dienen te worden, zodanig dat zij hun werk kunnen behouden. Drie respondenten uit residentiële voorzieningen geven aan dat ze een evolutie zien naar nieuwe verslavende producten zoals GHB. Men geeft aan dat dit gevaarlijke risico s met zich mee brengt naar ontwenning toe. Het is ook niet traceerbaar via toxico s. Men geeft aan dat kennis hierover dient gedeeld te worden. Ervaringen bij spoeddiensten en drughulpverlening dienen uitgewisseld te worden. Het zullen voornamelijk de spoed- en crisisafdelingen zijn die daarmee te maken hebben. Ook bij langdurige behandelingen is het gevaarlijk aangezien deze producten niet traceerbaar zijn. 3.2 Instroom en uitstroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening: enkele knelpunten Bij het bevragen van knelpunten, noden en behoeften in de huidige zorg, geven de meeste respondenten aan dat er voornamelijk in de toeleiding naar de zorg en de nazorg of uitstroom nog inspanningen dienen geleverd worden Toegankelijkheid van de zorg Wanneer we de instroom in de drughulpverlening vlotter willen laten verlopen, dienen we te kijken hoe het gesteld is met de toegankelijkheid van de zorg. Verschillende respondenten geven aan dat drughulpverlening vaak te hoogdrempelig is. Er worden weliswaar de laatste jaren inspanningen geleverd, maar er is nog steeds een bepaald publiek dat niet bereikt wordt of onvoldoende beroep kan doen op het bestaande aanbod. Een tweede vaak voorkomende opmerking van respondenten is dat er meer dient gewerkt te worden aan de flexibiliteit. We halen hier vervolgens ook het idee aan van een centraal aanmeldingspunt. Hoogdrempeligheid Respondenten, voornamelijk uit ambulante voorzieningen en belendende sectoren, geven aan dat er motivatie om aan het drugprobleem te werken, aanwezig moet zijn vooraleer zij beroep kunnen doen op de drughulpverlening. Dat is voor velen een stap te ver. Men vindt dat er nog andere wegen zijn om aan het drugprobleem te werken, waarbij de motivatie kan groeien. Zo geven een groot deel van de respondenten aan dat huisvesting en zinvolle dagbesteding als belangrijkste peilers worden 40

41 aanzien om terug stabiliteit te krijgen. Daarnaast dringt de vraag zich op of het behandelen van verslaving wel gericht moet zich op volledige abstinentie. Respondenten uit laagdrempelige settings geven namelijk aan dat er een publiek is dat geen aansluiting vindt bij de drughulpverlening omdat zij nog niet volledig willen stoppen met hun druggebruik. Contact opbouwen met de cliënt en de motivatie laten groeien door het aanbieden van positieve ervaringen worden hierbij naar voor geschoven. Een tweede aspect dat naar voor komt zijn de wachtlijsten, intakeprocedures en regels waarmee men geconfronteerd wordt. Het moeten rondbellen naar de verschillende hulpverleningsinstanties, met als gevolg dat men niet altijd op de juiste plaats terecht komt, wordt door verschillende respondenten als een drempel ervaren wat betreft de toegankelijkheid van de zorg. Druggebruikers dienen keer op keer hun verhaal te doen, waarbij men vaak te horen krijgt dat er momenteel geen plaats is. Een aantal respondenten geven aan dat er nood is aan een werkbaar systeem van instroommanagement. Mensen moet eerst zelf bellen, hun verhaal doen, dan op intake, nog eens hun verhaal doen,[ ] Dat is een drempel! Zeker bij mensen die weinig gemotiveerd zijn. (Respondent, belendende sector). Verschillende respondenten, voornamelijk degene die niet uit de regio Groot Gent kwamen, halen de afstand tussen de voorziening en de woonplaats aan als drempel. Vandaar het belang van een regionale spreiding van de ambulante voorzieningen. Belangrijk is dat het dicht bij huis is dat alles georganiseerd wordt. Zo is de drempel lager. (Respondent, ambulante setting). Nood aan meer flexibiliteit Respondenten, voornamelijk uit laagdrempelige ambulante voorzieningen en belendende sectoren, geven aan dat er nog meer moet gewerkt worden in de richting van flexibiliteit. Zeven respondenten geven aan dat de focus bij veel voorzieningen in de gespecialiseerde en categoriale drughulpverlening primair op het druggebruik ligt. Nochtans zijn er vaak onderliggende aspecten waar men eerst mee aan de slag dient te gaan, vooraleer men de focus legt op het druggebruik. Het werken aan de drugproblematiek is vaak nog een stap te ver voor heel wat mensen bij wie de motivatie en weerbaarheid vaak nog dient te groeien. Zo geven een drietal respondenten aan dat de eenzaamheid bij heroïnegebruikers vaak nog teveel onderschat wordt. Het uitbouwen van een netwerk wordt hierbij als zeer belangrijk beschouwd. Evenals de sociale problemen (financieel, huisvesting, arbeid ) die vaak een motief tot opname vormen. Op het moment dat zij in opname zijn komen zij terecht in een artificieel afgeschermde setting, waardoor deze zaken tijdelijk uit het oog verdwijnen. Nadien wordt men buiten geconfronteerd met deze realiteit, waarbij het teruggrijpen naar het gebruik moeilijk afwendbaar is. Er wordt teveel gefocust op het gebruik. Er zit heel wat onder, zoals trauma, PTSS, (Respondent, belendende sector). Er dient nog verder werk gemaakt te worden van flexibiliteit en op maat te werken. Het aanbod ligt nu nog teveel vast,[ ] het aanbod zou zich moeten aanpassen aan het volk dat binnenkomt. (Respondent, belendende sector). 41

42 Er wordt weliswaar aangegeven dat er de laatste jaren reeds inspanningen geleverd zijn op vlak van flexibiliteit, maar dat hier nog verder in dient gegaan te worden. Nog meer dient gekeken te worden naar wat zich aandient bij de cliënt om mee aan de slag te gaan en wat deze mensen nodig hebben om hun project te doen slagen. Zo geven respondenten aan dat mensen die nog niet hervallen zijn, maar voelen dat het niet lukt vaak niet in opname kunnen op crisis of spoed. Terwijl een kortdurende opname soms een vorm van hervalpreventie kan zijn. Een aantal respondenten geven aan dat er nood is aan meer flexibiliteit wat betreft openingsuren van ambulante centra. Dit komt verder aan bod bij het deel aanpassingen aan huidige zorg. Centraal aanmeldingspunt Uit de gesprekken met de respondenten blijkt algauw dat de term centraal aanmeldingspunt een negatieve lading draagt. Een aantal respondenten geven daarbij het argument dat de keuze bij de cliënt moet blijven. Een tweede tegenargument dat wordt aangedragen is het prestatiesysteem per cliënt of het ligdagprijssysteem. Voorzieningen willen zelf de regie over de instroom bewaren. Bijgevolg heeft men aan dat een centraal aanmeldingspunt, dat bestaat uit één centrale toegangspoort, er niet zal komen op initiatief van de voorzieningen zelf, maar enkel wanneer dit zou opgelegd worden door de overheid zoals in de gehandicaptensector het geval is geweest. Een aantal respondenten, voornamelijk uit belendende sectoren, geven aan dat een centraal aanmeldingpunt ervoor kan zorgen dat het principe van de juiste man op de juiste plaats gewaarborgd kan worden. Mensen kunnen dan sneller op de plaats terecht komen waar ze moeten zijn. [ ], het mag niet enkel dispatching zijn, maar ook indicatiestelling. (Respondent, ambulante setting). Wat betreft de vrije keuze van de cliënt, geeft een respondent aan dat in geval van complexe en zorgwekkende situaties een centraal aanmeldingspunt wel degelijk een meerwaarde zou kunnen bieden. Een centraal aanmeldingspunt dat dienstoverschrijdend werkt heeft de mogelijkheid om feedbacklussen te installeren. In die zin dat men kan vragen wat met persoon X is gebeurd. Een centraal aanmeldpunt zal af en toe ook zeggen: wat is daarmee gebeurt?. Je hebt minder de mogelijkheid om uw verantwoordelijkheid af te schuiven. Je kan nu rapper zeggen: het is mijn winkel niet. als je één centraal punt hebt, dan zou dat niet de slotsom mogen zijn.[ ] Dat heeft allemaal zijn voor- en zijn nadelen. Een enorm nadeel, het is eigen aan mensen met verslavingsproblematiek dat ze manipulatief omgaan met bepaalde situaties, is dat het comfortabel is om te kunnen shoppen tussen organisaties. Bij grote gezinnen in precaire situaties is er ook een centraal aanmeldingspunt.[ ] Mensen moet ook wel instemmen dat het aanmeldingspunt een meerwaarde gaat hebben. Sommige mensen kiezen er ook voor om tussen de mazen van het net te blijven zitten. De Belgische oplossing is dan om mensen het toe te laten om in die situatie te zitten.[ ] We gaan er ook dikwijls vanuit dat mensen oordeelsbekwaam zijn en hun beslissing kunnen nemen. Het probleem komt er op het moment dat er kinderen bij betrokken zijn. (Respondent, belendende sector). Naast het klassieke idee dat een centraal aanmeldingspunt zou bestaan uit één centrale toegangspoort tot de gespecialiseerde en categoriale drughulpverlening, geven drie respondenten het voorstel dat het zinvol zou zijn dat er een aantal aanmeldingspunten zijn in het netwerk. Het wordt als een drempel ervaren dat mensen zelf moeten bellen, hun verhaal doen waarbij ze nadien vaak te horen krijgen dat er momenteel geen plaats is, waarna ze bij de volgende voorziening 42

43 opnieuw hun verhaal dienen te doen. Een voorwaarde is echter dat voorzieningen vertrouwen hebben in die aanmeldingspunten. Welke vorm dit moet hebben is niet duidelijk. Belangrijk is wel dat het gaat om personeel die het aanbod goed kennen en getraind zijn in de verschillende profielen. Het zou in dat opzicht om een nieuwe module zorgvraagverduidelijking kunnen gaan. Er worden nog andere mogelijkheden aangehaald die de instroom in de drugspecifieke hulpverlening zouden kunnen vergemakkelijken, zoals een webapplicatie waarop de beschikbare bedden op spoeden crisisafdelingen aangegeven worden. Een druggebruiker geeft aan dat de fit tussen vraag en aanbod onvoldoende is. Er is vaak geen juiste diagnosestelling waardoor de mogelijkheden van cliënten vaak worden overschat of onderschat met als gevolg dat men niet op de juiste plaats terecht komt. Hoe meer tijd er tussen vraag en aanbod zit, hoe verder je afglijdt. Dit is niet goed voor je eigenwaarde waardoor je terugkeert naar het gebruik waar je wel aanvaard wordt. Omduur gelooft niemand in je omgeving er nog in. Het is juist belangrijk dat er kort op de bal gespeeld wordt waarbij je zo snel mogelijk in het aanbod terecht kan, die past bij jouw mogelijkheden en noden. (Druggebruiker, man, 35 jaar) Organisatie van de nazorg De meeste respondenten geven aan dat er nog veel onontgonnen gebied zit bij het organiseren van de nazorg. Overigens is het begrip nazorg ontstaan in een lineair denken, waarvan verschillende respondenten willen afstappen. Wanneer we verslaving als een chronische, recidiverende hersenziekte beschouwen zal het belangrijk zijn om nazorg in een cyclisch proces te zien. Continuïteit van zorg Verschillende respondenten, alsook druggebruikers zelf, geven het belang aan van contact houden met de mensen. Bijvoorbeeld eens bij de mensen thuis gaan. Deze vorm van aanklampende zorg kan ervoor zorgen dat er korter op de bal wordt gespeeld, waardoor lange opnames kunnen vermeden worden. Respondenten geven aan dat er in dat opzicht nog verder werk dient gemaakt te worden van de samenwerking tussen ambulante voorzieningen en crisis of kortdurende opvang, waarbij men vlot op elkaar kan inspelen. [ ] je zou dat maintenance kunnen noemen, vinger aan de pols houden. Dat is in de literatuur bewezen, dat als je dat doet, je goede resultaten hebt. (Respondent, ambulante setting). Er mag wel meer olie op de ketting ambulant - korte opname. Iemand die ambulant bezig is zou in moeilijke periodes even kort in opname kunnen en nadien verder ambulant worden begeleid.[ ] Mensen kunnen dan gewoon een weekje ziekteverlof nemen. (Respondent, belendende sector). Werken op verschillende levensgebieden De meeste respondenten geven aan dat het belangrijk is om te werken op verschillende levensgebieden. Dit moet echter op het juiste moment kunnen gebeuren. Er bestaan veel zaken, maar deze worden niet altijd op het juiste moment ingezet. Het probleem is niet dat bepaalde zaken er niet zijn, er is heel wat. Maar, het wordt niet altijd op het juiste moment ingezet. Bijvoorbeeld als iemand er klaar voor is om een oriëntatiefase te doen in de sociale werkplaats, maar die heeft geen woonst Dat lukt toch niet. (Respondent, belendende sector). 43

44 Bijna alle respondenten zijn het erover eens dat huisvesting één van de belangrijkste peilers is om stabiliteit te verwerven. Echter, voor een sociale woning bestaan er lange wachtlijsten en iemand met een inkomen uit sociale uitkeringen of leefloon kan zich veelal geen woning op de privéwoningmarkt veroorloven. Bovendien krijgen druggebruikers veelal te maken met stigmatisering, waardoor privéverhuurders niet staan te springen om hun woning te verhuren aan een druggebruiker. Het is echt niet gemakkelijk om als druggebruiker iets te huren. Er zijn continu die vooroordelen waar we mee geconfronteerd worden. Als er geen geloof in je is, dan zak je maar verder weg (Druggebruiker, man, 35 jaar). Een aantal respondenten geven aan dat hier nieuwe uitdagingen zitten voor thuiszorgdiensten en beschut wonen. Een tweede belangrijke peiler is zinvolle dagbesteding. Zinvolle dagbesteding is verschrikkelijk belangrijk! Je kan niet rond een drugproblematiek werken als er geen zinvolle dagbesteding is. (Respondent, residentiële setting) Stel dat je een woonst hebt en je weet niet wat te doen overdag, dat is anders dan dat je om 15u verwacht wordt in het sociaal restaurant om daar te werken. (Respondent, belendende sector). Verschillende respondenten halen aan dat er geen nood is aan specifieke dagbesteding voor druggebruikers, vanwege het stigma en het grotere risico op herval wanneer je enkel exdruggebruikers samen zet. [ ], ze zien perfect wie niet lekker in zijn vel zit. (Respondent, belendende sector). Iets om handen hebben is echt belangrijk! [ ] Er is wel de sociale werkplaats van de Sleutel, maar daar kom je alweer in contact met andere gebruikers, dat is niet makkelijk. (Druggebruiker, man, 30 jaar). Het financiële aspect dient ook bekeken te worden. Verschillende druggebruikers hebben schulden die de kop opsteken op momenten dat men tracht zijn leven terug op de rails te krijgen. Belangrijk hierbij is dat er een regeling is met een erkende schuldbemiddelaar. Een viertal respondenten geven aan dat druggebruikers heel categoriaal behandeld worden. Naast het bestaande aanbod van drughulpverlening kunnen zij veelal geen beroep doen op centra die niet specifiek voor druggebruikers zijn. Hierdoor missen zij een pak zorg. [ ], zaken waar de gewone burger gebruik van kan maken, daar kunnen druggebruikers veelal geen gebruik van maken. Bijvoorbeeld behandeling van angststoornissen, depressies, Er is hier nood aan een psychotherapeutische behandeling, maar druggebruikers kunnen veelal geen beroep doen op het aanbod. Dit zorgt ervoor dat het aansluiten van een aantal zorgaspecten niet mogelijk is. (Respondent, ambulante setting). Het bieden van perspectief Een viertal respondenten geven aan dat het werken in fasen, waarbij re-integratie pas in een latere fase aan bod komt, niet werkt bij druggebruikers. Er dient vanaf dag één richting buiten gewerkt te worden. Op die manier kan het contact groeien met de hulpverlener en krijgen cliënten een duidelijker perspectief aangeboden. 44

45 Je hoort vaak dat mensen ergens buiten komen en dan denken wat nu? (Respondent, ambulante setting). Respondenten geven aan dat het proces naar ontslag moeilijker wordt. Mensen dienen binnen een bepaalde tijd een woonst te zoeken, stabiel inkomen Het is vaak moeilijker om mensen te rehabiliteren omwille van het stigma, feit dat velen geen diploma hebben,... Er is een gemis in het hulpverleningslandschap om die zaken op te vangen of het bestaande aanbod kampt met wachtlijsten. Daarnaast is continuïteit van zorg belangrijk waarbij er een vlotte doorstroom is richting ambulante voorzieningen. De nazorg zou reeds moeten starten op het moment dat de persoon nog opgenomen is. Het probleem is echter dat er wachtlijsten bestaan bij de ambulante voorzieningen, waardoor er vaak een kloof is tussen opname en verdere ambulante begeleiding. Uitbouwen van een netwerk Het opbouwen van een netwerk, wordt door bijna alle respondenten als heel belangrijk ervaren. Nochtans wordt hier, volgens sommigen, nog steeds te weinig aandacht aan besteed. Druggebruikers hebben veelal te kampen met relationele problemen (o.a. familiale banden die stuk zijn) omwille van hun druggebruik of is het druggebruik vaak een symptoom van de relationele problemen. Men vermeld voornamelijk heroïnegebruikers waarbij er aandacht dient te zijn voor de vereenzaming. In de drughulpverlening wordt er vooral aandacht gegeven aan het medische, sociaaladministratieve, werken aan weerbaarheid Het opbouwen van contacten wordt door vele respondenten aangegeven als belangrijk, maar dit lijkt een zeer moeilijk gegeven te zijn. Terug netwerk opbouwen is één van de moeilijke dingen die er zijn. (Respondent, residentiële setting). Het zou interessant zijn dat het motief dat heroïnegebruikers vereenzaamd zijn erkend wordt. (Respondent, ambulante setting). Echter, respondenten geven aan dat er de laatste jaren meer aandacht besteed wordt aan netwerkvorming, hierbij gaat het voornamelijk om de familiale context die zoveel als mogelijk betrokken wordt bij de behandeling. Eén respondent geeft aan dat de invloed van peers belangrijk is. Op het moment dat mensen in opname zijn ontvangen zij peersupport van de medepatiënten. Wanneer de behandeling stopt, komen deze mensen veelal terug in het milieu. Men geeft aan dat er meer mogelijkheden liggen bij het inschakelen van de omgeving. Uit cliëntverhalen blijkt ook dat netwerkvorming enorm belangrijk is en dat dit vaak een nood is van druggebruikers: Ik heb mijn volledige jeugd doorgebracht in instellingen, ik kan gewoonweg niet alleen zijn. Het is misschien stom, maar moest ik gewoonweg al iemand hebben om mee samen te wonen en clean is en ook wel een stuk dezelfde interesses deelt, zoals fitness, dan heb ik geen nood aan gebruiken. (Druggebruiker, man, 30 jaar). 3.3 Oost-Vlaamse drughulpverlening: een breed en gevarieerd aanbod De Oost-Vlaamse drughulpverlening heeft een gevarieerd en uitgebreid aanbod voor druggebruikers van illegale middelen. Het voornaamste aanbod waarop druggebruikers beroep kunnen doen zijn 45

