DE SAMENSTELLING VAN DE NEDERLANDSE FLORA GERELATEERD AAN DE KANS OP UITSTERVEN (VERDWIJNEN) VAN PLANTESOORTEN IN DE 20E EEUW
|
|
- Antoon Wouters
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 29 DE SAMENSTELLING VAN DE NEDERLANDSE FLORA GERELATEERD AAN DE KANS OP UITSTERVEN (VERDWIJNEN) VAN PLANTESOORTEN IN DE 20E EEUW R. VAN DER MEIJDEN & J.E.M. GILLIS RIJKSHERBARIUM / HORTUS BOTANICUS, RIJKSUNIVERSITEIT LEIDEN SAMENVATTING Tussen 1840 en 1990 zijn 73 plantesoorten uit Nederland verdwenen (tabel 3); daarnaast zijn in de laatste 25 jaar 14 soorten teruggevonden die als verdwenen werden beschouwd (tabel 4). Het aantal verdwijnende soorten is vanaf 1920 min of meer constant in de tijd: ca. 20 soorten per 20 jaar. Ook recent is er geen toename van het aantal verdwenen soorten geconstateerd, dit ondanks de toename van de bedreiging van veel biotooptypen. De studie toont aan dat er een zeer duidelijk verband bestaat tussen het areaaltype van de soort en de kans op verdwijnen. Soorten met een voorpost-areaal en met een marginaal areaal hebben een veel grotere kans te verdwijnen dan soorten met een centraal of subcentraal areaal; het verdwijnen van zulke soorten is een natuurlijk proces. INLEIDING De recente wereldwijde belangstelling voor het behoud van biodiversiteit komt vooral voort uit het besef dat onder invloed van menselijk handelen talrijke soorten dieren en planten op veel plaatsen sterk achteruitgaan, en wel zodanig dat soorten in hun voortbestaan worden bedreigd of reeds uitgestorven zijn. Als extra verontrustend wordt ervaren, dat onontdekte soorten door menselijk toedoen van de aardbodem verdwenen zijn, soorten dus waarvan de eigenschappen nooit meer bekend zullen worden. In dit artikel wordt nader ingegaan op het uitsterven van planten, en wel toegespitst op het plaatselijke niveau: het verdwijnen binnen Nederland. Vragen die aan de orde komen zijn: Hoe bepaal je of een soort werkelijk verdwenen is? Gaat het verdwijnen tegenwoordig sneller dan vroeger? Wat zijn de oorzaken van verdwijning? Zijn er voorspellingen te maken voor toekomstige verdwijningen? Wat betekent dit voor het beleid ten aanzien van behoud van biodiversiteit in Nederland? BASISGEGEVENS DE TOTALE WILDE FLORA Het lijkt allemaal heel simpel om vast te stellen hoeveel soorten er in Nederland groeien: je vergelijkt de totale soortenlijst van de Standaardlijst van een bepaald jaar met die van een later jaar, en je weet hoeveel soorten verdwenen zijn en hoeveel er bijgekomen zijn. Dat gaat echter alleen op, als de beschikbare kennis ook inderdaad toereikend is voor de beantwoording van deze vraag. Wat is toereikend in dit geval? Eerst is het van belang de totale omvang van de flora vast te stellen alvorens we het verlies in zijn volle omvang kunnen bepalen. In vergelijking met omringende landen kwam het eerste wetenschappelijke overzicht van de wilde flora van Nederland pas laat tot stand. Het was de Groningse hoogleraar H.C. van Hall (Van Hall 1825) die in de periode de eerste wetenschappelijke en (relatief) complete Flora publiceerde onder de titel Flora Belgii Septentrionalis (= Flora van Noord-België). Het aantal daarin opgenomen plantesoorten bedroeg
2 30 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND ongeveer 1150, ofwel 82% van het aantal soorten dat in 1970 werd onderscheiden (1400). Er zijn dus 250 wilde plantesoorten bijgevonden. Die zijn echter lang niet allemaal na 1829 ons land binnengekomen. Van ongeveer 100 soorten denken we nu, dat ze in die tijd al in Nederland groeiden, maar nog niet waren ontdekt. Er zijn bijvoordeeld nogal wat soorten van het lastige genus Carex (Zegge) die pas in de eerste helft van de 20e eeuw in Nederland zijn ontdekt, vooral door het speurwerk van de amateur-botanici J.H. Kern en Th.J. Reichgelt. Een heel andere categorie van nieuwe soorten betreft degenen die bij later taxonomisch werk als aparte soorten zijn onderscheiden (zoals bijvoorbeeld de Waterweegbree die, volgens de opvattingen van de toonaangevende Heukels-Flora s, in 1934 in twee (Wachter 1934), en in 1949 (Wachter 1949) in drie afzonderlijke soorten werd verdeeld). Ook van die soorten nemen we nu aan dat ze ook vroeger al wild in Nederland voorkwamen. Het gaat in deze categorie om ongeveer 75 soorten. Tenslotte is er de groep van ongeveer 75 soorten die waarschijnlijk inderdaad na 1829 in Nederland zijn binnengekomen. Hierbij zijn de meeste soorten toevallig door de mens ingevoerd, terwijl van een klein deel moet worden aangenomen dat de soorten zelf op natuurlijke wijze hun areaal tot over onze landsgrenzen hebben uitgebreid. Een voorbeeld van een onbedoeld ingevoerde soort betreft Impatiens parviflora (Klein springzaad) dat aan het eind van de vorige eeuw voor het eerst in Nederland is ingevoerd en nu in veel bossen op de zandgronden een gewone verschijning is. Een voorbeeld van een zich spontaan uitbreidende soort is Crambe maritima (Zeekool), al wordt de spontane uitbreiding van deze soort mede als een randeffect van de uitvoering van de Deltawerken opgevat. Na 1970 is de lijst van wilde soorten opnieuw uitgebreid, onder invloed van de veranderde opvattingen over het begrip wilde plantesoort. Zo zijn enkele tientallen soorten aan de Standaardlijst toegevoegd die worden aangeduid als stinzenplanten. Bakker (1985) definieert stinzenplanten als volgt: Planten die in hun verspreiding binnen een bepaald gebied (vrijwel) beperkt zijn tot stinzen, buitenplaatsen, oude boerenhoeven, pastorietuinen en aanverwante milieus zoals kerkhoven, stadswallen en slotheuvels. Stins is een Fries woord, dat betrekking heeft op een stenen huis op een kunstmatige vluchtheuvel in het land waar bos, en in de loop van de tijd allerlei sierplanten, vooral bol- en knolgewassen, werden aangeplant. De meeste stinzenplanten komen van nature niet in Nederland voor. Ze worden echter tot de Nederlandse flora gerekend, omdat ze aantoonbaar voldoen aan het criterium dat hun populaties in Nederland spontaan levensvatbaar zijn. Ze zijn aangepast aan het hier heersende weer en klimaat, ze hebben minstens drie volledige spontane generaties geleverd en ze hebben zich op meer dan twee plaatsen spontaan uitgebreid. Ook al staat vast dat de stinzenplanten oorspronkelijk door mensen zijn aangeplant, rekenen we ze tot de wilde flora omdat ze zich door het leveren van tenminste drie generaties niet meer onderscheiden van andere, meer oorspronkelijke, planten in ons land. Een voorbeeld van een ingeburgerde stinzenplant is Arum italicum (Italiaanse aronskelk). Door toepassing van datzelfde criterium van levensvatbaarheid in ons klimaatsgebied zijn tenslotte nog een aantal soorten aan de Standaardlijst toegevoegd, grotendeels soorten die oorspronkelijk onbedoeld door de mens zijn meegevoerd (adventieven) maar die thans volledig ingeburgerd, dus wild, worden beschouwd. Een voorbeeld van een recent ingeburgerde soort is Eragrostis pilosa (Straatliefdegras).
