NEDERLANDSE GEOLOGISCHE VERENIGING BESTUUR LEDENADMINISTRATEUR ERELEDEN AFDELINGSSECRETARIATEN AMMONIETENWERKGROEP BIBLIOTHEEK

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NEDERLANDSE GEOLOGISCHE VERENIGING BESTUUR LEDENADMINISTRATEUR ERELEDEN AFDELINGSSECRETARIATEN AMMONIETENWERKGROEP BIBLIOTHEEK"

Transcriptie

1

2 NEDERLANDSE GEOLOGISCHE VERENIGING De Nederlandse Geologische Vereniging werd opgericht in Het doel van de vereniging is o.a. het wekken van belangstelling voor en het bevorderen van de studie van de geologie in de ruimste zin (Artikel 2 der Statuten). De Koninklijke Goedkeuring werd onder No. 85 op verkregen en in 1976 verlengd tot De vereniging is geregistreerd onder nummer V bij de Kamer van Koophandel te Maastricht. De contributie bedraagt per jaar: leden : f 45,- jeugdleden : f 25,- gezinsleden : f 5,- buitenlandse leden (Europa) : f 65,- buitenlandse leden (buiten Europa) : f 70,- De contributie dient te worden overgemaakt op postgiro t.n.v. Ned. Geol. Ver. Ledenadm. te Groenlo. Opzegging van het lidmaatschap dient schriftelijk te geschieden vóór 1 december voorafgaand aan het eerstvolgende kalenderjaar. Tussentijdse annulering is niet mogelijk. BESTUUR H.W. Gerrits voorzitter, Schaepmanstraat 12, 7141 TP Groenlo, tel J. Vermee secretaris, Kwaadeindstraat 75, 5041 JK Tilburg, tel B. Oostendorp penningmeester, A. Cuypstraat 6, 7141 XA Groenlo, tel postgiro (niet voor contributies) Mevr. LR.E.P.Smit vice - voorzitter, Vogelzand 2225, 1788 GB Den Helder, tel G. Brouwers, pr-functionaris, Heusdensebaan 10, 5061 PR Olsterwijk, tel A. J. van Loon bestuurslid, Benedendorpseweg 61, 6862 WC Oosterbeek, tel LEDENADMINISTRATEUR B. Oostendorp A. Cuypstraat 6, 7141 XA Groenlo, tel postgiro t.n.v. Ledenadministratie NGV, Groenlo ERELEDEN t W.F. Anderson t G. Houtman t P. van der Lijn t A.G. Koenderink F.C. Kraaijenhagen, Caumerbeeklaan 49, 6416 EZ Heerlen H.W. Oosterink, Hortensialaan 64, 7101 XH Winterswijk t J.H. Romer AFDELINGSSECRETARIATEN Groningen Zwolle Twente Gelre Winterswijk Utrecht Amsterdam West-Friesland Den Haag Midden-Brabant Kring Echt Limburg Mark en Vliet MaasWaarden Mevr. A. ten Voorde, Middelberterweg 5, 9723 ET Groningen, tel B. van der Zee, Bevrijdingslaan 22, 7943 CB Meppel, tel H. Broersmajegalstraat ZC Enschede, tel E.J. van Weerden, Bennekomseweg 130, 6704 AJ Wageningen, tel A.J. Drent, Caenstraat 5, 7002 GA Doetinchem, tel W.D. Zondag, M.C. Escherlaan 5, 3743 AX Baarn, tel H. Blokker, Waterspiegelplein 16, 1051 PB Amsterdam, tel W. Bos, Van Ostadelaan 58,1701 LK Heerhugowaard, tel Mevr. M. Duyvestijn, Van Aerssenstraat 24, 2582 JP Den Haag, tel./fax Mw. W. van Helvoirt, De Stille Wille 45, 5091 WB Oostelbeers, tel A.W.J.G. Jacobs, Springbeekweg 50, 5926 RJ Venlo, tel M. Doumen, Op 't Bergske 23, 6373 XD Landgraaf, tel Mevr A.M.D. Slokkers-Wagemakers, Bloemendaal 1,4614 CX Bergen op Zoom, tel H. Boerman, Fuga 12, 2925 BZ Krimpen a.d. IJssel, tel AMMONIETENWERKGROEP Contactadres : Heusdensebaan 10, 5061 PR Oisterwijk, tel BIBLIOTHEEK Bibliothecaris : C. Ehlers, B. Stegemanstraat 37, 7101 AR Winterswijk, tel De bibliotheek (met vele honderden titels, waaronder gidsen en tijdschriften) is voor leden gratis te raadplegen. Alleen verzendkosten van boeken dienen door de lezer te worden betaald. Tevens servicedienst t.a.v. het opzoeken van vindplaatsen, speciale artikelen, enz. Fotokopieerdienst tegen kostprijs. Toezending van de complete catalogus geschiedt na overmaking van f 7,50 op postgirorekening t.n.v. C. Ehlers, B. Stegemanstraat AR Winterswijk.

3 Een veelbelovend geologisch perspectief Geologie is zo interessant omdat de aarde voortdurend blijft veranderen. Daardoor voegt ieder nieuw veld- of laboratoriumonderzoek weer een stukje toe aan de puzzel van de aardgeschiedenis. Al die ontelbare puzzelstukjes moeten op hun plaats worden gelegd. Daartoe moet iedereen over (althans in principe) alle puzzelstukjes - dus alle onderzoeksgegevens - kunnen beschikken. Dat gebeurt vooral via publicaties. Juist daarom is het van zo groot belang dat alle onderzoekers, of het nu 'professionals' zijn of amateur-geologen, de mogelijkheid hebben om hun waarnemingen en hypotheses te publiceren. De NGV biedt daartoe de mogelijkheid via Grondboor & Hamer. Misschien niet een tijdschrift dat wereldwijd met rode oortjes wordt gelezen, maar toch per definitie een van de bronnen waaruit vaktechnische informatie kan worden geput, en ook een medium waarmee geïnteresseerden hun kennis van de ontwikkeling van de aarde kunnen vergroten. Voor veel leden van de NGV spreekt het vanzelf dat er iedere twee maanden weer een fraai verzorgd nummer van Grondboor & Hamer in de bus ligt. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet: voordat een nummer gedrukt kan worden, gaat er niet alleen onderzoek en schrijfwerk door de auteurs aan vooraf, maar ook redactiewerk en de technische productie. Laat ik me even beperken tot het redactiewerk, dat ik voor dit ene nummer als hoofd/eindredacteur ad interim heb mogen verzorgen. Interessant, maar ook tijdrovend. Ik heb dat voor dit ene nummer gedaan, na het afscheid dat Peter Venema helaas van deze functie moest nemen. Peter is jarenlang hoofd- en eindredacteur geweest, en ik wil hem hier namens de redactie - en ik neem aan ook namens de lezers - zeer hartelijk danken voor de vele inspanningen die hij zich heeft getroost voor dit tijdschrift, en voor de vele tijd die hij erin heeft gestoken. Het komende nummer zal onder verantwoordelijkheid van een nieuwe hoofdredacteur vallen. Dat hopen we althans, want bij het ter perse gaan van dit nummer was nog geen definitief 'ja' verkregen. Een nieuwe hoofdredacteur zal weer eigen voorkeuren en opvattingen hebben. Dat is goed; net zoals de aarde blijft veranderen, blijft ook dit tijdschrift daardoor evolueren: een veelbelovend geologisch perspectief. Tom van Loon hoofdredacteur ad interim Grondboor & Hamer nr

4 Ontmoeting met de wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet- steppe Dick Mol & John de Vos D. Mol, Natuurmuseum Rotterdam, Postbus 23452, 3001 KL Rotterdam; CERPOLEX/Mammuthus, Gudumholm 41, 2133 HG Hoofddorp Dr. J. de Vos, Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, Tentoonstellingen over het IJstijdvak, het Pleistoceen, gaan steevast gepaard met mammoetoverblijfselen, soms hele skeletten en soms lifesize modellen. Deze life-size modellen zijn vaak sterk overdreven en lang niet altijd gebasseerd op lang bekende feiten. Ze moeten de bezoeker vooral imponeren, extra grote slagtanden en een keurige vacht van lange haren: dat is pas echt een wolharige mammoet. Als ze maar de indruk wekken dat de mammoet echt groot en dat het klimaat echt koud geweest is. Helaas wordt de bezoeker van een dergelijke tentoonstelling vaak op het verkeerde been gezet. Onderzoek aan grote zoogdieren van in het bijzonder de laatste honderdduizend jaar heeft onder meer aangetoond dat de wolharige mammoet niet zo groot is geweest en dat lang niet alle mammoeten van die extreem grote slagtanden hebben gehad. Dat zijn meer uitzonderingen dan regel. Maar het belangrijkste is wel dat het leefgebied van de wolharige mammoet en zijn metgezellen niet de besneeuwde toendra is geweest, waar tegenwoordig erg veel resten opgegraven worden, maar een uitgestrekte, koude, droge steppe die zich uitstrekte van de Britse Eilanden in het Westen tot en met Alaska en delen van Canada in het Oosten. Dat het een koud en relatief droog klimaat geweest is, weten we niet alleen van de wolharige mammoet, maar ook van de vele andere grote en kleine zoogdieren en van de vegetatieresten. Het biotoop dat de wolharige mammoet bewoonde, wordt dan ook terecht de 'mammoet-steppe' genoemd. Eén van de andere grote zoogdieren, net als de mammoet uitgestorven, is de wolharige neushoorn, Coelodonta antiquitatis. Het Natuurcentrum Ecomare op Texel, dat als bezoekerscentrum fungeert en als een landelijk informatiecentrum over de natuur en cultuur van het waddengebied en de Noordzee, heeft onlangs een levensgroot model laten maken van een wolharige neushoorn. Dit zal een prominente plaats krijgen op een permanente tentoonstelling over het IJstijdvak. De opdracht voor het vervaardigen kwam terecht bij Remie Bakker van Manimal Works in Rotterdam. Het model mag er zijn, het is een 'echte' wolharige neushoorn, Summary Systematiek van de wolharige neushoorn A life-size reconstruction of a female woolly rhino, Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799) is described. The reconstruction is made for 'Het Natuurcentrum Ecomare', at Texel, The Netherlands, by Mr. Remie Bakker of Manimal Works at Rotterdam. For the reconstruction of the skeleton and the outlook, data of the fossil record were used, like mummies found in Starunia and data of fossils from The Netherlands. The fur, based on finds of mummies of the woolly rhino in the permafrost of Siberia, consists of two layers: a layer of thin woolly hairs (underfur), covered by a layer of thick long hairs (fur). Based on the colors of mummies found fresh in the permafrost, the rhino got a grayish brown color. The horns are also based on finds: the lateral flattened horn has a length of 85 cm and the more oval to round frontal horn has a length of 27 cm. The mouth is wide and the animal has a length of 286 cm and a withers height of 165 cm. To give the animal a vivid look, recent rhino's were studied. In addition, the biology of the woolly rhino is discussed as well as the biology of other rhinos that lived in the Pleistocene, such as Stephanorhinus etruscus, Stephanorhinus kirchbergensis and Stephanorhinus hemitoechus. gereconstrueerd op basis van de 'fossil record'. Hiermee heeft Ecomare een topstuk in stelling gebracht en kan de bezoeker eens kennismaken met een ander groot zoogdier van de mammoetfauna. Klasse: Mammalia LINNAEUS, 1758 Orde: Perissodactyla OWEN, 1848 Sub-orde: Ceratomorpha WOOD, 1937 Familie: Rhinocerotidae OWEN, 1845 Sub-familie: Dicerorhininae SIMPSON, 1945 Genus: Coelodonta BRONN, 1831 Species: Coelodonta antiquitatis (BLUMENBACH, 1799) Nederlandse naam: Wolharige neushoorn 2 Grondboor & Hamer nr

5 Uit het overzichtje op de vorige bladzijde blijkt dat de Duitse anatoom J.F. Blumenbach de wolharige neushoorn een wetenschappelijke naam gegeven heeft in 1799, in hetzelfde jaar dat hij ook de wolharige mammoet en de afrikaanse olifant van een wetenschappelijk naam voorzag. Blumenbach noemde de wolharige neushoorn toentertijd Rhinoceros antiquitatis. Tegenwoordig is deze soort neushoorn geplaatst in het geslacht (= genus) Coelodonta en wordt de naam van Blumenbach als eerste beschrijver van de soort tussen haakjes geplaatst. De juiste wetenschappelijke naam luidt dus Coelodonta antiquitatis (BLUMENBACH, 1799). De wolharige neushoorn is een onevenhoevig dier (drie tenen in de voorpoten en drie tenen in de achterpoten) en heeft twee hoorns op z'n schedel gedragen. Mannelijke dieren zijn doorgaans groter dan vrouwelijke dieren en hebben ook grotere hoorns gedragen. Het model in Ecomare heeft een schouder- of schofthoogte van 165 cm en is ruim 300 cm lang. Voorkomen in Nederland Overblijfselen van de wolharige neushoorn worden zeer regelmatig in ons land en op de bodem van de Noordzee tussen Engeland en Nederland (Afb. 1) gevonden (Mol & Van Essen, 1992). In ons land hebben verschillende soorten neushoorns gedurende het Pleistoceen geleefd; daarover later. De wolharige neushoorn is wel de bekendste soort neushoorn uit het prehistorische verleden. In ons land geldt deze soort als een trouwe metgezel van de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius): bijna overal worden ze in dezelfde fauna aangetroffen. De mammoeten zijn kuddedieren geweest, zoals blijkt uit de vele miljoenen resten die op het noordelijk halfrond gevonden zijn. De wolharige neushoorn is echter een solitaire diersoort geweest of heeft in zeer kleine groepen geleefd. Hun resten worden dan ook minder aangetroffen. In Nederland komt deze neushoornsoort voor vanaf het Saalien, in het late Midden-Pleistoceen, ongeveer jaar geleden. Aan het eind van de laatste ijstijd (Weichselien) is deze soort in Nederland uitgestorven. De jongste C-14 dateringen aan Nederlandse vondsten (Noordzeebodem) geven steeds ouderdommen aan van meer dan jaar. De jongste dateringen van vondsten van het Euraziatische continent (in Noord-Amerika is de wolharige neushoorn nooit gevonden) liggen rond jaar voor heden. Het ontstaansgebied van de wolharige neushoorn ligt in Azië. Vooral de Noordzee en de verschillende zand- en grindgroeven langs onze grote rivieren hebben heel wat overblijfselen van de wolharige neushoorn opgeleverd. Belangrijke vindplaatsen zijn Bemmel, Haerst, Linden, Heerewaarden, Loowaard, Lathum en Zoelen (Hooijer, 1985; Van Kolfschoten, 1989a). Daarnaast mogen vindplaatsen als Maastricht-Belvédère, Rhenen (Lecius de Ridder), Vogelenzang en Kwintelooyen, Ellewoutsdijk, Noordoostpolder, Wieringermeer, Hollandsdiep, de Ooster- en Westerschelde (Rutten, 1909) en de Maasvlakte voor de kust van Zuid-Holland niet ontbreken in een overzicht van vindplaatsen waar de wolharige neushoorn samen met de wolharige mammoet gevonden is. Wel moeten we hier een aantekening maken voor wat betreft de Oosterschelde. Hier bedoelen we locaties in het oostelijke deel van de Oosterschelde en niet die in de monding, waar veel oudere lagen voorkomen met o.a. de etruskische neushoorn. Eén van die locaties is de Schaar van Colijnsplaat. Vroeger waren het vooral grote delen van het skelet die werden gevonden; op de kleintjes werd toen nauwelijks gelet. Tegenwoordig zijn het vooral de kleinere skeletdelen, waaronder wervels en delen van het hand- en voetskelet, die gevonden worden. Opvallend veel resten van de wolharige neushoorn zijn opgevist van de bodem van de Noordzee tussen de Britse Eilanden en Nederland, het gebied dat bekend staat als de Bruine Bank. Echter, op de Bruine Bank zelf worden geen fossiele beenderen uit het IJstijdvak opgevist. De Bruine Bank, zo'n 50 mijl uit de kust van IJmuiden, is een verhoging in de zee- Afb. I Een van de rijkste vondstgebieden in de wereld van resten van de wolharige neushoorn is de zuidelijke bocht van de Noordzee tussen de Britse Eilanden en Nederland. BB = gebied van de Bruine Bank, waar vooral resten van de zogeheten mammoetfauna uit het Laat-Pleistoceen opgevist zijn door boomkotters. DWC = Deep Water Channel, een diepe zuid-noord gerichte geul waar o.a. oudere soorten neushoorns zijn aangetroffen. Naar Mol & Van Essen (1992). bodem die hoofdzakelijk uit veen bestaat dat echter pas in het Holoceen gevormd is. De mammoetfauna - en dus ook de wolharige neushoorn - was toen reeds uit deze regionen verdwenen. Een echte grazer De kiezen van de wolharige neushoorn zijn hoogkronig en het le patroon van de kiezen is complex, hetgeen er op duidt dat deze neushoorn een echte grazer geweest is. Een dier dat zich hoofdzakelijk voedde met harde grassen. Ook de vorm van de schedel geeft dit aan. De hoek van het voorhoofd en het achterhoofd is aanzienlijk kleiner dan die bij Afb. 2. De vorm van de bovenlip van verschillende soorten neushoorns, a: zwarte neushoorn, Diceros bicornis, recent (Afrika); b: Indische neushoorn, Rhinoceros unicornis, recent (Azië); c: witte neushoorn, Ceratotherium simum, recent (Afrika); d: wolharige neushoorn, Coelodonta antiquitatis, uitgestorven (Europa en Azië). De zwarte en de Indische neushoorns zijn 'browsers' en worden gekarakteriseerd door een puntige bovenlip; de witte en de wolharige neushoorns worden beschouwd als 'grazers' en hebben een prominent brede bovenlip. Naar Garuttetal. (1982). Grondboor & Hamer nr

6 bladetende (browser) neushoorn, zoals de etruskische neushoorn, hetgeen aangeeft dat de kop van het dier naar beneden gericht is geweest (Loose, 1975). De schedel wordt bij de wolharige neushoorn gekenmerkt doordat het neustussenschot geheel verbeend is (voor het dragen van een grote zware hoorn). Boven op de neus en op het voorhoofd zijn de ruwe aanhechtingsvlakken altijd duidelijk zichtbaar, hetgeen er op wijst dat de wolharige neushoorn twee horens gedragen heeft (Afb. 2), de grootste op de neus (de zogeheten nasale hoorn) en een aanzienlijk kleinere op het voorhoofd (de frontale hoorn). Het skelet toont een gedrongen bouw. Geïsoleerde beenderen zijn dan vaak ook eenvoudig te onderscheiden van de bladetende neushoorns, die doorgaans slank gebouwd zijn geweest en hoog op de poten hebben gestaan. Complete skeleten van neushoorns zijn in Nederland nooit gevonden. Een gedeeltelijk skelet van een wolharige neushoorn kwam in 1951 boven water bij een zandzuiger. Op het industrieterrein Dollengoor bij Almelo werd een aantal beenderen gevonden die stellig aan één dier toebehoord hadden (Roding, 1952, 1954). Deze beenderen werden gebruikt voor een reconstructie van de wolharige neushoorn in het Natuurmuseum Enschede, waarbij aan de ene zijde van het dier de huid en aan de andere zijde het halve geraamte zichtbaar werd gemaakt. Ontbrekende delen werden in gips afgegoten en in de halve skeletmontage gebruikt. Deze opstelling is nu nog steeds te bewonderen in Enschede. Spectaculaire vondsten Een goed beeld van de uiterlijke verschijning van de wolharige neushoorn krijgen we door de grotschilderingen in o.a. de grot van de mammoeten in Rouffignac en de grot van Chauvet, beide in Frankrijk. Naast de grotschilderingen weten we veel over de uiterlijke verschijning van de wolharige neushoorns door een aantal opmerkelijke vondsten in de eeuwig bevroren bodem (permafrost) van Siberië en de Oekraïne. Naast de harde skeletdelen zijn ook zachte delen bekend, zoals de huid en de beharing, maar ook de uit keratine (hoornstof) bestaande nasale en de zeldzamere frontale hoorns. Afb. 3. Het skelet van een vrouwelijk individu de wolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis) dat gevonden werd in Churapachi (Jakutië), schuin van voren gezien op een tentoonstelling in het Hessisches Landesmuseum te Darmstadt (Duitsland). Let op de extreem lange nasale hoorn (130 cm) en de veel kleinere frontale hoorn. Foto Dr. Alexei Tikhonov. Zeer spectaculair zijn de vondsten uit 1907 en 1929 van twee gemummificeerde kadavers uit Starunia in het westen van de Oekraïne. Ze nemen in de paleontologie een bijzondere plaats in. Deze kadavers komen niet uit de permafrost maar uit pleistocene zanden met ruwe olie en zout water. Het zout en de olie zijn afkomstig uit miocene zanden, die ook aders bevatten van ozokeriet, een minerale was (deze ozokeriet-aders werden geëxploiteerd). De kadavers werden als het ware gepekeld door het zout en vervolgens omgeven door ozokeriet. In 1907 werd een nieuwe mijn gevestigd in de buurt van Starunia. De mijnwerkers ontdekten daar de overblijfselen van een wolharige mammoet. Naast de skeletdelen werden ook zachte, weke delen aangetroffen. Toen dit nieuws de wetenschappelijke gemeenschap bereikte, werd onmiddellijk een expeditie uitgerust om het mammoetmateriaal te verzamelen. Daarnaast werd tegelijkertijd een aanzienlijk deel van het lichaam van een wolharige neushoorn gevonden. Dat karkas was echter incompleet: slechts het hoofd met de twee horens (hoewel gescheiden van de kop maar wel vlakbij het karkas, zodat ze er ongetwijfeld bij horen), de nek en de linker voorpoot waren goed bewaard gebleven. Een stuk huid van 2,5 vierkante meter van het voorste gedeelte van de linkerzijde was ook bewaard gebleven. De aanwezigheid van de melkkiezen duidden op een niet volwassen dier. Een veel beter exemplaar werd gevonden in Het kadaver lag op zijn rug met de poten omhoog. De rechterkant van het lichaam was bijna intact, de linkerzijde was meer beschadigd. De twee hoorns ontbraken. De huid was zonder haren, maar de haren werden in het omringende sediment aangetroffen. Ook hier ging het om een relatief jong dier, een vrouwelijk exemplaar. De lengte van het lichaam, zonder staart, bedraagt 358 cm. De staart was aan de basis afgeplat en rond in doorsnede naar het uiteinde toe. De lengte was 49 cm. Ook het oor was bewaard gebleven en meet 28 cm over de grootste lengte. Siberië Van verschillende vondsten in Siberië weten we dat de wolharige neushoorn, net als de wolharige mammoet, een dikke wollige vacht heeft gehad die het dier beschermde tegen het koude klimaat dat op de grassteppen heerste. De vacht bestond uit fijne dunne haren, de zogeheten 'underfur', 4 Grondboor & Hamer nr

