Drachten, Kenmerk Zaaknummer Behandeld door 15 juni /cor Z Wiebe Jan Dijk

Transcriptie

1 Aan Mts. Hoekstra-Kooistra t.a.v. de heer A. Hoekstra Fiifhoeke RR NIJEGA Drachten, Kenmerk Zaaknummer Behandeld door 15 juni /cor Z Wiebe Jan Dijk OLO D w.dijk@smallingerland.nl Onderwerp Ontwerpbesluit omgevingsvergunning Geachte heer Hoekstra, U heeft op 3 november 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd op Gariperwei 54 in Oudega. Deze aanvraag gaat over de uitbreiding van een stal. Ons ontwerpbesluit krijgt u in deze brief. Ontwerpbesluit Wij zijn van plan om u de omgevingsvergunning te verlenen. Aan de omgevingsvergunning verbinden wij voorschriften. De ontwerpvergunning bestaat uit de volgende activiteiten: - Omgevingsvergunning beperkte milieutoets; - Bouwen; - Strijdig gebruik gronden of bouwwerken. Waarom zijn wij van plan de omgevingsvergunning te verlenen? Uw aanvraag omgevingsvergunning is getoetst aan de regelgeving en voldoet aan de eisen. In de bijlage vindt u de onderbouwing. Voorwaarden Wij zijn van plan de omgevingsvergunning te verlenen onder voorschriften. Daarnaast gelden nog andere wettelijke eisen. Hieraan moet u zich houden. Het is daarom belangrijk dat u ze goed leest, ze staan in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van dit ontwerpbesluit. Procedure De uitgebreide voorbereidingsprocedure is van toepassing op uw aanvraag. Dit houdt in dat we eerst een ontwerpbesluit publiceren. Over dit ontwerpbesluit kan iedereen zijn mening (zienswijze) geven. Als er een zienswijze wordt ingediend, onderzoeken wij of er reden is een ander besluit te nemen dan het ontwerpbesluit. U krijgt altijd schriftelijk bericht van het definitieve besluit, waarbij we ook de mogelijkheden van beroep vermelden.

2 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 2 Bent u het niet eens met ons ontwerpbesluit? Als u het niet eens bent met dit ontwerpbesluit, dan kunt u uw mening (zienswijze) geven. In de bijlage leest u hoe u dat kunt doen onder het kopje "Rechtsbescherming". Publicatie Ons ontwerpbesluit wordt gepubliceerd in Breeduit, de wekelijkse informatiekrant, en op de gemeentelijke website ( Wij leggen het ontwerpbesluit met de bijbehorende stukken met ingang van 16 juni 2017 zes weken ter inzage. Tijdens deze termijn kan een belanghebbende een zienswijze geven over het ontwerpbesluit. Wat kost deze vergunning In de gemeentelijke legesverordening staat dat u voor de omgevingsvergunning leges moet betalen. Dit is ,00. U ontvangt de nota binnen een week nadat wij de omgevingsvergunning hebben verleend. De leges voor vergunning de Strijdig gebruik gronden of bouwwerken zijn opgenomen in de anterieure overeenkomst Extra informatie Naast deze vergunning heeft u ook nog toestemming nodig heeft van Wetterskip Fryslân. Heeft u vragen? Als u nog vragen heeft over de omgevingsvergunning dan kunt u bellen met mijn collega Wiebe Jan Dijk via telefoonnummer Dit geldt ook als u wilt weten of er een zienswijze is ingediend. Met vriendelijke groet, namens burgemeester en wethouders, Bruno Wester, Wabo-coördinator eenheid Vergunningen en Handhaving, afdeling Publiek Deze brief is automatisch verwerkt. Daarom ontbreekt de gebruikelijke handtekening. Bij dit ontwerpbesluit horen de volgende stukken: - aanvraagformulier, - ruimtelijke onderbouwing, - tekening milieu, d.d , - rapport constructie, d.d. 23 december 2016, - rapport landschappelijke inpassing, d.d , - onderbouwing aantal kippen, d.d. 6 maart 2017, - onderbouwing ontheffing, d.d. 2 november 2016, - quickscan flora en fauna, d.d , - rapport brandveiligheid 21 november 2016, - tekening plattegrond, d.d , - tekening kapplan, d.d , - tekening gevels, d.d , - tekening fundering, d.d , - OBM toelichting, oktober 2016, - Berekening fijnstof, d.d , - Berekening geur, d.d , - Toelichting warmtewisselaar juni 2013, - Toelichting heaters oktober 2014.