3 31 VAN DER MEIJDEN & GILLIS, NEDERLANDSE FLORA EN DE KANS OP UITSTERVEN VAN SOORTEN ZELDZAAMHEID VAN DE SOORTEN Het spreekt bijna vanzelf dat alleen betrouwbare informatie over het verdwijnen van soorten kan worden gegeven als er een goed beeld bestaat over de zeldzaamheid van de soorten in een bepaald gebied. In dat opzicht ontbreekt in diverse Europese landen voldoende informatie, vooral in de mediterrane streken. Als daar een bepaalde soort al vele tientallen jaren niet meer is waargenomen, kan niet met enige zekerheid worden aangenomen dat die soort ook verdwenen is; niet zelden blijkt deze te kunnen worden teruggevonden als de oude vindplaats opnieuw wordt bezocht. Zelfs in Nederland, dat uitzonderlijk goed bekend is op floristisch gebied, zijn er na 1970 nog diverse soorten op hun oude vindplaatsen teruggevonden, en we nemen aan dat ze helemaal niet weg zijn geweest. De betrouwbaarheid van uitspraken over verdwijningen van soorten is dus rechtstreeks af te leiden van de mate waarin een gebied floristisch gekarteerd is. Het is goed om hier op te merken dat de kennis over de zeer zeldzame en verdwijnende soorten niet alleen afhankelijk is van echte inventarisatieactiviteiten, al zijn door dat werk stellig nieuwe vindplaatsen van zeldzame soorten ontdekt. Veel zeldzame soorten komen echter in bijzondere biotooptypen voor, en daar treedt vaak een (relatieve) opeenhoping van zeldzame soorten op. Naast het eigenlijke karteringswerk bezoeken de floristen (uiteraard) ook met regelmaat zulke bijzondere gebieden, zodat de kennis van de categorie zeer zeldzame soorten al vanaf 1920 als zeer goed kan worden beschouwd. Voor veel verdwenen soorten geldt dan ook dat het jaartal van de laatste waarneming waarschijnlijk ook ten naaste bij het moment van verdwijnen van de plantesoort aangeeft. In Nederland is de florakartering in 1902 gestart, onder leiding van de botanicus J.W.C. Goethart, conservator van het Rijksherbarium, en de geoloog W.J. Jongmans. Zij startten het project Plantenkaartjes van Nederland. Vanaf 1920 kwam het karteringswerk aan de flora goed op gang, en door de oprichting in 1930 van de stichting IVON (Instituut voor Vegetatie Onderzoek Nederland) werd dit nog versterkt. De resultaten van de waarnemingen werden in het begin van de tachtiger jaren bewerkt en samengevat, hetgeen leidde tot de uitgave van de driedelige Atlas van de Nederlandse Flora (Mennema et al. 1980, 1985, Van der Meijden et al. 1989). In de bijbehorende kaartjes werd de verspreiding van de soorten over twee perioden aangegeven: vóór en na Deze Atlas vormt de basis voor onze gegevens over onder andere het verdwijnen van plantesoorten uit ons land. De Atlas zelf gaf weer een nieuwe stimulans om tot een nieuwe complete inventarisatie van Nederland over te gaan, maar dan op een nog gedetailleerdere schaal dan in de Atlas het geval was, namelijk die van de vierkante kilometer. Voor dit grote karwei werd eind 1988 de stichting FLORON (Floristisch Onderzoek Nederland) opgericht, de opvolger van de stichting IVON. In samenwerking met het Rijksherbarium, de provinciale natuur- en milieudiensten en de grote natuurbeheers- en beschermingsorganisaties werden de inventarisatiegegevens opgenomen in een geautomatiseerde databank, Florbase genaamd. Met het Atlasbestand, Florbase, en gebruik makend van het botanisch archief en het herbarium, is het tamelijk goed mogelijk om de flora te analyseren op het vraagstuk van de veranderingen, waaronder verdwijningen. De toename van de kennis over de verspreiding van plantesoorten kan aan een enkel voorbeeld, dat van Carex elongata (Elzenzegge) worden geïllustreerd (tabel 1). Vergeleken met de Atlasgegevens was er in Van Hall s tijd nog maar 1% van het huidige aantal vindplaatsen (op basis van uurhokken ) bekend. Drie factoren hebben met deze toe-
4 32 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND Rond 1970 verscheen het eerste grote overzicht van de uit ons land verdwenen plantesoorten in het eerste deel van het boek Wilde Planten (Westhoff et al. 1970), terwijl kort daarna de eerste florastatistiek van Nederland verscheen (Van der Maarel 1971). Sindsdien verschenen ook andere belangrijke werken op dit gebied: de Atlas van de Nederlandse Flora (Mennema et al. 1980, 1985), de Standaardlijsten 1975, 1983 en 1990 (Arnolds & Van der Meijden 1976, van der Meijden et al. 1984, 1991) en de FLORON-Rode Lijst 1990 (Weeda et al. 1990). Dit zijn de voornaamste bronnen voor het hier gepresenteerde overzicht van verdwenen soorten. Als verdwenen worden die soorten beschouwd die na 1970 niet meer zijn waargenomen, of met zekerheid zijn verdwenen in de periode (tabel 3). Onder teruggevonden (tabel 4) verstaan we soorten die met zekerheid voor 1970 zijn verdwenen maar nadien zijn teruggevonden. In weerwil van het feit dat de criteria voor het opnemen van soorten in de Standaardlijsten duidelijker geformuleerd zijn en nauwkeuriger worden toegepast, worden niet alle soorten gelijk beoordeeld als het over uitsterven gaat in relatie tot natuurbeleid. Zo zijn stinzenplanten niet opgenomen in de Rode Lijst (Weeda et al. 1990), en is er geen enketabel 1 Vindplaatsen van Carex elongata (Elzenzegge). jaar aantal vindplaatsen bron 1825 ± 3 (reëel) (van Hall 1825) (reëel) (Kobus 1886) (figuur 1) (4 x 5 km) (Mennema et al. 1985) (figuur 2, blokjes) (5 x 5 km) (Mennema et al. 1985) (figuur 2, sterretjes) name te maken: 1. de intensiteit van het inventariseren; 2. de toename van de kennis over het genus Carex; en 3. de toename van het geschikte milieutype voor Carex elongata, natte bossen op matig voedselrijke grond naar schatting een verdubbeling van het areaal van dit type bos. Deskundigen schatten dat de werkelijke vooruitgang van Elzenzegge een factor 1.5 bedraagt (vergelijking 1830 met 1970); vervolgens is de Elzenzegge na 1970 waarschijnlijk weer wat achteruitgegaan als gevolg van verdroging van veel bossen. figuur 1 en 2 Verspreiding van Carex elongata volgens gegevens van Kobus (1886), Mennema et al. (1985). DE VERDWENEN SOORTEN
