Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar Vormen als merk. Masterproef van de opleiding Master in de rechten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar Vormen als merk. Masterproef van de opleiding Master in de rechten"

Transcriptie

1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar Vormen als merk Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door: Tim Duyvejonck Studentennummer: Promotor: Hendrik Vanhees Commissaris: Jasmine Malekzadem

2

3 Inhoudstafel 1. Inleiding Voorwoord Inlichting omtrent verwijzing Wat zijn merken? De algemene absolute weigeringsgronden van merken De grafische voorstelbaarheid Een geldig teken Vatbaarheid voor grafische voorstelling Conclusie Het onderscheidend vermogen Het intrinsiek onderscheidend vermogen Relevante publiek Samenstelling relevant publiek De gemiddelde consument Inburgering Conclusie De wijzigingen van de huidige regeling Algemene opmerkingen De absolute weigeringsgronden van vormmerken Algemene kenmerken Vorm die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen Apparaatgerichte vs resultaatgerichte uitsluiting Het arrest Philips/Remington De feiten Het algemeen belang (Chiemsee arrest) Overweging Overweging 83, de absolute veelvraat Conclusie Het Lego arrest De feiten Het eerste onderdeel: uitsluitend en noodzakelijk uitgelegd... 33

4 Uitsluitend Noodzakelijk Het tweede onderdeel: De wezenlijke kenmerken van de vorm Conclusie Het Nestlé/Cadburry arrest Een gecombineerde toepassing van de weigeringsgronden? Een technische oplossing voor vervaardiging of gebruik? Conclusie Conclusie van de techniekuitsluiting: streng maar rechtvaardig Vorm die door de aard van de waar bepaald wordt De herkomst van de aarduitsluiting Het Hauck/Stokke arrest De feiten Het algemeen belang De ruime invulling van het Hof één of meerdere wezenlijke kenmerken Nut van de aarduitsluiting? Conclusie van de aarduitsluiting De vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft De herkomst van de wezenlijke waarde uitsluiting Het G-Star/Benetton arrest De Feiten Beoordeling van het Hof Bedenkingen bij het arrest Conclusie Het Bang & Olufsen arrest (Gerecht) De Feiten Argumenten van Bang & Olufsen: een beperkte invulling van de weigeringsgrond Beoordeling door het Gerecht: het begin van een ruime interpretatie? Conclusie: Een stap verder, maar nog een hele weg te gaan Het Hauck/Stokke arrest De prejudiciële vragen (feiten: zie aard van de waar) Beoordeling van het Hof Bedenkingen bij het arrest... 73

5 Conclusie: Het vormmerk wordt een zeldzaam wezen Conclusie van de wezenlijke waarde uitsluiting De nieuwe/huidige wetgeving Eindconclusie Bibliografie... 1 Wetgeving... 1 Rechtsleer... 1 Rechtspraak... 4

6

7 1. Inleiding 1.1 Voorwoord De masterproef, het sluitstuk van vijf eindeloos leerrijke jaren aan de Universiteit Gent. Leerrijk op zoveel meer dan enkel het academische vlak. Het zijn vijf jaren gevuld met onvergetelijke herinneringen en nieuwe vriendschappen die ik mijn hele leven zal koesteren. Voor ik een nieuw hoofdstuk in mijn leven kan beginnen diende ik eerst nog deze hoofdstukken af te werken. Het was zonder meer een werk van lange adem om deze masterproef tot een succesvol einde te brengen, maar in het voltooien van deze opdracht stond ik er zeker niet alleen voor. Vooreerst wil ik mijn promotor, professor Hendrik Vanhees, bedanken voor de opportuniteit mij mijn masterproef te laten schrijven over deze bijzonder interessante materie. Voorts wil ik hem ook bedanken voor alle hulp die hij mij heeft verleend bij het verwezenlijken van dit proefschrift. Daarnaast wil ik ook mijn ouders bedanken. Zij hebben mij de kans gegeven om rechten te studeren en hebben mij steeds gesteund doorheen alle goede en minder goede momenten. Mijn dank daarvoor kent geen grenzen, want zonder hen zou ik niet staan waar ik nu sta. Mijn familie en vrienden mogen zeker niet uit het oog verloren worden. De boog kan nu eenmaal niet altijd gespannen staan en zij verleenden meer dan eens de steun die ik nodig had. Tot slot wil ik in het bijzonder mijn vriendin, Ielke De Vos, bedanken. Telkens kon ik op uw vriendschap, liefde en steun rekenen doorheen dit jaar. Bedankt! 1

8 1.2 Inlichting omtrent verwijzing Deze masterproef werd geschreven in een periode waarin de wetgeving omtrent het merkenrecht werd aangepast. Om het lezen vlotter te laten verlopen zal ik bij deze een inlichting geven over hoe ik zal verwijzen naar de wetgeving. Indien ik naar de oude wetgeving verwijs, dit wil zeggen de verordeningen die van toepassing waren voor 23 maart 2016, zal ik verwijzen naar de verordening van het gemeenschapsmerk of het exacte nummer (VOGM). 1 Bij verwijzingen naar de nieuwe wetgeving zal ik verwijzen naar de verordening van het Uniemerk (VOUM). 2 Hetzelfde zal gebeuren bij verwijzingen naar de richtlijn. De oude richtlijnen zijn de richtlijnen van het gemeenschapsmerk 3 (RGM) en de nieuwe richtlijn is de richtlijn van het Uniemerk 4 (RUM). 1.3 Wat zijn merken? Sinds jaar en dag maken ondernemingen gebruik van verschillende manieren om met elkaar de concurrentiestrijd aan te gaan. Merken vervullen hierbij een essentiële rol. Merken kunnen bestaan uit alle tekens die in het register kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen, gaande van woorden tot letters, cijfers, namen van personen, tekeningen en vormen van waren of verpakkingen, mits deze de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden. 5 De voornaamste functie van een merk is dus dat de gemiddelde consument de waren of diensten waarop het merk van toepassing is, als afkomstig van een bepaalde onderneming kan identificeren en deze waren of diensten kan onderscheiden van die van andere ondernemingen. 6 Dit is de herkomstfunctie. 1 Dit zijn de volgende verordeningen: Verordening (EU), nr. 40/94; Verordening (EG), nr. 207/ Dit is de Verordening (EG), nr. 207/2009 zoals deze is aangepast door de Verordening (EU), nr. 2015/ Richtlijn (EEG), nr. 89/104; Richtlijn (EG), nr. 2008/95. 4 Richtlijn (EU), nr. 2015/ Art. 4 VOUM; Art. 3 Richtlijn (EU), nr. 2015/ K. VERVERKEN, Het onderscheidend vermogen van vormmerken: een verduidelijking, I.D.R.I 2005,

9 Een toegekend merk verleent aan de houder ervan een uitsluitend gebruiksrecht. Dit belet elke derde, die geen toestemming heeft verkregen van de merkhouder, het gebruik van een teken dat gelijk is of overeenstemt met het merk. 7 De beschermingsduur is 10 jaar en kan telkens worden hernieuwd. 8 De herkomstfunctie gecombineerd met het eeuwigdurend karakter maakt van het merk een zeer aantrekkelijk marketingmiddel, waarbij ondernemingen een reputatie kunnen geven aan hun merk en dit voor de consument direct herkenbaar is. 9 Dit zonder het risico te lopen dat een andere onderneming door het gebruik van hetzelfde teken uw merk schade berokkent, of meegeniet van uw reputatie. Zoals ik hierboven heb vermeld, kunnen ook vormen het onderdeel zijn van een merkaanvraag. In principe zouden vormen aan dezelfde criteria moeten worden getoetst als gelijk welk ander teken, maar omdat de regelgevers 10 bezorgd waren om de monopolisering van technische oplossingen of gebruikskenmerken van een waar, waarnaar de consument mogelijkerwijs in de waren van concurrenten zoekt, 11 hebben zij een aantal bijkomende toetsingsgronden gemaakt. 12 Deze masterproef concentreert zich op de vormmerken en bekijkt specifiek de verschillende toelaatbaarheidsvoorwaarden die moeten vervuld zijn om een vorm als merk te deponeren. België regelt de vormmerken op twee niveaus. Ten eerste is er het Benelux verdrag inzake intellectuele eigendommen (BVIE), dit verdrag regelt de merken die van toepassing zijn voor de gehele Benelux. 13 De inhoud van het Benelux verdrag inzake intellectuele eigendommen wordt voorlopig nog bepaald door de RGM, maar ten laatste op 15 januari 2019 zal deze aangepast moeten zijn aan de RUM. Ten tweede is er het niveau van het Uniemerk. Dit wordt sinds 23 maart 2016 geregeld door de verordening van het Uniemerk. De regelgeving voor de vormmerken op beide niveaus is nagenoeg identiek. De behandeling van de problematiek omtrent de toelaatbaarheidsvoorwaarden van de vormmerken zal dan ook in het algemeen gebeuren en zich niet toespitsen op één van deze twee regelgevingen. 7 Art. 9 VOUM; Art. 10 Richtlijn (EU), nr. 2015/ Art. 46 VOUM; Art. 48 Richtlijn (EU), nr. 2015/ I. VANHAUTE, Eigen belang vs. algemeen belang Botsende belangen in het merkenrecht, I.R.D.I 2007, (110) Eu en Benelux. 11 HvJ EU 18 juni 2002, nr. C-299/99 (Philips/Remington). 12 Art. 7 lid 1 sub e) VOUM. 13 Benelux verdrag inzake intellectuele eigendommen van 25 februari 2005 (hierna BVIE ). 3

