jkopi&qrif^ Gemeente Emmen No, 17 MRT 2009 Gemeenteraad van Emmen Postbus RA EMMEN Nieuw-Amsterdam, 15 maart 2009, Geachte raad,

Transcriptie

1 16 fort 09 07:38 beheer p.l Gemeente Emmen No, Gemeenteraad van Emmen Postbus RA EMMEN 17 MRT 2009 ^>3 jkopi&qrif^ Nieuw-Amsterdam, 15 maart 2009, Geachte raad, Bij schrijven d.d. 27 januari 2009 (uw kennisgeving van ontvangst d.d. 2 februari 2009, uw kenmerk ) heb ik u al meegedeeld bezwaar te maken tegen het ontwerp bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam/Veenoord, bedrijventerrein De Tweeling". In de in voornoemd schrijven opgenomen zienswijze heb ik aangegeven dat er op donderdag 29 januari 2009 nog een overleg zou plaatsvinden met een ambtenaar van de afdeling Sociaal Economische Ontwikkeling waarin ik zou worden geïnformeerd over de stand van zaken en wat een en ander betekent voor mijn persoonlijke situatie. In meergenoemd schrijven heb ik eveneens aangegeven dat aan de hand van de resultaten van het overleg van 29 januari 2009 zou worden bezien of het bezwaar nader zou worden beargumenteerd/onderbouwd dan wel zou worden ingetrokken. Onderstaand volgt een nadere onderbouwing/argumentatie voor/bij het eerder ingediende bezwaar. Deze onderbouwing is reeds aangekondigd in mijn schrijven d.d. 4 februari 2009 (uw kennisgeving van ontvangst d.d. 9 februari 2009, uw kenmerk ). Daarvoor is het noodzakelijk om enige achtergrondinformatie te geven. Sinds september 2001 is de gemeente Emmen met mij in gesprek over de verplaatsing van het automobielbedrijf, thans gevestigd aan de Vaart NZ in Nieuw-Amsterdam, naar het bedrijventerrein De Tweeling. Ten behoeve van deze verplaatsing heb ik op 5 oktober 2001 een perceel aangekocht van 42 are en 40 centiare (Veilingstraat 64, kadastrale aanduiding Emmen D 10341) voor een bedrag van ƒ ,= ( zijnde ,=). Voorafgaande aan de aankoop van dit perceel heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente waarbij van de zijde van de gemeente is gesteld dat, naar verwachting, in één tot twee jaar het nieuwe bestemmingsplan rond zou zijn. In het oorspronkelijke plan bevond de ontsluitingsweg voor voornoemd perceel zich op grond (kadastraal bekend onder nr ) die op 1 mei 2002 is verkocht aan Wijnands Back B.V. (bouwbedrijf Van der Horst). Een recht van overpad is daarbij niet geregeld. Als gevolg van deze verkoop (op 1 mei 2002) werd tevens de ontsluitingsweg naar/van mijn perceel verkocht waardoor mijn perceel formeel onbereikbaar werd. Via een noodtoegang aan de zijde van de spoorbaan is mijn perceel te bereiken door over een aan de gemeente toebehorend perceel te rijden In verband met de hierdoor ontstane situatie zijn met de toenmalige accountmanager van de gemeente Emmen afspraken gemaakt over een grondruil van een deel van mijn perceel voor in de hoek aan de snelweg in combinatie met de aankoop van het aangrenzende perceel (van de gemeente) aan het spoor (11686) waardoor een kavel met een totaaloppervlakte van zo'n 100 are zou ontstaan. Deze afspraken dienen op dit moment echter in een volstrekt ander perspectief te worden beoordeeld. In het najaar van 2002 heb ik mijn perceel obstakelvrij/bouwrijp gemaakt. Omdat het perceel voorheen werd gebruikt als illegale stortplaats voor afval/puin heb ik de nodige kosten moeten

2 IG tort 09 07:38 beheer p.2 maken o.a. in verband met het rooien van een behoorlijke hoeveelheid bomen en bosschages, het slopen van een woning, het afvoeren van enige tonnen aan asbest en puin, het zeven van de grond en het opbrengen van geel zand. Vooruitlopend op de hiervoor vermelde grondruil en aankoop van het aangrenzende perceel heb ik een deel van de (gemeentelijke) kavel eveneens gesaneerd en voorzien van geel zand waarmee het geheel bouwrijp is. Ten aanzien van de ontwikkeling van het bestemmingsplan werd o.a. door wethouder Evenhuis in oktober 2001 aan Plaatselijk Belang Nieuw-Amsterdam/Veenoord