5 33 VAN DER MEIJDEN & GILLIS, NEDERLANDSE FLORA EN DE KANS OP UITSTERVEN VAN SOORTEN le soort van deze categorie die in Nederland als uitgestorven wordt beschouwd. Misschien is dat inconsequent. Feit is in elk geval dat ze in dat opzicht toch nog vooral als sierplant worden beschouwd, en dat het eventuele verdwijnen van een stinzensoort in veel mindere mate als een verlies voor de wilde flora wordt opgevat dan het verdwijnen van soorten die op eigen kracht ons land hebben bereikt. Tabel 3 geeft het overzicht van de 73 soorten die anno 1994 als verdwenen worden beschouwd, tabel 4 de 14 soorten die na 1970 zijn teruggevonden. VERLOOP VAN HET VERDWIJNEN IN DE TIJD De Atlas (Mennema et al. 1980, 1985, Van der Meijden et al. 1989) geeft een goed overzicht van veranderingen in de verspreiding van de wilde plantesoorten doordat de waarnemingen van voor en na 1950 apart zijn weergegeven: de oude gegevens in groene vierkantjes, de nieuwe met zwarte sterretjes. De belangrijkste reden voor het kiezen van het jaartal 1950 was gelegen in het feit dat de Topografische Kaart van Nederland in dat jaar ingrijpend gewijzigd werd. Aangezien de kaartbladen een onmisbaar hulpmiddel vormen bij de inventarisaties werd besloten de eerste IVON-inventarisatieronde in 1949 te beëindigen, en een nieuwe te starten in De keuze van 1950 heeft dus niets te maken met overwegingen op het terrein van natuurbeleid of -behoud, en houdt dus ook geen verband met grote veranderingen in het landgebruik. Die grote veranderingen traden vooral op in de periode , en waren voor de natuur merendeels zeer negatief van aard. Veel soorten zijn in die periode sterk in aantal individuen en in aantal vindplaatsen achteruitgegaan. Het ligt dan ook voor de hand om aan te nemen dat die achteruitgang ook geleid heeft tot een versneld uitsterven. Ontleend aan de gegevens van tabel 3 wordt in tabel 2 een overzicht gegeven van het aantal verdwenen soorten voor vier perioden van 20 jaar in de 20e eeuw. Wegens de te geringe dichtheid van de inventarisaties in de 19e eeuw zijn uit die periode alle verdwenen soorten in één klasse bijeen gebracht. tabel 2 Aantal verdwenen soorten per tijdsperiode (n = 73). periode aantal verdwenen soorten : : : : : 21 Uit dit overzicht blijkt, verrassenderwijs, dat het verdwijnen van soorten in de tijd al vanaf 1920 min of meer constant is. Ook is tot op heden nog geen opvallende verhoging van het aantal verdwijningen te constateren. Er is wel geopperd dat het feit dat niet meer soorten na 1960 zijn verdwenen het gevolg is van de sterk toegenomen intensiteit van het inventarisatieonderzoek in Nederland. Deze hypothese is minder waarschijnlijk als men in aanmerking neemt dat Nederland al vanaf 1920 zéér intensief floristisch is onderzocht, waarbij veel aandacht is geschonken aan de botanisch bijzondere gebieden. De databank Florivon, die de waarnemingen (per vierkante kilometer) die grotendeels uit die periode stammen omvat, telt
6 34 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND tabel 3 Lijst van verdwenen plantesoorten. nr wetenschappelijke nederlandse laatste bron areaal noot naam naam vondst type 1628 Adonis aestivalis Zomeradonis m Adonis vernalis Voorjaarsadonis v Anthericum liliago Grote graslelie v Asperula cynanchica Kalkbedstro m Bassia hirsuta Ruig zoutkruid s Bromus secalinus Dreps c Calamagrostis pseudophragmites Rivierstruisriet v Callitriche cophocarpa Gekield sterrekroos m Callitriche palustris Klein sterrekroos m Camelina sativa subsp. alyssum Vlashuttentut s Carex tomentosa Viltzegge m Carum verticillatum Kranskarwij v Centaurea calcitrapa Kalketrip m Chondrilla juncea Knikbloem m Consolida regalis Wilde ridderspoor m Corallorhiza trifida Koraalwortel v Corispermum marschallii Breed vlieszaad v Cuscuta epilinum Vlaswarkruid m Cyperus flavescens Geel cypergras m Dianthus carthusianorum Kartuizer anjer m Dianthus superbus Prachtanjer v Elatine hydropiper Klein glaskroos m Elatine triandra Drietallig sterrekroos m Eleocharis ovata Eivormige waterbies v Euphorbia platyphyllos Brede wolfsmelk m Euphorbia stricta Stijve wolfsmelk m Filago arvensis Akkerviltkruid m Filago lutescens Geel viltkruid m Filago pyramidata Spatelviltkruid m Filipendula vulgaris Knolspirea s Galeopsis ladanum subsp. ladanum Brede raai s Galium boreale Noords walstro s Galium glaucum Zeegroen walstro m Galium sylvaticum Boswalstro m Galium tricornutum Driehoornig walstro m Helichrysum arenarium Strobloem m Hypochaeris maculata Gevlekt biggekruid m..
7 35 VAN DER MEIJDEN & GILLIS, NEDERLANDSE FLORA EN DE KANS OP UITSTERVEN VAN SOORTEN nr wetenschappelijke nederlandse laatste bron areaal noot naam naam vondst type 0664 Inula salicina Wilgalant m Juncus capitatus Koprus s Lactuca saligna Wilgsla m Lathraea squamaria Bleke schubwortel s 0712 Lathyrus niger Zwarte lathyrus m Linaria arvensis Blauwe leeuwebek m Lolium remotum Vlasdolik s Lolium temulentum Dolik s Lycopodium complanatum Vlakke wolfsklauw m Moenchia erecta Kruismuur m Oenanthe silaifolia Weidekerveltorkruid v Orchis coriophora Wantsenorchis m Orchis ustulata Aangebrande orchis m Orobanche ramosa Hennepvreter m Orthilia secunda Eenzijdig wintergroen m Pseudorchis albida Witte muggenorchis m Puccinellia rupestris Dichtbloemig kweldergras m Pulmonaria montana Smal longkruid m Pulsatilla vulgaris Wildemanskruid m Ranunculus tripartitus Driedelige waterranonkel s Rumex aquaticus Paardezuring m Sagina subulata Priemvetmuur c Salvia verbenaca Kleinbloemige salie m Saxifraga hirculus Bokjessteenbreek m Sedum cepaea Omgebogen vetkruid v Sedum forsterianum Sierlijk vetkruid m Sesleria albicans Blauwgras m Sisymbrium supinum Liggende raket m Spergularia segetalis Korenschijnspurrie m Spiranthus aestivalis Zomerschroeforchis v Subularia aquatica Priemkruid m Teucrium botrys Trosgamander m Utricularia ochroleuca Bleekgeel blaasjeskruid s Valerianella rimosa Geoorde veldsla m Veronica praecox Vroege ereprijs v Zannichellia palustris subsp. polycarpa Brede zannichellia c. Notenapparaat tabel 3 volgende pagina