10 Uit praktische overwegingen zal ik bij het aanhalen van de regelgeving telkens verwijzen naar de regelgeving die werd gebruikt in de situatie in kwestie, wetende dat de conclusies die worden getrokken uit de oude wetteksten ook toepasbaar zijn op de nieuwe. De toelaatbaarheidsvoorwaarden van de merken zijn opgesteld als absolute weigeringsgronden, 14 waarbij er nog aparte uitsluitingsgronden zijn voor de vormmerken. Ik beperk mij tot het behandelen van de belangrijkste uitsluitingsgronden voor deze vormmerken, met name: Tekens die niet grafisch kunnen worden voorgesteld 15 Het onderscheidend vermogen 16 Tekens die uitsluitend bestaan uit o De vorm die, of een ander kenmerk, door de aard van de waar bepaald wordt; o De vorm van de waar die, of een ander kenmerk van de waar dat, noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen; o De vorm die, of een ander kenmerk dat, een wezenlijke waarde aan de waar geeft; 17 Het zinsdeel of een ander kenmerk dat is pas toegevoegd in de VOUM. De bespreking van het effect van deze toevoeging zal pas op het einde van de masterproef besproken worden in het hoofdstuk De algemene absolute weigeringsgronden van merken 2.1 De grafische voorstelbaarheid Alhoewel de grafische voorstelbaarheid is afgeschaft in de VOUM en de RUM is deze nog steeds van toepassing in het huidige Benelux recht, aangezien de RUM pas dient te worden omgezet op 15 januari Vandaar dat ik deze weigeringsgrond nog zal bespreken aan de hand van de regelgeving van het gemeenschapsmerk. 14 Art. 7 VOUM. 15 Art. 7 lid 1 sub a) VOUM. 16 Art. 7 lid 1 sub b) VOUM. 17 Art. 7 lid 1 sub e) VOUM; Art. 4 lid 1 sub e) RUM; Art. 2.1 lid 2 BVIE. 4

11 Art. 2 van de richtlijn inzake het gemeenschapsmerk bepaalt dat: Merken kunnen worden gevormd door alle tekens die vatbaar zijn voor grafische voorstelling mits deze de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden. 18 Dit artikel stelt drie voorwaarden om te kunnen spreken over een merk. Er moet sprake zijn van een teken dat grafisch voorstelbaar is en beschikt over onderscheidend vermogen. Dit hoofdstuk zal enkel de eerste twee voorwaarden bespreken. De behandeling van het onderscheidend vermogen volgt in hoofdstuk Een geldig teken Het Hof van Justitie verleent in het arrest Libertel enige duidelijkheid over wanneer er sprake is van een geldig teken. 19 Een teken moet de waren of diensten van de onderneming kunnen onderscheiden. Wanneer men enkel de bescherming van eigenschappen van de waren of diensten voor ogen heeft, kan men niet spreken over een teken. 20 Een teken moet dus een betekenis overbrengen die de noodzakelijke informatie verschaft om de herkomst van de waren en diensten, die het teken aanduidt, te achterhalen. 21 In het Libertel arrest oordeelde het Hof van Justitie dat een kleur niet vermoed kan worden een teken te zijn aangezien dit gewoonlijk slechts een eigenschap van het voorwerp is. 22 Afhankelijk van de context waarin het kleur wordt gebruikt, kan een kleur toch voldoen als teken. 23 In het kader van de vormmerken is er het Dyson arrest. 24 Op 23 juli 2002 werd door de Hearing Officer de afwijzende beslissing van de Registrar over de aanvraag van twee merken door Dyson, bevestigd. De beide merken werden als volgt beschreven: Het merk bestaat uit een transparante bak of verzamelkamer die deel uitmaakt van de buitenkant van een stofzuiger, zoals wordt getoond op de afbeelding Art. 2 RGM. 19 HvJ EU 6 mei 2003, nr. C-104/01 (Libertel/BMB). 20 H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, HvJ EU 6 mei 2003, nr. C-104/01 (Libertel/BMB), punt HvJ EU 6 mei 2003, nr. C-104/01 (Libertel/BMB), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson). 25 HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt 10. 5

12 Bij deze beide beschrijvingen werd er een afbeelding gevoegd van het betrokken model zakloze stofzuiger van Dyson. Dyson stelde hierop een beroep in bij de High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division. De High court stelde zich de vraag of de transparante bak van Dyson wel over onderscheidend vermogen beschikte. Dyson had in 1996 namelijk een monopolie over de zakloze stofzuigers, dus de consumenten konden de transparante bak wel aanzien als een aanwijzing naar de zakloze stofzuigers. Maar Dyson had de transparante bak nog niet als merk gepromoot, dus de High Court vroeg zich af of een feitelijk monopolie voldoende was om onderscheidend vermogen te verlenen. 26 Daarop stelde ze twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. 1) Is het in een geval waarin een aanvrager een teken (dat geen vorm is) heeft gebruikt dat bestaat uit een functioneel kenmerk dat deel uitmaakt van het uiterlijk van een nieuwe soort waar, waarbij de aanvrager tot de datum van de merkaanvraag een feitelijk monopolie op die waren heeft gehad, voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen in de zin van artikel 3, lid 3, van de [richtlijn] voldoende dat een aanzienlijk deel van het relevante publiek op de datum van de aanvraag de van dit teken voorziene betrokken waren is gaan associëren met de aanvrager en met geen enkele andere producent? 2) Wat is er, indien dat niet voldoende is, verder nodig opdat het teken onderscheidend vermogen verkrijgt, en is het met name noodzakelijk dat degene die het teken heeft gebruikt, het als merk heeft gepromoot? 27 Het Hof van Justitie legt deze twee vragen naast zich neer. Aangezien Dyson met zijn merkaanvraag geen specifieke vorm beoogt, maar betrekking heeft op alle denkbare vormen van een transparante verzamelbak die deel uitmaakt van de buitenkant van een stofzuiger, vindt het Hof dat de aanvraag geen teken betreft en niet grafisch voorstelbaar is. 28 Dyson zijn aanvraag heeft betrekking op een concept en een concept kan niet waargenomen worden door één van de vijf zintuigen. Enkel de verbeelding kan een concept waarnemen, bijgevolg is een concept geen geldig teken. 29 Hierbij wordt de opmerking gemaakt dat indien een concept wel als merk zou kunnen worden ingeschreven, er zou worden voorbijgegaan aan het doel van art. 3 lid 1 sub e), van de RGM: te weten te verhinderen dat als gevolg van de bescherming van het merkrecht de merkhouder een monopolie wordt toegekend op technische oplossingen of 26 HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt 29. 6

13 gebruikskenmerken van een waar, op losse schroeven komen te staan. Vermeden moet dus worden dat dit voordeel kan worden verkregen door inschrijving van alle vormen die een bepaald functioneel kenmerk kan aannemen, hetgeen het geval zou zijn indien inschrijving mogelijk was van een concept dat tal van feitelijke verschijningsvormen kan omvatten. 30 Het merk zou dus een oneerlijk mededingingsvoordeel verlenen aan Dyson, want met dit merk zou Dyson het recht hebben elke concurrent te verbieden een stofzuiger met een transparante verzamelbak aan te bieden, ongeacht de vorm ervan. De aanvraag betreft dus een eigenschap van de waar en kan bijgevolg geen teken zijn. 31 Belangrijke opmerking bij deze zaak. Ook al werden de prejudiciële vragen beperkt tot de uitlegging van het onderscheidend vermogen, het Hof van Justitie mag de nationale rechter alle uitleggingsgegevens verschaffen omtrent het gemeenschapsrecht die nuttig kunnen zijn om de aanhangige zaak te berechten Vatbaarheid voor grafische voorstelling Een invulling van hoe de grafische voorstelbaarheid moet worden begrepen, vindt men terug in het Sieckmann arrest van het Hof van Justitie. 33 In casu stelt men dat de grafische voorstelling inhoudt dat de visuele weergave van het teken mogelijk moet zijn, inzonderheid door middel van figuren, lijnen of lettertekens, zodat het teken nauwkeurig kan worden geïdentificeerd. 34 Deze voorstelling moet duidelijk, nauwkeurig, als zodanig volledig, gemakkelijk toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief zijn. 35 Bijgevolg moet het mogelijk zijn het teken nauwkeurig te identificeren aan de hand van de beschrijving die ervan is gemaakt. De logica gebiedt om te besluiten dat het in de regel voor een vorm geen probleem is om grafisch voorstelbaar te zijn indien deze visueel wordt weergegeven door de vorm zelf. Echter als de vorm woordelijk wordt beschreven, kunnen er wel problemen rijzen. Het Dyson arrest dat hierboven reeds werd aangekaart vormt hier een perfect voorbeeld van HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt HvJ EU 12 december 2002, nr. C-273/00 (Sieckmann). 34 HvJ EU 12 december 2002, nr. C-273/00 (Sieckmann), punt HvJ EU 12 december 2002, nr. C-273/00 (Sieckmann), punt HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson). 7

