Overkoepelend rapport huiselijk geweld. Concept. 31 mei Henk C.J. van der Veen Ministerie van Justitie, WODC
|
|
- Pieter-Jan Bauwens
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Overkoepelend rapport huiselijk geweld Concept 31 mei 2010 Henk C.J. van der Veen Ministerie van Justitie, WODC Stefan Bogaerts Universiteit van Tilburg, Intervict
2 Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Methoden en Technieken Inleiding Wetenschappelijke kritiek op het huiselijk geweld onderzoek uit De noodzaak van nieuw landelijk onderzoek naar huiselijk geweld Randvoorwaarden bij de vormgeving van het onderzoek Ontwikkelingen binnen surveyonderzoek Surveyonderzoek en bronnen van vertekening Uitgangspunten bij de keuze van de onderzoeksmethoden Efficiency en herhaalbaarheid Generaliseerbaarheid Meetkwaliteit Conclusie Toegepaste methoden en technieken en gebruikte data Bevraging online panel Face to face interviews Secundaire analyse Vangst-hervangst methode voor omvangschatting Synthese van de resultaten van de drie deelonderzoeken Theorieën en achtergronden van huiselijk geweld Partnergeweld en gecombineerd slachtoffer- en daderschap Inleiding Incidentie van partnergeweld Slachtofferschap van huiselijk geweld Daderschap van huiselijk geweld Gecombineerd slachtoffer- en daderschap Meldingsgedrag bij de politie Conclusies en slotbeschouwing Beantwoording onderzoeksvragen Onderzoeksagenda: openstaande vragen voor vervolgonderzoek Slotbeschouwing Literatuur Samenstelling begeleidingscommissie
3 Voorwoord PM 2
4 1 Inleiding Een effectieve aanpak van huiselijk geweld is gebaat bij een actueel inzicht in de omvang en de aard van het maatschappelijke probleem huiselijk geweld. Duidelijk is dat op dit moment dit actuele inzicht niet bestaat. Het laatste grootschalige algemene onderzoek naar huiselijk geweld in Nederland werd in 1997 uitgevoerd door Intomart (Van Dijk, e.a., 1997). Daarna is er wel veel huiselijk geweld onderzoek uitgevoerd, maar dat richtte zich op deelgebieden of deelgroepen binnen het huiselijk geweld of op lokale of regionale schaalniveaus. Een van de voorbeelden hiervan is het onderzoek uit 2002, eveneens door Intomart, naar huiselijk geweld onder de grootste allochtone bevolkinggroepen in Nederland (Van Dijk & Oppenhuis, 2002). Dit onderzoek werd uitgevoerd na een aanbeveling uit het eerste huiselijk geweld onderzoek, omdat dat vooral een beeld schetste van het huiselijk geweld in autochtoon Nederland. Andere voorbeelden van huiselijk geweld onderzoek zijn de jaarlijkse rapportages van onderzoeksbureau Beke met de overzichten van de meldingen en aangiftes van huiselijk geweld bij de politie en de verdeling daarvan naar type van geweld (Ferwerda, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009). Een voorbeeld van lokaal huiselijk geweld onderzoek is het vangsthervangstonderzoek dat in Haarlem in 2006 is uitgevoerd om de omvang van huiselijk geweld in Haarlem te schatten (Oosterlee & Vink, 2006). Amsterdam gebruikte in 2009 dezelfde methode voor het vaststellen van de aard en de omvang van het huiselijk geweld (Van Rooij & Buster, 2009). Deze onderzoeken maakten inzichtelijk dat huiselijk geweld een omvangrijk maatschappelijk probleem vormt. Mede op basis van deze onderzoeken werden er diverse grote beleidsprogramma s ontwikkeld om huiselijk geweld tegen te gaan. In de nota Privé Geweld - Publieke Zaak van 2002 werden beleidsvoornemens voor de aanpak van huiselijk geweld geformuleerd voor de periode (Tweede Kamerstuk, , 28345, nr. 2). Beleidsvoornemens waren bijvoorbeeld het bevorderen van de samenwerking tussen politie, OM en hulpverleningsorganisaties en het ontwikkelen van nieuwe, effectievere methoden en strategieën voor de bestrijding van huiselijk geweld. Ook in het Grote Steden Beleid, een ander groot beleidsprogramma, vormde huiselijk geweld een speerpunt (Ministerie van Binnenlandse Zaken, 2004). In het kader van het Grote Steden Beleid maakten Rijk en 31 grote gemeenten afspraken voor de periode over activiteiten en beoogde resultaten. Ook in een van de prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning is de bestrijding van huiselijk geweld opgenomen. Deze wet is per 1 januari 2007 ingevoerd. Tenslotte werd in 2008 het Plan van aanpak huiselijk geweld De volgende fase geïmplementeerd (Ministerie van Justitie, 2008). Dit plan van aanpak omvat 23 actiepunten die tot 2011 worden uitgevoerd. De actiepunten zijn in drie thema s ondergebracht, te weten Preventie, signaleren en interveniëren, Onderzoek en Instrumenten en ketensamenwerking. Het uitvoeren van een grootschalig onderzoek naar huiselijk geweld vormt actiepunt 8 in dit plan van aanpak. De behoefte aan actuele onderzoeksresultaten op landelijk niveau en op alle deelgebieden binnen huiselijk geweld vormde voor de ministeries van Justitie, Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de aanleiding om het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) te vragen een nieuw grootschalig landelijk onderzoek op het terrein van huiselijk geweld op te zetten, te begeleiden en - deels - uit te voeren. 3
5 Het WODC heeft het onderzoek opgezet in drie deelonderzoeken. De deelonderzoeken werden in 2007 in uitvoering genomen. In het eerste deelonderzoek staat het slachtoffer van huiselijk geweld centraal. Het onderzoek heeft als doel inzicht te bieden in de kenmerken van slachtoffers van huiselijk geweld, van het soort en de ernst van het huiselijk geweld waarvan ze slachtoffer werden en van hun hulpzoekgedrag. Het slachtoffer deelonderzoek is uitgevoerd door Intomart (Van Dijk e.a., 2010). Het tweede deelonderzoek richt zich op daders van huiselijk geweld en is uitgevoerd door onderzoekers van het WODC en van de Universiteit van Tilburg (Van der Knaap, e.a., 2010). In het daderonderzoek zijn de kenmerken van daders in kaart gebracht, zijn daderstypologieën afgeleid en is het hulpzoeken recidivegedrag van daders van huiselijk geweld vastgesteld. Tenslotte is in het derde deelonderzoek door onderzoekers van de Universiteit Utrecht een schatting uitgevoerd van het aantal slachtoffers en daders van huiselijk geweld en hun kenmerken (Van der Heijden en Van Gils, 2009). Kindermishandeling maakt uiteraard deel uit van huiselijk geweld. Toch richt het nu uitgevoerde onderzoek zich niet specifiek op kindermishandeling. Hiervoor zijn twee redenen. In de eerste plaats is gekozen het onderzoek te focussen op huiselijk geweld dat zich de laatste vijf jaar heeft voorgedaan. Daardoor vallen veel ervaringen met kindermishandeling buiten dit onderzoek. Ook speelde bij deze beslissing mee dat er in 2007 in opdracht van het WODC twee grote onderzoeken zijn uitgevoerd naar de aard en omvang van kindermishandeling (IJzendoorn e.a., 2007, Lamers-Winkelman e.a., 2007). Het overkoepelende rapport huiselijk geweld, dat hier voorligt, heeft vijf doelstellingen: 1. Een synthese uitvoeren, waarbij de resultaten van de deelonderzoeken met elkaar in relatie worden gebracht. 2. De reikwijdte van de resultaten van de deelonderzoeken aangeven. 3. De resultaten van nieuwe analyses over partnergeweld te rapporteren. Hiermee wordt het beter mogelijk om een internationale vergelijking van huiselijk geweld te maken. Daarnaast zal worden ingegaan op de eventuele samenhang tussen slachtofferschap en daderschap van voorvallen van huiselijk geweld. 4. Door de theorie gestuurde nieuwe analyses op de databestanden uitvoeren, waarbij hypothesen worden getoetst. 5. Nog openstaande belangrijke onderzoeksvragen agenderen voor vervolgonderzoek. Deze doelstellingen vallen uiteen in de volgende onderzoeksvragen: DIT WORDT BETER GESPECIFICEERD: 1. Welke waarde kan worden toegekend aan de resultaten van de drie deelonderzoeken die in het kader van het grootschalige onderzoek huiselijk geweld zijn uitgevoerd? a. Wat zijn de kenmerken en de voor- en nadelen van de methoden en technieken die zijn ingezet in de deelonderzoeken huiselijk geweld. b. Wat levert een synthese van de onderzoeksbevindingen uit de drie deelonderzoeken op? 2. In hoeverre kunnen er vanuit de wetenschappelijke literatuur rond slachtofferschap, daderschap en gemengd slachtoffer en daderschap van huiselijk geweld toetsbare hypothesen worden afgeleid? 3. EVENTUEEL In hoeverre zijn deze hypothesen houdbaar na toetsing? 4. Wat is de incidentie van slachtofferschap en daderschap van de diverse vormen van huiselijk geweld die door partners of ex-partners wordt gepleegd? 5. In welke mate zijn slachtoffers van huiselijk geweld ook daders van huiselijk geweld? 4
