FAQ-sheet nieuwe opleiding maatschappijleer

Transcriptie

1 FAQ-sheet nieuwe opleiding maatschappijleer Deze FAQ-sheet bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit korte antwoorden op veelgestelde vragen. Het tweede deel (vanaf pagina 5) is een bijlage waarin dezelfde vragen staan, nu met een uitgebreidere toelichting. FAQ s Algemeen 1. Wat is de kern van het plan van de vakgroep? De vakgroep maatschappijleer stelt voor vanaf 1 augustus 2017, te beginnen met een integrale opleiding maatschappijleer. Dit heeft twee betekenissen: a. Een curriculum en onderwijseenheden waarbij vakspecifieke en generieke inhouden volledig geïntegreerd worden. b. Een integraal team, d.w.z. een team dat voor deze opleiding één organieke eenheid in het IvL vormt, op één locatie gehuisvest is, waarbinnen vakspecifieke en generieke deskundigheid samenkomt en dat voor de gehele opleiding (240 EC s) verantwoordelijkheid draagt. 2. Waarom wil de vakgroep maatschappijleer een integraal curriculum en team? Omdat het huidige curriculum en de huidige (team)organisatie een groot nadeel kennen dat met een integrale aanpak eenvoudig op te lossen is. Samengevat is dat nadeel: dat diverse (verspreid gelokaliseerde) teams in een gescheiden structuur, deze de opleiding (240 EC s) ontwikkelen en inrichten, met zo gescheiden verantwoordelijkheden, gescheiden invulling, planning en praktische uitvoering. Het gevolg hiervan is dat de totale opleidingsinhoud, merkbaar voor studenten, verre van optimaal opgebouwd is en uitgevoerd wordt. Integratie ondervangt dit. Zie de bijlage voor een andere toelichting. 3. Is dit plan alleen door de vakgroep Maatschappijleer bedacht? Ja, in het voorjaar van Deze FAQ-sheets is echter te zien als reactie op bijdragen die we inmiddels van vele collega s buiten de vakgroep hebben gekregen. 4. Waarom wil de vakgroep juist voor de opleiding maatschappijleer een integraal curriculum? Drie redenen: a. Bij deze vakgroep leeft al zeer lang de wens om integratie in curriculum en team te krijgen, vanwege de problemen onder 2. genoemd. b. Juist bij deze opleiding is er overlap tussen generieke en vakinhoudelijke inhouden en daarom de mogelijkheid aanwezig deze te integreren. c. De opleiding kent hiervoor een goed studentaantal: niet teveel (waardoor integrale coördinatie goed mogelijk is en een niet te groot team tot stand komt), niet te weinig (waardoor niet genoeg formatie zou vrijkomen). 5. Wat zijn de voor- en nadelen van het plan? De voordelen komen tot uiting in de behandeling van vraag 2. Mogelijke nadelen zijn samengevat: a. Generiek onderwijs zou niet identificeerbaar zijn. b. Integratie levert personele en organisatorische problemen op. c. Afspraken met stagescholen kunnen misschien niet waargemaakt worden. 1

2 IVL en HR 6. Wat is de meerwaarde van het plan voor het instituut en andere opleidingen? Op zeer veel punten kan uitvoering van het plan grote leereffecten voor het IvL opleveren. In de bijlage sommen we deze leereffecten op. 7. Hoe kan het IvL bewaken dat de nieuwe opleiding haar maatschappelijke verplichtingen nakomt en voldoende kwaliteit levert? De opleiding biedt volledige transparantie over de onder te brengen kwalificaties. De opleiding gebruikt de gebruikelijke instrumenten om de kwaliteit te bewaken. 8. Wat zijn de consequenties voor het OER? Wij voorzien dat er geen drastische aanpassingen van het OER nodig zijn om dit plan mogelijk te maken. 9. Wat zijn de consequenties voor algemene kaders binnen het IVL? Uit het plan blijkt dat we ons alle algemene kaders van het IvL willen houden. 10. Wat zijn de consequenties voor de stages? We houden ons aan dezelfde studiepunten als het gehele IvL en aan de algemene kaders hieromtrent. 