3 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 3 Wij wijzen u erop dat het formaat en de schaal van tekeningen op papier kunnen afwijken. De digitale versie van de tekening is leidend. Daarnaast maken de volgende bijlagen onderdeel uit van dit ontwerpbesluit: - Inhoudelijke beoordeling - Voorwaarden - Begrippen - Rechtsbescherming

4 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 4 BIJLAGE bij omgevingsvergunning nr Inhoudelijke beoordeling De omgevingsvergunning bestaat uit de activiteit(en): Bouwen (artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo); Strijdig gebruik gronden of bouwwerken (artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo). Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo); Activiteit bouwen Deze activiteit hebben wij getoetst aan: - het Bouwbesluit (artikel 2.10 lid 1 onder a Wabo) - de Bouwverordening (artikel 2.10 lid 1 onder b Wabo) - het bestemmingsplan "Buitengebied 1 e herziening 2015" (artikel 2.10 lid 1 onder c Wabo) - de Welstand- en Reclamenota Smallingerland 2014 (artikel 2.10 lid 1 onder d Wabo) Motivering: De aanvraag voldoet niet op alle punten. De activiteit is strijdig met het bestemmingsplan. Wij wijken hiervan af. Onder het kopje "Strijdig gebruik" leggen we uit waarom wij in dit geval afwijken van het bestemmingsplan. Volgens het Bouwbesluit mag een brandcompartiment niet groter zijn dan 2500 m2. Door de uitbreiding wordt het brandcompartiment groter. De aanvrager heeft met een beheersbaarheid van brandberekening aangetoond dat het brandcompartiment groter mag worden. In de NEN 6060 is aangegeven dat 'maatregelenpakket 1' niet is bedoeld om dierenverblijven groter dan de Bouwbesluiteis te realiseren om dierenleed bij brand te voorkomen. In het onderhavinge geval wordt de gebruiksoppervlakte wel vergroot, maar is het toegevoegde gebruiksoppervlak niet bedoeld om meer dieren in te laten verblijven. De vergroting van het gebruiksoppervlak leidt daarmee niet tot een groter dierenleed wanneer er toch een brand zal ontstaan. Wij kunnen op basis van gelijkwaardigheid artikel 1.3 van het Bouwbesluit afwijken van het Bouwbesluit. Omdat het aantal dieren niet toeneemt en er extra aanvullende voorschriften zijn gesteld, zijn wij van mening dat er op basis van gelijkwaardigheid kan worden afgeweken van het Bouwbesluit. Omdat afwijken mogelijk is en de aanvraag verder voldoet aan de regelgeving, krijgt u de omgevingsvergunning. U moet wel voldoen aan de voorwaarden die in deze bijlage staan.

5 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 5 Activiteit strijdig gebruik Deze activiteit hebben wij getoetst aan de bestemmingsplannen "Buitengebied 2013" en "Buitengebied 1 e herziening 2015" (artikel 2.10 lid 1 onder c Wabo) en artikel 2.12 van de Wabo. Uw aanvraag voldoet niet aan de bestemming Agrarisch met waarden besloten gebied met de aanduiding Intensieve veehouderij (artikel lid 2 van het bestemmingsplan) omdat het bouwplan buiten het bouwvlak is gesitueerd, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan. Wij wijken af van het bestemmingsplan, omdat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zoals omschreven in de bijgevoegde ruimtelijke onderbouwing. Daarom krijgt u de omgevingsvergunning. U moet wel voldoen aan de voorschriften die in de bijlage onder het kopje "Voorwaarden" staan. In de voorwaarden hebben wij daarvoor opgenomen, dat het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee anders dan is aangevraagd voor deze vergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft verklaard geen bedenkingen te hebben tegen het afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 en artikel 2.27 Wabo). Activiteit Omgevingsvergunning beperkte milieutoets Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. De aangevraagde activiteiten vallen onder artikel 2.2a, lid 1 onder e van het Bor. De aangevraagde activiteiten worden getoetst aan de volgende leden van artikel 5.13b van het Bor: lid 1 milieu-effectrapport ; lid 6 de Wet luchtkwaliteit. Hieronder zijn onze overwegingen weergegeven. Toetsing De OBM is aangevraagd voor het houden van vleeskuikens, 30 schapen en 5 melken kalfkoeien ouder dan 2 jaar, als bedoeld in artikel 2.2a, lid 1, onder c t/m i van het Bor. Ten aanzien van die activiteit is in artikel 5.13b, lid 1 van het Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien het bevoegd gezag heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Naast bovenstaande valt de inrichting ook onder artikel 2.2a, lid 4, onder a, sub 2 van het Bor, het houden van tenminste stuks pluimvee behorend tot de diercategorieën E1 tot en met E5, F1 tot en met F4, G1, G2 en J1. Ten aanzien van die activiteit is in artikel 5.13b, lid 6 van het Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien deze leidt tot