7 Afb. 4. Hetzelfde skelet van de wolharige neushoorn als in Afbeelding 3, hier tijdens de montage in het Zoölogisch Museum van Sint-Petersburg (Rusland), zij-aanzicht. Foto: Archief van het Mammoet Comité van de Russische Akademie van Wetenschappen, Sint-Petersburg. neushoorns in Afrika werden daartoe bestudeerd. Eerst zijn er werktekeningen vervaardigd, die vervolgens van commentaar voorzien werden. Toen er eenmaal een goed concept op tafel lag, is Remie aan de slag gegaan. Nadat een stalen frame gefabriceerd was en een schedel van een vrouwelijke wolharige neushoorn was afgegoten (Afb. 5), kon het bouwen beginnen. Een ruw model werd vervaardigd uit polyurethaanschuim, dat zich makkelijk in een vorm laat snijden (Afb. 6). Zo ontstond als het ware een vorm van een neushoorn, maar dat was nog lang geen wolharige. De voor- en achterpoten zijn eerst uit klei gemodelleerd. Dat de wolharige neushoorn een drietenig dier is, komt in de reconstructie duidelijk tot uiting. De middelste teen is de breedste en wordt aan weerszijden begrensd door twee kleinere tenen (Afb. 7). De nagels en daarover heen een vacht van lange dikke haren, aangeduid als 'fur'. Van delen van de kop weten we dat de bovenlip extreem breed is geweest, vergelijkbaar met die van de recente witte neushoorn (Ceratotherium) in Afrika, die ook als een grazer beschouwd wordt (Afb. 2). En dan zijn er de complete hoorns uit de permafrost; veel gevonden worden die niet. Deze hoorns zijn zeer karakteristiek. De nasale hoorn is, in tegenstelling tot die van de recente neushoorns, lateraal afgeplat en aan de voorzijde vaak kaarsrecht. Dit werd veroorzaakt doordat de wolharige neushoorn de voorste hoorn gebruikte als een soort veger over de droge bodem met de harde vegetatie, waardoor de keratine hoorn aan de voorzijde gemakkelijk kon afslijten. De langste frontale hoorn die ooit gevonden is in Siberië, meet 130 cm. De uit de permafrost bekende frontale hoorns hebben aan de basis een veel rondere omvang dan de nasale hoorns. In 1972 werd bij graafwerkzaamheden voor een kelder te Churapachi (Jakutië), een klein dorpje aan de Lena-Omg rivier, een permafrostkadaver van een wolharige neushoorn gevonden. Deze mummie was vermoedelijk van een vrouwelijk dier, een determinatie die gebaseerd is op de morfologie van het bekken en de relatief kleine hoorns. De ver afgesleten staat van de kiezen duidt op een dier met een hoge individuele ouderdom. Deze vondst is erg belangrijk, omdat het de enige vondst is waarbij de hoorns op de schedel aanwezig zijn. Van verschillende vondsten van de nasale hoorns werd betwijfeld of zij bijvoorbeeld door verwering zijdelings waren afgeplat of dat zij inderdaad in doorsnede afgeplat waren in het levende dier. Er is namelijk geen enkele recente neushoorn die dergelijke afgeplatte hoorns heeft. De nasale hoorn van de mummie van Churapachi was bijna 130 cm lang en zijdelings sterk afgeplat. De korte frontale hoorn was aan de basis ovaalrond en conisch van vorm (Afb. 3 en 4). De bouw van het model Met de bovenstaande gegevens is Remie Bakker aan het werk gegaan. De reconstructie moest zo natuurgetrouw mogelijk worden, waarbij uitsluitend uitgegaan zou worden van de bekende fossiele resten en waarbij voor fantasie geen plaats zou mogen zijn. Ook werd bepaald dat het geen stijve opstelling van de neushoorn moest worden, maar een levendig model. De houdingen van recente Afb. 5. Voor de kop van het model werd gebruik gemaakt van een kunststof afgietsel van de schedel van een vrouwelijk individu. Daarop zijn de nasale en de frontale hoorn, eveneens eerst uit klei gemodelleerd en daarna in kunststof afgegoten, gemonteerd (boven). Daarna zijn spieren en de huid op de schedel gemodelleerd (onder) die uiteindelijk met haar bekleed zijn. Foto: Remie Bakker. Grondboor & Hamer nr

8 zijn mooi rond gemaakt; dat is gebaseerd op een droge ondergrond. Bij een zeer vochtige ondergrond, zoals die bijvoorbeeld bestaat op een in de zomer ontdooide toendra, zouden de nagels immers veel langer zijn geweest. Over het goedgekeurde ruwe schuimmodel werd een laag polyester (de huid van de neushoorn) aangebracht waarop de 'fur' en 'underfur' werd gelijmd (Afb. 6). Voor de haarkleuren werd gekozen voor een grijsbruine kleur met hier en daar donkere kleurschakeringen. Eén en ander is gebaseerd op de vachtresten van de wolharige neushoorn die gevonden zijn in de permafrost van Siberië. Deze zijn doorgaans bruinrood van kleur, maar dat komt vermoedelijk omdat er veel pigment verloren gaat bij blootstelling aan licht. Datzelfde is al vaker geconstateerd bij de haren van de wolharige mammoet. Bij het opgraven zijn deze zeer donker van kleur, vaak bij het zwarte af, maar verkleuren tot bruinrood en soms geel, als zij langere tijd aan het licht blootgesteld zijn. Om te voorkomen dat de vacht in het model te regelmatig zou worden, zijn er plukken 'underfur' aangebracht die de indruk wekken dat het dier aan het verharen is. We gaan er van uit dat er een duidelijk onderscheid is tussen de winter- en de zomervacht. Onze wolharige neushoorn is dus een reconstructie die geplaatst moet worden aan het einde van de lente. In reconstructies van wolharige mammoeten en de paar die we kennen van de wolharige neushoorn, die wij overigens om verschillende redenen zouden afkeuren, zijn de vachten veel te vaak zeer regelmatig. Alsof de dieren net van de trimmer vandaan komen. Zowel de wolharige neushoorn als de wolharige mammoet zijn in aanzien ruige dieren geweest. Hun ruige haardos is een vangnet geweest voor aller- Afb. 7. De voeten van de wolharige neushoorn worden gekenmerkt door drie tenen (een onevenhoevige, Perissodactyla) en zijn ten behoeve van het model vervaardigd uit klei, waarna zij in kunststof zijn afgegoten. Deze modellen zijn vervaardigd op basis van de fossiele overblijfselen die werden gevonden in de permafrost van Siberië. Deze figuur toont verschillende aanzichten van de linker- en rechtervoorvoeten. Foto: Remie Bakker. lei insecten en vegetatieresten uit hun biotoop. Omdat de Texelse wolharige neushoorn erg goed is uitgevallen wat betreft de beharing en daardoor zeker volgezeten heeft met insecten van de mammoet-steppe en net aan het verharen is, heeft Remie Bakker drie kraaien op de rug van het dier geplaats. Gratis meereizen, gratis eten (insecten) en plukken wol stelend om nesten te bouwen. De reconstructie is immers, zoals reeds gesteld, een lente-moment. Dergelijke taferelen kennen we ook van ossenpikkers die met recente neushoorns in Afrika meereizen. Nadat het hele lichaam verder klaar was, bleef nog het werk aan de schedel over. Twee hoorns, de lange nasale (85 cm lang) en de kortere frontale (27 cm lang), zijn eveneens eerst gemodelleerd in klei op basis van gevonden hoorns uit de permafrost van Siberië en gegevens uit de Afb. 6. De romp van het model is vervaardigd uit polyurethaanschuim dat zich makkelijk laat bewerken. Daarover heen werd een baarkleed aangebracht. De wollige ondervacht werd pas literatuur. Geen detail werd daarbij later aangebracht. Foto in het atelier van Manimal Works in Rotterdam. Foto: Remie Bakker. vergeten; zo is de nasale hoorn aan de voorzijde afgesleten door het eerder genoemde Vegen'. Daarna zijn de modellen in polyester afgegoten. Deze zijn geplaatst op de kunststofschedel die eveneens van een kunststof huid voorzien is. Daarbij is de breede bovenlip prominent weergegeven om duidelijk te maken dat de wolharige neushoorn een grazer is geweest. Bladetende neushoorns, zoals de zwarte neushoorn in Afrika, hebben een veel puntiger bovenlip (Afb. 2). Tot slot is de schedel van een 6 Grondboor & Hamer nr

9 collecties. Deze zoogdierresten zijn al vele jaren onderwerp van studie bij zoogdierpaleontologen. Ruwweg kan een onderverdeling gemaakt worden op basis van de aangetroffen mammoetsoorten en hun begeleidende fauna's. Uit het Vroeg- Pleistoceen is dat een fauna met de zuidelijke mammoet (Mammuthus meridionalis), uit het Midden- Pleistoceen een fauna met de steppenmammoet (Mammuthus trogontherii) en uit het Laat-Pleistoceen de fauna met de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius). Uit deze laatste fauna, in vakjargon aangeduid als de 'mammoetfauna', is ook de wolharige neushoorn ruimschoots bekend. In vergelijking met andere locaties op het noordelijk halfrond blijkt dat we vrijwel altijd dezelfde Afb. 8. Het uiteindelijke resultaat: het model van de wolharige neushoorn (aanzicht van voren), zoogdierassociaties aantreffen in de een echte grazer op een grasvlakte op Texel. Foto: CERPOLEX/Mammuthus, Dick Mol. laat-pleistocene mammoetfauna. Paarden (Equus caballus) worden het meest aangetroffen, gevolgd door de steppenwisent (Bison priscus), de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius), het rendier (Rangifer tarandus) en de overige dieren, waaronder voor sommige locaties de wolharige neushoorn. Van de Noordzeebodem zijn uit het Laat-Pleistoceen de diersoorten in onderstaand kader bekend die zonder meer tot de mammoetfauna gerekend moeten worden: Castor fiber LINNAEUS, bever Males males (LINNAEUS, 1758)-das Urtra lain (LINNAEUS, 1758) - otter Unas arctos LINNAEUS, bruine beer Unas spelaeas ROSENMULLER & HEINROTH, grottenbeer Afb. 9. Als Afbeeldingftzij-aanzicht Foto: CERPOLEX/Mammuthus, Philippe Cabaret. haarkleed voorzien, echter korter dan de vacht op bijvoorbeeld de rug en de schouders. Ook deze informatie werd verkregen door bestudering van een schedel met huid en haar uit de bodem van Siberië, een exemplaar in de tentoonstellingen van het Zoölogisch Museum in Sint- Petersburg. Uiteindelijk is er een vrouwelijke wolharige neushoorn ontstaan met een schofthoogte van 165 cm en en lengte van 286 cm. (Afb. 8 en 9). Dus niet ruim drie meter lang zoals eerder gesteld, maar dat komt omdat het dier enigszins gedraaid is opgesteld, waardoor de lengte van de staart tot aan de kop korter uitvalt. Als er over de grootste ronding gemeten zou worden, dan bedraagt de lengte 347 cm (zonder de staart) en 396 cm inclusief de staart. De mammoetfauna en de mammoet-steppe van de Noordzee De Noordzee tussen de Britse Eilanden en Nederland is erg rijk aan fossiele zoogdierresten uit het gehele Pleistoceen. Boomkorvissers komen dagelijks resten van landzoogdieren tegen in hun netten. Vele tienduizenden resten zijn aan land aangevoerd en liggen in vele museale en particuliere Crocata crocata (ERXLEBEN, 1777) - grottenhyena Caais lap» LINNAEUS, wolf Alopex lagopas (LINNAEUS, 1758-poolvos Valpes wipes (LINNAEUS, 1758) - vos Eqaas caballas LINNAEUS, paard Eqaas aydraatiaas REGALIA, wilde ezel Cotf/«to#to*»öiy«/toti» (BLUMENBACH, 1799)- wolharige neushoorn Sas scrofa LINNAEUS, wild zwijn Cervas elapaes LINNAEUS, edelhert Megalecems gigaataas (BLUMENBACH, 1799) - reuzenhert Mees alces (LINNAEUS, 1758) - eland Capnoles oprm/i» (LINNAEUS, 1758)-ree Raagifar taraaéas (LINNAEUS, 1758) - rendier Ovibos moscaatas (ZIMMERMANN, 1780)-muskusos Biseapriseas BOJANUS, steppenwisent Bosprimigeaias BOJANUS, oeros Grondboor & Hamer nr

10 De hiervoor opgesomde soorten zijn alle bekend uit de laatste ijstijd, het Weichselien, van de Noordzee. Tijdens deze ijstijd maakte dit deel van Europa deel uit van de mammoet-steppe. Doorgaans wordt deze mammoetsteppe gekenmerkt door uitgestrekte koude en droge grasvlakten waar voldoende voedsel, voornamelijk harde grassoorten, domineerden. Grote grazers als paarden, mammoeten, neushoorns en steppenwisenten kwamen massaal voor. In dalen langs rivieren zullen ongetwijfeld kleinere bossen voorgekomen zijn waar bepaalde diersoorten zich graag ophielden (herten, het oerrund, wilde zwijnen, etc). De hier opgesomde fauna-associatie geeft duidelijk aan dat het leefgebied van deze dieren geen toendra geweest is, een biotoop waarin we de wolharige neushoorn en de wolharige mammoet vaak geportretteerd zien. Maar dat beeld, dat we in populaire boeken zo vaak tegenkomen, moeten we gauw vergeten. De fossiele restanten tonen immers het tegendeel aan! Andere neushoorns uit het Pleistoceen van Nederland Uit het Pleistoceen van Nederland en de aangrenzende Noordzee zijn nog Afb. 10. De Vroeg-Pleistocene etruskische neushoorn (Stephanorhinus etruscus), een bladeter (browser'). Tekening van Ko Sturkop, andere neushoornsoorten bekend. Van deze soorten geven we hieronder nog een aantal bijzonderheden. De etruskische neushoorn (Afb. 10) De etruskische neushoorn, Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868), is een Vroeg-Pleistocene neushoorn die voorkwam van circa tot jaar geleden. Deze neushoorn is onder andere bekend van de bodem van de Noordzee, uit de Oosterschelde-monding, van de Maasvlakte, Westerhoven en uit kleigroeven in de omgeving van Tegelen (Limburg) (Rutten, 1909; Afb. 11. De Vroeg- en Midden-Pleistocene bosneushoorn (Stephanorhinus kirchbergensis), een bladeter). De grootste soort neushoorn die o Nederland bewoonde. Tekening Ko Sturkop, Grondboor & Hamer nr

11 Loose, 1975; Guérin, 1980; Van Kolfschoten, 1980). Hij is een bewoner geweest van het savanne-biotoop, een leefgebied dat gekenmerkt werd door graslanden met struikgewassen, afgewisseld door bossen. Dat is ook het leefgebied geweest van de zuidelijke mammoet (Mammuthus meridionalis), de stamvader van alle Euraziatische en Noord-Amerikaanse mammoeten. Zowel de zuidelijke mammoet als de etruskische neushoorn zijn 'browsers' geweest, zoals we kunnen afleiden uit hun laagkronige gebit dat uitstekend geschikt is voor het vermalen van zacht voedsel zoals bladeren, takjes en twijgen van bomen en struiken. Het blijkt ook uit de vorm van de schedel, die aangeeft dat de kop naar voren gericht is geweest (horizontale stand), in tegenstelling tot die van de grazende wolharige neushoorn, wat weer aangeeft dat het dier voedsel genuttigd heeft dat niet hoofdzakelijk van de grond komt. Ook de ledematen geven aan dat het een hoogbenige neushoorn geweest is. De etruskische neushoorn is kleiner geweest dan de gemiddelde wolharige neushoorn. De fossiele resten van de etruskische neushoorn die van de Oosterschelde-monding (Hooijer, 1981a,b) en van de bodem van de Noordzee bekend zijn, zijn doorgaans zwartbruin van kleur en zwaar gefossiliseerd. De bosneushoorn (Afb. 11) De juiste wetenschappelijke naam voor deze neushoorn is Stephanorhinus kirchbergensis (Jager, 1839) en niet Stephanorhinus mercki (Kaup, 1841). De populaire naam is 'bosneushoorn', wat al direct zijn leefmilieu aangeeft. De bosneushoorn is de grootste van de vier uit Nederland bekende neushoornsoorten en is bekend van Tegelen (Bernsen, 1927; Guérin, 1980), Neede en Rhenen (Van Kolfschoten, 1989a). De ouderdom varieert van Vroeg-Pleistoceen ( jaar geleden) voor Tegelen tot het late Midden-Pleistoceen (plusminus jaar) voor Rhenen. Deze dieren waren groter dan de recente neushoorns: de mannetjes konden zo groot worden als de tegenwoordige Aziatische olifant! Verder had deze neushoorn zeer lange benen en een hoge positie van de kop. De extreme grootte van deze soort, in combinatie met de schedelpositie en de matig hoogkronig ontwikkelde kiezen suggereren dat dit dier voornamelijk een 'browser' is geweest. Het neustussenschot is alleen aan de voorzijde vergroeid, in tegenstelling tot bij de wolharige neushoorn, waar het schot in zijn geheel verbeend is. De gewrichtsverbindingen van de ledematen duiden op de bewoning van dichte bossen of in ieder geval beboste gebieden. De bosneushoorn wordt beschouwd als een vaste begeleider van de bosolifant, Elephas antiquus. Deze leefde in bossen en parklandschapachtige biotopen, maar zo nu en dan ook in een savanne-omgeving. Deze twee dieren zijn echter nooit in een steppe-omgeving te vinden. De steppenneushoorn (Afb. 12) De steppenneushoorn, Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868), is eveneens een fors dier geweest. In Nederland werd het voorkomen voor het eerst aangetoond met een fraaie schedel die in mei 1958 werd opgezogen uit het Zwarte Water bij Westerveld. Deze schedel bevindt zich in de collecties van het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden (Loose, 1975). Ook op andere plaatsen in Nederland zijn resten van deze soort gevonden. Bekende vindplaatsen zijn Rhenen, diverse zuiggaten langs de Gelderse rivieren en Afb. 12. De Midden-Pleistocene steppenneushoorn (Stephanorhinus hemitoechus), een grazer. De steppenneushoorn is nauw verwant met de nu nog voorkomende Sumatraanse neushoorn, zuidelijk Flevoland. Spectaculair was Dicerorhinus sumatrensis. Tekening Ko Sturkop, de vondst van een bijna compleet skelet van de steppenneushoorn in de groeve Belvédère bij Maastricht (Van Kolfschoten, 1988, 1989b). Deze overblijfselen worden bewaard in het Natuuhistorisch Museum te Maastricht. Deze neushoorn is in Nederland hoofdzakelijk bekend uit het Midden-Pleistoceen (ruwweg tot jaar voor heden). Verondersteld wordt dat de steppenneushoorn in de eerste helft van het Weichselien uitgestorven is (Van Kolfschoten, 1989b). De steppenneushoorn droeg zijn kop op dezelfde wijze als de recente witte neushoorn in Afrika. De lengte-as van de schedel maakt namelijk een hoek met de wervelkolom, waardoor de kop van het dier in een normale stand naar beneden gericht is. De aanhechtingsplaatsen voor de hoorns zijn zwak en duiden op middelmatig grote hoorns. Deze neushoorn had hoogkronige kiezen die geschikt waren voor het vermalen van harde grassen en andere vegetatie van de steppe. Hij leefde voornamelijk in gematigde gebieden en schijnt geen aanpassingen te hebben voor een koude omgeving. De steppenneushoorn is nauw verwant aan de etruskische neushoorn uit het Vroeg-Pleistoceen en de recent nog voorkomende Sumatraanse neushoorn (Dicerorhinus sumatrensis). De etruskische neushoorn wordt als zijn stamvader beschouwd. Van fauna's waarin we de steppenneushoorn aantreffen, is ook de steppenmammoet, Mammuthus trogontherii, bekend. Grondboor & Hamer nr

12 Tot slot Met de reconstructie van de wolharige neushoorn is Ecomare een museumstuk van de eerste orde rijker geworden. Deze fraaie reconstructie is een blikvanger in een opstelling waarin aandacht geschonken wordt aan de dieren die ooit, tijdens de laatste ijstijd, de laagvlakte tussen de tegenwoordige Britse Eilanden en Nederland bevolkten. Een zeer rijke fauna die in de wetenschappelijke gemeenschap bekend staat als de mammoetfauna. Een fauna met niet alleen de wolharige mammoet maar ook de wolharige neushoorn, de steppenwisent, het reuzenhert, de roofdieren zoals de leeuw en de hyena's, en nog veel meer. Een fauna die aangeeft dat het klimaat in de laatste ijstijd koud en droog geweest is. In ieder geval geen klimaat dat vergelijkbaar is met het hoge noorden van Siberië, waar veel resten van ijstijdzoogdieren gevonden worden. Daar wordt het landschap tegenwoordig gekenmerkt door een met een dikke laag sneeuw bedekte toendra. Deze ontdooit ieder jaar slechts voor een korte periode (2-3 maanden) en dan is het zeer vochtig. Zeker geen klimaat waar grote zoogdieren als de wolharige mammoet, de wolharige neushoorns en de grote kudden paarden en steppenwisenten zouden kunnen overleven. Het is verheugend vast te stellen dat de fossiele beenderen van de bodem van de Noordzee uit het gehele IJstijdvak steeds meer aan importantie winnen. De verschillende soorten mammoeten (van de zuidelijke mammoet, de steppenmammoet en de wolharige mammoet) is al erg veel bekend van de Noordzeebodem (Mol & Van Essen, 1992). Nu zijn de andere grote dieren aan de beurt. Ecomare heeft het startsein gegeven met de door Remie Bakker vervaardigde, wetenschappelijk verantwoorde reconstructie van Coelodonta antiquitatis. Aangehaalde literatuur Bernsen, J.J.A., The Geology of the Tiglian clay and its fossil remains of Rhinoceros. Dissertatie, Amsterdam: 108 pp. Loose, H., Pleistocene Rhinocerotidae of W. Europe with reference to the recent two-horned species of Africa and S.E. Asia. Scripta Geologica 33: Garutt, V.E., E.R Metelseva & B.A. Tikhomirov, Fresh data of the food of the Siberian woolly rhinoceros. In: A.I. Tolmachev (ed.): The Arctic Ocean and its coast in the Cenozoic era: Guérin, C, Les rhinoceros (Mammalia, Perissodactyla) du Miocene supérieur au Pleistocene terminal en Europe occidentale; Comparaison avec les espèces actuelles. These Doctorat d'etat et Sciences Université Lyon I, Documents du Laboratoire Géologique Lyon, 79(1-3): 1185 pp. Hooijer, D.A., 1981a. The first rhinocerotid of the Pretiglian black bones from the Netherlands. Netherlands Jounal of Zoology 31: Hooijer, D.A., 1981b. De eerste neushoornkies van de zwarte bottenfauna opgevist in de Oosterschelde. Zierikzeesche Nieuwsbode, 4 september, Mol, D. & J.A. van Essen, De mammoet; sporen uit de ijstijd. BZZTOH (Den Haag): 139 pp. Roding, G.M., Het monster van Dollengoor. Beenderen gevonden van wolharige neushoorn. Belangrijkste vondst ooit in Nederland gedaan. Dagblad van het Oosten, 20 februari Roding, G.M., Een reconstructie op ware grootte van de wolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis BLUMENBACH). De Levende Natuur 57: Rutten, L.M.R., Die diluvialen Saugetiere der Niederlande. Dissertatie, Universiteit van Utrecht / J. van Boekhoven Press (Utrecht): 102 pp. Van Kolfschoten, T, De steppeneushoorn uit Maastricht-Belvédère. Cranium 5 (1): Hooijer, D.A., Plio/Pleistocene elephantid, equid and rhinocerotid remains from dredging operations at Linden and Maren-Kessel (Noord-Brabant, The Netherlands). Lutra 28: Van Kolfschoten, T, 1989a. De Pleistocene neushoorns van Nederland. Cranium 6(2): Van Kolfschoten, T., 1989b. Neushoornvondsten uit de groeve Maastricht-Belvédère. Cranium 6 (2): Grondboor & Hamer nr