46 residentieel de psychiatrische ziekenhuizen die beschikken over gespecialiseerde afdelingen voor illegaal middelenmisbruik, de PAAZ-afdelingen van de algemene ziekenhuizen en de therapeutische gemeenschappen. Ambulant zijn er de medische sociaal opvangcentra, de Centra Geestelijke Gezondheidszorg die vaak in een specifiek aanbod voor druggebruikers voorzien, dagcentra, Centrum Algemeen Welzijnswerk Een aantal doelgroepen nog te weinig toegang tot de zorg Ondanks dit uitgebreide aanbod geven verschillende respondenten, voornamelijk uit de niet gespecialiseerde drughulpverlening, aan dat er bepaalde groepen nog te weinig bereikt worden. Het is een heel diverse groep die nog te weinig bereikt wordt, [ ] Dikwijls worden ze ook niet graag ergens gezien bij de hulpverlening. (Respondent, ambulante setting). Soms wil iedereen de beste patiënten, en de moeilijkste en de meest complexe daar staan we niet altijd voor te springen. (Respondent, belendende sector). Respondenten, bij wie hier verder op ingegaan werd, geven aan dat er geen duidelijk zicht is op wie deze personen zijn en wat hun zorgbehoeften zijn. Er is duidelijk onderzoek nodig naar wie deze personen zijn die niet door de hulpverlening bereikt worden. Enkele respondenten geven echter aan dat het een moeilijke groep is om te bereiken, waardoor onderzoek vaak geen volledig beeld geeft. Respondenten geven verschillende subgroepen aan, die echter geen op zichzelf staande groepen zijn, maar in elkaar overvloeien waarbij één persoon tot verschillende subgroepen kan gerekend worden. Het gaat onder meer om volgende groepen: De voornaamste groep die vernoemd wordt door de respondenten zijn mensen met een dubbel diagnose. Deze groep is de laatste tien jaar enorm gestegen, waarbij respondenten aangeven dat deze blijft stijgen. Een bijkomende evolutie is dat het druggebruik meer en meer binnensijpelt in de klassieke psychiatrie, waarbij mensen die chronisch psychotisch zijn in contact komen met middelengebruik. Het zou binnen 10 jaar wel eens de marktgroep van de psychiatrie kunnen worden. (Respondent, belendende sector). Ondanks de geleverde inspanningen geven drie respondenten aan dat er nog te weinig zorg is voor deze personen. Een aantal diensten, waaronder de ambulante zorg, zullen zich in die richting moeten specificeren. Men denkt hier ook aan diensten beschut wonen die meer en meer met deze doelgroep te maken zullen hebben. Voornamelijk in het voortraject of de toeleiding naar de zorg en het natraject bestaat er nog heel wat werk. Een heel specifieke doelgroep waarvoor aandacht dient gegeven te worden, zijn chronische psychiatrische patiënten, die reeds verschillende opnames achter de rug hebben en waarbij vaak de term uitbehandeld in de mond wordt genomen. Zij behoren ook tot de groep die omschreven wordt als draaideurcliënten. Voor deze groep dient nog meer werk gemaakt te worden van een laagdrempelig en kleinschalig aanbod. Villa Voortman, een ontmoetingshuis in het Gentse voor psychiatrische patiënten, waarbij het vaak gaat om dubbel diagnose, is één van de initiatieven die op deze manier werkt. 46

47 Naast de mensen met een psychose en drugproblemen, bestaat er nog een heel diverse groep van mensen waarbij de psychische problematiek minder zuiver is. Zij worden vaak van het kastje naar de muur gestuurd, waarbij er een discussie is of deze persoon al dan niet binnen de verslaafdenzorg of binnen geestelijke gezondheidszorg thuishoort. Enkele respondenten geven ook aan dat er een groep mensen is met een ernstige gedragsstoornis waarmee moeilijk te werken valt binnen een groepsprogramma. Overal gelden regels en afspraken dat agressie niet getolereerd wordt, waardoor zij veelal nergens terecht kunnen. De laatste jaren komt er meer aandacht voor mensen met een mentale beperking en middelenmisbruik. Het zijn veelal mensen die niet verder in een programma kunnen doorstromen maar kort op crisis terecht komen en nadien naar huis gaan. Vaak is er geen duidelijk zicht op de verstandelijke mogelijkheden van deze mensen, waarbij zij vaak overschat worden door hulpverleners. Er is nood aan aangepaste zorg op maat. Ze kunnen perfect alles na-papegaaien waardoor je denkt dat ze het goed begrijpen. (Respondent, belendende sector). Een aantal respondenten geven aan dat er in het Gentse opnieuw een groep jongeren is die een verleden hebben in bijzondere jeugdzorg of uit instellingen komen. Het is geen duidelijk omschreven doelgroep, maar er wordt bij een aantal respondenten aangegeven dat het om jongeren met beperktere vaardigheden gaat. Een 7-tal jaar geleden werd een dergelijke groep reeds gesignaleerd door het straathoekwerk, waarbij er het laatste half jaar opnieuw een instroom is. Het gaat veelal om jongeren die niet uit het Gentse komen, maar zich daar nestelen in de dak- en thuislozenzorg. Het zijn voornamelijk de laagdrempelige hulpverleningsvoorzieningen (CAW, straathoekwerk ) die met deze doelgroep te maken krijgen. Jongeren krijgen het na instellingen in Bijzondere Jeugdzorg moeilijker en moeilijker. Na één à twee jaar komen ze dan bij hen terecht. Ze stromen uit de Bijzondere Jeugdzorg, gaan bij vrienden lopen, het mislukt. Ook qua woonst gebeurt het vaak dat ze na hun 18 e bij vrienden gaan wonen end at is vaak ook geen stabiele plaats. (Respondent, ambulante setting). Een respondent die voornamelijk op beleidsmatig niveau te maken krijgt met deze doelgroep geeft het belang aan van laagdrempelige voorzieningen om deze jongeren zo vroeg mogelijk in hun gebruikerscarrière te bereiken. Hierbij zal het voornamelijk om vroeg interventie gaan. Verschillende respondenten geven aan dat dakloze druggebruikers nood hebben aan een laagdrempelig aanbod. Momenteel komen zij veelal terecht in de nachtopvang van het CAW. De vraag dringt zich op of drughulpverlening hiervoor zijn verantwoordelijkheid dient op te nemen. Het gaat veelal om mensen die uitgesloten worden door hulpverlening omdat zij niet passen binnen het aanbod of omdat zij zichzelf uitsluiten. Een aantal respondenten geeft aan dat ex-gedetineerden of mensen met een justitieel statuut vaak geen geschikte plaats vinden binnen drughulpverlening. Bij justitiële druk merkt men dat o.a. psychiatrische ziekenhuizen terughoudend zijn om deze mensen op te nemen. Uit onderzoek blijkt nochtans dat er geen verschil is in therapietrouw. Maar, het is belangrijk dat er lang genoeg gewerkt wordt met die mensen. (Respondent, ambulante setting). 47

48 Ook personen met een juridisch statuut zoals internering of personen die een enkelband hebben worden vaak uitgesloten uit de zorg. Psychiatrische ziekenhuizen nemen hoe langer hoe minder geïnterneerden op. In Vlaanderen zijn er 1000 geïnterneerden die recht hebben op een behandeling en niet op een gevangenis. (Respondent, belendende sector). Twee respondenten uit residentiële voorzieningen geven aan dat zij geen druggebruikers opnemen die rechtstreeks uit de gevangenis komen, omdat er nog heel wat meer aan de hand is dat nog op punt dient gesteld te worden. Een respondent geeft aan dat je in groepsprogramma s het aantal mensen die rechtstreeks uit de gevangenis komen, dient te beperken. Dit niet omwille van het motivatiegebrek, maar omwille van de gevangeniscultuur die zij in groepsprogramma s binnenbrengen. Verschillende respondenten uit de niet gespecialiseerde drughulpverlening, geven aan dat er een grote groep anderstaligen is met een drugprobleem. Het gaat voornamelijk om Oost-Europeanen. Deze mensen komen voornamelijk terecht in inloopcentra, nachtopvang Maar stromen niet door in drughulpverlening. Vaak is er een grote achterliggende problematiek waar geen duidelijk zicht op is, zoals trauma, PTSS Het gaat over intra-europese migranten.[ ] Die groep wordt door bijna niemand bereikt, [ ]. Drugs en alcohol sluipen daar snel binnen op jonge leeftijd. (Respondent, belendende sector). Een aantal respondenten geven het belang aan van preventief werken met deze doelgroep, aangezien deze groep ook een andere realiteit teweegbrengt in de stad. Het gaat vaak ook om andere middelen, zoals lijm snuiven. Binnen drughulpverlening is men hier niet mee vertrouwd. Een tweede nood bij deze doelgroep is het outreachend werken om deze doelgroepen te bereiken. De drempel om in de drughulpverlening te stappen is momenteel nog te hoog voor deze groepen omwille van het taboe, de taaldrempel, het aanbod dat nog te weinig bekend is Ook de differentiatie binnen culturen zal een uitdaging vormen voor de drughulpverlening. Als je ziet wat er in de gevangenis zit van allochtonen en die drugs gebruiken, is het zeer raar dat zij niet tot in de drughulpverlening komen.[ ] We hebben nog wat te goed. (Respondent, residentiële setting). Men geeft aan dat een uitbreiding van initiatieven die werken met zwangere vrouwen met een drugprobleem en vrouwen met een drugprobleem die kinderen hebben, zinvol zou zijn. Er dient meer aandacht uit te gaan naar jonge druggebruikers met kinderen. Veelal geraken zij niet tot in de drughulpverlening uit schrik om hun kind kwijt te geraken of omdat ze er tijdens een opname niet voor kunnen zorgen. Respondenten geven aan dat hier nog wel wat mogelijkheden zijn op vlak van outreachend werken. Nochtans is het vaak niet makkelijk om dergelijke mensen te bereiken omwille van de vaak negatieve ervaringen die men met hulpverlening heeft meegemaakt. Zij willen vaak ook geen pottenkijkers in huis. Maar, het zijn toch serieuze risico s. (Respondent, ambulante setting). Een respondent geeft ook het belang aan van constructieve samenwerking met andere sectoren zoals kind en gezin, jeugdhulpverlening, OCMW, Ook uit de verhalen met cliënten merkt men een nood op dit vlak: 48

49 Ik was inderdaad van de heroïne af, tot 3 maand geleden toen mijn vriend is gestorven. Ik wou mij sterk houden voor mijn dochtertje maar ze hebben haar gewoon afgenomen. Ik heb mij toen gewoon laten gaan, het had allemaal geen zin meer. Mijn kind is voor mij het belangrijkste dat er bestaat in mijn leven. Voor haar doe ik het, maar het is niet gemakkelijk, nu zit ze bij de ouders van mijn vriend, zij kunnen haar gewoonweg zien en ik niet, ze beslissen zomaar wanneer ik haar kan zien of niet kan zien. (Druggebruiker, vrouw, 30 jaar). Respondenten uit zowel ambulante als residentiële voorzieningen die werken met jongeren rond drugproblematiek geven aan dat kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem (KOAP) nog teveel onderschat wordt. Men geeft aan dat jongeren vaak lijden onder de situatie van het druggebruik van hun ouders en op die manier vaak zelf in de problemen komen. Er is vaak duidelijk een gênerationele factor. Ook vaak ouders die alcoholverslaafd/drugsverslaafd zijn. Meer dan de helft van de jongeren die er zijn hebben ouders met een alcoholprobleem. Naar preventie toe is dat een belangrijk item! Er moet opvoedingsondersteunend met ouders met een alcoholprobleem gewerkt worden. (Respondent, residentiële setting). Een aantal respondenten geven aan dat men geconfronteerd wordt met een oudere populatie die chronisch verslaafd is. Omwille van het feit dat het drugsfenomeen vrij recent is, wordt men nu pas geconfronteerd met oudere druggebruikers. Nochtans geeft men aan dat het getalsmatig nog geen doelgroep is die voor overlast zorgt, maar dat dit in de toekomst wel een probleem zou kunnen zijn. Vanuit het MSOC wordt er een aanbod gedaan naar deze mensen om hun levenskwaliteit te beschermen. Residentieel komen deze mensen momenteel voornamelijk terecht op de spoed of rehabilitatieafdelingen van de psychiatrische ziekenhuizen. Het zijn mensen die geen beroep kunnen doen op een aangepast aanbod. Vier respondenten geven aan dat er nood is aan een meer zorggerichte vorm voor deze mensen Aanpassingen aan de huidige zorg Vanuit de eerder vernoemde knelpunten (wachtlijsten, toegankelijkheid van de zorg, uitstroom, maatschappelijk kwetsbare groepen ) formuleren respondenten mogelijke aanpassingen aan de huidige zorg die kunnen bijdragen tot het wegwerken van knelpunten en hiaten. Het gaat veelal om bestaande zaken die nog beter dienen ingezet te worden. Openingsuren Er is nood aan ambulante centra waarbij men gedurende de avonden en weekends bereikbaar is. Zowel respondenten uit de hulpverlening als druggebruikers geven een aantal redenen: De dagindeling van een druggebruiker is veelal op een andere manier georganiseerd. De openingsuren gaan momenteel nog teveel uit van de algemeen geldende norm. Daarnaast geven een aantal respondenten, waaronder druggebruikers, aan dat het s avonds vaak moeilijk is. Laagdrempelige inloopcentra gedurende de avonduren en weekends zijn nodig. Respondenten geven aan dat er een aandeel is van druggebruikers die nog steeds een werk hebben. Het is belangrijk dat positieve aspecten zoveel als mogelijk behouden blijven en dat zij hun werk niet dienen op te geven om bijvoorbeeld in opname te gaan. Er is nood aan een aanbod s avonds waarop deze mensen beroep kunnen doen. 49

50 Het zou goed zijn dat er een inloopcentrum is na vijf uur, bijvoorbeeld tot tien uur s avonds. Overdag is er mijn werk, maar s avonds is het toch vaak moeilijk. Als je dan ergens terecht kan zou dat toch wel een grote steun zijn. Op die manier is er ook niet direct nood aan een opname. Er is echt een gat in de drughulpverlening voor mensen die een leven hebben opgebouwd en terug hervallen zijn. Ik kom hier terug terecht op een crisisafdeling tussen allerlei gebruikers [ ] Ik vind er toch niet echt aansluiting bij. (Druggebruiker, man, 35 jaar). Beperken van langdurige opnames Er is meer nood aan kortdurende opnames waarbij er een vlottere doorstroom is naar het ambulante en omgekeerd. Het is belangrijk dat er naar buiten blijft gekeken worden. Case management Bijna alle respondenten geven aan dat het case management een werkvorm is waar in de toekomst meer naar geëvolueerd zal moeten worden. Het case management is een hulpverleningsvorm die in de toekomst meer moet gebruikt worden. (Respondent, ambulante setting). Twee respondenten geven aan dat het case management veel meer elementair zou moeten ingebracht worden. In de financieringsvorm zou er kunnen vastgelegd worden dat een bepaald procent uit case managers dient te bestaan. Dit zou kunnen gezien worden als verbindend element over sectoren heen. Een respondent geeft aan dat er nood is aan case managers die niet verbonden zijn aan een organisatie, maar onafhankelijk kunnen optreden. Een respondent geeft aan dat er beter wordt samengewerkt wanneer er dergelijke projecten zijn. Als er één hulpverlener is die de regie een stuk op zich neemt, zijn andere partners vaker bereid om ergens in mee te stappen. Uit ervaring leert men dat wanneer druggebruikers een betere omkadering hebben, er veelal ook beter wordt doorverwezen. Echter, er wordt vaak aangegeven dat druggebruikers een specifieke doelgroep is, waarbij zij vaak een aparte stijl hanteren om met mensen om te gaan. Ook het opbouwen van een hulpverleningsnetwerk is niet altijd evident aangezien zij vaak zelf hun behandeling stopzetten of buitengezet worden. Mobiele hulpverlening Een tweede hulpverleningsvorm die bij heel wat respondenten ter sprake kwam is het mobiel werken met druggebruikers. Dit wordt veelal verbonden aan termen als laagdrempelig en aanklampend. Respondenten geven aan dat het mobiel werken zowel ingezet kan worden in de toeleiding naar de zorg als bij de nazorg waarbij reeds het belang werd geformuleerd van maintenance of vinger aan de pols houden. Voornamelijk bij moeilijk bereikbare groepen en jongeren is mobiele hulpverlening een nood die geformuleerd wordt door verschillende respondenten. Je moet een stuk mobiel kunnen werken met jongeren door bijvoorbeeld eens mee te gaan naar een organisatie. Dat zijn zaken waar er meer nood aan is. Ze hebben soms weinig vertrouwen in 50