11. Wat zijn de consequenties voor het minoronderwijs? Ten bate van studiesucces (vraag 30) en de opbouw van stages (vraag 10) willen we voorstellen voor deze nieuwe opleiding de minor naar begin jaar drie te brengen. Er is geen noodzaak om de organisatie van minoren voor dit plan verder aan te passen. Enige verschil: niet vierde- maar derdejaars volgen de minor. Het OER (vraag 8) moet dit mogelijk maken. 12. Wat zijn de consequenties voor de toetsweken? In principe geen, maar door integrale organisatie zijn er wel mogelijkheden hier efficiëntie te bereiken (zie bijlage) 13. Wat zijn de consequenties voor het jaarrooster? In principe geen, ook hier zijn echter door integratie efficiëntiemogelijkheden (zie bijlage) 14. In hoeverre is het deeltijdonderwijs kostendekkend voor een integrale opleiding? Door de integrale aanpak en roostering kan het deeltijdonderwijs vermoedelijk efficiënter worden ingericht. Integraal curriculum 15. Wat bedoelen jullie met een integraal curriculum? Zie de vragen 1 en Verdwijnen de generieke kennisbasis en generiek onderwijs uit het integrale curriculum? Het antwoord is volmondig nee. Sterker, bij de eerste gedachten voor een nieuw curriculum is de generieke kennisbasis als eerste uitgangspunt genomen. Zie bijlage voor een nadere toelichting. Zie ook de voorbeeld onderwijseenheden die we tot nu uitwerkten 2

3 17. Komen er grotere onderwijseenheden in het integrale curriculum? De kans daarop is aanzienlijk. Zie de uitwerking in de bijlage. 18. Vormen alle onderwijseenheden (dus minoren en keuzeonderwijs) onderdeel van het curriculum? Ja, rekening houdend met HR-kaders voor dit onderwijs. 19. Waarom geen gemeenschappelijk generiek onderwijs per cluster opgezet? Waarom moet dat per opleiding en niet per cluster? Waarom geen speciaal BV-team binnen het gehele cluster, dat in overleg met het cluster het BV-onderwijs geeft? In de kern: er blijven dan nog steeds gescheiden verantwoordelijkheden (zie vraag 2) en integratie kan alleen per opleiding omdat er niet zoiets is als een clusteropleiding. Zie bijlage voor nadere toelichting. Integraal team 20. Wat bedoelen jullie met een integraal team? Zie vraag Wat is de meerwaarde van dit plan voor docenten? Voor toekomstige docenten van het integrale team is meerwaarde dat deze docenten in de complete opleiding samen verantwoordelijkheid dragen en optrekken. Ook de organisatie van het team kan veel eenvoudiger. Alle opleidingsdocenten kunnen binding met studenten ontwikkelen (niet allen de vak vakgroep). 22. Betekent dit een verschuiving in formatie naar de opleiding maatschappijleer? Op basis van studentaantallen en rendementscijfers heeft een opleiding recht op een bepaalde formatie. Nu wordt die formatie over diverse teams verdeeld. In ons plan gaat de volledige formatie naar het opleidingsteam. 23. Betekent dit plan dat de huidige maatschappijleerdocenten (na uitbreiding van formatie, zie vraag 22) al het onderwijs van die opleiding gaat geven? Het complete integrale team, met daarin alle deskundigheden aanwezig, geeft als geheel het integrale curriculum. In de taaktoedeling zorgen we dat deskundige docenten de onderwijseenheden geven. Er is daartoe wel uitbreiding van het team met deze deskundigheden nodig. 24. Waarom is intensievere samenwerking met een vaste BV-collega niet voldoende? Intensievere samenwerking is altijd goed. Maar de problemen als genoemd onder de vragen 2 en 19 blijven dan in wezen in stand. Met een integraal team lossen we die problemen op. 25. Heeft het plan meerwaarde voor docenten? In die voorgestelde opleiding zijn er geen vak-of BV-docenten meer, alleen maar opleidingsdocenten. Voor het integrale team neemt de intensiteit (in bijvoorbeeld studentcontacten) en verantwoordelijkheid (voor de gehele opleiding) toe. De directe medeverantwoordelijkheid voor en samenwerking aan een gehele opleiding (in plaats van nu: een deel), is voor alle opleidingsdocenten aantrekkelijk. 3

