Economische transitie: zoeken naar de juiste weg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Economische transitie: zoeken naar de juiste weg"

Transcriptie

1 Bron: Paul, L. & B. de Pater (red) (2010) Midden- en Oost-Europa. Geografie van een transitiezone. Assen/Utrecht: Van Gorcum/Perspectief Uitgevers Economische transitie: zoeken naar de juiste weg Leo Paul Toen de Muur in 1989 viel, lag er geen draaiboek klaar hoe een planeconomie het beste omgebouwd kon worden naar een markteconomie. Het werd de jaren daarna een proces van vallen en opstaan, en van felle discussies hoe je zoiets moest aanpakken. Je zou verwachten dat twintig jaar na de start van dit experiment een eenstemmig oordeel geveld kan worden over de mate van succes. Niets is minder waar. Volgens de één is er te snel, volgens de ander juist te langzaam hervormd. In dit hoofdstuk zal blijken dat er voor beide argumenten wat te zeggen valt. De veranderingen in Midden- en Oost-Europa laten eens te meer de voor- en nadelen van de kapitalistische wereldorde zien. Daarom is de discussie over de hervormingskoers sinds 1989 niet alleen een wetenschappelijke, maar ook een maatschappelijke discussie. Het is een discussie die voortdurend wordt gevoed door de invloed van nieuwe gebeurtenissen op economieën zoals de uitbreiding van de EU in 2004 en 2007, die de toetredende landen toegang gaf tot Brusselse miljarden, en de kredietcrisis in , die in sommige landen veel meer desastreuze effecten had dan in andere landen (aan beide gebeurtenissen is een aparte paragraaf gewijd). In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de verschillende wegen die landen hebben gevolgd na 1989: welke keuzes hebben ze gemaakt en hoe pakten ze uit? 5.1 Snel of langzaam hervormen? Twee sleuteldocumenten In 1996 was het jaarlijkse World Development Report van de Wereldbank geheel gewijd aan de veranderingen in de voormalige communistische wereld. Onder de titel From Plan to Market werd de neoliberale markteconomie gepropageerd, en geprobeerd aan te tonen dat de landen die hadden gekozen voor snelle hervormingen de beste resultaten hadden geboekt. De Wereldbank trok één lijn met het IMF de opvatting van beide instellingen wordt ook wel de Washington Consensus genoemd, naar de plaats waar beide organisaties hun hoofdkwartier hebben. Drie jaar later, in 1999, verscheen een rapport van een andere internationale organisatie. De afdeling Europa en de voormalige Sovjet-landen van de UNDP (de ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties), maakte in haar Human Development Report over de regio eveneens de balans op van de economische hervormingen. Er werd een vernietigend oordeel geveld over de neoliberale aanpak van IMF en Wereldbank. De transitie had vooral tot heel veel menselijke ellende geleid: armoede, hogere sterftecijfers en criminaliteit. De directeur van de betreffende afdeling, de Nederlandse geograaf Anton Kruiderink, vatte in een interview het oordeel van de UNDP samen: Het Westen heeft er een puinhoop van gemaakt [ ]. Dat idee van een shocktherapie, van een Big Bang, is nonsens (Prenger 1999). De opinies van Wereldbank en UNDP stonden dus haaks op elkaar. Laten we deze twee stromingen eens nader bekijken.

2 De neoliberale aanpak De omwenteling in Oost-Europa speelde zich af in een tijd die wel het hoogtepunt van het mondiale neoliberale denken kan worden genoemd. Ronald Reagan was acht jaar president van de VS geweest en in Groot-Brittannië had Margaret Thatcher destijds de touwtjes nog stevig in handen. De vrije markt moest zoveel mogelijk de ruimte krijgen, en de rol van de staat moest worden teruggebracht. Oost-Europa werd in die eerste jaren overspoeld met Westerse adviseurs, die gevraagd en ongevraagd advies kwamen geven. De nieuwe machthebbers hadden doorgaans weinig economische kennis van de kapitalistische wereld. Eén van de bekendste adviseurs was de Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs (1992), die de Poolse regering van advies diende. Hij beriep zich op de in zijn ogen succesvolle sanering van een aantal Zuid-Amerikaanse economieën die zich na toepassing van zijn adviezen vooral hadden gericht op macro-economische aanpassingen. Er waren volgens hem in Midden- en Oost-Europa vier pijlers van de transitie: macro-economische stabilisatie; privatisering en structurele hervormingen; liberalisering van de economie; internationalisering. Deze vier punten waren met elkaar verweven. Een goed verlopen privatisering kon buitenlandse investeringen stimuleren. De noodzakelijke prijsliberalisatie zou leiden tot een periode van hoge inflatie, die door stabiliteitsmaatregelen onder controle moest worden gebracht. Door deze maatregelen zou het investeringsklimaat verbeteren en de export groeien. Sachs adviseerde de volgende concrete maatregelen te nemen: een devaluatie van de koers van de nationale munt, teneinde een realistische wisselkoers met het buitenland te realiseren; het zoveel mogelijk loslaten van door de overheid vastgestelde prijzen; een sterke reductie van overheidssubsidies voor het kunstmatig in leven houden van onrendabele bedrijven en voor het openhouden van medische, sociale en culturele instellingen; het terugdringen van de inflatie; een snelle privatisering van het staatsbezit. Sachs was zich bewust van het feit dat deze aanpak gepaard zou gaan met een snel oplopende werkloosheid en een aanmerkelijke daling van de levensstandaard van het merendeel van de bevolking. Deze sociale gevolgen zouden onvermijdelijk zijn, maar de snelheid van de hervormingen bood ook het perspectief op een herstel dat eerder in zou zetten dan bij geleidelijke macro-economische aanpassingen. Een volkse uitleg van deze aanpak luidt: indien een kat een zieke staart heeft, die levensbedreigend is voor het beest, dan kan men natuurlijk steeds een stukje van de staart afkappen, maar het is beter voor het beest om in één keer de gehele staart te amputeren, zodat het perspectief op eerder en beter herstel wordt geboden. De gedachte was dus dat het model goed en overal toepasbaar was, en dat economische problemen ontstonden bij vertraging bij de invoering van het model. Kritiek op de neoliberale aanpak De tegenstanders van de shocktherapie waren van diverse pluimage. De eerste groep tegenstanders kon wel instemmen met het neoliberale model, maar had technische bezwaren, met als belangrijkste argument dat eerst een stevig institutioneel kader moest ontstaan, voordat de markt volop in werking kon treden. Geprivatiseerde bedrijven zouden alleen kunnen functioneren in een goed financieel stelsel, met commerciële banken, en met ondersteunende instanties zoals een Kamer van Koophandel (Van Brabant 1993). Het verweer van

3 de aanhangers van de shocktherapie hiertegen luidde dat dit institutionele kader er vanzelf zou komen zodra de behoefte eraan zou ontstaan in de economie. De tweede groep tegenstanders bestond uit mensen die niet overtuigd waren van de voordelen van de markteconomie en de oude ideologie slechts met moeite konden loslaten. In feite ging het hierbij niet om een economische maar om een politieke discussie. Volgens Marie Lavigne (1999, p ) was de keuze voor de shocktherapie een intellectuele en politieke acceptatie van het neoklassieke economische model, tezamen met de wil om radicaal te breken met het verleden. De aanhangers van de geleidelijke weg hadden volgens haar meer moeite met die breuk en waren in feite op zoek naar een Derde Weg, een zoektocht naar een vorm van marktsocialisme waarbij het goede van het kapitalisme en van het socialisme konden worden verenigd. De derde groep tegenstanders meende dat door de snelle invoering van de markteconomie de sociale kosten te hoog waren en dat teveel (oude) productiecapaciteit was vernietigd. De UNDP hoorde tot deze groep. Er was te weinig rekening gehouden met lokale omstandigheden. Anton Kruiderink zei daarover in het eerder genoemde interview: Het Westen wist niet veel af van de communistische landen, maar dacht alleen: er moet hervormd worden, dus ontmantelen we de staat en laten de vrije markt zijn gang gaan. Een naïeve gedachte, maar wel ideologische gemotiveerd. Want het communisme was immers ingestort, en daarmee had de communistische staat afgedaan. De UNDP beschreef in haar eerder genoemde rapport in 1999 de menselijke tragedie die sinds de omwenteling in de meeste transitielanden was ontstaan: een hoge werkloosheid, sterk gestegen armoede, alcoholisme, een verslechterde gezondheidszorg en een gedaalde gemiddelde levensverwachting (kader 5.1; zie voor een verdere bespreking van deze effecten hoofdstuk 6). Deze ellende was ontstaan door de snelheid van de hervormingen, maar vooral ook omdat de staat geen regulerende rol meer kon spelen. De hervormingen hadden in een verkeerde volgorde plaatsgevonden, en er was voorbijgegaan aan de specifieke omstandigheden van de transitielanden. We nemen een aantal argumenten door. De staat had volgens de UNDP een belangrijke sturende en corrigerende rol moeten spelen in het hervormingsproces. Het is begrijpelijk waarom dat onvoldoende is gebeurd. De staat had in de communistische tijd een slechte naam: hij stond voor onderdrukking, centrale planning en schaarste. Na de politieke transformatie werd met vallen en opstaan een begin gemaakt met de economische hervormingen, waarbij de onervaren politici doorgaans uitgingen van een clichébeeld van de in te voeren markteconomie, in de optimistische verwachting dat snelle resultaten mogelijk waren. In de perceptie van de politici (maar ook van de meeste burgers) werd de kapitalistische economie gekenmerkt door een zo vrij mogelijke werking van marktkrachten, met een minimale interventie van de kant van de overheid. Bij veel mensen heerste de gedachte dat in de nieuwe politieke constellatie de staat onbelangrijk was. Zij hadden weinig kennis van de West-Europese verzorgingsstaat, waar de overheid juist een sterke regulerende rol heeft. De staat stond dus in een slecht daglicht, en dit beeld werd versterkt door de soms vage scheidslijnen tussen de politieke en economische elite. De staat kon vaak geen krachtige rol spelen, bij gebrek aan institutionele ondersteuning. Zo was de belastinginning in veel landen een probleem (dat overigens nog steeds niet is opgelost): de belastingdiensten waren slecht georganiseerd, en corruptie een veel voorkomend fenomeen. De UNDP pleitte daarom voor een meer interveniërende rol van de staat, met een actieve rol in het economisch proces. Ook de toonaangevende econoom Michael Ellman pleitte voor een sterke overheid, naar voorbeeld van een aantal Zuidoost-Aziatische landen. De staat moest een grotere rol spelen