6 6. Welke vragen zijn blijven openstaan na het afronden van het grootschalige huiselijk geweld onderzoek en hoe kunnen deze vragen worden geprioriteerd? Het Intomart rapport van het eerste grootschalige landelijke onderzoek naar huiselijk geweld gaf aanleiding tot een methodologische discussie die werd gevoerd in de landelijke media en in een aantal vaktijdschriften (bijvoorbeeld Römkens, 1997a, 1997b, Van Dijk, 1997a, 1997b, Van Dijk 1998a, Bijleveld, 1998 en 1998a, Van Daalen, 1998). Om misverstanden te voorkomen over de reikwijdte van het onderzoek besteden we in hoofdstuk 2 van dit rapport de nodige aandacht aan de methoden en technieken die in de deelonderzoeken zijn toegepast. Uit de discussies naar aanleiding van het eerste onderzoek naar huiselijk geweld hebben we geleerd dat het een zeer gevoelig onderwerp betreft en dat de gevoeligheid niet beperkt blijft tot het onderwerp alleen, maar dat ook de wijze waarop inzicht in het huiselijk geweld is verkregen gevoelig ligt. De noodzaak voor een methodologische bespiegeling van het nu uitgevoerde huiselijk geweld onderzoek wordt nog versterkt vanwege de beslissing om in de deelonderzoeken een aantal onderzoeksmethoden en technieken te gebruiken die ongebruikelijk zijn voor huiselijk geweld onderzoek. De voor- en nadelen van deze methoden en technieken en de reikwijdte van de resultaten komen daarbij aan de orde. Hoofdstuk 3 omvat een synthese van de belangrijkste resultaten van de drie deelonderzoeken. In de synthese wordt een kritische beschouwing gegeven van de onderzoeksresultaten. Hierbij wordt ingegaan op de methodologische betrouwbaarheid en de waarde die er aan de resultaten van de deelonderzoeken kan worden toegekend. In hoofdstuk 4 komen theorieën en achtergronden van huiselijk geweld aan de orde. Uit deze theorieën kunnen hypothesen worden afgeleid die vervolgens worden getoetst. OF WE DAT OOK GAAN DOEN, BESPREKEN WE GRAAG IN DE BEGELEIDINGSCOMMISSIE. In hoofdstuk 5 worden resultaten van enkele nieuwe analyses weergegeven. In de eerste plaats gaat het om de incidentie van partnergeweld. Deze analyse is uitgevoerd met het oog op de internationale vergelijkbaarheid. Daarnaast wordt ingegaan op de mate waarin er sprake is van gecombineerd slachtofferschap en daderschap van voorvallen van huiselijk geweld. Een belangrijk deel van de slachtoffer- en dadergegevens is vergaard in dezelfde dataverzameling. Hierdoor wordt het mogelijk om de eventuele relatie tussen slachtofferschap en daderschap van huiselijk geweld aan te geven; In hoeverre zijn daders van huiselijk geweld ook slachtoffers van huiselijk geweld? en, andersom, In hoeverre zijn slachtoffers ook dader van huiselijk geweld? Hoofdstuk 6 is een concluderend hoofdstuk, waarin de onderzoeksvragen worden beantwoord, een onderzoeksagenda wordt weergegeven met openstaande onderzoeksvragen voor vervolgonderzoek. Het rapport wordt afgesloten met een slotbeschouwing, waarin de onderzoekers aangeven wat het onderzoek heeft opgeleverd. 5
7 2 Methoden en Technieken 2.1 Inleiding Het nu uitgevoerde huiselijk geweld onderzoek is breder opgezet dan het eerste landelijke onderzoek naar huiselijk geweld uit 1997 (Van Dijk e.a., 1997). Het nu uitgevoerde onderzoek omvat een slachtoffer deelonderzoek, een dader deelonderzoek en een omvangschatting. In vergelijking met de doelstelling van het eerste huiselijk geweld onderzoek is de doelstelling van het slachtofferonderzoek nagenoeg identiek: inzicht verschaffen in de kenmerken van slachtoffers van huiselijk geweld, het type van geweld waar slachtoffers mee te maken hebben en het hulpzoekgedrag dat slachtoffers van huiselijk geweld vertonen. Het nu uitgevoerde onderzoek beperkt zich niet tot slachtofferonderzoek. De informatie die voor slachtoffers is verzameld is ook verzameld voor daders van huiselijk geweld. Voor de daders van huiselijk geweld is daarnaast het recidivegedrag vastgesteld. Een ander verschil met het onderzoek van 1997 is dat er nu schattingen zijn uitgevoerd om een indicatie te krijgen van het jaarlijkse aantal slachtoffers en daders van huiselijk geweld. Omdat het nu uitgevoerde onderzoek voortbouwt op het Intomart onderzoek uit 1997, zal eerst worden ingegaan op de opzet van dat onderzoek. Het Intomart onderzoek uit 1997 was het eerste landelijke grootschalige onderzoek naar huiselijk geweld in Nederland dat zich richtte op de prevalentie en incidentie van alle vormen van huiselijk geweld, waarvan zowel vrouwen als mannen slachtoffer konden zijn. De prevalentie onderzoeken naar huiselijk geweld in Nederland die voor 1997 zijn uitgevoerd zijn beperkter van opzet. Drie hiervan worden veelvuldig aangehaald. In de eerste plaats is dat een representatief onderzoek onder vrouwen naar seksueel misbruik van meisjes door verwanten en latere psychische klachten uit 1988 door Draijer. Ruim vijftien procent van de vrouwen die aan het onderzoek meewerkte maakte melding van een of meerdere ervaringen van seksueel misbruik door verwanten. In iets meer dan de helft van de gevallen ging het om ernstig misbruik, zoals frequent voorkomende verkrachtingen of pogingen tot verkrachting, soms door verschillende verwanten. De daders waren in de meeste gevallen de vader, een oom en een oudere broer (Draijer, 1988). In de tweede plaats wordt vaak gerefereerd aan de onderzoeken naar geweld tegen vrouwen door partners en ex-partners in heteroseksuele relaties door Römkens. Ruim elf procent van de Nederlandse vrouwen tussen twintig en zestig jaar wordt wel eens slachtoffer van ernstig geweld door hun partner of ex-partner. Ruim zeven procent heeft wel eens te maken gehad met verkrachting binnen hun relatie (Römkens, 1989). Een op de vijf vrouwen kregen binnen hun relatie ooit te maken met geweld (Römkens, 1992). Voor al deze onderzoeken geldt dat ze in de media het nodige stof deden opwaaien. De meeste aandacht vroeg de hoge prevalentie van geweld in de privésfeer. In het grootschalige algemene huiselijk geweld onderzoek uit 1997 werd een random steekproef van ruim 4600 personen getrokken uit een groot landelijk bestand met personen die eerder hebben meegedaan aan schriftelijk onderzoek. Van deze steekproef werden er 1005 personen, zowel mannen als vrouwen, geïnterviewd over hun eventuele ervaringen als slachtoffer van huiselijk geweld. De interviews betroffen CAPI interviews (Computer Assisted Personal Interviewing), persoonlijke interviews waarbij de respondenten door interviewers werden bevraagd met behulp van een laptop computer. Door de CAPI methode ontstond de mogelijkheid dat respondenten antwoorden op gevoelig liggende vragen zelf 6
8 intypten. Op deze wijze werd geprobeerd item response te maximaliseren en sociaal wenselijk antwoorden te reduceren. In het onderzoek werden drie typen van huiselijk geweld onderscheiden, psychisch geweld, lichamelijk geweld en seksueel geweld. Deze typen werden onderverdeeld in 32 precies omschreven voorvallen van huiselijk geweld. Aan de respondenten werd gevraagd aan te geven in welke mate zij hiervan slachtoffer zijn geweest. Vervolgens is de intensiteit van het geweld waar de slachtoffers mee te maken hadden bepaald in vijf categorieën. Dit gebeurde aan de hand van de volgende vier factoren: de periode waarin het geweld zich afspeelde, de frequentie van het geweld (bijvoorbeeld dagelijks, wekelijks, etc.), het optreden van fysiek letsel als gevolg van het geweld en of het geweld aanleiding gaf tot andere nare gevolgen van het geweld, zoals problemen bij het aangaan van relaties en/of intimiteit, eetstoornissen en scheidingen. Deze vijf categorieën voor de ernst van het huiselijk geweld werden tenslotte in verband gebracht met zaken als de relatie tussen slachtoffer en dader, sekse van het slachtoffer en de dader, leeftijd van het slachtoffer ten tijde van het geweld etc. (Van Dijk e.a., 1997). Net als bij het verschijnen van de eerdere onderzoeksresultaten van geweld in de privésfeer door Draijer en Römkens kregen de resultaten van het eerste algemene huiselijk geweld onderzoek de nodige aandacht, zowel wat betreft de resultaten als de gekozen methoden en technieken. Vooral het resultaat dat ongeveer 45% van de Nederlanders ooit slachtoffer is geweest van niet-incidenteel huiselijk geweld werd breed uitgemeten in de media. De resultaten van het onderzoek werden onderworpen aan wetenschappelijke kritiek. Na het verschijnen van het rapport voerden onderzoekers en wetenschappers in de media een discussie over de toegepaste definitie voor huiselijk geweld, de ingezette methoden en technieken en de reikwijdte van de resultaten (Römkens, 1997a, 1997b, Van Dijk, 1997a, 1997b, Van Dijk e.a., 1998, Trouw, 1997, Bijleveld, 1998a, 1998b, Van Daalen en Bijleveld, 1998). In de volgende paragraaf wordt kort ingegaan op de gevoerde methodologische discussies. Daarna wordt het onderzoeksdesign van het huidige huiselijk geweld onderzoek besproken. Daarbij worden de gemaakte keuzes verantwoord en wordt ingegaan op de sterke en zwakke punten van de gekozen methoden en technieken. 2.2 Wetenschappelijke kritiek op het huiselijk geweld onderzoek uit 1997 Diverse wetenschappers plaatsten kritische kanttekeningen bij de resultaten van het eerste grootschalige huiselijk geweld onderzoek. De onderzoeksresultaten die de meeste aandacht vroegen zouden weleens artefacten kunnen zijn van de gekozen methoden en technieken. Er zijn twee hoofdpunten in de kritiek op het onderzoek. In de eerste plaats werd de toegepaste definitie voor huiselijk geweld betwist. In de definitie voor huiselijk geweld worden naast voorvallen van lichamelijk en seksueel geweld ook voorvallen van psychisch geweld onderscheiden. Door deze brede definitie van huiselijk geweld gooien de onderzoekers onvergelijkbare vormen van geweld op een hoop, waardoor het prevalentiecijfer zo hoog uitvalt, zo was het verwijt. Ook de bevinding dat vrouwen en mannen ongeveer even vaak slachtoffer zijn van huiselijk geweld werd betwist. Vooral omdat het een nieuwe bevinding betrof die niet in overeenstemming was met kennis van 1997 op basis van andere betrouwbaar geachte grootschalige onderzoeken naar huiselijk geweld (Römkens in Trouw, 1997 en Volkrant, 1997a, 1997b). 7
