Het voornoemde koninklijk besluit van 20 december 2007 is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 16 januari 2008.

Transcriptie

1 Federale Politie PERMANENTE NOTA Algemene directie van de Ondersteuning en het Beheer Uitgiftenummer DGS/DSJ/P-2008/3437 Directie van de juridische dienst, Uitgiftedatum het contentieux en de statuten Fritz Toussaintstraat 8 Classificatie INTERN 1050 BRUSSEL Klassering Tel. :(02) Bladzijde 1/5 Fax :(02) Bijlage(n) 0 dgs.dsj@police.be Kenmerk PC G:\Dpsp\Current\2008\Notes de corps\permanente NOTA.vertaling.wijkagenten.011.do c Geadresseerde(n) Alle politiezones Kopie: DSED SSGPI DSI-Call Center VCLP Onderwerp Uitvoering van het koninklijk besluit met betrekking tot de wijkagenten. Referentie(s) Koninklijk besluit van 20 december 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten met betrekking tot de wijkagenten. Dossierbeheerder Adv. Jur. Leen Vandemeulebroucke, Tel Wijziging van het RPPol Het voornoemde koninklijk besluit van 20 december 2007 is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 16 januari Krachtens dit koninklijk besluit is een nieuw artikel (artikel XI.III.6 bis) in het RPPol ingevoegd. 2. Doelgroep De doelgroep van het bovenvermeld koninklijk besluit zijn de wijkagenten (gespecialiseerd ambt), zijnde de politieambtenaren die de terreinactoren zijn in het raam van de wijkpolitie. Derhalve zijn de nieuwe bepalingen niet van toepassing op het personeelslid (meestal CP of HINP) belast met het beheer van de nabijheids-/wijkdienst. 3. Prestatienormen 3.1. Het artikel XI.III. 6 bis, 1 e, RPPol, voorziet dat de personeelsleden die de functie van wijkagent uitoefenen, per referentieperiode van twee maanden (januari-februari,maart-april,enz.), minstens 20 uren op zater-, zon- of feestdagen moeten presteren, waarvan minstens 14 uren voor wijkwerking. Deze 20 uren (waarvan 14 uren wijkwerking) worden officieel, per referentieperiode, de minimumprestatienorm voor weekend- en feestdagen.

2 DGS/DSJ/P-2008/3437 INTERN 2/5 Deze nieuwe regel geeft dus aanleiding tot twee minimumnormen in de planning van de prestaties van de wijkagenten voor elke referentieperiode: - 14 uren prestaties in het weekend of op feestdagen gewijd aan wijkwerking; - 20 uren prestaties in het weekend of op feestdagen, alle soorten prestaties samen Indien het personeelslid niet voltijds tewerkgesteld is, worden die minimumaantallen proportioneel verminderd. Een personeelslid dat halftijds werkt, zal voor niet meer moeten gepland zijn dan voor 10 uren in weekends of op feestdagen waarvan 7 uren wijkwerking. Op dezelfde wijze zal het personeelslid dat een 4/5 presteert, voor niet meer moeten gepland zijn dan voor 16 uren in weekend of op feestdagen waarvan 11 uren wijkwerking. 4. Betaling van de toelagen. Het artikel XI.III.6bis, 2, RPPol verduidelijkt de betalingsmodaliteiten van de toelagen vermeld in het koninklijk besluit. In afwijking van het artikel XI.III.6, 4, RPPol, zullen zij uitbetaald worden in de tweede maand die volgt op de referentieperiode waarop die toelagen betrekking hebben. In praktijk zal het SSGPI echter de werkelijk verrichte prestaties berekenen en betalen per maand (model 9 bis via PPP of een ander tijdsregistratiesysteem). De werkgever (politiezone) zal dan, op het einde van de periode, moeten nagaan of het personeelslid de opgelegde minimale normen heeft bereikt. Als op het einde van de periode, de normen voorzien in artikel XI.III.6 bis, 1, RPPol, ingevolge de door de overheid opgelegde dienstorganisatie (zie punt 5 infra), niet werden bereikt, moet de politiezone het SSGPI informeren over het aantal uren die te weinig zijn gepresteerd enkel in het raam van de weekendtoelagen, NIET van de overuren!- via het formulier L-030. De rechtzetting zal dan gebeuren en de te weinig gepresteerde uren zullen betaald worden de tweede maand die volgt op de referentieperiode op dewelke de toelagen in kwestie betrekking hebben (artikel XI.III. 6bis, 2, RPPol). 5. Niet-naleving van de normen Als het personeelslid de voorziene prestatienorm niet bereikt tijdens de referentieperiode (voor een voltijdse: 20 prestatie-uren in het weekend of op feestdagen waarvan 14 uren wijkwerking) ingevolge de door de overheid opgelegde dienstorganisatie, wordt het tekort aan uren om de norm van 14/20 uren te bereiken, in rekening genomen voor de berekening van de toelagen in kwestie. Het personeelslid zal dus worden betaald voor 20 werkuren in het weekend of op feestdagen, waarvan 14 uren wijkwerking, ook al heeft het de 20 en/of 14 uren in kwestie niet daadwerkelijk gepresteerd. Evenwel worden enkel de werkelijk gepresteerde uren in rekening gebracht wat de PPP betreft (of een ander tijdsregistratiesysteem). Voorbeelden a. Ingevolge de door de overheid opgestelde dienstorganisatie presteert het personeelslid tijdens de periode slechts 15 uren in het weekend waarvan 5 uren wijkwerking. tijdsregistratiesysteem) enkel de werkelijk gepresteerde uren inbrengen, namelijk 15 uren in het weekend (men mag dus de ontbrekende uren niet inbrengen om de normen te bereiken). Gelet op de nieuwe regel die twee onderscheiden minimumnormen omvat, moet de berekening van de weekenduren, met het oog op hun betaling, derhalve gebeuren in twee fasen. Men moet immers eerst de ontbrekende uren berekenen ten opzichte van de 14 opgelegde uren wijkwerking en vervolgens nagaan of het totaal van de weekenduren ( = werkelijke prestaties + ontbrekende uren om de norm van 14 uren te bereiken) de 20