4 26. Betekent dit plan dat docenten maatschappijleer BV-vakken gaan geven, en dat docenten BV maatschappijleervakken? Er bestaat in het team geen onderscheid meer tussen deze typen docenten. Al het onderwijs verdelen we op basis van deskundigheid in het team. Zoals gezegd (vraag 23) moeten deze deskundigheden wel in het team terecht komen. 27. Wat gebeurt er met docenten voor kleine eenheden en specialismen als Logopedie en Drama? Je kunt docenten met deze specialismen, en tegelijkertijd verantwoordelijk voor een klein aantal onderwijseenheden, niet voor substantiële formatie onderdeel van een integraal team laten zijn. We denken op dit moment dan aan een inhuurmodel : bij het maken van een jaarrooster overleggen we met deze docenten en plannen hen in. Studenten maatschappijleer 28. Wat is de meerwaarde van dit plan voor studenten? Zie de antwoorden onder vraag 2. Zij zullen een opleiding ervaren die meer samenhang vertoont, eenduidiger is, die door één team wordt gedragen en waarop zij één team kunnen aanspreken. 29. Wat vinden studenten maatschappijleer van het plan? Het plan is reeds aan meerdere studenten voorgelegd. Zij zijn tot nu zeer enthousiast over het plan. 30. Wat levert het integrale plan op in termen van rendement en studiesucces? We geloven dat dit een belangrijk resultaat kan zijn van ons voorstel. Om meerdere redenen: binding is sterker, controle op studieverloop is sterker, studentzaken zijn onderwerp van gesprek in een breed team, planning van het curriculum verloopt beter, door afstemming neemt overlap af. 4

5 BIJLAGE: nadere toelichting In deze bijlage herhalen we de vragen, maar geven nu een uitgebreidere toelichting. Definities Opleiding: Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3., WHW). Een opleiding heeft één CROHO-code en wordt afgerond met één getuigschrift. Onderwijseenheid: elk afzonderlijk getoetst onderdeel van een opleiding, tot uiting komend in daaraan toebedeelde/te behalen studiepunten. Examenprogramma: in het IvL: het complete overzicht van alle onderwijseenheden en daarbij horende studiepunten van één opleiding van één cohort studenten. Exameneenheid: in het IvL: categorie van bij elkaar horende onderwijsheden in het examenprogramma. In de het IvL komen de volgende exameneenheden voor: Vak, Vakdidactiek, Beroepsvoorbereiding en onderwijskunde (BV), Stage, SLC, Keuzevakken, Minoren. Algemeen 1. Wat is de kern van het plan van de vakgroep? De vakgroep maatschappijleer stelt voor vanaf 1 augustus 2017, te beginnen met een integrale opleiding (als gedefinieerd) maatschappijleer. Dit heeft twee betekenissen: a. Een curriculum en onderwijseenheden waarbij vakspecifieke en generieke inhouden volledig geïntegreerd worden. b. Een integraal team, d.w.z. een team dat voor deze opleiding één organieke eenheid in het IvL vormt, op één locatie gehuisvest is, waarbinnen vakspecifieke en generieke deskundigheid samenkomt en dat voor de gehele opleiding (240 EC s) verantwoordelijkheid draagt. 2. Waarom wil de vakgroep maatschappijleer een integraal curriculum en team? Omdat het huidige curriculum en de huidige (team)organisatie een groot nadeel kennen dat met een integrale aanpak eenvoudig op te lossen is. Samengevat is dat nadeel: dat diverse (verspreid gelokaliseerde) teams in een gescheiden structuur, deze de opleiding (240 EC s) ontwikkelen en inrichten, met zo gescheiden verantwoordelijkheden, gescheiden invulling, planning en praktische uitvoering. Het gevolg hiervan is dat de totale opleidingsinhoud, merkbaar voor studenten, verre van optimaal opgebouwd is en uitgevoerd wordt. Integratie ondervangt dit. In onderstaande lijst werken we dit uit: a. Gescheiden verantwoordelijkheden bij inrichten curriculum. Het curriculum/examenprogramma (als gedefinieerd) komt tot stand doordat eerst puntenverdelingen voor exameneenheden (als gedefinieerd) worden vastgesteld, het BV-team vervolgens de inhouden en namen van betreffende exameneenheid bepaalt. Stage en SLC worden in weer andere overleggroepen ingevuld. De overige vakgroepen stemmen daarop het resterende onderwijs af. Zo vindt het ontwerp van een opleidingscurriculum, de inrichting van het examenprogramma, nu met gescheiden verantwoordelijkheden 1 plaats, 1 Uiteindelijk is uiteraard alleen de directie verantwoordelijk. 5