8 36 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND tabel 3 noten 1 Anthericum liliago is in 1994 teruggevonden. 2 Centaurea calcitrapa is nog enkele malen adventief aangetroffen. 3 Dianthus carthusianorum wordt soms uitgezaaid en kan zich tijdelijk handhaven. 4 Filipendula vulgaris komt soms verwilderd voor. 5 Helichrysum arenarium is recent teruggevonden op een fabrieksterrein. 6 Puccinellia rupestris is recent eenmaal teruggevonden. 7 Sagina subulata wordt wel eens verwilderd gevonden 8 Salvia verbenaca zou onlangs zijn teruggevonden. 9 Sesleria albicans zou recent eenmaal zijn teruggevonden. 10 Teucrium botrys zou recent nog op één plaats voorkomen. 11 Veronica praecox is onlangs teruggevonden. opmerking 0512 Fagopyrum tataricum (Franse boekweit) die voor het laatst in 1946 is aangetroffen, is buiten de verdere bespreking in dit artikel gebleven aangezien zijn verspreiding als buiten areaal is gekarakteriseerd. bronnen 1 Westhoff et al Schaminée et al van der Meijden et al Mennema et al van der Meijden van der Meijden et al Mennema et al van der Maarel Weeda et al Arnolds & van der Meijden 1976 Areaaltype (naar Schaminée et al. 1992): c = centraal; s = submarginaal; m = marginaal; v = voorpost; b = buiten areaal tabel 4 Soorten die als verdwenen werden beschouwd maar inmiddels weer zijn teruggevonden (afkortingen als bij tabel 3). nr wetenschappelijke nederlandse als verdwenen teruggevonden verdwenen areaal naam naam beschouwd sinds sinds volgens type 0022 Ajuga chamaepitys Akkerzenegroen m 0210 Carduus tenuiflorus Tengere distel m 0238 Carex laevigata Gladde zegge m 0240 Carex lepidocarpa Schubzegge c 0290 Cephalanthera longifolia Wit bosvogeltje s 0291 Cephalanthera rubra Rood bosvogeltje m 0318 Chenopodium vulvaria Stinkganzevoet m 0627 Himantoglossum hircinum Bokkenorchis m 0737 Lilium bulbiferum subsp. croceum Roggelelie m 0855 Najas minor Klein nimfkruid m 0988 Potamogeton coloratus Doorschijnend fonteinkruid c 1142 Satureja calamintha subsp. sylvatica Bergsteentijm m 1278 Thesium humifusum Liggend bergvlas m 1394 Wahlenbergia hederacea Klimopklokje m
9 37 VAN DER MEIJDEN & GILLIS, NEDERLANDSE FLORA EN DE KANS OP UITSTERVEN VAN SOORTEN maar liefst zo n 2 miljoen records (waarbij herhalingen van waarnemingen uit dezelfde kilometercel niet zijn meegeteld). Wij veronderstellen dan ook dat de kennis over de zeer zeldzame en uitstervende soorten vanaf 1920 zeer goed is. VERBAND TUSSEN AREAAL EN KANS OP VERDWIJNEN Soorten hebben een areaal: dat is het gebied waarbinnen hun vindplaatsen liggen. Arealen van soorten kunnen groot of klein zijn, en ze zijn niet onveranderlijk. Vanzelfsprekend hebben klimaatsveranderingen grote invloed op soortarealen, en zo ligt het voor de hand dat toevallige onregelmatigheden in het weer kleine gevolgen voor het areaal van soorten kan hebben. Ook de mens heeft grotere of kleinere invloed op het areaal van soorten. Het lokale voorkomen van een soort is het voorkomen binnen een vastomlijnd gebied, bijvoorbeeld binnen de landsgrenzen. Als Nederland geheel binnen het areaal van een soort ligt (als de soort bijvoorbeeld ook in Scandinavië, op de Britse eilanden, in Duitsland en in België voorkomt) kan het areaal van de soort centraal worden genoemd wat de positie van Nederland betreft. Loopt één van de areaalgrenzen dicht in de buurt van of juist door ons land, maar valt Nederland overigens binnen het soortareaal, dan noemen we het een subcentraal areaal. tabel 5 Verdwenen soorten per areaaltype per tijdsperiode. periode totaal centraal subcentraal marginaal voorpost : : : : : totaal tabel 6 Percentage verdwenen en teruggevonden soorten per areaaltype. totaal Nederland verdwenen % teruggevonden % centraal subcentraal marginaal voorpost totaal 1186 (excl. 108 soorten buiten areaal ) Valt slechts een klein deel van Nederland binnen het soortareaal, dan heet het areaal marginaal, en ligt tenslotte het hoofdareaal minstens 100 kilometer van onze landsgrenzen, maar bevindt zich tenminste één vindplaats erbinnen, dan heeft die soort een voorpost-areaal in Nederland. Schaminée et al. (1992) hebben alle Standaardlijstsoorten op deze wijze ingedeeld, waarbij zij een vijfde categorie hebben onderscheiden voor soorten waarvan het areaal zeer ver buiten Nederland ligt en waarbij het voorkomen in Nederland door de mens is beïnvloed ( buiten areaal ). De categorie buiten areaal is in dit artikel verder buiten beschouwing geble-
10 38 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND ven. Verder zijn wij er van uitgegaan, dat de areaaltypering van de soorten in anderhalve eeuw niet gewijzigd is, met andere woorden: dat een soort die thans tot de categorie marginaal areaal gerekend wordt, ook anderhalve eeuw geleden hetzelfde areaal vertoonde; de oude vindplaatsen zijn meegewogen bij de beoordeling van het areaaltype van de afzonderlijke soorten. Gegeven het feit dat arealen kunnen verschuiven is het interessant om na te gaan of er verband bestaat tussen het areaaltype en het verdwijnen van soorten. Voor de 73 verdwenen soorten is dat weergegeven in tabel 5, waarbij tevens ook de verdwijningsperiode is aangegeven. In tabel 6 zijn de gegevens percentueel weergegeven, waarbij tevens het percentage teruggevonden soorten is opgenomen. figuur 3 Percentage soorten per areaaltype ,0 percentage plantesoorten in Nederland percentage verdwenen plantesoorten percentage teruggevonden plantesoorten 38, ,3 23, , ,0 3,3 2,2 0,5 0,4 0,3 0,0 CENTRAAL SUBCENTRAAL MARGINAAL VOORPOST Figuur 3 is een grafische weergave van tabel 6. In één blik is duidelijk dat de verdeling van de verdwenen soorten over de areaaltypen tegengesteld is aan de verdeling van alle soorten samen. Hieruit kan het volgende worden afgeleid. De kans op het verdwijnen van een soort neemt toe naarmate de Nederlandse vindplaatsen meer aan de grens van het areaal van de soort liggen, of daarvan tenminste 100 kilometer verwijderd zijn (voorpost-soorten). Anderzijds toont de figuur dat het hoogste percentage teruggevonden soorten in de categorie van het marginale areaaltype valt; dat betreft dus soorten die van betrekkelijk nabij de Nederlandse grens weer hebben gepasseerd, terwijl dat bij de soorten met een voorpost-areaal geen enkele maal is waargenomen. Op grond van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de ligging van Nederland ten opzichte van het areaal van de soort van invloed is op de kans van verdwijnen en terugkomen van Nederlandse plantesoorten. OORZAKEN VAN VERDWIJNEN Westhoff et al. (1970), Mennema et al. (1980, 1985), Van der Meijden et al. (1989) en Weeda et al. (1990) geven soortspecifieke en algemene informatie over de oorzaken van achteruitgang en verdwijnen van plantesoorten in Nederland.