3 DGS/DSJ/P-2008/3437 INTERN 3/5 minimum werkuren bereikt. Bij een tekort moet de overheid bijkomend de ontbrekende uren betalen om de vereiste 20 uren te bereiken. Tijdens de referentieperiode heeft het personeelslid slechts 5 uren wijkwerking in het weekend gepresteerd. Het komt dus 9 uren te kort om de vereiste 14 uren wijkwerking te bereiken. De overheid moet dus de 15 uren die het werkelijk heeft gepresteerd en de 9 ontbrekende weekenduren voor de wijkwerking (dat wil zeggen een totaal van 24 uren) betalen, waardoor meteen is voldaan aan de norm van 20 uren. b. Ingevolge de door de overheid opgestelde dienstorganisatie presteert het personeelslid tijdens de periode slechts 18 uren in het weekend waarvan 14 uren wijkwerking. tijdsregistratiesysteem) enkel de werkelijk gepresteerde uren inbrengen, namelijk 18 uren in het weekend (men mag dus niet aangeven dat het de 2 ontbrekende uren heeft gepresteerd om de norm van 20 uren te bereiken). Tijdens de referentieperiode heeft het personeelslid de 14 uren wijkwerking vermeld in het koninklijk besluit gepresteerd. Deze norm is dus gerespecteerd. Daarentegen, van de 20 minimum werkuren in het weekend heeft het personeelslid er 18 gepresteerd. Het komt dus 2 uren te kort om het vereiste quotum te bereiken. De overheid moet dus de 18 uren die het personeelslid werkelijk heeft gepresteerd en de 2 ontbrekende werkuren (dat wil zeggen een totaal van 20 uren) betalen aan de betrokkene. c. Ingevolgde de door de overheid opgestelde dienstorganisatie presteert het personeelslid tijdens de periode slechts 12 uren in het weekend waarvan 9 uren wijkwerking. tijdsregistratiesysteem) enkel de werkelijk gepresteerde uren inbrengen, namelijk 12 uren in het weekend (men mag dus de ontbrekende uren niet inbrengen om de normen te bereiken). Tijdens de referentieperiode heeft het personeelslid maar 9 uren van wijkwerking in het weekend gepresteerd. Het komt dus 5 uren te kort om de vereiste 14 uren van wijkwerking te bereiken. Van de 20 minimum werkuren in het weekend heeft het personeelslid er 12 gepresteerd. Het komt dus 8 uren te kort om het vereiste quotum te bereiken. De overheid moet dus de 12 uren die het personeelslid werkelijk heeft gepresteerd, 5 ontbrekende werkuren voor de wijkwerking en nog 3 ontbrekende uren (dat wil zeggen in het totaal 20 uren) betalen Het is mogelijk om af te wijken van de voornoemde normen op vraag van het personeelslid of met instemming van deze laatste. Voorbeelden - Een personeelslid plant 5 weken vakantie in juli/augustus. Het zou onredelijk kunnen zijn om deze laatste zijn 20 uren in het weekend/feestdag voor de betreffende periode (juli/augustus) te laten presteren. Er zal dus kunnen worden afgeweken, voor die periode en met toestemming van de belanghebbende, van de normen vastgesteld in het koninklijk besluit van 20 december Zowel voor de input in de PPP als voor de betaling gelden alsdan enkel en alleen de daadwerkelijke prestaties. - Een personeelslid dat het einde van zijn loopbaan nadert, licht de overheid in dat het niet meer geïnteresseerd is om in het weekend te presteren. De overheid mag diens vraag

4 DGS/DSJ/P-2008/3437 INTERN 4/5 geheel of gedeeltelijk inwilligen, en dus afwijken van de planning van de norm van 14/20 uren.

5 DGS/DSJ/P-2008/3437 INTERN 5/5 6. Inwerkingtreding. Het artikel XI.III.6bis, RPPol heeft geen terugwerkende kracht. De nieuwe bepaling - en de nieuwe normen inzake de planning van de wijkagenten- zullen van toepassing zijn vanaf de eerste referentieperiode die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, namelijk deze van maart- april 2008.