9 Bijleveld onderscheidt een aantal sterke en zwakke punten van het onderzoek (Bijleveld, 1998 en 1998a). Haar kritiek betreft vooral de toegepaste methodologie. Als sterk punt noemt ze de bijvoorbeeld de zorg die de onderzoekers hebben besteed aan het welbevinden van de respondenten. Dat respondenten de mogelijkheid kregen om hun antwoorden op gevoelig liggende vragen zelf in te typen op de laptop computer waarmee het interview is afgenomen leidt volgens Bijleveld tot een vermindering van de vertekeningen door sociaal wenselijk antwoorden. Ook noemt ze als positief punt dat in het onderzoek niet alleen naar de voorvallen van huiselijk geweld is gevraagd maar ook naar de frequentie, de duur en de gevolgen van de voorvallen. Toch overheersen de zwakke punten. Haar kritiek richt zich op vijf aspecten. In de eerste plaats is er een gestratificeerde steekproef getrokken uit een panel van personen die zich laten bevragen voor onderzoeken over allerlei onderwerpen. Het is de vraag of en hoe de kenmerken van deze personen een afspiegeling zijn van de kenmerken van de Nederlandse bevolking. Haar tweede kritiek betreft de non-response. Onbekend is in hoeverre non-respondenten afwijken van respondenten in hun slachtofferschap van huiselijk geweld. De derde kritiek betreft het onderzoeksontwerp, dat retrospectief is. Respondenten is gevraagd naar hun eerdere ervaringen met slachtofferschap van huiselijk geweld. Dit kan tot vertekening leiden vanwege de feilbaarheid van het menselijke geheugen. Bijvoorbeeld kan het voorkomen dat respondenten zich de voorvallen niet meer weten te herinneren of minder zwaar interpreteren, wat tot onderrapportage leidt, of dat ze niet meer weten wanneer het voorval zich voordeed. Bijleveld adviseert om tijdsgebonden bevindingen van huiselijk geweld onderzoek als indicatief te beschouwen, bijvoorbeeld de duur en de frequentie van het geweld. In de vierde plaats heeft Bijleveld kritiek op de uitgevoerde analyses. In het rapport worden voornamelijk bivariate kruistabellen gepresenteerd. Multivariate statistiek, bijvoorbeeld multivariate regressieanalyse zou veel meer informatie hebben geboden. Het laatste punt van kritiek is de wijze van operationaliseren van huiselijk geweld. In het onderzoek wordt uitgegaan van zeer diverse vormen van psychisch, lichamelijk en seksueel geweld, die betrekking kunnen hebben op zowel gepleegd geweld als dreigingen om geweld te plegen. Daarbij komt dat de voorwaarden waaraan de voorvallen moeten voldoen voordat ze door de onderzoekers worden gezien als huiselijk geweld weinig voorvallen laten afvallen. Dit vormt volgens Bijleveld de belangrijkste reden voor het hoge prevalentiecijfer. Ook Van Daalen noemt de brede definitie van huiselijk geweld als bezwaarlijk (Van Daalen, 1998) In 2005 voerden Wittebrood & Veldheer een secundaire analyse uit op de data van het grootschalige huiselijk geweld onderzoek uit 1997 en het onderzoek naar huiselijk geweld onder allochtonen uit Zij richtten zich op partnergeweld en hanteerden daarmee dus een definitie van huiselijk geweld met een kleinere reikwijdte dan de Intomart onderzoekers. Zij kwamen uit op een schatting dat twaalf procent van de bevolking te maken heeft gehad met partnergeweld. In veertig procent daarvan ging het om partnergeweld en in zestig procent om geweld dat door de ex-partner is gepleegd. In de verschillende commentaren komt de kritiek op de (te) brede definitie van huiselijk geweld steeds terug. Ook het presenteren van geaggregeerde prevalentie cijfers die zijn gebaseerd op een grote diversiteit van vormen van huiselijk geweld, waardoor de resultaten bestaan uit hoge percentages ooit ervaren huiselijk geweld gaf aanleiding tot veel kritiek. Tenslotte werd gewezen op de beperkingen van de toegepaste steekproef. Ook de eerder uitgevoerde huiselijk geweld onderzoeken door Römkens (1992) en Draijer (1988) waren spraakmakend en gaven aanleiding tot kritische beschouwingen vanuit de 8
10 wetenschap (bijvoorbeeld Israëls, 2001 en Hes, 1994, Brinkgreve & Van Daalen, 1991). Dergelijke kritiek is kennelijk inherent aan dit type van onderzoek. Het geeft aan dat het onderzoek maatschappelijk relevant is en bevestigt dat dit type van onderzoek gevoelig onderzoek betreft. Meer nog dan bij minder gevoelig onderzoek moeten er bij het opzetten van huiselijk geweld onderzoek gevoelige keuzes gemaakt worden en is elke keuze discutabel. Dit is de reden waarom we in dit rapport de nodige aandacht besteden aan het onderbouwen en verantwoorden van de keuzes die in de nu uitgevoerde huiselijk geweld onderzoeken zijn gemaakt. 2.3 De noodzaak van nieuw landelijk onderzoek naar huiselijk geweld Na 1997 is er in Nederland geen grootschalig landelijk onderzoek naar huiselijk geweld uitgevoerd. Omdat aan grootschalig onderzoek naar huiselijk geweld hoge kosten zijn verbonden is besloten eerst de noodzaak van een nieuw landelijk onderzoek naar huiselijk geweld vast te stellen door middel van een vooronderzoek door Römkens & Van Poppel (2006). De hoofdconclusie van het vooronderzoek was dat nieuw onderzoek noodzakelijk is om betrouwbare recente gegevens te verkrijgen over de prevalentie, aard, determinanten van en hulpzoekend gedrag bij geweld in de privé sfeer. De belangrijkste motivatie daarvoor was dat de systematiek en consistentie in de implementatie van Nederlandse metingen en registratiegegevens onvoldoende is om als basis te kunnen dienen voor landelijke omvangschattingen. Daarnaast speelde mee dat de resultaten van Nederlandse en buitenlandse representatieve slachtoffersurveys moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. In het vooronderzoek is een evaluatie uitgevoerd van de beschikbare methoden en technieken voor het opzetten van het landelijke onderzoek naar huiselijk geweld. De evaluatie wordt afgesloten met het advies om het onderzoek op te zetten als representatieve slachtoffersurvey, die ofwel afzonderlijk uitgevoerd zou kunnen worden ofwel - om de kosten te beperken - zou kunnen worden aangehaakt bij een andere representatieve slachtoffersurvey. De onderzoekers geven een aantal methodische uitgangspunten aan voor het nieuw op te zetten onderzoek die ze onderbrengen in drie categorieën, te weten operationalisatie / onderzoeksinstrument, dataverzameling / veldwerk en vergelijkbaarheid. De voorvallen van huiselijk geweld zouden moeten worden geoperationaliseerd in duidelijk gespecificeerde gedragsomschrijvingen. Dreiging met geweld zou apart geoperationaliseerd moeten worden. Daarnaast zouden screeningsvragen afgenomen moeten worden om onderrapportage te voorkomen. Ook zou in de dataverzameling rekening gehouden moeten worden met het onderscheiden van partnergeweld en geweld door andere personen in de huiselijke kring. Verder zou incidenteel geweld van structureel geweld onderscheiden moeten kunnen worden. Tenslotte zou het onderzoek inzicht in het hulpzoekgedrag van slachtoffers van huiselijk geweld moeten bieden en de mate waarin ze huiselijk geweld melden bij de politie. Wat betreft de dataverzameling achten Römkens en Van Poppel een steekproef van 5000 vrouwen en 5000 mannen wenselijk. De minimum steekproef per sekse zou 2000 moeten bedragen. De respondenten zouden in een face to face interview dat gemiddeld tussen de 30 en 45 minuten duurt bevraagd moeten worden over hun huiselijk geweld ervaringen. De interviewers zijn bij voorkeur vrouw en zouden een training gevolgd moeten hebben voor het afnemen van interviews met huiselijk geweld slachtoffers. Om onderrapportage te voorkomen 9
11 zouden bij de interviews bij voorkeur geen derden aanwezig mogen zijn. Tenslotte zou rekening gehouden moeten worden met de eventuele behoefte aan nazorg van de geïnterviewde slachtoffers van huiselijk geweld. 2.4 Randvoorwaarden bij de vormgeving van het onderzoek Het onderzoek is niet uitgevoerd als de representatieve survey met een aselecte gestratificeerde steekproeftrekking volgens het advies van Römkens & Van Poppel, een landelijk representatieve telefonische of face to face survey (Römkens & Van Poppel, 2006). Van hun advies is afgeweken vanwege de randvoorwaarden die golden bij het opzetten van het onderzoek. In deze paragraaf worden deze randvoorwaarden weergegeven. De bestaande brede landelijke definitie van huiselijk geweld blijft gehandhaafd als uitgangspunt van het onderzoek. Het betreft de landelijk geldende definitie voor huiselijk geweld die in het eerste Intomart onderzoek is ontwikkeld. Huiselijk geweld is gedefinieerd als geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer gepleegd is. Deze kring bestaat uit (ex-) partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Centraal hierbij staat de relatie tussen dader en slachtoffer en niet de locatie van het gepleegde delict. Huiselijk geweld betreft dus niet alleen binnenshuis gepleegd geweld, maar omvat ook delicten waarbij (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden elkaar buitenshuis geweld aandoen. Huiselijk geweld kan fysiek, seksueel en psychisch van aard zijn, waaronder bedreiging en belaging ( stalking ). Huiselijk geweld kan gericht zijn tegen kinderen, tegen volwassen mannen en vrouwen en tegen ouderen (Van Dijk e.a., 1997). Het onderzoek richt zich niet primair op geweld tegen kinderen, kindermishandeling. De dataverzameling naar ervaringen met huiselijk geweld richt zich op volwassenen. In het onderzoek worden geen kinderen bevraagd. Wel bestaat de mogelijkheid dat volwassenen rapporteren over hun ervaringen van kindermishandeling, vooral bij de onderzoeksvragen over ervaringen die men ooit had met de verschillende vormen van huiselijk geweld. De reden om in dit onderzoek niet in te zoomen op kindermishandeling