13 Gaskraters in de Noordzee Cees Laban Dr. C. Laban, TNO-NITG, Postbus 80015, 3508 TA Utrecht, In het noordelijk deel van de Noordzee, ter hoogte van Zuid-Noorwegen en Schotland, komen op de zeebodem grote gebieden voor met kraters die zijn ontstaan door het ontsnappen van gas uit de ondergrond. Onlangs zijn veel zuidelijker ook dergelijke kraters ontdekt en wel in het Nederlands deel van de Noordzee ten zuid-oosten van de Doggersbank. Enige tijd geleden is op de bodem van de Noordelijke Noordzee in het gebied Witch's Hole, op ongeveer 150 km ten noordoosten van Aberdeen, een trawler gevonden die mogelijk gezonken is ten gevolge van het plotseling ontsnappen van een grote hoeveelheid methaangas uit de bodem van de Noordzee. Het wrak ligt midden in een ronde krater met een doorsnede van minstens 100 m. In dit gebied bevinden zich veel kraters die zijn ontstaan door het met grote kracht ontsnappen van methaangas. De geoloog Alan Judd, van de Universiteit van Sunderland in Groot- Brittannië, vermoedt dat het schip zich mogelijk op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats heeft bevonden en in een grote gasbel terecht is gekomen, waardoor het soortelijk gewicht van het water lager werd en het schip als een baksteen naar de bodem is gezonken. De boortechnici op boorplatforms in dit gebied zijn ook op de hoogte van de aanwezigheid van ondiepe gasvoorkomens die, tijdens het doorboren ervan, plotseling het omhoogspuiten van gas en sediment kunnen veroorzaken. Geologisch onderzoek in de Noordzee opgebouwd: zoals zand van verschillende korrelgroottes, grind en klei. Ook is te zien hoeveel schelpen en/of grind het sediment bevat. Verder is af te lezen hoe de lagen in de diepte verlopen. De gebruikers zijn onder andere oliemaatschappijen die een boorplatform willen plaatsen en die moeten weten hoe de ondergrond is opgebouwd voordat het platform wordt neergezet. Als er olie of gas wordt aangetroffen, dan moet dit met behulp van een pijpleiding naar de kust worden getransporteerd. Ook hiervoor is informatie van de zeebodem nodig, want de pijpleidingen moeten op veel plaatsen minstens twee meter diep worden ingegraven om niet door een voor anker gaand schip te worden beschadigd. Verder heeft Rijkswaterstaat zand nodig om de kustlijn te handhaven. Ook vragen mogelijke kustuitbreidingen en de eventuele aanleg van eilanden in zee honderden miljoenen kubieke meters zand. De aanlooproutes voor de scheepvaart naar de havens van Rotterdam en Amsterdam moeten bovendien soms worden verbreed of verder verdiept. Dit zijn enkele voorbeelden van toepassing van de geologische kennis. Tijdens het geologisch onderzoek worden niet alleen lagen klei, zand en grind aangetroffen, maar ook allerlei typische geologische vormingen, zoals een zoutkoepel op slechts 1,20 m beneden de zeebodem ten noordwesten van Den Helder (Mesdag & Giessen, 1995). Het voorkomen van gas in ondiepe lagen wordt ook op de kaarten aangegeven (Laban et al., 1994). Onlangs zijn op een aantal plaatsen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van gaskraters, zogeheten 'pockmarks', in het Nederlands deel van de Noordzee. V-vormige gaten Tijdens het geologisch onderzoek ten noorden van de Waddeneilanden in het gebied van de Oestergronden is op een seismogram een V-vormige depressie in de zeebodem aangetroffen. De zeebodem bestaat hier uit fijn, slibhoudend holoceen zand (Laban et al., 1995). Een tweede depressie is gevonden op een locatie iets ten oosten van de Doggersbank, waar de zeebodem uit stugge, pleistocene smeltwaterklei bestaat die daar tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, is afgezet (Jeffery et al., 1990). De waterdiepte bedraagt op de beide locaties Het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen (TNO- NITG) brengt het Nederlands deel van de Noordzee geologisch in kaart. Dit wordt samen met Rijkswaterstaat directie Noordzee gedaan. TNO-NITG levert de seismische en boorapparatuur en de benodigde geologische kennis; directie Noordzee levert de met de meest moderne apparatuur uitgeruste onderzoeksschepen en de nautische kennis. De bedoeling is geologische kaarten te maken van de bovenste honderden meters van de zeebodem van het Nederlands deel van de Noordzee waarvan iedereen die met de zeebodem te maken heeft, gebruik kan maken. De geologische kaarten laten zien waaruit de zeebodem is Afb. 1: Seismogram van een gebied ten oosten van de Doggersbank, met een mogelijke pock mark. De doorsnede van de krater is ca. 40 m en de diepte ca. 2 m. De waterdiepte is 50 m. Grondboor & Hamer nr

14 Afb. 3: De door Hr. Ms. Tydeman met behulp van side scan sonar gevonden pockmark ten oosten van de Doggersb Deze opname laat een horizontale weergave van de krater zien. De krater heeft een doorsnede van ongeveer 132 m witte stukken aan weerszijden van het midden geven de waterdiepte aan. ca. 50 m. In het centrum van de depressies waren reflecties te zien die op ontsnappend gas zouden kunnen wijzen (Afb. 1). De depressies hebben een diepte van iets meer dan een meter tot bijna twee meter en een diameter aan het oppervlak van de zeebodem van ca. 40 m. Dergelijke depressies zouden kunnen wijzen op het ontsnappen van methaangas uit de zeebodem. Dit moet met grote kracht zijn gebeurd. Om verder te kunnen onderzoeken hoe deze depressies zijn ontstaan, Afb. 2: Schematische weergave van het moesten opnamen worden gemaakt. principe van side scan sonar. De 'vis' die Dit gebeurt met een electronisch achter het schip door het water wordt apparaat waarmee de vorm van het getrokken, zendt naar weerszijden een oppervlak van de zeebodem in een geluidsbundel uit die door de zeebodem strook van enkele honderden meters wordt weerkaatst en ten dele door de 'vis' breed kan worden bekeken. Deze weer wordt opgevangen. Doordat het schip techniek wordt in het Engels 'side vaart en de 'vis' voortdurend geluidssignalen uitzendt wordt een doorlopend beeld apparaat zendt geluidssignalen in scan sonar' genoemd. Het gebruikte van het zeebodemoppervlak geregistreerd. bundels naar twee zijden uit. De geluidssignalen worden vanuit een grote kunststof Vis' uitgezonden, die achter het onderzoekingsvaartuig door het water wordt gesleept. De frequentie is veel hoger dan bij een echolood (bij voorbeeld khz) of bij een seismisch apparaat (enkele honderden Hz tot 8 khz) en bedraagt meestal Hz. De door de zeebodem teruggekaatste signalen geven een gedetailleerd beeld van het zeebodemoppervlak, waarvan kan worden afgelezen of sde zeebodem vlak is of bijvoorbeeld bezaaid ligt met grote stenen. Ook scheepswrakken en pijpleidingen die op de zeebodem liggen kunnen met dit apparaat worden opgespoord (Afb. 2). Hydrografisch onderzoek De Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine voert met haar onderzoekingsschepen regelmatig hydrografisch onderzoek uit in het Nederlands deel van de Noordzee, waarbij onder meer side scan sonar wordt ingezet. Tijdens een van deze onderzoeken, uitgevoerd aan boord van Hr. Ms. Tydeman, zou worden geprobeerd om met dit apparaat opnamen over de gevonden V- vormige depressies te maken. Tijdens het onderzoek was hiervoor echter onvoldoende tijd beschikbaar, maar tot grote verrassing bleek er op een van de opnamen, die in de buurt van een van de depressies was gemaakt, een grote ronde kratervormige 12 Grondboor & Hamer nr

15 structuur te zien (Afb. 3). Deze krater had een diameter van ongeveer 132 m. Nadere bestudering wees uit dat het mogelijk een krater is die is ontstaan door het explosief ontsnappen van gas uit de zeebodem: een zogeheten 'pockmark'. Pockmarks Elliptische of cirkelvormige kraterstructuren in de zeebodem, ontstaan door het explosief ontsnappen van vloeistof of gas (Afb. 4), zijn voor het eerst ontdekt in het begin van de jarer zestig door de Canadese geoloog L. King, tijdens de geologische kartering van het zeegebied ten westen van het Canadese Nova Scotia (King & MacLean, 1970). Bij dit onderzoek werd eveneens gebruik gemaakt van een side scan sonar. Deze structuren zijn door King en zijn collega's pockmarks genoemd. In 1969 is er zelfs met bemande onderzeeërs onderzoek Afb. 4: Schematische doorsnede van het mogelijke ontstaan van pockmarks. A) Het gas hoopt zich onder een ondoorlatende laag op en als de druk te hoog is opgelopen, breekt de laag door en ontsnapt het gas explosief naar het oppervlak. B) Het bodemmateriaal wordt door het gas weggeblazen en er ontstaat een krater. C) Een deel van het bodemmateriaal valt weer terug in de krater en erboven vormt zich een laag slib in hetzeewater (naar Hovland & Judd, 1988). Afb. 6: Overzicht van de Noordzee met de gebieden waarin zich pockmarks bevinden en gebieden met gasontsnappingen. (1) is de locatie van de pockmark van figuur 1. (2) is de locatie van de door Hr. Ms. Tydeman gevonden krater en (3) een pockmark in het gebied van de Oestergronden. In het gebied met gas in de ondergrond ten westen van de Nederlandse kust bevindt zich een dikke laag klei, waaronder zich plaatselijk gas heeft opgehoopt (naar Hovland & Judd, 1988). Afb. 5: Schematische doorsnede door een pockmark. In de zeebodem bevinden zich plaatselijk nog verhoogde concentraties methaangas (naar Hovland & Judd, 1988). gedaan naar deze opmerkelijke structuren (Afb. 4-5). In 1970 werden ze ook in het noordelijk deel van de Noordzee waargenomen tijdens het onderzoek op de locatie van een te plaatsen boorplatform. Na deze ontdekking zijn er sinds 1975 door de Britse Geologische Dienst gedetailleerde onderzoekingen uitgevoerd in deze structuren (McQuillin et al., 1979). De zeebodem bestaat hier uit zachte tot zeer zachte kleiige afzettingen. Tijdens een in 1971 door het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee uitgevoerd onderzoek in de Noorse Geul tussen Oslo en Bergen, voor de kust van Noorwegen zijn ook daar pockmarks aangetroffen (Van Weering et al., 1973). De bodem van Grondboor & Hamer nr

16 de Noorse Geul bestaat hier uit zachte, slibhoudende klei. In het kader van de geologische karteringen van de zeebodem door de Britse en Noorse geologische diensten zijn de pockmarks nauwkeurig in kaart gebracht (Afb. 6-7). Ten zuiden van 56 N.B, dus in onder meer het Nederlandse deel van de Noordzee, zouden geen pockmarks meer voorkomen. Dit werd door de onderzoekers geweten aan de aard van de bodemsamenstelling (Hovland & Judd, 1988). De bewijzen dat pockmarks ontstaan door het explosief ontsnappen van een vloeistof of gas uit de zeebodem werd in de jaren '70 geleverd door side scan sonar- en ondiepe seismische opnamen waaruit een baan van bubbels het zeewater in stroomde (onderzoek door British Petroleum: Mc Quillin et al., 1979). In de jaren '80 zijn watermonsters genomen in deze pockmark en is het bewijs geleverd dat het materiaal uit methaangas bestond. Voorts zijn met behulp van onbemande onderzeeërs video-opnamen gemaakt boven een pockmark in het gebied Tommeliten in het Noorse deel van de Noordzee op een waterdiepte van 75 m (locatie ± Sö^^O" N.B. en 2 o 59'30 H O.L). Hierop was duidelijk een stroom van gasbelletjes te zien. Geschat werd dat uit deze pockmark elke zes seconden een gasbel ontsnapte. De gasproductie van deze pockmark zou ongeveer 24 m 3 per etmaal zijn (Hovland & Judd, 1988). Vermoedelijk ontsnapt het gas uit een gashoudende laag naar boven toe en hoopt het zich nabij het oppervlak op onder een ondoorlatende laag van klei bijvoorbeeld. Als de druk hoger wordt dan de sterkte van de ondoorlatende laag, dan kan het gas Afb. 7: Zeegebieden waarin pockmarks zijn aangetroffen. plotseling op een explosieve manier door de laag heen breken en onstaat er een kratervormige depressie in de zeebodem, waaruit soms nog lange tijd gas naar buiten blijft stromen. Het gas kan op twee manieren naar het oppervlak komen: door het onsnappen uit diepe gasreservoirs of uit ondiepe lagen, waar methaangas door het ontbinden van organische stof zoals veenresten en dergelijke is ontstaan. Het kan ook gebeuren dat het gas uit beide bronnen afkomstig is. Inmiddels zijn pockmarks wereldwijd aangetroffen in ondiepe zeeën, maar ook op diepten van duizenden meters. 14 Grondboor & Hamer nr

17 In diameter variëren ze van van enkele meters tot meer dan 500 m en hun diepte kan van enkele meters tot meer dan 35 meter variëren. Pockmarks komen zelfs voor in dichtheden van 160 per km 2 (Hovland & Judd, 1988). De pockmarks die in de Noordzee zijn aangetroffen, variëren in diameter meestal tussen 10 en 300 m en bereiken een diepte van maximaal 15 m. Zandsteenvorming Het in het zeewater ontsnappende gas kan ook nog voor een heel ander verschijnsel zorgen, namelijk het ontstaan van zandsteen nabij het zeebodemoppervlak. In de zeebodem bevindt zich, meestal enkele meters beneden de zeebodem, een zuurstofloze zone waarin zogeheten sulfaat-reducerende bacteriën voorkomen. Deze gebruiken sulfaat-ionen als zuurstofbron door deze te laten reageren met methaangas. Tijdens dit proces wordt onder meer kalk (aragoniet en calciet) afgescheiden volgens de reactie S CH 4^ CO ï + H 2 S (+ H 2 0). Ook kan de oxidatie van methaan zorgen voor abnormaal hoge CO2 -concentraties en oververzadiging, waarbij CaC0 3 wordt geproduceerd door middel van de reactie CH C H 2 0 (J0rgensen, 1976). Deze kalk slaat neer tussen de zandkorrels, die op deze manier aan elkaar worden gekit. Zo kunnen er in de zeebodem lagen zandsteen ontstaan die er de oorzaak van zouden kunnen zijn dat het gas zich hieronder gaat ophopen. Als de druk dan te hoog wordt, breekt de zandsteenlaag en komt het gas explosief naar boven, waardoor er een pockmark kan ontstaan. Literatuur Giesen. R. & C. Mesdag, De zoutkoepel van Blok K9 (Noordzee), p Hovland, M & AG. Judd, Seabed pockmarks and seepages - impact on geology, biology and the marine environment. Graham & Trotman, London: 293 pp. Jeffery, D.H., C. Graham, S. Wright, C. Laban & R.T.E. Schuttenhelm, Dogger: sheet 55 N/02 E. Sea bed sediments and Holocene geology, 1: series British Geological Survey, Geological Survey of The Netherlands. J0rgensen, N.O., Recent high magnesian calcite/aragonite cementation of beach and submarine sediments from Denmark. Journal of Sedimentary Petrology 46: King, LH. & B. MacLean, Pockmarks on the Scotian shelf. Geological Society of America Bulletin 81: Laban, C, P.T.J. Kok & C. Mesdag, Gas charged sediments in the Dutch sector of the North Sea. Abstract in: Gas in marine sediments. Third International Conference of the Shallow Gas Group. Laban, C, P.C.M. van der Klugt & P.J. Frantsen, Oyster Grounds: sheet 54 N/04 E. Sea bed sediments and Holocene geology, 1: series. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen-TNO. McQuillin, R, Fannin, N.G.T. & Judd, A.G., I.G.S. pockmark investigations Institute of Geological Sciences, Marine Geophysics Unit, Rept. 98. Weering T. van, J.H.F. Jansen, & D. Eisma, Acoustic reflection profiles of the Norwegian Channel between Oslo and Bergen. Netherlands Journal of Sea Research 6. In 1990 is met de tweepersoons onderzeeër Jago onderzoek gedaan naar een actieve pockmark in het Britse deel van de Noordzee. De onderzeeër bevond zich aan boord van het Britse onderzoeksvaartuig Challenger. Het onderzoek is uitgevoerd door een internationaal onderzoeksteam, gevormd door de Marine Biological Association, de Britse Geologische Dienst, het Plymouth Marine Laboratory, British Petroleum, de Universiteit van Southampton, Sunderland Polytechnic, de Universiteit van Kopenhagen en de Universiteiten van Hamburg en Kiel. De onderzoeker Paul Dando schreef het volgende verslag over dit onderzoek: "De zeebodem bestaat in dit gebied uit zacht slib. De hellingen van deze ongebruikelijk diepe pockmark laten talloze sporen zien van kreeften (Nephrops sp.) en grondels (Callianassa sp.), maar weinig tekenen van bodemleven. Het diepste deel van de pockmark ligt op 170 m beneden de zeespiegel en laat banen met grind zien met een lengte van 5 meter en een diepte van twee meter. Daarnaast komen er grindhoudende depressies voor, waartussen zich 1 tot 2 m hoge modderkraters bevinden. De gehele bodem van de pockmark was bedekt met duizenden otolieten (gehoorsteentjes van vissen). In veel delen lagen grote stukken door kalk gecementeerde lagen zandsteen en conglomeraten bloot. Plaatselijk ontsnapten grote gasbellen uit overhangende gesteenten. De onderzijden van deze overhangende gesteenten waren behangen met bacteriënmatten (Beggiatoa sp.). Vissen als zeewolven en lengen verscholen zich onder de overhangende gesteenten. De meest voorkomende op de bodem levende soorten waren anemonen, sponzen en slangsterren". "Er waren zowel continue als onregelmatig opstijgende banen van gasbellen te zien uit de grindlagen, sommige van de modderkraters en uit gaten in de zandsteen. Met een robotarm die aan de onderzeeër was bevestigd werden flessen gevuld met het gas. Het gas bestond vrijwel volledig uit methaan en is vermoedelijk afkomstig van een diepte van ca. 1 kilometer beneden de zeebodem. Voorts zijn er sedimentmonsters en gesteenten verzameld van de zeebodem. De interessantste dieren vormden de tweekleppige schelpen van de soort Thyasira flexuosa die in symbiose leeft met methaan-oxiderende bacteriën". Grondboor & Hamer nr

18 Rugvinstekels van Acrodus (kraakbeenvis) uit de Winterswijkse Onder-Muschelkalk Henk Oosterink H.W. Oosterink, Hortensialaan 64, 7101 XH Winterswijk, Regelmatig komen bezoekers van de Winterswijkse Steen- en Kalkgroeve bij mij met vragen over hun vondsten. Ook wordt nogal eens gebeld voor een determinatie van een gevonden fossiel. Dat is vaak lastig en meestal niet mogelijk, omdat een globale telefonische beschrijving onvoldoende is. Bij een telefoontje van Erik Weideman uit Deventer had ik echter wel een sterk vermoeden wat hij in de Onder-Muschelkalk van Winterswijk had gevonden. Als mijn veronderstelling juist was, was dat een sensationele vondst voor Winterswijk. Toen ik hem in Deventer bezocht, bleek direct dat mijn vermoeden juist was. Erik had een fantastisch complete rugvinstekel van een haaiachtige vis gevonden (Afb. 1)! Het hierop volgende vrijprepareren was niet eenvoudig, maar het uiteindelijke resultaat mag er zijn! Overigens moet hier wel worden vermeld dat hij niet de eerste is die zo'n stekel heeft gevonden: Jan van den Berg uit Schoonhoven vond enkele jaren geleden al een dergelijke stekel (Afb. 2). Abstract For the first time, shark finspines of Acrodus lateralis are described from the Triassic (Lower Muschelkalk) of Winterswijk (eastern Netherlands). Earlier finds of this cartilage fish from this location regarded teeth. De rugvinstekels De kraakbeenvissen uit de Trias bezaten twee rugvinnen. Deze vinnen waren voor de dieren erg belangrijk bij de sturing tijdens het voortbewegen. Aan de voorzijde van de rugvinnen bevond zich een verbeende stekel. Stekel I (Afb. 1) heeft een lengte van 20 cm en heeft een maximale breedte van ruim 2 cm. Het aantal lengteribbels op het bovenste en grootste deel bedraagt 17 tot 18. Op het midden is over de lengte een lichte geulvormige verlaging; de randen zijn als het ware opstaand. Helaas kon de waarschijnlijk getande binnenzijde niet worden vrijgeprepareerd, omdat de kalksteen hier te dun zou worden met het gevaar van breuk. Gelet op de afmeting van de stekel, zal de vis een lengte hebben gehad van zo'n 1,30 m. De stekel is gevonden in één van de schotelachtige lagen, waarin ook sauriërsporen voorkomen. Stekel II (Afb. 2) heeft een lengte van ruim 7 cm, maar de wortel is niet geheel aanwezig. Indien deze stekel compleet zou zijn, zou de lengte 10 cm bedragen. De rugvinstekel is op het breedste gedeelte ongeveer 9 mm. Het aantal lengteribbels is maximaal 10. Deze stekel is afkomstig uit de zogeheten 'bottenlaag', een schalieachtige kalksteenlaag zo'n 70 cm onder de dunne rode band (zie Oosterink, 1986). Afb. 1. Rugvinstekel van Acrodus lateralis. Lengte 20 cm; breedte 2 cm (max.). Rieppel (1981) deelde naar aanleiding van één van zijn onderzoeken mee dat nauwelijks onderscheid kan worden gemaakt in rugvinstekels van Hybodus, Palaeobates en Acrodus. Zeker als ze los worden gevonden (en dat is in de Trias steeds het geval), is een zekere determinatie moeilijk. Van welke vis zijn de rugvinstekels uit de 16 Grondboor & Hamer nr

19 Acrodus leefde van einde Perm tot in het Boven-Krijt (Muller 1966). Het geslacht behoort bij de groep van de kraakbeenvissen, zoals haaien en roggen. Meestal worden van deze vissen alleen de tanden gevonden; in een zeldzaam geval zijn rugvinstekels mogelijk. Dit waren de hardere delen van het skelet; het overige gedeelte bestond voornamelijk uit kraakbeen, dat vaak snel verging en niet fossiliseerde. Fossilisatie van een complete haai kwam slechts zeer sporadisch voor, b.v. in de Onder- Ju ra-afzettingen van Holzmaden (Duitsland). Vaak gaat het in deze uitzonderlijke gevallen om een donker getinte afdruk van de huid en vorm van de vis ten opzichte van het minder donker gekleurde sediment en enige wat meer verbeende skeletonderdelen (Afb. 4). Afb. 4. De haai Hybodus hauffianus uit de Onder-Jura van Holzmaden (Duitsland). Hier zijn de rugvinstekels op de oorspronkelijke plaats siliseerd. Let op het fraaie en totale beeld van de kraakbeenvis (naar Muller, 1966; en ook Böttcher, 1998). Deze haai is te bewonderen in Staatliches Museum für Naturkunde te Stuttgart. Grondboor & Hamer nr