verteld dat dit begin januari 2003 gereed zou zijn. In februari 2003 meldt de inmiddels aangestelde projectleider in een vergadering van Plaatselijk Belang dat het ontwerp bestemmingsplan waarschijnlijk in september 2003 ter visie zal worden gelegd. Een eventueel versnelde planologische procedure, op basis van artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening werd door de gemeente Emmen, vanwege te verwachten bezwaren, niet zinvol geacht (zie daartoe o.a. de brief van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2002, uw kenmerk ). In de daaropvolgende jaren heb ik voortdurend overleg gezocht met steeds wisselende vertegenwoordigers van de gemeente en mij constructief opgesteld jegens de gemeente vanuit de overtuiging dat men bereid zou zijn om de ontstane situatie tot een voor betrokken partijen bevredigende oplossing te brengen. De informatie over de voortgang van de ontwikkelingen blijft, ondanks herhaalde (mondelinge) toezeggingen, (te) lang uit. Zo bleef beantwoording van mijn brief d.d. 7 maart 2008 (met kennisgeving van ontvangst d.d. 19 maart 2008, onder kenmerknummer ) tot op de dag van vandaag uit. Op de openbare vergadering van Plaatselijk Belang Nieuw Amsterdam van 12 april 2006 werd nadrukkelijk aangegeven dat mijn perceel zich in het "oude gebied" bevindt en desondanks moet wachten op de nieuwe regels met betrekking tot het "nieuwe gebied" (dit werd aanschouwelijk gemaakt middels een presentatie die, op verzoek, eventueel beschikbaar is). Desondanks zijn in de afgelopen jaren o.a. Bouwbedrijf Van der Horst, Bouwbedrijf Nieuw Amsterdam en Stand By BV, die zich eveneens in het "oude gebied" bevinden, gerealiseerd met - naar ik aanneem - de benodigde vergunningen. Navraag leert dat de gemeente in die gevallen kennelijk wèl heeft meegewerkt aan het toepassen van artikel 19 van de toenmalige Wet Ruimtelijke Ordening. Gedateerd 7 juli 2008, met kenmerk , ontvang ik een brief waarin mij wordt gemeld dat op 1 juli 2008 de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) in werking is getreden. Deze wet vervangt de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Onderstaand een citaat uit genoemde brief: "Op verschillende punten wijkt de Wro af van de WRO. Gemeenten zijn gebonden aan de nieuwe wettelijke regeling. Het gevolg van de invoering van de Wro is onder meer dat de aan te bieden (exploitatie)overeenkomsten vanwege de wetswijziging kunnen afwijken van hetgeen in het verleden mondeling dan wel schriftelijk richting u gecommuniceerd is". Inmiddels, vele jaren verder en behoorlijk wat illusies armer, ligt nu eindelijk voor het ontwerp bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam/Veenoord, bedrijventerrein De Tweeling". Daarin wordt ik geconfronteerd met de gevolgen van de per 1 juli 2008 in werking getreden Wro. Naast een berekende en door mij bij het verlenen van een eventuele bouwvergunning te betalen exploitatiebij drage van ,= wordt hierbij rekening gehouden met een inbrengwaarde van slechts ,=. Hier ben ik het volstrekt mee oneens. Uitgegaan wordt van een te lage inbrengwaarde. Een correcte vaststelling van de inbrengwaarde is, zoals u weet, van groot belang bij de bepaling van de hoogte van de exploitatiebijdrage. Bij de bepaling van dat bedrag dient uw college de fictie te hanteren dat alle gronden door u aangekocht en uitgegeven zouden worden. Die