is dat het WODC in 2007 twee rapporten heeft gepubliceerd op het terrein van kindermishandeling (Lamers-Winkelman e.a., 2007 en Van IJzendoorn e.a., 2007). De vraagstelling van deze rapporten is in belangrijke mate vergelijkbaar met de vraagstelling van het nu gevraagde onderzoek. Het onderzoek omvat huiselijk geweld tegen vrouwen en tegen mannen. In veel landen beperkt onderzoek naar huiselijk geweld zich tot huiselijk geweld tegen vrouwen. Het onderzoek omvat zowel slachtofferschap als daderschap van huiselijk geweld. Het onderzoek moet zoveel mogelijk internationaal vergelijkbaar zijn. Een analyse van the Economic Commission for Europe van de VN uit 2006 naar toegepaste methoden en technieken van vijfentwintig nationale onderzoeken naar huiselijk geweld tegen vrouwen in negentien landen laat zien dat hieraan lastig tegemoet kan worden gekomen. De onderzoeken verschillen onder meer naar omvang van de steekproef, selectiemethode, dataverzamelingsmethode en referentieperiode. Om toch enige internationale vergelijkbaarheid te bereiken is besloten om de vragenlijst te baseren op de internationaal gevalideerde IVAWS vragenlijst (Heuni, 2002). Hierbij moet worden opgemerkt dat IVAWS is ontworpen om geweld tegen vrouwen te meten en dat in het hier uitgevoerde onderzoek ook huiselijk geweld tegen mannen onderwerp van onderzoek was. De IVAWS vragen in het nu uitgevoerde onderzoek zijn dus sekse neutraal geherformuleerd voordat ze werden voorgelegd aan de respondenten. 10
12 De IVAWS vragenlijst beperkt zich niet alleen tot geweld dat tegen vrouwen is gepleegd, maar ook in het type van voorvallen die aan de respondenten worden voorgelegd. IVAWS richt zich alleen op voorvallen van lichamelijk en seksueel geweld. Al deze voorvallen zijn opgenomen in de vragenlijsten die aan de respondenten zijn voorgelegd. Omdat het onderzoek het gehele spectrum van huiselijk geweld zou moeten belichten richt het zich daarnaast ook op psychisch geweld. Hiertoe is aan de respondenten een aantal voorvallen van psychisch geweld voorgelegd. In totaal zijn de volgende 21 voorvallen van huiselijk geweld voorgelegd aan de respondenten: Voorvallen rond psychisch geweld: Bespotten/kleineren Voortdurend in de gaten houden/volgen Verbieden uit te gaan Verbieden te praten op feestjes Geen afspraak mogen maken Spullen kapot maken/vernielen Dreigen verbreken relatie (in het geval van partnergeweld) Ander psychisch geweld Voorvallen rond lichamelijk geweld: Dreigen lichamelijk pijn te doen Voorwerp gooien Slaan met voorwerp Duwen/grijpen/aan haar trekken Slaan/schoppen/bijten/stompen Verstikken/wurgen/branden Dreigen met mes of wapen Verwonden met mes of wapen Ander lichamelijk geweld Voorvallen rond seksueel geweld: Verkrachting Seks opdringen Dwingen seksuele handelingen te plegen Ander seksueel geweld Tenslotte vroeg het beschikbare budget om de inzet van kostenefficiënte methoden en technieken. Een aantal van de gekozen methoden en technieken zijn tot nu toe nog niet (vaak) ingezet voor onderzoek naar huiselijk geweld. In concreto gaat het hierbij om de keuze voor een online panel als primaire databron voor het onderzoek en de keuze voor de vangst-hervangst methode om een indicatie te krijgen voor het jaarlijkse aantal slachtoffers en daders van huiselijk geweld in Nederland. 2.5 Ontwikkelingen binnen surveyonderzoek Wetenschappelijk surveyonderzoek, met een verantwoorde steekproeftrekking, een gestructureerde vragenlijst en aandacht voor nonrespons, bestaat in 2012 een eeuw (Leeuw, 2000). Bij de eerste surveys lag de nadruk op face to face interviews. De informatietechnologische en wetenschappelijke ontwikkeling in combinatie met de toenemende kosten van face tot face interviews zorgde ervoor dat het aandeel van de traditionele face to face interviews werd teruggedrongen door post-enquete en telefonische interviews. 11
13 Na de opkomst van computer technologie wordt sinds de jaren 1970 de vragenlijst geautomatiseerd, in eerste instantie bij telefonische interviews (Computer Assisted Telephone Interview, CATI). Door het kleiner, draagbaar en betaalbaar worden van de computer wordt de computer sinds de jaren 1980 ook ingezet bij het afnemen van persoonlijke face to face interviews (CAPI: Computer Assisted Personal Interview). In de CASI-methode (Computer Assisted Self Interview) is de rol van de interviewer verdwenen. CASI is in feite een geautomatiseerde schriftelijke vragenlijst. CASI wordt vaak ook toegepast binnen CAPI, bijvoorbeeld wanneer er in een CAPI onderzoek persoonlijke of gevoelig liggende vragen worden gesteld. Voor deze gevoelig liggende vragen kan de geïnterviewde zelf op de draagbare computer de antwoorden intypen. In het huiselijk geweld onderzoek van 1997 is dit ook gebeurd. CASI wordt in eerste instantie gebruikt bij de zogenaamde Disk-by-Mail surveys, waarbij respondenten een floppydisk met de geautomatiseerde vragenlijst krijgen toegezonden. Dat de floppydisk na het invullen door de respondent weer moet worden geretourneerd - evenals bij de aloude schriftelijke vragenlijst - draagt bij aan de nonrespons. De Belastingdienst bood tot 2008 de mogelijkheid om via Disk-by-Mail belastingaangifte te doen. Door de snelle opkomst van het internet, in korte tijd krijgen veel burgers toegang krijgen tot het Internet, ontstaat er een bijzondere vorm van CASI, CAWI (Computer Assisted Web Interview) (De Leeuw, 2000). CAWI kan op verschillende manieren plaatsvinden, via een vragenlijst die via wordt toegezonden, via een niet op speciale doelgroepen gerichte vragenlijst die is geplaatst op een algemeen toegankelijke website, en via een online panel. In Nederland zijn er meer dan twintig online panels actief. Online panels zijn samengesteld uit (grote) groepen mensen die (meestal) tegen een vergoeding meewerken aan vragenlijstonderzoek via het internet. Sinds het begin van de 21 ste eeuw komen de online panels sterk op. Ten opzichte van andere dataverzamelingsmethoden zijn er grote voordelen te behalen. Onderzoek via een online panel is sneller, goedkoper, de respondenten kunnen de vragenlijst invullen op een moment dat het hen uitkomt zonder dat er sprake is van tijdsdruk en zonder dat hun privacy in het geding komt en er kunnen foto s en filmpjes in de vragenlijst worden opgenomen (o.a. Stoop, 2010, De Leeuw, 2010). In 2006 wordt in Nederland meer dan 50% van het markt- en opinieonderzoek uitgevoerd via online panels (Ossenbruggen e.a., 2008). Nederland heeft in 2006 relatief de meeste panels, meer dan twintig, en panelleden in de wereld (Ossenbruggen e.a., 2006). Redenen voor de snelle opkomst van het online panel in Nederland zijn: Veranderde sociale regelgeving, waardoor marktonderzoekbureaus interviewers in dienst moeten nemen en waardoor de kosten voor traditioneel veldwerk toenemen met 30% (Havermans, 2003). Omdat de budgetten voor de onderzoeken niet navenant stijgen moet er worden gezocht naar goedkopere dataverzamelingsmethoden. Een sterk dalende respons bij zowel face to face als telefonisch onderzoek, waardoor het meer tijd en geld kost om de gewenste steekproefaantallen te halen. Het effect hiervan wordt versterkt door de vermindering van het aantal vaste telefoonaansluitingen (Scherpenzeel, 2009) ten koste van mobiele telefoonaansluitingen en een toenemend gebruik van geheime telefoonnummers (Stoop, 2002). De vermindering van de vaste telefoonaansluitingen is niet gelijk over de bevolking verdeeld. Jongeren zijn vaak alleen nog telefonisch bereikbaar via de mobiele telefoon en niet meer via een vaste lijnverbinding (De Munck & Esmeijer, 2007). Een sterk stijgende toegang en gebruik van het internet. Onderzoek uitgevoerd door Eurostat laat zien dat Nederlandse huishoudens in Europa boven aan staan qua 12
14 toegang tot het internet. In het jaar 2009 heeft 90% van de huishoudens toegang tot het internet (Lööf & Seybert, 2009). Omdat er in toenemende mate geluiden worden opgevangen dat de kwaliteit van online panel onderzoek ondermaats is, wordt in 2006 onder auspiciën van de marktonderzoek brancheorganisatie MOA (MarktOnderzoekAssociatie) een vergelijkend onderzoek onder 19 online panels uitgevoerd: het Nederlands Online Panel Vergelijkingsonderzoek (NOPVO 2006) (Vonk e.a., 2006). Het onderzoek is opgebouwd uit twee onderdelen. In eerste instantie is een inventarisatie uitgevoerd onder alle online panels in Nederland naar de basiskenmerken van het panel zoals wervingsmethoden, wijze van belonen, aantal leden, gemiddelde respons etc. Daarnaast is er voor ieder panel een zo representatief mogelijke steekproef getrokken van 1000 panelleden die op hetzelfde moment allen dezelfde vragenlijst kregen voorgelegd. De resultaten van deze panelbevraging zijn anoniem gerapporteerd. De respons bij de diverse panels bleek erg verschillend uit te pakken, variërend van 19% tot 77%. De onderzoekers verklaren deze spreiding door de wervingsmethoden van het online panel, de beloning en het panelonderhoud. De meeste panels hanteren een mix van wervingsmethoden, variërend van actieve werving, bijvoorbeeld door het uitnodigen van respondenten die al in ander telefonisch of schriftelijk onderzoek participeren en het gericht werven van respondenten met kenmerken die nog niet voldoende in het panel zijn vertegenwoordigd tot passieve werving, waarbij leden zichzelf kunnen aanmelden. Actief geworven leden blijken beter te responderen. Panels die hun leden vooral werven via spontane aanmeldingen bereiken een gemiddeld