51 hulpverlening door eerdere negatieve ervaringen. Er is op dat vlak veel meer intensieve begeleiding nodig. (Respondent, ambulante setting). Een respondent geeft aan dat er nood is aan een onafhankelijke outreachende werking waarbij er contact kan opgebouwd worden, zonder de directe verwachting dat mensen abstinent worden. Het gaat voornamelijk om een vorm van aanklampende hulpverlening waarbij kan gezocht worden naar een ingangspoort om deze persoon op termijn toe te leiden naar de zorg. Respondenten die met jongeren werken geven aan dat er nood is aan een vorm van thuisbegeleiding waarbij jongeren die uit opname komen begeleid worden in hun woonst. Hierbij kan op verschillende levensdomeinen gewerkt worden. Maar ook volwassen cliënten geven het belang hiervan aan: Thuisbegeleiding is een nood. Eens je in de residentiële hulpverlening zit keer je rapper terug. Het is een makkelijke uitvlucht om terug te gebruiken. Je komt er ook in contact met andere gebruikers en leert er ook dingen bij.[ ] Het naar de hulpverlening toe moeten gaan geeft ook een gevoel van falen. Maar als de hulpverlener naar ons toekomt en op ons terrein speelt geeft dit een positiever gevoel. [ ] Iemand die bij je thuis komt en ook kennis heeft van motiverende gesprekstechnieken, maar ook luistert naar je verhaal en je aandacht geeft als mens, dat zou goed zijn. (Druggebruiker, man, 35 jaar). Betaalbare psychotherapie Druggebruikers hebben veelal te maken met trauma, PTSS, borderline, depressie, angststoornissen Respondenten geven echter aan dat zij geen beroep kunnen doen op een aanbod waar de gewone burger gebruik van kan maken. Verschillende respondenten geven aan dat er nood is aan betaalbare psychotherapie. Het gaat over ambulante, betaalbare zorg die ook in het kader van nazorg kan geboden worden. Privétherapeuten zijn vaak te duur en staan er vaak niet voor open om te werken met druggebruikers. Het zou eventueel kunnen gaan om een subsidie aan privétherapeuten waardoor de zorg betaalbaar wordt. Laagdrempelige initiatieven Bij verschillende respondenten wordt aangegeven dat er nood is aan laagdrempelige, kleinschalige voorzieningen. In eerste instantie gaat het om een aanbod voor moeilijk bereikbare doelgroepen, waarbij het belangrijk is om uit te gaan van hun hulpvraag. Verschillende respondenten geven aan dat hun hulpvraag zich vaak situeert bij praktische zaken (woonst zoeken, werk zoeken, financieel ). Door daar mee bezig te zijn, merken hulpverleners dat er andere zaken aan bod komen. Bvb als ik wil gaan werken zal ik iets aan mijn drugprobleem moeten doen. (Respondent, belendende sector). De gespecialiseerde drughulpverlening is veelal een stap te vroeg. Er wordt vaak uitgegaan van volledige abstinentie en het feit dat men daarvoor voldoende gemotiveerd zou zijn. Er bestaat momenteel weinig of geen aanbod voor druggebruikers die willen matigen of gewoon leren omgaan met het druggebruik. 51

52 o Inloopcentra Bij een aantal respondenten komt het B-huis van De Sleutel, een begeleidingshuis op maat van de cliënt, aan bod. Dit aanbod bestaat momenteel niet meer. Nochtans geven respondenten aan dat er nood is aan dergelijke initiatieven. Momenteel bestaat er Villa Voortman, een ontmoetingshuis opgericht voor psychiatrische patiënten waarbij vaak sprake is van dubbel diagnose. Dit is ontstaan vanuit de ervaring dat verschillende mensen met een psychiatrische problematiek en druggebruik geen beroep kunnen doen op het bestaande aanbod. De focus ligt niet op het druggebruik, maar op wie zij als mens zijn. Er wordt weinig verwacht, enkel dat zij clean zijn wanneer zij in Villa Voortman zijn. Ze mogen er over spreken als ze bijvoorbeeld de avond ervoor gebruikt hebben, zonder dat dit gevolgen heeft. Hierdoor kan men aanhaken. Vroeger had je het B-huis. [ ] De nood aan laagdrempelige opvang, instuifmogelijkheden, maar met een opstap tot zorg die mogelijk is en op ritme van de cliënt. Op die manier kan je hen meer van het straat houden en naar sociale activering toe kan dit een opstap zijn. (Respondent, belendende sector). Het gaat voornamelijk om inloopcentra waar gewerkt kan worden met de hulpvraag van de cliënt en waar een zinvolle dagbesteding kan aangeboden worden. Belangrijk hierbij is dat het op ritme van de cliënt gebeurt, waarbij men zich niet dient te conformeren aan allerlei afspraken en regels. Op die manier kunnen mensen contact opbouwen met de hulpverlening en kan motivatie groeien door het aanbieden van ervaringen. o Bed Bad Brood Een aantal respondenten, voornamelijk uit laagdrempelige voorzieningen, geven aan dat er nood is aan een plaats waar mensen tot rust kunnen komen. Op die manier kan er gewerkt worden aan hun motivatie. Als je ergens in een wc moet slapen, kan je maar beter zat zijn of onder invloed dat je er niet veel van beseft. Een bed hebben geeft een rustpunt in mensen hun leven. (Respondent, belendende sector). Mensen die dakloos zijn en een drugproblematiek hebben, kunnen enkel beroep doen op de nachtopvang of op de gespecialiseerde drughulpverlening die veelal zeggen dat het om een dakloosheidproblematiek gaat. Er wordt nog teveel in vakjes gedacht: drughulpverlening, psychiatrie, thuislozenzorg, Maar, het is meestal één pot nat. Soms slapen ze een nachtje in de nachtopvang, een week op de crisis van een psychiatrisch ziekenhuis, en dan een maand in een TG. Er is meer nood aan overlap. (Respondent, belendende sector). In de nachtopvang wordt men vaak geconfronteerd met dakloze druggebruikers. Ongeveer 7/10 heeft een drugproblematiek, waarbij vaak veel meer aan de hand is en het drugprobleem niet prioritair is. Het feit dat deze mensen in de nachtopvang terechtkomen, wil ook zeggen dat er geen ander aanbod is waarop zij beroep kunnen doen of willen doen. Harm Reduction Een beperkt aantal respondenten geven aan dat er meer aandacht dient gegeven te worden aan harm reduction. Voornamelijk bij druggebruikers die onvoldoende gemotiveerd zijn tot volledige abstinentie is er nood aan initiatieven waarbij men leert omgaan met het druggebruik. 52

53 o Gebruikersruimtes Een beperkt aantal respondenten, uit belendende sectoren, geven aan dat er nood is aan gebruikersruimtes. Momenteel bestaat daarvoor weinig politiek draagvlak. Maar, de realiteit is dat er een groep druggebruikers is die zorgt voor overlast in bepaalde buurten. Zij gebruiken in panden, waardoor onveilige situaties ontstaan. Respondenten geven aan dat politiecontrole op deze groepen ervoor zorgt dat deze verschuiven naar een andere buurt, waardoor het probleem niet opgelost geraakt. Er is nood aan een veilige plaats waarbij er toezicht is. o Noodloket Er bestaat een kleine groep in het Gentse die omwille van fysieke of verbale agressie een tijdelijke time-out krijgen in het medisch sociaal opvangcentrum (MSOC). In de regio Gent heeft het MSOC de laagste drempel, waardoor het vaak moeilijk is om deze mensen naar andere centra door te verwijzen. Hierdoor stelt zich de noodzaak voor een noodloket. Het gaat echter om een kleine groep waarbij nood is aan een beveiligde setting met bemanning. In de discussie over het noodloket bestaan er echter diverse opvattingen, waarbij de dualiteit tussen het harm reductionmodel en het herstelmodel voelbaar is. Een noodloket is puur medisch, waardoor je als hulpverlener je impact verliest. Hierdoor bestaat het gevaar dat je die groep voorgoed uitsluit. Een andere zijde van het verhaal is dat je deze nog steeds bereikt, zij het op een minimale manier. o Voorlichting aan oudere druggebruikers Een respondent geeft aan dat jongvolwassenen die dakloos zijn en in de nachtopvang terecht komen als negatief ervaren wordt, omdat zij daar in contact komen met meer gemarginaliseerde gebruikers. Het contact met oudere druggebruikers kan ertoe leiden dat ze op andere manieren gaan leren gebruiken of andere producten leren gebruiken. Als jongeren in een meer gemarginaliseerd milieu terechtkomen, is het zinvol om oudere gebruikers bewust te laten worden dat ze jongere gebruikers op een juiste en veilige manier leren gebruiken. Uit ervaring leert men dat een eerste shot zetten vaak niet alleen gebeurt, maar in het bijzijn van anderen. o Spuitenruil beter uitbouwen Een beperkt aantal respondenten geeft aan dat spuitenruil nog breder dient gezien te worden. Er bestaat nog dikwijls weerstand, omdat het niet bij de herstelvisie past. Ook bij apothekers is er vaak een weerstand. Het zou zinvol zijn moesten dergelijke initiatieven ook door wijkgezondheidscentra kunnen gedragen worden. Er worden nog steeds teveel zwerfspuiten gevonden. (Respondent, ambulante setting). Een kanttekening die hier dient gemaakt te worden is dat uit verhalen van druggebruikers blijkt dat het niet gemakkelijk is dat men ziet dat iemand zijn spuiten komt ruilen. Anderen die trachten clean te geraken worden op die manier geconfronteerd met het gebruik. Dit leert ons dat er goed dient nagedacht te worden over de setting en de manier waarop spuitenruil kan georganiseerd worden. Je komt dan voor uw methadon, en als je ziet dat anderen hun spuiten staan te ruilen, dat is wel lastig ja. Je probeert dan zo uw best te doen, maar het is verleidelijk op die momenten. Je weet sowieso dat 53

54 die persoon dan gaat gebruiken en hij dus ook misschien iets op zak heeft. Dan ja, je kent die persoon en geraakt aan de praat over hoe het is. Als het op dat moment dan niet goed gaat met jou (Druggebruiker, man, 45 jaar). Semiresidentieel aanbod voor jongeren Respondenten uit ambulante voorzieningen die werken met jongeren, geven aan dat er nood is aan een intensief traject zonder dat een opname nodig is, waar kan gewerkt worden op verschillende domeinen zoals werk, vrije tijd, psychologisch Het aanbod dat hiervoor bestaat situeert zich momenteel in de residentiële hulpverlening. Het is vaak een stap te ver voor jongeren die nog naar school gaan of werk hebben. Het is belangrijk dat zoveel mogelijke positieve aspecten behouden blijven. Daarnaast biedt dit de mogelijkheid om in de context aan het werk te gaan en het leren daarin te laten plaatsvinden. Het enige dat ik er goed aan vind, is dat ik nu niet aan het gebruik kan. Voor de rest is het echt lastig Iedereen praat hier continu over gebruiken, ik heb niets van privacy, moet hier echt aan alle regels voldoen. t Is echt afzien. Ik weet zelfs niet eens of ik mijn weekends ga aankunnen, ik denk dat ik gewoon direct terug begin te gebruiken! (Druggebruiker, vrouw, 16 jaar). 3.4 Afstemming en samenwerking Binnen drughulpverlening Wat betreft de samenwerking met de verschillende partners binnen drughulpverlening geven verschillende respondenten aan dat dit vlot verloopt. Het netwerkcomité en het cliëntoverleg drugs worden in dat opzicht als heel positief ervaren. Het netwerkcomité heeft enorm veel teweeg gebracht. Vroeger was het veelal concurrentie. Nu wordt er vaak goed samengewerkt. (Respondent, ambulante setting). Overlegtafels Alle respondenten geven aan dat de samenwerking verbetert wanneer men elkaar kent. Men geeft aan dat informele contacten bevorderend werken voor de samenwerking en in het doorverwijzen van cliënten. Als de cliënt daardoor een extra kans kan krijgen, is dat een heel grote meerwaarde! (Respondent, ambulante setting). Het cliëntoverleg drugs wordt door het merendeel van de respondenten als heel positief ervaren voor de samenwerking. Het cliëntoverleg krijgt voornamelijk de functie van bindmiddel toebedeeld waarbij mensen elkaar persoonlijk leren kennen en op die manier makkelijker zaken kunnen uitpraten. Hierdoor worden de barrières die niets met de cliënt te maken hebben beperkt. We moeten verder werken waar de vorige opname beëindigd is. In dat opzicht is cliëntoverleg positief. (Respondent, ambulante setting). Een moeilijkheid die een respondent aangeeft is dat het want-to-know and need-to-know verhaal door elkaar loopt wanneer men elkaar te goed kent. Het risico is dat bepaalde zaken meegegeven 54

55 worden die niet van belang zijn om te vertellen. Bijvoorbeeld een incident van 10 jaar geleden. Het dient bewaakt te worden dat de informele contacten op een professionele manier gebruikt worden, waarbij het belang van de cliënt voorop dient te staan. Een tweede opmerking is dat er vaak over de cliënt wordt gesproken, maar dat er nog te weinig gemeenschappelijke trajecten worden afgestemd. Ook de privacy van de cliënt wordt door twee respondenten aangehaald als reden waarom zij niet aan het cliëntoverleg participeren. Naast het cliëntoverleg drugs, geeft een respondent aan dat er nood is aan een overlegtafel die werkt rond complexe jongeren, waarbij het gaat om jongeren die zich situeren op verschillende kruispunten: minderjarig/meerderjarig en geestelijke gezondheidszorg/verslavingszorg. Momenteel bestaat er een dergelijke therapeutisch project, maar opdat dit therapeutisch project zou kunnen voorbestaan dienen zij aan allerlei voorwaarden te voldoen. Er is nood aan een formalisering van deze overlegtafel. Gemeenschappelijke trajecten Respondenten geven aan dat er nog meer in trajecten dient gedacht te worden, waardoor zorg op maat kan geleverd worden aan de cliënt. Hierdoor dienen de verschillende voorzieningen verder op elkaar afgestemd te worden. Deze afstemming en flexibiliteit gaat verder dan het werken in zorgfuncties en modules. Het inbouwen van tussentijdse exit-poorten in programma s is hierbij van belang. We staan voor de uitdaging om in een groepsprogramma ook de flexibiliteit in te bouwen om beter op die trajecten te kunnen inspelen. (Respondent, residentiële setting). Er worden verschillende hindernissen aangehaald die het werken in trajecten bemoeilijken. Veelal gaat het over het feit dat er op bepaalde momenten geen plaats is door het capaciteitstekort of de wachtlijsten. Ten tweede is er een groep cliënten die nergens meer opgenomen kunnen worden. Het gaat om mensen met zware gedragsproblemen of die zich omwille van psychische problemen moeilijk kunnen handhaven binnen de netwerken. Het meest voorkomende traject bij de populatie druggebruikers is ambulant crisis. Men geeft aan dat het creëren van trajecten bij druggebruikers niet evident is. De schemerzone tussen crisis- en vervolgzorg dient duidelijker ingevuld te worden in functie van het traject van de cliënt. Er wordt dikwijls aan crisisafdelingen gevraagd of zij als overbruggingsplaats kunnen fungeren. In functie van het traject van de cliënt zou het goed zijn dat bepaalde centra deze taak op zich kunnen nemen. Het opnamebeleid is veelal een drempel om te werken in trajecten. Het is vaak de arts die dit beleid bepaalt, waardoor het moeilijk is om een zorgtraject uit te stippelen met verschillende partners. Er is nood aan betrokkenheid van artsen. Een respondent geeft aan dat er nog behoorlijke visieverschillen zijn over hoe kijken we naar de behandeling van iemand, zeker wat betreft substitutie. Dit staat soms serieuze samenwerking in de weg. 55

56 Informatie en communicatie Een aantal respondenten geven aan dat onwetendheid over elkaar nog vaak een beletsel is. Het is weliswaar een grote verbetering geworden sinds de oprichting van het netwerkcomité en het cliëntoverleg drugs. Echter, degene die participeren in het netwerkcomité zijn veelal niet de veldwerkers die dagdagelijks bezig zijn met de cliënten. Ook een grote turn over van personeel zorgt ervoor dat informatie dreigt verloren te gaan. Er is nood aan betere kennis over het profiel van voorzieningen, waardoor aanmeldingen efficiënt kunnen verlopen. Minsten 1 keer per dag moeten zij dat aan de telefoon zeggen dat ze geen crisis doen. (Respondent, residentiële setting). Werkbezoeken worden door verschillende respondenten als positief ervaren voor de samenwerking en afstemming op elkaar. Wijziging zorgaanbod De netwerknota van het Netwerkcomité Illegaal Middelenmisbruik Oost-Vlaanderen bevat een regel waarin de leden zich engageren dat bij een wijziging in het zorgaanbod, dit eerst besproken wordt met het netwerk. De meeste respondenten geven aan dat dit nog te weinig gebeurt. Veelal wordt het aanbod gewijzigd zonder medeweten van anderen. Men geeft aan dat er nood is aan het samen nadenken over wijzigingen, aangezien dit consequenties heeft. Respondenten geven aan dat de manier van subsidiëring werkelijke samenwerking in de weg staat. De overheid heeft daarin een taak weggelegd, zij zouden systematisch moeten bevragen wat de partners vinden over de wijziging in het zorgaanbod. Subsidiëring als knelpunt De manier van financiering blijft een hinderpaal voor de samenwerking en afstemming. Verschillende respondenten geven aan dat het subsidiesysteem haaks staat op een trajectdenken. Indien trajecten zouden gesubsidieerd worden, zou men veel verder gaan in deze samenwerking. Er dient steeds gezocht te worden naar een zo groot mogelijke win-win situatie voor beide partijen. Daarnaast zorgt het subsidiëren van bedden ervoor dat het principe van de beste zorg voor die persoon wel eens wordt verlaten, aangezien men zijn bedden vol wil Over sectoren heen Nood aan een intersectorale aanpak van het drugprobleem Respondenten geven aan dat er de laatste jaren heel wat verbeteringen zijn op vlak van samenwerking tussen drughulpverlening en andere hulpverleningssectoren. Er is een evolutie waarin drughulpverlening tracht op verschillende levensdomeinen te werken. Een aantal respondenten uit de niet-gespecialiseerde drughulpverlening geven echter aan dat er nog teveel in klassieke termen wordt gedacht: eerst het drugprobleem aanpakken, de rest is even van minder belang. Er is nood 56