14 Aangezien de aanvraag een concept betrof dat betrekking had op alle mogelijke vormen van een transparante verzamelbak, was het voor de consument onmogelijk om zich het voorwerp van deze aanvraag visueel voor te stellen. 37 De merken die Dyson wou inschrijven voldeden dus niet aan de voorwaarden gesteld in het Sieckmann arrest Conclusie Om een geldig merk te kunnen bekomen moet uw aanvraag dus betrekking hebben op een concrete vorm. Anders is het voor de consument onmogelijk om zich het voorwerp van de merkaanvraag visueel voor te stellen. Concepten zijn bijgevolg uitgesloten. 2.2 Het onderscheidend vermogen Het onderscheidend vermogen hangt samen met de meest wezenlijke functie van een merk, de herkomstfunctie. Dit betekent dat de doelgroep in staat moet zijn de door het merk aangeduide waar of dienst te onderscheiden van andere waren of diensten met een andere commerciële herkomst en moet kunnen afleiden dat alle door dat merk aangeduide waren of diensten zijn vervaardigd, in de handel gebracht of verstrekt onder toezicht van de merkhouder, die verantwoordelijk kan worden gesteld voor de kwaliteit ervan. 39 Hoe krijgt een merk onderscheidend vermogen? Een merk kan op twee manieren onderscheidend vermogen verkrijgen. Ofwel heeft het intrinsiek onderscheidend vermogen, dit wil zeggen dat het merk op zichzelf voldoende afwijkt van de norm of wat gebruikelijk is in de betrokken sector. 40 Ofwel verkrijgt het merk onderscheidend vermogen door het gebruik dat ervan is gemaakt. 41 Deze twee verschillende manieren zullen hieronder apart worden behandeld. 37 HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson) punt HvJ EU 12 december 2002, nr. C-273/00 (Sieckmann), punt HvJ EU 29 april 2004, nr. C-456/01 P en C-457/01 P (Henkel/BHIM), punt K. VERVERKEN, Het onderscheidend vermogen van vormmerken: een verduidelijking, I.D.R.I 2005, K. VERVERKEN, Het onderscheidend vermogen van vormmerken: een verduidelijking, I.D.R.I 2005,

15 2.2.1 Het intrinsiek onderscheidend vermogen Zoals ik hierboven al heb vermeld moet een merk de herkomst kunnen aanduiden. Om de herkomst van een product te kunnen aanduiden moet het merk op overduidelijke wijze afwijken van de norm of wat er gebruikelijk is in de betrokken sector. 42 Dit is een feitenkwestie die door de rechtbank moet worden beslecht. De rechtbank kijkt hierbij naar twee verschillende elementen. Ten eerste kijkt ze naar de waren of diensten waarvoor de inschrijving van het merk wordt aangevraagd. Ten tweede kijkt men naar hoe het relevante publiek deze vorm opvat. Aanziet het relevante publiek deze vorm als gebruikelijk, of kan ze hiermee de herkomst van de waren aanduiden? Een duidelijk voorbeeld hiervan is te vinden in het arrest Lindt & Sprüngli/BHIM. De feiten van de zaak en de beoordeling luidden als volgt. Lindt diende op 18 mei 2004 een gemeenschapsmerkaanvraag in bij het BHIM. De merkaanvraag betrof een driedimensionaal teken dat de vorm van een haas had, ingepakt in een goudkleurige folie met een rood lint rond de nek. 43 De waren waarvoor de inschrijving was aangevraagd, betroffen chocolade en chocoladeproducten. 44 Het Gerecht onderscheidde bij de zaak drie verschillende elementen: de vorm van een zittende haas, De goudkleurige verpakking en het rode lint waaraan een belletje werd bevestigd. Deze elementen werden eerst apart onderzocht op het bezitten van onderscheidend vermogen alvorens het globale beeld van dit merk werd beoordeeld. 45 De vorm van de haas was volgens het gerecht een typische vorm voor chocolade dat veel gebruikt werd tijdens de paasperiode. Hierdoor miste deze vorm enig onderscheidend vermogen. 46 Ook werd er vastgesteld dat er nog chocoladeproducten bestonden die ingepakt werden in een goudkleurige folie en werd er nog eens bevestigd dat oorspronkelijkheid niet voldoende is om onderscheidend vermogen aan te tonen. Het was dus niet voldoende voor Lindt om aan te tonen dat zij begonnen waren met producten in te pakken in een goudkleurige folie. 47 Over het lint en het belletje was het gerecht van oordeel dat linten, strikken en bellen 42 HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt 14. 9

16 gebruikelijke versieringen waren voor verpakkingen van chocolade figuren. Deze versieringen weken dus niet genoeg af van de gebruikelijke versieringen in de sector om onderscheidend vermogen te beschikken. 48 Bijgevolg verschilde de globale beoordeling van de elementen van het merk niet van de individuele beoordeling en besliste het gerecht dat de combinatie van al deze elementen niet genoeg afweek van de gebruikelijke vormen en verpakkingen van chocolade en chocoladeproducten en dat het relevante publiek dit niet zou herkennen als de aanduiding van een commerciële herkomst. 49 Belangrijk te vermelden is, dat bij het beoordelen van het onderscheidend vermogen, er met alle omstandigheden rekening moet worden gehouden. Ook al gelden er voor driedimensionale merken geen strengere criteria dan voor andere merken, toch moet er rekening gehouden worden met de aard van het merk. Dit kan namelijk een invloed uitoefenen op de manier waarop het relevante publiek het merk opvat. 50 De consument is het niet gewoon om de herkomst van een product af te leiden uit een driedimensionale vorm. 51 Om ervoor te zorgen dat de consument een driedimensionale vorm als herkomstaanduiding aanziet zal de aanvrager van het merk er moeten voor zorgen dat de vorm niet enkel op een bepaalde wijze afwijkt van de gebruikelijke vormen op de markt, de vorm zal een bepaalde bijzonderheid moeten hebben die de aandacht trekt. 52 Het is bijgevolg moeilijker om voor een vorm om onderscheidend vermogen te bekomen dan voor een woord of beeldmerk Relevante publiek Het relevante publiek wordt gebruikt in de beoordeling om te zien of een merk wel degelijk onderscheidend vermogen beschikt, maar uit wat bestaat het relevant publiek nu precies? 48 HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 24 mei 2012, nr. C-98/11 P (Lindt & Sprüngli/BHIM), punt HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C-136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM) punt HvJ EU 29 april 2004, nr. C-456/01 P en C-457/01 P (Henkel/BHIM) punt 38; HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C- 136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM) punt HvJ EU 29 april 2004, nr. C-456/01 P en C-457/01 P (Henkel/BHIM) punt 38; HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C- 136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM) punt HvJ EU 29 april 2004, nr. C-456/01 P en C-457/01 P (Henkel/BHIM) punt 39; HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C- 136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM) punt

17 Het Hof van Justitie verleend hier een antwoord op in het arrest Lloyd Schuhfabrik Meyer. 54 Deze zaak betrof een geschil tussen het Duitse schoenenbedrijf Lloyd die over een aantal woord- en beeldmerken beschikte die gebaseerd waren op de naam Lloyd en het Nederlandse schoenenbedrijf Klijsen Handel BV die schoenen verkocht in zowel Nederland als Duitsland onder het merk Loint s. Lloyd verzette zich tegen het gebruik van het merk Loint s omwille van het verwarringsgevaar dat dit merk met zich meebracht. Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar speelt het onderscheidend vermogen een grote rol, want hoe sterker de onderscheidingskracht van het merk, hoe groter het verwarringsrisico. 55 Aangezien het onderscheidend vermogen een grote rol speelde in de beoordeling van deze zaak, heeft het Hof van Justitie een aantal belangrijke principes omtrent het onderscheidend vermogen verleend in dit arrest. 56 In casu besliste men dat het relevante publiek bestaat uit de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken soort producten. 57 Later werd deze uitlegging verfijnd door eraan toe te voegen dat men moet uitgaan van de vermoedelijke verwachting van de gemiddelde consument. 58 Uit deze beschrijving van het relevante publiek kan men twee elementen afleiden. Ten eerste zal de rechter het relevante publiek van de betrokken soorten goederen of diensten moeten bepalen. Ten tweede wordt er bekeken wat de perceptie is van de gemiddelde consument binnen het relevante publiek Samenstelling relevant publiek Hoe moet het relevante publiek van de betrokken soort goederen of dienst worden samengesteld? In de rechtsleer zijn hieromtrent twee visies terug te vinden, de ruime en de enge interpretatie. 54 C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) HvJ EU 22 juni 1999, nr. C-342/97 (Lloyd Schuhfabrik Meyer & Co, GmbH/Klijsen Handel BV), punt HvJ EU 12 februari 2004, nr. C-218/01 (Henkel KGaA), punt 50; HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C-136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM) punt C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354)