20 Afb. 5. Detailopname van een rugvin met rugvinstekel van Hybodus hauffianus uit de Onder-Jura van Holzmaden (Duitsland) (naar Muller, 1966). De levenswijze van Acrodus was als die van de huidige haaien, met dien verstande dat het dier zich in hoofdzaak voedde met allerlei weekdieren door het kraken van de schaal. Ook kreeften stonden op het menu. Een en ander is af te leiden aan de vorm van de tanden; deze waren niet zoals bij Hybodus en de moderne haaien lang, dun en scherp, maar laag en dik (Hagdorn, 1990). Uit Winterswijk waren al tandjes van Acrodus lateralis bekend (Oosterink & Poppe, 1979). De tanden zijn nogal verschillend in lengte en vorm (Afb. 6) en vaak bruinachtig van kleur, soms overgaande naar helblauw. Op het midden loopt dikwijls een min of meer hogere rug en sommige zijn zelfs piramidevormig. Vanuit deze verhoging lopen veel fijne groefjes naar de rand. Door slijtage zijn deze wel eens (bijna) verdwenen. De verschillen in vorm en grootte zijn afhankelijk van de plaats in de bek van Acrodus. Verder komen zeer sporadisch afgeplatte vormen voor. Deze tanden hebben toebehoord aan Palaeobates angustissimus, een andere aan Acrodus nauw verwante kraakbeenvis (Afb. 7). Afb. 7. Tand van Palaeobates angustissimus. Werkelijke lengte 10 mm. Systematiek Klasse Subklasse Orde Familie Geslacht Soort Dankwoord : Chondrichthyes (kraakbeenvissen) : Elasmobranchii : Selachii (haaien) : Hybodontidae : Acrodus : Acrodus latera lis Literatuur Böttcher, R., Leben und Tod im Meer des Posidonienschiefers. In: E.P.J. Heizmann: Vom Schwarzwald zum Ries. Erdgeschichte mitteleuropaischer Regionen (2): Verlag Dr. F. Pfeil (München). Brinkmann, W., Palaontologisches Museum der Universitat Zurich. Führer durch die Ausstellung. Zurich. Hagdorn, H., Das Muschelkalk-Keuper- Bonebed von Crailsheim. In: W.K. Weidert: Klassische Fundstellen der Paleontologie (II): Goldschneck Verlag (Korb). Hedtstück, W., Fische aus dem Oberen Muschelkalk Unterfrankens. Fossilien 6: Kuhn, E., Über Acrodus-Funde aus dem Grenzbitumenhorizont der anisischen Stufe der Trias des Monte San Giorgio (Kt. Tessin). Eclogae geologicae Helvetiae 38: Maisey, J.G., Growth and form of finspines in hybodont sharks. Palaeontology 21: Muller, A.H., Lehrbuch der Palaozoologie (Band III, Teil I). Fischer Verlag (Jena). Oosterink, H.W., Winterswijk, geologie, deel II. De Trias-periode (geologie, mineralen fossielen). Wetenschappelijke Mededelingen Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging Oosterink, H.W. & W. Poppe, Vissen en visresten uit de Onder-Muschelkalk van Winterswijk. Grondboor en Hamer 33: Rieppel, O., The hybodontiform sharks from the Middle Triassic of Mte. San Giorgio, Switzerland. Neues Jahrbuch für Geologie und Paleontologie Abhandlungen 161: Graag wil ik Erik Weideman en Jan van den Berg bedanken voor de melding van de vondsten en het uitlenen van de stekels. Verder wil ik dankzeggen aan dr. W. Brinkmann uit Zurich (Zwitserland) voor het mogen overnemen van de tekening van Acrodus lateralis (Afb. 3). Tenslotte wil ik Wim Berkelder en Herman Winkelhorst (leden van de Werkgroep Winterswijkse Muschelkalk) bedanken voor het uitlenen van enkele Acrodustanden. Afb. 6. Tanden van Acrodus lateralis. Werkelijke afmetingen: a.: 22 mm; b.: 11 mm; c: 6 mm. Rieppel, 0., A new genus of shark from the Middle Triassic of Monte San Giorgio, Switzerland. Palaeontology 25, part 2: Scheinpflug, R., Wirbeltierfunde im Mainfrankischen Hauptmuschelkalk. Aufschluss 35: Schmidt, M., Die Lebewelt unserer Trias. Rau (Oehringen). Schultze, H.-R & H. Möller, Wirbeltierreste aus dem Mittleren Muschelkalk (Trias) von Göttingen, West-Deutschland. Paleontologische Zeitschrift 60: Grondboor & Hamer nr

21 Staring over zijn voltooide Geologische Kaart van Nederland 1: Erno Oele Dr. E. Oele, Kagerdreef 188, 2172 HR Sassenheim, Wanneer de Heren Commissieleden van de Afdeling Natuurkunde van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen voor hun bijeenkomst van 28 september 1867 binnenkomen, valt hun oog direct op die ene wand die geheel bedekt is met 19 delen van Starings Geologische Kaart van Nederland. Hoewel de negen bijkaarten nog niet gedrukt zijn, verklaart Staring trots de kaart nu als af en vraagt daarvoor de nodige aandacht. Het verslag van deze bijeenkomst (K(N)AW, 1867) meldt: "De heer Staring legt de laatste twee bladen over der alsdan voleindigde geologische Kaarten van Nederland naar aanleiding waarvan hij een overzigt geeft van de zamenstelling en geschiedenis dier kaarten". Summary In 1852, Staring started the first systematic geological surveying of The Netherlands, completing fieldwork in A series of 19 geological maps, covering the whole country, was printed from 1858 to On the occasion of the completion, Staring presented a talk at the Royal Academy of Sciences in which he reviewed the project and evaluated the choices made with regard to, among other things, scale and legend. This talk has never been published, although it reveals both the history of the mapping project and Staring's ideas concerning the presentation of information on geological maps. The manuscript, which is part of the collection of the university library of Wageningen University, has been quoted in the past by some Dutch scientists. The present contribution is meant to make it accessible to all interested geologists. Afb. 1. Het titelblad van Starings Atlas met de Geologische Kaart van Nederland 1: Speciale Collecties, Bibliotheek Wageningen UR, inv. nr. MM 100, blad 1-2 De meeste leden hebben mededelingen te doen over hun voortgang op hun vakgebied en Staring wil natuurlijk graag iets kwijt over het nu voltooide project, waaraan hij vanaf 1852 heeft gewerkt. In het verslag van de vergadering wordt niet vermeld wat Staring gezegd heeft, maar hij had zijn praatje op schrift voorbereid. Dit manuscript is bewaard gebleven en opgenomen in de bibliotheek van de Wageningse Universiteit. Door verschillende auteurs is er eerder uit geciteerd, maar het complete manuscript is nooit gepubliceerd. Behalve een stukje geschiedenis, weerspiegelt het ook Starings visie op de kennis van zijn tijd en op het belang van een volgende, letterlijk dieper gaande, kartering. Het manuscript was niet bedoeld als drukklare tekst. Soms lopen de zinnen niet, af en toe ontbreekt er een werkwoord en er is evenmin sprake van een consequente schrijfwijze. Alvorens de tekst van het manuscript weer te geven worden hier enkele feiten betreffende de kaart kort samengevat. De samenstelling van de Geologische Kaart van Nederland De complete Geologische Kaart van Nederland is een atlas in liggende vorm van in totaal 28 bladen. Zij is uitgegeven door het Topographisch Bureau van het Ministerie van Oorlog (Afb. 1) en bestaat uit: 19 'gewone' geologische kaarten, die tezamen Nederland dekken, gedrukt in de periode ; 1 geologische bijkaart, te weten Limburg en omgeving afgedekt voor het Kwartair, uitgegeven in 1868; een titelblad in twee bladen, nl. over twee tegenoverliggende bladzijden afgedrukt, zonder jaartal van uitgifte; een bladwijzer, 1 blad, uitgegeven in 1869; een legenda in twee bladen, naar onderen uitslaand, zonder jaartal van uitgifte; een hoogtekaart 1: in twee bladen, naar onderen uitslaand, zonder jaartal van uitgifte; een kaart: 'Nederland: de dijken weggedacht, en overstroomd bij den gewonen vloed door zeewater; en bij den hoogstmogelijken rivierstand door rivierwater'. Zonder jaartal van uitgifte. Bij de kaart behoort, tot slot, een verklarend tekstboekje. Grondboor & Hamer nr

22 Voltooiing van de kaart: niet in 1867 maar in 1868 In het algemeen wordt aangehouden dat in 1867 de twintig geologische bladen gedrukt waren (van Baren, 1920, p. 36; Faber, 1948, p. 249; Pannekoek, 1956; Visser & Zonneveld, 1987). Dit geldt bij nader inzien alleen voor de 19 bladen die samen landsdekkend zijn (zie de eerste alinea van het manuscript). Het 20e geologische blad, de voor het Kwartair afgedekte kaart van Timburg en de Hesbaye' is volgens het jaartal op de kaart zelf pas in 1868 uitgegeven. Van de bijkaarten zijn er twee nog uitgegeven in 1869; op enkele staat geen jaartal vermeld. Misschien dateren titelblad en legenda zelfs van 1870, gezien een aantekening op het kaft van het Wageningse exemplaar van de atlas. Bekroning van de kaart op de wereldtentoonstelling van 1862 Starings presentatie van de kwartaire afzettingen werd als revolutionair beschouwd, en hij kreeg daarom grote waardering. Dit komt tot uiting op de wereldtentoonstelling te Londen, waar de (ten dele gedrukte) kaart werd bekroond. Van dit feit maakt Staring zelf terloops melding in onderstaand manuscript. Het gaat om de wereldtentoonstelling van Er is een zekere hardnekkigheid in de bewering dat het jaar van de tentoonstelling 1869 is (zie onder anderen van Baren, 1920; Visser & Zonneveld, 1987). In dat jaar vond zo'n tentoonstelling te Londen echter niet plaats. Het manuscript Het manuscript van Staring, met de titel 'De geol. Kaart is af, is - zoals hiervoor reeds aangestipt - geen volledig uitgeschreven manuscript, maar meer een geheugensteuntje voor zijn praatje voor de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. De letterlijke tekst volgt hieronder. Nederland. Terwijl echter de 19 thans afgedrukte bladen een geheel vormen dat de geologie uitdrukt heb ik niet willen wachten, en door de uitgaaf der explicatie in het nederlandsch en fransch een algemeen bruikbaar geheel wenschen aan te leveren. Waneer de overige bladen gereed zullen zijn weet ik niet te zeggen. De kopijen daarvoor, met uitzondering van die voor de oude gesteldheid zijn voor één maand of acht reeds bij het Topographisch bureau ingeleverd. Maar dat bureau werkt prachtig maar langzaam 10 jaar over (1858 tot 1867) 19 bladen, dus nog 5 over de 9 overigen. A1 Te meer niet uitstellen omdat de Kaart geene wandkaart is. De Heeren zelf oordeelen, in vergelijking met de Schoolkaart. De kaart gelijk de meeste geologische in portefeuille te bewaren. Het door een Duitsche geoloog als deugd der Kaart geprezen [einde pagina 1 van het manuscript] oppervlakkig schijnende een-kleurigheid maakt dat er als wandkaart weinig onderscheidingen in het oog vallen. De Duitscher, von Dechen, meen ik heeft dat geprezen omdat de eenvormigheid van de landstreek als alleen uit alluviale en diluviale gronden bestaande duidelijk door in het oog viel. Over het kleurenstelsel door mij aangenomen heb ik lang gedacht en gestudeerd, en eene groote hoeveelheid geologische kaarten vergeleken. In 1856 heb ik dat stelsel bij de Akademie besproken, en heb mij wel bevonden bij het aangenomene. Alleen is mij bij de uitvoering gebleken dat het grinddiluvium niet genoeg te onderscheiden is van het zanddiluvium, hetgeen mij nadat ik mijn vroeger zoo scherp gezicht gedeeltelijk in de kleine letters voor de Kaart en door de loupe bekeken diluviaalsteenen heb laten zitten, thans eerst recht duidelijk wordt. Op een een paar bladen der Kaart heb ik dit verholpen en mocht er eenmaal een nieuwe editie der Kaart nodig zijn, dan zij die hem die daarmede belast [einde pagina 2 van het manuscript] mocht worden aanbevolen om dit grinddiluvium minstens zoo duidelijk te onderscheiden als op de Schoolkaart geschied is. De noodzakelijkheid dier herdruk zal zich wellicht reeds spoedig doen gevoelen, want een paar bladen, Betuwe en Rijnland (Afb. 2) zijn reeds uitverkocht en van de overigen zijn niet veel meer voorhanden. Er zijn trouwens niet meer dan 250 exemplaren van de Kaart gedrukt waarvan het ruim 100 door de Regering aan binnen- en buitenlandsche wetenschappelijke instellingen en geleerden geschonken werden. A2 Voor eenen eventueelen herdruk is evenwel het moeielijkste en langdurigste gedeelte van het typographische werk verricht, de gravure in steen namelijk van de zwarte topographi- "De geol. Kaart is af. blijkens de hier opgehangen Kaart, de bovenste bladen zijn mede gereed, daarvoor was hier geen plaats. De overigen zullen behelzen den 1e titel 2e de verklaring, niet anders dan de verkorting van het bij 't laatste blad gevoegde boekje 3e een hoogtekaart 4e twee of drie kaaartjes ter elucidatie van de vroegere gesteldheid van Afb. 2. Fragment van het blad Rijnland van Starings Geologische Kaart van Nederland 1: Speciale Collecties, Bibliotheek Wageningen UR, inv. nr. MM100, blad Grondboor & Hamer nr

23 sche kaart die ten grondslag ligt aan de gekleurde geologische. Deze steenen worden zorgvuldig bewaard en geven gelegenheid tot het nemen van nog vele duizenden afdrukken. De steenen voor den kleurendruk daarentegen zijn, met uitzondering van degenen waarop de geologische letters en woorden getekend zijn, niet bewaard, hetgeen ook niet doenlijk geweest zou- [einde pagina 3 van het manuscript] de zijn. Voor elk blad zijn minstens een zevental, voor sommige bladen tot dertien steenen gebezigd. Nu wij deze topographische kaart op eene niet te groote schaal bezitten, bestaat er eene uitmuntende gelegenheid om allerhande kaarten in kleurendruk daarover henen te drukken, (even als onze groote topographische kaart op 1: gebezigd word tot grondslag voor de prachtige waterstaats kaart die thans word uitgegeven.) Eene agronomische kaart ware op deze wijze met betrekkelijk weinig moeite te verkrijgen; eene meer in bijzonderheden tredende hoogtekaart, als ik op een bijblad hoop te geven; statistische kaarten voor de bevolkings de gezondheidstoestand enz. in een woord een Atlas, (1: ) zooals Henry Lange's Atlas van Sachsen. De bouwstoffen om zulk een Atlas te vervaardigen liggen gereed. Slechts de wil om het gebouw op te trekken is er voor noodig. A3 De schaal van 1 tot waarop de Kaart vervaardigd is, blijkt voor een land waar alluvium en diluvium genoegzaam geheel de oppervlakte bedekt, niet te klein; maar volkomen voldoende te zijn. De geol. Atlas van Oostenrijk door Foetterle is op 1: Gümbel's kaart van Beyeren is op 1: Dufrénoy en Elie de Beaumont's kaart van Frankrijk de vroegere zoowel als de laatste 1: De kaart van Hungarije Lombardije en Tyrol door de Geologische Reichsanstalt 1: [einde pagina 4 van het manuscript] Hierop volgt die van Nederland op 1: zijnde de Schoolkaart op dezelfde schaal;. Op dezelfde schaal van 1: is Credner's Kaart van het Thuringerwald Dumont's Kaart van België is op 1: b) Naumann en Cotta's kaart van het Koningrijk Saksen op 1: a) Op de schaal van 1: zijn de kaarten van Oostenrijk, Bohemen en Selysie door de Oostenrijksche Geologische Reichsanstalt. Op een schaal van 1: zijn de Geologische Kaarten van Nedersilezie door Beyrich, van Brunswijk door Strombeck en van zuidelijk Hannover door H.Romer von Dechen's Kaart van Rijnpruissen en Westphalen is op 1: De kaarten van de geologische opneming van Groot-Brittanje op 1: De kaart van het Groothertogdom Hessen door Ludwig en anderen op de schaal van 1: Op welke zelfde schaal ook het manuscript is door mij voor de Geologie van Nederland vervaardigd. Ik heb namelijk tot de opnemingen op het terrein de groote stafkaart gebezigd. Wenscht men alzoo eenmaal de geologie van het geheele land of gedeelten op die schaal te bezitten dan hoeft men die slechts van mijn ma- [einde pagina 5 van het manuscript] nuscript over te neemen, zooals ik in der tijd, met geringe moeite, eene geologische kaart op die schaal van Overijssel aan de Vereeniging te Zwolle geleverd heb. Is de schaal van 1: voor verreweg het grootste gedeelte van Nederland voldoende, dan is zij dit evenwel niet voor de tertiaire en secundaire gronden van Limburg, althans wanneer men niet de oppervlakkige wijze van aanduiden volgen wil die op de kaart van Rhijnpreussen is aangenomen. Uit de vergelijking van een blad op die wijze beteekend met het blad Limburg der Kaart blijkt dit duidelijk. De door mij gevolgde wijze van alleen datgene der vormingen aan te geven wat werkelijk voor den dag komt is die door Dumont op de geologische kaart van België aangenomen, en maakt niet de geringste verdienste uit van het gedenkteeken van onbegrijpelijken ijver en scherpzinnigheid hetwelk zich Dumont zelf in deze kaart gesticht heeft, een gedenkteeken van papier, maar duurzamer dan het metalen standbeeld hetwelk de dankbare Belgen hunnen geoloog te Luik hebben toegewijd. Voor Belgisch [einde pagina 6 van het manuscript] Limburg heb ik de kaart van Dumont nagevolgd en die ook op de groote schaal der topographische kaart van 1: overgebracht waaruit duidelijk de wenschelijkheid blijkt om de zoo samengestelde geologische gesteldheid van Limburg en aangrenzende streken op eene grootere schaal aan te duiden dan op die van 1: B Bij de studie der gronden van Nederland die het vervaardigen van de Kaart vooraf moest gaan heeft natuurlijk die van het alluvium en diluvium, die van de zoogenoemde quartaire gronden op den voorgrond gestaan. Sedert ik nu ruim dertig jaar geleden, op de toenmaals gebruikelijke wijze in het latijn onze quartaire gronden begon te beschrijven, sinds ik de eerste rangschikking, als het beste middel om tot de kennis te geraken, ondernam, is er veel veranderd in de waardering dier gronden ten aanzien hunner belangrijkheid voor de geologie in het algemeen. Voor de enkele geleerden welke zich toenmaals met de studie dier gronden in het voetspoor van Lyell vooral begonnen in te laten [einde pagina 7 van het manuscript] vindt men er thans eene groote menigte. De geheele studie van het Bergijs en van de IJsperiode, van de diluviaalvormingen namelijk is sedert dien tijd ontstaan. Het is nog zoo lang niet geleden dat op eene Fransche geologische kaart het aanwezen eener silurische vorming te Groningen met een geologische kleur werd aangewezen, omdat in het groote werk van Goldfusz silurische versteeningen van daar afkomstig waren beschreven. Geologische kaarten waarop de onderdeelen van de alluviale of hedendaagsche gronden nauwkeurig waren aangeduid bestonden er niet, onderscheid tusschen rivier- en zeealluviën, zeeduinen en zandstuivingen, hooge en lage venen werd er op de kaarten niet gemaakt, de diluviale gronden werden met eene algemeene kleur, zonder nadere onderscheidingen aangeduid, waarmee men ze zelfs onderscheide van de zooveel jongere en geheel anders ontstane alluviale. De groote geologische kaarten van Engeland en van Rhijnpruissen en Westphalen onder anderen (zijn dienaangaande) al bijzonder onvolledig; op de eerstgenoemde is alluvium en diluvium niet [einde pagina 8 van het manuscript] wan elkander onderscheiden, op de laatste zijn zij slechts in een drietal onderdeelen onderscheiden. Toen, onder den invloed zoo ik het wel heb van eenen duitschen geleerde, De geologische Kaart van Nederland op den tentoonstelling te Londen bekroond werd geschiedde zulks "om de nauwkeurige onderscheiding der gronden die jonger zijn dan de tertiaire". Men moet echter niet vergeten dat de geologische Kaart slechts het oppervlakkige schema aangeeft van hetgene wij van onze quartaire gronden kennen. Hetgeen mij daarvan reeds elf jaar geleden bekend was, heb ik in het eerste deel (en in het eerste gedeelte Grondboor & Hamer nr

24 van het tweede deel [zie kader] van den Bodem van Nederland getracht weder te geven. Enkele zaken die ik later onder anderen hier, bij de Akademie besproken heb, mogen als voorbeelden dienen dat sedert een dozijn jaren de wetenschap niet stilgestaan heeft, ook bij de studie der jongere gronden. Een groot werk van een Zweedsch geleerde hebben wij eersdaags te verwachten, waarin een geheel nieuw licht opgaat over den oorsprong van het diluvium, waarvan het Nederlandsche-Scandinavische een deel uitmaakt, [einde pagina 9 van het manuscript] [Onderstaande opsomming is daaraan op de achterzijde toegevoegd (EO):] Over Mergel in Nederland Deel X, 137 ii Oeverbanken Herkomst van het Riviergrind Zanddiluvium de 1. Diluviaalversteenin gen 1861 XIII levende en humatiele diatomeeën [humaten zijn humuszouten; zo'n bijvoeglijk gebruik kennen wij niet meer. EO] Een nauwkeurige vergelijking van ons uit het oosten en zuiden afkomstige diluviale steengruis met de gesteenten van waar zij afkomstig zijn, nauwkeuriger dan ik heb kunnen volbrengen, zal zeer zeker tot een duidelijker begrip van zijne wijze van ontstaan leiden. De Kaart evenwel zal daarbij geene wijzigingen behoeven te ondergaan (Afb. 3). B2 Moest de studie der posttertiaire vormingen hoofdzaak zijn, voor de Geologische Kaart, zoo vlei ik mij evenwel dat die der oudere vormen voldoende beoefend is om de Kaart ten dien aanzien op de hoogte van den tijd te doen blijven. De Kaart van Dumont had ik daarbij voor de grenzen en de tertiaire gronden van Limburg tot leidraad en voorlichting, de Kaart van von Dechen en den arbeid van vele duitsche geleerden voor de Akensche gronden en die van Munsterland, maar vooral kon ik mij hierbij steunen op de buitengemeene paleontologische kennis van mijne vriend Bosquet, zonder wiens hulp het mij onmogelijk geweest zoude zijn om, door de Limburgsche tertiaire Afb. 3. Fragment van Starings manuscript 'De geol. Kaart is af" [manuscript in bezit van Speciale Collecies, Bibliotheek Wageningen UB, bereidwillig beschikbaar gesteld voor Grondboor & Hamer]. gronden, het juiste zoo moeielijk te [einde pagina 10 van het manuscript] vatten verband aan te toonen tusschen de Belgische, Duitsche, Fransche en Engelsche tertiaire gronden. Om dat overzicht gemakkelijker te maken heb ik in de Fransche text der verklaring van de Kaart de namen der tertiaire vormingen van Dumont behouden omdat daarmede alle geologen vertrouwd zijn die zich met de studie dier vormingen bezighouden. Die Fransche text heb ik getracht meer zuiver wetenschappelijk te doen zijn, ten gebruike van buitenlandsche geologen. De Nederlandsche verklaring daarentegen is meer ingericht ten gebruike van het Nederlandsche publiek in het algemeen, van degenen die de geologie dezer gronden niet zozeer in vergelijking met de buitenlandsche bestudeeren. Het hierna volgende overzicht is samengesteld uit beide deze texten [einde pagina 11 van het manuscript] H.l. 22 Grondboor & Hamer nr