6 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 6 overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM 10 ), bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1 van de Wet milieubeheer. Deze verplichting tot weigering geldt alleen indien het in acht nemen van grenswaarden is vastgelegd bij of krachtens artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. RIE Sinds 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn horende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. Voor veehouderijen vallen de volgende installaties onder de werking van de RIE: meer dan plaatsen voor pluimvee, meer dan plaatsen voor vleesvarkens (van meer dan 30 kg) of meer dan 750 plaatsen voor zeugen. De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd, leidt niet tot een overschrijding van de ondergrenswaarden van de RIE. De inrichting is niet aan te merken als een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort. M.e.r. - (beoordelings)plicht Algemeen Op grond van het Besluit milieueffectrapportage moet het bevoegd gezag, voor alle activiteiten die beneden de m.e.r.-beoordelingsdrempel liggen, bepalen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen heeft. Dit dient te gebeuren op grond van de criteria genoemd in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. De criteria van bijlage III van de richtlijn omvatten: de kenmerken van de activiteit (onder andere omvang en cumulatie); de plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid omgeving); de kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit, onder andere bereik, waarschijnlijkheid en omkeerbaarheid). Deze bijzondere omstandigheden worden hierna ten aanzien van de activiteit nader beschouwd. De kenmerken van de activiteit De aanvraag is ingediend voor het verlengen van de bestaande pluimveestal. Het bedrijf is voornemens de vleeskuikens te gaan houden volgens het keurmerk Beter leven, 1 ster. De dieren krijgen meer stalruimte en er wordt een wintergarden gerealiseerd. Het aantal vleeskuikens blijft gelijk. Verder verandert het aantal melk- en kalfkoeien en schapen dat wordt gehouden in de inrichting. In de aangevraagde situatie worden 5 melk- en kalfkoeien en 30 schapen gehouden. De activiteit vormt een onderdeel van een bestaand pluimveebedrijf. In tabel 1 zijn het aantal dieren, de ammoniakemissie (kg NH 3 per jaar), de geuremissie (OU E /s) en de fijn stofemissie (gram PM 10 per jaar) weergegeven op basis van de geldende vergunning. Het maximale aantal te houden dieren is gelijk aan het aantal dierplaatsen.

7 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 7 Tabel 1: geldende vergunning. Stal Ravcode Diercategorie/ Aantal Ammonia Totaal Geur- Totaal Fijn Totaal fijn Huisvestingssyst dieren k- ammoniak emissie geur stof- stof eem emissiefa ctor factor emissie factor B E 5.14 Vleeskuikens , ,0 0, , ,0 C B Schapen ouder 5 0,7 3,5 7,8 39,0 nvt nvt dan 1 jaar C A Melk- en 12 13,0 156,0 nvt nvt ,0 kalfkoeien ouder dan 2 jaar Totaal 1.349, , ,0 Het aantal dieren waarvoor vergunning wordt gevraagd, de ammoniakemissie (kg NH 3 per jaar), de geuremissie (OU E /s) en de fijn stofemissie (gram PM 10 per jaar) zijn in tabel 2 weergegeven. Het maximale aantal te houden dieren is gelijk aan het aantal dierplaatsen. Tabel 2: aangevraagde vergunning. Stal Ravcode Diercategorie/ Aantal Ammonia Totaal Geur- Totaal Fijn stof- Totaal Huisvestingssyst dieren k- ammoniak emissie geur emissief fijn stof eem emissiefa ctor factor actor B E Vleeskuikens , ,0 0, , 15, , E C B Schapen ouder 30 0,7 21,0 7,8 234,0 nvt nvt dan 1 jaar C A Melk- en 5 13,0 65,0 nvt nvt ,0 kalfkoeien ouder dan 2 jaar Totaal 1.276, , , 0 De plaats waar de activiteit wordt verricht De inrichting is gelegen in het buitengebied van Oudega. Op ruim 400 meter is de bebouwde kom van Oudega gelegen. In de directe nabijheid van de inrichting zijn enkele burgerwoningen en woningen behorende bij veehouderijen gelegen. De directe omgeving waar de activiteit wordt verricht is voornamelijk in gebruik als grasland en bouwland.