4 bij het faciliteren van de markteconomie, door middel van wetgeving, het opzetten van instituties, en de bestrijding van corruptie (Lavigne 1999, p ). Volgens de UNDP kon pas nadat door de staat het institutionele kader was opgezet begonnen worden met de geleidelijke privatisering van de economie en de openstelling voor buitenlandse investeringen. Kortom, hervormingen in de omgekeerde volgorde dan het recept van IMF en Wereldbank voorschreef. Op deze buitenlandse investeringen komen we terug in paragraaf 5.4. De UNDP wijst er terecht op dat IMF en Wereldbank onvoldoende oog hadden voor de lokale omstandigheden. Dat is een oude kritiek, die ook te horen was toen in de jaren zeventig en tachtig veel ontwikkelingslanden door het IMF gedwongen werden om structurele aanpassingsprogramma s door te voeren, die heel eenzijdig gericht waren op de verbetering van de betalingsbalans, met weinig oog voor de diversiteit van de Derde Wereld. De Westerse adviseurs trokken na de val van de Muur naar Oost-Europa, en schreven hun standaardrecept uit. Piet Boerefijn, de auteur van het hoofdstuk over Estland in dit boek, maakte mee hoe in de beginjaren vanuit Tallinn een rapport over Estland werd geschreven door Westerse deskundigen die Estland nauwelijks kenden, de hoofdstad niet uitkwamen, en de cijfers lieten verzamelen door een stagiair, die niet veel anders kon doen dan de onbetrouwbare cijfers te reproduceren die door de overheid waren verstrekt. Eerder is geschreven dat ook de belangrijke adviseur Jeffrey Sachs zich baseerde op zijn ervaring als schuldensaneerder in Zuid-Amerika. Maar in dat continent ging het om de bijsturing van de markteconomie; in Oost-Europa bestond deze niet eens. Zonder kennis van zaken werden adviezen gegeven. Hier zien we een overeenkomst tussen het neoliberale model en het in hoofdstuk 3 beschreven Sovjetmodel voor economische ontwikkeling. In beide gevallen was een sterke overtuiging aanwezig betreffende de superioriteit van het model, dat op missionaire wijze moest worden verspreid over de wereld. Het waren/zijn beide uniformerende modellen, die weinig oog hebben voor lokale omstandigheden. Overigens heeft ook het IMF later ingezien dat het van belang is om rekening te houden met lokale omstandigheden. Jeffrey Sachs heeft zelfs zo n bekering ondergaan: hij verkondigt tegenwoordig dat plaatselijke geografische omstandigheden een belangrijke verklaring kunnen bieden voor tegenvallende economische prestaties. Hij heeft het dan vooral over slechte fysisch-geografische omstandigheden en de effecten van de klimaatveranderingen voor Afrika (Sachs 2005). Over de geografische omstandigheden hebben Midden- en Oost- Europa minder te klagen. Zij worstelden vooral met de communistische erfenis. Een onderdeel van die erfenis was de staatseconomie. 5.2 Privatisering van de economie Een even moeilijke als cruciale fase in het hervormingsproces is de privatisering van de economie. Daarbij spelen tal van uiteenlopende economische, politieke en maatschappelijke belangen een rol, zodat het verloop van de privatisering veel duidelijk maakt over de hervormingsbereidheid van een nationale overheid. Uiteindelijk draait het bij privatisering vooral om eigendomsverhoudingen en macht essentiële kenmerken van de kapitalistische samenleving. Wat wordt precies verstaan onder privatiseringen? We kunnen daarbij twee elementen onderscheiden. In de eerste plaats betreft dit het afbouwen van staatseigendom en -management, waarbij de besluitvorming van het economisch proces op micro- en mesoniveau door de staat wordt overgedragen aan private personen of instellingen. In de tweede plaats gaat het om de autonome groei van nieuwe ondernemingen (Bos-Karczewska 1993; Estrin 1998).

5 Privatisering van de economie was en is ook in West-Europa een belangrijk politiek thema, met name in de jaren negentig. Maar de privatisering in Oost-Europa was vele malen omvangrijker. Oost-Europa kende ten opzichte van het Westen de volgende bijzondere omstandigheden (zie ook hoofdstuk drie): de staatssector was buitengewoon groot, er gold voor veel bedrijven een hoge monopoliegraad (het ontbrak hen aan concurrenten), de dienstensector en het midden- en kleinbedrijf waren gering van omvang, de defensie-industrie was immens, en er was buiten het staatscircuit weinig binnenlands kapitaal in omloop. Bovendien was er een sterke overlap van de politieke en economische elite, de zogeheten nomenklatura. Privatisering van het staatsbezit stond na de omwenteling in de meeste Oost-Europese landen hoog in het vaandel. Waarom eigenlijk? Er kunnen de volgende motieven voor privatisering worden onderscheiden (Bos-Karczewska 1993, p. 83-4; Estrin 1998, p. 73): Economische motieven: staatsbedrijven zijn minder in staat om zich aan te passen aan de marktomgeving, geprivatiseerde bedrijven kunnen dat beter; volgens de economische theorie zijn bedrijven in privébezit economisch efficiënter; onrendabele staatsbedrijven kosten de staat veel geld in de vorm van subsidies; een eventuele verkoop van staatsbedrijven levert de schatkist geld op; door eventuele verkoop aan buitenlandse ondernemingen zullen kennis en kapitaal worden binnengehaald. Maatschappelijke doelen: het staatsbezit is feitelijk volksbezit; dit volksbezit moet te gelde worden gemaakt en de opbrengst verdeeld worden onder de bevolking; de werknemers van een bedrijf moeten grotere zeggenschap krijgen in de onderneming. Dit kan gerealiseerd worden door (een deel van) de aandelen te verstrekken of te verkopen aan het personeel van een bedrijf; het rechtvaardigheidsprincipe geldt voor oude eigenaren waarvan het bezit gedurende het communisme is genationaliseerd. Dit bezit moet worden teruggeven, of er moet een schadeloosstelling volgen. Politieke doelen: een hoge privatiseringsgraad van de economie zal het goed doen bij internationale instellingen, die mede daardoor bereid zullen zijn om met leningen of hulpprogramma s ondersteuning te verlenen aan de economie. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kleine en grote privatisering. Bij de kleine privatisering (winkels bijvoorbeeld) hoefde de overheid nauwelijks iets te regelen, maar bij de grote privatisering van de gigantische staatsbedrijven ontstonden de echte problemen en dienden ingrijpende besluiten genomen te worden. Bij grote privatisering zijn de volgende methoden gehanteerd: verkoop van bedrijven (via een open inschrijving of door middel van een veiling), waarbij men de keus kon maken of men wel of niet aan buitenlandse ondernemingen wilde verkopen; voucherprivatisering, waarbij vouchers werden verstrekt aan de hele bevolking en/of aan werknemers van bedrijven, die konden worden gebruikt bij de aankoop van aandelen. Daarbij kon men er voor kiezen om de voucher overdraagbaar te maken;

6 management buy-out of employee buy-out, waarbij het management of de werknemers (mede)eigenaar werden van de onderneming (Lavigne 1995, p ). Tot zover de achtergronden en de methodiek. Wat is er van de privatisering terechtgekomen? Op papier is ze in veel Oost-Europese landen een groot succes geworden, maar in de praktijk ligt de situatie anders. In de eerste plaats is er de vraag volgens welke criteria een bedrijf als geprivatiseerd moet worden beschouwd. Zo is het in Hongarije en Rusland gebruikelijk om een bedrijf als geprivatiseerd te zien als ook maar één enkel aandeel niet in het bezit is van de staat (Estrin 1998, p. 80). Doorgaans hanteert men bij de definitie echter een aandeel groter dan 50 procent. Maar ook een hoog privaat aandeel hoeft nog niet automatisch in te houden dat een bedrijf geheel los is komen te staan van externe ondersteuning. Het beste voorbeeld hiervan is Tsjechië, waar in de jaren negentig veel vouchers zijn opgekocht door privatiseringsmaatschappijen, die daardoor veel aandelen wisten te verwerven in grote bedrijven. Achter deze maatschappijen zaten nog niet geprivatiseerde banken, die de verliezen van de grote bedrijven aanvulden met behulp van staatsgelden. Deze banken hadden daar ook wel enig belang bij, omdat ze veel zogenaamde slechte leningen hadden uitstaan bij deze bedrijven, als erfenis van de communistische tijd. De banken hadden dus geen enkel belang bij faillissement van hun klanten. Lange tijd ging Tsjechië door als het economisch wonder van Oost-Europa, met hoge groeicijfers. In 1997 volgde echter een diepe economische recessie, mede door de genoemde schijnprivatisering, die de economische problemen van veel bedrijven had weten te camoufleren (BCE 1998). Er zijn meer landen geweest waar vouchers overdraagbaar waren en konden worden opgekocht door privatiseringsmaatschappijen, zoals Rusland. Achter deze maatschappijen verschool zich de (voormalige) politieke elite, en het is vrij aannemelijk dat ook het criminele circuit een vinger in pap had. In ieder geval beschikten deze organisaties over de nodige contacten, ervaring en financiële middelen. Deze maatschappijen werden dus een nieuwe machtsfactor. Het krachtig doorzetten van de economische hervormingen was lang niet altijd hun hoogste doel (Priewe 2000). De privatisering via investeringsfondsen heeft geleid tot een sterke concentratie van economische macht. In veel Oost-Europese landen verliep de privatisering van grote staatsbedrijven traag. De overheid was bang voor het ontstaan van massale werkloosheid, die tal van gebieden zou teisteren, met alle maatschappelijke onrust van dien. Bij het privatiseren van sommige onderdelen van de economie speelden daarnaast emotionele problemen, zoals bij de verkoop van nationale symbolen zoals de nationale post of luchtvaartmaatschappij. De overheid kon dus een grote invloed hebben op het privatiseringsproces doordat zij in eerste instantie de keuze maakte welke bedrijven voor privatisering in aanmerking kwamen. De landen die lid wilden worden van de Europese Unie werden echter gedwongen om haast te maken met de privatisering. Staatssteun aan bedrijven is in de EU immers niet toegestaan, al zijn er tal van voorbeelden waaruit blijkt dat dit toch meestal indirect gebeurt. Waar het bij privatisering omdraait is de vraag of een op papier geprivatiseerd bedrijf geheel op eigen benen staat en zich moet aanpassen aan de marktomgeving, of dat er sprake is van verkapte of openlijke (financiële) ondersteuning. Het meest duidelijk is de situatie in Hongarije en Estland, waar de overheid heeft gekozen voor een maximale inbreng van buitenlandse bedrijven, vanuit de gedachte dat vooral deze bedrijven over de financiële middelen en expertise beschikken om (delen van) voormalige staatsbedrijven te saneren. De steun vanuit de nationale overheid is na overname afwezig. Vrij algemeen is men van mening dat de privatisering in Estland en Hongarije succesvol is verlopen (Zijlstra 1998). Hongarije en ook Estland (in elk geval gemeten naar het bescheiden aantal inwoners) hebben op deze