lagere respons. Naast actieve werving leiden zekerheid over de beloning en - logisch - het verwijderen van nietresponderende panelleden uit het panel tot hogere respons. Sommige panels bleken leden te handhaven die al meer dan een jaar niet hadden gerespondeerd en bleven hen benaderden voor deelname aan onderzoek. Slechts zes panels slaagden er in een representatieve netto steekproef te trekken volgens de Gouden Standaard verdeling. De Gouden Standaard is ontwikkeld door MOA in samenwerking met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). De Gouden Standaard geldt als erkend ijkingsinstrument die kan worden gebruikt voor het corrigeren van selectieve nonrespons in surveyonderzoek. De Gouden Standaard is gebaseerd op de verdeling in de Nederlandse bevolking voor variabelen zoals geslacht, leeftijd, regionale spreiding, opleidingsniveau en etniciteit. Door vergelijking van de verdeling van de respons op deze variabelen met de verdeling volgens de Gouden Standaard kunnen weegfactoren worden berekend. Zo kan worden bereikt dat de steekproef een afspiegeling is voor de Nederlandse bevolking voor de variabelen waarop is gewogen. De verdeling van de leden van de online panels vormt geen afspiegeling van de Nederlandse bevolking. In alle online panels blijken ouderen (die geen deel uitmaakten van het NOPVOonderzoek) en niet-westerse allochtonen ondervertegenwoordigd te zijn. Panelleden zijn bijna allemaal autochtoon. Niet-westerse allochtonen maken slechts 1% uit van de panelleden terwijl dat voor een representatieve afspiegeling 9% zou moeten zijn. Daarbij komt dat de panelleden vaak internet grootgebruiker zijn. Meer dan 60% van de panelleden blijkt bovendien te zijn ingeschreven in meerdere panels, gemiddeld maakt een panellid deel uit van 2,7 panels. Van de in totaal circa 1,65 miljoen panelleden in Nederland zijn er unieke panelleden (Vonk e.a., 2006). De NOPVO onderzoekers concluderen dan ook dat er veel mogelijkheden bestaan om de kwaliteit van de online panels te verbeteren (Ossenbruggen e.a., 2008). 13
15 2.6 Surveyonderzoek en bronnen van vertekening Het onderzoek moet generaliseerbare resultaten opleveren. Hieruit vloeit voort dat we een aanpak moesten kiezen, waarmee representatieve resultaten kunnen worden bereikt. Vertekening zou zoveel als mogelijk moeten worden voorkomen. Vertekening van onderzoeksresultaten van surveyonderzoek kan door diverse oorzaken ontstaan, door dekkingsfouten, steekproeffouten, (selectieve) nonrespons en meetfouten (De Leeuw, 2010). Deze fouten kunnen in ieder surveyonderzoek optreden, sterker nog deze fouten treden in ieder surveyonderzoek op. Het verminderen van het vertekenende effect van deze fouten is de kunst van goed surveyonderzoek. Surveyfouten kunnen selectief zijn en non-selectief, toevallig. Toevallige fouten zijn lastig te voorkomen en de oorzaak ervan is vaak onduidelijk. Bij een toevallige meetfout schommelen de afwijkingen telkens rond het gemiddelde. Toevallige fouten leiden tot ruis in de onderzoeksresultaten. De mate van ruis hangt samen met de hoeveelheid waarnemingen en de grootte van de spreiding. Hoe meer waarnemingen, hoe meer ruis, hoe minder waarnemingen hoe minder ruis. Surveyonderzoek heeft vaak te maken met selectieve fouten (Cobben, 2009). Een voorbeeld hiervan is de selectieve nonrespons die optreedt als non-respondenten andere kenmerken op de onderzoeksvariabele hebben dan de respondenten. Als het regelmatig voorkomt dat slachtoffers of daders van huiselijk geweld niet willen meewerken aan het onderzoek vanwege hun slachtoffer- of daderschap dan treedt er selectieve nonrespons op. Selectieve nonrespons leidt dan tot vertekening van de onderzoeksresultaten Dit is schadelijk, vooral als het doel van de survey is generaliserende uitspraken te doen. Onderstaand figuur geeft een overzicht van de mogelijke fouten binnen surveyonderzoek. Deze fouten kunnen leiden tot vertekening van onderzoeksresultaten (Betlehem, 2006). Streekproeffout Schattingsfout Trekkingsfout Totale surveyfout Waarnemingsfout Meetfout Nietsteekproeffout Nietwaarnemingsfout Overdekkingsfout Dataverwerkingsfout Onderdekkingsfout Nonresponsfout Figuur X: Onderverdeling van fouten in surveyonderzoek 14
16 Twee typen van fouten bepalen de totale surveyfout, steekproeffouten en nietsteekproeffouten (Bethlehem, 2006). Steekproeffouten kunnen optreden omdat niet de gehele populatie wordt onderzocht, maar slechts een deelverzameling daaruit, de steekproef. Nietsteekproeffouten zouden ook zijn opgetreden als de gehele populatie was onderzocht en hebben betrekking op het wel of niet waarnemen van de te meten variabelen. De steekproeffout is onder te verdelen in twee typen van fouten, de schattingsfout en de trekkingsfout. Trekkingsfouten treden op wanneer elementen in een steekproef een andere kans krijgen dan is bedoeld, bijvoorbeeld omdat elementen onbedoeld vaker dan één keer in een steekproefkader voorkomen. Een andere steekproeffout is de schattingsfout die altijd optreedt. Bij herhaald trekken van een steekproef pakken de schattingen niet steeds gelijk uit en treedt er een schattingsfout op. Niet-steekproeffouten kunnen worden onderverdeeld in waarnemingsfouten en in nietwaarnemingsfouten. Een waarnemingsfout heeft betrekking op fouten die ontstaan bij het verkrijgen, vastleggen en verwerken van gegevens. Er is sprake van overdekking op het moment dat het steekproefkader elementen bevat die niet tot de steekproef behoren. Meetfouten kunnen op veel verschillende manieren optreden, bijvoorbeeld door fouten in de vragenlijst, bijvoorbeeld door onduidelijke vragen, of door de wijze waarop de vragen zijn gesteld (bijvoorbeeld door een eigen interpretatie van de interviewer), of door verstorende factoren in de omgeving waarin het interview wordt afgenomen. Een veel voorkomende meetfout is het sociaal wenselijke antwoorden van de onderzoekvragen. Ook kunnen meetfouten ontstaan door het tekortschieten van het geheugen van de respondent. Tenslotte kan zich een dataverwerkingsfout voordoen, waarbij er fouten zijn opgetreden bij de verwerking van de data, bijvoorbeeld bij het controleren, coderen en analyseren van de antwoorden van de respondenten.. Niet waarnemingsfouten zijn onder te verdelen in onderdekkingsfouten en nonresponsfouten. Onderdekking doet zich voor wanneer niet alle elementen uit de doelpopulatie voorkomen in het steekproefkader. Bij nonrespons is het niet gelukt om van alle elementen in de steekproef informatie te verzamelen. 2.7 Uitgangspunten bij de keuze van de onderzoeksmethoden De randvoorwaarden geven de kaders aan waarbinnen het onderzoek is opgezet. Omdat de invulling van deze kaders nog veel ruimte biedt, wordt in deze paragraaf ingegaan op de mogelijkheden en de beperkingen van de methoden en technieken voor surveyonderzoek. Deze methoden en technieken maken een voortdurende ontwikkeling door. Uiteindelijk leidden de randvoorwaarden en de huidige mogelijkheden van de surveymethoden tot een invulling van de toe te passen methoden en technieken. De uiteindelijke keuze voor de ingezette methoden en technieken is bepaald door te letten op efficiency en herhaalbaarheid, generaliseerbaarheid en datakwaliteit Efficiency en herhaalbaarheid Een representatieve survey op basis van een aselecte gestratificeerde steekproeftrekking wordt gekenmerkt door een lage efficiency. Voordat er een interview is afgenomen is er vaak al diverse malen geprobeerd om contact te leggen met een respondent en een afspraak te maken 15
17 voor een interview. Vaak komt het daarbij voor dat mensen niet kunnen worden bereikt, bijvoorbeeld omdat ze niet thuis zijn op het moment dat een interviewer een afspraak probeert te maken. Als er wel een interviewafspraak is gemaakt, dan bestaat er nog de mogelijkheid dat het interview uiteindelijk niet tot stand komt, bijvoorbeeld omdat de respondent uiteindelijk toch weigert mee te werken aan het interview. Ook kan het voorkomen dat een respondent niet kan meewerken aan het onderzoek, bijvoorbeeld vanwege ziekte of vanwege een taalbarrière. Bij surveyonderzoek laat Nederland in vergelijking met andere landen een hoge nonrespons zien (De Heer, 1999). In tien jaar tijd daalde de response bij telefonisch onderzoek van zestig naar dertig procent en bij face to face onderzoek was er in twintig jaar tijd een daling in de respons van zeventig naar vijftig procent. Het gevolg van deze dalende respons is dat er grotere bruto steekproeven getrokken moeten worden om een representatieve netto steekproef van voldoende omvang over te houden. Kortom, het vinden van respondenten die meewerken aan een geslaagd interview is een arbeidsintensief proces. De hoge nonrespons die is verbonden aan aselect surveyonderzoek leidt dus tot hoge kosten. Dit geldt met name als het onderzoek generaliseerbare resultaten moet opleveren. Een andere kostenverhogende factor vormt de verplichting die sinds 2001 geldt voor veldwerkbureaus om interviewers in dienst te nemen en voor hen premies af te dragen (Stoop, 2002). Deze verandering van de sociale wetgeving leidde tot een stijging van de kosten voor het afnemen van face to face interviews met dertig procent (Havermans, 2003). Door bovengenoemde factoren kan met het budget dat beschikbaar was voor het huiselijk geweld onderzoek geen grootschalig huiselijk geweld onderzoek worden uitgevoerd volgens de specificaties van het in 1997 uitgevoerde landelijke onderzoek naar huiselijk geweld. In 1997 is een