8 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 8 De kenmerken van de gevolgen van de activiteit Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project is, in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2, in het bijzonder in overweging genomen de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (bijvoorbeeld geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden), de aard van het effect, het grensoverschrijdend karakter van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de verwachte aanvang, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect, de cumulatie van effecten van andere bestaande en/of goedgekeurde projecten en de mogelijkheid om de effecten doeltreffend te verminderen. De kenmerken van de gevolgen worden beschreven aan de hand van een aantal verschillende milieuaspecten: ammoniak; geur; fijn stof; geluid; risico s van ongevallen; volksgezondheid Ammoniak Voor de beoordeling van de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt met betrekking tot het aspect ammoniak moet getoetst worden aan de artikelen tot en met van het Activiteitenbesluit milieubeheer, Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en indirect aan het Besluit emissiearme huisvesting. De dierenverblijven liggen niet in een zeer kwetsbaar gebied, zoals bedoeld in de Wav, dan wel in een zone van 250 meter daaromheen. Om te bepalen of een huisvestingssysteem als BBT mag worden aangemerkt dient het Besluit emissiearme huisvesting geraadpleegd te worden. Wanneer een huisvestingsysteem voldoet aan de maximale emissiedrempelwaarden, wordt een dergelijk systeem als BBT aangemerkt. Voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar en voor vleeskuikens zijn maximale emissiedrempelwaarden vastgesteld. Deze bedragen respectievelijk 13,0 en 0,045 kg ammoniak per dier per jaar. Voor vleeskuikens is daarnaast nog een maximale emissiedrempelwaarde voor fijn stof vastgesteld van 16 gram PM 10 per dier per jaar. De te realiseren huisvestingssystemen voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar en voor vleeskuikens voldoen met een ammoniakemissie van respectievelijk 13,0 en 0,035 kg per dier per jaar rechtstreeks aan het Besluit emissiearme huisvesting. Daarnaast voldoet het te realiseren huisvestingssysteem voor vleeskuikens met een emissie van zwevende deeltjes van 15,18 gram PM 10 per dierplaats per jaar ook wat fijn stof betreft aan het Besluit emissiearme huisvesting. Voor schapen zijn geen maximale emissiewaarden vastgesteld. Een huisvestingssysteem voor deze diercategorie is altijd BBT op het gebied van ammoniak en zwevende deeltjes. De nieuw te realiseren huisvestingssystemen voldoen rechtstreeks aan het Besluit emissiearme huisvesting. Voor het overige voldoet de inrichting op inrichtingsniveau aan het Besluit emissiearme huisvesting. De inrichting kan door stikstofdepositie door de uitstoot van ammoniak, schadelijke effecten veroorzaken op Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten. Voor de aangevraagde situatie is op 18 augustus 2016 een Natuurbeschermingswet-vergunning aangevraagd bij de provincie Fryslân.