6 daar waar dat voor een opleiding, gezien van het getuigschrift, integraal moet gebeuren. Afstemming tussen exameneenheden vindt wel plaats, maar wezenlijk blijft de gescheiden verantwoordelijkheid voor het curriculum van een opleiding, door de huidige structuur, in stand. b. Praktische curriculumuitvoer gescheiden De genoemde exameneenheden worden vervolgens door aparte groepen, onafhankelijk van elkaar van namen, studiepunten en doelen voorzien. Die groepen kiezen apart van elkaar literatuur en didactiek. Ze maken los van elkaar cursusbeschrijvingen, plannen en roosteren en toetsen apart. Samenwerking gebeurt, maar de organieke scheiding tussen deze teams houdt deze praktische curriculumuitvoer toch gescheiden. Voor studenten is dat nadelig omdat zo het gevoel krijgen met twee verschillende (stijlen binnen) opleidingen te maken hebben. c. Overlap door gescheiden inrichting Generieke en vakinhoudelijke inhouden en onderwijseenheden (als gedefinieerd) die een duidelijke relatie met elkaar hebben, worden (ondanks samenwerking), door bovenstaande structuur, met gescheiden verantwoordelijkheden en belangen ontwikkeld en ingericht (in aparte teams, onderwijseenheden, exameneenheden, toetsing, didactiek, etc.). Daardoor ontstaat overlap. Studenten merken en benoemen dit bij voortduring. d. Gescheiden 'thuisplek' studenten Studenten kunnen niet alle bij de opleiding betrokken docenten op een plek vinden, aanspreken, om raad vragen. Dit maakt identificatie met de opleiding, het vinden van een thuisplek voor studenten, onnodig lastig. e. Gescheiden roostering en planning maakt afspraken moeilijk. Ondanks het hebben van contactpersonen BV per opleiding, blijkt in de praktijk pas bij de roostering welke BV-docenten voor een opleiding concreet betreffende onderwijseenheden verzorgen. Het is dan lastig met deze docenten (op het laatst) afspraken te maken. f. Onderwijsafstemming door overleg achteraf i.p.v. inrichting vooraf. Het is nu nodig om tussen teams voortdurend afspraken te maken over mogelijke aanpassingen van generiek of vakspecifiek onderwijs aan de specifieke opleiding. Dit kost veel overleg. De verdeling van alle inhouden, over alle onderwijseenheden, vindt namelijk vooraf niet plaats (zie a.), waardoor dit overleg achteraf steeds noodzakelijk is. Veel overleg is reparatie van curriculumontwerp met gescheiden verantwoordelijkheden, daar waar integraal curriculumontwerp daarin veel kan voorkomen. Dat overleg achteraf kan ook niets veranderen aan de curriculumstructuur (de inrichting van de exameneenheden en onderwijseenheden) wat wel zou moeten. g. Studentkwesties gescheiden aan de orde. Studentkwesties en contacten (studievoortgang, ontwikkeling, diplomering, BSA s, studiekeuzechecks, open dagen, alumni) vallen nagenoeg alleen onder de vak vakgroep (maatschappijleer), of komen gescheiden aan de orde in verschillende teams. Studenten spreken op dit soort kwesties alleen de vak vakgroep aan. h. Planning en roostering niet optimaal. De planning (combisheets) van de onderwijseenheden BV, Stage en SLC vindt eerst plaats, ook in deeltijd. Daarna kunnen de vakgroepen daar omheen plannen en roosteren. Dit leidt tot een inflexibele planning en roostering, alsmede tot complexiteit bij het gemeenschappelijk roosteren van samenhangende onderwijseenheden. Studenten krijgen zo een jaarprogramma dat zowel inhoudelijk als organisatorisch minder optimaal is dan mogelijk. i. Verspreide aanspreekbaarheid opleiding. Op de vraag welk team een opleiding vormgeeft en daarop aanspreekbaar is, is nu het antwoord: diverse. Dit geldt voor de HR (studenten, directie, CvB, managers), als voor de buitenwereld (accreditatie, alumni, stagedocenten). 6