7 manier veel buitenlands kapitaal binnengekregen. In 2001 konden in beide landen de privatiseringsmaatschappijen worden opgeheven, ook al was men blijven zitten met een aantal moeilijk te verkopen bedrijven (BCE 2001). De zeer uiteenlopende methoden en uitkomsten van de privatisering hebben een diffuus beeld van bedrijven opgeleverd. Hamilton (1999, p. 141) onderscheidde tien jaar na de omwenteling het volgende palet aan bedrijven: de oude kapitaal-intensieve industrieën die nog eigendom waren van de staat, of waar arbeiderszelfbestuur was ontstaan. Deze bedrijven hadden een geweldige technische achterstand, veel schulden, een teveel aan werknemers, en hadden te maken met weggevallen afzetmarkten. Ze gedroegen zich nog op de oude socialistische wijze, ook al kregen ze doorgaans geen financiële steun meer van de overheid. Anno 2010 komen we dit type bedrijven in de nieuwe lidstaten van de EU niet meer tegen. In Zuidoost-Europa en de meeste voormalige Sovjet-republieken bestaan ze nog wel. de paternalistische bedrijven, die in staatsbezit waren gebleven en vaak dezelfde kenmerken hadden als de vorige groep bedrijven, met het verschil dat deze bedrijven wel staatssubsidies kregen. Voor deze steun konden diverse redenen gelden: het waren bijvoorbeeld nationale symbolen (vlaggenschepen van de onafhankelijke staat), of ze lagen in gebieden waar het verzet van werknemers tegen afslanking sterk was, zoals in mijnbouwgebieden. Ook voor deze bedrijven geldt tegenwoordig dat ze in de nieuwe EU-lidstaten niet of nauwelijks voorkomen, maar daarbuiten wel. de op papier geprivatiseerde bedrijven, die financieel in leven werden gehouden via een directe lijn met banken die nog onder invloed stonden van de overheid, of die in handen waren van bankiers die zich verrijkt hadden aan de papieren privatisering. De eerder genoemde bedrijven in Tsjechië behoorden daartoe, evenals veel bedrijven in Rusland. Volgens Hamilton (1999, p. 141) lijken deze constructies in Rusland op de Japanse keiretsu of de Koreaanse chaebol, met al hun financiële zwaktes. Nadat Poetin aan de macht kwam in Rusland (in 2000) heeft de staat bij veel bedrijven de zeggenschap terug verkregen. de globalizing enterprises, staatsbedrijven, of geheel nieuwe bedrijven, die behoren tot een multinationale onderneming met het hoofdkwartier in de EU, de VS of Oost-Azië. Naar deze bedrijven gaat het merendeel van de directe buitenlandse investeringen. Er worden nieuwe technologieën toegepast, en er zijn moderne organisatie- en managementsystemen ingevoerd. Deze bedrijven zijn de belangrijkste katalysatoren van het economische moderniseringsproces. en ten slotte de voormalige staatsbedrijven die zonder buitenlandse steun op succesvolle wijze geprivatiseerd zijn, en die commercieel opereren op de zakelijke markt. Twintig jaar na de val van de Muur kunnen we constateren dat in de nieuwe EU-lidstaten de privatisering van de economie min of meer is voltooid. Van het teruggeven van het gemeenschappelijk bezit aan het volk is echter geen sprake geweest. Er zijn drie groepen die geprofiteerd hebben van de ongekend omvangrijke privatiseringsoperatie. De eerste groep bestaat uit Westerse bedrijven en ondernemers, die vaak voor een habbekrats een zieltogend bedrijf konden overnemen. Daarnaast is er een tweede groep, die gevormd wordt door handige politici uit de communistische gelederen, die razendsnel hun ideologische veren hebben afgeschud en zich in het kapitalisme hebben gestort. Zij zaten dicht bij het vuur, hadden de juiste contacten en kregen dankzij vriendjespolitiek de vetste kluiven toegeworpen. Vooral in de landen van de voormalige Sovjet-Unie was dit meer regel dan uitzondering. In Midden- en Oost-Europa kwam dit op minder grote schaal voor. De laatste groep bestaat uit slimme lokale zakenlieden, die al snel doorhadden hoe het kapitalistische spel gespeeld

8 moest worden. Ze konden vaak profiteren van ontbrekende wetgeving. Het waren niet zelden jonge ondernemers, die de kansen zagen in de nieuwe samenleving. Hun successen werden met argwaan bekeken door het merendeel van de bevolking, die immers was opgevoed met de gedachte dat het maken van winst een criminele daad was. In de komende paragrafen zullen we de economische prestaties van de verschillende landen in de regio onder de loep nemen. Hoe hebben de landen gepresteerd op het gebied van economische groei, handel, en buitenlandse investeringen? Wat heeft dit betekend voor de werkgelegenheid en inkomens? We doen dit voortdurend met de centrale vraag van dit hoofdstuk in het hoofd: welke keuzes zijn er na 1989 gemaakt en hoe succesvol waren die? 5.3 Economische groei: een sterk wisselend beeld Alle landen hebben na de transitie een sterke daling van het bruto binnenlands product (BBP) gekend. Dit staat bekend als de transformatieshock. Deze was onvermijdelijk; het zou eerder verbazing wekken als deze daling zich niet had voorgedaan. De geringe productiviteit van de planeconomie kwam immers aan de oppervlakte, en traditionele afzetmarkten waren verloren gegaan. Er was minder overheidssteun voor bedrijven beschikbaar en de binnenlandse vraag nam af door de verminderde koopkracht, zodat bedrijven gesloten moesten worden dan wel sterk moesten inkrimpen. Volgens de neoliberale theorie zou de overgangsrecessie ruimte moeten bieden voor een economisch herstel dat gebaseerd moest zijn op de groei van de dienstensector en de groei van de private sector met buitenlandse investeringen als motor van de groei. De jaarlijkse daling van het BBP zou dan omgezet worden in een stijging, zodat de grafiek van het BBP een zogenaamde J-curve laat zien (Bradshaw en Stenning 2000, p. 13). Figuur 5.1 toont de groei van het BBP tussen 1989 en 2000 voor twee groepen landen: de tien Midden- en Oost-Europese landen die in 2004/2007 lid zouden worden van de EU, en de landen van het GOS (de ex-sovjet-unie minus de drie Baltische Staten). Opvallend zijn de verschillen in de diepte van de overgangsrecessie en in het herstelvermogen. De val van de latere nieuwe EU-lidstaten was in vergelijking tot de ex-sovjet-unie minder diep, en het herstel begon eerder. Binnen dit tiental bestonden grote verschillen. In sommige landen kwamen de hervormingen pas laat op gang. Dit is te zien in tabel 5.1. In Roemenië is lang getreuzeld met het doorvoeren van economische hervormingen. De oud-communisten onder leiding van Iliescu die aan de macht bleef tot 1996 waren niet volledig overtuigd van de invoering van de markteconomie. Ook na 1996 waren de hervormingen nog zo n vijf jaar halfslachtig. Dit leidde tussen 1996 en 2001 zelfs tot een kleine krimp van de economie. Er werd lange tijd weinig aandacht besteed aan een herziening van het wettelijk kader, waardoor buitenlandse investeerders Roemenië nauwelijks aandeden. Er waren zorgen over de mensenrechten (zoals de behandeling van Hongaren in Transsylvanië), waardoor EU-lidmaatschap ver weg leek voor Roemenië. De economische groeicijfers waren daarom lange tijd laag. Rond 2000 koos het land echter overtuigend voor een Westerse oriëntatie, en kwam het EU-lidmaatschap in zicht. Dat had onmiddellijk een gunstig effect op de buitenlandse investeringen en de economische groei. Sindsdien is Roemenië bezig met een indrukwekkende inhaalslag. In Hongarije deed zich het omgekeerde verschijnsel voor. De economische groei was redelijk in de jaren negentig, maar steeg in het nieuwe millennium niet, in tegenstelling tot de meeste buurlanden. Dat is vreemd, want het land werd vóór 1989 gezien als het meest liberale Oostblokland, en de verwachting was dat het heel snel kon aansluiten bij het Westen. De privatisering verliep vlot; veel staatsbedrijven werden aan Westerse bedrijven ver-

9 index 1989= Midden- en Oost-Europa voormalige Sovjet-Unie Figuur 5.1 Jaarlijkse groei van het bruto binnenlands product in de tien Midden- en Oost- Europese die later lid zouden worden van de EU, in vergelijking met de GOS-landen, Bron: Bradshaw & Stenning Gemiddelde economische groei in procent per jaar BBP 2007, in vergelijking tot 1989 (1989 = 100) (verwachting) Bulgarije 0,1 6,8 6,0 107 Estland 6,4 7,9-3,6 150 Hongarije 4,0 4,0 0,5 135 Letland 5,9 9,3-4,6 124 Litouwen 5,1 8,8 3,0 116 Polen 4,7 5,4 4,9 169 Roemenië -0,3 7,5 7,1 120 Slovenië 4,2 5,4 3,5 151 Slowakije 3,6 7,9 6,4 154 Tsjechië 1,7 5,6 3,2 139 Albanië 5,6 6,5 6,9 152 Bosnië- 26,3 6,4 5,5 79 Hercegovina Kroatië 3,6 5,6 2,4 111 Macedonië 1,7 4,3 5,0 96 Montenegro 3,3 6,5 7,1 85 Servië 2,0 7,1 5,4 68 Tabel 5.1 Gemiddelde jaarlijkse economische groei, tussen 1996 en 2001, en tussen 2002 en Bron: ERBD kocht. Maar Hongarije kreeg steeds meer te maken met een extreme politieke polarisatie, tussen de socialistische partij (die voortkomt uit de oude communistische partij) en de centrumrechtse partijen. Daardoor is modernisering van de economie na 2000 ernstig achtergebleven. De gezondheidszorg en de belastingpolitiek moeten dringend hervormd worden. De overheidsuitgaven zijn veel te hoog. Nadat in 2006 de socialistische premier Gyurcsány tijdens een besloten bijeenkomst voor zijn partij had verklaard dat we het Hongaarse volk de laatste jaren hebben voorgelogen over de economische toestand brak een ware volksopstand uit. Pas drie jaar later trad Gyurcsány af, toen de economische crisis Hongarije zwaar had getroffen.