18 De ruime interpretatie stelt dat het relevante publiek bestaat uit elke persoon die in aanraking kan komen met het merk. 60 In deze visie wordt het relevante publiek opgedeeld in drie niveaus. Het kleinste niveau bestaat uit de effectieve kopers en gebruikers van de goederen. In het tweede niveau vindt men het doelpubliek van de goederen en diensten en in het derde niveau zitten dan alle personen die in aanraking kunnen komen met het merk. Slecht in enkele gevallen (voornamelijk bij gespecialiseerde producten) zal het relevant publiek kleiner zijn dan het derde niveau. 61 De enge interpretatie beperkt het relevante publiek tot de kopers en de potentiële kopers van het product. Deze interpretatie leunt naadloos aan bij de invulling die het Hof van Justitie geeft aan het relevante publiek, namelijk vermoedelijke verwachting van de normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende, gemiddelde consument van de betrokken waar of diensten. 62 Door het gebruik van het woord consument verwijst het Hof van Justitie duidelijk naar de kopers of potentiële kopers van het product, want de definitie van consument is iemand die iets koopt of voor het gebruik van iets betaalt 63 Deze beschrijving van het relevante publiek wordt herhaald in meerdere arresten. 64 Het Hof van Beroep te Gent volgt ook het Europees Hof van Justitie in deze richting en beslist in het Leonidas arrest dat mensen die met Leonidas in aanraking komen maar geen regelmatige kopers zijn van pralines, geen relevant publiek van de betrokken waar of diensten zijn. 65 Afhankelijk van de betrokken soort producten zal het relevante publiek een meer algemeen of een gespecialiseerd publiek zijn. Bij alledaagse producten waarmee iedereen in contact komt, zoals bijvoorbeeld afwasmiddel, zal de gemiddelde consument gelijk komen te staan met het derde niveau van de ruime interpretatie. Iedereen is namelijk een koper of potentiële koper van het product. Voor gespecialiseerde producten zal de gemiddelde consument een beperktere 60 C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) T. VAN INNIS, Les signes distinctifs, Brussel, Larcier, HvJ EU 12 februari 2004, nr. C-218/01 (Henkel KGaA), punt Van Dale woordenboek Nederland, HvJ EU 8 april 2003, nr. C-53/01 t/m C-55/01 (Linde AG/Winward Industries Inc./Rado Uhren AG); HvJ EU 12 februari 2004, nr. C-218/01 (Henkel KGaA); HvJ EU 12 februari 2004, nr. C-363/99 (Koninklijke KPN Nederland NV/ Benelux-Merkenbureau); HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C-136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM). 65 Gent 22 november 2004, RABG 2005, 1859; C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354)

19 omvang krijgen en zal dit bestaan uit het gespecialiseerde publiek waartoe het product zich richt. Indien het product onder geen van beide van deze categorieën behoort zou er bij de ruime interpretatie vanuit kunnen worden gegaan dat het relevante publiek bestaat uit alle personen die met het merk in aanraking kunnen komen. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen de alledaagse producten voor iedereen en de niet professionele producten die niet alledaags zijn. De enge interpretatie zorgt ervoor dat er hier nog een verdere opdeling volgt en dat er voor de niet professionele producten die niet alledaags zijn, moet gekeken worden naar de kopers en de potentiële kopers van het product en niet naar elke persoon die met het merk in aanraking kan komen. Dit zorgt ervoor dat het relevante publiek bij dit soort publiek kleiner zal uitvallen. 66 Gezien de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is het duidelijk dat de enge interpretatie gevolgd moet worden. En goed voorbeeld van de toepassing van deze interpretatie is te vinden in een uitspraak van het Gerechtshof van Den Haag. De zaak Kettle foods/intersnack gaat over twee chipsproducenten namelijk Kettle Foods (hierna Kettle) en Intersnack Knabber (hierna Knabber). Kettle verkoopt chips en is houder van het Benelux-woordmerk en het gemeenschapswoordmerk voor onder andere snacks. Knabber verkoopt chips onder het merk Chio, maar vermeld op de verpakking Kettle cooked. Om te zien hoe de twee merken overkwamen bij het relevante publiek en of er een verwarring bestond tussen het merk Kettle en de vermelding Kettle cooked volgde het Hof van Den Haag het hierboven vermeldde stappenplan. Eerst keek ze naar de aard van product waarvoor het merk was ingeschreven. In casu besliste ze dat chips een algemeen consumptiegoed zijn. Daarna keek ze naar wat het relevante publiek van dit algemeen consumptie goed is en kwam ze erop uit dat de gemiddelde consument hier gelijkstaat met het grote algemene publiek. 67 Hieruit valt af te leiden dat het niet altijd het geval is dat de gemiddelde consument gelijkstaat met het grote algemene publiek, maar dat de gemiddelde consument doelt op de eindverbruiker of potentiële eindverbruiker van het goed en dat dit zal afhangen van de aard van het product waarvoor het merk is ingeschreven. 66 C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) Hof Den Haag 15 juli 2014, BIE 2014,

20 De gemiddelde consument De gemiddelde consument is een objectief begrip. De rechter schat in wat de perceptie van het merk is door de ogen van een representatieve vertegenwoordiger van het relevante publiek. De gehele groep herleidt men tot één persoon. 68 Bij professionele producten waarbij het kennisniveau van het relevante publiek hoger ligt, verhoogt het aandachtsniveau van de gemiddelde consument. Het relevante publiek is bij deze aankopen meer onderlegd en is ook aandachtiger ten aanzien van het merk bij de koop van het product, het aandachtsniveau van de gemiddelde consument stijgt bijgevolg evenredig Inburgering Art. 7 lid 3 van de VOUM en art BVIE bepalen dat merken die initieel over geen onderscheidend vermogen beschikken, dit kunnen krijgen door het gebruik dat ervan is gemaakt. Hoe verkrijgt een merk onderscheidend vermogen door inburgering? Het Hof van Justitie verleend hier een antwoord op in het arrest Nestlé van 16 september Nestlé wou de kitkat-chocoladereep registreren als merk en Cadburry had hiertegen oppositie ingesteld met als gevolg dat het merk niet werd toegekend. Hoger beroep bij de High Court of Justice bevestigde dat de kitkat-chocoladereep over geen intrinsiek onderscheidend vermogen beschikte. 71 In de Britse rechtspraak werd er aangenomen dat voor het bewijs van inburgering de aanvrager moest aantonen dat een aanzienlijk deel van het relevante publiek afgaat op het aangevraagde merk (en niet op eventuele andere aangebrachte merken) als aanduiding van de herkomst van de waren. 72 De correctheid van deze rechtspraak stond niet vast, dus werden er prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. 68 C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) HvJ EU 16 september 2015, nr. C-215/14 (Nestlé/Cadburry). 71 L. DEPYPERE, Vormmerken: een overzicht van recente rechtspraak, I.R.D.I 2015, (192) L. DEPYPERE, Vormmerken: een overzicht van recente rechtspraak, I.R.D.I 2015, (192)

21 Er werden drie prejudiciële vragen gesteld. Eerst werd er nagegaan of art. 3 lid 1 sub e) van de RGM 73 niet van toepassing was. 74 Indien er één van de absolute weigeringsgronden onder art. 3 lid 1 sub e) van de RGM van toepassing zouden zijn, dan is een onderzoek naar het onderscheidend vermogen zonder waarde, want inburgering vindt geen toepassing bij deze absolute weigeringsgronden. Vandaar dat het Hof van Justitie eerst onderzocht of art. 3 lid 1 sub e) van de RGM van toepassing was om daarna te kijken of de vorm over onderscheidend vermogen beschikte. De vraag omtrent het onderscheidend vermogen luidde als volgt: Hoeft de merkaanvrager, met het oog op de vaststelling of een merk onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt in de zin van artikel 3, lid 3, van richtlijn 2008/95, enkel te bewijzen dat op de relevante datum een aanzienlijk deel van de betrokken kringen het teken herkent en associeert met zijn waren in de zin dat zij de aanvrager zouden identificeren als degene die de waren met dat teken op de markt heeft gebracht, of moet de merkaanvrager bewijzen dat een aanzienlijk deel van de betrokken kringen afgaat op het teken (en niet op eventuele andere aanwezige merken) als aanduiding van de herkomst van de waren? 75 Vooraf stelde men vast dat de term gebruik van het teken als merk uitgelegd moest worden in de zin dat: zij enkel verwijst naar een gebruik van het merk met het oog op de identificatie door de betrokken kringen van de waar of de dienst als afkomstig van een bepaalde onderneming 76 Niet elk gebruik kan dus aanzien worden als een gebruik als merk. Zo kan bijvoorbeeld het gebruik van een tweedimensionale afbeelding van een driedimensionaal merk (bijvoorbeeld een afbeelding in een reclame) geweigerd worden als gebruik als merk. 77 De essentiële voorwaarde voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen door inburgering is dat het teken waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, ten gevolge van dat gebruik, ervoor zorgt dat het relevante publiek op basis van dat teken de herkomst van de waren waarvoor het wordt gebruikt, kan aanduiden. Dus om een merk te kunnen inschrijven dat onderscheidend vermogen heeft verkregen door inburgering, hetzij als deel van een ander merk, hetzij in samenwerking met een ander 73 Richtlijn (EG) nr. 2008/ HvJ EU 16 september 2015, nr. C-215/14 (Nestlé/Cadburry) punt HvJ EU 16 september 2015, nr. C-215/14 (Nestlé/Cadburry) punt HvJ EU 16 september 2015, nr. C-215/14 (Nestlé/Cadburry) punt HvJ EU 22 juni 2006, nr. C-24/05 P ( August Storck/BHIM) punt