3 16 mrt 09 07:51 beheer Gemeenteraad van Emmen Postbus RA EMMEN Nieuw-Amsterdam, 15 maart 2009, Geachte raad, Bij schrijven d.d. 27 januari 2009 (uw kennisgeving van ontvangst d.d. 2 februari 2009, uw kenmerk ) heb ik u al meegedeeld bezwaar te maken tegen het ontwerp bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam/Veenoord, bedrijventerrein De Tweeling". In de in voornoemd schrijven opgenomen zienswijze heb ik aangegeven dat er op donderdag 29 januari 2009 nog een overleg zou plaatsvinden met een ambtenaar van de afdeling Sociaal Economische Ontwikkeling waarin ik zou worden geïnformeerd over de stand van zaken en wat een en ander betekent voor mijn persoonlijke situatie. In meergenoemd schrijven heb ik eveneens aangegeven dat aan de hand van de resultaten van het overleg van 29 januari 2009 zou worden bezien of het bezwaar nader zou worden beargumenteerd/onderbouwd dan wel zou worden ingetrokken. Onderstaand volgt een nadere onderbouwing/argumentatie voor/bij het eerder ingediende bezwaar. Deze onderbouwing is reeds aangekondigd in mijn schrijven d.d. 4 februari 2009 (uw kennisgeving van ontvangst d.d. 9 februari 2009, uw kenmerk ). Daarvoor is het noodzakelijk om enige achtergrondinformatie te geven. Sinds september 2001 is de gemeente Emmen met mij in gesprek over de verplaatsing van het automobielbedrijf, thans gevestigd aan de Vaart NZ in Nieuw-Amsterdam, naar het bedrijventerrein De Tweeling. Ten behoeve van deze verplaatsing heb ik op 5 oktober 2001 een perceel aangekocht van 42 are en 40 centiare (Veilingstraat 64, kadastrale aanduiding Emmen D 10341) voor een bedrag van ƒ ,= ( zijnde ,=). Voorafgaande aan de aankoop van dit perceel heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente waarbij van de zijde van de gemeente is gesteld dat, naar verwachting, in één tot twee jaar het nieuwe bestemmingsplan rond zou zijn. In het oorspronkelijke plan bevond de ontsluitingsweg voor voornoemd perceel zich op grond (kadastraal bekend onder nr ) die op 1 mei 2002 is verkocht aan Wijnands Back B.V. (bouwbedrijf Van der Horst). Een recht van overpad is daarbij niet geregeld. Als gevolg van deze verkoop (op 1 mei 2002) werd tevens de ontsluitingsweg naar/van mijn perceel verkocht waardoor mijn perceel formeel onbereikbaar werd. Via een noodtoegang aan de zijde van de spoorbaan is mijn perceel te bereiken door over een aan de gemeente toebehorend perceel te rijden In verband met de hierdoor ontstane situatie zijn met de toenmalige accountmanager van de gemeente Emmen afspraken gemaakt over een grondruil van een deel van mijn perceel voor in de hoek aan de snelweg in combinatie met de aankoop van het aangrenzende perceel (van de gemeente) aan het spoor (11686) waardoor een kavel met een totaaloppervlakte van zo'n 100 are zou ontstaan. Deze afspraken dienen op dit moment echter in een volstrekt ander perspectief te worden beoordeeld. In het najaar van 2002 heb ik mijn perceel obstakelvrij/bouwrijp gemaakt. Omdat het perceel voorheen werd gebruikt als illegale stortplaats voor afval/puin heb ik de nodige kosten moeten

4 16 mrt 09 07: 51 beheer p. 2 maken o.a. in verband met het rooien van een behoorlijke hoeveelheid bomen en bosschages, het slopen van een woning, het afvoeren van enige tonnen aan asbest en puin, het zeven van de grond en het opbrengen van geel zand. Vooruitlopend op de hiervoor vermelde grondruil en aankoop van het aangrenzende perceel heb ik een deel van de (gemeentelijke) kavel eveneens gesaneerd en voorzien van geel zand waarmee het geheel bouwrijp is. Ten aanzien van de ontwikkeling van het bestemmingsplan werd o.a. door wethouder Evenhuis in oktober 2001 aan Plaatselijk Belang Nieuw-Amsterdam/Veenoord verteld dat dit begin januari 2003 gereed zou zijn. In februari 2003 meldt de inmiddels aangestelde projectleider in een vergadering van Plaatselijk Belang dat het ontwerp bestemmingsplan waarschijnlijk in september 2003 ter visie zal worden gelegd. Een eventueel versnelde planologische procedure, op basis van artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening werd door de gemeente Emmen, vanwege te verwachten bezwaren, niet zinvol geacht (zie daartoe o.a. de brief van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2002, uw kenmerk ). In de daaropvolgende jaren heb ik voortdurend overleg gezocht met steeds wisselende vertegenwoordigers van de gemeente en mij constructief opgesteld jegens