10 De tabel laat in de laatste kolom de totale economische groei sinds 1989 zien. Polen scoort het beste, gevolgd door Slowakije, Slovenië en Estland. In Zuidoost-Europa scoort Albanië goed, maar daarbij moet bedacht worden dat het land heel arm was in 1989, waardoor de procentuele groei al snel hoog is. Kroatië heeft het redelijk gedaan, maar de overige Zuidoost-Europese landen hebben het niveau van 1989 nog niet bereikt. De oorlogen op de Balkan, en de economische gevolgen van het uiteenvallen van Joegoslavië werken sterk in het nadeel van deze landen. De statistieken zijn overigens niet altijd betrouwbaar of zijn vertekend door de oorlog. Dat verklaart de opmerkelijk economische groei van Bosnië-Hercegovina na de oorlog terwijl het land er per saldo niet best voor staat. 5.4 Directe Buitenlandse Investeringen Onder Directe Buitenlandse Investeringen (DBI) verstaan we alle investeringen vanuit het buitenland die tot doel hebben een gecontroleerd aandeel te verkrijgen in een productiefaciliteit (bedrijf, machines) of in infrastructuur (zoals spoorwegen). Daarin verschillen DBI van port-folio investeringen dat zijn indirecte investeringen door bijvoorbeeld de koop van aandelen. DBI kunnen op verschillende manieren plaatsvinden: door de gehele of gedeeltelijke overname van een staatsbedrijf, of door het opzetten van een geheel nieuw bedrijf (greenfield investment). In beide gevallen kan dit door een joint venture aan te gaan of door als enige nieuwe eigenaar op te treden. De omvang van de DBI die een land heeft weten te verwerven sinds de omwenteling wordt doorgaans gezien als een belangrijke graadmeter van de economische hervormingen het zijn immers buitenlandse investeerders die hun waardering of afkeer uitspreken over het investeringsklimaat (Unctad, in Van Hastenberg 1999, p. 62). Figuur 5.2 laat zien hoe de buitenlandse investeringen zich hebben ontwikkeld tussen 1989 en Polen heeft als grootste land steeds de meeste investeringen aangetrokken. De inhaalslag van Roemenië vanaf 2000 is opmerkelijk; het is de weerslag van de hierboven vermelde koersverlegging van de economische politiek. Spectaculair is ook de groei van de investeringen in Bulgarije. Voor beide landen geldt dat het investeringsklimaat sterk verbeterde door allerlei maatregelen die getroffen werden om de toetreding tot de Europese Unie mogelijk te maken. Roemenië en Bulgarije werden daarom voor investeerders aantrekkelijke landen: alle voordelen van het EU-lidmaatschap, maar met lagere lonen dan in bijvoorbeeld Polen en Tsjechië. De groei van de investeringen in Slowakije is voor een groot deel het gevolg van de investeringen in de automobielindustrie (kader 5.2). Figuur 5.2 laat alleen de inkomende DBI zien. In toenemende mate investeren Middenen Oost-Europese bedrijven ook zelf in het buitenland. Polen en Hongarije lopen voorop. Polen had in 2007 in totaal 19 miljard dollar aan uitgaande DBI (vanaf 1989) in het jaar 2000 was dat nog maar één miljard dollar. Ook Hongarije had in 2000 nog nauwelijks uitgaande DBI; in 2007 was dit bedrag al opgelopen tot 18 miljard. Roemenië en Bulgarije kennen nog nauwelijks uitgaande investeringen. Ter vergelijking: Nederland had in 2007 (cumulatief ) een uitgaand bedrag van 851 miljard dollar, tegen inkomende DBI van 673 miljard dollar. Voor de meeste oude EU-lidstaten geldt dat inkomende en uitgaande investeringen ongeveer in evenwicht zijn. De nieuwe lidstaten zijn ver verwijderd van een evenwicht. Tegen een totaal aan inkomende DBI van 531 miljard dollar ( ) stond een uitgaand bedrag van 62 miljard dollar (UNCTAD 2008, p. 257). Dit kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden: als een teken van de (blijvende) afhankelijke positie van de regio, of als signaal van de (voorbijgaande) ontwikkelingsfase waarin de regio zich bevindt.

11 miljard dollar Polen Tsjechië Hongarije Roemenië Slowakije Bulgarije Estland Litouwen Letland Slovenië 7374 Inkomende investering Figuur 5.2 Inkomende directe buitenlandse investeringen, , cumulatief, in miljard dollar. Bron: UNCTAD Rangorde op basis van percentage DBI van BBP Land Inkomende investeringen, cumulatief , als percentage van BBP (afgerond) Inkomende investeringen, cumulatief , per capita (dollar) 1 Bulgarije Estland Hongarije Tsjechië Slowakije Letland Litouwen Roemenië Polen Slovenië Tabel 5.2 Inkomende directe buitenlandse investeringen, (cumulatief ), als percentage van het BBP en per capita, in dollar. Bron: UNCTAD Hoe succesvol een land is in het aantrekken van buitenlandse investeringen kan beter beoordeeld worden als we de omvang relateren aan de totale omvang van de economie en/of de bevolkingsomvang. Tabel 5.2 laat de rangorde zien op basis van de inkomende investering (cumulatief ) als percentage van het BBP. Polen bevindt zich nu in de achterhoede, terwijl Bulgarije en Estland vooroplopen. Als we het inkomende bedrag per capita bekijken, doen Hongarije en Tsjechië het goed. Toch zou het onjuist zijn om de omvang van DBI alleen te koppelen aan het succes van het hervormingsbeleid. Ook de afstand tot West-Europa speelt een belangrijke rol: voor veel ondernemers zijn afstand en bereikbaarheid nog steeds van betekenis (Michalak 1993). Daarom werd in de eerste jaren vooral in de meest westelijke landen geïnvesteerd. Daarna trad een verschuiving naar het oosten op, mede omdat de lonen in de westelijk gelegen landen stegen. Het recente succes van Roemenië en Bulgarije is mede hierdoor te verklaren. Buitenlandse investeerders kunnen om uiteenlopende redenen belangstelling hebben voor investeringen in Oost-Europa. Soms willen zij produceren voor de lokale Oost-Europese markt, soms voor de Westerse markt (ook mengvormen komen voor). Het opzetten en/of de overname van een productie-eenheid die de lokale markt moet bedienen volgt doorgaans op een fase waarin leverantie van de betreffende goederen vanuit het Westen plaatsvond, conform het ruimtelijk ontwikkelingsmodel van Håkanson (in Lambooy e.a p ). Indien de vraag groeit en de overtuiging bestaat dat ook op de langere termijn afname van

12 het product verzekerd is, kan het economisch rendabel zijn om te gaan produceren in Midden- en Oost-Europa zelf. In het tweede geval, productie voor de Westerse markt, speelt de goedkope arbeid een rol. Aangetrokken door de lage lonen verplaatsen steeds meer Westerse bedrijven (delen van) hun productiecapaciteit naar Midden- en Oost-Europa. Hierbij gaat het vooral om arbeidsintensieve bedrijvigheid. Voorbeelden zijn de elektronica-industrie, de kleding- en textielbranche en de automobielindustrie (zie kader 5.2). Overigens moeten bedrijven bedenken dat het voordeel van de lage lonen ten dele wegvalt door het nadeel van de lagere productiviteit van de werknemers. Dit laatste speelt vooral indien men een bestaand bedrijf overneemt, met verouderde machines. Bij greenfield investeringen kent men dit probleem niet; bovendien hoeft men in dit geval geen bestaand personeel over te nemen in de praktijk ziet men dat bedrijven kiezen voor jonge medewerkers, die minder belast zijn door het communistische verleden. In kader 5.3 wordt beschreven hoe de meubelindustrie in Polen zich heeft ontwikkeld. De buitenlandse producenten proberen soms te verhinderen dat ze moeten vermelden dat de meubelen in Polen zijn geproduceerd, uit angst dat de Westerse consument van mening is dat een in Polen geproduceerd product niet van goede kwaliteit zal zijn. Hoe moeten we deze toegenomen stroom investeringen beoordelen? Erik Meijer, destijds Europarlementariër voor de Socialistische Partij, zei in 2002 dat de uitbreiding van de EU de tweedeling in Europa zou versterken. Zodra het Oosten vreugdevol is binnengehaald komen de grote tegenvallers, aldus Meijer (2002): het Oosten wordt leverancier voor goedkope arbeid en van goedkope grondstoffen uit de landbouw en de mijnbouw, en afnemer van hoogwaardige dure technologie. Wat ze exporteren heeft nauwelijks waarde, wat ze importeren is onbetaalbaar en komt alleen beschikbaar voor de meest bevoorrechten. Hun markt wordt volledig opengesteld voor de onbenutte productiecapaciteit van Westerse bedrijven, die geprivatiseerde bedrijven opkopen om ze te kunnen sluiten. De opvatting van voormalig Philips-directeur Willem van der Vegt staat hier haaks op. Van der Vegt was bijna tien jaar werkzaam bij de Philips-vestiging in Boedapest, maakte in 2003 de overstap naar een groot transportbedrijf, en werkt vanuit het hoofdkantoor in Boedapest aan de verdere ontwikkeling van de Zuidoost-Europese markt. Toen hij in 1993 in Hongarije aankwam trof hij louter initiatiefloosheid aan: geen verantwoordelijkheid nemen, geen kritiek op anderen geven, want dat kon gevaarlijk zijn. Het was een erfenis van veertig jaar communisme. De markt voor consumentenelektronica was nog voor veertig procent zwart. Maar de veranderingen sindsdien zijn spectaculair, zo verklaarde hij tijdens een interview met De Volkskrant (16 augustus 2003): Een bedrijf als Philips kan het zich niet langer veroorloven om sentimentele redenen in [West-] Europa te blijven. Gedwongen door de hoge kosten in West-Europa zien grote bedrijven zich genoodzaakt om hun activiteiten te verplaatsen naar het oosten. En dan heb ik heb ik het niet alleen over assemblage, het domme werk dat je uitbesteedt aan lage lonenlanden dat gebeurt al. Maar ik heb het ook over de verschuiving van het denkwerk en management naar Oost-Europa. Kijk naar Samsung. Hun Europese organisatie is al voor 80 procent geconcentreerd in Oost-Europa, waar ze een gigantisch kostenvoordeel behalen. Toch is de verplaatsing minder groot dan men wellicht denkt, in elk geval bij Nederlandse bedrijven. Het beeld dat in eigen land door bedrijfsverplaatsingen naar Oost-Europa talrijke banen verloren zijn gegaan, klopt niet, zoals een studie van het Ministerie van Economische