7 j. Verantwoordelijkheden naar opleiding verschuiven onmogelijk als deze organisatorisch niet bestaat. In de HR leeft, met de komst van Ron Bormans, steeds meer de gedachte verantwoordelijkheden aan de opleiding te geven. In het geval van het IvL valt de opleiding (zoals boven wettelijk gedefinieerd) niet samen met een integraal curriculum en team. Wie krijgt dan betreffende verantwoordelijkheden? Ron Bormans heeft overigens persoonlijk en in heldere woorden het plan voor de nieuwe opleiding maatschappijleer omarmd. k. Algehele coördinatie overbodig complex. Door bovenstaande nadelen, vooral de gescheiden verantwoordelijkheden en gescheiden organisatie, is op al deze punten de coördinatie en uitvoer van de opleiding onnodig complex, inefficiënt en dus duur. Zie alleen al de kosten van het coördinerende overleg. Bij twee opleidingen maatschappijleer in Nederland (de HvA en Fontys) is deze coördinatie simpelweg overbodig. 3. Is dit allen door de vakgroep Maatschappijleer bedacht? 4. Waarom wil de vakgroep juist voor de opleiding maatschappijleer een integraal curriculum? Drie redenen: - Bij deze vakgroep leeft, anders dan bij andere vakgroepen, al zeer lang de wens om integratie in curriculum en team te krijgen, vanwege de problemen onder 2. genoemd. - Juist bij deze opleiding is er overlap tussen generieke en vakinhoudelijke inhouden en daarom de mogelijkheid aanwezig deze te integreren. - De opleiding kent hiervoor een mooi studentaantal: niet teveel (waardoor integrale coördinatie goed mogelijk is en een niet te groot team tot stand komt), niet te weinig (waardoor niet genoeg formatie zou vrijkomen). 5. Wat zijn de voor- en nadelen van het plan? De voordelen komen tot uiting in de behandeling van vraag 2. a. Generiek onderwijs niet identificeerbaar? Nadelen staan reeds in het plan. Samengevat: Belangrijk generiek onderwijs voor alle lerarenopleidingen, kan door aparte examen- en onderwijseenheden, met een apart team gewaarborgd blijven. Immers, zo is dat onderwijs inhoudelijk en organisatorisch herkenbaar. Om die reden kennen de tweedegraads lerarenopleidingen van de HR (en rechtsvoorgangers), al sinds hun ontstaan deze structuur. Integrale opleidingen zouden hier afbreuk aan doen. b. (Personele) organisatie ongunstig? Een aanvullend nadeel is dat een integrale opleiding/team de gebruikelijke personele organisatie doorbreekt. Dat heeft mogelijke gevolgen voor het personeel dat in een andere teamverband moet werken dan tot nu toe: zij moeten een nieuwe collegiale band opbouwen. Rob Elgershuizen: In het Ivl lijkt het wel of er dertien tunnels eigenstandig onder de Maas willen doorgaan. Hij schetst de relatieve scheiding tussen de vakgroepen. Het toebedelen van generieke onderwijs aan het BV-team, kan zorgen voor eenheid. Bij een opleiding in een integraal team houdt dat mogelijk op. Maar in het verlengde van Rob: door de huidige, beschreven verantwoordelijkheidsstructuur binnen opleidingen gaan er niet dertien, maar zesentwintig tunnels onder de Maas. In ons voorstel is dit aantal juist te verkleinen. c. Controleverlies? Als we ons voorstel mogen uitvoeren, dan leidt dat mogelijk tot loslatingsangst. Er wordt van iedere leidinggevende en van vele collega s gevraagd vertrouwen te hebben in de mogelijkheid van een integraal 7