25 C En nu een kort overzicht van de geschiedenis der Geologische Kaart van Nederland. Op voorstel van den Minister, Thorbecke werden [aanvankelijk waren guldens het onderwerp van de zin, EO] er in 1851 besloten om jaarlijks gulden toe te staan tot het vervaardigen der Kaart, hetwelk de Minister berekende dat in zes jaar tijds zoude kunnen geschieden. In Maart 1852 werd het werk aan een Commissie van drie leden, bijgestaan door 20 Correspondenten, opgedragen, waarna ik in Mei van dat jaar tot Secretaris der Commissie werd benoemd op een tractement van 1500 's jaars met vrij wonen in het Paviljoen te Haarlem, waarvan tevens localen aangewezen werden voor de verzamelingen. De Commissie heeft in 1853 het eerste deel van hare verhandelingen uitgegeven, met het verslag harer verrichtingen tot October 1852, in 1854 het tweede deel met een verslag tot October 1853 en in datzelfden jaar ook een verslag tot October 1853 [de 3 is onduidelijk, het jaartal had waarschijnlijk moeten zijn 1854, EO]. In Augustus 1855 werd de Commissie ontbonden en de verzameling van voorwerpen, kaarten, boeken en bescheiden verzegeld en onder bewaring gesteld van den Commissaris des Konings in Noordholland. Ik heb toen het eerste deel en de eerste helft van het tweede deel van den Bodem van Nederland bewerkt en uitgegeven, [einde pagina 12 van het manuscript] In April 1857 werden de verzamelingen van het Paviljoen weder ontzegeld en mij het voltooien der Kaart opgedragen. In 1858 is daarop het eerste blad verschenen, terwijl ik een populair overzicht der Geologie van Nederland, onder den naam van "Voormaals en Thans" uitgaf. In 1859 gaf de Heer Bosquet zijne Verhandeling over de Brachiopoden uit het Limburgsche Krijt uit als een eerste stuk voor een derde deel Verhandelingen, waaraan later nog een tweede stuk over het geslacht Sandbergia gevoegd werd; terwijl hij aan de Akademie zijne verhandeling over de tertiaire gronden van Limburg aanbood. Tevens bewerkte de Heer Bosquet het paleontologisch gedeelte van het 2e deel van den Bodem van Nederland, dat ik in 1860 kon voltooien en uitgeven. Ook bewerkte ik in dit jaar de natuurkundige schoolkaart van Nederland. (De opnemingen op het terrein waren in 1860 afgeloopen, als wanneer ik de laatste mijner veelvuldige omwandelingen, in alle Nederlandsche gemeenten waar eene geologische grens te bepalen viel, volbracht. Daarmede was dan ook de geologische kaart op de groote schaal van 1: in manuscript voltooid). In October 1860 gaf ik een uitgebreid verslag over den toestand van het geologisch onderzoek van Nederland, en wees daarbij op de vele zaken die voorbereid of ten halve onderzocht, nog te verrichten waren om de kennis van onzen bodem op de hoogte te brengen waarop alle die hulpmiddelen veroorloofden, dat zij gebracht wierd. [einde pagina 13 van het manuscript] In december 1864 is mij voor het laatst een viereljaar tractement uitbetaald, en heb ik de verzameling van het Paviljoen te Haarlem ingepakt en naar Leyden verzonden. In de afdeeling mineralogie van het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie, is die door den Heer Dr Beima, conservator dier afdeeling, weder uitgepakt. Voor het vervaardigen der Geologische Kaart, het uitgeven der Verhandelingen van een Geologische Commissie, het bijeenbrengen der Verzameling van voorwerpen, kaarten en boeken, de putboringen, de reiskosten en het tractement van den Secretaris zijn uitgegeven In 1852 ƒ waaronder tractement ƒ 750 " 1853 ƒ ƒ 1500 " 1854 ƒ ƒ 1500 ' 1855 ƒ 2000 ƒ 750 " 1857 ƒ 2400 ƒ 1035 ' 1858 ƒ 5100 ƒ 1500 " 1859 ƒ 5250 ƒ 1500 H 1860 ƒ 5550 ƒ 1500 " 1861 ƒ 3387 ƒ 1500 " 1862 ƒ 2112 ƒ 1500 ' 1863 ƒ 353 Dankwoord ƒ [einde van het manuscript] De redactie van Grondboor & Hamer stelt het op prijs dat de bibliotheek van Wageningen UR de gelegenheid geboden heeft het manuscript te publiceren. De curator Bijzondere Collecties, mevr. Missel, is ons hierbij en bij het 'overschrijven' erg behulpzaam geweest, waarvoor ik haar graag wil bedanken. Het gereedmaken van deze publicatie leidde tot regelmatig overleg met prof. dr. Aart Brouwer, wiens kennis ter zake opnieuw tot verbeteringen leidde. Literatuur Baren J. van, De Bodem van Nederland, I. De vormingen, ouder dan het Kwartair. Van Looy (Amsterdam): 448 pp. Faber, F.J., Geologie van Nederland (3e druk). J. Noorduijn en Zoon (Gorinchem): 448 pp. K(N)AW, Proces-verbaal van de Gewone Vergadering der Koninklijke Akademie van Wetenschappen Afdeeling Natuurkunde op Saturdag 28 September [De verslagen van de vergaderingen over de periode Saturdag 28 Januari] Zaterdag 23 Februari 1884 zijn separaat uitgegeven als Processen- Verbaal van de Afdeeeing Natuurkunde en niet zoals daarvoor en daarna opgenomen als onderdeel van de Verslagen en Mededelingen van die afdeling. De toevoeging "Nederlandse" in de naam van de Akdamie dateert van E.O.] Pannekoek A.J. (red.), Geologische geschiedenis van Nederland. Toelichting bij de geologische overzichtskaart van Nederland 1: Staatsuitgeverij ('s Gravenhage): 154 pp. Staring, W.C.H., De geologische kaart is af. Beschouwing bij het aanbieden van de dan volledig gedrukte geologische kaart aan de Afdeling Natuurkunde van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen op 28 september Manuscript bij Universiteitsbibliotheek Wageningen. Veldink J.G., W.C.H. Staring, Geoloog en landbouwkundige. Centrum voor Landbouwpublikaties en Landbouwdocumentatie (Wageningen): 206 pp. Visser, W.A. & J.I.S. Zonneveld, Introduction. In: W.A.Visser, J.I.S. Zonneveld & A.J. van Loon (eds): Seventy-five years of geology and mining in The Netherlands ( ). Royal Geological and Mining Sociey of The Netherlands (KNGMG) (The Hague): Grondboor & Hamer nr

26 Hoegaards hout Jacob Leloux Gortestraat 82, 2311 NM Leiden, Versteend hout spreekt sterk tot de verbeelding. Iets dat hout was en nu steen is geworden, heeft iets mysterieus. Er zijn her en der op de wereld grote concentraties versteend hout bij elkaar te vinden. Beroemde voorbeelden bevinden zich in Amerika en op het eiland Lesbos. Meestal is sprake van bij elkaar gespoelde stukken hout en stammen; de vondst van resten van boomstronken op de plaats waar ze werkelijk gegroeid hebben, is uitzonderlijk. Het was dan ook een bijzondere gebeurtenis om aanwezig te zijn bij een tijdelijke ontsluiting met zo'n bosrestant, en dan ook nog zo goed als naast de deur. Op nog geen drie uur rijden van Leiden ligt, tussen Brussel en Luik, de snelweg A3, waarlangs de Hoge SnelheidsLijn (HSL) wordt aangelegd. Vlak voor de afslag naar Tienen en Hoegaarden moest een stuk van de plaatselijke heuvel voor deze aanleg worden afgegraven; hierbij kwam eind maart 2000 een deel van een ongeveer 55 miljoen jaar oud bos bloot te liggen. Onder leiding van de Belgische Geologische Dienst werd een deel van het woud vrij gelegd. Een deel van de stronken en stammen zullen bewaard worden; daarmee zal over enkele jaren vlak naast het HSLtraject een aardkundig monument worden ingericht. De opgraving Zondag 26 maart 2000 was een mooie dag. Hoewel koud, scheen scheen de zon en was het een ideale dag om naar versteend hout en zand te gaan kijken. Vanuit Hoegaarden reden we over de oude weg naar Tienen om de laatste afslag voor het viaduct onder de A3 door naar links te gaan. Al gauw was de weg onverhard met in het midden zulk hoog gras dat het de onderkant van de auto schoonpoetste. Aan het eind van de weg staat een oude watertoren; je ziet er niet meer van dan een vierkant gebouwtje met een telecommunicatiemast erop. Het gebouwtje is de top van de watertoren; de rest is in de heuvel ingegraven. Bij deze watertoren werd de auto geparkeerd. Van hieruit kijk je over de A3 en over de HSL in wording, die beide van Noordwest naar Zuidoost lopen. Vanaf de watertoren is het een paar honderd meter langs het traject door een akker, tot bij een in de vorm van een amfitheater uitgegraven gat. Vlak hierna was het mogelijk om (met toestemming van de Afb. 1. De afzettingen nabij de watertoren, met rechts de lithostratigrafische namen en links hun ouderdom. Ma = miljoen jaar; Fm. = Forma 24 Grondboor & Hamer nr

27 Afb. 2. Plaatselijk tot 'kwartsiet' verkitte witte zanden van de Formatie van Tienen. De groene zanden van de Format Brussel maken direct contact met de Formatie van Tienen. Geologische Dienst) naar beneden te lopen en de plaats van opgraving te bereiken. We ontmoetten een groep van vrijwilligers en studenten van de Leuvense Universiteit, bezig stronken en stammen vrij te leggen. Ze mopperden behoorlijk over roofzuchtige verzamelaars. De nacht ervoor waren namelijk met moeite vrijgemaakte stronken zonder toestemming meegenomen en andere waren vernield. Enige maanden later werden op de Gea-beurs in Amsterdam fragmenten van dit hout voor enkele tientjes per stuk te koop aangeboden. Stratigrafie Bij het doorgraven van de heuvel waren de opeenvolgende sedimentaire pakketten goed zichtbaar geworden (Afb. 1). Het eerste dat opviel, was dat de lagen zand steeds een andere kleur hebben. Onderaan waren er witte zanden met bruine laagjes ertussen, waarbij het hoogste bruine laagje het niveau vormde waarin de stronken geworteld stonden. Daarboven ligt in het zuidoosten van de opgraving een dunnere grijze laag fijn zand, die op zijn beurt bedekt wordt door een dik pakket grof groen zand. In het noordoosten van de opgraving ligt dit groene zand direct op de witte zanden (Afb. 2). Boven de groene zanden was een roodbruine leemlaag zichtbaar. Deze laag stamt uit het Pleistoceen en dekt het oudere pakket volledig af. De stratigrafie van de pakketten witte, grijze en groene zanden werd uiteengezet door Pieter Laga en Michiel Dusar van de Geologische Dienst. De witte zanden aan de onderkant worden tot de Formatie van Tienen gerekend, de groene zanden tot de Formatie van Brussel, en de grijsblauwe laag daartussen is de Formatie van Kortrijk. De opeenvolging was overigens niet ongestoord, want het pakket was hier en daar gebroken. Een breuk heeft ervoor gezorgd dat in het noordwesten de lagen ongeveer een meter lager liggen dan in het zuidoosten (Afb. 1). De breuk was van onderen af tot in de groene zanden goed te volgen. In de overdekkende leemlagen was hij niet meer te zien. De breuk moet dus zijn ontstaan tussen de afzetting van de groene zanden en die van de leemlaag. Michiel Dusar meldde dat de breuk gepaard moet zijn gegaan met een aardbeving met de kracht van 6 of meer op de schaal van Richter. Het woud waarvan de restanten ter plaatse getuigen, heeft tijdens zijn bestaan echter geen last van deze aardbeving gehad. Groenzand De processen die zorgden voor afzetting van de groene Zanden van Brussel hebben de onderliggende zanden en kleien gedeeltelijk geërodeerd. Plaatselijk zelfs zo sterk dat ook volledige stronken zijn losgeraakt. Sommige boomstronken zijn namelijk in de groene zanden verderop langs het tracé gevonden. De stammen die Naturalis nu toont, behoren tot deze vondsten. Over deze zanden valt nog meer te zeggen. Een klein monster onder de microscoop toont hoofdzakelijk kwartskorrels (die vaak hoekig zijn), een enkel stukje veldspaat en chalcedoon en glauconietkorrels. De laatste geven de zanden hun groene kleur en vormen een aanwijzing dat de Zanden van Brussel in zee gevormd zijn. Ook is er een fragment van Bryozoa (mosdiertjes) in gevonden. Dit fragment is helaas niet te determineren omdat het is aangetast door 'glauconietomzetting', die te ver is voortgeschreden om meer dan de globale vorm te kunnen waarnemen. Houthuys (1990) gaat ervan uit dat de Formatie van Brussel vooral is afgezet in geulen die door getijdestromen werden gedomineerd; hierbij is glauconiet uit de Noordzee vermengd met materiaal uit het achterland, in dit geval waarschijnlijk de Ardennen. Witte zanden De witte Zanden van Tienen vormen de bodem van het versteende woud. In het tracé was zo'n vier meter van deze formatie zichtbaar. Hierin waren Grondboor & Hamer nr

28 Uiteindelijk bleef de rivier een tijdje langer iets verderop stromen, zodat zich een bos op de zandgrond kon ontwikkelen. We zien nu aan de top van de bovenste witte zanden een donkere laag bruinkool rond de basis van de boomstronken met takjes en bladafdrukken. De meter zand er direct onder is witter dan de rest van de zanden in de omgeving: de humuszuren uit wat nu de bruinkoollaag is, maar wat ooit de rottende bedekking van de bosbodem was, hebben hier het zand uitgeloogd. In de witte zandlagen waren overigens nog enkele fenomenen zichtbaar. Hier en daar was het zand in grote ronde blokken aaneen gekit tot echte zandsteen (Afb. 2). Zulke zandsteen is in de omgeving zelfs afgegraven voor huizenbouw. De kerken in het nabijgelegen Tienen zijn er bijvoorbeeld van gebouwd (Afb. 3). Deze 'Tiense kwartsiet' is alleen lokaal gebruikt maar kon door zijn hardheid en slechte splijting alleen ruw worden bewerkt en was dus niet geschikt voor sierlijke voorgevels. Op de opgraving zelf bleken de 'witte' zanden niet altijd wit te zijn. Zo nu en dan zijn ze zelfs geel tot roodbruin (Afb. 4). Een plaatselijke verrijking aan ijzer (limoniet en hematiet) is hiervoor verantwoordelijk. Afb. 3. Gebruik van de 'kwartsiet' uit de Formatie van Tienen in (de ruïne van) de begijnhofkerk te Tienen. Afb. 4. Hematiet-kristallisatie in de Formatie van Tienen als gevolg van ijzerrijk grondwater, waardoor de 'witte'zanden oranje gekleurd zijn. Afb. 5. Stereofotoparen: onderaan een overzicht van de opgraving en bovenaan een uitgegraven groepje stronken, twee lagen van elk ongeveer twee meter wit zand zichtbaar met daartussen een bruin laagje met fijner zand. De onderste witte zandlaag moet nog waterverzadigd zijn geweest toen de tweede laag over het dunne bruine laagje werd afgezet. De plotselinge toename van de druk op dit onderliggende pakket zorgde voor een aantal waterontsnappings- en vloeistructuren rond het bruine laagje. In het witte zand was hier en daar ook duidelijk scheve gelaagdheid (ontstaan door het opvullen van riviergeulen) waarneembaar. Afb. 6. Een net uitgegraven boomstronk waarbij het begin van de wortels duidelijk zichtbaar is. 26 Grondboor & Hamer nr

29 Stronken en stammen De restanten van de bomen zelf (Afb. 5) waren de ware aandachtstrekkers. Al vanaf de akker naar beneden kijkend waren ze te zien: ze stonden op twee tot vijf meter van elkaar. 'Stronken' is het beste woord om deze restanten aan te duiden. Alleen dat deel van de boom dat in de humuslaag en ongeveer een halve meter erboven stond, is namelijk bewaard gebleven. De rest is waarschijnlijk in de eronder en erboven liggende, sterk waterdoorlatende zanden weggerot. Kortom, de onderkanten van de tientallen stammen staan rechtop op de plaats waar ze ook geleefd hebben (Afb. 6); een paar langere stukken stam liggen er tussendoor. Het fossiele woud bij Hoegaarden is overigens niet beperkt tot de heuvel onder de watertoren. In het nabij gelegen Overlaar, een dorp dat tegenwoordig onderdeel van Tienen is, lag een groeve waar al sinds het begin van de twintigste eeuw versteend hout is gevonden. Bij Dormaal, ongeveer veertien kilometer naar het oosten, worden in dezelfde formatie resten van bomen gevonden, waaronder populierenhout. Twaalf kilometer naar het zuiden, in Huppaye, is versteend hout ook bekend. Of dit allemaal samen één groot bos gevormd heeft, is een vraag die nog niet beantwoord is. De bomen in de heuvel bij de watertoren waren ongeveer cm in doorsnede en betreffen alle dezelfde soort. De jaarringen zijn heel smal. In één millimeter zijn er soms wel drie te tellen. Een stamdoorsnede van 50 cm suggereert dan een ouderdom van wel 750 jaar. Bij de boomstronken zijn er een paar afkomstig van bomen die zeker meer dan duizend jaar geleefd hebben. Slijpplaatjes Van het versteende hout zijn drie slijpplaatjes gemaakt. De werkwijze daarbij is eenvoudig. Je pakt een stuk waarin goed te zien is wat de oriëntatie van het hout is. Uit dit stuk zaag je met een steenzaag een blokje waarbij een zijde loodrecht op de lengterichting van de stam of tak staat (de dwarse, kopse of transversale snede); loodrecht op dit vlak staan twee andere belangrijke vlakken: één die van de kern van de stam of tak naar buiten toegaat (radiale of spiegelsnede) en het vlak loodrecht op beide vorige vlakken (tangentiële of Afb. 7. Van boven naar beneden: transversale, tangentiële en radiale snede door een stukje van het versteende hout. Gefotografeerd via microscoop met 400 x vergroting. Grondboor & Hamer nr

30 vlammensnede). Elk van deze drie vlakken (Afb. 7) wordt (natuurlijk om de beurt) op een glasplaatje gelijmd met tweecomponenten epoxyhars. Nu zaag je dusdanig dat er een dun plakje van het hout op het glas achter blijft. Dit moet nu nog dunner geslepen worden, totdat bij controle onder de microscoop slechts één cellaag dikte is overgebleven. Zowel mergstralen als vaatcellen zijn dan duidelijk zichtbaar. De mergstralen bestaan uit bundeltjes van één cel dik en drie tot vijf cellen hoog. De vaatcellen hebben binnen een ring contact met elkaar via hofstippels, die in de tangentiële snede als enkele of dubbele rijen in de vaatcellen zichtbaar zijn. Bij de bestudering van de slijpplaatjes was goed te zien dat het om naaldhout gaat. Welk soort naaldhout is echter moeilijk te zeggen. Specialisten als dr. J. van den Burgh (Utrecht) en dr. F. Damblon (Brussel) houden het op taxodiumachtig hout. Dit hout komt bij verschillende geslachten voor, onder meer Taxodium, tegenwoordig bekend uit Florida, Glyptostrobus uit China en de bekende Sequoia (redwood) uit Californië. Conclusie Ongeveer 55 miljoen jaar geleden groeide, op een zure bodem van nat rivierzand, een subtropisch woud met coniferen. Minstens duizend jaar heeft dat woud daar bestaan, voordat het onder een nieuwe laag zand verdween. Zeer waarschijnlijk begon de verkiezeling van het hout toen al plaats te vinden. Ongeveer 50 miljoen jaar geleden werd het gebied bereikt door grote stromingen langs de toenmalige kust, die groenzanden vanuit zee aanvoerden en ter plaatse afzetten, waarbij een groot deel van de witte zanden weggeslagen werd en zelfs al verkiezelde bomen meegesleurd werden. Bedekt door en begraven in de groenzanden zette het proces van verkiezeling zich tientallen miljoenen jaren voort. Nu, bij de afgraving ten behoeve van de HSL, kwam het versteende woud even aan het oppervlak. Enkele boomstammen zijn door het Natuurhistorisch Museum in Brussel zorgvuldig in gips gegoten en zo voor wetenschappelijke studie gewaarborgd (Afb. 8). Misschien dat nauwkeurig onderzoek van de jaarringen iets meer kan onthullen over het klimaat gedurende het bestaan van het woud. Veel stammen zijn opgeslagen in afwachting van gebruik in het nog aan te leggen Geo-park. Eén boomstronk is terechtgekomen in het Natuur Informatie Centrum van Naturalis in Leiden. Dankwoord Graag wil ik Michiel Dusar en Peter Laga van de Belgische Geologische Dienst bedanken voor hun toestemming voor het bezoeken van de opgraving bij Hoegaarden. Voorts wil ik Michiel Dusar, Freddy Damblon (KBIN-IRSNB), Johan van der Burgh en Han van Konijnenburg (UU) bedanken voor het kritisch lezen en becommentariëren van de tekst. Literatuur Sintubin, M., P. Laga, N. Vandenberghe, I. Kenisi & M. Dusar, in press. Different types of deformation features in the Paleogene sands in the Hoegaarden area (Belgium). Geologica Belgica. Houthuys, R., Vergelijkende studie van de afzettingsstruktuur van getijdenzanden uit het Eoceen en van de huidige Vlaamse Banken. Aardkundige Mededelingen 5 (Leuven University Press). N.B.: Freddy Damblon zal samen met enkele collega's aan de universiteit van Luik een wetenschappelijk artikel over dit bos uitbrengen in Review of Palaeobotany and Palynology. Titel en tijdstip van verschijning zijn momenteel nog niet bekend. Afb. 8. Voor de preparatie werd het merendeel van het groene zand van de stronk verwijderd, waarna de stronk werd geïmpregneerd door Wouter Wildenberg. 28 Grondboor & Hamer nr

31 Een verdronken bos bij Olst Louis Verhaard A.J.G. Verhaard, Geologisch Museum 'de IJsselvallei', Eikelhofweg 12, 8121 RC Olst Op het terrein van de rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Olst is in voormalige bouwputten en rioolsleuven een veenlaag aangetroffen op een diepte van 2-2,4 m. In die veenlaag komen restanten van eikebomen voor. Deze zien er zwart als roet uit (Afb. 1), alsof zij verbrand zijn. Dit is uiteraard niet het geval, want dan zouden ze niet nog zo gaaf uit de bodem komen. Afb. 1. Detail van een schijf eikenhout uit de opgraving te Olst. Het getoonde gedeelte is ca. 10 cm breed. De ontstaansgeschiedenis Tijdens het Weichselien, de laatste ijstijd, stond het water in de zeeën vele tientallen meters lager dan nu. Dit had tot gevolg dat de Rijn, op de plaats van de tegenwoordige IJssel, zich veel dieper had ingesneden dan nu. Ongeveer jaar geleden kwam er een einde aan de ijstijd. Het werd plotseling veel warmer. Dit was het begin van het Holoceen, waarin we nog steeds leven. De toendravegetatie maakte plaats voor warmte-minnende bomen en struiken. Als eerste kwamen er dennen en berken. Later kwamen ook andere loofbomen, waaronder eiken. De loofbossen hielden stand tot ca jaar geleden. Door het afsmelten van gletsjerijs steeg inmiddels het water in de zeeën. Het verval van de Rijn en de daarmee samenhangende rivieren werd dus geringer. De grondwaterspiegel steeg geleidelijk met het zeeniveau en bomen kwamen met hun voeten in het water te staan en verdronken. Toen begon ook de groei van laagveen. Door stormen waaiden de bomen om. Bij het doodgaan van bomen verteert het hout in het algemeen snel. Bij eiken is dit echter niet het geval. Het water steeg nog meer en de veenlaag werd dikker. De lucht kon daardoor niet meer bij het hout komen. De bomen werden als het ware geconserveerd (Afb. 2). Door veen en looizuren werd het hout zwart gekleurd. Door verdergaande stijging van de zeespiegel zette de rivier ca jaar geleden klei af op het veen, waarmee een nog betere afscherming tegen zuurstof uit de lucht - en dus verrotting - werd verkregen. De bovenste 3 m Vanaf 3 m onder maaiveld (m.o.m.) tot 2,60 m.o.m. bestaat de bodem uit grof rivierzand. Dit behoort tot de Formatie van Kreftenheye, stammend uit het Laat-Weichselien. Van 2,60-2,40 m.o.m. bestaat de bodem van stuifzand en andere windafzettingen. Dit deel van het pakket wordt gerekend tot de Formatie van Twente, ook Laat- Weischelien. In deze laag, die door organismen is omgewoeld, bevinden zich de boomwortels van het verdronken bos. Van 2,40-1,90 m.o.m. vinden we laagveen, met daarin diverse bomen en strooisel. Deze laag, jaar geleden gevormd, behoort tot de Formatie van Singraven. Op 1,90-1,80 m.o.m. ligt donkergrijze klei met zeer veel schelpjes van moerasslakken. Dit is het begin van de Betuwe-Formatie. Het pakket van 1,80-1,50 m.o.m. bestaat uit grijze klei. Het gedeelte boven 1,50 m diepte is een bruine klei met dunne zandlaagjes. Deze kleilagen behoren eveneens tot de Betuwe Formatie. Op tal van plaatsen waar klei werd afgegraven voor de baksteenfabricage en aanleg van dijken zijn vanaf de middeleeuwen verschillende bomen Afb. 2. Geconserveerde eik, afkomstig van 2,4 m diep. opgegraven. Dat gebeurde bijvoorbeeld ten noorden van Deventer in het gebied 'de Stobbenweerden'. Daar worden momenteel op grote schaal grondwerkzaamheden verricht en komen meer bomen aan het licht. Bij Nijmegen, in de Millingerwaard, werden in 1998 twaalf eiken opgegraven. De bomen Van de bodemlagen zijn diverse lakprofielen gemaakt (Afb. 3). Voor onderzoek zijn schijven van de bomen afgezaagd. Deze zijn ter beschikking gesteld aan Esther Jansma, verbonden aan van de Universiteit van Amsterdam, afdeling Dendrochronologie. Het onderzoek wees uit dat de bomen gemiddeld 90 jaar oud waren. Verschillende stukken en schijven van Afb. 3. De bouwput voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Olst de verdronken eiken, alsmede de bodemprofielen, zijn te bezichtigen in het Geologisch Museum 'de IJsselvallei', dat te vinden is op Eikelhofweg 12, 8121 RC Olst. Dankwoord Graag wil de de volgende personen en instanties bedanken voor alle hulp: Zuiveringschap West-Overijssel, Waterschap Groot Salland, Mevr. Esther Jansma van de Universiteit van Amsterdam, Gerard Verhaard, de redactie van de NGV en Mevr. Lene van Duren-Schutte. Grondboor & Hamer nr