13 Zaken (2005) laat zien. Natuurlijk komt het voor dat met name arbeidsintensieve productie wordt verplaatst, en dan zijn de Midden- en Oost-Europese landen een aantrekkelijke locatie. Op massale schaal gebeurt het echter niet. Vaak gaat het alleen om bepaalde afdelingen van Nederlandse bedrijven; mede daardoor kunnen deze bedrijven overleven. De meer gespecialiseerde productie, en de R&D-afdelingen, blijven in Nederland. Het totale verlies aan banen door de verplaatsing van Nederlandse bedrijven wordt ruimschoots gecompenseerd door nieuwe banen die in Nederland zijn ontstaan door de sterk gestegen handelsrelatie met Midden- en Oost-Europa. Het is ook een misverstand om te denken dat de buitenlandse investeringen in Midden- en Oost-Europa vooral naar de industriesector vloeien. Als we kijken naar de investeringsstromen van de oude naar de nieuwe EU-lidstaten, dan blijkt volgens Eurostat (2008a) dat ongeveer driekwart van het bedrag in de dienstensector (banken, verzekeringen, telecom) wordt geïnvesteerd, en slechts 22 procent in de industrie. Het blijkt bovendien dat het merendeel van de industriële productie is bestemd voor de lokale afzetmarkt. De effecten van buitenlandse investeringen: Škoda Michalak (1993, p ) wijst terecht op de grote voordelen van buitenlandse investeringen, zoals de overdracht van technologie, de scholing van werknemers, het vertrouwd raken met Westers ondernemerschap, en de toevloed van kapitaal. Door het gebrek aan binnenlands kapitaal bieden DBI vaak de enige mogelijkheid om (voormalige) staatsbedrijven van de ondergang te redden en te moderniseren. Maar volgens andere auteurs (genoemd in Pavlinek en Smith 1998, p. 621) leiden buitenlandse investeringen nauwelijks tot regionale ontwikkeling, omdat vrijwel geen gebruik wordt gemaakt van lokale toeleveranciers. Er ontstaan opnieuw kathedralen in de woestijn, net als in de socialistische tijd. Pavlinek en Smith (1998) hebben de regionale inbedding van buitenlandse investeringen uitvoerig geanalyseerd, aan de hand van de ervaringen in Tsjechië en Slowakije. In deze twee landen bevonden zich fabrieken van het grote industriële concern Škoda, dat lange tijd volgens de condities van de planeconomie had geopereerd in Tsjechoslowakije. In Tsjechië hebben de geprivatiseerde bedrijven een gunstige uitwerking gehad op de lokale toeleveranciers, omdat het regionale netwerk ook voor 1989 al sterk was. In Slowakije daarentegen zijn de contacten met lokale firma s verbroken en vervangen door contacten met firma s buiten Slowakije. Volgens de onderzoekers was de regionale inbedding vóór 1989 teveel opgedrongen geweest: de Škodafabriek in Bratislava was teveel een dependance van de belangrijkste vestiging in Tsjechië met slechts weinig autonomie een situatie die na 1989 werd voortgezet, toen de nieuwe buitenlandse eigenaren kozen voor het eigen netwerk met wereldwijde toeleveranciers. Pavlinek en Smith vreesden dat de laatstgenoemde situatie het meest zou voorkomen, en dat Oost-Europa de lage-lonen achtertuin van het rijke Westen ging worden, met slechts geringe positieve effecten van buitenlandse investeringen. In kader 5.2 wordt duidelijk gemaakt dat Pavlinek in 2009 niet meer achter zijn eigen pessimistische scenario staat (Pavlinek e.a. 2009). Over de gehele linie hebben de investeringen in de automobielindustrie goed uitgepakt. De dominantie van grote multinationals is weliswaar groot waardoor de belangrijke beslissingen buiten de regio worden genomen maar de verankering in de nationale economieën is sterk toegenomen. Er worden steeds meer hoogwaardige auto s en onderdelen geproduceerd, en de waarde van de export neemt toe. De regionale inbedding is sterker geworden, al zijn er nog steeds grotere verschillen tussen landen.

14 De overname van Škoda door het Volkswagenconcern was één van de grootste investeringsprojecten in Midden- en Oost-Europa. Ondanks het feit dat de regionale inbedding van de oude Škodafabriek in het Slowaakse Bratislava geringer was dan van de fabrieken in Tsjechië, worden behoorlijk veel onderdelen in de buurt van Bratislava geproduceerd, die just in time worden afgeleverd bij de fabriek waar de assemblage plaatsvindt. Foto: Leo Paul. 5.5 Handel: dalende tekorten In een markteconomie wordt handel beschouwd als een belangrijke stimulans voor economische groei, en wordt het succes van de export gezien als graadmeter van de economie: een groeiende export geeft aan dat er producten en diensten voorhanden zijn die het resultaat zijn van comparatieve voordelen. Na 1989 is de export vanuit Midden- en Oost-Europa aanvankelijk sterk gedaald, vooral door de ingestorte Comeconmarkt en de aanpassingsproblemen van de bedrijven door de economische hervormingen. De succesvolle transitielanden hebben echter een snelle heroriëntatie van de handel op het Westen weten te realiseren. Op deze heroriëntatie hebben door de overheid gemaakte keuzes een belangrijke invloed gehad. Vooral de houding ten opzichte van het systeem van vrijhandel is bepalend geweest. Zo heeft Estland er bewust voor gekozen om zo min mogelijk beperkingen op te leggen aan im- en export, teneinde het signaal af te geven aan de Westerse wereld dat het land definitief gebroken had met de ex-sovjet- Unie. De heroriëntatie van de handel verliep spectaculair snel. In 1991 kwam slechts drie procent Estlands import uit de EU, in 1996 was dit al 65 procent. De import uit het GOS daalde in dezelfde periode van 72 naar 17 procent. Voor de export golden ongeveer dezelfde percentages (Aalto 2003, p. 150). Tussen 1994 en 1999 sloot de EU handelsverdragen met de toekomstige nieuwe lidstaten af, waardoor de onderlinge handel grotendeels werd geliberaliseerd met uitzondering van enkele sectoren, zoals textiel, kleding en voedingsmiddelen. Figuur 5.3 laat de handelsin-

15 Litouwen Letland Slowakije Estland Polen Tsjechië Slovenië Hongarije percentage van de totale handel gemiddeld percentage onderlinge handel EU-15 Figuur 5.3 Handelsintegratie van de nieuwe lidstaten (met uitzondering van Roemenië en Bulgarije), met de oude EU-landen (EU-15), 1993 en 2005, als percentage van de totale handel (gemiddelde van export naar en import vanuit EU-15). Bron: Europese Commissie tegratie zien van de meeste nieuwe lidstaten (met uitzondering van Roemenië en Bulgarije) met de oude lidstaten van de EU tussen 1993 en De landen zitten in de buurt of zelfs boven de zestig procent handel met de EU: dit aandeel is het gemiddelde van de zogenaamde intra-eu handel. De percentages voor Letland en Litouwen zijn relatief laag, omdat deze landen nog veel handel drijven met andere nieuwe lidstaten. Hetzelfde geldt voor Slowakije (in 2005 circa 25 procent handel binnen de groep van nieuwe lidstaten, vooral met Tsjechië) (Europese Commissie 2006, p. 61). De meeste nieuwe lidstaten hebben een tekort op de handelbalans. Dat komt onder andere omdat de waarde van hun exportartikelen doorgaans lager is dan die van de oude EU-lidstaten. Maar die tekorten worden wel kleiner. Terwijl eind jaren negentig het tekort op de handelsbalans van de tien nieuwe EU-landen (inclusief Malta en Cyprus, exclusief Roemenië en Bulgarije) in de orde van grootte van acht procent was, is dat tekort in 2005 teruggelopen tot nog geen vier procent (Europese Commissie 2006, p. 65). Als voorbeeld van de toegenomen handelsintegratie tussen de oude en de nieuwe lidstaten nemen we de handel tussen Nederland en Polen. Figuur 5.4 laat zien dat deze handel sinds 1996 gestaag is gegroeid, met een versnelling na 2004, toen Polen lid werd van de EU. Duidelijk is dat Nederland het meest profiteert van de handel: in 2008 bedroeg het overschot op de handelsbalans circa drie miljard euro. Maar de export van Polen naar Nederland bleef ook stijgen. Waaruit bestaat de handel met Polen? De export naar Polen blijkt volgens het CBS (2009) vooral te bestaan uit machines, chemicaliën, industriële goederen en landbouwproducten. Opmerkelijk blijkt dit ook de samenstelling te zijn van de import vanuit Polen. De verklaring is dat veel producten naar Polen worden geëxporteerd als halffabrikaten, en terug worden geïmporteerd als eindproducten. Overigens is het erg lastig om handelscijfers te interpreteren. Zo bleek uit cijfers van het CBS dat in 2002 ruim tien procent van de Nederlandse export naar Polen betrekking had op computers en onderdelen daarvan. Maar Nederland trad in deze sectoren slechts op als distributeur, en niet als producent. 5.6 Welvaart en inkomens Wat zijn de gevolgen geweest van de economische transitie voor de welvaart van Middenen Oost-Europa? Is de individuele burger er iets mee opgeschoten? Deze vragen zijn moeilijk te beantwoorden. Er zijn vele statistieken beschikbaar zeker van de nieuwe EU-lidstaten, omdat deze landen volgens de systematiek van Eurostat gege-

16 8 7 6 uitvoer naar Polen invoer uit Polen positieve handelsbalans voor Nederland miljard euro Figuur 5.4 Handel van Nederland met Polen, , in miljard euro. Bron: CBS Letland Estland Litouwen Slovenië Slowakije Hongarije Tsjechië Polen alle nieuwe lidstaten Invoer (in miljard euro) Uitvoer (in miljard euro) China Rusland Brazilië 7374 Figuur 5.5 Nederlandse handel met nieuwe lidstaten, groei tussen 2004 en 2009 in vergelijking tot andere opkomende economieën. Bron: De Waard vens moeten verzamelen. Maar naast de cijfers staat de individuele beleving van burgers. Met name in de ogen van veel oudere bewoners van Midden- en Oost-Europa heeft de omwenteling weinig goeds gebracht: tegenwoordig is weliswaar alles te koop, maar de inkomens of pensioenen staan maar weinig luxe toe. Maar ook is duidelijk dat er groepen zijn die zich die luxe wel kunnen permitteren, en dat ook graag laten zien. De Westerse toerist kijkt zijn ogen uit in de belangrijkste winkelstraten van de grote steden, waar filialen van de sjieke Westerse ketens te vinden zijn. Het marmer van de nieuwe winkelcentra schittert de bezoeker overal tegemoet. Deze toerist zal al snel tot de conclusie komen dat het met de welvaart in het betreffende land goed gesteld is. Maar het beeld vertekent in sterke mate. Op het platteland wordt al snel de armoede zichtbaar die grote delen van de bevolking heeft getroffen. De verschillen tussen bevolkingsgroepen, en tussen gebieden, zijn sinds de omwenteling enorm gestegen. De gedeelde armoede van het communisme heeft plaats gemaakt voor een zeer diverse samenleving. In deze paragraaf zullen we dit lastige onderwerp stap voor stap ontrafelen. Het Bruto Binnenlands Product per capita geeft ons een eerste indicatie van de onderlinge welvaartsverschillen van de nieuwe lidstaten. Figuur 5.6 laat het beeld van 2007 zien,