8 team eigen verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien wijkt deze opleiding af, waardoor de angst bestaat hier geen controle over te hebben. d. Afspraken voor stages niet mogelijk? Het plan levert mogelijk problemen op in de stages. Aangezien het curriculum (door genoemde) integratie er anders uitziet, is het voor stagescholen (voor OidS), misschien onoverzichtelijk dat het programma van één opleiding afwijkt. Uit het plan blijkt echter dat de integrale opleiding zich aan de kaders van het Ivl zal houden, dus ook op dit punt. e. Onoverzichtelijker organogram? Er is ook een organisatieprobleem: het bestaande organogram van het IvL, en daarmee de spreiding van verantwoordelijkheden in het IvL als geheel, doorbreken we met ons plan. De verantwoordelijkheden voor één opleiding zijn echter wel overzichtelijker verdeeld. IVL en HR 6. Wat is de meerwaarde van het plan voor het instituut en andere opleidingen? Op alle genoemde punten kan uitvoering van het plan grote leereffecten voor het IvL opleveren. Zie eerst de punten onder vraag 2. Als die punten gunstig uitpakken, dan kunnen veel opleidingen dezelfde verbeteringen snel overnemen. Andere opleidingen kunnen dan een beter opgezet en georganiseerd worden. Als het plan niet op alle punten werkt, dan heeft het IvL toch meer kennis over opleidingsalternatieven. Hieronder doen we uitspraken over studiesucces of over relaties met studenten. Als ons plan hiervoor goed uitvalt, dan is dit van groot belang voor andere opleidingen. Kennelijk is een andere opzet van teams en curricula daar een factor in, zo zou kunnen blijken. De meerwaarde is dat met dit plan de HR-wens om meer verantwoordelijkheden aan opleidingen te even, in één stap gerealiseerd wordt. Er zal vervolgens blijken of een opleiding deze verantwoordelijkheid aankan: een belangrijk leereffect. 7. Hoe kan het IvL bewaken dat de nieuwe opleiding haar maatschappelijke verplichtingen nakomt en voldoende kwaliteit levert? De kwaliteit van de nieuwe opleiding wordt bewaakt op eenzelfde manier als dat nu gebeurt. Daarnaast kennen het examenprogramma, de cursusinhouden en toetsing volstrekte openbaarheid. Iedereen die belangstelling heeft kan voortdurend kijken of alle competenties, kwalificaties, eindtermen, leerdoelen, dublindescriptoren, etc. een plaats krijgen en getoetst worden in de opleiding. De openbare database voor opleidingskwalificaties, die de vakgroep maatschappijleer nu al heeft, kan daarbij een rol spelen. 8. Wat zijn de consequenties voor het OER? Wij voorzien vooralsnog geen drastische aanpassingen van het OER om dit plan mogelijk te maken. We willen wel, samen met de tekstschrijvers van het OER, goed kijken naar details die mogelijk de nieuwe opleiding dwarszitten. Dan zouden die details aangepast moeten worden (zie verderop in de tekst). 9. Wat zijn de consequenties voor algemene kaders binnen het IVL? Uit het plan blijkt dat we ons aan nagenoeg alle kaders van het IvL willen houden. Onze ideeën gaan nu wel uit naar iets andere opzet van de stages (andere opbouw gedurende de opleiding, zie plan) en een andere plaatsing van de minoren (naar jaar drie). Maar dit is, lijkt ons, geen ernstige afwijking van de kaders. 8

9 10. Wat zijn de consequenties voor de stages? We houden ons aan dezelfde studiepunten als het gehele IvL. Er liggen wel voorstellen de opbouw van stages iets anders te doen: toenemende punten gedurende de gehele opleiding (meeste dus in jaar vier) en niet altijd in een lintmodel (om betaalde banen bij studenten te ontmoedigen). Er zijn plannen om de stageinstructie en beoordeling aanzienlijk te vereenvoudigen, wat in een integraal team/opleiding goed kan. Voor de OidS-stages houden we ons geheel aan de kaders. Het buitenschools curriculum zal voor deze opleiding dezelfde competenties bevatten, hooguit onder iets andere cursusnamen verscholen. De dagen voor stages kunnen eenvoudiger bepaald worden (vraag 13). 11. Wat zijn de consequenties voor het minoronderwijs? Ten bate van studiesucces (vraag 30) en de opbouw van stages (vraag 10) willen we voorstellen voor deze nieuwe opleiding de minor naar begin jaar drie te brengen. Er is geen enkele noodzaak om de organisatie van minoren voor dit plan verder aan te passen. Enige verschil: niet vierde- maar derdejaars volgende minor. Het OER (vraag 8) moet dit mogelijk maken. 