57 aan overlap op verschillende levensdomeinen, waarbij we afhankelijk van de noden van de cliënt op een verschillend moment zullen inzetten op diverse levensdomeinen. Als je een doel hebt, lukt het beter om methadon af te bouwen. (Respondent, belendende sector). Respondenten geven een aantal knelpunten aan die de samenwerking met verschillende sectoren bemoeilijkt: wachtlijsten, beroepsgeheim, complexe justitiële statuten waarbij ieder project zijn eigen procedures, benamingen, verwachtingen heeft. Hierdoor is de samenwerking complex. Als laatste knelpunt wordt ook de stigmatisering vernoemd die zorgt voor terughoudendheid bij andere diensten. Maatschappelijke sensibilisering Respondenten geven aan dat er nood is aan sensibilisering van diensten buiten drughulpverlening. Het gaat voornamelijk om eerstelijnszorg, scholen, ouders en omgeving. Het is belangrijk dat zij ook voldoende zicht hebben op het aanbod. Wat betreft de eerstelijnszorg gaat het hier om OCMW s, apothekers, huisartsen, Vaak zijn zij op de hoogte van de problematiek, maar geven er geen verder gevolg aan. Problemen worden vaak pas gesignaleerd op het moment dat er overlast is of dat belangen van derden worden geschonden. Er dient korter op de bal gespeeld te worden. Voornamelijk de huisarts wordt bij veel respondenten vernoemd. Respondenten geven aan dat huisartsen vaak pas in gang schieten als er reeds functies aangetast zijn. Een eerste vraag die zich opdringt is of huisartsen wel voldoende vertrouwd zijn met het bestaande aanbod. Huisartsen staan vaak terughoudend tegenover druggebruikers. Zij hebben hen liever niet in hun wachtzaal en geven bijgevolg vaak een voorschrift om van de situatie af te zijn. Respondenten geven aan dat samenwerking met huisartsen en gedeelde kennis een hulp zou kunnen zijn. Ook wat betreft substitutiebehandeling is het vaak een probleem. De algemene huisartsen zijn vaak niet in staat om substitutiebehandeling te geven of staan hier weigerachtig tegenover. Dan schiet er enkel nog de gespecialiseerde drughulpverlening over, waar het capaciteitsprobleem speelt. Respondenten die met jongeren werken geven de school aan als belangrijke partner in de aanpak van drugproblemen. Het is belangrijk dat leerkrachten, leerlingenbegeleiders voldoende bagage hebben om signalen op te merken. Leerkrachten merken vaak probleemgedrag op, maar linken dit veelal niet aan druggebruik. Het is belangrijk dat zij ook voldoende vertrouwd zijn met het aanbod en voldoende body hebben om jongeren ergens naartoe te sturen. Momenteel trachten scholen nog teveel intern op te lossen. Respondenten geven aan dat er momenteel een grote laagdrempeligheid is naar drugs toe, bijvoorbeeld cannabis. We dienen deze tolerantie naar middelengebruik te bewaken. Preventie dient veel meer uitgebouwd te worden. Nood aan intersectoraal overleg Respondenten die werken met jongeren geven aan dat overleg met verschillende diensten belangrijk is, bijvoorbeeld met scholen. Binnen de integrale jeugdhulpverlening bestaan dergelijke modellen 57

58 reeds, waarbij men een overlegtafel bijeen kan roepen, wanneer één van de partners aangeeft dat daar nood aan is. Ook respondenten uit de niet-gespecialiseerde drughulpverlening geven aan dat zij graag intensiever overleg willen. 58

59 4 Discussie en algemeen besluit In dit laatste hoofdstuk trachten we een antwoord te geven op de gestelde onderzoeksvragen. Hierbij worden onderzoeksvraag 1 en 2 samen behandeld. De onderzoeksresultaten zijn afkomstig uit de analyse van de interviews met leden van het netwerkcomité illegaal middelenmisbruik (n=13), een aantal belendende sectoren (n=7) en tot slot werden ook enkele druggebruikers bevraagd (n=5). We geven hier enkel de meest relevante bevindingen terug. Via een kritische reflectie, trachten we dit in een ruimer kader te plaatsen, door o.a. beroep te doen op de beschikbare (internationale) literatuur. Het zal duidelijk worden dat er geen kant-en-klare oplossingen bestaan voor de ervaren knelpunten, wel wordt gezocht naar buitenlandse modellen, zaken die reeds in andere regio s zijn uitgeprobeerd, of modellen uit andere sectoren. Daarnaast geven we ook een aantal beperkingen aan van dit onderzoek en doen we aanbevelingen voor verder onderzoek. 4.1 Antwoord op onderzoeksvragen Aanpassingen aan huidig zorgaanbod die ervaren knelpunten kunnen oplossen Beperken van institutionalisering Uit de onderzoeksgegevens is gebleken dat de vermaatschappelijking zoveel als mogelijk dient gestimuleerd te worden. Dit houdt in dat we de institutionalisering van druggebruikers dienen te beperken en op zoek moeten gaan naar alternatieve, ambulante zorgmogelijkheden. Reeds in de nota drugs in cijfers III (Vander Laenen, 2011) werd aangegeven dat een groot deel van het budget wordt uitgegeven aan residentiële zorg. Nochtans wordt er in verschillende beleidsnota s geopperd voor een globaal en geïntegreerd drugbeleid, waarbij mensen met een drugprobleem beroep kunnen doen op een brede waaier van zorgvormen. Bovendien beschikt België over een groot aantal psychiatrische bedden (158 per inwoners) in vergelijking met andere landen in Europa (WHO, 2008). Daarnaast zien we voor de regio Oost-Vlaanderen een groot aantal bedden voor de gespecialiseerde drughulpverlening. In totaal gaat het om 281 bedden, waarbij we rekening dienen te houden dat het werkingsgebied veelal groter is dan Oost-Vlaanderen en dat een aantal van deze bedden ook gebruikt worden voor alcoholgerelateerde verslavingen. Intramurale zorg betekent eveneens een hoge kost. Wanneer we echter schaarse middelen efficiënt willen inzetten, zullen we in de richting van (ambulante) alternatieve zorgmogelijkheden moeten denken. Bovendien is er nood aan onderzoek over wie deze bedden invult en wat hun noden en behoeften zijn. Uit de interviews is gebleken dat er verschillende motieven bestaan voor opname zoals sociale problemen, relationele problemen, eenzaamheid, enz. Daarnaast heeft een groot aantal druggebruikers te kampen met dakloosheidproblemen of heeft geen vaste verblijfplaats. Zij zullen hun drugprobleem gebruiken om een dak boven hun hoofd te krijgen. Er zijn echter goedkopere mogelijkheden die hier verder nog aan bod komen. Daarnaast is een zorgtraject bij voorkeur ambulant, aangezien een opname het risico levert dat het maatschappelijk functioneren en de maatschappelijke contacten verminderen. (Van Veldhuizen, 59

60 2010). Bovendien blijkt een ambulante behandeling even effectief te zijn als een residentiële behandeling inzake druggebruik of het volgen van nazorg (Autrique et al., 2007; Rigter et al., 2004; van Gageldonk, Ketelaars en van Laar, 2006). Hiernaast pleiten we voor een vlottere aansluiting tussen ambulante zorg en kortdurende opnames. Het is eveneens gebleken uit de interviews dat het belangrijk is om zoveel mogelijk positieve aspecten te behouden, zoals een gezond netwerk, woonst, job, bepaalde hobby s of interesses enz. Zeker bij jongeren werd er gedurende de interviews vermeld dat er nood is aan een intensief ambulant (en mobiel) traject waarbij er gewerkt wordt op verschillende levensterreinen. Observaties van het WHO in 2008 gaven reeds aan dat er weinig thuisbegeleiding is in onze GGZ. Deze nood wordt eveneens ook geformuleerd in interviews bij zowel hulpverleners als druggebruikers. Thuisbegeleiding, waarbij intensief gewerkt wordt op verschillende levensdomeinen, biedt de mogelijkheid om meteen met de aangeleerde zaken aan de slag te gaan in de context, in plaats van dat dit binnen een artificiële setting gebeurt. Art. 107 biedt de mogelijkheid om bestaande middelen die voorzien zijn voor intramurale zorg aan te wenden om de zorg in de natuurlijke woon- en leefomgeving uit te bouwen. Het biedt eveneens de mogelijkheid om aanbodsgestuurde zorg om te zetten in vraaggerichte zorg, waarbij men uitgaat van de noden en behoeften die leven bij een bepaalde populatie in een bepaalde afgebakende omgeving. Het zou zinvol zijn dat teams kunnen ingezet worden bij mensen met een verslavingsprobleem, aangezien dergelijke teams het voordeel bieden dat er expertise van verschillende levensdomeinen kan ingezet worden (huisvesting, arbeid, enz.). Bovendien zou het zinvol zijn dat er binnen de FACTteams een verslavingsdeskundige wordt aangesteld (Van Veldhuizen, 2010). Echter, in Oost- Vlaanderen blijkt de verslavingszorg buiten dit verhaal van art. 107 te vallen. Nochtans blijkt uit de analyse van de interviews dat artikel 107 een goede basis zou vormen voor hervormingen binnen de verslavingszorg, waarbij bestaande middelen worden ingezet voor (ambulante) alternatieve zorgvormen. Nood aan betere organisatie van de instroom Bij de analyse van het zorgaanbod via Spiller, stellen we vast dat er een groot aantal zorgeenheden de typemodule aanmelding en indicatiestelling aanbieden. Hieruit kunnen we concluderen dat elke voorziening voorziet in een eigen procedure van aanmelding en indicatiestelling, waarbij vervolgens de voorziening inschat of de cliënt al dan niet binnen het profiel (of aanbod) van de voorziening past. Daarnaast merken we op dat een groot aantal respondenten aangeeft dat het vaak een drempel is voor de cliënt om telkens opnieuw bij een organisatie hun verhaal te doen, te horen dat er momenteel geen plaats is en dan opnieuw op zoek te gaan. We kunnen ons eveneens ook afvragen of cliënten wel altijd een even goed zicht hebben op het aanbod en of dit aanbod aansluit bij hun noden en behoeften. Uit de interviews is reeds gebleken dat cliënten vaak beroep doen op het aanbod waar op dat moment plaats is, ongeacht of dit aansluit bij hun noden. Hieruit zouden we kunnen concluderen dat er nog heel wat werk te leveren valt bij het voorportaal of de instroom naar de gespecialiseerde drughulpverlening. In de literatuur geeft men vaak het centraal aanmeldingpunt aan als manier om de instroom in een zorgcircuit vlotter te laten verlopen (Vanderplasschen et al., 2001). Uit de gesprekken met hulpverleners blijkt dat dit een beladen term 60

61 is, waarbij men aangeeft dat hierdoor de vrije keuze aan de cliënt in het gedrang komt. Daarnaast blijkt dat de manier van (bedden)subsidiëring dergelijke initiatieven in de weg staat. De verschillende centra willen hierdoor de regie over de instroom blijven bewaren. We kunnen ons echter afvragen of dit steeds ten goede van de cliënt is. De huidige vorm van subsidiëring zorgt ervoor dat voorzieningen hun bedden vol willen of de opgelegde norm willen halen, waardoor men soms cliënten aanvaardt die niet altijd thuishoren in die voorziening. Daarnaast kunnen we ons ook vragen stellen bij het principe van vrije keuze aan de cliënt, waarbij er kan opgemerkt worden dat dit veelal gaat om vrije keuze aan de voorziening. Het is vaker de voorziening die selecteert welke cliënten men al dan niet opneemt. Het principe van vrije keuze aan de cliënt wordt bemoeilijkt wegens capaciteitstekorten en wachtlijsten waardoor cliënten zullen ingaan op het aanbod waar op dat moment plaats is. Een centraal aanmeldingspunt waar naast dispatching ook indicatiestelling gebeurt, kan ervoor zorgen dat het principe van de juiste man op de juiste plaats rapper gerealiseerd wordt. De vraag dient dus steeds beantwoord te worden gegeven deze cliënt, welke hulpverleningsvorm is aangewezen? Wanneer dit gebeurt door een onafhankelijke voorziening kan enkel het voordeel van de cliënt in overweging genomen worden. Daarnaast zal er ook heel wat tijdswinst gerealiseerd worden als mensen rapper op de juiste plaats terecht komen. Deze tijdswinst komt ook ten goede van de cliënt, waarbij uit de interviews is gebleken dat hoe langer het proces van matching tussen cliënt en aanbod duurt, hoe verder men afglijdt. Daarnaast biedt een centraal aanmeldingspunt de mogelijkheid dat men knelpunten, tekorten, enz. in het bestaande aanbod kan registreren, aangezien zij een breder zicht zullen krijgen op de vraag. Ook biedt het centraal aanmeldingspunt de mogelijkheid om feedbacklussen te installeren, waarbij men kan navragen bij de betrokken voorziening wat met de cliënt is gebeurt. We kunnen hier concluderen dat een centraal aanmeldingspunt er veelal enkel komt op initiatief van de overheid (cfr. Centraal aanmeldinspunt in de gehandicaptensector). Daarnaast zijn er ook minder ingrijpende mogelijkheden zoals het opstellen van richtlijnen voor indicatiestelling. Huisvestingprobleem blijft aanhouden Een drugverslaving is een complex en meervoudig probleem, dat vaak gepaard gaat met gerelateerde problemen met betrekking tot werk, sociale uitsluiting, relationele problemen en huisvestingsproblemen. Vele druggebruikers zijn op een bepaald moment dak- of thuisloos voor langere of kortere periodes (Goris, 2008). Daarnaast heeft een groot aantal dak- of thuislozen een alcohol en/of drugprobleem (Fisk et al., 2006). Het zorgen voor toegang tot vaste huisvesting en het behouden daarvan wordt beschouwd als de sleutel tot re-integratie. Daarnaast helpt het cliënten de behandeling te blijven volgen en biedt het ondersteuning bij de preventie van terugval (Milby et al., 2005). In Europa zien we echter dat er weinig hulp wordt verleend op het gebied van huisvestingsbehoeften van verslavingszorgcliënten (EMCDDA,2011). We beschikken niet over cijfergegevens die ons een duidelijk beeld kunnen geven hoe groot de omvang is van de populatie dak- en thuislozen in de regio Oost-Vlaanderen en meerbepaald in Gent. 61

62 Wanneer we echter naar registratiegegevens kijken van de gespecialiseerde drughulpverlening, zien we dat ongeveer 10% dakloos is, een voorlopige verblijfplaats heeft of voortdurend op zoek moet naar een slaapplaats (Van deun, 2010). In de MPG-registratie (druggerelateerde behandelingen in Oost-Vlaamse ziekenhuizen: MPG, 2008) zien dat 13% geen vast verblijf heeft. Daarnaast moeten we rekening houden dat een groot deel van de dak- en thuislozen met een problematisch drugprobleem niet in contact komen met de gespecialiseerde drughulpverlening, maar terecht komen bij laagdrempelige voorzieningen zoals de nachtopvang van het CAW. Uit de interviews is gebleken dat daar ongeveer 7/10 een drugprobleem heeft. We dienen ons dus af te vragen of het niet de verantwoordelijkheid is van de drughulpverlening om in een aanbod te voorzien dat tegemoet komt aan de noden en behoeften van deze populatie. Momenteel zien we dat er in Oost-Vlaanderen vijf zorgeenheden voorzien in de typemodule laagdrempelige opvang waarbij weinig of geen voorwaarden gesteld worden. Het gaat echter enkel om ambulante voorzieningen ( vnl. medische sociaal opvangcentra. Uit interviews is gebleken dat dakloze druggebruikers hun drugprobleem zullen aanwenden om een dak boven hun hoofd te krijgen. Zij komen dan terecht in de gespecialiseerde of categoriale drughulpverlening. Er zijn echter goedkopere mogelijkheden, zoals de formule Bed Bad Brood waarbij er mogelijkheid is tot contact met hulpverlening. Het Housing First Model, waarbij eerst wordt voorzien in een woning en pas daarna in behandeling, sluit aan bij hetgeen respondenten aangeven in de interviews. Namelijk, dat er vaak eerst een doel/perspectief moet zijn om aan het drugprobleem te kunnen werken. Daarnaast biedt een bed vaak rust en stabiliteit. Het moet echter ook om een kwalitatieve woning gaan die de levenskwaliteit bevordert. De aanpak van de sociale behoeften van cliënten, zoals de behoefte aan huisvesting, kan een rol spelen bij het verminderen van hun drugsgebruik en langdurige onthouding van drugs ( Laudet et al., 2009). In de Oost-Vlaamse drughulpverlening dient er nog meer ingespeeld te worden op sociale behoeften. Het Housing First Model is positief geëvalueerd in New York bij mensen met een psychiatrische problematiek waaronder afhankelijkheid (Decorte, 2010). In Utrecht zien we een systeem van hostels van 23 à 29 cliënten waar continue woonbegeleiding wordt geboden. Ook dit project werd positief geëvalueerd (Decorte, 2010). In Antwerpen zien we o.a. het project Alternatief van het CAW Metropool dat integrale woonbegeleiding biedt aan maatschappelijk kwetsbare jongeren tussen 18 en 25 jaar met problematisch druggebruik. In Frankrijk worden de zogenaamde glijdende huurovereenkomsten aangeboden door gespecialiseerde behandelcentra. Deze betalen de huur voor de huisvesting en onderverhuren deze aan de cliënt, die een klein deel van de huursom bijdraagt. De cliënt ontvangt huurondersteuning bij administratieve taken en budgetbeheer en wordt na een proefperiode de officiële huurder (EMCCDA, 2011). Een woning vinden is niet gemakkelijk omwille van financiële mogelijkheden of het stigma waar druggebruikers mee geconfronteerd worden (De Corte et al., 2010). Daarnaast is het behouden van een woning ook een moeilijke opgave. Eens een druggebruiker een woning heeft, kan het gebeuren dat hij overspoeld wordt door andere gebruikers. Een tweede moeilijkheid is dat druggebruikers vaak 62