de gemeente vanuit de overtuiging dat men bereid zou zijn om de ontstane situatie tot een voor betrokken partijen bevredigende oplossing te brengen. De informatie over de voortgang van de ontwikkelingen blijft, ondanks herhaalde (mondelinge) toezeggingen, (te) lang uit. Zo bleef beantwoording van mijn brief d.d. 7 maart 2008 (met kennisgeving van ontvangst d.d. 19 maart 2008, onder kenmerknummer ) tot op de dag van vandaag uit. Op de openbare vergadering van Plaatselijk Belang Nieuw Amsterdam van 12 april 2006 werd nadrukkelijk aangegeven dat mijn perceel zich in het "oude gebied" bevindt en desondanks moet wachten op de nieuwe regels met betrekking tot het "nieuwe gebied" (dit werd aanschouwelijk gemaakt middels een presentatie die, op verzoek, eventueel beschikbaar is). Desondanks zijn in de afgelopen jaren o.a. Bouwbedrijf Van der Horst, Bouwbedrijf Nieuw Amsterdam en Stand By BV, die zich eveneens in het "oude gebied" bevinden, gerealiseerd met - naar ik aanneem - de benodigde vergunningen. Navraag leert dat de gemeente in die gevallen kennelijk wèl heeft meegewerkt aan het toepassen van artikel 19 van de toenmalige Wet Ruimtelijke Ordening. Gedateerd 7 juli 2008, met kenmerk , ontvang ik een brief waarin mij wordt gemeld dat op 1 juli 2008 de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) in werking is getreden. Deze wet vervangt de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Onderstaand een citaat uit genoemde brief: "Op verschillende punten wijkt de Wro af van de WRO. Gemeenten zijn gebonden aan de nieuwe wettelijke regeling. Het gevolg van de invoering van de Wro is onder meer dat de aan te bieden (exploitatie)overeenkomsten vanwege de wetswijziging kunnen afwijken van hetgeen in het verleden mondeling dan wel schriftelijk richting u gecommuniceerd is". Inmiddels, vele jaren verder en behoorlijk wat illusies armer, ligt nu eindelijk voor het ontwerp bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdarn/Veenoord, bedrijventerrein De Tweeling". Daarin wordt ik geconfronteerd met de gevolgen van de per 1 juli 2008 in werking getreden Wro. Naast een berekende en door mij bij het verlenen van een eventuele bouwvergunning te betalen exploitatiebijdrage van ,= wordt hierbij rekening gehouden met een inbrengwaarde van slechts ,=. Hier ben ik het volstrekt mee oneens. Uitgegaan wordt van een te lage inbrengwaarde. Een correcte vaststelling van de inbrengwaarde is, zoals u weet, van groot belang bij de bepaling van de hoogte van de exploitatiebijdrage. Bij de bepaling van dat bedrag dient uw college de fictie te hanteren dat alle gronden door u aangekocht en uitgegeven zouden worden. Die

5 16 mrt 09 07;51 beheer p.3 kosten zou u dan kunnen verhalen op de verschillende exploitanten van de grond. Op de totaal fictief te maken kosten dient volgens de Wet echter evenwel de inbrengwaarde te worden verminderd. Ik ben van mening dat bij de bepaling van de inbrengwaarde geen of in elk geval onvoldoende en niet aantoonbaar, rekening is gehouden met de reeds gerealiseerde aankoop van de grond, de waarde van de woning die zich op het perceel bevond, het feit dat de woning reeds gesloopt is, dat alle bosschages op het terrein zijn verwijderd en dat het terrein reeds bouwrijp is gemaakt. Dit alles maakt dat de inbrengwaarde hoger dient te zijn en dat daarmee sprake dient te zijn van een (veel) lagere exploitatiebijdrage. Bovendien bevreemdt het mij dat de exploitatiebijdrage door de firma Van der Horst/ Wijnands-Back B.V. veel lager is, deze bijdrage is zelfs negatief, terwijl daar sprake is van een nagenoeg gelijkwaardige situatie. Ik ben van mening dat de exploitatieberekening niet correct is uitgevoerd en dat deze naar aanleiding van het vorenstaande nog eens dient te worden herzien voor mijn situatie. Ik ga er van uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, J. Jacobs Herendijk JB Nieuw Amsterdam