17 Bulgarije Roemenië Polen Litouwen Letland Hongarije Slowakije Estland Tsjechië Slovenië EU-27 EU-15 Nederland BBP x1.000 euro 7374 Figuur 5.6 BBP per capita van de nieuwe EU-lidstaten in 2007 (euro), in koopkrachtpariteit. Bron: Eurostat in vergelijking tot de gehele EU, de oude lidstaten, en Nederland. Slovenië is van de nieuwe lidstaten het rijkste land. Bulgarije het armste. Dat kan wel ongeveer kloppen. Maar dat Estland meer welvarend is dan Polen dat onderaan de rij staat wekt enige verbazing. Het BBP is een maat voor de economische productie. Veel Polen zijn werkzaam in de grote (doorgaans zelfvoorzienende) agrarische sector, die verhoudingsgewijs weinig bijdraagt aan de economie. Als we het BBP per capita op regionaal niveau bekijken, komen we al tot een meer gedifferentieerd beeld. In het eerste hoofdstuk (figuur 1.7) hebben we al gezien hoe op NUTS-2 niveau het regionaal product zich verhoudt tot het gemiddelde van de EU. De kaart toont dat de meeste gebieden in de nieuwe lidstaten zich onder de 75 procent van het EU-gemiddelde bevinden, of zelfs onder de vijftig procent. We zien echter ook dat Praag, Bratislava, de regio Warschau, Boedapest en Boekarest er in positieve zin uitspringen. De armste regio is Noordoost Roemenië, die met euro per inwoner op slechts 24 procent van het EUgemiddelde stond; de rijkste regio is de binnenstad van Londen ( euro 303 procent van EU-gemiddelde). Maar ook bij deze gegevens horen een paar kanttekeningen. In de eerste plaats verschilt de omvang van de NUTS-2 regio s nogal. Er zijn wel richtlijnen van Eurostat, die aangeven dat een NUTS-2 regio tussen de 800 duizend en drie miljoen inwoners telt, maar een land hoeft zich daaraan niet te houden. Estland, Letland en Litouwen zijn door hun geringe bevolkingsomvang alle drie een NUTS-2 regio. De grote regionale verschillen tussen de respectievelijke hoofdsteden Tallinn, Riga en Vilnius en de rest van deze landen komt daardoor in het kaartbeeld niet naar voren. Een tweede kanttekening betreft het feit dat de economische productie per gebiedseenheid wordt gemeten. Grote steden zijn hierdoor in het voordeel, omdat de productie mede tot stand komt door pendelaars van buiten de regio. Zo zien we Praag als een geïsoleerd welvaartseiland in Tsjechië liggen, omdat van Praag toevallig een NUTS-2 regio is gemaakt. Maar juist rond Praag heeft zich sinds de omwenteling een enorme suburbanisatie afgespeeld, waardoor grote pendelstromen naar de hoofdstad zijn ontstaan. Deze pendelaars leven volgens de statistieken in een relatief arm gebied (de omringende NUTS-2 regio), maar hebben wel degelijk een heel aardig inkomen. Hetzelfde verschijnsel doet zich overigens ook in Nederland voor. Zo bevond de provincie Flevoland zich lange tijd onder de grens van 75 procent van het EU-gemiddelde, vooral door de enorme pendel op Amsterdam. Maar door dit statistische effect kwam Flevoland in aanmerking voor de regionale fondsen

18 index EU-27 = 100 Roemenië Bulgarije Kroatië Letland Polen Litouwen Slowakije Estland Hongarije Tsjechië Slovenië Nederland landelijk gemiddelde hoofdstadregio rijkste regio armste regio Figuur 5.7 Variatie tussen de rijkste en armste regio per land: BBP per capita (koopkrachtpariteit) in 2005, per NUTS-2 regio (EU27 = 100). De Baltische landen kennen elk maar één NUTS-2 regio. Bron: Eurostat 2008b. van de EU. Mede met dit geld is een ontbrekend deel van de A6 aangelegd (waardoor de pendel nog eens werd vergemakkelijkt). Als we Polen nader bekijken in de kaart, dan zien we grote regionale verschillen. De hoofdstad Warschau is geen aparte NUTS-2 regio, maar deel van de grotere regio Mazowiecki. De economische productie van de stad heeft natuurlijk grote invloed op de totale productie van Mazowiecki. Het overige deel van het oosten van Polen, en het westelijke grensgebied met Duitsland bevinden zich onder de 50 procentgrens dit zijn de delen waar de landbouw nog een grote rol speelt. Maar ook hierbij is het opletten: de grote steden in deze delen (ook geen NUTS-2 status) doen het stukken beter. De grote regionale verschillen binnen landen kunnen we goed terugzien in figuur 5.7, waarin de extremen per land zijn afgebeeld. Ter vergelijking is Nederland ook opgenomen. Dat is ook illustratief om nogmaals de betrekkelijkheid van statistieken aan te geven. Volgens de cijfers is Groningen de rijkste regio van Nederland rijker dan Amsterdam. Dat heeft alles te maken met de waarde van het gas dat in Groningen wordt gewonnen. De inwoners van Groningen merken daar tot hun spijt weinig van. Inkomens en koopkracht Het BBP is het meest gebruikelijke meetinstrument voor de welvaart van landen of gebieden, maar wel een onbevredigende, vanwege alle beperkingen. We willen ook graag weten hoe het welvaartsniveau op individueel niveau is. Het gemiddelde salaris in een land is slechts een grove maat voor de welvaart. De kosten van levensonderhoud kunnen per land sterk verschillen. In de nieuwe lidstaten zijn de kosten van bijvoorbeeld huisvesting doorgaans lager dan in de oude lidstaten (maar weer niet in binnensteden van de grote steden). De prijzen van consumptiegoederen zijn doorgaans wel op Westers niveau. Ook de belastingdruk varieert aanzienlijk. Eurostat verzamelt de gemiddelde bruto inkomens die werknemers verdienen in industrie en de dienstensector. Tabel 5.3 laat zien dat het verschil tussen Nederland en de nieuwe lidstaten nog enorm is. In Tsjechië, Hongarije en Polen wordt verhoudingsgewijs het meeste verdiend; in Bulgarije en Roemenië het minste. De tabel toont ook de minimumlonen die gelden in nieuwe lidstaten (de landen van de EU zijn verplicht om een minimumloon vast te stellen). Ook dit is een grove maat voor de verschillen in rijkdom tussen de landen we zien het zelfde patroon als bij de gemiddelde inkomens in industrie en diensten terugkomen.

19 Minimum maandloon, absoluut, juli 2008, in euro (koopkrachtpariteit) Gemiddeld jaarlijks bruto inkomen in industrie en dienstensector, (bedrijven > 10 werknemers) in euro in 2006 *) Nederland ,4 Slovenië 736 nb 7,0 Polen ,0 Tsjechië nb Hongarije ,4 Estland 390 nb 13,1 Letland 388 nb 16,8 Slowakije 381 nb 8,5 Litouwen ,5 Bulgarije ,8 Roemenië ,8 EU nb EU ,8 *) voor Nederland en Polen cijfers uit **) voor Estland: ; voor Letland ; voor Litouwen: alleen 2007 bekend. Gemiddelde jaarlijkse groei salaris tussen 2001 en 2007 **) Tabel 5.3 Minimum lonen en gemiddelde bruto inkomens verdiend in de industrie- en dienstensector. Bron: Eurostat 2008c en websites van Eurostat, EBRD en CBS. Nederland 3,00 14,6 Tsjechië 2,60 30,8 Hongarije 2,33 37,8 Slovenië 2,30 21,5 Letland 2,13 56,5 Roemenië 1,94 45,9 Litouwen 1,91 30,2 Estland 1,80 26,8 Polen 1,73 27,4 Bulgarije 1,73 57,4 Gemiddelde prijs in Europa 2,77 25,0 Prijs in 2008 Minuten werken voor één Big Mac (2009) *) *) in 2009 had de economische crisis een per land verschillende invloed op de prijzen. Tabel 5.4 Big Mac index in 2008/09. Bron: Van Spronsen & Partners, Ook nu weer moeten een aantal relativerende opmerkingen worden gemaakt. In de eerste plaats moeten we bedenken dat achter een gemiddeld jaarloon een grote spreiding kan schuil gaan: het zegt niets over de (on)gelijkheid van de verdeling van de welvaart. In de tweede plaats is het een momentopname: een gemiddelde doet geen recht aan de enorme dynamiek in de nieuwe lidstaten. De lonen zijn weliswaar laag in vergelijking tot de oude lidstaten, maar ze stijgen wel snel (tabel 5.3). In de derde plaats zijn er grote regionale verschillen. In het hoofdstedelijk gebied liggen de lonen veel hoger dan in perifere gebieden. Een aardige maat om de koopkracht tussen landen te vergelijken is de Big Mac index. De Big Mac van McDonald s heeft namelijk overal dezelfde samenstelling. Het gaat niet alleen om de prijs, maar vooral ook om het aantal minuten dat men gemiddeld moet werken om één Big Mac te kunnen betalen (tabel 5.4). Ook hier kunnen de nodige kanttekeningen bij

20 Albanië is één van de weinig landen in Europa waar McDonald s geen vestiging heeft. Een plaatselijke Albanese ondernemer is in het gat gesprongen. Het gekozen logo van Kolonat doet ergens aan denken. In veel voormalig communistische landen was de komst van de Amerikaanse hamburgerketen het ultieme teken van de nieuwe oriëntatie op het Westen. McDonalds vindt Albanië nog een te groot investeringsrisico. Andere McDonald sloze Europese landen zijn Armenië, Noord-Cyprus, Zuid-Ossetië, en Vaticaanstad. IJsland is daar in 2009 bij gekomen, na de ineenstorting van de economie. Foto: Leo Paul. geplaatst worden (wederom de nadelen van gemiddelde inkomens ), maar de cijfers geven toch een extra indicatie voor de verschillen tussen landen. De lokale prijzen zijn omgerekend naar euro, maar bedenk: een munt kan over- of ondergewaardeerd zijn. Ook daarvoor wordt de Big Mac Index gebruikt. Armoede Alle cijfers van na de omwenteling wijzen op een toename van de ongelijkheid. In de grote steden, en met name de hoofdstad gaat het vrij goed: de gemiddelde inkomens zijn flink gestegen, en de werkloosheid is er laag. Maar op het platteland, met name in de oostelijke regio s van de landen, is de werkloosheid hoog, en moet een groot deel van de vergrijsde bevolking zien rond te komen van een schamel pensioen. Toch is het moeilijk om dit te meten. Armoede is immers een relatief begrip, dat gezien moet worden in verhouding tot het algemeen welvaartspeil van een land. De EU gebruikt het begrip verhoogd armoederisico wanneer men een inkomen heeft dat lager is dan zestig procent van het mediane gestandaardiseerde inkomen. In 2006 betrof dit 16 procent van de gehele EU-bevolking (Huynen 2009). Nederland en Tsjechië zaten met elk tien procent een stuk lager; Letland en Griekenland kenden met respectievelijk 23 en 21 procent de meeste armoede. Oude en nieuwe lidstaten staan in deze statistiek door elkaar. Dit zegt echter nog weinig over de levenstan-

Antwoorden Economie Handel

Antwoorden Economie Handel Antwoorden Economie Handel Antwoorden door een scholier 973 woorden 14 april 2004 4,8 61 keer beoordeeld Vak Economie Begrippen: Open Economie: Bijvoorbeeld: Nederland exporteert veel goederen en diensten

Nadere informatie

BBP Inflatie Lopende rekening Werkloosheid Europa 2,0 0,1 0,8 3,3 2,8 2,1 0,4 0,8 1,0

BBP Inflatie Lopende rekening Werkloosheid Europa 2,0 0,1 0,8 3,3 2,8 2,1 0,4 0,8 1,0 Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie Productiviteit, concurrentiekracht en economische ontwikkeling Concurrentiekracht wordt vaak beschouwd als een indicatie voor succes of mislukking van economisch beleid. Letterlijk verwijst het begrip

Nadere informatie

6,6. Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde

6,6. Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november 2006 6,6 197 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo Inhoud: Voorwoord 3. - Wat verwachten we van dit werkstuk? - Hoe gaan we het aanpakken?