63 achterstallige rekeningen krijgen aangezien zij terug een adres hebben. Die schulden zorgen er dan vaak voor dat de huishuur moeilijk te betalen is. Ten slotte is er niet altijd kennis of moed om een huishouden te runnen waardoor zij de woonst verwaarlozen. Dit zijn zaken waar steeds rekening mee dient gehouden te worden, teneinde zoveel als mogelijk positieve ervaringen te creëren. Daarnaast is uit de interviews gebleken dat men niet zomaar een woonst kan geven aan een druggebruiker zonder te voorzien in zinvolle dagbesteding. Een voorbeeld van een good practice hier is het daglonerproject uit Amsterdam dat bestaat uit Work Force waarbij mensen op het einde van de dag betaald worden met een vaste vergoeding. In het deelproject Farm Force werken de deelnemers op zorgboerderijen. Tenslotte bestaat er nog Craftforce waarbij wordt gekeken of deelnemers op een zelfstandig niveau kunnen participeren aan werkprocessen (Decorte et al, 2010). Bereiken van een breder publiek De Oost-Vlaamse drughulpverlening is enerzijds nog teveel gericht op de heroïnegebruiker. Deze zorgt echter voor meer overlast en men merkt bij deze groep een grotere marginalisering waardoor een residentiële opname zich rapper opdringt. Dit is eveneens een fenomeen dat zich voordoet in andere Westerse en Zuidelijke Europese landen, waar de behandelsystemen voornamelijk gericht zijn op de behoeften van opioïdengebruikers (EMCDDA, 2011). Hierdoor kan het ontbreken van specifieke dienstverlening, voor bijvoorbeeld amfetaminegebruikers, de toegang tot behandeling belemmeren en in het bijzonder voor de maatschappelijk beter geïntegreerde amfetaminegebruikers (EWDD, 2010d). Dit is eveneens ook gebleken uit de interviews, waarbij cocaïnegebruikers die maatschappelijk goed ingebed zijn vaak geen beroep kunnen doen op het bestaande aanbod, evenals oudere amfetaminegebruikers. Daarnaast is de Oost-Vlaamse drughulpverlening gericht op volledige abstinentie en gaat men ervan uit dat mensen daarvoor gemotiveerd zijn vooraleer zij in drughulpverlening instappen. Uit interviews is gebleken dat dit een stap te ver is voor veel druggebruikers. Er is nood aan een begeleidingshuis op maat en op ritme van de cliënt, waar motivatie kan groeien, analoog aan het B-huis van de Sleutel van vroeger. Daarnaast merken we dat er nog steeds bepaalde groepen bestaan die uitgesloten worden uit de drughulpverlening of onvoldoende aansluiting vinden bij het bestaande aanbod. We zien een ontwikkeling waarbij de meest problematische patiënten ambulant in de samenleving worden opgevangen door o.a. het CAW. In de intramurale sector bestaat, wellicht onbedoeld, cream skimming en cherry picking, waarbij men via allerlei procedures (ongewild) tot een situatie komt waarin de meest problematische patiënten niet in de intramurale zorg terecht komen. (Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent, 2011). Uit de interviews is gebleken dat het risico bestaat dat residentiële voorzieningen cliënten met een minder zwaardere problematiek verkiezen en dat dit mogelijks een gevolg is van het feit dat de overheid resultaten vraagt. Bovendien merken we dat de doelgroep ouder wordt (Van Deun, 2010). Uit de interviews is gebleken dat het momenteel nog geen grote nood is, maar dat die groep van oudere druggebruikers er wel komt. Daar zijn bovendien andere noden en behoeften aan verbonden dan bij jongere druggebruikers. Veelal gaat het om zorggerichte vormen hulpverlening en het bieden van levenscomfort. In een persbericht van het EU-drugsagentschap in Lissabon (EMCDDA, 2010) werd reeds aangegeven dat oudere druggebruikers (40+) een stijgend probleem is voor de verslavingszorg 63

64 in Europa. En dit voornamelijk in West-Europa aangezien daar in de jaren 80 en 90 een grote toename van het aantal heroïneproblemen was. Dit zal een uitdaging betekenen voor de toekomst om ook bij deze groep van verslaafden te voorzien in zorg die aangepast is aan hun noden en behoeften. We dienen er eveneens rekening mee te houden dat het in Oost-Vlaanderen en het Gentse om een zeer heterogeen publiek gaat. Het is dus duidelijk dat een een one-size-fits-all benadering niet mogelijk zal zijn. Het zal echter nodig zijn om zoveel mogelijk verschillende modellen te implementeren, teneinde een zo groot mogelijke groep te bereiken. Er zijn reeds goede aanzetten gegeven met het cocaïneproject van De Kiem. Openingsuren s avonds en tijdens de weekends Uit de interviews met hulpverleners en druggebruikers is gebleken dat er nood is aan een bredere spreiding van de openingsuren. Druggebruikers (zowel jongere als oudere druggebruikers) geven aan dat het s avonds moeilijk is. We merken dat er nood is aan laagdrempelige inloopcentra die ook tijdens de avonduren open is. Het zal echter niet gemakkelijk zijn om hiervoor beschikbaar personeel te vinden. Uit de VVBV- registratie leiden we af dat in 2010 ongeveer 1/3 een reguliere tewerkstelling heeft en dus over een inkomen beschikt (Van Deun, 2010). Uit de interviews met druggebruikers die nog steeds een job hebben, is gebleken dat er geen toereikend aanbod is. Men geeft aan dat er nood is aan een aanbod gedurende de avonduren. Sinds vorig jaar biedt Jellinek in Amsterdam een avondprogramma aan voor ernstig verslaafden die een intensieve behandeling nodig hebben, maar het ogenschijnlijk nog redelijk goed doen op hun werk. Dit avond- en nachtprogramma kan ervoor zorgen dat mensen hun werk kunnen houden en opgevangen worden in de moeilijke avonduren. Uit de interviews is ook gebleken dat het belangrijk is om zoveel mogelijk positieve elementen te behouden, zoals werken. Nood aan intersectoraal werken Uit de interviews is gebleken dat er nog steeds teveel in hokjes wordt gedacht, waarbij men aangeeft dat er nood is aan meer samenwerking tussen de verschillende sectoren. Momenteel worden druggebruikers nog teveel categoriaal behandeld. We zien eveneens dat er in verschillende beleidsteksten een integraal en geïntegreerd drugbeleid naar voor wordt geschoven als antwoord op de complexiteit van de drugproblematiek. Echter, een geïntegreerd drugbeleid gaat uit van zowel horizontale als verticale samenwerking en afstemming (Vander Laenen, Vandam en Colman, 2010). Wat betreft een horizontale afstemming, wordt hieraan gewerkt binnen het netwerk illegaal middelenmisbruik. Daarnaast zijn interventies waarbij verschillende sectoren samenwerken en waarbij verschillende doestellingen worden nagestreefd meest belovend en effectief. (Kibel en Holder, 2003). In een onderzoek van Vander Laenen et al. (2010) worden volgende randvoorwaarden gegeven voor een intersectorale samenwerking, namelijk coördinatie, communicatie en overleg, financiële middelen, toereikend hulpverleningsaanbod, opleiding en duidelijke rolverdeling. Uit dit onderzoek is gebleken dat er in Oost-Vlaanderen nog werk dient geleverd te worden in het opstellen van intersectorale interventies. Hierbij gaat het voornamelijk om de domeinen op vlak van 64

65 arbeid en huisvesting. Er is op deze domeinen nood aan een grondige samenwerking tussen drughulpverlening en de verschillende sectoren. Op deze manier kan er gelijktijdig aan de drugproblematiek gewerkt worden en tegelijkertijd voorzien worden in de sociale behoeften zoals huisvesting en zinvolle dagbesteding. Nood aan continue zorg Als we verslaving beschouwen als een chronische, recidiverende hersenziekte, zullen we ook onze behandeling moeten aanpassen. Hieruit zal blijken dat de fase na behandeling heel wat aandacht verdient. We trachten hier zo weinig mogelijk de term nazorg te gebruiken, aangezien dit in een lineair kader past. In de cijfers van de VVBV zien we dat 2/3 reeds beroep heeft gedaan op één van de instellingen die vallen onder de VVBV (Van Deun, 2010). Men merkt evenwel een blijvende kwetsbaarheid, waardoor herval vaak voorkomt (McLellan, 2002). Nazorg zal in dat opzicht minstens even belangrijk zijn als de behandeling op zich. Uit interviews is gebleken dat er nood is aan meer continuïteit van zorg, vinger aan de pols houden, waarbij er kort op de bal kan worden gespeeld. Mclellan (2002) spreekt hier van een continuing careperspective, waarbij er nood is aan monitoring 2, coördinatie en integratie van hulp- en dienstverlening. Echter, als we uitgaan van het bestaande aanbod voor drughulpverlening, merken we dat hier nog onvoldoende sprake is van continue zorg. Er is nood aan een betere aansluiting tussen ambulante zorg en kortdurende opnames. Ook in het kader van nazorg is het belangrijk dat er voldoende betaalbare psychotherapie voor (ex)druggebruikers is Knelpunten in het gemoduleerde zorgaanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen Ongelijke regionale spreiding en capaciteitstekorten De voornaamste bevindingen die zowel blijken uit de analyse van het aanbod drughulpverlening in Oost-Vlaanderen via Spiller en de interviews met hulpverleners, is dat er nood is aan een regionale spreiding van het ambulant aanbod. De regio Groot Gent blijkt het beste uitgebouwd te zijn, maar beschikt verhoudingsgewijs ook over tekorten. Hierbij zien we dat er nood is aan een tweede laagdrempelig centrum waar mogelijkheid is tot substitutie en psychosociale begeleiding, maar weliswaar andere accenten legt om zodanig een breder publiek te bereiken. Daarnaast zien we ook de nood aan betaalbare psychotherapie, desnoods onder de vorm van subsidie aan privétherapeuten. Druggebruikers hebben 2 a 3 keer vaker te maken met depressieve en/of angststoornissen, dan de gewone populatie. (Alonso et al., 2007). Momenteel merkt men dat psychotherapie nog teveel ontoereikend is voor deze doelgroep, aangezien therapeuten enerzijds terughoudend staan tegenover deze groep en anderzijds merkt men een financiële barrière. In de regio Zuid-Oost-Vlaanderen, meer specifiek arrondissement Aalst, is er eveneens nood aan een laagdrempelig centrum met de mogelijkheid tot substitutie en harm reduction initiatieven. 2 Project MATCH toonde aan dat zelfs contact via korte telefoongesprekken de mogelijkheid hebben om abstinentie te ondersteunen en terugval te voorkomen (Stout et al., 1999). 65

66 Daarnaast merken we in de regio Waas en Dender, meer bepaald de regio rond Sint-Niklaas dat er tekorten zijn wat betreft begeleiding aan jongeren met een drugprobleem. Momenteel verwijst men deze jongeren naar het Gentse, maar we zien dat er nood is aan een intensief traject op maat, bijvoorbeeld onder de vorm van begeleiding aan huis. Wat betreft de spoed- en crisisopvang zien we dat dit zich voornamelijk situeert in de regio Groot Gent. Daarnaast zien we dat er vaak bedden tekort zijn. Momenteel zijn er 21 bedden wat betreft spoed- en crisisopvang (UPSIE UZ Gent, Sint-Camillus en PC Sleidinge) in Oost-Vlaanderen, waarbij er ook mensen van buiten Oost-Vlaanderen (o.a. West-Vlaanderen en het Antwerpse) beroep doen op deze bedden. Uit de interviews is gebleken dat het tekort aan crisisopvang een belangrijk knelpunt is in het huidige zorgaanbod. Uit een onderzoek over crisisopvang aan middelengebruikers (Bruffaerts, Vanderplasschen, Broekaert, Van Hal, Beutels & Demyttenaere, 2011) is gebleken dat spoed- en crisisopvang een belangrijke rol speelt in het verstrekken van eerste hulp aan druggebruikers, waarbij men het bestaande gespecialiseerde zorgaanbod kenbaar kan maken evenals het opwekken van motivatie tot verandering en behandeling. Daarnaast geeft men aan dat de combinatie met case management veelbelovend is. Uit de interviews bleek eveneens dat het capaciteitstekort nefast is voor de motivatie tot behandeling. In dat opzicht zal het voldoende voorzien in laagdrempelige crisisopvang van groot belang zijn. Uit de interviews is eveneens gebleken dat er aan crisisafdelingen vaak de vraag wordt gesteld tot overbrugging of preventie tegen herval. In het kader van continuïteit van zorg dienen we ons de vraag te stellen of deze twee zaken ook een opdracht kunnen zijn voor crisisafdelingen. Bedenkingen bij het indelen in modules We formuleren hier enkele bedenkingen bij het indelen van het zorgaanbod illegaal middelenmisbruik Oost-Vlaanderen in modules. Momenteel merken we dat Spiller voornamelijk tracht het zorgaanbod te beschrijven in typemodules en modules, waardoor het mogelijk wordt om het bestaande aanbod te analysen op hiaten, tekorten en overlappingen. We kunnen ons echter afvragen of dit bijdraagt tot een grotere transparantie van het zorgaanbod in het werkveld zelf, evenals bij de druggebruiker. Daarnaast is het belangrijk dat dergelijke typemodules efficiënt kunnen ingezet worden voor de indicatiestelling, waarbij aangegeven wordt welke modules aangewezen zijn voor deze specifieke persoon. Deze bedenking kwam ook naar voor in een advies van de Adviesraad Integrale Jeugdhulp m.b.t. beleidsnota modulering (2012). We dienen ons eveneens af te vragen of dergelijke modules voldoende afstemming en samenwerking toelaten. In theorie zou dit mogelijk moeten zijn, maar men merkt in de praktijk dat er andere voorwaarden nodig zijn dan enkel het denken in modules (financieel, visie op behandeling, enz.). We zien eveneens dat er een typemodule geïntegreerde behandeling bestaat waarbij we ons de vraag stellen of een dergelijk samengesteld pakket van modules voldoende differentiatie en aanpassing aan de noden van de individuele cliënt toelaat. Tenslotte vragen we ons af of dergelijke modules beantwoorden aan de realiteit en of deze voldoende zijn afgestemd op de noden en behoeften van druggebruikers, aangezien dit meer voldoet aan het principe van vraaggericht werken. 66

67 4.1.3 Knelpunten in de samenwerking tussen de verschillende voorzieningen in de Oost- Vlaamse drughulpverlening en suggesties ter verbetering Manier van subsidiëring nefast voor werkelijke samenwerking en afstemming Reeds met het ontstaan van het zorgcircuit middelenmisbruik, merken we dat er grote stappen gezet zijn op vlak van samenwerking en overleg. Uit interviews is gebleken dat de barrières die niets met de cliënt te maken hebben hierdoor verdwijnen en dat dit ook ten goede komt van de cliënt. Een volgende stap zou het denken in gemeenschappelijke trajecten moeten zijn. Nochtans merken we dat de manier van financiering (beddensubsidiëring, feit dat er verschillende subsidieheren zijn, enz.) werkelijke samenwerking, waarbij er gewerkt wordt in gemeenschappelijke trajecten, in de weg staat. Wanneer samenwerking zo ver gaat als de economische realiteit toelaat, zal het in de toekomst nodig zijn dat gemeenschappelijke trajecten gefinancierd worden, analoog aan artikel 107. Uit interviews is eveneens gebleken dat er beter samengewerkt wordt wanneer er projecten lopen. Echter, het financieren van tijdelijke projecten zorgt ervoor dat er vaak geen continuïteit is. Naast dit structurele gegeven merken we echter ook nog visieverschillen over hoe een behandeling eruit dient te zien. Deze visieverschillen staan veelal het afstemmen van trajecten in de weg, waarbij het voornamelijk om discussies op vlak van substitutie gaat. Overleg als positieve invloed op de samenwerking Het netwerkcomité en het cliëntoverleg drugs worden als positief beschouwd voor de samenwerking. Uit interviews is gebleken dat de concurrentie waar vroeger sprake van was, plaats heeft gemaakt voor een constructievere samenwerking. Face to face overleg, waarbij informele contacten mogelijk zijn, wordt hier als positief tot zeer positief beschouwd. Dergelijke forums zouden meer benut moeten worden voor de uitbouw van gemeenschappelijke trajecten, hoewel dit geen evidentie blijkt te zijn. Men dient eveneens waakzaam te blijven dat het want-to-know and need-toknow verhaal niet door elkaar loopt. Evenals de privacy van de cliënt en het beroepsgeheim dient gerespecteerd te blijven. Momenteel merken we dat twee organisaties niet wensen deel te nemen aan het cliëntoverleg drugs omwille van bovenstaande reden. 4.2 Beperkingen De voornaamste beperkingen situeren zich bij onderzoeksvraag 3, waarbij gezocht wordt naar tekorten en overlappingen in typemodules, alsook wat een ideale spreiding van de typemodules zou zijn. We merken dat respondenten sneller geneigd zijn om tekorten aan te geven, dan overlappingen. Hierdoor kunnen we een vertekend beeld krijgen, waarbij er voornamelijk gefocust wordt op tekorten. Een tweede deel in onderzoeksvraag 3 betreft de vraag wat een ideale spreiding van de typemodules zou zijn. Dit is moeilijk te beantwoorden via een kwalitatief onderzoek. Daarnaast bestaan er geen Belgische of internationale programmatorische normen waaraan we het bestaande aanbod kunnen aftoetsen. Bijgevolg is het niet mogelijk een sluitend antwoord te geven op deze onderzoeksvraag. 67