11 39 VAN DER MEIJDEN & GILLIS, NEDERLANDSE FLORA EN DE KANS OP UITSTERVEN VAN SOORTEN Slechts in enkele gevallen is er een eenduidige verklaring voor het verdwijnen van een soort te geven. Zo zijn de vlasonkruiden Camelina sativa subsp. alyssum (Vlashuttentut), Cuscuta epilinum (Vlaswarkruid) en Lolium remotum (Vlasdolik) verdwenen toen de teelt van Vlas voor linnen instortte, en is het giftige akkeronkruid Lolium temulentum (Dolik) opzettelijk uitgeroeid. Ook in andere gevallen is bekend dat de laatste vindplaats door de mens is vernietigd, maar het is dan vaak al niet meer goed aan te geven waarom de desbetreffende soorten reeds zo zeldzaam waren. Uit ons onderzoek (figuur 3) blijkt echter dat achteruitgang (en ook vooruitgang) tevens gecorreleerd is aan het areaaltype van de soorten. Elk soortareaal is het resultaat van vele factoren, zoals de effectiviteit van bestuiving, zaadverspreiding, kieming en vestiging, concurrentie met andere levende organismen in de directe omgeving, etc.; die factoren worden mede beïnvloed door het klimaat (en grotere schommelingen in het weer), en ook de historie van de soort (op een geologische tijdschaal) speelt een rol bij de omgrenzing van het huidige areaal. Het areaal van elke soort wordt dus door een complex van natuurlijke factoren bepaald. Het areaal van een soort kan dus beschouwd worden als een biologische eigenschap van die soort. Veranderingen van het areaal van een soort treden uiteraard het duidelijkst op aan de areaalgrenzen; dat geldt dus ook voor natuurlijke veranderingen in het areaal. Tegenwoordig weten we dat de achteruitgang van de wilde flora tevens gecorreleerd is aan een aantal complex samenhangende factoren: verdroging, vermesting, verzuring en vernietiging. Die factoren werken in op de totale flora, en een belangrijk deel van onze flora is gevoelig voor de negatieve effecten van één of meer van deze factoren. Het ligt dan ook voor de hand dat het proces van verdwijnen onder invloed van die negatieve milieu-effecten versterkt wordt op plaatsen waar de soort zijn huidige areaalgrens vertoont, en bij voorpostpopulaties. RELEVANTIE VOOR BIODIVERSITEITS- VRAAGSTUKKEN Bij beleid gericht op behoud van de biodiversiteit van een bepaald omgrensd gebied (Nederland, Europa) moet de informatie over het natuurlijke areaal van de soorten een rol spelen. Soorten die hun hoofdverspreidingsgebied buiten Europa hebben behoeven minder aandacht, en voor Nederland geldt dat voor soorten met een marginaal of voorpost-areaal die elders in Europa hun hoofdareaal bezitten. Dit is ook een van de uitgangspunten van het onlangs verschenen werkdocument Ontwerp-Nota Ecosysteemvisies (Jansen et al. 1994; zie ook de bijdrage van Van der Zande). Daarin is er van uitgegaan dat Nederland een beschermingstaak heeft voor strikt Europese soorten die in Nederland een (sub-)centraal areaaltype vertonen (de zgn. I -soorten). De soorten met een marginaal of voorpost areaaltype vallen buiten dit criterium. Vanuit een strikt nationaal oogpunt betekent dit dat nota bene de meest kwetsbare soorten buiten de aandacht vallen. Overigens vallen vele van die soorten wèl onder de twee andere criteria (recent sterk achteruitgegeaan, het T -criterium, en reeds zeer zeldzaam, het Z -criterium), waardoor ook zij op nationaal niveau van belang worden geacht. Niettemin wordt de juistheid van het toepassen van het I -criterium door onze studie onderstreept. Voorts blijkt dat het verdwijnen of opnieuw verschijnen van soorten uit Nederland geen voldoende goede maat is voor de beoordeling van de kwaliteit van de flora. Dit blijkt uit onze conclusie dat het verdwijnen van soorten ongeveer constant verloopt terwijl de kwaliteit van de flora onmiskenbaar achteruitgaat. Ook het terugkomen van
12 40 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND verdwenen soorten is niet zonder meer een teken van verbetering van de kwaliteit van de natuur, omdat het terugkomen natuurlijke oorzaken kan hebben die los staan van de milieuproblematiek. Het is daarom aan te bevelen om niet de categorieën van verdwenen en uiterst zeldzame soorten, maar juist de iets minder zeldzame en tevens sterk achteruitgaande soorten in beschouwing te nemen in verband met de kwaliteit van het natuurlijk milieu. In de praktijk kan dit betekenen dat het zeldzaamheidscriterium uit de Ontwerp-Nota Ecosysteemvisies (Jansen et al. 1994) moet worden aangepast: niet de zeldzaamheidsklassen (UFK s) 0, 1, 2 en 3 moeten worden beschouwd, maar die van 2, 3, 4 en 5. De soorten van de zeldzaamheidsklassen 0 (verdwenen) en 1 (uiterst zeldzaam) verdienen een selectieve beoordeling. figuur 4 Wantsenorchis, Orchis coriophora. Foto Rijksherbarium.
13 41 VAN DER MEIJDEN & GILLIS, NEDERLANDSE FLORA EN DE KANS OP UITSTERVEN VAN SOORTEN Arnolds, E.J.M. & Meijden, R. van der Standaardlijst van de Nederlandse flora Leiden. Bakker, P.A Stinzenplanten. s-graveland. Hall, H.C. van, Flora Belgii Septentrionalis I (1-3). Amsterdam. Jansen, S.R.J., Bal, D., Beije, H.M., During, R., Hoogeveen, Y.R. & Uyterlinde, R.W Ontfiguur 5 Wildemanskruid, Pulsatilla vulgaris. Foto Rijksherbarium. CONCLUSIES In deze studie is vastgesteld dat sinds 1840 in Nederland 73 plantesoorten zijn verdwenen, afgezien van 14 recent teruggevonden soorten. De negatieve invloed van veranderingen in de maatschappij na de Tweede Wereldoorlog, die onder andere tot uitdrukking komen in verdroging, vermesting, verzuring en vernietiging van biotopen, lijkt niet te hebben geleid tot versnelling van het verdwijnen van plantesoorten in Nederland. Na 1920 verloopt het verdwijnen min of meer constant; per 20 jaar verdwijnen er ongeveer 20 soorten. Het verdwijnen van soorten is daarmee geen goede maat voor de vermindering van de kwaliteit van de natuur. De ligging van Nederland ten opzichte van het areaal van de soort is sterk gecorreleerd met de kans van verdwijnen. Deze neemt toe naarmate het gesloten areaal van de soort zich verder van de binnenlandse vindplaatsen bevindt. Soorten waarvoor Nederland centraal in het areaal ligt hebben dus de kleinste kans om te verdwijnen, en voor soorten met een voorpostareaal geldt dat zij de grootste kans hebben te verdwijnen. De verdwijning van soorten met een marginaal en voorpost areaaltype is deels natuurlijk van aard. Ook het terugkomen van soorten met een marginaal areaaltype zal veelal natuurlijke oorzaken hebben, en valt niet zonder meer op te vatten als een teken van verbetering van het natuurlijk milieu. Deze studie geeft een ondersteuning van de juistheid van het toepassen van het I -criterium in de Ontwerp-Nota Ecosysteemvisies (Jansen et al. 1994). Het is echter aan te bevelen om het zeldzaamheidscriterium ( Z -criterium) uit dezelfde Ontwerp- Nota aan te passen. VERWIJZINGEN
14 42 BIODIVERSITEIT IN NEDERLAND werp-nota Ecosysteemvisies. Werkdocument IKC-NBLF, 48. Informatie- en KennisCentrum NBLF, Wageningen. Kobus, J.D De Nederlandse Carices. Nederlands Kruidkundig Archief, II (4): Maarel, E. van der, Florastastistieken als bijdrage tot de evaluatie van natuurgebieden. Gorteria, 5: Mennema, J., Quené-Boterenbrood, A.J. & Plate, C.L. (red.) Atlas van de Nederlandse Flora, 1. Amsterdam. Mennema, J., Quené-Boterenbrood, A.J. & Plate, C.L. (red.) Atlas van de Nederlandse Flora, 2. Utrecht. Meijden, R. van der, Arnolds, E.J.M., Adema, F., Weeda, E.J. & Plate, C.L Standaardlijst van de Nederlandse flora Leiden. Meijden, R. van der, Weeda, E.J. & Plate, C.L Atlas van de Nederlandse Flora, 3. Leiden. Meijden, R. van der, van Duuren, L., Weeda, E.J. & Plate, C.L Standaardlijst van de Nederlandse flora Gorteria, 17: Meijden, R. van der, Proefproject Flora en Fauna Achtergrondreeks, deel 2. Hogere planten. In: Ovaa, A.H., Latour, J. & Reiling, R. (red.), Lange termijn effecten van milieubeleid op flora en fauna: schattingen door middel van expert judgement. Landbouwuniversiteit Wageningen/Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhyiëne, Wageningen/Bilthoven: Schaminée, J.H.J., Duuren, L. van & Bakker, A.J. de Europese en mondiale verspreiding van Nederlandse vaatplanten. Gorteria, 18: Wachter, W.H Heukels Geïllustreerde Schoolflora voor Nederland, 11e druk. Groningen. Wachter, W.H Heukels Geïllustreerde Schoolflora voor Nederland, 13e druk. Groningen. Weeda, E.J., Meijden, R. van der & Bakker, P.A FLORON-Rode-Lijst. Rode Lijst van de in Nederland verdwenen en bedreigde planten (Pteridophyta en Spermatophyta) over de periode 1.I I Gorteria, 16: Westhoff, V., Bakker, P.A., Leeuwen, C.G. van & Voo, E.E. van der De verarming van onze wilde flora. Wilde Planten, 1: Amsterdam.