Nadere informatie

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

"De financiële sector is het probleem,

De financiële sector is het probleem, 1 van 5 22-2-2019 07:44 sg.uu.nl "De financiële sector is het probleem, niet de oplossing" 6-8 minuten Investeren in een duurzamere wereld? Als het aan de aandeelhouders ligt, liever niet. Onderzoeker

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische-opdracht door een scholier 3697 woorden 29 juni 2004 4,7 54 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Deze praktische

Nadere informatie

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's IP/11/565 Brussel, 13 mei 2011 Voorjaarsprognoses 2011-2012: Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's Het geleidelijke herstel van de EU-economie zet door, zo blijkt uit de vooruitzichten voor

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Kansen in de nieuwe EU-lidstaten

Kansen in de nieuwe EU-lidstaten M200402 Kansen in de nieuwe EU-lidstaten De betekenis van de uitbreiding van de Europese Unie voor het Nederlandse MKB Guido Brummelkamp Jolanda Hessels Zoetermeer, 29 april 2004 Kansen in de nieuwe EU-lidstaten

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze Profit Europa is een van s werelds meest welvarende regio s en heeft een van de grootste interne markten. Deze positie wordt echter bedreigd door de snelle opkomst van Azië, maar ook door het steeds groter

Nadere informatie

7TRANSFORMATIE IN OOST-EUROPA:

7TRANSFORMATIE IN OOST-EUROPA: 7TRANSFORMATIE IN OOST-EUROPA: KADERSTELLING De economische en ruimtelijke verschillen tussen en binnen de Oost-Europese landen zijn sinds 1989/91 enorm toegenomen. Polen, Tsjechië, Hongarije, Slovenië

Nadere informatie

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013 Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8 Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m 1.4 + 1.7, 1.8 Samenvatting door K. 958 woorden 9 november 2013 6,5 13 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Samenvatting aardrijkskunde paragraaf

Nadere informatie

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: 25-2-2013. Waar komt het vandaan?

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: 25-2-2013. Waar komt het vandaan? Internationale handel H7 1 Waar komt het vandaan? Economie voor het vmbo (tot 8,35 m.) Internationale handel Importeren = invoeren (betalen) Exporteren = uitvoeren (verdienen) Waarom importeren: Meer keuze

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

Overheid en economie

Overheid en economie Overheid en economie Overheid en economie Het aandeel van de overheid in de economie, de overheid als actor en de overheid op regionaal niveau, een verkenning Inleiding Het begrip economische groei komt

Nadere informatie

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein De Verenigde Staten gaan meestal voorop bij het herstel van de wereldeconomie. Maar terwijl een gerenommeerd onderzoeksburo recent verklaarde dat de Amerikaanse

Nadere informatie

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Tabel 1: Economische indicatoren (1) Tabel 1: Economische indicatoren (1) Grootte van de Openheid van de Netto internationale Saldo op de lopende rekening (% economie (in economie (Export + BBP per hoofd, nominaal (EUR) BBP per hoofd, nominaal,

Nadere informatie

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel Na de snelle daling van de bedrijfswinsten door de kredietcrisis, is er recentelijk weer sprake van winstherstel. De crisis heeft echter geen gat geslagen in de grote financiële buffers van bedrijven.

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Wat voor rol heeft de opkomende economie van China in de wereldeconomie?

Praktische opdracht Economie Wat voor rol heeft de opkomende economie van China in de wereldeconomie? Praktische opdracht Economie Wat voor rol heeft de opkomende economie van China in de wereldeconomie? Praktische-opdracht door een scholier 2129 woorden 18 juni 2006 6,5 45 keer beoordeeld Vak Economie

Nadere informatie

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I Opgave De eurocrisis Bij deze opgave horen de teksten 9 en. Inleiding De situatie rond de gemeenschappelijke munt, de euro, is tien jaar na de introductie verre van stabiel (mei 2012). In tekst 9 beschrijft

Nadere informatie

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN 2018D19763 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Financiën, heeft over de brief van de Minister van Financiën van 16 februari 2018 met zijn toelichting op de opbouw van het Nederlandse handelsoverschot

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde Boekverslag door H. 1034 woorden 15 februari 2007 6.6 80 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoofdstuk 2 het Noorden tegenover het Zuiden 2 Noord- Zuidverhoudingen 2.1 De kloof wordt

Nadere informatie

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 4 Onderwerpen: 1. De financiële crisis van 2008 2. Geldschepping 3. Hoe staan de landen er economisch voor? 4. De

Nadere informatie

Welke effecten zal de eventuele toetreding van Turkije tot de EU hebben voor de EU zelf en voor Turkije?

Welke effecten zal de eventuele toetreding van Turkije tot de EU hebben voor de EU zelf en voor Turkije? Werkstuk door een scholier 1649 woorden 4 januari 2005 6 101 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding Vanaf 1 mei 2004 hebben we 10 nieuwe lidstaten van de EU. Deze nieuwe lidstaten zijn voornamelijk

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II Politiek en Ruimte bron 10 Aandeel van de lidstaten in de handel van de Europese Unie in procenten, 1998 30 % 25 20 22 25 Legenda: invoer uitvoer 15 10 8 8 15 15 10 11 9 9 15 12 5 0 6 5 2 2 1 0 België

Nadere informatie

Onderzoek gunstige prijsligging.

Onderzoek gunstige prijsligging. Onderzoek gunstige prijsligging. BMW 3 Serie Model 320D. 22 Eu-Lidstaten. Jordy Reijers Marketing/Onderzoek P van. Prijs 1 Inhoud Opgave Onderzoek informatie over Eu landen Welke landen hanteren de euro?

Nadere informatie

Buitenlandse investeringen door het MKB

Buitenlandse investeringen door het MKB M00408 Buitenlandse investeringen door het MKB Toenemende investeringen in lagelonenlanden of op kousenvoeten naar buurlanden? Jolanda Hessels Maarten Overweel Zoetermeer, 13 oktober 004 Buitenlandse investeringen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H7 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 7 Europese grenzen? Paragraaf 7.1 Wat

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België - 2009 -

De buitenlandse handel van België - 2009 - De buitenlandse handel van België - 2009 - De buitenlandse handel van België in 2009 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van 2009 Zoals lang gevreesd, werden in 2009 de gevolgen van

Nadere informatie

Starters zien door de wolken toch de zon

Starters zien door de wolken toch de zon M201206 Starters zien door de wolken toch de zon drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Starters zien door de wolken toch de zon Enkele jaren nadat zij met een bedrijf zijn begonnen, en met enkele jaren financieel-economische

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8 Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8 Samenvatting door V. 1226 woorden 30 oktober 2016 7,1 21 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Par. 1.2 Er zijn 2 manieren om

Nadere informatie

Hoofdstuk 27 Landenrisico

Hoofdstuk 27 Landenrisico Hoofdstuk 7 Landenrisico Open vragen 7. Het IMF verdeelt de wereldeconomie in industrielanden, opkomende industrielanden en ontwikkelingslanden. Binnen de opkomende industrielanden en ontwikkelingslanden

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees

Nadere informatie

Scorebord van de interne markt

Scorebord van de interne markt Scorebord van de interne markt Prestaties per lidstaat België (Verslagperiode: 2015) Omzetting van wetgeving Omzettingsachterstand: 1,1% (laatste verslag: 0,8%) voor het eerst sinds mei 2014 weer in de

Nadere informatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14 Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

Nadere informatie

De handelsbetrekkingen van België met Moldavië

De handelsbetrekkingen van België met Moldavië De handelsbetrekkingen van België met Moldavië Algemeen: 2009 BBP (schatting) 5,4 miljard USD Groeipercentage van het BBP -6,5% Inflatie -0,1% Uitvoer van goederen (FOB) Invoer van goederen (FOB) Handelsbalans

Nadere informatie

Economische prognose IMF voor het GOS

Economische prognose IMF voor het GOS Economische prognose IMF voor het GOS Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen voor de

Nadere informatie

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen Werkstuk door een scholier 2302 woorden 19 februari 2000 5,6 374 keer beoordeeld Vak Economie Inhoudsopgave 1. Inleiding en vraagstelling 2. Werkwijze

Nadere informatie

UIT arbeidsdeling

UIT arbeidsdeling Arbeidsdeling Het streven van de mens is om zijn welvaart te laten toenemen. Meer welvaart is te bereiken door een hogere productie. Een hogere productie kun je op verschillende manieren bereiken. Een

Nadere informatie

Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014

Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014 Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014 1. Samenvatting en conclusies De Nederlandse uitvoerwaarde is in 2013 met 1,0% gestegen t.o.v. dezelfde periode in 2012 tot 433,8 miljard euro. De bescheiden

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-I Opgave 2 Defensiesamenwerking in Europa Bij deze opgave horen tekst 3, figuur 1 en tekst 4. Inleiding In december 2017 is in de Europese Unie (EU) op het gebied van defensie een Permanente Gestructureerde

Nadere informatie

Scorebord van de interne markt

Scorebord van de interne markt Scorebord van de interne markt Prestaties per lidstaat Nederland (Verslagperiode: 2015) Omzetting van wetgeving Omzettingsachterstand: 0,6 % (laatste verslag: 0,6%) stabiel, nog steeds beter dan het EU-gemiddelde

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Examenopgaven VMBO-KB 2004 Examenopgaven VMBO-KB 2004 tijdvak 1 dinsdag 25 mei 9.00 11.00 uur GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING VBO-MAVO-C Gebruik het bronnenboekje. Dit examen bestaat uit

Nadere informatie

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context CRB 2016-0510 SR/LVN 03.02.2016 Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context 2 CRB 2016-0510 Overzicht groei sinds 1996 Onder invloed van de conjuncturele