68 Hiervoor is onderzoek nodig naar de aard en omvang van het drugprobleem, waarbij niet enkel gefocust wordt op mensen in behandeling, maar ook op hidden populations en wat hun noden en behoeften zijn. In het deel aanbevelingen voor verder onderzoek gaan we hier verder op in. Een tweede beperking situeert zich bij de keuze van respondenten die bevraagd werden. Bij het bevragen van respondenten in de gespecialiseerde drughulpverlening, werden voornamelijk coördinatoren bevraagd. Het gevaar bestaat dat hier bepaalde knelpunten of mogelijke aanpassingen onderbelicht worden, aangezien er economische motieven meespelen. Ik haal hier het voorbeeld van een centraal aanmeldingspunt aan, aangezien hier de economische motieven het meest duidelijk zijn. Dit werd zoveel als mogelijk opgevangen door ook een aantal belendende sectoren te bevragen. Dit heeft ervoor gezorgd dat er een betere afspiegeling van de realiteit wordt gegeven. Echter, er werden geen veldwerkers bevraagd binnen de gespecialiseerde drughulpverlening, waardoor mogelijke knelpunten die daar ondervonden worden niet opgenomen zijn. Daarnaast merken we bij het bevragen van noden in het huidige zorgaanbod, dat respondenten antwoorden in termen van het bestaande aanbod. Dit laatste geldt voornamelijk bij het bevragen van druggebruikers. Ik wil hier ook wijzen op het feit dat er maar een beperkt aantal druggebruikers bevraagd zijn (n=5). Hierdoor zijn deze gegevens niet generaliseerbaar. Deze gegevens worden eerder gebruikt ter aanvulling en ter ondersteuning. Het kan eveneens als een beperking beschouwd worden dat er voornamelijk hulpverleners of professionelen aan het woord komen. We merken op dat er meer nood is aan het perspectief van druggebruikers. Bij het zoeken naar mogelijke oplossingen voor de gevonden knelpunten werd beroep gedaan op Belgische en internationale literatuur. Echter, het is niet evident om zaken uit het buitenland te implementeren, aangezien dit niet vertaalbaar is naar de Oost-Vlaamse situatie. Dit betekent dat we geen sluitende antwoorden vinden op de gevonden knelpunten, aangezien de context mee in rekening dient gebracht te worden. Onderzoeksvraag 4 richt zich voornamelijk op horizontale afstemming (binnen de sector gespecialiseerde drughulpverlening). Een integraal en geïntegreerd drugbeleid veronderstelt eveneens ook verticale afstemming (intersectoraal). Dit werd hier onderbelicht. 4.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek Er is een gebrek aan cijfers over de aard en omvang van het drugprobleem in de regio Oost- Vlaanderen. Daarnaast richten bestaande cijfers zich op personen in behandeling. Dit geeft echter een vertekend beeld aangezien uit onderzoek is gebleken dat 8% op jaarbasis en 58% ooit hulp zoekt voor hun druggebruik (Wang et al., 2007). Het aantal drugverslaafden (afhankelijk van illegale drugs) die met de drughulpverlening in de brede Gentse agglomeratie in contact komen wordt nu geschat op ongeveer 2000 personen (jaarverslag MSOC, 2010). Het gaat hier in ongeveer 80% van de gevallen om heroïnegebruikers (jaarverslag MSOC, 2010), waarbij we kunnen concluderen dat de coverage wat betreft heroïnegebruikers veel hoger zal zijn dan gebruikers van andere middelen, aangezien deze vaker beroep doen op 68

69 drughulpverlening omwille van een grotere marginalisering. Er is echter ook nood aan cijfers van de zogenaamde hidden populations. Deze zijn niet zomaar te vangen door registratiesystemen, maar maakt men gebruik van andere methodes zoals de snowball sampling -methode waarbij men informatie verkrijgt door te vertrekken van een kleine groep druggebruikers, die door de onderzoekers gevraagd worden om hen in contact te brengen met andere gebruikers (Hendriks, 2000). Voor een degelijke afstemming van het zorgaanbod op de zorgvraag, is er nood aan cijfers over de aard en omvang van het drugfenomeen in Oost-Vlaanderen, waarbij niet enkel gefocust wordt op druggebruikers die reeds in behandeling zijn, maar ook op hidden populations. Doorheen dit onderzoek werd meermaals het belang aangehaald van een lokale monitor, aangezien sociale fenomenen zoals druggebruik afhankelijk zijn van de context (Tieberghien en Decorte, 2008). Daarnaast is het van belang om voldoende zicht te krijgen op het perspectief van druggebruikers en wat hun noden en behoeften zijn. 69

70 Referenties Adviesraad Integrale Jeugdhulp (2012). Advies van de Adviesraad Integrale Jeugdhulp m.b.t. beleidsnota modulering 2.0 [elektronische versie]. Auman, S. (2010). Dak- en thuislozen (on) nodig te tellen? [elektronische versie] Armoederapport Een jaar na het indicatierapport: reflecties over armoede, indicatoren en beleid, Autrique, M. (2011). Kwaliteitsbevordering in de verslavingszorg. Leidraad voor de implementatie van evidence-based richtlijnen en meetinstrumenten. Brussel: Vereniging voor Alcohol en Drugs (VAD). Geraadpleegd via Autrique, M., & Vanderplasschen, W. (2009). Regionale zorgplanning in de alcohol- en drughulpverlening. Voorbeelden van over de grens. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Autrique, M., Vanderplasschen, W., Van Ham, S., Douillez, C., Willocq, L., Kahraman, H.,, Sabbe, B. (2007). Evidence-based werken in de verslavingszorg: een stand van zaken. Reeks Wetenschap en Maatschappij. Gent: Academia Press. Birmingham and Solihull Mental Health NHS Foundation Trust. (2012). Geraadpleegd via Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs. Bosman, F. (2011, 11 november). Jellinek nieuw behandelprogramma voor stille verslaafden. Overdag werken, s avonds afkicken. Het Parool. Geraadpleegd via Brink, W. van den (2005). Verslaving, een chronisch recidiverende hersenziekte. Tijdschrift over verslavingsproblematiek, 1 (1), Bruffaerts, R., Vanderplasschen, W., Broekaert, E., Van Hal, G., Beutels, P., & Demyttenaere, K. (2011). Conclusies en aanbevelingen met betrekking tot middelengebonden crisisopvang in België. Reeks Wetenschap en Maatschappij, Geraadpleegd via De Maeyer, J., Cole, S., Franssen, A, & Vanderplasschen, W. (2007). Kwalitatieve evaluatie van tien jaar zorgcoördinatie en case management in de Oost-Vlaamse drughulpverlening: een rondvraag bij hulpverleners en cliënten. Orthopedagogische Reeks Nummer 29. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. De Meulemeester, P., Nassen, E., Molenberghs, G., & Bellings, P. (1998). Een pragmatisch en patiëntgericht raamkader voor de geestelijke gezondheidszorg. Acta Hospitalia, 38(3), Geraadpleegd via 70

71 De Ruyver, B., Colman, C., De Wree, E., Vander Laenen, F., Reynders, D., Van Liempt, A., & De pauw, W. (2008). Een brug tussen justitie en drughulpverlening. Een evaluatie van het proefzorgproject. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu. De Ruyver, B., Lemaitre, A., Born, M., Ponsaers, P., Pauwels, L., Vander Laenen,,Vandam, L. (2009). Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Reeks Wetenschap en Maatschappij, Federaal Wetenschapsbeleid, Gent: Academia Press. De Wachter, J. (2010). Noden, behoeften en ervaren drempels van dak- en thuislozen: verkennend onderzoek binnen de Antwerpse drughulpverlening. Gent: Universiteit Gent, faculteit rechtsgeleerdheid. De Wilde, J., Vanderplasschen, W., & Broekaert, E. (2001). Een exploratief onderzoek naar zorgbehoeften van druggebruikers en hun tevredenheid over het bestaande hulpverleningsaanbod. Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen Universiteit Gent: Vakgroep Orthopedagogiek Brussel-Gent: Vakgroep Strafrecht en Criminologie. Decorte, T. & Janssen, K. (2011). Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor. Een lokale drugscéne in beeld. Resultaten Antwerpen: Stad Antwerpen. European Council (2004). EU drugs strategy Geraadpleegd via Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA). (2011). Jaarverslag 2011: stand van de drugproblematiek in Europa. Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie. DOI: F-ACT (2012). FACT in Nederland, maar wat wordt het in Vlaanderen? Geraadpleegd via Federale Regering (2001). Beleidsnota van de Federale Regering in verband met de drugproblematiek. Brussel: Federale Regering. Geraadpleegd via FOD Volksgezondheid (2008). Minimale Psychiatrische Gegevens Beëindigde behandelingen drugproblematiek in Oost-Vlaamse ziekenhuizen. Frank, V., Anker, J., & Tammi, T. (2012). Drug user organisations in the Nordic countries local, national and international dimensions. Nouvelles internationales. Geraadpleegd via Freayman, J., Peremans, L., Symons, L., Van Royen, P., & Van Hal, G. (2009). Substitutieverstrekking voor opiatengebruikers: is het haalbaar in de huisartsenpraktrijk? Antwerpen: Universiteit Antwerpen. McLellan, A.T. (2002), Have we evaluated addiciton treatment correctly? Implications from a chronic care perspective. Addiction, 97(3),

72 Ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu. (2001). Advies inzake de operationalisering van de inhoud en organisatie van de dringende psychiatrische crisishulpverlening [elektronische versie]. Morris, M. (2008). A framework for community based mental health services. [PowerPoint]. Geraadpleegd via MSOC Gent (2010). Strategisch Veiligheids- en Preventieplan , MSOC Gent. Nassen, E. (2001). Tien stappen in de concretisering van een nieuw begrippenkader voor de geestelijke gezondheidszorg. Tijdschrift voor Klinische Psychologie, 31(1), National Institute on Drug Abuse (NIDA). (2011). Seeking drug abuse treatment: knowing what to ask. Geraadpleegd via O Brien, C.P., Volkow, N., Li, T.K. (2006). What is in a word? Addiciton versus dependence in DSM-V. American Journal Of Psychiatrie, 163, Permanente Coördinatie Algemene Cel Drugsbeleid. (2010). Een globaal en geïntegreerd drugsbeleid voor België. Gemeenschappelijke verklaring van de interministeriële conferentie drugs. Geraadpleegd via Provincie Oost-Vlaanderen (2012). Feiten en cijfers: inwonersaantal (toestand op 1 juli 2011). Geraadpleegd op 30 januari 2012 via Psy107. (2012). Historiek en context. Geraadpleegd via QSR International (2010). Nvivo9, research software for analysis and insight. Rijckman, M., Gaerretsen, H., Van de Goor, I., Bongers, I. (2007). Demand-oriented and demanddriven health care: the development of a typology. Scandinavian Journal of Carin Sciences, 21(3), Tilburg: Tilburg University, Faculty of Social and Behavioural Sciences. Geraadpleegd via Saunders, M., Lewis, P., Tornhill, H., Booij, M., & Verckens, J. (2004). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson eduction Benelux. Sinnaeve, R. (2012). Artikel 107: wat betekent dit voor klinisch psychologen? [PowerPoint]. Geraadpleegd via Soyez, V. (2006). Sociale steun voor drugverslaafden in behandeling: het belang van het betrekken van verschillende subgroepen. Tijdschrift over verslavingsproblematiek, 4, Geraadpleegd via

73 Spiller Online. Dataset middelenmisbruik Oost-Vlaanderen. Geraadpleegd via Stichting Centrum Certificering ACT en FACT (CCAF). (2012). ACT en FACT. Geraadpleegd via Tieberghien, J. & Decorte, T. (2010). Antwerpse monitor jongeren, alcohol en drugs (AMJAD). Jongeren en middelengebruik in een lokale context. Leuven: Acco. Tieberghien, J., & Decorte, T. (2008). Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor. Een lokale drugscène in beeld. Leuven: Acco. Uchtenhagen, A., & Schaub, M. (2011). Minimum quality standards in drug demand reduction EQUS. Final report. Zurich: Zurich University, Research Institute for Public Health and Addiction. Geraadpleegd via Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg (2011). Geestelijke gezondheid in het Gentse en artikel 107: anders, of meer van hetzelfde? Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg. Geraadpleegd via %20Geestelijke_gezondheidszorg_-_artikel_107_aangepast1.pdf. Van Braeckel, L. (2008). Laagdrempelige opvang voor thuislozen. Bed Bad Brood. Dossier thuisloos, Tijdschrift Weliswaar, 84, Van de Mheen, H., Toet, J., Knibbe, R., Garretsen, H., Spruit, P., & Van den Berg, M. (2006). A local and regional alcohol and drugs monitor in the Netherlands: a tale of three cities. Drug and Alcohol Review, 25(3), Geraadpleegd via Van Deun, P. (2010). Registratiegegevens Drughulpverlening. Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg. Geraadpleegd op via Van Veldhuizen, R. & Bächler, M. (2010). Het FACT model. Geraadpleegd via Van Zwieten, M., & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Tijdschrift Huisarts en Wetenschap, 47 (13), Vander Laenen, F., De Ruyver, B., Christiaens, J., & Lievens, D. (2011). Drugs in cijfers III. Onderzoek naar de overheidsuitgaven voor het drugbeleid in België. Reeks Mens en Maatschappij. Gent: Academia Press. Vander Laenen, F., Vandam, L., & Colman, C. (2010). Met velen aan tafel: goede voorbeelden van een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Tijdschrift over verslavingsproblematiek, 4,

74 Vanderplasschen, W. (2004). Implementation and evaluation of case management for substance abusers with complex and multiple problems. Orthopedagogische Reeks Gent, Nummer 17. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Vanderplasschen, W., Colplaert, K., Lievens K., & Broekaert, E. (2003). De Oost-Vlaamse drughulpverlening in cijfers: kenmerken, zorggebruik en uitstroom van personen in behandeling. Orthopedagogische Reeks Gent, Nummer 15. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Vanderplasschen, W., Lievens, K., & Broekaert, E. (2001). De instroom in de Oost-Vlaamse drughulpverlening. Orthopedagogische Reeks Gent, Nummer 13. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Vanderplasschen, W., Lievens, K., Mostien, B., & Franssen, A. (2009). Tien jaar netwerkvorming en case management in de Oost-Vlaamse drughulpverlening: zorgen dat circuits net werken. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Vanderplasschen, W., Mostien, B., Claeys, P., Raes, V., & Van Bouchaute, J. (2001). Conceptnota organisatiemodel zorgcircuit middelenmisbruik. Orthopedagogische Reeds Gent, Nummer 12. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Vanparys, L., De Ruyver, B., Vandam, L., & De Sager, F. (2008). Monitor Integraal Lokaal Drugbeleid Gent periode Gent: Universiteit Gent, Institute for International Research on Criminal Policy. Vlaamse Regering (2010). Beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen. Brussel: Vlaamse Regering. Geraadpleegd via f Werkgroep epidemiologie (2007). Middelengebruik in Vlaanderen, een stand van zaken. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). (2011). Belgian Treatment Demand Indicator Register. Geraadpleegd via World Health Organization (WHO). (2003). Advocacy for mental health. Mental health policy and service guidance package. Geraadpleegd via World Health Organization. Geraadpleegd via Wright, N., & Tompkins, C. (2006). How can health services effectively meet the health needs of homeless people? The Britisch Journal of General Practice, 56(525), Geraadpleegd via 74

75 Bijlagen Bijlage 1: Criteria voor inventarisatie zorgeenheden in Spiller is opgenomen in de VADverwijsgids nee behoort tot een voorziening die lid is van het overlegplatform GGZ én aan één van de volgende criteria voldoet: nee is een stedelijk, gemeentelijk of provinciaal initiatief waar minstens 0,5 VTE beschikbaar is voor een specifieke werking rond afhankelijkheidsproblematiek 1. heeft een RIZIV-conventie is een PZ met een aparte afdeling gespecialiseerd in afhankelijkheidsproblematiek 3. is een IBW met een apart huis voor (ex-)verslaafden of waar minstens 0,5 VTE beschikbaar is voor een specifieke werking rond afhankelijkheidsproblematiek 4. is een CGG met een deelwerking waarin minstens 0,5 VTE beschikbaar is voor een specifieke werking rond afhankelijkheidsproblematiek ja 5. is een pilootproject "crisiseenheid voor personen met middelengerelateerde stoornissen" ja 6. is een PAAZ of een gelieerde zorgeenheid waarbinnen minstens 3 bedden worden gereserveerd voor de opvang van mensen met een afhankelijkheidsproblematiek ja inventariseren 75

76 Bijlage 2: Kaarten typemodules Oost-Vlaanderen Deze kaarten werden aangemaakt op basis van Spiller. Eventuele wijzigingen in het zorgaanbod of typemodules zijn mogelijk, maar hier werd uitgegaan van de situatie in maart Er werd een opsplitsing gemaakt tussen enerzijds residentiële voorzieningen (rood) en ambulante voorzieningen (blauw). Daarnaast geeft de grootte van de symbolen het aantal bedden (bij residentiële voorzieningen) of het aantal voltijds equivalenten (bij ambulante voorzieningen) aan. Typemodule Aanmelding (exclusief CAP) Minder dan 10 of 10 bedden/zorgeenheid (residentieel) Tussen 10 en 20 bedden/zorgeenheid Meer dan 20 bedden/zorgeenheid Minder dan 3 of 3 VTE/zorgeenheid (ambulant) Tussen 3 en 8 VTE/zorgeenheid Meer dan 8 VTE/zorgeenheid 76

77 Typemodule vroegdetectie en interventie Minder dan 10 of 10 bedden/zorgeenheid (residentieel) Tussen 10 en 20 bedden/zorgeenheid Meer dan 20 bedden/zorgeenheid Minder dan 3 of 3 VTE/zorgeenheid (ambulant) Tussen 3 en 8 VTE/zorgeenheid Meer dan 8 VTE/zorgeenheid 77

78 Typemodule exploratie- en probleemverkenning Minder dan 10 of 10 bedden/zorgeenheid (residentieel) Tussen 10 en 20 bedden/zorgeenheid Meer dan 20 bedden/zorgeenheid Minder dan 3 of 3 VTE/zorgeenheid (ambulant) Tussen 3 en 8 VTE/zorgeenheid Meer dan 8 VTE/zorgeenheid 78

79 Typemodule diagnostiek Minder dan 10 of 10 bedden/zorgeenheid (residentieel) Tussen 10 en 20 bedden/zorgeenheid Meer dan 20 bedden/zorgeenheid Minder dan 3 of 3 VTE/zorgeenheid (ambulant) Tussen 3 en 8 VTE/zorgeenheid Meer dan 8 VTE/zorgeenheid 79

80 Typemodule spoedinterventie Minder dan 10 of 10 bedden/zorgeenheid (residentieel) Tussen 10 en 20 bedden/zorgeenheid Meer dan 20 bedden/zorgeenheid Minder dan 3 of 3 VTE/zorgeenheid (ambulant) Tussen 3 en 8 VTE/zorgeenheid Meer dan 8 VTE/zorgeenheid 80