32 Boekbespreking Hans Steur Laan van Avegoor 15, 6955 BD, Ellecom, J.F.Geys: De Geschiedenis van het Leven Deel 6c. Perm: Planten, P/T-crisis, Kupferschiefer Publicatie 19 van de Belgische Vereniging voor Paleontologie, Antwerpen; ISBN X; 248 pp; gebrocheerd; 14,5 x 21,5 cm; zwart-wit ills., register. Eind vorig jaar verscheen het negende boek in de serie 'De Geschiedenis van het Leven' van de hand van prof. dr. J.F. Geys en daarmee is de behandeling van het Perm èn het Paleozoïcum afgerond. Maar wees niet bang: over twee jaar hoopt duizendpoot Geys het eerste deel over de Trias klaar te hebben. En zeker nu hij afscheid genomen heeft als voorzitter en secretaris van de Belgische Vereniging voor Paleontologie (BVP) en als redacteur van het blad Spirifer, zal hij dit werk kunnen klaren. De volgende delen zijn vanaf 1985 verschenen: (1) Precambrium en Cambrium (143 pag.), (2) Ordovicium (155 pag.), (3) Siluur (178 pag.), (4) Devoon (364 pag.), (5a) Carboon: invertebraten (385 pag.), (5b) Carboon: vertebraten en planten (291 pag.), (6a) Perm: invertebraten (284 pag.), (6b) Perm: Chordata (169 pag.), (6c) Perm: planten, P/T-crisis, Kupferschiefer (248 pag.). De toename van het aantal delen en bladzijden per systeem (periode) weerspiegelt de ontplooiing van het leven op Aarde. 'De Geschiedenis van het Leven' is een unieke serie. In de boekjes wordt de ontwikkeling van het leven uitgebreid en overzichtelijk beschreven en daarbij worden ook de factoren behandeld die deze ontwikkeling beïnvloed hebben, zoals de ligging van de continenten, het klimaat, het reliëf en de verdeling van land en water. In kaderstukjes worden bepaalde onderwerpen verder uitgediept. De boeken zijn van een pittig niveau. Een zekere voorkennis en/of weetgierigheid zijn wel nodig. Vaktermen worden consequent gebruikt en soms moet je flink zoeken naar de betekenis van zo'n woord. Het kan zijn dat je moet teruggrijpen naar een vorig deel van de serie. Dit laatste geldt zeker voor de onderverdeling van het Perm in etages. Een verklarende woordenlijst en een tijdschaal zouden het boek nog gebruiksvriendelijker maken. Maar Afb. 1: Coniferentakje uit het Perm van Lodève. voor degenen die echt willen weten hoe de vork in de steel zit, zijn dit ideale boeken. Onvermoeibaar beschrijft Geys de dieren, planten, algen, schimmels uit het fossielenbestand, alsmede de leefomstandigheden, de crises, de gebergtevormingen en ga zo maar door. Deel 6c gaat voornamelijk over de planten van het Perm, maar er worden ook meer dan 40 bladzijden gewijd aan de zogeheten Perm/Trias-crisis, de grootste uitsterving aller tijden, waarbij zo'n 95 % van alle soorten van de aardbodem verdween. Over de oorzaken van deze crisis zijn veel ideeën gelanceerd, maar tot een algemeen aanvaarde theorie is het nog niet gekomen. In ieder geval wordt aan de hand van grafieken van de diversiteit van verschillende diergroepen in het boek duidelijk dat het om een gecompliceerd proces gaat. Veel diergroepen liepen al miljoenen jaren voor de P/Tgrens sterk terug of stierven uit. Andere, zoals de ceratieten, vertonen juist een opgaande lijn ten tijde van de P/T-grens. Geys laat alle mogelijkheden de revue passeren en komt tot een 'mogelijk rampscenario', waarbij een combinatie van factoren het leven voor veel organismen onmogelijk heeft gemaakt. Zo noemt hij: een sterke zeespiegeldaling als gevolg van opheffing van Pangea en een daling van de oceaanbodem, waardoor veel ondiepe zeeën met de endemische soorten verdwenen; een ingrijpende verandering van de zeestromingen doordat de Zuidpool in zee kwam te liggen, waardoor ook de verticale watercirculatie in de oceanen in de war raakte en de diepere lagen in zee zuurstofloos werden; een gigantisch broeikaseffect doordat door verschillende oorzaken 30 Grondboor & Hamer nr

33 grote hoeveelheden koolzuurgas en methaan in de dampkring kwamen. Veel CO2 kwam vrij bij ongekend grote basaltuitvloeiingen in Siberië en China. Maar nog grotere hoeveelheden koolzuurgas en methaan kunnen zijn vrijgekomen doordat bij onderzeese aardverschuivingen enorme hoeveelheden organisch materiaal van de zeebodem werden opgewarreld. Nog andere factoren kunnen een rol hebben gespeeld, maar dat moet u zelf maar lezen: het is boeiende lectuur. Een meteorietinslag als oorzaak van de uitsterving lijkt Geys niet waarschijnlijk. De hoofdmoot van het boek gaat over de planten van het Perm. Dat is een moeilijk onderwerp, omdat het fossielenbestand van het Perm veel onvollediger en minder goed geconserveerd is dan dat van het Carboon. Alleen in het allervroegste Perm zijn de fossiele flora's nog goed vergelijkbaar met die van het Carboon, maar daarna verschillen ze aanmerkelijk. Dat komt vooral doordat de fossiele flora's van het Carboon meestal in moerassen zijn ontstaan, terwijl die van het Perm voor het merendeel meer- en delta-afzettingen zijn. Daarbij werden de planten vaak over grote afstanden vervoerd door rivieren en door de wind, waardoor alleen fragmentarische resten fossiliseerden. In de loop van het Perm werd het klimaat gemiddeld ook droger en heter, waardoor meer droogteminnende plantengezelschappen ontstonden. Geys beschrijft alle plantengroepen en laat daarbij zien, dat hij zich bijzonder goed verdiept heeft in de uitgebreide literatuur. Ook allerlei recente ontwikkelingen zijn in het boek verwerkt. Het boek is natuurlijk niet geschikt voor determinatie, maar het geeft wel een goed overzicht. Daarbij beperkt de schrijver zich niet tot onze omgeving, maar hij behandelt consciëntieus de planten van de hele wereld. Ook beschrijft hij de verschillende floraprovincies die er op Pangea en de kleine losse continenten waren. In het laatste hoofdstuk wordt een 'Lagerstatte' behandeld: dat is een vindplaats waar de fossielen uitzonderlijk goed geconserveerd zijn. Het is de Kupferschiefer, die in een lange gordel vanaf de Nederlandse grens tot in Silezië is afgezet in de Zechsteinzee, die in het Laat-Perm een groot deel van Europa bedekte. De laag is niet dik - 0,30-1,20 m - maar hij bevat vooral in het oostelijk deel zeer goed geconserveerde fossielen. En doordat de laag op veel plaatsen ontgonnen is als erts (koper, zink, lood, zilver, etc), zijn er ook veel fossielen te voorschijn gekomen. Het boek is geïllustreerd met talloze pentekeningen die gemaakt zijn door Geys zelf en vele anderen, en die nagetekend zijn van afbeeldingen uit wetenschappelijke publicaties. Al met al een schat aan beeldmateriaal, dat weliswaar niet zo mooi is als foto's, maar dat zeer instructief en verhelderend is. Samenvattend wil ik zeggen dat deel 6c weer een belangrijke aanwinst is voor de serie en dat men er goed aan doet zoveel mogelijk delen op de boekenplank te krijgen. Nu zijn de meeste nog te koop. Alleen het Siluurdeel is uitverkocht (uitgeput). De prijs van deel 6c is ƒ 27,50 voor leden van de BVP en ƒ 33,70 voor niet-leden. Voor verzendkosten naar Nederland betaalt u ƒ 11,20. Via de website van de BVP is het boek gemakkelijk te bestellen. Ook kunt u het bestellen bij BVP-boekenservice, p/a F. De Bruyn, Petrus Bogaertslaan 16, B-2970 bij vooruitbetaling op rekening Rabobank Ossendrecht van F. De Bruyn, inv. BVP. Boekbespreking Jacob Leloux Gortestraat 82, 2311 NM Leiden, jx@wxs.nl W.M. Felder & P. W. Bosch: Geologie van Nederland, deel 5. Krijt van Zuid-Limburg. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschap TNO Gebonden. ISBN Prijs: fl. 35,- ( 16,-). Bestelformulieren zijn verkrijgbaar per telefoon ( ) of via internet ( Het langverwachte boek is uit. Al jaren was er onder de 'Limburgs-Krijt enthousiastelingen' al te horen dat Werner Felder en Peter Bosch bezig waren met een groot overzichtsboek van hun werk. Op 9 mei jongstleden werd het eerste exemplaar door de directeur van het NITG-TNO, de heer Speelman, officieel overhandigd aan de gedeputeerde Natuur en Landschap van de provincie Limburg, mevrouw Wolfs. Helaas heeft één van de auteurs, Peter Bosch, deze uitreiking niet meer mogen meemaken. Hij is begin dit jaar na een korte ziekteperiode op veel te jonge leeftijd overleden. Werner Felder had samen met andere auteurs in de zeventiger jaren enkele klassieke artikelen geschreven waarin de formaties en lagen in het Limburgs Krijt zijn benoemd. Die indeling is heden ten dage nog steeds gangbaar. Het begin van het huidige boek behandelt alle laagpakketten en hun namen. Er wordt duidelijk aangegeven op welke plaats de namen gedefinieerd zijn. De laatste jaren kon je Werner vaak bezig zien met het opnieuw opmeten - met een grote, uitschuifbare meetlat - van alle kalk- en vuursteenbanken in de ontsluitingen van Limburg. Dit resulteerde in een fraaie verzameling lithostratigrafische profielen, die in het boek zijn terug te vinden (een lithostratigrafisch profiel is een tekening van de opeenstapeling van de verschillende gesteentes - zachte kalkbanken, mergel, klei, grind, vuursteen, etc. - en hun dikte in bijvoorbeeld een groevewand). Iedere laag of pakket van zich herhalende gesteentetypen (bijvoorbeeld een pakket van kalksteen-vu u rstee n-ka I ksteen-vu u rsteen) heeft een eigen naam gekregen. Hiermee is de kern en de kracht van het boek meteen aangegeven. Je kunt met het boek het veld ingaan en de profielen in de wanden van de groeves herken- Grondboor & Hamer nr

34 nen. Nu zijn overigens tegenwoordig al diverse ontsluitingen geologische monumenten geworden, die vergezeld zijn van een informatiebord. Het boek gaat qua lithostratigrafie echter aanzienlijk verder dan die borden. In het veld is er vaak de discussie of een fossiel in bijv. laag IV f4 of laag IV f5 gevonden is. Het boek gaat niet verder in het aangeven dan dat het pakket de code IV f heeft (en in dit geval de Kalksteen van Meerssen heet). De afzonderlijke lagen zijn wel ingetekend en het kan handig zijn om van beneden naar boven in de profielen ieder bankje of bankpaar binnen bijvoorbeeld de Kalksteen van Meerssen te nummeren. Wel moet je beseffen dat een laag IV f1 in Geulhem niet dezelfde hoeft te zijn als de laag IV f1 in de ENCI-groeve. Juist in de ENCI-groeve is goed te zien dat deze lagen uitwiggen. Daarom is het verplicht om bij een gevonden fossiel zowel de locatie als de laag te noteren. Verzamelaars zijn eigenlijk verplicht om dit boek bij zich te hebben, om te zorgen dat ze bij ieder fossieltje dat ze vinden direct kunnen aangeven in welke laag ze het hebben gevonden. Hun collectie wordt met die informatie erbij wetenschappelijk waardevol. Wel is het handig om in het veld ook een meetlint bij je te hebben. Bij de doehet-zelf giganten zijn extra brede meetlinten van acht meter of langer te koop die, als je ze uittrekt, meer dan twee meter hoog kunnen reiken zonder dubbel te klappen. Vaak is door de verwering niet meer goed op het oog te zien waar welke bank zit. Met een meetlint langs de wand is het herkennen van Werners profiel dan vaak toch gemakkelijk. Het boek geeft voorts veel informatie over de economische aspecten van de verschillende gesteenten en over de historie van de kalksteen-en vuursteen-ontginning. Heel leuk is de plaatsing van de verschillende kalksteen 'grotten' in de lithostratigrafische kolom. Hieruit komt duidelijk naar voren dat de voor bouwsteen ontginbare kalkstenen in Limburg niet allemaal van dezelfde ouderdom zijn. Ook de tabel waarin de verschillende namen van gesteentepakketten in Limburg die in de oudere literatuur voorkomen worden vergeleken (gecorreleerd) met hun huidige naam is handig bij het interpreteren van oude museumcollecties en oudere literatuur. Wat ik wel jammer vind is de weergave van de locaties in het boek. Er worden kaartcoördinaten gegeven die gebaseerd zijn op de plaatselijke stafkaarten. Zeker nu we in een tijd leven dat GPS-meters steeds meer gemeengoed worden, had ik liever gehad dat coördinaten in graden noorderbreedte en oosterlengte waren gebruikt. Dat zijn echter details ten aanzien van dit boek dat zeker niet duur is voor wat het biedt. Afb. 1. De groeve Midweg (geografische coördinaten: N50 o 52'21,4", E5 55'W,4") met een schetsprofiel. 32 Grondboor & Hamer nr

35 Geovaria: sauriërs en vogels Fred Rabe Drs. F.J. Rabe, Levensboompad 83, 7421 AJ Deventer. Protoceratops en Velociraptor In 1971 werd in Mongolië een duo gevonden: het versteende gevecht tussen een Protoceratops andrewsi en een Velociraptor mongoliensis. Tijdens dit gevecht werden beiden verrast door zware regen of een zandstorm. In eikaars armen gingen ze hun beider ondergang en daarmee hun toekomst tegemoet. Deze zomer zijn ze te zien in New York, in het Natuurhistorisch Museum, in de show 'New Discoveries from Mongolia' (Science, 19 mei 2000). Grootste kop Pentaceratops sternbergi, een vijfhoornige neef van Triceratops, had een schedel groter dan drie meter. De grootste landvertebratenschedel dus. Je kunt hem bewonderen in het natuurhistorisch museum in Norman, Oklahoma (Science, 30 oktober 1998). Airconditioning Antwoord op de vraag waarom ze zo'n grote kop hadden geeft Witmer: het diende om de hersens af te laten koelen! Witmer onderzocht Triceratops in het 'DinoNose Project' en vergeleek de koppen van huidige verwanten als alligators en vogels (Science, 5 november 1999). Vliegende dino's De gebroeders Weiss uit Schamhaupten in Beieren vonden de resten van een, naar men aanneemt, vogelachtig dinosaurusje, dat één tot twee miljoen jaar ouder is dan Archaeopteryx (Natuur & Techniek, oktober 1999). Archaeopteryx Archaeopteryx lithographica is onderwerp van onderzoek van Britt en de zijnen. Zij bekeken twee exemplaren van deze oervogel om een antwoord te krijgen op de vraag hoe die hun skelet lichter maakten om te kunnen vliegen. (Nature, 24 september 1998). Volgens Intermediair (13 mei 1999) is Archaeopteryx de eerste echte vogel en kan hij opgestegen zijn door tijdens de aanloop flink met de vleugels te klapperen. Het gebrek aan loopsnelheid zal daardoor net zijn gecompenseerd. Caudipteryx Zijn vogels verwant aan dinosauriërs of niet? Volgens Chinese experts bevestigen de resten van Caudipteryx dongi de gedachte dat vogels verwant zijn aan theropoden: tweebenige, vleesetende sauriërs. Erkende westerse geleerden als Chiappe en Sereno hangen deze gedachten aan; anderen, bijvoorbeeld Olson, hebben hun bedenkingen (Science, 9 juni 2000). Cruzy In de omgeving van dit Zuid-Franse dorp (Aude-vallei) bestudeert men de ecosystemen van het eind van het Krijt. Al spittend komt men daar namelijk resten tegen van sauriërs (Vapiraptor, een abelisauride, en Rhabdodon septimanicus, een zes meter lange planteneter), schildpadden, krokodillen, vele amfibieën en van een enantiorniet (een primitieve vogel) (Deventer Dagblad, 17 juni 2000). Ectoparasieten op dino's Indien je wel eens vogelkasten hebt uitgemest, zul je zeker zijn besprongen door vogelongedierte. Vogels hebben last van zeer veel parasieten, ook ectoparasieten. Een aantal daarvan zullen ze zeker hebben overgenomen van hun dinovoorvaderen. Onderzoek aan fossiele dino-veren heeft dan ook eieren van ectoparasieten aangetoond (Nature, 10 december 1998). Dinosporen Gatesy c.s. bestudeerden sporen uit het Laat-Trias van oostelijk Groenland. Ze zijn gemaakt door Theropoda, de voorvaderen van vogels. Er blijken belangrijke overeenkomsten te zijn tussen deze sporen en die van op de grond lopende vogels als hoenders, maar ook significante verschillen. Dit is verplichte kost voor spoorzoekende dinoliefhebbers (Nature, 13 mei 1999). Therizinosauriërs Therizinosauriërs staan ook wel bekend als segnosauriërs en vormen een raadselachtige groep. Ze hadden kleine hoofden, uitstekende tanden en lange voorpoten. Nu blijkt er ook een rondgelopen te hebben met veerachtige structuren. Natuurlijk werd hij aangetroffen in de Yixian Formatie van het Vroeg-Krijt van Liaoning te China. Xu, Tang & Wang bespreken deze vondst (Nature, 27 mei 1999). Sinornithosaurus millenii Ook uit China, maar dan uit de befaamde vis-dinosaurus-vogel-vindplaats van Sihetun, stamt de nieuwe dromaeosauriër met de naam Sinornithosaurus millenii. De Dromaeosauridae zijn het meest vogelachtig en meer met echte vogels verwant dan de Troodontidae (Nature, 16 september 1999). Confuciusornis De oudste vogel met een snavel stamt ook uit China en heet Confuciusornis. Nu zijn er meerdere soorten uit dit geslacht bekend. Allereerst hebben we Confuciusornis sanctus en vervolgens beschrijven Hou c.s. de nieuwe soort Confuciusornis dui (Nature, 17 juni 1999). Als je deze oervogel wilt aanschouwen, moet je naar het Ecodrome in Zwolle. Daar hebben ze sinds oktober 1999 een nagebouwd model (Deventer Dagblad, 29 september 1999). Pterosauria Pterosauriërs in China zijn het onderwerp van een aan Nature gezonden brief van Ji, Ji & Padian. In de brief wordt gesproken over vier genera der Pterodactyloidea en een 'rhamphorhynchoïde' geslacht: Angustinaripterus. Gemeld wordt dat in lagen net boven die welke de coelurosaurus Sinosauropteryx en de oervogel Confuciusornis bevatten, twee nieuwe pterosauriërs zijn gevonden. De eerste heet Dendrorhynchus curvidentatus en lijkt op Rhamphorhynchusvan Solnhofen. Probleem is dat de naam Dendrorhynchus al aan een snoerworm (Nemertina) gegeven is, dus wordt de naam Dendrorhynchoides voorgesteld. De tweede heet Eosipterus yangi (Nature, 15 april 1999). Duikende sauriërs Ophthalmosaurus en Temnodontosaurus behoren tot de ichthyosaurussen (vishagedissen). Dit zijn mariene reptielen, die leefden van 250 tot 90 miljoen jaar geleden. Opvallend aan deze dieren zijn de grote ogen. Motani c.s. menen dat die Grondboor & Hamer nr