aselecte gestratificeerde steekproef getrokken met een omvang die leidde tot 1005 geslaagde face to face interviews over slachtofferschap van huiselijk geweld. Bij het gekozen onderzoeksontwerp moest dus worden gelet op efficiency. Een bijkomend voordeel is dat replicatie van het onderzoek gemakkelijker mogelijk wordt. Dat is van belang omdat de periode tussen het laatste grootschalige onderzoek naar huiselijk geweld en het nu uitgevoerde onderzoek meer dan tien jaar is, waardoor er geen duidelijk inzicht bestaat in de ontwikkeling van het probleem huiselijk geweld of de effectiviteit van het beleid om huiselijk geweld tegen te gaan. De inzet van efficiëntere methoden en technieken maakt het mogelijk om eerder (en wellicht met een hogere frequentie) onderzoek uit te voeren naar ontwikkelingen in de aard en de omvang van het huiselijk geweld Generaliseerbaarheid In pagraaf 2.5 zagen we dat de online methoden bij dataverzameling sterk opkwamen door een steeds verder afbrokkelende respons bij de traditionele dataverzamelingsmethoden in combinatie met sterk stijgende interviewkosten en de brede toegang van burgers tot het internet. De snelle opkomst van online panels gaven aanleiding tot discussies over de externe validiteit van de resultaten van onderzoek via websurveys en online panels. In deze discussies komen telkens dezelfde elementen terug. De kritiek op websurveys is dat ze niet representatieve resultaten opleveren en daardoor ongeschikt zijn voor onderzoek dat als doel heeft het generaliseren van de resultaten. De belangrijkste redenen daarvoor zijn dat er bij websurveys sprake is van onderdekking, trekkingsfouten en nonrespons (Betlehem, 2006, AAPOR, 2010, Stoop, 2010). We zullen deze problemen kort bespreken. 16
18 Onderdekking ontstaat wanneer groepen mensen uit de doelpopulatie niet zijn vertegenwoordigd in het steekproefkader. Personen die niet over een internetaansluiting beschikken vallen buiten het steekproefkader van websurveys. In de laatste decennia is toegang van burgers tot het internet algemeen gebruikelijk. De laatste jaren laten ook een stijging zien in de internettoegang van bevolkingsgroepen die minder vaak een internet aansluiting hebben, te weten ouderen, lager opgeleiden en allochtonen (Betlehem, 2006, De Leeuw, 2010). Volgens CBS Statline heeft in % van de Nederlanders toegang tot het internet. Mannen hebben iets vaker toegang tot internet dan vrouwen, respectievelijk 94% en 92%. Jongeren hebben vaker toegang tot het internet dan ouderen. Tussen 12 en 65 jaar loopt de toegang tot internet af van 99% naar 92%. De groep ouderen van 65 tot 75 jaar heeft duidelijk minder vaak toegang tot het internet, 64%. Naarmate het opleidingsniveau stijgt is er vaker toegang tot het internet, 86 % van de mensen met een lager opleidingsniveau hebben toegang tot het internet, bij een middelbaar opleidingsniveau is dat 96% en bij een hoger opleidingsniveau 98%. Naarmate het inkomen stijgt is er vaker toegang tot het internet. Van de personen in het eerste kwintiel (20%), de groep met het laagste inkomen, heeft in % een internetaansluiting, per kwintiel loopt het percentage van internetaansluitingen toe, van het hoogste kwintiel heeft 98% een internetaansluiting (CBS Statline). Voor de autochtone groepen in Nederland zijn de meest recente gegevens afkomstig uit een SCP onderzoek uit 2007 (Van Ingen e.a., 2007). In dat rapport wordt een achterstand in de toegang tot internet gerapporteerd van de niet westerse allochtone bevolkingsgroepen. Van Turken en Marokkanen hebben er 53% toegang tot het internet, van de Antilianen en Surinamers is dat 71% en van de autochtonen is dat 84%. Er zijn signalen dat de allochtone bevolkingsgroepen de laatste jaren bezig zijn met een inhaalslag. Volgens het onderzoeksbureau IVO is de nog steeds doorstijgende internettoegang onder de Nederlandse bevolking voornamelijk toe te schrijven aan de grotere internettoegang van de niet-westerse allochtonen. In deze groep steeg de internettoegang tussen 2006 en 2008 met 13% (IVO, 2008). Toch moet worden geconcludeerd dat de achterstand in de toegang tot het internet van de ouderen, de laag opgeleiden en de allochtone bevolkingsgroepen weliswaar is verminderd maar nog niet helemaal ongedaan is gemaakt. De toegang tot het internet van ouderen blijft het meest achter. De allochtonen en de lager opgeleiden maken een grote inhaalslag en de internetdekking van deze groepen lijkt geen bottleneck meer te vormen bij het uitvoeren van online onderzoek. Dekkingsproblemen zijn niet alleen voorbehouden aan online panels. Ook de andere traditionele surveymethoden hebben te maken met een dekkingsprobleem waardoor vertekening kan ontstaan. Vergelijking van telefonische met online dataverzameling op het gebied van de kwaliteit van de gezondheidszorg in de VS laat zien dat telefonisch onderzoek leidt tot onderdekking voor de jongvolwassenen en de lager opgeleiden en tot overdekking bij de hooggeschoolden (Bethell, e.a., 2004). Telefonische dataverzameling of het leggen van contact via de telefoon wordt in toenemende mate gehinderd door de verminderde dekking van de vaste telefoonlijn en de snelle opkomst van mobiele telefonie. Ook dit kan aanleiding geven tot onderdekking en vertekening door nonrespons (Scherpenzeel, 2009). Het tweede probleem van websurveys dat Betlehem noemt is zelfselectie. Bij veel websurveys benaderen de onderzoekers de respondenten niet gericht en actief, maar vullen de respondenten een algemeen toegankelijke vragenlijst op een website in. Niet de onderzoekers, maar de respondenten zijn dan actief. De kans is dan groot dat de vragenlijst wordt ingevuld door een specifieke groep van respondenten. Door deze zelfselectie van de respondenten zijn de resultaten van deze wijze van bevraging dan ook niet representatief. Bij een kanssteekproef is de kans om deel te nemen aan het onderzoek bekend. Bij zelfselectie is dat niet het geval, want er is geen steekproef getrokken. Het gevolg hiervan is dat de 17
Huiselijk Geweld in Nederland
Huiselijk Geweld in Nederland Workshop Movisie Congres Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Henk van der Veen Stefan Bogaerts 9 mei Inhoud Workshop Kennis maken Opzet onderzoek (kort) Belangrijkste resultaten
Nadere informatieSecundaire analyses slachtofferdata
Factsheet 2011-3 Secundaire analyses slachtofferdata landelijk onderzoek huiselijk geweld Auteur: H.C.J. van der Veen Juni 2011 Aanleiding Dertien jaar na het eerste algemene landelijke onderzoek huiselijk
Nadere informatieHUISELIJK GEWELD IN NEDERLAND 2010 Facts and Figures. 9 Mei 2010
HUISELIJK GEWELD IN NEDERLAND 2010 Facts and Figures 9 Mei 2010 Stefan Bogaerts Hoogleraar Victimologie, INTERVICT (FRW) Hoogleraar Forensische Psychologie (FSW) Hoofd onderzoek en behandelinnovatie Kijvelanden/Dok
Nadere informatieFase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld
Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk
Nadere informatieSlachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap
Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap Lienja van Eijkern, Róisín Downes, & René Veenstra Rijksuniversiteit
Nadere informatieSamenvatting. Inleiding
Inleiding In dit overkoepelende rapport worden de belangrijkste resultaten van de drie deelonderzoeken huiselijk geweld samengevat, geïntegreerd en op waarde geschat. Deze onderzoeken zijn tussen 2007
Nadere informatieHuiselijk geweld in Nederland
Huiselijk geweld in Nederland 288 Onderzoek en beleid Huiselijk geweld in Nederland Overkoepelend syntheserapport van het vangst-hervangst-, slachtoffer- en daderonderzoek 2007-2010 H.C.J. van der Veen
Nadere informatieScholierenonderzoek Kindermishandeling 2016
Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 00 0 8 345 Aanpak huiselijk geweld Nr. 09 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,
Nadere informatieHuiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen, en Turken in Nederland Aard, omvang en hulpverlening
Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen, en Turken in Nederland Aard, omvang en hulpverlening T. v. Dijk, E. Oppenhuis, m.m.v. M. Abrahamse en A. Meier Intomart Bestelling:
Nadere informatieSamenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek
Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang
Nadere informatieHuiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen
Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud
Nadere informatiePrioritering maatschappelijke vraagstukken
Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Prioritering maatschappelijke vraagstukken Veldwerkverantwoording
Nadere informatieOnderzoeksverantwoording Panel Fryslân
Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân Steekproef en werving van een representatief internetpanel Fries Sociaal Planbureau 2017 Versie 1.0 Datum: Juni 2017 Auteur: Miranda Visser en Henk Fernee Voor aanvullende
Nadere informatieEmancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording
Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording In opdracht van: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Kenmerk: 360054 Datum: mei 2016 Vertrouwelijk Alle rechten voorbehouden GfK Panel Services
Nadere informatieDongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv
VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK TOEKOMSTVERWACHTINGEN Onderzoeksverantwoording Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding... 2 2. Methode van onderzoek...