81 Typemodule crisisinterventie Minder dan 10 of 10 bedden/zorgeenheid (residentieel) Tussen 10 en 20 bedden/zorgeenheid Meer dan 20 bedden/zorgeenheid Minder dan 3 of 3 VTE/zorgeenheid (ambulant) Tussen 3 en 8 VTE/zorgeenheid Meer dan 8 VTE/zorgeenheid 81

Onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening

Onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening Onderzoek naar de afstemming tussen zorgvraag en aanbod in de Oost-Vlaamse drughulpverlening Delphine Mortier Masterstudent vakgroep Orthopedagogiek, Ugent Promotor: Wouter Vanderplasschen Overzicht Inleiding

Nadere informatie

Hulpverlening bij problematisch middelengebruik vanuit een welzijn- en gezondheidsperspectief

Hulpverlening bij problematisch middelengebruik vanuit een welzijn- en gezondheidsperspectief Hulpverlening bij problematisch middelengebruik vanuit een welzijn- en gezondheidsperspectief Is er een probleem? Stadia van motivatie Stadia van verslaving. Experimenteren Gebruiken Misbruiken Verslaving

Nadere informatie

Netwerk Geestelijke Gezondheid ADS. Situering Netwerkdag 25 januari 2019 Vanessa De Roo Netwerkcoördinator Netwerk GG ADS

Netwerk Geestelijke Gezondheid ADS. Situering Netwerkdag 25 januari 2019 Vanessa De Roo Netwerkcoördinator Netwerk GG ADS Netwerk Geestelijke Gezondheid ADS Situering Netwerkdag 25 januari 2019 Vanessa De Roo Netwerkcoördinator Netwerk GG ADS Hervormingen in de GGZ Artikel 107 Situering van het Netwerk Geestelijke Gezondheid

Nadere informatie

Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid

Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid Prof. dr. Brice De Ruyver Studiedag De Kiem 29 maart 2012, Gent 1 Structuur 1. De bevraging van de noden

Nadere informatie

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Info avond SEL Waasland 24 mei 2012 Sint-Niklaas Stefaan Baeten Directeur psychiatrisch centrum Sint-Hiëronymus Historische context

Nadere informatie

Al gehoord van de 107? Mieke Craeymeersch, directeur Similes

Al gehoord van de 107? Mieke Craeymeersch, directeur Similes Al gehoord van de 107? Mieke Craeymeersch, directeur Similes Heb je al gehoord van de 107? Niet 101 of 102 of 105 maar 107? gebaseerd op het nummer van het artikel in het KB over de ziekenhuizen die de

Nadere informatie

De Sociale plattegrond

De Sociale plattegrond De Sociale plattegrond Sector: Geestelijke Gezondheidszorg (ambulant en thuis) Spreker: Kurt Lievens (PopovGGZ) Missie De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) biedt behandeling en begeleiding aan mensen met

Nadere informatie

DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID

DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID Functie 1 Activiteiten op het vlak van preventie; geestelijke gezondheidszorgpromotie; vroegdetectie, -interventie en -diagnosestelling

Nadere informatie

Naar een betere geestelijke gezondheidszorg. door de realisatie van zorgcircuits en netwerken

Naar een betere geestelijke gezondheidszorg. door de realisatie van zorgcircuits en netwerken Naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en netwerken vermaatschappelijking en wonen. 7/06/2019 Vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg There is

Nadere informatie

"Naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken"

Naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken "Naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken" Paul De Bock Adviseur-generaal FOD Volksgezondheid Dienst Psychosociale Gezondheidszorg Historiek 1970:

Nadere informatie

Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam

Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam Kwadraat staat voor. kwaliteit, want kwaliteitsvolle zorg vermenigvuldigt als je ze deelt.. het bundelen van de krachten om mensen met een psychische

Nadere informatie

Naar een betere geestelijke gezondheidszorg. door de realisatie van zorgcircuits en netwerken

Naar een betere geestelijke gezondheidszorg. door de realisatie van zorgcircuits en netwerken Naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en netwerken Studiedag GEPS 13/07/2017 Vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Situering 2002: algemene

Nadere informatie

Decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijk gezondheidsaanbod

Decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijk gezondheidsaanbod Decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijk gezondheidsaanbod Voorbereidende documenten > Conceptnota Verslavingszorg > Conclusies Gezondheidsconferentie Preventie 2016 > Conclusies

Nadere informatie

Club 107. voor een vernieuwde GGZ in de regio Mechelen Rupelstreek. een initiatief van GGALIMERO

Club 107. voor een vernieuwde GGZ in de regio Mechelen Rupelstreek. een initiatief van GGALIMERO Club 107 voor een vernieuwde GGZ in de regio Mechelen Rupelstreek een initiatief van GGALIMERO PC Duffel woensdag 23 mei 2012 1. Welkom 2. GGALIMERO 3. GGZ-vernieuwing 4. Experimenten 5. En onze regio?

Nadere informatie

PopovGGZ vzw. PopovGGZ/2014/RVB/GN/067ter 26/2/2015

PopovGGZ vzw. PopovGGZ/2014/RVB/GN/067ter 26/2/2015 PopovGGZ vzw Oude Abdij, Drongenplein 26, 9031 Gent (Drongen) Overlegplatform tel: 09 / 216 65 50 & fax: 09 / 216 65 59 Geestelijke e-mail: info@popovggz.be Gezondheidszorg website: www.popovggz.be Oost-Vlaanderen

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening 1 INHOUD PRESENTATIE I. Belgisch drugbeleid II. O.M. en problematisch druggebruik III.De rechtbank en problematisch

Nadere informatie

Prioriteiten voor een lokaal harm reductionbeleid: vertrekken vanuit de lokale professionelen en druggebruikers

Prioriteiten voor een lokaal harm reductionbeleid: vertrekken vanuit de lokale professionelen en druggebruikers Prioriteiten voor een lokaal harm reductionbeleid: vertrekken vanuit de lokale professionelen en druggebruikers Freya Vander Laenen FADO, Utrecht, 12/11/2015 Achtergrond 2 Stad Gent Drugbeleidsplan (2013-2018)

Nadere informatie

Met de zesde staatshervorming is de bevoegdheid voor de moeder-kindeenheden naar Vlaanderen overgeheveld.

Met de zesde staatshervorming is de bevoegdheid voor de moeder-kindeenheden naar Vlaanderen overgeheveld. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 502 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 23 maart 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Moeder-kindeenheden - Stand van zaken Voor de meeste vrouwen

Nadere informatie

De Sociale plattegrond

De Sociale plattegrond De Sociale plattegrond Sector: Geestelijke Gezondheidszorg (residentieel) Spreker: Koen Lefevre (Psychiatrisch Centrum Sint-Jan) Geestelijke gezondheidszorg (GGZ): 6 officiële voorzieningensoorten Psychiatrische

Nadere informatie

Hulpverlening bij middelenmisbruik (verslavingszorg)

Hulpverlening bij middelenmisbruik (verslavingszorg) Dit rapport is bedoeld voor intern gebruik De info per dienst is beperkt om het volledige landschap overzichtelijk in beeld te brengen Als echter gegevens onjuist of gedateerd zijn, il dan correcties mailen

Nadere informatie

PRIT praat INTERSECTORAAL. 12 december 2013

PRIT praat INTERSECTORAAL. 12 december 2013 PRIT praat INTERSECTORAAL 12 december 2013 Wie is de persoon met een psychische kwetsbaarheid of psychiatrische problematiek? Enkele cijfers (Itinera) Als 3 willekeurige Belgen rond een tafel zitten,

Nadere informatie

Infomoment. Advies & Coaching GG ADS

Infomoment. Advies & Coaching GG ADS Infomoment Advies & Coaching GG ADS Overzicht 1. Netwerk geestelijke gezondheid Aalst Dendermonde Sint Niklaas 1.1 Vermaatschappelijking van de zorg 1.2 Netwerk GG ADS 1.3 Functies 2. Advies & Coaching

Nadere informatie

tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment

tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment Behandelmethodiek die door haar specifieke aanpak patiënten met psychisch lijden wil helpen bij het: Bevorderen van herstel en rehabilitatie Bevorderen

Nadere informatie

NETWERK GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG REGIO IEPER - DIKSMUIDE

NETWERK GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG REGIO IEPER - DIKSMUIDE NETWERK GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG REGIO IEPER - DIKSMUIDE Situering De overheid ontwikkelde een globale visie op wat er nodig is om te komen tot een (nog) betere geestelijke gezondheidszorg, weliswaar

Nadere informatie

MSOC Gent viert 20-jarig bestaan met 'Heet van de naald'

MSOC Gent viert 20-jarig bestaan met 'Heet van de naald' MSOC Gent viert 20-jarig bestaan met 'Heet van de naald' Met het evenement Heet van de naald werd op donderdag 12 januari 2017 in het Pand, het 20-jarig bestaan van het Medisch Sociaal Opvangcentrum (MSOC)

Nadere informatie

DBK GENT. Concept & implementatie

DBK GENT. Concept & implementatie DBK GENT Concept & implementatie 1 INHOUD PRESENTATIE I. Drugs en justitie II. O.M. en problematisch druggebruik III. De rechtbank en problematisch druggebruik IV. Zoektocht naar een oplossing V. DBK Gent

Nadere informatie

11/12/2018 HOE DE ORGANISATIE VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG VOOR OUDEREN VERBETEREN? Vraag van de FOD Volksgezondheid. onderzoekvragen en methode

11/12/2018 HOE DE ORGANISATIE VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG VOOR OUDEREN VERBETEREN? Vraag van de FOD Volksgezondheid. onderzoekvragen en methode HOE DE ORGANISATIE VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG VOOR OUDEREN VERBETEREN? JEF ADRIAENSSENS, MARIA-ISABEL FARFAN-PORTET, NADIA BENAHMED, LAURENCE KOHN, CÉCILE DUBOIS, STEPHAN DEVRIESE, MARIJKE EYSSEN,

Nadere informatie

Inhoud. Lijst met afkortingen 13. Voorwoord 15. Inleiding 17

Inhoud. Lijst met afkortingen 13. Voorwoord 15. Inleiding 17 Inhoud Lijst met afkortingen 13 Voorwoord 15 Inleiding 17 DEEL 1 TRENDS IN CIJFERS OVER ILLEGALE DRUGS IN VLAANDEREN/BELGIË 1997-2007 19 HOOFDSTUK 1! ILLEGALE DRUGS. SITUERING EN DEFINIËRING 21 1.1 Wat

Nadere informatie

STUDIEVOORMIDDAG. Polydruggebruik en psychische problemen bij alcohol- en druggebruikers in behandeling

STUDIEVOORMIDDAG. Polydruggebruik en psychische problemen bij alcohol- en druggebruikers in behandeling STUDIEVOORMIDDAG Polydruggebruik en psychische problemen bij alcohol- en druggebruikers in behandeling 18 JUNI 2012 INLEIDENDE TEKST Zowel in Europa als in de Verenigde Staten stelt men vast dat polydruggebruik

Nadere informatie

Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken. Beschrijving

Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken. Beschrijving Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld

Nadere informatie

BEVRAGING WERKVELD ERGOTHERAPIE IN DE PSYCHIATRIE

BEVRAGING WERKVELD ERGOTHERAPIE IN DE PSYCHIATRIE BEVRAGING WERKVELD ERGOTHERAPIE IN DE PSYCHIATRIE Geachte, Beste, Voor u ligt een bevraging m.b.t. uw werk als ergotherapie in de psychiatrie. Met deze bevraging willen wij graag meer zicht krijgen op

Nadere informatie

(Net)werking van een PAAZ

(Net)werking van een PAAZ (Net)werking van een PAAZ Frederic Ulburghs (hoofverpleegkundige) en Henrik Palmans (psychiatrisch verpleegkundige) Voorstelling PAAZ Enkele cijfers: +/- 13 FTE verpleegkundigen +/- 3 FTE psychologen +/-

Nadere informatie

WELKOM. Aanbod GGZ voor kinderen en jongeren - regio Dendermonde

WELKOM. Aanbod GGZ voor kinderen en jongeren - regio Dendermonde WELKOM Aanbod GGZ voor kinderen en jongeren - regio Dendermonde Programma 11u45 Ontvangst 12u30 Voorstelling: RADAR (Netwerk GGZ kinderen en jongeren Oost-Vlaanderen) CAR (Centra Ambulante Revalidatie):

Nadere informatie

De Meander is er voor mensen die een vraag hebben naar informatie, ondersteuning of begeleiding rond

De Meander is er voor mensen die een vraag hebben naar informatie, ondersteuning of begeleiding rond De Meander is er voor mensen die een vraag hebben naar informatie, ondersteuning of begeleiding rond alcohol, illegale drugs, medicatie en gokken. Doelgroep Meander: Iedereen met problemen in verband met

Nadere informatie

radar RADAR is het netwerk geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren in Oost-Vlaanderen. connect 0-4 is een programma dat instaat

radar RADAR is het netwerk geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren in Oost-Vlaanderen. connect 0-4 is een programma dat instaat radar RADAR is het netwerk geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren in Oost-Vlaanderen. RADAR verbindt verschillende actoren en organisaties om de geestelijke gezondheid van kinderen, jongeren

Nadere informatie

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid Trefdag Jong en zonder (t)huis 2 juni 2017 David Debrouwere Afdelingshoofd Voorzieningenbeleid Jongerenwelzijn Inhoud Actieplan jongvolwassenen

Nadere informatie

Organisatie van de chronische zorg: een nieuwe aanpak nodig? Ontwikkeling van een position paper. Presenter : K. Van Week denvpk Heede 18 Maart 2013

Organisatie van de chronische zorg: een nieuwe aanpak nodig? Ontwikkeling van een position paper. Presenter : K. Van Week denvpk Heede 18 Maart 2013 Organisatie van de chronische zorg: een nieuwe aanpak nodig? Ontwikkeling van een position paper Editors: D. Paulus, K. Van den Heede, R. Mertens Presenter : K. Van Week denvpk Heede 18 Maart 2013 Position

Nadere informatie

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk Advies over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk Brussel, 25 april 2013 SARWGG_ADV_20130425_BVR_AWW Strategische Adviesraad Welzijn Gezondheid Gezin

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit 6 e Directie Dienst 61 Welzijn Provincieraadsbesluit betreft verslaggever ZORG subsidie voor zorgcircuitvorming en specifieke aandachtsgroepen in de geestelijke gezondheidszorg (62/03b07/fm/05003) de heer

Nadere informatie

RESULTATEN VIP² GGZ CGG PRISMA VZW -

RESULTATEN VIP² GGZ CGG PRISMA VZW - RESULTATEN VIP² GGZ 2017 - CGG PRISMA VZW - VISIE & AANPAK KWALITEIT TE MONITOREN EN TE VERBETEREN Kwaliteitszorg is een belangrijk thema binnen de werking van ons centrum. Het verbeteren van de kwaliteit

Nadere informatie

Handboek innovatieve praktijken

Handboek innovatieve praktijken Handboek innovatieve praktijken SLOTTOESPRAAK DOOR DHR CHR DECOSTER, DIRECTEUR-GENERAAL DGGS FOD VOLKSGEZONDHEID, NAV DE STUDIEDAG OVER INNOVATIEVE PRAKTIJKEN IN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG, TE BRUSSEL

Nadere informatie

Strategisch plan Netwerk GGZ Kempen 2015-2016

Strategisch plan Netwerk GGZ Kempen 2015-2016 Strategisch plan Netwerk GGZ Kempen - Missie We werken aan een betere GGZ voor de doelgroep volwassenen in het arrondissement Turnhout. Onze doelgroep omvat alle personen van 18 tot 60 jaar met een psychische

Nadere informatie

6/11/2012. Wat is case management? Case management. Case management en ontslagmanagement in algemene en psychiatrische ziekenhuizen

6/11/2012. Wat is case management? Case management. Case management en ontslagmanagement in algemene en psychiatrische ziekenhuizen Case management en ontslagmanagement in algemene en psychiatrische ziekenhuizen Prof. Dr. Philip Moons Eva Goossens Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap KU Leuven Wat is case management? Management:

Nadere informatie

Ontwenningskliniek De Pelgrim

Ontwenningskliniek De Pelgrim Ontwenningskliniek De Pelgrim Historiek VZW 1972 I.A.T. CAT Gent 1 januari 1973 KLINIEK DE PELGRIM T.G. De Kiem AUTONOOM 1978 Historiek VZW 1992 VZW DE KIEM VZW DE PELGRIM 2006 NIEUWBOUW 2002 NIEUWBOUW

Nadere informatie

betreffende een versterkt geestelijkegezondheidsbeleid

betreffende een versterkt geestelijkegezondheidsbeleid ingediend op 1319 (2017-2018) Nr. 1 25 oktober 2017 (2017-2018) Voorstel van resolutie van Vera Jans, Björn Anseeuw, Martine Taelman, Piet De Bruyn, Katrien Schryvers en Peter Persyn betreffende een versterkt

Nadere informatie

Visietekst PRAGT Perinataal Regionaal Ambulant GezinsTraject

Visietekst PRAGT Perinataal Regionaal Ambulant GezinsTraject Visietekst PRAGT Perinataal Regionaal Ambulant GezinsTraject Huidige Partners: - Mariaziekenhuis ( gynaecologen-vroedvrouwen-sociale dienst) - Huisartsen regio - CKG/Amberbegeleiding - CIG De Zeshoek -

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Ambulante hulpverlening bij personen met een dubbel diagnose Het outreachproject Vlaams- Brabant: stand van zaken drie jaar na de opstart

Ambulante hulpverlening bij personen met een dubbel diagnose Het outreachproject Vlaams- Brabant: stand van zaken drie jaar na de opstart Ambulante hulpverlening bij personen met een dubbel diagnose Het outreachproject Vlaams- Brabant: stand van zaken drie jaar na de opstart Isabel Piot Sean Vandevoort Eddy Weyts Overzicht presentatie Een

Nadere informatie

Evaluatie Housing First. Titel van de presentatie

Evaluatie Housing First. Titel van de presentatie Evaluatie Housing First Titel van de presentatie Toelichting Housing First Uitgangspunt is: iedereen heeft recht op een eigen plek om te wonen. HF biedt dak- en thuisloze mensen met meervoudige complexe

Nadere informatie

Programma LSB Bijsturingen na tussentijdse evaluatie 4 speerpunten LSB als lerend netwerk

Programma LSB Bijsturingen na tussentijdse evaluatie 4 speerpunten LSB als lerend netwerk Programma LSB 2011-2013 Bijsturingen na tussentijdse evaluatie 4 speerpunten LSB als lerend netwerk Bijsturingen na tussentijdse evaluatie 1. Prioritaire thema s: naar 4 speerpunten 2. Netwerk wordt versterkt

Nadere informatie

Nieuwe gids GGB K&J 1

Nieuwe gids GGB K&J 1 Nieuwe gids GGB K&J 1 Waarom deze gids Missie en Visie 3 Visie: 7 uitgangspunten A. Het moet duidelijk zijn dat een geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren moet uitgaan van een globale aanpak

Nadere informatie

5. Recente ontwikkelingen en evoluties Next2next-programma Herstel online De Skuul: vernieuwende werkwijzen

5. Recente ontwikkelingen en evoluties Next2next-programma Herstel online De Skuul: vernieuwende werkwijzen Inhoudsopgave Woord vooraf... Intro... Inhoudsopgave... Inleiding... 1 Hoofdstuk 1: Verslaving en afhankelijkheid in de 21 ste eeuw: actuele visies en theorievorming... 9 1. Inleiding... 10 2. Waarom gebruiken

Nadere informatie

Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden

Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Drugsbeleid in de gevangenissen Who cares? We all care Opbouw Aanbod vandaag Analyse m.b.t. drugsbeleid in gevangenissen Lichtpunten Met focus op strategisch

Nadere informatie

Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering. Thema s voor de focusgroepen activering

Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering. Thema s voor de focusgroepen activering Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering Thema s voor de focusgroepen activering Tekst door inleider : De thema s waarover in de focusgroep gediscussieerd wordt, zijn weergegeven in een overzicht.