36 nodig waren omdat deze dieren zo diep, 500 meter of meer, doken (Nature, 16 december 1999). Microraptor zhaoianus Deze dino is gevonden in het Liaoning-gebied in Noordoost China en dateert van 126 miljoen jaar geleden. Hij is iets kleiner dan Archaeopteryx en heeft een veerachtige lichaamsbekleding. Het dier had klauwen en leefde wellicht in de bomen. Hij maakt het verschil tussen dinosauriërs en vogels kleiner en ondersteunt de dino-afstammingstheorie voor vogels (Nature, 7 december 2001). Archaeoraptor liaoningensis: de gemiste link In november 1999 presenteerde de National Geographic een missing link in de lijn dinosauriërs->vogels. Het fossiel stamde uit de Chinese provincie Liaoning en oogde als een gevederd, vogelachtig dier met de lange, stijve staart van een dromaeosauriër, een vleesetende dino. In december 1999 twijfelde de Chinese paleontoloog Xu Xing openlijk aan de echtheid van het fossiel en een groep Amerikanen onderzocht voor National Geographic het pronkstuk. Conclusie: twee stukken steen aan elkaar geplakt met fossiele resten van vijf exemplaren van twee verschillende dieren. Wie, o wie, is hiervoor verantwoordelijk, en welke schade wordt wederom toegebracht aan de geloofwaardigheid van de evolutietheorie? Immers de aanhangers van deze theorie hebben vervalsingen nodig, anders redden ze het niet, zo luidt de blijde boodschap (Volkskrant, 29 april 2000). Een verslag van het onderzoek aan deze nepsoort staat als 'The Archaeoraptor forgery' in Nature (29 maart 2001). Rondstuivende veren in Beijing Overigens kwamen de verschillende kampen, voor- en tegenstanders van de dino-vogellijn, er tijdens een bijeenkomst in Beijing ook niet uit. Het zijn daarbij niet de minste geleerden die malkander in de haren vlogen met argumenten voor en tegen de afstamming van vogels van dino's (Nature, 29 juni 2000). Microraptor zhaoianus Deze dino is gevonden in het Liaoning-gebied in Noordoost China en dateert van 126 miljoen jaar geleden. Hij is iets kleiner dan Archaeopteryx en heeft een veerachtige lichaamsbekleding. Het dier had klauwen en leefde wellicht in de bomen. Hij maakt het verschil tussen dinosauriërs en vogels kleiner en ondersteunt de dino-afstammingstheorie voor vogels (Nature, 7 december 2001). Ichthyosaurus Een mooie driedimensionale Ichthyosaurus werd gevonden bij Whitby in Yorkshire (GB) door Brian Foster, een plaatselijke amateurpaleontoloog (Nature, 10 augustus 2000). Mosasaurus Moos, de Maastrichtse Mosasaurus werd in 1998 gevonden in de Sint Pietersberg en is inmiddels thuis in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht (Spits, 9 mei 2000). Zijn oudere broer wordt evenwel nog steeds gegijzeld in Parijs, hoewel in het verleden vele politici beloofden zich te gaan inzetten voor zijn terugkeer. Wanneer komt onze oudste Mosasaurus terug? Masiakasaurus knopfleri De muziek van Dire Straits inspireerde een groep onderzoekers op Madagascar. Telkens als ze deze muziek speelden, vonden ze meer meer fossielen. Een 1,8 tot 2 meter lange, 35 kilo zware, op een hond lijkende dino met lange hals en een grote staart noemen ze naar de leider van deze band: Masiakasaurus knopfleri. Meest opvallend is de onderkaak: de voorste tanden staan bijna recht naar voren en werden waarschijnlijk gebruikt om prooien te vangen. Waarschijnlijk at hij insecten, vissen, hagedissen, slangen en zoogdieren. Hij leefde zo'n 65 miljoen jaar geleden (Volkskrant, 25 januari 2001 / Science, 26 januari 2001). Als je meer over Masiakasaurus te weten wil komen lees dan 'A bizarre predatory dinosaur from the Late Cretaceous of Madagascar' van Sampson en de zijnen (Nature, 25 januari 2001). Warm- of koudbloedig? Fricke & Rogers onderzoeken de warmteregulatie van dino's door te kijken naar de verhouding tussen zuurstof-isotopen in de tand van theropoden uit het Krijt en levende krokodillen van verschillende breedtes. De theropoden vertonen in tegenstelling tot de huidige krokodillen een patroon dat gelijk is aan endotherme zoogdieren en vogels (Science, 6 oktober 2000). 'Bad Breathosaur' of dino met een slechte adem? In Mexico vond men een tand van een dino, waarschijnlijk een Dromaeosaurus-achtige. Deze tand heeft een diepe groef en Rodriguez 8t Aranda-Manteca menen dat deze ertoe heeft gediend bacteriën te bevatten. Na een beet van de dino doodde het gif van de bacteriën het slachtoffer. Vergelijk dit met moderne Komodovaranen. Currie meent evenwel dat je de groef met een bloedgleuf op een bajonet moet vergelijken. De eigenaar trekt zo'n wapen makkelijker uit de tegenstander, dan een mes zonder zo'n gleuf (Scientific American, februari 2001). Protoceratops, Maiasaura en Oviraptor Nesten met eieren, jongen en zelfs volwassen exemplaren op de eieren. Verschillende soorten, vegetariërs en vleeseters. Alle onderwerp van een zelfde vraag: hoe zorgzaam waren dino's voor hun jongen? Maiasaurus, een dino met een eendensnavel uit Montana belegde het nest met planten en legde de eieren zorgvuldig neer om rollen te voorkomen. Protoceratops maakte een nest in Mongolië en toen Narman Dakh het vond, lagen er 15 skeletjes in van zo'n 16 centimeter lengte. De Amerkaan Weishampel is ervan overtuigd dat de exemplaren in het nest familie van elkaar waren en dat er een ouder was die voor ze zorgde. Oviraptor, een vleeseter zoals we uit menige film weten, zorgde ook voor zijn jongen. Dat bewijzen de nesten met dode volwassen exemplaren op eieren, die ze waarschijnlijk aan het uitbroeden waren (Science, 1 december 2000). Tyrannosaurus Horner c.s. vond in een afgelegen gebied in Montana de relatief complete resten van vijf Tyrannosaurussen. Eén daarvan kan wel 10% groter zijn dan het bekende exemplaar Sue. De staat waarin de fossielen verkeren is grandioos; het grote aantal verrukt nog meer onderzoekers. De variatie tussen de exemplaren kan zaken onthullen en misschien de verschillen tussen mannetje en vrouwtjes verduidelijken. Ook de vraag of T. rex een rover of een aaseter was, kan misschien worden opgelost (Science, 27 oktober 2000). 34 Grondboor & Hamer nr

37 Sue Indien je het volledige verhaal van Sue wilt lezen: Tyrannosaurus Sue: the extraordinary saga of the largest, most fought over T-rex ever found' van Steve Fiffer [Freeman: 2000, 248 pp, $ 24,95] (Nature, 2 november 2000). Willo, de Thescelosaurus Zo'n 66 miljoen jaar geleden stierf een Thescelosaurus en toen hij werd gevonden, kreeg hij de naam van de vrouw van de rancher op wiens gebied hij lag: Willo. Tussen de ribben lag een steenklomp en sommigen menen dat het een hart was. CT-scans gaven het 'hart' een aorta en twee hartkamers, en de klomp bevatte ijzer - een belangrijk bloedbestanddeel - terwijl in de naaste omgeving geen ijzer te vinden was. Het maakte de 'eigenaar' warmbloedig met één aorta en vier hartkamers, eigenlijk meer een vogel of zoogdier dan een reptiel met drie hartkamers of twee aorta's. Sereno en anderen menen dat een hart als eerste zou zijn opgevroten door microben en dat de klont ijzersteen is, dat al vaker voor bijvoorbeeld dino-eieren is gehouden. De oorspronkelijke onderzoekers weten daar niet goed raad mee, maar gaan verder met hun onderzoek (Science, 2 februari 2001). Allosaurus-beet Allosaurus fragilis is een grotere theropode sauriër uit het Jura. Het was een op twee poten rondlopende, met 80 of meer sabelvormige tanden bewapende en vleesetende neef van Tyrannosauris rex. Indien je slechts botten van zo'n dier vindt, is het tamelijk lastig om zijn volledige manier van bewegen en handelen te begrijpen. Rayfield c.s. bestudeerde de schedel van de Allosaurus en gebruikte daarvoor een combinatie van analytische methodes uit de bouw en scannningtechnieken uit de gezondheidszorg: 'cranial design and function in a large theropod dinosaur'. Erickson bespreekt dit onderzoek in een redactioneel artikel, 'The bite of Allosaurus'. (Nature, 22 februari 2001). Boeren en dino's Chinese boeren vonden een 30 cm grote dino, die zo'n 130 miljoen jaar geleden moet hebben geleefd. Hij had een verendek, want dat is nog in het gesteente te zien. Dit diende echter niet om te vliegen, maar om warm te blijven (Volkskrant, 28 april 2001). Eotyrannus lengi Vier en een halve meter lang, vleesetend en een voorouder van T. rex. Pas gevonden in Groot-Brittannië en wellicht de ontbrekende schakel in de ontwikkeling van carnivore dino's (Deventer Dagblad, 10 mei 2001). Sallandse dino? Wim Winterman uit Raalte is amateurpaleontoloog en gaat regelmatig naar de zandzuigerij bij Zwolle. Daar vond hij onlangs een stuk bot dat volgens medewerkers van de Universiteit Utrecht een stuk bot van een dino moet zijn. Welke valt niet te achterhalen, en waar deze rest feitelijk vandaan komt blijft natuurlijk ook een raadsel. Het bot gaat waarschijnlijk naar het Ecodrome in Zwolle (De Stadskrant in de Regio, 14 mei 2001). Geovaria: aarde en ruimte Fred Rabe Drs. F.J. Rabe, Levensboompad 83, 7421 AJ Deventer. De 'stenige 1 start van het leven R.M. Hazen bestudeert het begin van het leven op aarde en in het bijzonder de rol die mineralen daarbij hebben gespeeld. Zijn verhaal luidt kortweg dat in den beginne in de sterrenwolk van onze melkweg, aan het oppervlak der oceanen en nabij hete diepzeebronnen meer dan genoeg geschikte moleculen waren gevormd; meer dan het leven in feite kon gebruiken. Mineralen hielpen orde in de chaos te scheppen, eerst door de moleculen in te perken en te concentreren, vervolgens door ze te selecteren en in bepaalde volgordes te leggen. Mineralen hebben wellicht het eerste zelfvermenigvuldigende molecuulsysteem doen opstarten. Dit was nog niet het leven zoals wij het kennen, maar het bezat wel voor het eerst een van de belangrijke eigenschappen van leven (Scientific American, april 2001). Calciet en linkse oersoep Zo spelen in levende organismen alleen 'linksdraaiende' eiwitten en de bouwstenen daarvan, aminozuren, een wezenlijke rol. Waarom? Hoe hebben de anorganische processen, die feitelijk geen onderscheid maken tussen links- en rechtsdraaiende varianten, in de biologie eenzijdigheid veroorzaakt? Hallo, dat komt mogelijk door het mineraal calciet, dat ook vier miljard jaar geleden een gemeen gesteente was op aarde. De zware rol van calciet bij het veroorzaken van de eenzijdigheid in het leven werd ontdekt door Hazen (zie hiervoor) en Filley toen ze in een laboratorium zagen hoe op de kristalvlakken van calciet - afhankelijk van de oriëntatie - of de ene of de andere vorm van het aminozuur aspataamzuur bleef plakken. Het hele verhaal van Hazen en Finney is te lezen in de 'Proceedings of the National Academy of Sciences' (PNAS) van 1 mei 2001 (Volkskrant, 5 mei 2001). Mars Govert Schilling bericht over het vertrek van weer een sonde naar Mars. Een Amerikaanse, die onderzoek moet gaan doen naar de warmtestraling aan het oppervlak, naar de samenstelling van de Marsbodem en naar de gevaarlijke kosmische straling. Hij meldt ook dat in 2003 de Engelse Beagle 2 op Mars gaat zoeken naar leven. Hij zal snuffelen aan stenen, in het rode zand Grondboor & Hamer nr

38 graven, speuren naar water en naar de chemische vingerafdruk van het leven (Volkskrant Magazine, 7 april 2001). Water op Mars Nu wordt er in het wetenschapskatern van dezelfde Volkskrant wel gemeld dat de verse geulen in de puinhellingen op Mars, waarvan men eerst meende dat ze door water waren veroorzaakt, nu als oorzaak vrijkomend kooldioxide zouden hebben (Volkskrant, 7 april 2001). Planeten Mars is een van de planeten rond de zon, een ster. Dat zal eenieder duidelijk zijn en ook dat rond ons zeer veel sterren rondzwerven met nog meer planeten. Vervelend is dat niemand precies weet wat planeten of sterren zijn. Dit althans bericht ons Govert Schilling, en hij meldt dat sterren als gevolg van kernfusiereacties zelf licht en warmte geven en dat planeten koel zijn en klein en in een baan rond een ster draaien. Er blijken evenwel ook tussenvormen te bestaan: sterren waarin geen kernfusie plaatsvindt en planeten die groot en heet zijn. Verder zijn er ook nog gefragmenteerde sterren en planeten zonder moederster. Criteria voor een hemellichaam om door het 'leven' te gaan als planeet zijn de afmeting en de wijze van ontstaan. Zo zou een planeet lichter moeten zijn dan 7,5% van de massa van onze zon, oftewel 75 keer zo zwaar als de reuzenplaneet Jupiter. Volgens anderen ligt de bovengrens voor een planeet veel lager, namelijk bij 13 Jupitermassa's. In de categorie tussen 13 en 75 Jupitermassa's zou volgens modelberekeningen geen fusie van waterstof voorkomen, maar wel deuterium. Er is een beetje warmte en de objecten zijn 'mislukte' sterren, zogeheten 'bruine dwergen'. Weer anderen redeneren dat, indien je een object tegenkomt dat tien keer zo zwaar is als Jupiter, maar dat geen baan rond een ster beschrijft, je dat geen planeet mag noemen. Je zou moeten kijken naar de wijze van ontstaan. Sterren ontstaan door het ineenstorten van gas- en stofwolken en planeten ontstaan uit samenklonteringen in de materiewolk rondom een pas gevormde ster. Dit vormingsproces is door de Hubble Space Telescope in beeld gebracht in de Orionnevel. Op vijftienhonderd lichtjaar afstand zijn in dit stervormingsgebied stofschijven rond jonge sterren ontdekt. Daarin is dit samenklonteringsproces al begonnen. Het is onduidelijk wat je verder aanmoet met objecten ontstaan in een schijf rond een ster, maar toch tientallen keren zo zwaar als Jupiter (een zogeheten warme 'Goliathplaneet'). En er blijft nog de vraag hoe je moet weten op welke wijze een bepaald object is ontstaan. Zo zijn er nog de 'free floaters', gevonden in het stervormingsgebied rond de ster Sigma Orionis. Dit zijn sojitaire objecten, niet in een baan rond een ster, maar wel lichter dan 13 Jupitermassa's. Het zijn dus geen bruine dwergen, maar niemand weet wat het wel zijn. Of zijn het toch planeten, ontstaan in een baan rond een andere ster, maar weggeslingerd door de zwaartekrachtsstoringen van een passerende ster? Of fragmenten van jonge sterren, waarvan de vorming werd verstoord door krachtige magnetische velden? Een speciale commissie van de Internationale Astronomische Unie (IAU) beraadt zich over de nieuwe definitie van het woord 'planeet'. Ze zijn er nog niet uit, maar een planeet moet in ieder geval een baan rond een ster beschrijven. De 'free floaters' moeten dan misschien wel 'sub-bruine dwergen'of 'planetars' gaan heten. Ook als je de criteria van massa en wijze van ontstaan combineert, blijven er twijfelgevallen, bijvoorbeeld Pluto. Te klein voor planeet met zijn doorsnede van 2300 kilometer, en teveel andere objecten die groter zijn dan Ceres (een planetoïde met een doorsnede van 1000 kilometer). Volgens de IAU is Pluto een planeet, maar in de expositie over planeten in het zonnestelsel van het Amerikaanse Museum voor Natuurlijke Historie te New York komt Pluto niet eens voor (Volkskrant, 5 mei 2001). Ster eet planeet op Zo bericht de Volkskrant (12 mei 2001); het bewijs dat planeten soms worden opgepeuzeld door hun moederster. Het gaat om ster HD82943 in het sterrenbeeld Waterslang. Europese astronomen ontdekten met de Very Large Telescope in Chili dat in de buitenlagen van de ster veel lithium-6 voorkomt. Normaal komt dat niet in stèren voor, maar wel in planeten. Astronomen plegen heiligschennis Herinnert u zich de problemen die astronomen op Mount Graham (USA) veroorzaakten? Zij bedreigden het bestaan van de rode eekhoorn door de bouw van hun internationale sterrenwacht op heilige Apachen-grond. Van de afloop van deze problemen heb ik nooit meer iets vernomen, maar Govert Schilling (Volkskrant 12 mei 2001) meldt dat men er niets van heeft geleerd. Op Mauna Kea (Hawaii, USA) wordt de Keck-telescopenverzameling als grootste ter wereld gebouwd. En dit bedreigt de Wekiu-kever (Nysius wekiuicola), evenals unieke begraafplaatsen op de top van de berg, terwijl deze vulkaan ook nog eens aan Pele, de vuurgodin, is geweid. De vulkaan is de eerstgeborene van de hemelgod en de aardgodin. Voorts is de sintelkegel op de top de woonplaats van Poli'ahu, de sneeuwgodin, en bovendien de laatste rustplaats van heilige voorouders en koningskinderen. Vertraging in de bouw van nieuwe delen van het project leidt mogelijk tot afstel en mogelijk tot verlies van de beste locatie voor sterrenkundigen op het noordelijk halfrond, stelt Anne Kinney van NASA's Origins-programma. Ik denk dat, gezien de problemen rond dit project, het niet de beste locatie was. 36 Grondboor & Hamer nr

39

40

Ontmoeting met de. is de wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet- steppe. Summary. Systematiek van de wolharige neushoorn

Ontmoeting met de. is de wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet- steppe. Summary. Systematiek van de wolharige neushoorn Ontmoeting met de wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet- steppe Dick Mol & John de Vos D. Mol, Natuurmuseum Rotterdam, Postbus 23452, 3001 KL Rotterdam; CERPOLEX/Mammuthus, Gudumholm 41, 2133

Nadere informatie

Ontmoeting met de. is een 'echte' wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet-steppe. Dick Mol & John de Vas. Summary

Ontmoeting met de. is een 'echte' wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet-steppe. Dick Mol & John de Vas. Summary Ontmoeting met de wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet-steppe Dick Mol & John de Vas D. Mol, Natuurmuseum Rotterdam, Postbus 23452,3001 KL Rotterdam; CERPOLEXIMammuthus, Gudumholm 41, 2133 HG

Nadere informatie

Gaskraters in de Noordzee

Gaskraters in de Noordzee Gaskraters in de Noordzee Cees Laban Dr. C. Laban, TNO-NITG, Postbus 80015, 3508 TA Utrecht, e-mail c.laban@nitg.tno.nl In het noordelijk deel van de Noordzee, ter hoogte van Zuid-Noorwegen en Schotland,

Nadere informatie

Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt

Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt J.F. van de Steeg Inleiding Om een aantal vondsten van de wolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis) uit mijn collectie te determineren, bezochten wij het

Nadere informatie

De resten van zoogdieren uit de Noordzee

De resten van zoogdieren uit de Noordzee Grondboor en Hamer 1 1983 pag. 4-7 3 ill. Oldenzaal, februari 1983 De resten van zoogdieren uit de Noordzee door G. Kortenbout van der Sluijs Veel vissers vangen in hun netten behalve vissen ook beenderen

Nadere informatie

LUF-Verslag: Expeditie Siberië

LUF-Verslag: Expeditie Siberië LUF-Verslag: Expeditie Siberië Door Ivo Verheijen Kenmerk: LISF 15046 Deze zomer heb ik met behulp van een beurs van het LUF deel kunnen nemen aan een expeditie naar het Noordelijkste deel van Siberië.

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VMBO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt er een uitbreiding

Nadere informatie

fossielen en evolutie

fossielen en evolutie fossielen en evolutie determinatietabel fossiele kiezen van Pleistocene landzoogdieren uit Nederland handleiding tabel waarvoor is deze tabel bedoeld? Met deze tabel kan je fossiele kiezen van een aantal

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - HAVO/VWO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt er een uitbreiding

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 2 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 2 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Bovenbouw voortgezet onderwijs - VMBO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam is een van de belangrijkste havens van Europa. Er worden per jaar meer dan 400 miljoen ton goederen verwerkt. Schepen

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Tweede fase voortgezet onderwijs - HAVO/VWO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt er een

Nadere informatie

Pleistocene zoogdieren uit zuiggaten rond Arnhem

Pleistocene zoogdieren uit zuiggaten rond Arnhem Grondboor en Hamer, jrg. 42, no. 6, p. 158-164, 7 fig., december 1988 Pleistocene zoogdieren uit zuiggaten rond Arnhem G.F. Willemsen* Langs de rivieren rond Arnhem ligt een aantal zuiggaten, dat al gedurende

Nadere informatie

De linker achterpoot van de wolharige mammoet; een museumstuk

De linker achterpoot van de wolharige mammoet; een museumstuk De linker achterpoot van de wolharige mammoet; een museumstuk Dick Mol en John de Vos In de werkplaats van de Groningse Stichting Museumtechnische Werken is onlangs een achterpoot van de wolharige mammoet

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Neushoorn Inleiding De neushoorn is een groot en zwaar landdier en kan wel 60 jaar oud worden. De witte neushoorn is de grootste en weegt wel 3000 kilo. Alleen de olifant is groter. De neushoorn is één

Nadere informatie

Onder onze voeten Schoolbezoek Min40Celsius. Lesbrief

Onder onze voeten Schoolbezoek Min40Celsius. Lesbrief Onder onze voeten Schoolbezoek Min40Celsius Lesbrief Lesbrief Onder onze voeten U gaat met uw klas een bezoek brengen aan Min40Celsius, aan de hand van deze lesbrief kunt het bezoek (kort) voorbereiden.

Nadere informatie

Skeletresten van de uitgestorven bosneushoorn (Stephanorhinus

Skeletresten van de uitgestorven bosneushoorn (Stephanorhinus Fossielen van bosneushoorn (Stephanorhinus kirchbergensis) en bosolifant (Elephas antiquus) uit het Eurogeulgebied Dick Mol Het Natuurhistorisch, Westzeedijk 345 (Museumpark), 3015 AA Rotterdam Klaas Post

Nadere informatie

Fossiele resten van zoogdieren uit Laat-Pleistocene sedimenten in de regio Zwolle

Fossiele resten van zoogdieren uit Laat-Pleistocene sedimenten in de regio Zwolle Grondboor i en Hamer ï 1983 pag. 8-16 6 ill. ldenzaal, februari 1983 Fossiele resten van zoogdieren uit Laat-Pleistocene sedimenten in de regio Zwolle door H. Hidding INLEIDING In de omgeving van de stad

Nadere informatie

De Noordzee HET ONTSTAAN

De Noordzee HET ONTSTAAN De Noordzee De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is een ondiepe (30-200 m) randzee van de Atlantische oceaan met

Nadere informatie

Opdracht 1 De Tijdlijn

Opdracht 1 De Tijdlijn 590 miljoen Opdracht 1 De Tijdlijn Kleurpotloden Door het werk van geologen is veel duidelijk geworden over planten en dieren die vroeger leefden. Om het overzichtelijk te maken werden ze ingedeeld in

Nadere informatie

Vissen op prehistorische botten

Vissen op prehistorische botten Doel Materialen Vak Niveau Duur Werkwijze Veldwerktip De leerlingen kunnen: vertellen hoe de Noordzee er 10.000 jaar geleden uitzag, vertellen waarom er botten van prehistorische zoogdieren in de Noordzee

Nadere informatie

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT dia 1 RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT Helperzoomtunnel Jan Pieter Schuitemaker Helperzomtunnel dia 3 Geologie Noordoost Nederland GEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN WAAR WE IN DE GEOTECHNIEK

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is er

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding blz. 3. Wat is een fossiel? blz. 4. Hoe fossielen ontstaan blz. 5. Fossielen van zacht weefsel blz. 6. Zeedieren blz.