9 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 9 Geur De artikelen tot en met van het Activiteitenbesluit vormen het toetsingskader voor de omgevingsvergunning als het gaat om geurhinder vanuit dierenverblijven van veehouderijen. De cumulatieve bijdrage van geurhinder naar gevoelige objecten in de omgeving van de aangevraagde locatie hoeft in het kader van het Activiteitenbesluit niet te worden berekend, maar is verdisconteerd in de geurnormen van het Activiteitenbesluit. Onze gemeente heeft er voor gekozen een gemeentelijke geurverordening vast te stellen waarin wordt afgeweken van de geurnormen en afstanden die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. De afwijkende geurnormen uit de geurverordening gelden alleen voor bedrijven in de omgeving van de dorpen Drachtstercompagnie en Opeinde. De afwijkende afstanden uit de geurverordening gelden alleen voor bedrijven die paarden of rundvee houden. De geurverordening is derhalve niet van toepassing op Maatschap Hoekstra. Voor de diercategorieën vleeskuikens en schapen zijn geuremissiefactoren vastgesteld. Hiervoor gelden de maximale geurnormen van 2,0 en 8,0 odour units per kubieke meter lucht voor geurgevoelige objecten respectievelijk binnen en buiten de bebouwde kom. Bij de aanvraag is een geurberekening, uitgevoerd met V-Stacks Vergunningen, gevoegd. Uit de geurberekening blijkt dat de geurbelasting op de omliggende geurgevoelige objecten in alle gevallen past binnen de geldende normen. Voor de diercategorie melk- en kalfkoeien is geen geuremissiefactor vastgesteld maar gelden vaste afstanden. De afstand tussen een dierenverblijf en een geurgevoelig object moet minimaal 100 meter bedragen indien het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom is gelegen, en minimaal 50 meter indien het geurgevoelig object buiten de bebouwde kom is gelegen. Stal 5, waar de melk- en kalfkoeien zijn gehuisvest, is gelegen op een afstand van ongeveer 45 meter van de woningen op nr. 61, 63 en 65. Deze woningen zijn gelegen buiten de bebouwde kom. Omdat bij de aangevraagde wijziging het aantal dieren zonder geuremissiefactor niet toeneemt en de afstand van het dierenverblijf tot een geurgevoelig object niet afneemt, zijn de minimale afstanden niet van toepassing op de aangevraagde wijziging. Naast bovenstaande geurnormen en afstanden geldt een minimale afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object dat binnen de bebouwde kom is gelegen meer dan 50 meter en meer dan 25 meter tot een geurgevoelig object dat buiten de bebouwde kom is gelegen. De afstand van de gevel van stal 5 tot de dichtstbijzijnde gevel buiten de bebouwde kom is ongeveer 45 meter. Hiermee wordt voldaan aan de minimale afstand van 25 meter. Fijn stof De omgevingsvergunningaanvraag betreft een wijziging in het aantal dieren. Dit kan gevolgen hebben voor emissie van fijn stof. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt het toetsingskader voor de emissie van fijn stof vanuit dierenverblijven. De OBM is nodig voor zwevende deeltjes (PM10). De overwegingen hierover staan verderop in deze beschikking. Geluid Voor wat betreft het aspect geluid verandert er niet veel omdat de activiteiten van de inrichting gelijk blijven. De werktijden, geluid/trillingsbronnen en aan- en afvoerbewegingen blijven gelijk. De enige wijziging is de toevoeging van de warmtewisselaar bij de bestaande pluimveestal. Gezien de locatie van de warmtewisselaar ten oosten van de stal en de

10 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 10 afstand tot geluidsgevoelige objecten is niet te verwachten dat de wijziging tot overlast zal leiden. Risico s van ongevallen De aard van de activiteiten van een pluimveebedrijf is niet van dien aard dat deze, bij een normale bedrijfsvoering, extra risico op ongevallen herbergt. Calamiteiten met betrekking tot de opslag van de mest worden beperkt door voorschriften die staan vermeld in het Activiteitenbesluit. Volksgezondheid Indien door het in werking zijn van een inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico's, gelet op artikel 1.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, als gevolg voor het milieu bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Alle dieren worden binnen de inrichting inpandig gehouden. Verder gelden er binnen de inrichting strikte hygiënemaatregelen. Op dit moment zijn er geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten waaruit een andere conclusie voortvloeit. Wij kunnen ons dan in redelijkheid op het standpunt stellen dat de risico's voor de volksgezondheid geen aanleiding geven om een MER te verlangen voor de voorgenomen activiteit. Conclusie Samengevat kan worden gesteld dat gezien: de kenmerken van de activiteit; de plaats waar de activiteit wordt verricht; de kenmerken van de gevolgen van de activiteit; er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Gezien de omvang van de aangevraagde activiteiten in relatie tot de omgeving, oordelen wij dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. De gevraagde vergunning kan dan ook voor dit aspect worden verleend. Zwevende deeltjes De OBM is aangevraagd voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.2a, lid 4, onder a, onder 2 o van het Bor. Ten aanzien van die activiteit is in artikel 5.13b, lid 6 van het Bor bepaald dat de OBM moet worden geweigerd indien deze leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM 10 ), bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1 Wet milieubeheer. Deze verplichting tot weigering geldt alleen indien het in acht nemen van grenswaarden is vastgelegd bij of krachtens artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Voor zwevende deeltjes (PM10) gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens: a. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie; b. 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden. Door de aanvrager is een emissieberekening met het programma ISL 3a, versie , uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de concentratie zwevende deeltjes ter plaatse van de omliggende woningen van derden maximaal circa 17,65 microgram per jaar bedraagt en