Nadere informatie

Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis

Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis 1. Inhoud van het CAP Het centraal aanmeldpunt drugs of kortweg CAP, wil alle gedetineerden met een drugprobleem ondersteunen in hun zoektocht

Nadere informatie

preventie, promotie ggz, vroegdetectie, screening en diagnosestelling (Functie 1)

preventie, promotie ggz, vroegdetectie, screening en diagnosestelling (Functie 1) preventie, promotie ggz, vroegdetectie, screening en diagnosestelling (Functie 1) Preventie, promotie ggz, vroegdetectie, screening en diagnosestelling (F1) Kernboodschap: Samen nieuwe wegen bouwen zodat

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

bestuurlijke evaluatie wordt het netwerk bestuurd volgens de visie zoals uitgeschreven in de projectfiche van 2011?

bestuurlijke evaluatie wordt het netwerk bestuurd volgens de visie zoals uitgeschreven in de projectfiche van 2011? bestuurlijke evaluatie wordt het netwerk bestuurd volgens de visie zoals uitgeschreven in de projectfiche van 2011? Even inspiratie tappen Maar met een vertaalslag Het netwerk als een soort vereniging.

Nadere informatie

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Eén gezin één plan Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Inhoud De oproep Context en beleidskeuzes Finaliteit van de oproep: één gezin, één plan Samenstelling en uitbouw

Nadere informatie

Congres kwaliteit en bekostiging langdurige zorg

Congres kwaliteit en bekostiging langdurige zorg Congres kwaliteit en bekostiging langdurige zorg 15 maart 2018 Elsbeth de Ruijter Generieke module EPA Verschillen? Ambulant Financiering GGz overwegend ZVW Geen verantwoordingsinstrument Meer specifieke

Nadere informatie

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten 06/06/2016 Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten Vandaag is het eerste intersectorale jaarverslag 2015 van de jeugdhulp voorgesteld, in aanwezigheid van Jo Vandeurzen, Vlaams minister

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen Stuk 2223 (2003-2004) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2003-2004 5 maart 2004 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen betreffende een

Nadere informatie

NAAR EEN VLAAMS REVALIDATIEBELEID Dr. Dirk Dewolf - administrateur-generaal Zorg en Gezondheid

NAAR EEN VLAAMS REVALIDATIEBELEID Dr. Dirk Dewolf - administrateur-generaal Zorg en Gezondheid NAAR EEN VLAAMS REVALIDATIEBELEID Dr. Dirk Dewolf - administrateur-generaal Zorg en Gezondheid VLAAMS AGENTSCHAP ZORG EN GEZONDHEID 14.03.16 Agentschap Zorg en Gezondheid 2 CONTACTPERSONEN Teamverantwoordelijke

Nadere informatie

Nieuw aanbod jongerenprogramma De Sleutel

Nieuw aanbod jongerenprogramma De Sleutel Nieuw aanbod jongerenprogramma De Sleutel Residentieel Jongerenprogramma (RKJ) Zuidmoerstraat 165 9900 Eeklo T 09-377 25 26 E-mail rkj.info@fracarita.org www.desleutel.be 2 Inleiding Het jongerenprogramma

Nadere informatie

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep FACT IDRIS Idris is een onderdeel van de Amarant Groep Iedereen is Behandeling en begeleiding voor cliënten met een LVB in combinatie met complexe problematiek Specialistische behandeling Kinderen, jeugdigen

Nadere informatie

OVERZICHT. > Belang en historiek. > Kwaliteit van zorg, de blik vooruit. > Kwaliteit van leven, de blik vooruit. > Vikz.

OVERZICHT. > Belang en historiek. > Kwaliteit van zorg, de blik vooruit. > Kwaliteit van leven, de blik vooruit. > Vikz. OVERZICHT > Belang en historiek > Kwaliteit van zorg, de blik vooruit > Kwaliteit van leven, de blik vooruit > Vikz > Slotwoord 31.01.17 Zorg en Gezondheid 2 WAAROM HET VIP WZC? > Kwaliteit staat hoog

Nadere informatie

Netwerk. Verschillende oriëntatie- en behandelcentra : Ambulant Dagcentra Sociale werkplaatsen

Netwerk. Verschillende oriëntatie- en behandelcentra : Ambulant Dagcentra Sociale werkplaatsen - Verschillende oriëntatie- en behandelcentra : Ambulant Dagcentra Sociale werkplaatsen Netwerk Residentieel Crisisinterventiecentrum TG en TG dubbeldiagnose Residentieel kortdurend programma voor jongeren

Nadere informatie

30 maart 2017 Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag. #SP_reflex

30 maart 2017 Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag. #SP_reflex 30 maart 2017 Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag #SP_reflex Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag Basisprincipes in de zorg voor

Nadere informatie

Het Geïntegreerd Breed Onthaal. Een beschrijvend en evaluerend onderzoek

Het Geïntegreerd Breed Onthaal. Een beschrijvend en evaluerend onderzoek Het Geïntegreerd Breed Onthaal Een beschrijvend en evaluerend onderzoek Wie-is-wie? Didier Boost (onderzoeker) Universiteit Antwerpen, OASeS, Master Sociaal Werk Sara Elloukmani (onderzoeker) Universiteit

Nadere informatie

DRAAIBOEK GESPREKSDRIEHOEK

DRAAIBOEK GESPREKSDRIEHOEK DRAAIBOEK GESPREKSDRIEHOEK Cliënt Familie/naasten Hulpverlener Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 2 De Gespreksdriehoek... 2 2.1 Opstelling... 2 2.2 Participatie= krachtgericht concept... 2 2.3 In welke situatie

Nadere informatie

Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009

Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009 Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009 Inleiding Federale drugnota: introductie van een integraal en geïntegreerd drugbeleid in België In het kader

Nadere informatie

ADVIES INZAKE HET ONTWERP VAN SAMENWERKINGSAKKOORD MET BETREKKING TOT JONGEREN MET EEN PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK DIE EEN DELICT HEBBEN GEPLEEGD

ADVIES INZAKE HET ONTWERP VAN SAMENWERKINGSAKKOORD MET BETREKKING TOT JONGEREN MET EEN PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK DIE EEN DELICT HEBBEN GEPLEEGD FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU Directoraat-generaal Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen NATIONALE RAAD VOOR ZIEKEN- HUISVOORZIENINGEN. BRUSSEL, 12/10/2006 Afdeling

Nadere informatie

Korsakov in België: veel zorg of veel zorgen?

Korsakov in België: veel zorg of veel zorgen? Korsakov in België: veel zorg of veel zorgen? Bart Schepers UPC Sint-Kamillus Bierbeek Doel 1. Is België een goede leerling? Hoe goed is de zorg voor korsakovpatiënten vandaag georganiseerd? 2. Beschrijven

Nadere informatie

Voorstelling visietekst 'Naar een geïntegreerde en herstelgerichte zorg voor mensen met een verslavingsprobleem'

Voorstelling visietekst 'Naar een geïntegreerde en herstelgerichte zorg voor mensen met een verslavingsprobleem' Voorstelling visietekst 'Naar een geïntegreerde en herstelgerichte zorg voor mensen met een verslavingsprobleem' DE KEMPEN 1 Situering Zesde staatshervorming: bevoegdheden mbt de zorg voor personen met

Nadere informatie

Vlaams Indicatoren Project VIP² GGZ: Vlaamse Patiënten Peiling psychiatrische afdeling

Vlaams Indicatoren Project VIP² GGZ: Vlaamse Patiënten Peiling psychiatrische afdeling Vlaams Indicatoren Project VIP² GGZ: Vlaamse Patiënten Peiling psychiatrische afdeling Het Vlaams Indicatorenproject voor Patiënten en Professionals in de Geestelijke Gezondheidszorg (VIP² GGZ) meet aspecten

Nadere informatie

INFORMATIE OVER PSYCHISCHE PROBLEMEN EN BEHANDELING

INFORMATIE OVER PSYCHISCHE PROBLEMEN EN BEHANDELING De kerndoelstelling van de Alexianen Zorggroep Tienen is het optimaliseren van de (geestelijke) gezondheid en de quality of life van de cliënt en zijn/haar familie. We streven er voortdurend naar om als

Nadere informatie

De Bouw van een Zorgcircuit: Hoe gaan we te werk?

De Bouw van een Zorgcircuit: Hoe gaan we te werk? De Bouw van een Zorgcircuit: Hoe gaan we te werk? Dr. Jef Willems UZ Gent 12 Mei 2015 De bouw van een zorgcircuit Situering Zorgprogramma pediatrie Over netwerken en zorgcircuits Definities relaties Stap

Nadere informatie

Een stap verder in forensische en intensieve zorg

Een stap verder in forensische en intensieve zorg Een stap verder in forensische en intensieve zorg Palier bundelt intensieve en forensische zorg. Het is zorg die net een stapje verder gaat. Dat vraagt om een intensieve aanpak. Want onze doelgroep kampt

Nadere informatie

De stem van de patiënt in de ambulante chirurgie

De stem van de patiënt in de ambulante chirurgie De stem van de patiënt in de ambulante chirurgie Ilse Weeghmans Vlaams Patiëntenplatform vzw B.A.A.S. Congres 27 februari 2015 Neder-over-Heembeek Inhoud 1. Het Vlaams Patiëntenplatform vzw 2. Wat is een

Nadere informatie

Project C: Desist. Desistance bij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek Verkennende focusgroepen

Project C: Desist. Desistance bij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek Verkennende focusgroepen Project C: Desist Desistance bij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek Verkennende focusgroepen Sofie Van Roeyen Promotor: Prof. dr. Freya Vander Laenen Co-promotor: Prof. dr. Eric Broekaert

Nadere informatie

CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES

CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES BIJLAGE Bijlage nr. 1 CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES Tussen De Vlaamse overheid, vertegenwoordigd

Nadere informatie

ergotherapie in een veranderende geestelijke gezondheidszorg van residientiële zorgverlener naar community care professional?

ergotherapie in een veranderende geestelijke gezondheidszorg van residientiële zorgverlener naar community care professional? Pieter Vaes 10.02.2010 Hasselt ergotherapie in een veranderende geestelijke gezondheidszorg van residientiële zorgverlener naar community care professional? VANDAAG NEEM IK U MEE Inleiding Transmurale

Nadere informatie

Vermaatschappelijking van de zorg: artikel 107 in cijfers

Vermaatschappelijking van de zorg: artikel 107 in cijfers Vermaatschappelijking van de zorg: artikel 107 in cijfers Overzicht Situering onderzoek Voorstelling vragenlijsten Resultaten Samenstelling doelgroep: leeftijd en geslacht Frequentie symptomatologie Evolutie

Nadere informatie

Toekomst van de psychiatrie Waas en Dender in het kader van artikel 107

Toekomst van de psychiatrie Waas en Dender in het kader van artikel 107 A.P.Z. SINT-LUCIA Algemene Directie INFOAVOND SEL 24/05/2012 Toekomst van de psychiatrie Waas en Dender in het kader van artikel 107 I. Historische schets Psychiatrie Waasland Situatieschets Goede uitgebouwde

Nadere informatie

BEGELEIDINGS EN OPVANGMOGELIJKHEDEN VOOR DAK- EN THUISLOZEN 29 april Véronique Vancoppenolle

BEGELEIDINGS EN OPVANGMOGELIJKHEDEN VOOR DAK- EN THUISLOZEN 29 april Véronique Vancoppenolle BEGELEIDINGS EN OPVANGMOGELIJKHEDEN VOOR DAK- EN THUISLOZEN 29 april 2014 Véronique Vancoppenolle 1 PROGRAMMA 1. Wat doet het CAW voor wie? 2. Kijk op thuisloosheid vanuit het Algemeen Welzijnswerk 3.

Nadere informatie

Vragenlijst verslaving - CRAFFT Vragenlijst 2.0

Vragenlijst verslaving - CRAFFT Vragenlijst 2.0 Vragenlijst verslaving - CRAFFT Vragenlijst 2.0 Deze vragenlijst schat in of er een verhoogd risico op alcohol- of drugsverslaving is. Ze kan mondeling afgenomen worden met een jongere. Het is belangrijk

Nadere informatie

Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid. Frieda Matthys, MD, PhD

Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid. Frieda Matthys, MD, PhD Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid Frieda Matthys, MD, PhD Overzicht Cannabis en gezondheid Prevalentie van gebruik Problemen door gebruik Drugbeleid vanuit gezondheidsperspectief

Nadere informatie

TANDEMplus, het mobiele crisisteam van HERMESplus T REGISTRATIECIJFERS

TANDEMplus, het mobiele crisisteam van HERMESplus T REGISTRATIECIJFERS TANDEMplus, het mobiele crisisteam van HERMESplus T 02 201 22 00 REGISTRATIECIJFERS 2013-2016 www.hermesplus.be - info@hermesplus.be 1 1. INLEIDING De mobiele equipe TANDEMplus en het telefonisch onthaal

Nadere informatie

FACTSHEET HULPVERLENING VLAANDEREN

FACTSHEET HULPVERLENING VLAANDEREN VLAANDEREN juli 2017 Deze factsheet presenteert cijfers over de hulpverlening bij problemen met alcohol of andere drugs op basis van de belangrijkste cijfergegevens uit de TDI-registratie in Vlaanderen

Nadere informatie

Prof. Em. Dr. Jan De Maeseneer

Prof. Em. Dr. Jan De Maeseneer Prof. Em. Dr. Jan De Maeseneer Universiteit Gent Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg Het Lokaal Bestuur is aan zet in de Eerste Lijn Opinion on Definition primary care Definitie

Nadere informatie

Lokale Coördinatie Drugs Brussel

Lokale Coördinatie Drugs Brussel Lokale Coördinatie Drugs Brussel Mei 2004 1 INHOUDSTAFEL I. Historiek II. LCDB : definitie III. Organigram van de L.C.D.B. IV. Doelstellingen V. Werklogica VI. Acties Mei 2004 2 I. HISTORIEK - De locale

Nadere informatie

Housing First. Housing First juli 2013 Pag. 1 van 5. Wat is Housing First?

Housing First. Housing First juli 2013 Pag. 1 van 5. Wat is Housing First? Housing First Wat is Housing First? Het aanbieden van een individuele woonst én langdurige begeleiding aan mensen die chronisch dakloos zijn en kampen met een verslavings en/of psychiatrische problematiek.

Nadere informatie

Advies. Over de financiering en de organisatie van de eerstelijnspsychologische interventies in Vlaanderen. Brussel, 27 september 2018

Advies. Over de financiering en de organisatie van de eerstelijnspsychologische interventies in Vlaanderen. Brussel, 27 september 2018 Advies Over de financiering en de organisatie van de eerstelijnspsychologische interventies in Vlaanderen Brussel, 27 september 2018 SARWGG_Raad_20180927_ELPF_ADV_DEF.docx Strategische Adviesraad Welzijn

Nadere informatie

Overzicht tabellen en figuren 19. Overzicht gebruikte afkortingen 19

Overzicht tabellen en figuren 19. Overzicht gebruikte afkortingen 19 Inhoudsopgave Overzicht tabellen en figuren 19 Overzicht gebruikte afkortingen 19 Inleiding 21 1 Situering van het onderzoek 21 1.1 Onderzoek in detentie 21 1.2 Vrouwelijke gedetineerden 22 1.3 Internering

Nadere informatie

1. Is de minister van plan deze 56 aanbevelingen ter harte te nemen? Hoe wil hij hiermee aan de slag?

1. Is de minister van plan deze 56 aanbevelingen ter harte te nemen? Hoe wil hij hiermee aan de slag? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 142 van KATHLEEN HELSEN datum: 10 november 2016 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Opvangcentrum voor druggebruikers - Regio Kempen Een onderzoek

Nadere informatie

Preventie Tabak, Alcohol en Drugs

Preventie Tabak, Alcohol en Drugs Preventie Tabak, Alcohol en Drugs Deelwerking Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Doelgroep: sleutelfiguren uit diverse sectoren Aanbod: Ondersteunen van organisaties bij het opstellen van een drugbeleid

Nadere informatie

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte OP ESF Vlaanderen 2014 2020 Prioriteit uit OP: 1 - loopbaanbeleid curatief investeringsprioriteit 8i - werkloosheid naar werk Informatieve Bijlage: Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Nadere informatie

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? INLEIDING Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting werd in 1999

Nadere informatie