Nadere informatieSamenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?
Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek!" ##
Centraal Bureau voor de Statistiek!" ## Projectnummer: BPA-nummer: Datum: 1 maart 2013 1. Doorontwikkeling van Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) naar Veiligheidsmonitor (VM) 1.1 Inleiding Gedurende de
Nadere informatie1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken
1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,
Nadere informatieKinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging
Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de
Nadere informatieDe ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID
SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij
Nadere informatieVervolgstudies huiselijk geweld Samenvatting
Vervolgstudies huiselijk geweld Samenvatting S. Bogaerts H. van der Veen Vervolgstudies huiselijk geweld Samenvatting Wat vooraf ging In opdracht van de Ministeries van Justitie, Volksgezondheid, Welzijn
Nadere informatieHoofdstuk 9. Dataverzamelingsmethoden voor surveyonderzoek
Hoofdstuk 9 Dataverzamelingsmethoden voor surveyonderzoek Voordelen van surveys Standaardisering Eenvoudige toepasbaarheid Mogelijkheid om het onzichbare op het spoor te komen Geschiktheid voor statistische
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieBegrippenlijst Anders Dit is onderzoek
Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek Begrippenlijst door F. 1080 woorden 15 april 2016 9,1 2 keer beoordeeld Vak Anders Dit is onderzoek! 2.4 Steekproef Onderzoek met een kleine groep met de bedoeling
Nadere informatiePrevalentie van huiselijk geweld in een online huishoudpanel versus een aselecte personensteekproef:
Prevalentie van huiselijk geweld in een online huishoudpanel versus een aselecte personensteekproef: Een vergelijking tussen LISS en CBS Opdrachtgever: Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
Nadere informatieTrends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe
Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe, G. Waverijn
Nadere informatieOnderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit
Onderzoektechnische verantwoording Opinieonderzoek Solidariteit Project 18917 / mei 2013 Een onderzoek in opdracht van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, te Den Haag. AUTEURSRECHT MARKETRESPONSE
Nadere informatieVERBETERING GENDERSENSITIVITEIT VAN PREVALENTIEONDERZOEK HUISELIJK GEWELD. - advies -
VERBETERING GENDERSENSITIVITEIT VAN PREVALENTIEONDERZOEK HUISELIJK GEWELD - advies - VERBETERING GENDERSENSITIVITEIT VAN PREVALENTIEONDERZOEK HUISELIJK GEWELD - samenvatting advies - Drs. Katrien de Vaan
Nadere informatieSociale omgeving. 1. Kindermishandeling
1. Kindermishandeling Kindermishandeling is 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte
Nadere informatieWerkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld?
Werkt de aanpak van kindermishandeling en? Eerste resultaten van een grootschalig onderzoek: hoe vaak komen kindermishandeling en voor? En hoe ernstig is het geweld? INLEIDING EERSTE FACTSHEET Werkt de
Nadere informatieMemo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld
Memo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg 1 Colofon: Onderzoek en rapportage: drs. E. Lange dr. J. Tuinstra Met medewerking van: H. Plat-Lieben Uitgave:
Nadere informatieMELDCODE HUISHOUDELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING
MELDCODE HUISHOUDELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Inhoud Inhoud... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Voorwoord... 2 Enkele begrippen... 3 Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling...
Nadere informatieMOA 2005: weging en correctie voor allochtonen zonder Internet
Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam MOA 2005: weging en correctie voor allochtonen zonder Internet Djoerd de Graaf Onderzoek in opdracht van Intelligence Group Amsterdam,
Nadere informatieRegistraties huiselijk geweld bekeken
Registraties huiselijk geweld bekeken Een vooronderzoek in het kader van vangst-hervangstschattingen Samenvatting Jos M.M. Kuppens Peter G.M. van der Heijden Henk B. Ferwerda Samenvatting De vraag naar
Nadere informatiePrioritering maatschappelijke vraagstukken
Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Prioritering maatschappelijke vraagstukken Veldwerkverantwoording
Nadere informatieBijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting
Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting Benadering van deelnemers Deelnemers aan de cohortstudie werden bij het tweede interview benaderd volgens een zogenaamd benaderingsprotocol,
Nadere informatieBurgerpeiling Discriminatie
Burgerpeiling Discriminatie Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : Marije Hofland Telefoonnummer : 0570-69 3317 Mail : m.hofland@deventer.nl 1 Inleiding De Gemeente Deventer voert om de twee jaar een
Nadere informatieEnergiezuinige apparatuur Natuur & Milieu
Energiezuinige apparatuur Natuur & Milieu juli 2015 Contact: Maaike Jongsma T: 050-3171773 E: maaikejongsma@kienonderzoek.nl Groningen / Haarlem W: www.kienonderzoek.nl twitter.com/panelwizardnl facebook.com/panelwizardnl
Nadere informatieValidatiecriteria voor Huurdersoordeel 2016
Validatiecriteria voor Huurdersoordeel 2016 Een van de onderdelen van de Aedes-benchmark is het Huurdersoordeel. Dit huurdersoordeel wordt verkregen door onderzoeken uit te voeren onder huurders. Deze
Nadere informatieInzicht in hoe Nederland aankijkt tegen het gebruik van de mobiele telefoon op de fiets
Inzicht in hoe Nederland aankijkt tegen het gebruik van de mobiele telefoon op de fiets Rapport voor Ministerie van Infrastructuur en Milieu 19 januari 2017 Inhoudsopgave Conclusies Resultaten Bijlagen
Nadere informatieVan Hulzen Public Relations Europees Jaar Gelijke Kansen voor Iedereen 0-meting en 1-meting
Van Hulzen Public Relations Europees Jaar Gelijke Kansen voor Iedereen en Management summary Amsterdam, 19 december 2007 Ronald Steenhoek en Stefan Klomp 1.1 Inleiding Dit jaar is door de Europese Commissie
Nadere informatieValiditeit onderzoeken rondom draagvlak Olympische Spelen en advies voor vervolg
Validiteit onderzoeken rondom draagvlak Olympische Spelen en advies voor vervolg Annet Tiessen-Raaphorst, Ineke Stoop en Jos de Haan Sociaal en Cultureel Planbureau januari 2010 In de afgelopen jaren zijn
Nadere informatieRapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.
Rapport monitor Opvang asielzoekers week 44 t/m 47 2015 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 23 november 2015 Projectnummer: 20645 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting
Nadere informatieOpvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau
Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording In opdracht van: Sociaal en Cultureel Planbureau Date : 19 april 2010 Reference : 14280.PW.ND.mr GfK Panel Services Benelux is gecertificeerd voor het
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.
Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden
Nadere informatieHet arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2
BIJLAGEN Het werken waard Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief A Gebruikte databestanden... 2 B Bijlage bij hoofdstuk 4... 3 C Bijlage bij hoofdstuk
Nadere informatieTabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering Behorende
Nadere informatieCijfers over kindermishandeling
Cijfers over kindermishandeling Deniz Ince Mei 2008 Nederlands Jeugdinstituut Infolijn t (030) 230 65 64 e infojeugd@nji.nl i www.nji.nl De uitkomsten van twee recent uitgevoerde Nederlandse onderzoeken
Nadere informatieVoorwoord... iii Verantwoording... v
Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...