22 ingeschreven merk, moet de aanvrager het volgende bewijzen. Hij moet bewijzen dat het relevante publiek de herkomst van de waren kan achterhalen indien deze enkel worden aangeduid met het aangevraagde merk los van eventuele andere aangeduide merken. 78 In casu moest er door Nestlé worden bewezen dat het relevante publiek de commerciële herkomst van de kitkat-chocoladereep kon achterhalen indien deze enkel door het vormmerk werd aangeduid zonder enig ander aangebracht woord of beeldmerk. 79 Om te beoordelen of het merk onderscheidend vermogen door gebruik heeft verkregen moet er trouwens rekening gehouden worden met alle omstandigheden waarin de consument in aanraking komt met het merk. Het moment van de aankoopbeslissing is hierbij determinerend, want de consument zijn aandachtniveau is hier het hoogst. Dit neemt niet weg dat er ook moet gekeken worden naar het tijdstip voor de aankoop ( bijvoorbeeld aanraking via reclame) of het tijdstip van gebruik. 80 Territoriaal heeft het communautair merkenrecht een andere regelgeving dan het Benelux merkenrecht. 81 Een gemeenschapsmerk moet overal in de Europese gemeenschap onderscheidend vermogen verkregen hebben want het gemeenschapsmerk is gebaseerd op het principe van de uniciteit. 82 Het Benelux-merk baseert zich op dezelfde regel. Enkel indien het merk een taalkundige invalshoek bezit, beperkt het bewijs van het onderscheidend vermogen zich tot de taalgebieden waar de weigeringsgrond van toepassing is. 83 Het relevante publiek heeft bij inburgering dezelfde functie als bij het vaststellen van het initieel onderscheidend vermogen, want inburgering is in principe niets meer dan het vaststellen van de sterkte van het onderscheidend vermogen. In beide gevallen moet er nagegaan worden of de gemiddelde consument de herkomst van het product kan afleiden via het merk HvJ EU 16 september 2015, nr. C-215/14 (Nestlé/Cadburry) punt 63-67; L. DEPYPERE, Vormmerken: een overzicht van recente rechtspraak, I.R.D.I 2015, (192) L. DEPYPERE, Vormmerken: een overzicht van recente rechtspraak, I.R.D.I 2015, (192) HvJ EU 22 juni 2006, nr. C-24/05 P ( August Storck/BHIM) punt C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) HvJ EU 7 september 2006, nr. C-108/05 (Bovemij/BMB) punt 23 en 28; C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354) HvJ EU 7 september 2006, nr. C-108/05 (Bovemij/BMB) punt 23 en 28; C. VANLEENHOVE, De relevante consument in het consumentenrecht- het mystieke wezen ontsluierd. I.R.D.I. 2010, (354)

23 2.2.5 Conclusie Het is duidelijk dat het niet eenvoudig is voor een driedimensionale vorm om onderscheidend vermogen te verkrijgen. De rechter beoordeelt het onderscheidend vermogen op basis van de aard van de producten waarvoor het merk wordt ingeschreven en op basis van de perceptie van het relevante publiek. Hierbij staat het relevante publiek gelijk aan de vermoedelijke verwachting van een redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument. 85 Bijgevolg moet de rechter inschatten welke perceptie van het merk een representatieve vertegenwoordiger is voor de potentiële kopers of de kopers van het product. Ook al zijn de criteria in principe dezelfde als bij een woord of beeldmerk, de consument is het niet gewoon om een vorm als merk te aanzien en op basis van deze vorm de commerciële herkomst van het product te achterhalen. Vormmerken moeten dus op een significante wijze afwijken van wat gebruikelijk is in de sector om over onderscheidend vermogen te kunnen beschikken. Dit onderscheidend vermogen kan al initieel aanwezig zijn. Het kan ook verkregen worden door inburgering. Om te kunnen spreken van inburgering, moet de vorm onderscheidend vermogen hebben verkregen door het gebruik als merk. De consument moet hierbij de vorm als merk kunnen herkennen los van de toevoeging van eventuele andere merken. Bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden waarin de consument in aanraking komt met het merk. 2.3 De wijzigingen van de huidige regeling De huidige richtlijn en verordening van 16 december brengen enkele wijzigingen met zich mee. Hier zal ik mij beperken tot de aanpassingen die relevant zijn voor dit hoofdstuk. De voorwaarde van het onderscheidend vermogen kent geen aanpassingen in de tekst van de nieuwe verordening en richtlijn. De voorwaarde van de grafische voorstelbaarheid daarentegen wordt geschrapt en vervangen door een nieuwe voorwaarde. De nieuwe regelgeving bepaalt dat tekens in het register van Uniemerken moeten kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen HvJ EU 7 oktober 2004, nr. C-136/02 P (Mag Instrument Inc./BHIM) punt Verordening (EU), nr. 2015/2424; Richtlijn (EU), nr. 2015/ Art. 4 sub b) VOUM; Art. 3 sub b) RUM. 17

24 Het is belangrijk op te merken dat de weergave van het teken nog steeds duidelijk en nauwkeurig moet zijn. De overwegingen die het Hof van Justitie heeft gemaakt in het Dyson arrest zijn dus nog steeds van toepassing. Het inschrijven van een concept blijft onmogelijk. 88 Verder worden de opties tot de weergave van een vorm wel uitgebreid door deze nieuwe voorwaarde. Overweging 13 van de richtlijn stelt namelijk dat het waarborgen van rechtszekerheid en behoorlijk bestuur ervoor zorgt dat het van wezenlijk belang is voor te schrijven dat het teken op een duidelijke, nauwkeurige, autonome, gemakkelijk toegankelijke, begrijpbare, duurzame en objectieve wijze kan worden weergegeven. Een teken moet bijgevolg in elke passende vorm kunnen worden weergegeven met algemeen beschikbare technologie, en dus niet noodzakelijk met grafische middelen, zolang de weergave in dat opzicht voldoende garanties biedt. 89 Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan de afgifte van een digitale gegevensdrager met daarop een 3D rendering van het teken dat men als merk wil inschrijven. Er mag niet vergeten worden dat de nieuwe richtlijn ten laatste dient te worden omgezet op 15 januari Voorlopig zal de voorwaarde van de grafische voorstelbaarheid dus wel nog van toepassing zijn in de Benelux wetgeving. 2.4 Algemene opmerkingen Er mag niet uit het oog verloren worden dat alles wat reeds geschreven werd in verband met de driedimensionale tekens ook geldt voor de tweedimensionale voorstelling van driedimensionale tekens. 90 Men kan niet ontlopen aan de regels omtrent de vormmerken door gebruik te maken van een 2D voorstelling van het vormteken. Een tweedimensionale afbeelding van de vorm van de waar bestaat immers ook niet in een van het uiterlijk van de erdoor aangeduide waar onafhankelijk teken. 91 Een merk dat enkel een deel van de waar weergeeft, valt ook onder de rechtspraak omtrent de driedimensionale merken. Het Hof van Justitie bepaalde dat ook deze 88 HvJ EU 25 januari 2007, nr. C-321/03 (Dyson), punt Overweging 13 Richtlijn (EU), nr. 2015/2436; H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, (1) H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, HvJ EU 13 september 2011, nr. C-546/10 (Hans-Peter Wilfer/BHIM) punt 58; HvJ EU 15 mei 2014, nr. C-97/12 (Louis Vuitton/BHIM) punt