12. Wat zijn de consequenties voor de toetsweken? In principe geen. Wel hopen wel dat docenten binnen hun onderwijseenheden hun eigen toetsing mogen organiseren, waardoor huidige toetsweken lesweken worden. We hopen hertoetsen op randuren (voltijd en deeltijd tegelijk), gedurende gewone lesweken te organiseren (in het blok na het blok van de aangeboden onderwijseenheid). Ook streven we vermindering van het aantal hertoetsmogelijkheden na. 13. Wat zijn de consequenties voor het jaarrooster? In principe geen. Wel streven we naar een rooster waarin alle onderwijseenheden voor een compleet schooljaar geroosterd zijn. Dit kan met de integrale aanpak, waarin voor alle betrokken docenten vooraf duidelijk is wat ze wanneer kunnen geven. Stagedagen kunnen zo (als restdagen in dit jaarrooster) goed zichtbaar worden. 14. In hoeverre is het deeltijdonderwijs kostendekkend voor een integrale opleiding? Door de integrale aanpak en roostering (zie vraag 13) kan het deeltijdonderwijs vermoedelijk efficiënter worden ingericht. Dit nog los van didactische vernieuwingen als flipping the classroom of blended learning. Bij de vakgroep maatschappijleer leven aanvullende ideeën (het niet elk studiejaar aanbieden van alle onderwijsheden) om dit nog efficiënter te doen, wat in principe mogelijk moet zijn in een integraal team. Integraal curriculum 15. Wat bedoelen jullie met een integraal curriculum? Zie de vragen 1 en Verdwijnen de generieke kennisbasis en generiek onderwijs uit het integrale curriculum? Van alle vragen heerst omtrent deze vraag de grootste angst. Het antwoord is volmondig nee. Sterker, bij een eerste poging een integraal curriculum te maken, is als eerste van deze generieke inhouden uitgegaan. Wel is het voorstel deze inhouden met vakinhouden te integreren. een mooi voorbeeld is een onderwijseenheid als Socialisatie en cultuur. Enerzijds kan een dergelijk onderdeel generieke inhouden rond ontwikkelingspsychologie en onderwijssociologie bevatten. Tegelijkertijd is dit een examenonderwerp maatschappijleer in het tweedegraads gebied. Een ander voorbeeld zou een onderwijseenheid als Onderzoeksmethoden kunnen zijn: enerzijds bevat dit de generieke kennisbasis rond om praktijkonderzoek, tegelijkertijd bevat dit 9

10 de sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden uit de vakinhoudelijke en vakdidactische kennisbasis. Tot slot: zie vraag 7: de opleiding verwerkt uiteraard alle maatschappelijke wensen in het curriculum en bewaakt de kwaliteit. Dat geldt evenzeer voor het generieke onderwijs. 17. Komen er grotere onderwijseenheden in het integrale curriculum? De kans daarop is aanzienlijk. Zie voorbeelden als bij vraag 16. Ook onderdelen die nu gesplitst worden in studiepunten (Stage jaar 3: viermaal vijf punten, of Vakdidactiek jaar 2: tweemaal vier punten) voegen we samen. Uiteraard zorgen we er wel voor dat de studielast evenwichtig over het jaar verdeeld is. 18. Vormen alle onderwijseenheden (dus minoren en keuzeonderwijs) onderdeel van het curriculum? De minoren volgen studenten van deze nieuwe opleiding hetzelfde als alle andere studenten van de HR. Wel willen we kijken of we de minoren in jaar drie kunnen plannen. Voor het keuzeonderwijs zij in de HR ruimere mogelijkheden gekomen. Opleidingen kunnen bijvoorbeeld deficiëntiecursussen aanbieden. Wij willen hieraan meedoen, maar studenten tegelijk de mogelijkheid bieden bij het HR-aanbod aan te laten sluiten. 