Het verdwijnen en (weer) verschijnen van plantensoorten in Nederland
Het verdwijnen en (weer) verschijnen van plantensoorten in Nederland Wil (W.L.M.) Tamis 1, Leni (H.) Duistermaat 2, René (R.C.M.J.) van Moorsel 2, Hans (J.D.) Kruijer 2 & Marco (M.C.) Roos 2 1 Centrum
Verspreiding van doelsoorten (vaatplanten) in relatie tot de Ecologische Hoofdstructuur. Samenvatting FLORON-rapport nr. 3
Verspreiding van doelsoorten (vaatplanten) in relatie tot de Ecologische Hoofdstructuur Samenvatting FLORONrapport nr. 3 Adrienne+J.J. Lemaire Ruud Beringen & Kees+(C.)+L.G. Groen (Stichting FLO RON, POstbus
hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.
De Filago vulgaris-groep in Nederland door F. Adema (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L. voor de Atlas van de Nederlandse Flora (MENNEMA, 1976)
Uitbreiding van de landelijke floradatabank FlorBase, afname van witte hokken
Uitbreiding van de landelijke floradatabank FlorBase, afname van witte hokken Wout J. van der Slikke & Kees (C.)L.G. Groen Inleiding Het beheer van de landelijke floradatabank FlorBase 1 en de ondersteuning
Veranderingen. Standaardlijst basis van de. in de Nederlandse flora. Calijn Plate René Liefaard en Lodewijk van Duuren (Centraal Bureau voor de
Veranderingen in de Nederlandse flora op basis van de Standaardlijst 1990 Calijn Plate René Liefaard en Lodewijk van Duuren (Centraal Bureau voor de Statistiek, afdeling Natuurlijk Milieu, Postbus 959,2270
Kevers van de Habitatrichtlijn,
Indicator 19 juni 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het oorspronkelijke areaal van
niet-inheemse vaatplanten in Nederland
niet-inheemse vaatplanten in Nederland Wil Tamis & Ruud van der Meijden in samenwerking met de PGO FLORON naar het proefschrift van W.L.M Tamis: Changes in the flora of the Netherlands in the 20th century
Planten uit de Habitatrichtlijn
Indicator 28 februari 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Kruipend moerasscherm, groenknolorchis
d rm Neder wa e landopg
Opgewarmd Nederland deel Plant en dier: blijven, komen, weggaan of... Soorten, verspreiding en klimaat Kleine beestjes: sterk in beweging Libellen: voordeel van een warmer klimaat Dagvlinders: extra onder
Prachtanjer (Dianthus superbus L.) terug. in Nederland, maar... via natuurlijke weg? Inleiding
Prachtanjer (Dianthus superbus L.) terug in Nederland, maar... via natuurlijke weg? Barbara Gravendeel & Kees+(C.)+G. Koops (De La Reystraat 30, 2332 XX Leiden) Dianthus superbus L. back in the Netherlands,but...
(Pteridophyta en Spermatophyta) over de periode
... Floron-Rode Lijst 1990 Rode Lyst van de in Nederland verdwenen en bedreigde planten (Pteridophyta en Spermatophyta) over de periode 1.1.1980-1.1.1990 E.J. Weeda (Stichting FLORON, Postbus 9514, 2300
Joh. Jansen. gezamenlijke excursie gemaakt werd, en dat. speciaal onderwerp bezig hielden, weten, hulp
In memoriam Joh. Jansen De Nederlandse floristiek wordt wel zwaar getroffen. Kort na Wachter en De Wever nu onze vriend Johan Jansen overleden. Persoonlijk is dat verlies voor ons wel het grootst, want
Effecten van klimaatsverandering op planten in Nederland
Effecten van klimaatsverandering op planten in Nederland W.L.M. Tamis*, M. van t Zelfde** & R. van der Meijden* * Nationaal Herbarium Nederland/Leiden branch, Postbus 9514, 2300 RA Leiden; e-mail: tamis@cml.leidenuniv.nl,
Nederlands Soortenregister en Nationale Databank Flora en Fauna (wordt synchroon gehouden)
Beheer van soortenlijsten Nederlands Soortenregister en Nationale Databank Flora en Fauna (wordt synchroon gehouden) Stand van zaken Mutaties zijn nieuwe adventieven + vroeger gebruikte synoniemen (Gerard
Trends in kritische soorten. Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken
Trends in kritische soorten Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken Inhoud Doel Werkwijze Resultaten Conclusies en oorzaken Doel Beeld te krijgen van de ontwikkeling van kritische water-
Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers
Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers Myriam Dumortier Natuurrapport www.natuurindicatoren.be www.nara.be www.inbo.be Haalt Vlaanderen de 2010-doelstelling? Biodiversiteit Verstoringen/bedreigingen
Hierna volgend artikel is afkomstig uit De Levende Natuur, tijdschrift voor natuurbehoud en natuurbeheer
Journal of nature conservation and management Doelstelling van De Levende Natuur Het informeren over ontwikkelingen in onderzoek, beheer en beleid op het gebied van natuurbehoud en natuurbeheer, die van
Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde
Een verkenning Lon Lommaert Biodiversiteit Vlaamse indicatoren Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde Prioritaire soorten Natuurverkenning Gezichten van Biodiversiteit Wetenschappelijke
Hoofdlijnen Natuurrapport 2007
Hoofdlijnen Hoofdlijnen Natuurrapport 2007 Biodiversiteit Verstoringen/bedreigingen Duurzaam gebruik Hoofdlijnen Natuurrapport 2007 Biodiversiteit Verstoringen/bedreigingen Duurzaam gebruik Toestand plant-
Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis
Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april
Planten in bossen: beheer en biodiversiteit
Planten in bossen: beheer en biodiversiteit Arnout-Jan Rossenaar Foto s: Heukels CD-ROM Opzet lezing Bos in Nederland Bosplanten Bostypen Ontwikkeling bos voedselarme grond Beheer en biodiversiteit (Edese(
Kleine zoogdieren inventariseren: betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek
ZOOGDIER 1997 8 (4) 15 Kleine zoogdieren inventariseren: betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek Piet+J.M. Bergers Onderzoek naar kleine zoogdieren gebeurt in Nederland meer en meer. De steeds ruimere
Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).
Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk
Getoetst wordt of het rapport van Oranjewoud in voldoende mate aan deze opdracht voldoet.
Beoordeling van het rapport; Bestemmingsplannen buitengebied Steenbergen Bijlage 2: Onderzoek naar natuurwaarden Auteur : Wineke Straatsma Oranjewoud, 15-5-2013 In opdracht van de gemeente Steenbergen
1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen
Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii)
Vlinders van de Habitatrichtlijn,
Indicator 20 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Van de vijf Habitatrichtlijnsoorten
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),
Draagvlak voor natuur en natuurbeleid, 2017
Indicator 20 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Bijna alle Nederlanders vinden
Soort-verspreiding-modellen Om ruimtelijke patronen van plantendiversiteit en -zeldzaamheid vast te stellen, hebben we
De biodiversiteit van Borneo, het derde grootste eiland ter wereld, wordt ernstig bedreigd door houtkap en veranderd landgebruik. Ondanks de erkenning van Borneo als een van de belangrijkste centra van
Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora
Herbariummateriaal verzamelen nog van deze tijd?! Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora Leni.Duistermaat@naturalis.nl Nederland kent een lange traditie van het inventariseren
KilometerhokFrequentieKlassen, een nieuwe zeldzaamheidsschaal voor de Nederlandse flora
KilometerhokFrequentieKlassen, een nieuwe zeldzaamheidsschaal voor de Nederlandse flora W.L.M. Tamis* & M. van t Zelfde** * Nationaal Herbarium Nederland/Leiden branch, Postbus 9514, 2300 RA Leiden; e-mail:
Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,
Indicator 3 augustus 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Vijf landzoogdieren staan op
Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid
Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De
Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode
Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van
infprg03dt practicumopdracht 4
infprg03dt practicumopdracht 4 W. Oele 31 augustus 2008 1 Evolutie Het volgende citaat komt letterlijk van Wikipedia: Met evolutietheorie (soms ook wel evolutieleer genoemd) wordt de wetenschappelijke
Kees+(C.)+L.G. Groen c& Wout+J. van der Slikke (Stichting FLORON, Postbus 9514, Inleiding
Naar een landsdekkend Flora-bestand Kees+(C.)+L.G. Groen c& Wout+J. van der Slikke (Stichting FLORON, Postbus 9514, 2300 RA Leiden) Towards a surface-covering Flora Database The last update of the flora
hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste
Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat
Flora van naaldbossen,
Indicator 7 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In de naaldbossen in Nederland
Invasieve plantensoorten zijn in de laatste decennia sterk toegenomen in Nederland
Invasieve plantensoorten zijn in de laatste decennia sterk toegenomen in Nederland Indicator 5 januari 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met
species on the inventory forms. In that way a distinction could be made between small and large populations. The response
Vier jaar strepen met abundantie, een tussentijdse evaluatie Wout+J. van der Slikke & Kees+(C.)+L.G. Groen (Stichting FLORON, Postbus 9514, 2300 RA Leiden) Evaluation ofthe use of abundance classes in
Rode Lijst Indicator van zoetwater- en landfauna,
Indicator 20 september 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De Rode Lijst Indicator (RLI)
Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.
Gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling T.a.v. de heer W. Dekker Postbus 12655 2500 DP DEN HAAG Geldermalsen, 6 oktober betreft: nader ecologisch onderzoek project: uitbreiding vastgoed Hommerson
De Universele Verklaring tot Exoot
De Universele Verklaring tot Exoot Roelf Pot P Waarom zo n verklaring? P Wat verklaren anderen? P Hoe verklaar ik de verschillen? P Voorstel Aanleiding P Behoefte aan uitspraak over sommige soorten: is
Wat is biodiversiteit? Hoeveel biodiversiteit is er (wereldwijd en
Biodiversiteit Cursus Natuur-in-zicht 1 Inhoud Wat is biodiversiteit? Hoeveel biodiversiteit is er (wereldwijd en bij ons)? Waar komt die biodiversiteit vandaan? Waarom is biodiversiteit belangrijk? Hoe
Vlinders van de Habitatrichtlijn,
Indicator 6 juli 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er staan acht vlindersoorten op
Creepy Griezelbeesten. Handleiding en leerdoelen - 1ste graad
Creepy Griezelbeesten Handleiding en leerdoelen - 1ste graad pijpenragers elastiek kurkenstop/plasticine/ lijm Neem de elastiek en knip een stuk van 25 cm. Neem de plasticine, klei of kurk als lichaam
Verslag van de Floristenexcursie
Verslag van de Floristenexcursie naar Dronten in 1969 door M.T. Jansen (Veenendaal) en J. Mennema (Rijksherbarium, Leiden) In 1950 verscheen voor het laatst een verslag van de jaarlijkse zomerexcursie
Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen
Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen 1 Wilde bijen in Noord-Brabant 283 wilde soorten (81% van NL) 89 soorten dalend (31%); 64 soorten
Karakteristieke soorten voor kruidenrijke akkers uit het verleden
Karakteristieke soorten voor kruidenrijke akkers uit het verleden K.A.O. Eichhorn 2012 Karakteristieke soorten voor kruidenrijke akkers uit het verleden Status Definitief rapport Datum 26 mei 2012 Referentie
Trekvissen van de Habitatrichtlijn,
Indicator 6 juli 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Acht Nederlandse trekvissoorten
Recent teruggekomen soorten, 2011
Indicator 9 augustus 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Sommige verdwenen soorten zijn
Rode Lijst Indicator,
Indicator 2 september 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er lijkt sprake van een recente
Joep Spronk (Heggeranklaan 12, 5643 BR Eindhoven) organiseert en coördineert, is een activiteitdierond Eindhovenal vanaf 1980uitgevoerd
De FWE en de Dommel Joep Spronk (Heggeranklaan 12, 5643 BR Eindhoven) Het inventariseren van planten op kilometerhokniveau zoals FLORON dat vanaf 1989 organiseert en coördineert, is een activiteitdierond
Beschrijving en waardering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen van de gemeente Woerden
Beschrijving en waardering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen van de gemeente Woerden Actualisatie 2013 TasT, projecten voor tastbaar erfgoed in opdracht
Soortenonderzoek Julianahof Zeist
Soortenonderzoek Julianahof Zeist 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Soortenonderzoek Julianahof Zeist Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE
Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK!
Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK! Verstuivingen in de duinen Verstuivingen in de kustduinen zijn een belangrijk proces waardoor weer nieuwe duinen en duinvalleien kunnen ontstaan en
Orchideeën in Almere Namens de Projectgroep Rode Lijst en de Werkgroep Europese Orchideeën
Orchideeën in Almere Namens de Projectgroep Rode Lijst en de Werkgroep Europese Orchideeën Hans Vosman, project.rodelijst@hccnet.nl www.natuurspoor.nl Inleiding 1. Projectgroep Rode Lijst 2. Werkgroep
Reptielen van de Habitatrichtlijn,
Indicator 28 mei 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Gladde slang, muurhagedis en zandhagedis
Vegetatie van de heide,
Indicator 13 december 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Sinds 1999 is de verstruiking
Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015
Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding
Summary in Dutch 179
Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse
Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede
Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer
ZOO PLANCKENDAEL VAN A TOT Z
ZOO PLANCKENDAEL VAN A TOT Z Handleiding en leerdoelen 2de graad Bekijk met de leerlingen de afbeelding bovenaan op het werkblad. Laat hen hierop reageren. Waarover gaat het? Je vertelt de leerlingen dat
Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015
Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel
Nieuwsbrief Floron District 23 Noord-Brabant Baronie
Nieuwsbrief Floron District 23 Noord-Brabant Baronie Oktober 2011 Een bijzonder seizoen Beste florist, Een bijzonder seizoen loopt ten einde, in ieder geval voor wat betreft de weersomstandigheden. Je
Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018
Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om
Appraisal. Datum:
Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt
Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag
Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanje in Den Haag 2011 A.J. van Kuik en L. Slingerland Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen,
De Nederlander en de natuur. Rapportage
De Nederlander en de natuur Rapportage Index 1. Samenvatting 3 2. Het belang van de Nederlandse natuur 6 3. De kijk op het Nederlandse natuurbeleid 8 4. Het groene netwerk 13 5. Onderzoeksverantwoording
AKKERPLANTEN IN EN ROND UTRECHT
AKKERPLANTEN IN EN ROND UTRECHT i AKKERPLANTEN IN EN ROND UTRECHT Opdrachtgever: Uitgevoerd door: Ministerie van LNV Mevrouw drs. J.C.M. Koopmans Postbus 603 1101 AP Diemen Zuid DLV Groen & Ruimte bv De
Flora van open moerassen,
Indicator 18 november 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In de Nederlandse moerassen
Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen
Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg
NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990
NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990 Kruidkers (Lepidium) in Twente. O.G. Zijlstra Door de Floristische Werkgroep Twente zijn tot op heden zeven soorten van het geslacht Kruidkers (Lepidium) gevonden;
Groene glazenmaker in de provincie Groningen
Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Libellen van de Habitatrichtlijn,
Indicator 19 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er staan negen soorten Nederlandse
Noordse woelmuis, 2010
Indicator 7 mei 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De noordse woelmuis is een bedreigde
Bescherming flora onder de Wet natuurbescherming. Sander Hunink FLORON dag 2016
Bescherming flora onder de Wet natuurbescherming Sander Hunink FLORON dag 2016 1 Inhoud Inleiding Wet natuurbescherming (hierna: Natuurwet) 2 Rietorchis, straks nog beschermd? Foto: Hans Hillewaert, Wikipedia
Handleiding. inventarisatieprojecten FLORON
Handleiding inventarisatieprojecten FLORON FLORON 2006 Handleiding inventarisatieprojecten FLORON FLORON 2006 Samenstelling en productie van deze handleiding werden mogelijk gemaakt door een bijdrage van
Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland
Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland Wegen_paden.indd 1 04-05-2006 17:22:48 Wandelen, genieten en verwonderen Wandelen, hardlopen en fietsen. Of gewoon tot rust komen en vol verwondering
Creepy Griezelbeesten. Handleiding en leerdoelen - 2de graad
Creepy Griezelbeesten Handleiding en leerdoelen - 2de graad Partnerwerk Geef de leerlingen de volgende opdracht. De leerlingen proberen de onderlijnde woorden op hun werkblad in te vullen als invuloefening.
Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna
Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna W.J. Willems (PBL) & J.J. Schröder (PRI Wageningen UR) november 2013 Sinds 2010 is de gebruiksnorm
7 e biologische diversiteit een moeilijk te vrijwaren rijkdom
D 7 e biologische diversiteit een moeilijk te vrijwaren rijkdom In Ukkel Onze Gemeente Ukkel maakt deel uit van de groenste gemeenten van Brussel. In een Ukkelse straat of in het Zoniënwoud kan u soms
Competency Check. Datum:
Competency Check Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.
Ecologische Quick-scan
Ecologische Quick-scan Concept Nieuwe Hoven 41, Gorinchem Eco-line Ecologisch Onderzoek en Advies Frambozengaarde 1 3992 KC Houten Inhoud Locatie...3 Methode...4 Resultaat...5 Conclusie...7 Aanbeveling...7
Klimaat verandert toerisme
5 10 15 20 25 30 35 40 Tekst 4 Klimaat verandert toerisme (1) Het klimaat verandert, zoveel is inmiddels wel zeker. De temperatuur loopt op, neerslagpatronen veranderen, de kans op hittegolven neemt toe,
Kevers, kreeften en bloedzuigers van de Habitatrichtlijn,
Kevers, kreeften en bloedzuigers van de Habitatrichtlijn, 2012-2017 Indicator 6 februari 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Resultaten van het Kruiskruidenproject. Inleiding. bijeenbrengen van verspreidingsgegevens van enkele goed herkenbare plant- of
Resultaten van het Kruiskruidenproject Wout+J. van der Slikke (Stichting FLORON, Postbus 9514, 2300 RA Leiden) Results of the Ragworts project In 1996 and 1997 special attention was asked for records of
Notitie Quickscan flora en fauna
Notitie Quickscan flora en fauna De Uithof/ Kromhout te Utrecht Projectnummer: 5755.9 Datum: 5-5-2017 Projectleider: Opgesteld: Opdrachtgever: Universiteit Utrecht Universiteit Utrecht laat jaarlijks bomen
Veranderingen in het Landelijk Meetnet Flora-Aandachtsoorten
flora en fauna neemt en FLORON in staat stelt dit voor floristische gegevens te regelen. We willen echter geen seizoen verloren laten gaan en rekenen dus hoe dan ook graag weer op uw steun en medewerking
Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen. Archeologienota. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie
Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen. Archeologienota. Programma van Maatregelen E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie Colofon Titel: Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen.
Inventarisatie flora Golfbaan Grevelingenhout 2018
Inventarisatie flora Golfbaan Grevelingenhout 2018 In opdracht van Golfbaan Grevelingenhout te Bruinisse heeft de Plantenwerkgroep van de Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland in 2018 een inventarisatie
E c o l o g ische inventa r isatie W o n i n g b o u w v o o r m a l i g e T r ia n g e l s c h o o l te R o uveen
E c o l o g ische inventa r isatie W o n i n g b o u w v o o r m a l i g e T r ia n g e l s c h o o l te R o uveen Om de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan te toetsen, is een ecologische inventarisatie
VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008
VLEERMUIZEN ONDERZOEK MOLSHOEK HELLEVOETSLUIS 2008 K. Mostert & E. Thomassen Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland In opdracht van gemeente Hellevoetsluis 1 INHOUD Inleiding... 3 Gebiedsbeschrijving...
Ecologische Quick-scan
Ecologische Quick-scan Marijkestraat 11 Groot-Ammers Concept Eco-line Ecologisch Onderzoek en Advies Frambozengaarde 1 3992 KC Houten Inhoud Opdracht...3 Locatie...3 Methode...4 Resultaat...5 Conclusie...6
Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân
Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân Inhoud 1. Doel van de notitie 2. Vigerend beleid ree in Fryslân 3. Wettelijke status ree 4. Schade, overlast en risico s 5. Wettelijk kader bescherming
P a r a g r a a f e c o l o g ische inventa r is a tie J a d e A en C B e i len
P a r a g r a a f e c o l o g ische inventa r is a tie J a d e A en C B e i len E c o l o g i e Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden
VISIEDOCUMENT. Wijziging van de discipline Fauna en Flora naar de discipline Biodiversiteit in project- en planmilieueffectrapportages
Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be