Inhoud. Inleiding blz. 3. Wat is een fossiel? blz. 4. Hoe fossielen ontstaan blz. 5. Fossielen van zacht weefsel blz. 6. Zeedieren blz. Door: Oscar Zuethoff Groep 6b - Meneer Jos & Ingrid Februari 2008 Inhoud Inleiding blz. 3 Wat is een fossiel? blz. 4 Hoe fossielen ontstaan blz. 5 Fossielen van zacht weefsel blz. 6 Zeedieren blz. 7 De

Nadere informatie

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN 96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN Grondboor en Hamer, jrg. 43, no. 5/6, p. 225-227, 3 fig., november 1989 AFZETTINGEN VAN RIJN EN MAAS IN LIMBURG W.M. Felder* In de loop van het Mioceen, 10 tot 7 miljoenn

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

DE NOORDZEEBODEM, OOIT EEN DICHTBEVOLKT RIVIERENLANDSCHAP

DE NOORDZEEBODEM, OOIT EEN DICHTBEVOLKT RIVIERENLANDSCHAP DE NOORDZEEBODEM, OOIT EEN DICHTBEVOLKT RIVIERENLANDSCHAP Tine Missiaen Renard Centre of Marine Geology Universiteit Gent Studiedag Geologie en Archeologie onder de zeespiegel Provinciaal Domein Raversijde,

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - AARDRIJKSKUNDE De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

1 Karlich. 1.1 Algemeen. 1.2 Locatie

1 Karlich. 1.1 Algemeen. 1.2 Locatie 1 Karlich 1.1 Algemeen In de groeve Kärlich (Neuwieder Bekken, Duitsland, waar de Moezel in de Rijn uitkomt) zijn op de bodem van de groeve Tertiaire kleien ontsloten. Hierop volgen afzettingen uit het

Nadere informatie

Fossiele zoogdierresten afkomstig uit zuigputten te Bemmel

Fossiele zoogdierresten afkomstig uit zuigputten te Bemmel Grondboor en Hamer L 1983 pag. 61-68 3 fig. Oldenzaal, april 1983 Fossiele zoogdierresten afkomstig uit zuigputten te Bemmel T. van Kolfschoten* INLEIDING Door medewerkers van de Rijks Geologische Dienst

Nadere informatie

Mens en mammoet. Redactie: W. A, B, van der Sanden R. T. J. Cappers J. R. Beuker D. Mol

Mens en mammoet. Redactie: W. A, B, van der Sanden R. T. J. Cappers J. R. Beuker D. Mol Mens en mammoet De mammoeten van Orvelte en de vroegste bewoning van Noord-Nederland Redactie: W. A, B, van der Sanden R. T. J. Cappers J. R. Beuker D. Mol 1993 Drents Museum Assen De mammoeten van Orvelte

Nadere informatie

Opdracht 1 en 2. Voorbeeld: Deze toets is dat wel moeilijk; maar het toen is erg belangrijk dat je laat hondje zien wat je kunt.

Opdracht 1 en 2. Voorbeeld: Deze toets is dat wel moeilijk; maar het toen is erg belangrijk dat je laat hondje zien wat je kunt. leestoets Opdracht 1 en 2 In de volgende teksten staan heel wat woorden te veel. Dat komt doordat er iets fout is gelopen bij het printen van de teksten: er zat een virus op de computer en daardoor zijn

Nadere informatie

DE STEPPENEUSHOORN UIT MAASTRICHT BELVEDERE

DE STEPPENEUSHOORN UIT MAASTRICHT BELVEDERE DE STEPPENEUSHOORN UIT MAASTRICHT BELVEDERE ThUs van Kolfschoten In het voorjaar van 1987 is door K. Groenendijk en J.P. de Warrimont een unieke vondst gedaan. Uit afzettingen die dateren uit het Vroeg

Nadere informatie

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het landschap onder de. - Rivieren in de steentijd. Henk Weerts

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het landschap onder de. - Rivieren in de steentijd. Henk Weerts Rijksdienst voor het Cultureel l Erfgoed Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Het landschap onder de Noordzee - Rivieren in de steentijd Henk Weerts h.weerts@cultureelerfgoed.nl Het landschap

Nadere informatie

Zoogdieren uit het Pleistoceen. het verzamelen van IJstijdfossielen in Nederland. door Dick Mol. Inleiding

Zoogdieren uit het Pleistoceen. het verzamelen van IJstijdfossielen in Nederland. door Dick Mol. Inleiding ca. f 900,-) bevat gegevens over ca. 4.000 mineralen en ca. 550 onbenoemde mineralen, in totaal dus ongeveer 4.550 records. De geboden informatie is veel minder uitgebreid dan bij MDAT: de database levert

Nadere informatie

kort gras tot ±40 jaar mannetjes 2000-3500kg, vrouwtjes 1400-2000kg ±17 maanden 1 jong bijna bedreigd één per keer gevoelig

kort gras tot ±40 jaar mannetjes 2000-3500kg, vrouwtjes 1400-2000kg ±17 maanden 1 jong bijna bedreigd één per keer gevoelig BREEDLIPNEUSHOORN Breedlipneushoorn Verspreiding: Voedsel: Leeftijd: Gewicht: Draagtijd: Aantal jongen: IUCN-status: (Ceratotherium simum) de zuidelijke vorm in reservaten in Zimbabwe, Botswana, Namibië,

Nadere informatie

Klimaten Verschillende klimaten - Tropisch klimaat - Droog klimaat - Gematigd klimaat - Landklimaat - Poolklimaat - Mediterraan klimaat - Subtropisch klimaat https://schooltv.nl/video/klimaatzones-van-de-wereld-waarom-zijn-er-verschillende-klimaatzones/

Nadere informatie

Dinosauriërs. Inhoudsopgave. 1. Inleiding. 2. Wat is een dinosauriër?

Dinosauriërs. Inhoudsopgave. 1. Inleiding. 2. Wat is een dinosauriër? Dinosauriërs Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Wat is een dinosauriër? 3. Wanneer leefden de dinosauriërs? 4. Waar leefden dinosauriërs? 5. Hoe leefden de dinosauriërs? 6. Waarom waren de dinosauriërs zo groot?

Nadere informatie

Enkele restanten van het reptiel Placodus uit de Winterswijkse Muschelkalk

Enkele restanten van het reptiel Placodus uit de Winterswijkse Muschelkalk Grondboor pag.175 Oldenzaal en Hamer 6 1978 179 6 fig. december 1978 Enkele restanten van het reptiel Placodus uit de Winterswijkse Muschelkalk H.W. Oosterink SUMMARY Mention of some fossil remainders

Nadere informatie

Korren op de Oosterschelde; een zoogdier paleontoloog als visser en wat de fossielen van de Oosterschelde ons vertellen.

Korren op de Oosterschelde; een zoogdier paleontoloog als visser en wat de fossielen van de Oosterschelde ons vertellen. Korren op de Oosterschelde; een zoogdier paleontoloog als visser en wat de fossielen van de Oosterschelde ons vertellen. Dick Mol en John de Vos Tot de uitrusting van een fossielenverzamelaar behoren een

Nadere informatie

2. We nu nog levende katachtige is volgens deze stamboom het meest verwant aan de Poema? A de Cheeta B de Europese lynx C de Huiskat D de Jaguar

2. We nu nog levende katachtige is volgens deze stamboom het meest verwant aan de Poema? A de Cheeta B de Europese lynx C de Huiskat D de Jaguar 14 C datering De techniek van werken met het verval van 14 C is afkomstig uit onderzoek naar de ouderdom van bepaalde fossielen. De halfwaardetijd van 14 C is 5730 jaar. Over dit onderzoek worden twee

Nadere informatie

Het ijstijdlandschap van de zuidelijke Noordzee

Het ijstijdlandschap van de zuidelijke Noordzee Conclusie Vergelijking met het exemplaar van de heer Rhebergen en met de informatie uit de literatuur geeft aan, dat we ook hier te maken hebben met Bothriocidaris pahleni Schmidt 1874. Dankwoord Vanaf

Nadere informatie

De Rijn als vindplaats van fossiele zoogdieren

De Rijn als vindplaats van fossiele zoogdieren De Rijn als vindplaats van fossiele zoogdieren Lars van den Hoek Ostende, John de Vos en Jacob Leloux L.W. van den Hoek Ostende en J. de Vos, Naturalis, Nationaal Natuurhistorisch Museum, Postbus 9517,

Nadere informatie

INHOUD 1 WAAR LIGT HET? 2 WAAR KOMT HET VANDAAN? 3 EUROPA

INHOUD 1 WAAR LIGT HET? 2 WAAR KOMT HET VANDAAN? 3 EUROPA INHOUD 1 WAAR LIGT HET? Hoe ziet de aarde eruit? 6-7 Hoe vind je de weg op aarde? 8-9 Afstanden 10-11 De zes continenten 12-13 Oceanen en zeeën 14-15 Waar leven walvissen en haaien? 16-17 De grootste rivieren

Nadere informatie

De exploitatie van het Noordpoolgebied: een historisch perspectief

De exploitatie van het Noordpoolgebied: een historisch perspectief 17 April 2008 1 De exploitatie van het Noordpoolgebied: een historisch perspectief Arctisch Centrum / H.R. de Haas & L. Hacquebord www.arctic-centre.nl www.lashipa.nl 17 April 2008 2 Noordpoolgebied in

Nadere informatie

DINOSAURIËRS. Marthe Terny

DINOSAURIËRS. Marthe Terny DINOSAURIËRS Marthe Terny 1. INLEIDING Ik hou mijn spreekbeurt over dinosauriërs, omdat ik dit een erg leuk en interessant onderwerp vind. We weten al veel over de dinosauriërs, maar nog niet alles. Ik

Nadere informatie

Evolutie, wat is dat nu feitelijk?!

Evolutie, wat is dat nu feitelijk?! Evolutie, wat is dat nu feitelijk?! Heb je je wel eens afgevraagd waarom er zo veel verschillende soorten vlinders, vogels of vissen zijn? Waarom is er niet gewoon één soort van die dieren? Er is toch

Nadere informatie

Centrale vraagstelling Hoe organiseer je een expeditie naar de Zuidpool om het hitterecord van 55 miljoen jaar geleden te kunnen onderzoeken?

Centrale vraagstelling Hoe organiseer je een expeditie naar de Zuidpool om het hitterecord van 55 miljoen jaar geleden te kunnen onderzoeken? Pagina 1: Opdracht: Op expeditie naar de Zuidpool Leerlingenblad Introductie Je kruipt in de huid van een paleoklimaatonderzoeker die geïnteresseerd is in de warme tijdsperiode van ongeveer 55 miljoen

Nadere informatie

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat Naam GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat Groot Brittannië Groot-Brittannië is Schotland, Engeland en Wales samen. Engeland is het grootst van Groot-Brittannië en Wales het kleinst. Engeland heeft meer dan 46

Nadere informatie

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Vissoorten Aal Herkenning: Het lichaam is slangachtig van vorm. De borstvinnen bevinden zich direct achter de kop. Op het achterste deel van het lichaam is, zowel onder als boven, een vinzoom aanwezig

Nadere informatie

GEOLOGISCHE VERZAMELINGEN IN NEDERLANDSE MUSEA EN INSTITUTEN

GEOLOGISCHE VERZAMELINGEN IN NEDERLANDSE MUSEA EN INSTITUTEN GEOLOGISCHE VERZAMELINGEN IN NEDERLANDSE MUSEA EN INSTITUTEN door G.M. RODING In de nu volgende nummers zullen wij telkens Uw aandacht vragen voor één der Nederlandse openbare verzamelingen op "ons" gebied.

Nadere informatie

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Texel Landschappelijke ontwikkelingen Texel Landschappelijke ontwikkelingen Een LIA-presentatie LIA staat voor: Landschappen ontdekken In een Aantrekkelijke vorm. Lia is ook de geograaf die zich gespecialiseerd heeft in de veranderende Noord-Hollandse

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

Ontdek de topstukken van het Museum voor Natuurwetenschappen. Voor kinderen van 6 tot 8 jaar

Ontdek de topstukken van het Museum voor Natuurwetenschappen. Voor kinderen van 6 tot 8 jaar Ontdek de topstukken van het Museum voor Natuurwetenschappen Voor kinderen van 6 tot 8 jaar Inkomhal De walvis in de inkomhal Dit is geen dino maar een bultrugwalvis. Bekijk het skelet goed: wat heeft

Nadere informatie

Meer grip op de vroege prehistorie

Meer grip op de vroege prehistorie Meer grip op de vroege prehistorie methoden en technieken bij de zandwinlocatie in Woerden Alexander Verpoorte 27 september 2012 Faculteit der Archeologie De laatste miljoen jaar een andere wereld Universiteit

Nadere informatie

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van LESPAKKET ECOLOGIE HAVO / VWO Naam Docent Klas LEKKER BEESTEN TUSSEN DE DIEREN Dierenrijk is onderdeel van WELKOM IN DIERENRIJK ELAND Om ervoor te zorgen dat je een leuke en leerzame excursie hebt, volgen

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting door J. 181 woorden 13 januari 2016 6,1 48 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Terra 2.1 Klimaten A Waardoor is het bij de evenaar warm? In bron

Nadere informatie

Sumatran Rhino Sanctuary (Sumatra, Indonesië)

Sumatran Rhino Sanctuary (Sumatra, Indonesië) Sumatran Rhino Sanctuary (Sumatra, Indonesië) www.worldofwildlife.nl Sumatran Rhino Sanctuary (neushoorn) 0 De Sumatran Rhino Sanctuary (SRS) is gelegen in het Way Kambass National Park in het Zuidoosten

Nadere informatie

Beschrijving duikinspectie Contactnummer 75

Beschrijving duikinspectie Contactnummer 75 Beschrijving duikinspectie Contactnummer 75 Locatie nr. 75 Datum 12-04-2011 Duiker W.B. waldus Duiknummer 09 Rechthoekige stalen bak met klinknagels. Lengte 4 meter, breedte 1,2 meter, hoogte ca 0,8 meter,

Nadere informatie

Oerboeren in de Friese Wouden.

Oerboeren in de Friese Wouden. Stichting IJstijdenmuseum Buitenpost. www.ijstijdenmuseum.nl. Oerboeren in de Friese Wouden. Het grootste deel van de geschiedenis van ons mensen ligt in de prehistorie. Met prehistorie duiden we een tijd

Nadere informatie

En toen kwam Darwin. On the origin of species. 1. Het ontstaan van het leven. Fossielen. 2. Getuigen van deevolutietheorie

En toen kwam Darwin. On the origin of species. 1. Het ontstaan van het leven. Fossielen. 2. Getuigen van deevolutietheorie On the origin of species En toen kwam Darwin 1. Het ontstaan van het leven 2. Getuigen van deevolutietheorie Verklaring voor het ontstaan van leven komt voor in alle culturen. Creationisme Nemen de bijbel

Nadere informatie

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Medio 2015 heeft een graafmachine een grote kuil gegraven onderaan het talud op de hoek van de Groen van Prinstererlaan en de Thorbeckelaan (zie onderstaande

Nadere informatie

LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN

LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN KOP LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN Algemeen Kop dient wat betreft grootte en uitstraling overeen te komen met de rest van het dier in zijn algemeenheid. Ooi -fijn en regelmatige kop

Nadere informatie

Rassen Het rund. Er zijn verschillende soorten vleeskoeien. Hieronder ga ik verschillende rassen kort benoemen. Aberdeen Angus

Rassen Het rund. Er zijn verschillende soorten vleeskoeien. Hieronder ga ik verschillende rassen kort benoemen. Aberdeen Angus Rassen Het rund Er zijn verschillende soorten vleeskoeien. Hieronder ga ik verschillende rassen kort benoemen. Aberdeen Angus Een Angus heeft een gladde egaal zwarte vacht. Het is een enorme stier en komen

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

Werkbladen Voortgezet onderwijs. Naam leerling:

Werkbladen Voortgezet onderwijs. Naam leerling: Werkbladen Voortgezet onderwijs Naam leerling: Inhoud: Uitleg werkblad Dit werkblad hoort bij de film Giganten uit de IJstijd. Een film die je meeneemt naar de laatste ijstijd, zo n 116.000 tot 10.000

Nadere informatie

De IJsselkogge van Kampen. Kampen Open Monumentendagen, 13 september 2014 Alice Overmeer, maritiem archeoloog

De IJsselkogge van Kampen. Kampen Open Monumentendagen, 13 september 2014 Alice Overmeer, maritiem archeoloog De IJsselkogge van Kampen Kampen Open Monumentendagen, 13 september 2014 Alice Overmeer, maritiem archeoloog De IJsselkogge van Kampen bron: ADC Maritiem. Introductie Introductie Waar gaat het vandaag

Nadere informatie

SPEURTOCHT. Groep 7 en 8. Met deze speurtocht loop je door de hele dierentuin. Beantwoord de vragen, verzamel alle letters en raad het geheime woord!

SPEURTOCHT. Groep 7 en 8. Met deze speurtocht loop je door de hele dierentuin. Beantwoord de vragen, verzamel alle letters en raad het geheime woord! SPEURTOCHT Groep 7 en 8 Met deze speurtocht loop je door de hele dierentuin. Beantwoord de vragen, verzamel alle letters en raad het geheime woord! Volg de wandelroute, dan kom je alle dieren tegen. Veel

Nadere informatie

TIJDLIJN. Een reis door de geschiedenis

TIJDLIJN. Een reis door de geschiedenis De OERKNAL! Wetenschappers denken dat zo n 13,7 miljard aardse jaren geleden alles in het heelal samengeperst was tot een gloeiend heet punt. Tijdens een enorme oerexplosie ontstonden uit dat punt materie

Nadere informatie

WOLF. Huilend roofdier

WOLF. Huilend roofdier WOLF Huilend roofdier Wolven hebben vaak een hele slechte naam. Denk maar eens aan de wolf in het verhaal van Roodkapje, die haar oma heeft opgegeten. Of Midas de wolf, die tevergeefs op de drie biggetjes

Nadere informatie

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. In de vroege zomer van 2017 heeft Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte

Nadere informatie

Maasvlakte 2 (Port of Rotterdam) - Hoe werkt Malta op zee? Een case study. Andrea Otte Senior Beleidsmedewerker Maritiem Erfgoed

Maasvlakte 2 (Port of Rotterdam) - Hoe werkt Malta op zee? Een case study. Andrea Otte Senior Beleidsmedewerker Maritiem Erfgoed Maasvlakte 2 (Port of Rotterdam) - Hoe werkt Malta op zee? Een case study Andrea Otte Senior Beleidsmedewerker Maritiem Erfgoed 2 3 Maasvlakte 2 Project 2000 hectare nieuw land in zee 240 miljoen m3 zand

Nadere informatie

Excursie zand en grindwinning Azewijnse Broek in Netterden en IJstijdenmuseum Varsselder.

Excursie zand en grindwinning Azewijnse Broek in Netterden en IJstijdenmuseum Varsselder. P a g i n a 1 Excursie zand en grindwinning Azewijnse Broek in Netterden en IJstijdenmuseum Varsselder. Op zondag 8 november 2015 verzamelden wij om 10.30u met 13 leden bij de ingang van het IJstijdenmuseum,

Nadere informatie

Achtergrond informatie bij de stamboom van de olifantachtigen

Achtergrond informatie bij de stamboom van de olifantachtigen Achtergrond informatie bij de stamboom van de olifantachtigen Olifanten behoren tot de groep Proboscidea (slurfdieren). Waarschijnlijk ontstonden de vroegste Proboscidea zo n 50-60 miljoen jaar geleden.

Nadere informatie

Op pad met de Moeflon, een lesbrief over moeflons en hun leefomgeving op De Hoge Veluwe.

Op pad met de Moeflon, een lesbrief over moeflons en hun leefomgeving op De Hoge Veluwe. Op pad met de Moeflon, een lesbrief over moeflons en hun leefomgeving op De Hoge Veluwe. 1 Hallo jongens en meisjes, Het kan zomaar gebeuren dat je bij een wandeling door de bossen van Het Nationale Park

Nadere informatie

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen.

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen. Samenvatting door een scholier 1790 woorden 1 juni 2016 7,9 13 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 2: KLIMATEN 2.1 Klimaten Waardoor is het niet

Nadere informatie

Praktische opdracht Biologie Evolutie en ordening PO

Praktische opdracht Biologie Evolutie en ordening PO Praktische opdracht Biologie Evolutie en ordening PO Praktische-opdracht door Bieb 1397 woorden 18 mei 2017 6,2 4 keer beoordeeld Vak Biologie Nieuwe olifantensoort ontdekt in Afrika 1a: Wat zijn de wetenschappelijke

Nadere informatie

SPEURTOCHT. Groep 7 en 8

SPEURTOCHT. Groep 7 en 8 SPEURTOCHT Groep 7 en 8 Met deze speurtocht loop je door het hele park. Door de vragen goed te beantwoorden kun je letters verdienen. Verzamel alle letters uit de dikgedrukte vakjes. Met deze letters kun

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

EEN EGEL HOUDT EEN WINTERSLAAP

EEN EGEL HOUDT EEN WINTERSLAAP EEN EGEL HOUDT EEN WINTERSLAAP 8.1. Kinderwerk. a. Tips, ideeën, mogelijkheden. 1. Het bekijken en natekenen van opgezette Zoogdieren. Let speciaal op kleur, model, gebit, klauwen. 2. Het observeren van

Nadere informatie

inhoud 1. Herten 2. Herten over de wereld 3. Hertenweetjes 4. Herten in Nederland 5. Nog meer herten 6. Filmpje Bronnen en foto s

inhoud 1. Herten 2. Herten over de wereld 3. Hertenweetjes 4. Herten in Nederland 5. Nog meer herten 6. Filmpje Bronnen en foto s Herten inhoud 1. Herten 3 2. Herten over de wereld 4 3. Hertenweetjes 5 4. Herten in Nederland 8 5. Nog meer herten 11 6. Filmpje 13 Bronnen en foto s 14 Colofon en voorwaarden 15 1. Herten Er zijn ongeveer

Nadere informatie

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen Gemeentelijk beleid Algemeen Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke

Nadere informatie

Jeugdpuzzel. Om de puzzel op te lossen moet je naar alle zalen van het museum. Jeugdpuzzel 2010 Natuurhistorisch Museum Maastricht

Jeugdpuzzel. Om de puzzel op te lossen moet je naar alle zalen van het museum. Jeugdpuzzel 2010 Natuurhistorisch Museum Maastricht Jeugdpuzzel Om de puzzel op te lossen moet je naar alle zalen van het museum. Kijk goed wat er op de foto s staat. Zoek ze op in de tentoonstellingen. Schrijf de gevraagde letter van de naam boven het

Nadere informatie

BRUINE BEER. Grote alleseter

BRUINE BEER. Grote alleseter BRUINE BEER Grote alleseter Een bruine beer ziet er schattig uit, maar vergis je niet. Deze beer is zonder twijfel het sterkste dier van Europa! Wist jij dat er veel kinderen zijn die wel eens met een

Nadere informatie

Cranium, jrg. 6, no. 2. " De grootwaardigheidsbekleeders in het geweldige. gevolg en de onmiddeliike nabiiheid der oli'

Cranium, jrg. 6, no. 2.  De grootwaardigheidsbekleeders in het geweldige. gevolg en de onmiddeliike nabiiheid der oli' Cranium, jrg. 6, no. 2 l9 De Pleistocene neushoorns van Nederland. Thijs van Kolfschoten SUMMARY " De grootwaardigheidsbekleeders in het geweldige rijk der mammouths, die altiid in het gevolg en de onmiddeliike

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Apenheul Geschiedenis Apenheul ging voor het eerst open in 1971. Het eerste en enige park ter wereld waar apen vrij in het bos leefden en vrij tussen de bezoekers konden lopen. Het begon met wolapen, slingerapen

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 26-28 augustus 2008 - Wim Giesen, 30 augustus 2008 25-28 augustus 2008 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek

Nadere informatie

Werkstuk Biologie De olifant

Werkstuk Biologie De olifant Werkstuk Biologie De olifant Werkstuk door een scholier 1538 woorden 18 februari 2006 6,5 631 keer beoordeeld Vak Biologie Inhoud: 1. voorwoord 2. de olifant 3. soorten olifanten en verschillen 4. waar

Nadere informatie

WEST-VLAAMSE ARCHEOKRANT

WEST-VLAAMSE ARCHEOKRANT V.O.B.o.W. nr. 75 - aug./sept. 2012 België-Belgique P.B. 8800 Roeselare 1 BC 6675 P 409155 WEST-VLAAMSE ARCHEOKRANT West-Vlaamse Archeokrant: Driemaandelijks tijdschrift, jaargang 20, afgiftekantoor Roeselare,

Nadere informatie

Verzorging van de Newfoundlander

Verzorging van de Newfoundlander Wat heb je nodig: Verzorging van de Newfoundlander - shampoo - conditioner - droge handdoeken - waterblazer +/- 199 - trimtafel +/- 250 - watten voor het schoonmaken van de oren - nagelknipper +/- 9 -

Nadere informatie