25 merken niet bestaan uit een van het uiterlijk van de erdoor aangeduide waar onafhankelijk teken De absolute weigeringsgronden van vormmerken 3.1 Algemene kenmerken De Europese verordening inzake het Uniemerk en het Benelux verdrag inzake intellectuele eigendommen, die momenteel nog het resultaat is van de omzetting van de Europese richtlijn van 22 oktober 2008, bepalen dat sommige driedimensionale vormen nooit als merk zullen kunnen worden ingeschreven. 93 De exacte regeling hieromtrent ligt vervat in de artikelen 7 lid 1 sub e) van de EU merkenrechtenverordening 94 en 2.1 lid 2 BVIE. 95 Deze twee regelingen bepalen concreet dat tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm, of een ander kenmerk, van de waar niet ingeschreven kunnen worden als merk indien deze vorm of dat ander kenmerk door de aard van de waar bepaald wordt, noodzakelijk is om een technische uitkomst te bekomen of een wezenlijke waarde aan de waar geeft. Pas in hoofdstuk 3.5 zal de toevoeging of een ander kenmerk worden behandeld. Indien men een vorm als merk wil inschrijven zal men bijgevolg eerst moeten kijken of deze vorm niet valt onder een van deze drie situaties. Pas als de vorm niet valt onder deze weigeringsgronden, kan er worden gekeken of de vorm over onderscheidend vermogen beschikt en niet valt onder de algemene weigeringsgronden van merken. 96 Wat volgt zijn een aantal algemene opmerkingen omtrent deze drie weigeringsgronden. Het doel van deze absolute weigeringsgronden is het verhinderen dat, de merkhouder een monopolie wordt toegekend op technische oplossingen of gebruikskenmerken van een waar, waarnaar de consument (gebruiker) mogelijkerwijs op zoek is in de waren van de concurrent, ten gevolge van de bescherming van het merkenrecht. 97 Men wil dus bewerkstelligen dat de 92 HvJ EU 15 mei 2014, nr. C-97/12 (Louis Vuitton/BHIM) punt H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, Art. 7 lid 1 sub e) VOUM. 95 Art. 2.1 lid 2 BVIE. 96 HvJ EU 8 april 2003, nr. C-53/01 t/m C-55/01 (Linde AG/Winward Industries Inc./Rado Uhren AG) punt 66-68; HvJ EU 16 september 2015, nr. C-215/14 (Nestlé/Cadburry) punt HvJ EU 18 juni 2002, nr. C-299/99 (Philips/Remington) punt 78-80; HvJ EU 8 april 2003, nr. C-53/01 t/m C- 55/01 (Linde AG/Winward Industries Inc./Rado Uhren AG) punt

26 bescherming van het merkenrecht niet verder gaat dan het beschermen van tekens die de herkomst van het product aanduiden, zodat de mededinging gevrijwaard wordt en de concurrenten nog steeds waren kunnen aanbieden waarin deze technische oplossingen of gebruikskenmerken verwerkt zitten. 98 De drie uitsluitingsgronden gesteld in art. 7 lid 1 sub e) VOUM en art. 2.1 lid 2 BVIE moeten dus steeds worden uitgelegd in het licht van het algemeen belang dat aan de grondslag ligt van deze regels. 99 Een belangrijk element in de regeling van art. 7 lid 1 sub e) VOUM en art. 2.1 lid 2 BVIE is dat deze regeling de tekens betreft die uitsluitend bestaan uit de vorm van de waar. Indien er andere tekens aan de merkaanvraag worden toegevoegd zoals bv. woorden, cijfers, letters of tekeningen, dan kan dit artikel niet meer worden toegepast. 100 Dus indien een teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar, voldoet aan één van de in deze artikelen gestelde situaties, dan kan dat teken of een grafische voorstelling van de vorm waaruit dat teken bestaat, niet ingeschreven worden als merk. 101 Uit deze overweging van het arrest Phillips/Remington valt af te leiden dat art. 7 lid 1 sub e) VOUM en art. 2.1 lid 2 BVIE niet enkel toepassing vinden op tekens die bestaan uit de driedimensionale vorm van de waar, maar ook op tweedimensionale tekens die de afbeelding voorstellen van een vorm. 102 Deze conclusie herhaalt zich in meerdere arresten. 103 Om de volgende opmerking duidelijk te maken moet er eerst nog eens worden herhaald dat de uitsluiting gesteld in art. 7 lid 1 sub e) VOUM en art. 2.1 lid 2 BVIE uitsluitend betrekking heeft op tekens die bestaan uit de vorm van de waar. Tekens die betrekking hebben op de verpakking van de waar zijn dus in beginsel uitsloten van deze uitsluitingsgronden. 104 Nu kan de vraag gesteld worden wanneer er sprake is van de vorm van de waar en of er gevallen zijn waarin de verpakking toch gelijkgesteld wordt met de vorm van de waar. 98 H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, HvJ EU 8 april 2003, nr. C-53/01 t/m C-55/01 (Linde AG/Winward Industries Inc./Rado Uhren AG) punt H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015, HvJ EU 18 juni 2002, nr. C-299/99 (Philips/Remington) punt HvJ EU 18 juni 2002, nr. C-299/99 (Philips/Remington) punt HvJ EU 6 maart 2014, nr. C-337/12 P t/m C-340/12 P (Pi-Design) punt 50-51: HvJ 18 september 2014, nr. C- 205/13 (Hauck/Stokke) punt H. VANHEES, Art. 2.1 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom in R. STEENNOT, J. STUYCK, H. VANHEES en E. WYMEERSCH (eds.), Handels -en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IX. Intellectuele eigendom, B. Industriële eigendom, 2015,

Het KitKat vormmerk: Geen chocolade van te maken! - Nadiya Disveld

Het KitKat vormmerk: Geen chocolade van te maken! - Nadiya Disveld Het KitKat vormmerk: Geen chocolade van te maken! - Nadiya Disveld 1. Inleiding Op 16 september 2015 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitspraak gedaan over de bovenstaande figuur. Het

Nadere informatie

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht PFO Merken Masterclass Den Haag 26 november 2015 Erwin Haüer verleden. heden. toekomst. VERLEDEN. WAT IS EEN MERK? Als individuele merken

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 25 januari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 25 januari 2007 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 25 januari 2007 * In zaak C-321/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de High Court of Justice of England

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * NESTLÉ ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * In zaak C-353/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Court of Appeal (England and

Nadere informatie

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Vertaling C-125/14-1 Zaak C-125/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 maart 2014 Verwijzende rechter: Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 10

Nadere informatie

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser HvJ EG 20 september 2007 Benetton/G-star De vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft kan geen merk zijn. (art. 3 lid 1 sub e Mrl.

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Samenvatting C-215/14-1. Zaak C-215/14

Samenvatting C-215/14-1. Zaak C-215/14 Samenvatting C-215/14-1 Zaak C-215/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 * ARREST VAN 7. 9. 2006 ZAAK C-108/05 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 * In zaak C-108/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door

Nadere informatie

10374/15 ADD 1 mou/dau/hh 1 DG G 3 B

10374/15 ADD 1 mou/dau/hh 1 DG G 3 B Raad van de Europese Unie Brussel, 28 oktober 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0089 (COD) 10374/15 ADD 1 PI 43 CODEC 950 ONTWERP-MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Standpunt van de Raad in

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid?

Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid? Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid? Gregor Vos 16 maart 2016 Stelling 1 De hogere drempel voor bescherming van vormen, kleuren en andere kenmerken die samenvallen met

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 27 januari

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 27 januari NESTLÉ CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 27 januari 2005 1 I Inleiding betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten 2omschrijft hel begrip merken als volgt: 1. Het Hof wordt

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 6 oktober 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 6 oktober 2005 * MEDIÜN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 6 oktober 2005 * In zaak C-120/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Oberlandesgericht Düsseldorf

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 29 april 2004 * Henkel KGaA, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Osterrieth, Rechtsanwalt,

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 29 april 2004 * Henkel KGaA, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Osterrieth, Rechtsanwalt, HENKEL / BHIM ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 29 april 2004 * In de gevoegde zaken C-456/01 P en C-457/01 P, Henkel KGaA, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Osterrieth, Rechtsanwalt,

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 maart 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 maart 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2003718 van 31 maart 2010 Opposant: RoWi Fleischwarenvertrieb GmbH Westring 17 27793 Wildeshausen Duitsland Ingeroepen merk:

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL D. RUIZ-JARABO COLOMER van 14 januari

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL D. RUIZ-JARABO COLOMER van 14 januari CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL D. RUIZ-JARABO COLOMER van 14 januari 2003 1 1. Het Bundespatentgericht stelt het Hof drie prejudiciële vragen over de uitlegging van artikel 3, lid 1, sub b, c en e, van

Nadere informatie

Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181

Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181 Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181 1. Deze zaak draait om de vraag of het zonder toestemming van de merkhouder weghalen van een merk van een product, het zogenaamde debranding,

Nadere informatie

The clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding

The clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding The clash of the Bulls The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU I. Inleiding Met de uitspraak van het Europese Hof op 6 februari jongstleden is het dan zo ver...