19. Waarom geen gemeenschappelijk generiek onderwijs per cluster opgezet? Waarom moet dat per opleiding en niet per cluster? Waarom geen speciaal BV-team binnen het gehele cluster, dat in overleg met het cluster het BV-onderwijs geeft? Een flink aantal voorstellen kan niet per cluster worden uitgewerkt. Zie bijvoorbeeld onder vraag 2, nagenoeg alle punten. Maar zie ook de (voorbeelden van) vragen 4, 10, 13, 13 en 16. In andere woorden: Ten eerste bestaan curricula en examenprogramma s alleen per opleiding. Integratie van inhouden daarbinnen, kan dus alleen per opleiding. Er bestaat niet zoiets als een clustercurriculum of clusterexamenprogramma, net zo min als er clustergetuigschrift is. Ten tweede: zie het voorbeeld van vraag 16. Een dergelijke integratie is voor andere opleidingen van het cluster niet mogelijk omdat zij dergelijke inhouden niet in de vakkennisbasis hebben. Ten derde is praktische uitvoering van de opleiding in ons voorstel alleen efficiënt als dat door en in het integrale team gebeurt. Ten vierde kan wellicht generiek onderwijs voor een cluster gemeenschappelijk opgezet worden. Maar dan ontstaat eigenlijk dezelfde situatie als voor het gehele IvL: een niet-geïntegreerde, apart benoemde en georganiseerde exameneenheid, met een eigen organisatie en gescheiden verantwoordelijkheden. Opleiding en team vallen in ons voorstel samen, een principe dat opgegeven wordt als deze gescheiden verantwoordelijkheden per IvL of per cluster blijft bestaan. Integraal team 20. Wat bedoelen jullie met een integraal team? Zie vraag Wat is de meerwaarde van dit plan voor docenten? Voor toekomstige docenten van het integrale team is meerwaarde: a. dat deze docenten echt samen deze opleiding inrichten en uitvoeren, in plaats vanuit aparte teams. b. dat deze docenten in een kamer zitten en dus eenvoudig over opleidingskwesties kunnen communiceren; c. dat deze docenten gelijkelijk door studenten als docenten van de opleiding kunnen worden gezien. 10

11 d. dat de afstemming, planning, roostering van onderwijseenheden door de integrale aanpak sneller en vollediger (voor het gehele jaar) mogelijk is. Dat is goed voor de rust en overzicht. PTD kan voor het integrale team in zijn geheel worden bepaald. 22. Betekent dit een verschuiving in formatie naar de opleiding maatschappijleer? 23. Betekent dit plan dat de huidige maatschappijleerdocenten (na uitbreiding van formatie, zie vraag 22) al het onderwijs van die opleiding gaat geven? 24. Waarom is intensievere samenwerking met een vaste BV-collega niet voldoende? 25. Heeft het plan meerwaarde voor docenten? 26. Betekent dit plan dat docenten maatschappijleer BV-vakken gaan geven, en dat docenten BV maatschappijleervakken? 27. Wat gebeurt er met docenten voor kleine eenheden en specialismen als Logopedie en Drama? Dit is een nog relatief onuitgewerkt onderdeel van het plan. Je kunt docenten met deze specialismen, en tegelijkertijd verantwoordelijk voor een klein aantal onderwijseenheden, niet voor substantiële formatie onderdeel van een integraal team laten zijn. We denken op dit moment dan aan een inhuurmodel : bij het maken van een jaarrooster overleggen we met deze docenten en plannen hen in. Studenten maatschappijleer 28. Wat is de meerwaarde van dit plan voor studenten? 29. Wat vinden studenten maatschappijleer van het plan? 30. Wat levert het integrale plan op in termen van rendement en studiesucces? We geloven dat dit een belangrijk resultaat kan zijn van ons voorstel. Om meerdere redenen: a. De binding tussen docenten en studenten wordt sterker, immers niet meer verdeeld over diverse organieke eenheden, maar met maar één team. b. Een aantal voorstellen voor de nieuwe opleiding tot nu toe, zorgen ervoor dat a) studenten minder in verleiding komen een baan te nemen (zie vragen 10 en 11b) in het kwetsbaarste jaar (jaar vier) intensiever begeleid worden. c. Door het integrale curriculum en integrale team zullen studentkwesties veel integraler aan de orde komen (zie vraag 2 h). Er kan in integraal verband overleg worden gevoerd en actie ondernomen. Daardoor zijn de monitoring en aanpak van studie-achterstanden intensiever. 11

12 d. Door integrale roostering en planning kan studielast integraal worden verdeeld (in plaats van omheen roosteren, zie vraag 2 i). Er kan meer rekening worden gehouden met gunstige stagedagen, of zelfstudiebevorderende roosters. Dit alles bevordert overzicht en studieplanning van de student. 12