Nadere informatieArbeidsgehandicapten in Nederland
Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee
Nadere informatieOnderzoeksverantwoording enquête
Onderzoeksverantwoording enquête Steekproef Voor de gegevensverzameling ten behoeve van de grootschalige enquête is gebruik gemaakt van de steekproefbron TNS NIPObase. Dit is een database van huishoudens
Nadere informatieMeldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ. Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ Het college van bestuur van de Stichting HZ University of Applied Sciences; Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
Nadere informatieDraagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016
Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen
Nadere informatieE-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts
E-Health en de huisarts Digitaal Stadspanel Rotterdam Achtergrond Een taak van de gemeente is het bevorderen van de gezondheid van haar inwoners. In haar nota Publieke Gezondheid 2016-2020 Rotterdam Vitale
Nadere informatieHuiselijk geweld in Limburg
Huiselijk geweld in Limburg De Limburgse Gezondheidsenquête Inleiding In het kader van het landelijke pilot-project Vrouwenveiligheidsindex (VVI) hebben de gezamenlijke Limburgse GGD en een extra rapportage
Nadere informatieOnderzoektechnische verantwoording
Onderzoektechnische verantwoording Emancipatie Opinies Project 17598 Juni 2012 Een onderzoek in opdracht van Sociaal en Cultureel Planbureau, te Den Haag. AUTEURSRECHT MARKETRESPONSE NEDERLAND BV Niets
Nadere informatie5 Samenvatting en conclusies
5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,
Nadere informatieOnderzoek postpartum depressie HvdM mei 2018
Onderzoek postpartum depressie HvdM mei 2018 Contact: Maaike Jongsma T: 050-3171777 E: maaikejongsma@kienonderzoek.nl Groningen / Haarlem W: www.kienonderzoek.nl twitter.com/panelwizardnl facebook.com/panelwizardnl
Nadere informatieSamenvatting. Achtergrond
Samenvatting Achtergrond De huidige aanpak van de jeugdcriminaliteit is vooral gericht op traditionele vormen van criminaliteit. Jongeren spenderen echter steeds meer tijd online en de vraag is in hoeverre
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatiePatiëntregistratie. 9.1 Inleiding. 9.2 Variabelen en meetinstrumenten
9 Patiëntregistratie 9.1 Inleiding 81 In dit hoofdstuk wordt de patiëntregistratie beschreven. De patiëntregistratie is een van de zes gegevensverzamelingsmodules van de Tweede Nationale Studie. Het doel
Nadere informatieVerslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag
Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer
Nadere informatieEffectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu
Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu SAMENVATTING dr. L.A. Plugge 1, drs. J. Hoonhout 2, T. Carati 2, G. Holle 2 Universiteit Maastricht IKAT, Fac. der Psychologie Inleiding Het
Nadere informatieKerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017
Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op
Nadere informatietudievragen voor het vak TCO-2B
S tudievragen voor het vak TCO-2B 1 Wat is fundamenteel/theoretisch onderzoek? 2 Geef een voorbeeld uit de krant van fundamenteel/theoretisch onderzoek. 3 Wat is het doel van fundamenteel/theoretisch onderzoek?
Nadere informatieVERZUIMKOSTEN WERKGEVERS TEN GEVOLGE VAN HUISELIJK GEWELD
VERZUIMKOSTEN WERKGEVERS TEN GEVOLGE VAN HUISELIJK GEWELD VERZUIMKOSTEN WERKGEVERS TEN GEVOLGE VAN HUISELIJK GEWELD - eindrapport - Ir. H.C. Visee Drs. G.H.J. Homburg Amsterdam, april 2010 Regioplan publicatienr.
Nadere informatieVoorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi
Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker
Nadere informatieRapport Responsverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2017/2018
Rapport Responsverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2017/2018 w Moniek Coumans CBS Heerlen CBS-weg 11 6412 EX Heerlen Postbus 4481 6401 CZ Heerlen +31 45 570 60 00 www.cbs.nl
Nadere informatieAard en omvang van illegale kansspelen in Nederland Drs. G.H.J. Homburg en drs. E. Oranje Juli 2009
SAMENVATTING Aard en omvang van illegale kansspelen in Nederland Drs. G.H.J. Homburg en drs. E. Oranje Juli 2009 Doel van het onderzoek Om zicht te krijgen op de huidige omvang van de illegale exploitatie
Nadere informatieDocentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument
Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig
Nadere informatiePraktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector
marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector Marktonderzoek kunt u prima inzetten om informatie te verzamelen over (mogelijke) markten, klanten of producten, maar bijvoorbeeld ook om de effectiviteit van
Nadere informatieGoede Voornemens 2015
Goede Voornemens 2015 Customer Intelligence Klantonderzoek & Advies Daniëlle Boshove december 2014 Achtergrond onderzoek en methode Doel: achterhalen welke goede voornemens de Nederlander heeft voor 2015
Nadere informatievinger aan de pols van werkend Nederland
Innovaties voor Gezond en Veilig Werken IMPLEMENTATION AND EVALUATION OSH POLICIES NEA: vinger aan de pols van werkend Nederland De NEA Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden is het grootste iodieke onderzoek
Nadere informatieBereikscijfers FunX. Rapportage Auteurs: Ahmed Ait Moha, Marleen de Graaf & Fenneke Vegter Project Z
Bereikscijfers FunX Rapportage Auteurs: Ahmed Ait Moha, Marleen de Graaf & Fenneke Vegter Project Z4009 29-4-2014 Methodologie Periode: De onderzoeksgegevens zijn in de periode van 4 februari tot en met
Nadere informatieCijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens
Cijfers Tatoeages Een analyse van OBiN-gegevens Tatoeages Een analyse van OBiN-gegevens Christine Stam Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam www.veiligheid.nl Aanvraag 2015.130 Cijfers
Nadere informatieRegistratie discriminatieklachten 2011
Centraal Bureau voor de Statistiek- Registratie discriminatieklachten 2011 Methode en uitkomsten Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, augustus 2012. Inhoud 1 INLEIDING... 2 2 METHODE...
Nadere informatieGeestelijke Gezondheid (19 64 jaar)
3a Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar) Deze factsheet beschrijft de resultaten van de gezondheidspeiling najaar 2005 van volwassenen tot 65 jaar in Zuid-Holland Noord met betrekking tot de geestelijke
Nadere informatieVerslag opinieonderzoek validatiestelsel
Verslag opinieonderzoek validatiestelsel René Bekkers, Filantropische Studies Vrije Universiteit Amsterdam 29 september 2016 * In Geven in Nederland 2017 zijn op verzoek en in overleg met het Centraal
Nadere informatieHUISELIJK GEWELD ONDER SURINAMERS, ANTILLIANEN EN ARUBANEN, MAROKKANEN EN TURKEN IN NEDERLAND. Aard, omvang en hulpverlening.
HUISELIJK GEWELD ONDER SURINAMERS, ANTILLIANEN EN ARUBANEN, MAROKKANEN EN TURKEN IN NEDERLAND Aard, omvang en hulpverlening Uitgevoerd door Intomart Beleidsonderzoek Tom van Dijk Erik Oppenhuis m.m.v.
Nadere informatieTabel 1: Heeft u een vrijwillig eigen risico bovenop uw verplicht eigen risico? 2012 (n=823)
Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Judith D. de Jong en Anne E.M. Brabers. Toename van verzekerden die kiezen voor een vrijwillig eigen risico. Vooral mannen,
Nadere informatieszw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding
szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages
Nadere informatieSummery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers
ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatieRAPPORTAGE ONDERZOEK PARTIJPOLITIEKE BENOEMINGEN
RAPPORTAGE ONDERZOEK PARTIJPOLITIEKE BENOEMINGEN Meer Democratie Mei 2015 Rapportage onderzoek Partijpolitieke benoemingen Meer Democratie 1 Persbericht NEDERLANDERS: PUBLIEKE FUNCTIES OPEN VOOR IEDEREEN
Nadere informatieFinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager
FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat
Nadere informatieInternetpeiling ombuigingen
Internetpeiling ombuigingen In opdracht van: Gemeente Sittard-Geleen januari 2012 Flycatcher Internet Research, 2004 Dit materiaal is auteursrechtelijk beschermd en kopiëren zonder schriftelijke toestemming
Nadere informatieEvaluatie Parkeerregeling Den Haag Transvaal en Schilderswijk 2016
Evaluatie Parkeerregeling Den Haag Transvaal en Schilderswijk 2016 Gebiedscode 32, sub-gebied 1 Haagse Markt e.o. (Transvaal). Meningspeiling onder bewoners en belanghebbenden In opdracht van: Gemeente
Nadere informatieHoofdstuk 7: Selectie van steekproeven
Hoofdstuk 7: Selectie van steekproeven Inhoudsopgave 7.1. Inleiding... 2 7.1.1. Onderzoekseenheden, populatie en steekproef... 2 Onderzoekseenheden op verschillende niveaus... 2 7.1.2. Steekproeven: twee
Nadere informatieBijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.
Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends
Nadere informatieMethodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee
Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser
Nadere informatieEen effectieve donormailing: vooral personen tussen de 45 en 49 jaar Zomer 2006
Deze factsheet is geschreven door RD Friele en R Coppen van het NIVEL in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De gegevens mogen met bronvermelding worden gebruikt. Versie
Nadere informatieNederlands Autisme Register, rapportage
Nederlands Autisme Register, rapportage 20 17 Een initiatief van: (Jong)volwassenen met autisme over zichzelf Ouders/verzorgers over hun kind met autisme Wettelijke vertegenwoordigers over hun naaste met
Nadere informatieiiitogiontant Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen \sf
Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen Een selectie naar ondernemingen uit het Midden- en Kleinbedrijf V. Sabee R.F.A. van den Bedem J.J.A. Essers
Nadere informatieAanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort
Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort De bestrijding van huiselijk geweld is een van de taken van gemeenten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO, nu nog prestatieveld
Nadere informatieMonitor Direct Marketing
Monitor Direct Marketing Consumentenonderzoek naar telemarketing en colportage Tilburg, 29 juni 2010 Jorna Leenheer (j.leenheer@uvt.nl) m.m.v. Tom de Groot Hoofdpunten Colportage wordt samen met telemarketing
Nadere informatieInternet op School: Ontwikkelingen van 2006 tot Drs. Antonius J. van Rooij IVO Rotterdam
Internet op School: Ontwikkelingen van 2006 tot 2009 Drs. Antonius J. van Rooij IVO Rotterdam Colofon Internet op School: Ontwikkelingen van 2006 tot 2009 In opdracht van Stichting Kennisnet IVO Heemraadssingel
Nadere informatieInternet op School :
Internet op School 2006-2010: Vijf jaar internetgebruik in de klas in beeld Drs. Antonius J. van Rooij IVO Rotterdam Colofon In opdracht van Stichting Kennisnet IVO Heemraadssingel 194 3021 DM Rotterdam
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 32 847 Integrale visie op de Nr. 409 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Nadere informatieAutobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief
Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,
Nadere informatie