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * HENKEL ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * In zaak C-218/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundespatentgericht (Duitsland), in de procedure die aldaar

Nadere informatie

Betwiste merk: (Benelux depot )

Betwiste merk: (Benelux depot ) BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2004430 van 31 augustus 2010 Opposant: United Intellectual Property B.V. P.J. Oudweg 61 1314 CK Almere Gemachtigde: Zacco Netherlands

Nadere informatie

EUROPESE UNIE - BESCHERMING VAN GENEESMIDDELEN - Recente ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie (december 2013)

EUROPESE UNIE - BESCHERMING VAN GENEESMIDDELEN - Recente ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie (december 2013) EUROPESE UNIE - BESCHERMING VAN GENEESMIDDELEN - Recente ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie (december 2013) Informatienota van Simont Braun LLP, Brussel (www.simontbraun.eu) A. Kan

Nadere informatie

TM Package Overzicht veranderingen. 13 december 2018 Tineke Van Hoey

TM Package Overzicht veranderingen. 13 december 2018 Tineke Van Hoey TM Package Overzicht veranderingen 13 december 2018 Tineke Van Hoey Implementatie NMRI Benelux Approche maximale Herzien structuur en formulering BVIE Omzetting Benelux: gepubliceerd 23 december 2015,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Burgemeester Patijnlaan CB Den Haag Nederland. Algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis Verdrag van Parijs

Burgemeester Patijnlaan CB Den Haag Nederland. Algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis Verdrag van Parijs BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2011414 van 6 april 2017 Opposant: Klustoppers BV Burgemeester Patijnlaan 1932 2585 CB Den Haag Gemachtigde: Arslan & Ersoy

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 6 augustus 2009 Nº

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 6 augustus 2009 Nº BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 6 augustus 2009 Nº 2002111 Opposant: WINEGROWERS OF ARA LIMITED Level 28; Pricewaterhousecoopers Tower; 188 Quay Street Auckland

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2006163 Van 1 maart 2013. Avenue des Olympiades 2 1140 Brussel België

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2006163 Van 1 maart 2013. Avenue des Olympiades 2 1140 Brussel België BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2006163 Van 1 maart 2013 Opposant: RECTICEL S.A. Avenue des Olympiades 2 1140 Brussel België Gemachtigde: RECTICEL S.A./N.V.

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 4 december 2014

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 4 december 2014 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N 2008891 van 4 december 2014 Opposant: Bever Zwerfsport Investments B.V. Ambachtsweg 3 2641 KS Pijnacker Gemachtigde: Merkenbureau

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau Conclusie van de Avocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/6) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 augustus 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 augustus 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2004357 van 31 augustus 2010 Opposant: Robeco Groep N.V. Coolsingel 120 3011 AG Rotterdam Nederland Gemachtigde: Nederlandsch

Nadere informatie

Geldigheidskwesties in het merkenrecht

Geldigheidskwesties in het merkenrecht Geldigheidskwesties in het merkenrecht AIPPI Symposium Zeist 13 maart 2019 Liesbeth Marijnissen, Ellen Gevers, Willem Leppink Stelling 1: Ruim baan voor de kenmerken -exceptie! Wat zeggen Artikel 7(1)(e)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 * ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 * In zaak C-2/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen Michael

Nadere informatie

tegen BENELUX BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM (voorheen Benelux-Merkenbureau) BESLISSING inzake OPPOSITIE van 8 december 2006 Nº

tegen BENELUX BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM (voorheen Benelux-Merkenbureau) BESLISSING inzake OPPOSITIE van 8 december 2006 Nº BENELUX BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM (voorheen Benelux-Merkenbureau) BESLISSING inzake OPPOSITIE van 8 december 2006 Nº 2000074 Opposant: dester Holding B.V. Duivendrechtsekade 85 1096 AJ Amsterdam

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 22 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF 22 juni 1999 * ARREST VAN HET HOF 22 juni 1999 * In zaak C-342/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Landgericht München I (Duitsland), in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * In zaak C-265/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Benelux- Gerechtshof, in het aldaar aanhangige geding tussen Campina

Nadere informatie

Functies merken. Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn 070-3105600. patents@vriesendorp.nl www.vriesendorp.nl

Functies merken. Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn 070-3105600. patents@vriesendorp.nl www.vriesendorp.nl 1 Merken spelen een zeer grote rol in het economische verkeer. Ze zijn onmisbaar en het gebruik ervan is zo vanzelfsprekend, dat ondernemers zich soms onvoldoende realiseren van hoeveel betekenis merken

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

Nieuwendammerkade LZ Amsterdam Nederland

Nieuwendammerkade LZ Amsterdam Nederland BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2008075 van 4 februari 2014 Opposant: Markline S.A. 63-65, Rue de Merl 2146 Luxemburg Luxemburg Gemachtigde: Dennemeyer & Associates

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=bx5433

http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=bx5433 pagina 1 van 5 LJN: BX5433, Rechtbank Utrecht, 320331 / HA ZA 12-317 Datum uitspraak:22-08-2012 Datum 04-09-2012 publicatie: Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Merkenrecht;

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 mei 2013

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 mei 2013 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007319 van 31 mei 2013 Opposant: Deichmann SE Deichmannweg 9 45359 Essen Duitsland Gemachtigde: Office Kirkpatrick S.A. 32,

Nadere informatie

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V. COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2005/1/16 ARREST van 28 juni 2007 Inzake BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V. tegen BENELUX-MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands ARRET du 28 juin 2007 En cause BOVEMIJ VERZEKERINGEN

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 18 november 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 18 november 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2004320 van 18 november 2010 Opposant: Rijnplant BV Hofzichtlaan 5 2678 NC De Lier Nederland Gemachtigde: Hortis Holland BV

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Europees Hof van Justitie Onderwerp Richtlijn 89/104/EEG - Merkenrecht - Verwarringsgevaar - Auditieve gelijkenis Datum 22 juni 1999 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat

Nadere informatie

: 200.172.944/01 : oppositie nr. 2009064

: 200.172.944/01 : oppositie nr. 2009064 beschikking GERECHTSHOF DEN HAAG Afdeling Civiel recht zaaknummer beslissing BBIE : 200.172.944/01 : oppositie nr. 2009064 Beschikking van 26 januari 2016 inzake: PACOGI NETHERLANDS B.V., gevestigd te

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 27 februari 2009

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 27 februari 2009 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2001974 van 27 februari 2009 Opposant: LES DESSOUS BOUTIQUE DIFFUSION S.A. 15, rue de la Tuilerie 38170 Seyssinet-Pariset Parijs

Nadere informatie

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 98/2/21 Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 Inzake : CAMPINA tegen BENELUX MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire

Nadere informatie

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2010/7/8 ARREST Inzake: Intres Belgium Tegen: Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Procestaal: Nederlands ARRET En cause : Intres Belgium Contre:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 NOVEMBER 2017 C.16.0083.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.16.0083.N IMPRO EUROPE ebvba, met zetel te 2140 Antwerpen, Noordersingel 11, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat

Nadere informatie

Ingeroepen recht: (Benelux inschrijving )

Ingeroepen recht: (Benelux inschrijving ) BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2001393 van 29 januari 2009 Opposant: Senior Uitzendbureau B.V. Huizerweg 44 1402 AC Bussum Gemachtigde: Merkenbureau Hendriks

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 18 november 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 18 november 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2004321 van 18 november 2010 Opposant: Rijnplant BV Hofzichtlaan 5 2678 NC De Lier Nederland Gemachtigde: Hortis Holland BV

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 01 november 2013

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 01 november 2013 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007271 van 01 november 2013 Opposant: EINSTEIN PROGETTI & PRODOTTI S.P.A. Via Sicilia, 12 Fraz. San Matteo della Decima 40017

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 21 maart 2013

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 21 maart 2013 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007361 van 21 maart 2013 Opposant: Johannes H.N.M. Polman Brusselsestraat 44 6904 NL Zevenaar Gemachtigde: Merkenbureau Hendriks

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 8 april 2003 *

ARREST VAN HET HOF 8 april 2003 * LINDE E.Λ. ARREST VAN HET HOF 8 april 2003 * In de gevoegde zaken C-53/01 tot en met C-55/01, betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesgerichtshof (Duitsland), in de procedures

Nadere informatie

Noot. Welk publiek percipieert nu een merk voor pralines?

Noot. Welk publiek percipieert nu een merk voor pralines? RABG 2005/20 INTELLECTUELE R ECHTEN Noot Welk publiek percipieert nu een merk voor pralines? Hof van beroep te Gent vs. Cour d appel de Paris Arresten inzake merken voor pralines hebben niet altijd dezelfde

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 23 mei 2012

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 23 mei 2012 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2006390 van 23 mei 2012 Opposant: BELLINO COSMETICS INTERNATIONAL bvba Begijnmeers 75 1770 Liedekerke Gemachtigde: Bureau M.F.J.