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-144 21 december 2005 9.30 uur Groei economie derde kwartaal 2005 hoger dan eerder geraamd De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2005 met

Nadere informatie

Minder asielzoekers in de Europese Unie

Minder asielzoekers in de Europese Unie Han Nicolaas en Arno Sprangers Het aantal asielverzoeken in de Europese Unie lag rond de eeuwwisseling op een niveau van bijna 400 duizend per jaar. Sindsdien is dit aantal sterk afgenomen. In 2003 was

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 1 Kroatië toegetreden tot de EU Bij deze opgave horen de teksten 1 tot en met 3 en figuur 1. Inleiding Kroatië is een van de staten in de Balkan die voorheen tot Joegoslavië behoorden. In 1991 verklaarde

Nadere informatie

Internationale handel visproducten

Internationale handel visproducten Internationale handel visproducten Marktmonitor ontwikkelingen 27-211 en prognose voor 212 Januari 213 Belangrijkste trends 27-211 Ontwikkelingen export De Nederlandse visverwerkende industrie speelt een

Nadere informatie

Economische prognose IMF voor het GOS

Economische prognose IMF voor het GOS Economische prognose IMF voor het GOS Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen voor de

Nadere informatie

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl) Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens? Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens? 8.1 Waarom handel met het buitenland? Importeren = het kopen van goederen en diensten uit het buitenland. Waarom? -Goedkoper of van betere kwaliteit -Bepaalde

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II Opgave 1 Armoede en werk 1 Het proefschrift bespreekt de effecten van het door twee achtereenvolgende kabinetten-kok gevoerde werkgelegenheidsbeleid. / De titel van het proefschrift heeft betrekking op

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland

Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland Samenvatting door een scholier 583 woorden 8 februari 2005 4,7 21 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Module 3, aantekeningen.

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I Politiek en ruimte Opgave 6 bron 9 In de periode 2000-2006 zal de Europese Unie financiële steun voor sociaal-economische ontwikkeling toekennen aan twee soorten regio s: de regio s met een ontwikkelingsachterstand

Nadere informatie

Wijnimport Nederland naar regio

Wijnimport Nederland naar regio DO RESEARCH Wijnimport Nederland naar regio Sterke opmars wijn uit Chili Jeroen den Ouden 1-10-2011 Inleiding en inhoudsopgave Pagina I De invoer van wijn in Nederland 1 II De invoer van wijn naar herkomst

Nadere informatie

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

3.2 De omvang van de werkgelegenheid 3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal

Nadere informatie

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn. Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn. 1. De Wereldbank berichtte onlangs dat de Chinese economie binnen afzienbare tijd de grootste economie van

Nadere informatie

Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt

Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Door: F. De Smyter en P. Holvoet 1. Geef een correcte omschrijving van de volgende economische begrippen: a) Globalisering:.

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Wat voor invloeden heeft de Europese gemeenschap gemaakt op EU.

Praktische opdracht Economie Wat voor invloeden heeft de Europese gemeenschap gemaakt op EU. Praktische opdracht Economie Wat voor invloeden heeft de Europese gemeenschap gemaakt op EU. Praktische-opdracht door een scholier 1949 woorden 8 maart 2003 5,3 19 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding

Nadere informatie

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 NIVEAU: EXAMEN: HAVO 2001-II De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen

Nadere informatie

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75 DEEL 3.4 DE EURO Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75 3.4. DE EURO DOEL - De leerlingen/cursisten ontdekken de voordelen van het gebruik van de eenheidsmunt: wisselen van geld is niet meer nodig, je spaart

Nadere informatie

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari >

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari > Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal Kernuitkomsten vergeleken, februari 2018 > www.ioresearch.nl Een barometer is gericht op het volgen en (door middel van cijfers) in beeld brengen

Nadere informatie

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002)

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002) Rapportage producentenvertrouwen oktober/november 2002 Inleiding In de eerste Economische Barometer van Breda heeft de Hogeschool Brabant voor de eerste keer de resultaten gepresenteerd van haar onderzoek

Nadere informatie

Globalisering en gender: privatisering en liberalisering van handel in diensten onder GATS

Globalisering en gender: privatisering en liberalisering van handel in diensten onder GATS Globalisering en gender: privatisering en liberalisering van handel in diensten onder GATS door Myriam Vander Stichele (SOMO) Presentatie voor het Belgisch Sociaal Forum Brussel, 21 september 2002 1. Privatisering

Nadere informatie

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! I.I De geboorte van de Europese Unie Zoals jullie waarschijnlijk wel weten zijn er de vorige eeuwen veel oorlogen in Europa geweest. Vooral de Eerste en de Tweede Wereldoorlog

Nadere informatie

Eurobarometer van het Europees Parlement (EB 79.5) EN JAAR VOOR DE EUROPESE VERKIEZINGEN VAN 2014 Economische en financiële deel BEKNOPTE SAMENVATTING

Eurobarometer van het Europees Parlement (EB 79.5) EN JAAR VOOR DE EUROPESE VERKIEZINGEN VAN 2014 Economische en financiële deel BEKNOPTE SAMENVATTING Directoraat-generaal Communicatie Afdeling Analyse van de publieke opinie Brussel, 15 september 2013 Eurobarometer van het Europees Parlement (EB 79.5) EN JAAR VOOR DE EUROPESE VERKIEZINGEN VAN 2014 Economische

Nadere informatie

1 De onderneming in de wereldeconomie

1 De onderneming in de wereldeconomie 1 De onderneming in de wereldeonomie Meerkeuzevragen 1.1 1.1 Globalisering is een proes a van wereldwijde eonomishe integratie door een sterke toename van de internationale handel en investeringen. b waarbij

Nadere informatie

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie 2010-2011 VERS

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie 2010-2011 VERS Valutamarkt De euro op koers Havo Economie 2010-2011 VERS 2 Hoofdstuk 1 : Inleiding Opdracht 1 a. Dirham b. Internet c. Duitsland - Ierland - Nederland - Griekenland - Finland - Luxemburg - Oostenrijk

Nadere informatie

Derde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Nederland totaal

Derde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Nederland totaal Derde kwartaal 2013 Conjunctuurenquête Nederland Inhoud rapport COEN in het kort Economisch klimaat Omzet Export Personeelssterkte Investeringen Winstgevendheid Toelichting De Conjunctuurenquête Nederland

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Examenopgaven VMBO-BB 2004 Examenopgaven VMBO-BB 2004 tijdvak 2 dinsdag 22 juni 11.30 13.00 uur ECONOMIE CSE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Dit examen bestaat uit 30 vragen. Voor dit

Nadere informatie

Starten in een dal, profiteren van de top

Starten in een dal, profiteren van de top M200715 Starten in een dal, profiteren van de top drs. A. Bruins drs. D. Snel Zoetermeer, november 2007 2 Starten in een dal, profiteren van de top Ondernemers die in 2003 een bedrijf begonnen, waren zich

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland Conjunctuur enquête Technologische Industrie Nederland Gunstig beeld met internationale onzekerheden Het CBS kopt donderdag 16 februari dat het ondernemersvertrouwen in Nederland nog nooit op zo n hoog

Nadere informatie

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB13-011 14 februari 2013 9.30 uur Economie verder gekrompen Economie krimpt in vierde kwartaal 0,2 procent t.o.v. kwartaal eerder Ten opzichte van een jaar

Nadere informatie

Eén Korea, twee landen

Eén Korea, twee landen 1 Doelgroep De lesbrief is bedoeld voor leerlingen in de onderbouw vmbo, havo en vwo. Het uitwerken van de opdrachten kost de leerling ongeveer een tot anderhalf lesuur (van 50 minuten). De onderzoeksvragen

Nadere informatie

MEYS Emerging Markets Research MEYSFocus

MEYS Emerging Markets Research MEYSFocus MEYSFocus juli 1 MEYSFocus Juli 1 Geachte relatie, In deze MEYSFocus staan we uitgebreid stil bij de gevolgen van het WK voetbal voor de Zuid- Afrikaanse economie, kijken we naar Brazilië als de opkomende

Nadere informatie

De importen van Latijns-Amerika en het Caribische gebied (LAC),

De importen van Latijns-Amerika en het Caribische gebied (LAC), De importen van Latijns-Amerika en het Caribische gebied (LAC), - Inleiding Joyce Mahabali De internationale handel is de handel tussen landen. Hiervan is sprake wanneer landen bepaalde goederen en diensten

Nadere informatie

DOUBLEDIVIDEND OUTLOOK 2015 KWALITEIT ONAFHANKELIJK BETROKKEN

DOUBLEDIVIDEND OUTLOOK 2015 KWALITEIT ONAFHANKELIJK BETROKKEN DOUBLEDIVIDEND OUTLOOK 2015 KWALITEIT ONAFHANKELIJK BETROKKEN DECEMBER 2014 1. Economie VS blijg anker Het IMF verwacht een wereldwijde economische groei van 3,8% in 2015 Met een verwachte economische

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2015 tijdvak 2 economie CSE GL en TL GT-0233-a-15-2-b Zelfstandig of niet informatiebron 1 Cijfers Kamer van Koophandel over 2013 Starters 113.823 Bedrijfsbeëindigingen 136.640 informatiebron

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

Regionale economische prognoses 2016

Regionale economische prognoses 2016 Regionale economische prognoses 2016 Themabericht Rogier Aalders De breed gedragen economische groei in 2016 leidt tot productiegroei in alle sectoren en in alle regio s De Randstad, en daarbinnen vooral

Nadere informatie

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid M201207 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1987-2010 drs. K.L. Bangma drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid In de periode 1987-2010 is het aantal bedrijven per saldo

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Marktontwikkelingen varkenssector

Marktontwikkelingen varkenssector Marktontwikkelingen varkenssector 1. Inleiding In de deze nota wordt ingegaan op de marktontwikkelingen in de varkenssector in Nederland en de Europese Unie. Waar mogelijk wordt vooruitgeblikt op de te

Nadere informatie

Wederom onrust op de beurs: hoe nu verder?

Wederom onrust op de beurs: hoe nu verder? Wederom onrust op de beurs: hoe nu verder? Net als we vorig jaar meerdere keren hebben gezien, zijn de beurzen wederom bijzonder nerveus en vooral negatief. Op het moment van schrijven noteert de AEX 393

Nadere informatie

Outlook 2016. Figuur 1: Invloed van Chinese groei op wereldwijde groei. (bron: Capital Economics) december 2015 Pagina 2 van 7

Outlook 2016. Figuur 1: Invloed van Chinese groei op wereldwijde groei. (bron: Capital Economics) december 2015 Pagina 2 van 7 Outlook 2016 Inleiding 2016 is in China het jaar van de aap. Apen zijn de genieën van de Chinese dierenriem. Ze leven in groepen, zijn intelligent en geestig. Niets is voor hen te moeilijk. Als het wel

Nadere informatie