11 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 11 dat de 24-uurgemiddelde concentratie maximaal 6,5 dagen per jaar wordt overschreden (Gariperwei respectievelijk Gariperwei 73-75). Uit de berekening blijkt dat vanwege de inrichting op de grens met het openbare gebied en nabij een gevoelig object, de in voorschrift 4.1, onder a van bijlage 2 van de Wm vastgestelde grenswaarde van 40 ug/m³ niet wordt overschreden. Ook de drempelwaarde (35 dagen) voor het gemiddeld aantal overschrijdingen van de grenswaarde van 50 ug/m³ voor 24-uurgemiddelden per jaar, zoals voorgeschreven in voorschrift 4.1, onder b van de bijlage, wordt niet overschreden. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op een OBM, zijn er ten aanzien van de aangevraagde wijziging geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Leges In de gemeentelijke legesverordening staat dat u voor deze omgevingsvergunning leges moet betalen. Het gaat om het volgende bedrag: Activiteit bouwen: ,00 Activiteit Strijdig gebruik gronden of bouwwerken (betaald via anterieure overeenkomst): 0,00 Totaal: ,00 Voorwaarden Het is belangrijk dat u contact met ons op neemt over: Start werkzaamheden De start van de werkzaamheden moet u minimaal vijf werkdagen voordat u begint melden bij de eenheid Vergunning en Handhaving. Afronding bouwwerkzaamheden (gereedmelding) Wanneer de bouwwerkzaamheden zijn afgerond, meldt u dit aan een toezichthouder van de eenheid Vergunningen en Handhaving. Hoe meldt u deze zaken bij ons? De start- en de gereedmelding kunt u doen via de digitale formulieren op onze website: en Deze formulieren kunt u ook bij de Servicecentrum in het gemeentehuis invullen.

12 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 12 Voorschriften: De algemeen verbindende voorschriften van het Bouwbesluit, het geldende bestemmingsplan en de gemeentelijke bouwverordening zijn op het bouwen en het in gebruik hebben van het bouwwerk van toepassing. periodieke keuring van de technische installaties met intervallen volgens NEN x per 5 jaar; kabels van de elektrische installaties worden op onbrandbare ondergrond aangebracht; kabels van de installatie worden gelegd in draadgoten tegen ongedierte; verlichting, elektrische installaties en onderdelen daarvan worden op onbrandbare ondergrond aangebracht; elektromotoren zijn beveiligd tegen overbelasting; werkzaamheden worden zoveel mogelijk uitgevoerd in een werkplaats die gelegen is in een ander brandcompartiment; opnemen van rookverbod; maatregelen om de bewustwording van brandrisico's bij de ondernemer onder de aandacht te brengen (opnemen in toezichtarrangement*) Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee anders dan waarvoor 3 november 2016 vergunning is aangevraagd, is in strijd met het bestemmingsplan. * toezichtarrangement --> voor ingebruikname van het bouwwerk moet een toezichtarrangement worden afgesloten met een onafhankelijke (niet dezelfde als de opsteller van de rapportage), ter zake kundig adviesbureau. Het toezichtarrangement bestaat uit: Een jaarlijks, bij een industriefunctie bedrijfsverzamelgebouw, uit te voeren, onaangekondigde controle op de uitgangspunten/voorwaarden zoals in deze vergunning is opgenomen. De datum voor de controles moet vooraf met de betreffende gemeente worden overeengekomen. Begrippen Wabo: Bor: Mor: Awb: APV: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Besluit omgevingsrecht Regeling omgevingsrecht Algemene wet bestuursrecht Algemene plaatselijke verordening Smallingerland

13 Kenmerk /cor Datum 15 juni 2017 Blad 13 Rechtsbescherming Als u het niet eens bent met ons ontwerpbesluit om de omgevingsvergunning te verlenen, dan kunt u van 26 mei 2017 tot en met 6 juli 2017 uw mening (zienswijze) geven. U kunt uw zienswijze schriftelijk of mondeling bij ons indienen. Uw schriftelijke zienswijze stuurt u naar: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland Postbus HA Drachten Voor uw mondelinge zienswijze kunt u contact opnemen met Wiebe Jan Dijk van de eenheid Vergunningen en Handhaving van de afdeling Publiek ( ). Houdt u er rekening mee dat alleen belanghebbenden die zienswijzen hebben ingediend en belanghebbenden die aantonen dat zij daartoe redelijkerwijs niet in staat zijn geweest, tegen het besluit (de omgevingsvergunning) beroep kunnen instellen bij: Rechtbank Noord-Nederland Afdeling Bestuursrecht Postbus AD Groningen