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 07 maart 2013

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 07 maart 2013 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2005135 van 07 maart 2013 Opposant: BELTE AG Lindenweg 5 33129 Delbrück Duitsland Gemachtigde: PRONOVEM MARKS SA PA Z. Gramme,

Nadere informatie

en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser

en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser Dankzij de Europese regelgeving op het gebied van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen is de juridische positie van de belanghebbende bij een dergelijke

Nadere informatie

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 98/3/9 Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/3 ------------------------- Inzake : BROUWERIJ HAACHT N.V. tegen GRANDES SOURCES BELGES N.V. Procestaal :

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 30 maart Bergstraat Oudenaarde België

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 30 maart Bergstraat Oudenaarde België BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N 2011910 van 30 maart 2017 Opposant: Tende CVBA Bergstraat 71 9700 Oudenaarde België Gemachtigde: LC Patents Kempische Steenweg

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Vertaling C-223/15-1 Zaak C-223/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 mei 2015 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Ingeroepen recht 1: DUPHALAC (Europese inschrijving 2286979) Ingeroepen recht 2: DUPHASTON (Europese inschrijving 2288231)

Ingeroepen recht 1: DUPHALAC (Europese inschrijving 2286979) Ingeroepen recht 2: DUPHASTON (Europese inschrijving 2288231) BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2009377 van 28 oktober 2014 Opposant: Abbott Products Operations AG Hegenheimermattweg 127 4123 Allschwil Zwitserland Gemachtigde:

Nadere informatie

Verklaring van afstand van wettelijk verplichte consumentenrechten

Verklaring van afstand van wettelijk verplichte consumentenrechten Europese Commissie Betere social media voor Europese consumenten: overzicht van veranderingen Autoriteiten van de Europese landen zijn bij elkaar gekomen om oneerlijke gebruikersvoorwaarden die vastgesteld

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016 Datum van inontvangstneming : 12/08/2016 Vertaling C-381/16-1 Zaak C-381/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 juli 2016 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

Betwiste merk: Zillion Media (Benelux depot )

Betwiste merk: Zillion Media (Benelux depot ) BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2008764 van 9 december 2014 Opposant: JR Holding B.V. Boddenkampsingel 87 7514 AP Enschede Nederland Gemachtigde: Markeys Voortsweg

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 17 januari 2013

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 17 januari 2013 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007269 van 17 januari 2013 Opposant: TELECALL AB Släntvägen 4 P O Box 710 194 27 Upplands Väsby Zweden Gemachtigde: mr. P.P.J.M.

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 20006783 van 20 december 2013

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 20006783 van 20 december 2013 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 20006783 van 20 december 2013 Opposant: VODAFONE-PANAFON ANONYMI ELLINIKI ETAIRIA TILEPIKOINONION 1-3 TZAVELLA STREET HALANDRI

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 10 juni 2008 Nº

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 10 juni 2008 Nº BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 10 juni 2008 Nº 2001406 Opposant: RoWi Fleischwarenvertrieb GmbH Westring 17 27793 Wildeshausen, Duitsland Gemachtigde: Rechtsanwälte

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 30 juni 2009

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 30 juni 2009 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2001828 van 30 juni 2009 Opposant: X-One B.V. Krijgsman 12-14 1186 DM Amstelveen Nederland Gemachtigde: Novagraaf Nederland

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 28 februari 2012

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 28 februari 2012 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2005298 van 28 februari 2012 Opposant: SUPREMO Shoes + Boots Handels GmbH Blocksbergstr. 174 66955 Pirmasens Duitsland Gemachtigde:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/05/2015

Datum van inontvangstneming : 15/05/2015 Datum van inontvangstneming : 15/05/2015 Vertaling C-163/15-1 Zaak C-163/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 april 2015 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Journaal Warenwet 2009-8 Martin Hemmer AKD Prinsen Van Wijmen Geografische oorsprongsaanduidingen Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Jurisprudentie Het recht om merken te gebruiken

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 29 juni 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 29 juni 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2003844 van 29 juni 2010 Opposant: tecnolight Leuchten GmbH Am Schindellehm 15 59755 Arnsberg Duitsland Gemachtigde: Fritz &

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 9 maart 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 9 maart 2006 * ARREST VAN 9. 3. 2006 ZAAK C-421/04 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 9 maart 2006 * In zaak C-421/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 29 januari 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 29 januari 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2003804 van 29 januari 2010 Opposant: Eurodata GmbH & Co. KG Großblittersdorfer Str. 257 66119 Saarbrücken Duitsland Gemachtigde:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 4 december 2014

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 4 december 2014 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N 2008890 van 4 december 2014 Opposant: Bever Zwerfsport Investments B.V. Ambachtsweg 3 2641 KS Pijnacker Nederland Gemachtigde:

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 29 april 2011

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 29 april 2011 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2005232 van 29 april 2011 Opposant: Lief! B.V. Graafdijk West 28 2973 XE Molenaarsgraaf Nederland Gemachtigde: Merkenbureau

Nadere informatie

Beslissing oppositie 2005851 Pagina 6 van 9 31. Het betwiste teken is eveneens een gecombineerd woord-/beeldmerk dat bestaat uit twee grafisch vormgegeven letters "B", met hieronder, in kleinere letters,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 april 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 april 2006 * LEVI STRAUSS ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 april 2006 * In zaak C-145/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Hof van Cassatie (België)

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Samenvatting : Deze circulaire beschrijft het mechanisme dat de woonstaat hanteert

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 5 augustus 2016

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N van 5 augustus 2016 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE N 2011035 van 5 augustus 2016 Opposant: Pro Dairy International B.V. Dr. van Deenweg 44 8025 BB Zwolle Nederland Gemachtigde: Muller

Nadere informatie

Date de réception : 02/02/2012

Date de réception : 02/02/2012 Date de réception : 02/02/2012 Resumé C-661/11-1 Zaak C-661/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Geen merkbescherming voor plastic Coca Cola-flesjes D.A. Grobokopatel. 1. Inleiding

Geen merkbescherming voor plastic Coca Cola-flesjes D.A. Grobokopatel. 1. Inleiding Geen merkbescherming voor plastic Coca Cola-flesjes D.A. Grobokopatel 1. Inleiding Onlangs heeft het Gerecht van Eerste Aanleg (hierna: het Gerecht ) geoordeeld dat de vorm van het bovenstaand weergegeven

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen:

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen: COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2010/8/10 ARREST Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Tegen: Naam : Vermeiren Francina Procestaal: Nederlands ARRET En cause : Nom :

Nadere informatie

Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam Nederland

Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam Nederland BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2008019 van 18 augustus 2014 Opposant: DSQUARED2 TM S.A. 18, rue de l'eau 1449 Luxemburg Luxemburg Gemachtigde: Office Freylinger

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 13 april 2015

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 13 april 2015 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2009287 van 13 april 2015 Opposant: Fruit of the Loom, Inc., New York corporation 1 Fruit of the Loom Drive Bowling Green -

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 24 september 2009 Nº

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 24 september 2009 Nº BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 24 september 2009 Nº 2002785 Opposant: Mark Joris Boomkensstraat 80, bus 5 3500 Hasselt België Gemachtigde: K.O.B. N.V. Kennedypark

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 16 augustus 2018

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 16 augustus 2018 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2013242 van 16 augustus 2018 Opposant: Geiko Beheer B.V. Singaporestraat 86-90 1175 RA Lijnden Nederland Gemachtigde: Onel Trademarks

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 18 juni 2002 *

ARREST VAN HET HOF 18 juni 2002 * ARREST VAN HET HOF 18 juni 2002 * In zaak C-299/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk), in het

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling The Bright Side Newsletter n 23 Bright Advocaten www.b-right.be Onderwerp Verbod op verkoop met verlies in strijd met het Europees recht Datum 22 april 2013 Copyright and disclaimer De inhoud

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam?

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam? Bescherm uw handels -, vennootschaps - en merknaam Naambekendheid is voor de handelaar van onschatbare waarde. Consumenten, klanten en leveranciers kopen producten van een bepaald merk of drijven handel

Nadere informatie

Betwiste merk: Benelux depot 1232348

Betwiste merk: Benelux depot 1232348 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2006929 Van 25 maart 2013 Opposant: Kreafin Group S.A. rue Henri Schnadt 4 2530 Luxemburg Luxemburg Gemachtigde: K.O.B. N.V.

Nadere informatie

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-228/97 Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG) Machtspositie en collectieve machtspositie Misbruik Geldboete" Arrest van het Gerecht

Nadere informatie

Date de réception : 13/12/2011

Date de réception : 13/12/2011 Date de réception : 13/12/2011 Resumé C-561/11-1 Zaak C-561/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007624 van 9 januari 2014

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007624 van 9 januari 2014 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2007624 van 9 januari 2014 Opposant: Tjark Auerbach Lindauer Strasse 21 88069 Tettnang Duitsland Gemachtigde: NLO J.W. Frisolaan

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 3 september 2009

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 3 september 2009 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2001932 van 3 september 2009 Opposant: Conceptus, INC 331 East Evelyn Avenue 94041 Mountain View, CA Verenigde Staten van Amerika

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 mei 2018 ADVIES 2018-41 met betrekking tot de toegang tot informatie die in een databank aanwezig

Nadere informatie