Antwoorden. Vragen N. 151 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (GZ) (SO)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Antwoorden. Vragen N. 151 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (GZ) (SO)"

Transcriptie

1 N BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING (*) SESSION ORDINAIRE (*) Vragen en et Antwoorden \'RAGENEN ANTWOORDEN - BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERT. QUESTIONSET RÉPONSES - CHAMBRE DES REPRÉS. DE BELGIQUE (GZ) (SO) [') Vierde zitting van de 48e zitringsperiode. (0) Quatrième session de la 48 ème législature. 2059

2 16156 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) INHOUD Blz. Pages SOMMAIRE Eerste Minister Premier Ministre Vicc-Ecrste Minister en Minisrer van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en Economische Zaken Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting Vice-Premier Ministre et Ministre des Communications et des Entreprises publiques Vice-Premier Ministre et Ministre de l'intérieur et de la Fonction publique Vice-Premier Ministre et Ministre de la Justice et des Affaires économiques Vice-Premier Ministre et Ministre du Budget Minister van Financiën Ministre des Finances Minister van Buitenlandse Handel, en Minister van Europese Zaken, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken Ministre du Commerce extérieur, et Ministre des Affaires européennes, adjoint au Ministre des Affaires étrangères Minister van Pensioenen Ministre des Pensions Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen Minister voor de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw Ministre de l'emploi et du Travail, chargée de la politique d'égalité des chances entre hommes et femmes Ministre des Petites et Moyennes Entreprises et de l'agriculture Minister van Sociale Zaken Ministre des Affaires sociales Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu Ministre de l'intégration sociale, de la Santé publique et de l'environnement Minister van Landsverdediging Ministre de la Défense nationale Minister van Wetenschapsbeleid en Infrastructuur Minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking Ministre de la Politique scientifique et de l'infrastructure Ministre des Affaires étrangères et de la Coopération au Développement Vragen gesteld aan de ministers-ieden van de Europese Raad van ministers via her adviescomité voor Europese aangelegenheden In fine van het Bulletin is een zaakregister afgedrukt Questions posées aux ministres-membres du Conseil des ministres européen via le comité d'avis chargé de questions européennes Un sommaire par objet est reproduit in fine du Bulletin

3 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers ChambredesReprésentantsde Belgique Vragenen Antwoorden (GZ ) Questionset Réponses(SO ) Vragen waarop nog niet geantwoord is binnen de door het reglement bepaalde terrnijn, vanaf de buitengewone zitting * Questions auxquelles il n'a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement, à partir de la session extraordinaire Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr, Blz. Auteur Auteur Date Question n" Page Date Question no Page Vice-Eerste Minister Van Nieuwenhuysen en Minister van Verkeerswezen Van Nieuwenhuysen en Overheidsbedrijven Duquesne Vice-Premier Ministre Van Dienderen et Ministre des Communications Standaert et des Entreprises publiques De Mol Van Nieuwenhuysen Leo Peeters Van Nieuwenhuysen Van Dienderen Van Nieuwenhuysen Mw. Dillen Vanpoucke Van Nieuwenhuysen Standaert Beysen de Clippele Van Rompuy Van Vaerenbergh Van Dienderen Duquesne Barbê Van Nieuwenhuysen Annemans Mme Colette Burgeon Ramoudt 1198 Mw. Leysen Ramoudt 1200 Olaerts Pierco 802 Van Nieuwenhuysen De Mol Van houtte Olaerts Van den Eynde Reynders Duquesne Reynders Van Nieuwenhuysen Reynders De Mol Van Dienderen Cheron De Mol Van Dienderen Van Nieuwenhuysen Saulmont Olaerts Taylor Annemans Ansoms de Clippele Defeyt Draps Ghesquière Draps Van Nieuwenhuysen Annemans Kubla Annemans de Clippele Van Nieuwenhuysen Olaerts Barbé Olaerts Leo Peeters Taylor Leo Peeters Ylieff Maingain Poty Landuyt Detienne Van Vaerenbergh Van Nieuwenhuysen Van Dienderen Severin Van Dienderen Olaerts Dewinter Annemans Van Nieuwenhuysen de Clippele Van Dienderen Lijst afgesloren op 22 mei 1995 Liste clôturée le 22 mai 1995

4 16158 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(CZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr.»». Auteur Auteur Date Question n? Page Date Question n" Page Van Dienderen Van Nieuwenhuysen Thissen Gabriëls c De Mol Ramoudt Ramoudt Van Nieuwenhuysen Ù65 de Clippele Van Nieuwenhuysen Van den Eynde Van Nieuwenhuysen Van den Eynde Ylieff Defeyt Van Nieuwenhuysen De Mol Steenwegen Van Vaerenbergh Steenwegen Van der Poorten Steenwegen Van Dienderen Barbé Van Dienderen Ghesquière Van Dienderen Ghesquière Van Vaerenbergh Ghesquière Brouns Ghesquière Olivier Van Nieuwenhuysen Olaerts Detienne Van Nieuwenhuysen Bertouille Van Parys Thiel Van Eetvelt De Man Grimberghs Van Nieuwenhuysen Daems Barbé Van Dienderen Barbé Van Dienderen Ghesquière Annemans Bertouille Philippe Charlier Ylieff De Mol Sénéca De Mol Ramoudt Denys Vanleenhove Van Nieuwenhuysen De Mol Dewael de Clippele Ghesquière Van den Eynde Duquesne Caubergs Duquesne Van Vaerenbergh Van Dienderen Olaerts Demeulenaere Mw. Dua Vice-Eerste Minister Van Nieuwenhuysen en Minister van Binnenlandse Annemans en Ambtenarenzaken Zaken Van Vaerenbergh Vice-Premier Ministre Van Nieuwenhuysen et Ministre de l'intérieur Van Nieuwenhuysen et de la Fonction publique Van Grembergen Barbé Annemans Barbé Van Dienderen Olaerts Detienne De Mol Van den Eynde Van Dienderen Tant Van Dienderen Dewinter Van Dienderen Van Nieuwenhuysen Van Dienderen Van Dienderen Van Dienderen De Man 5286

5 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers ChambredesReprésentantsde Belgique Vragenen Antwoorden(GZ ) Questionset Réponses(Sa ) Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr. Blz. Auteur Auteur Date Question n? Page Date Question n? Page De Man de Clippele Van Nieuwenhuysen Van Vaerenbergh Van Nieuwenhuysen De Man Viseur Barbé Van der Poorten Duquesne Buisseret Dewinter Barbé Philippe Charlier Leo Peeters Perdieu Leo Peeters Barbé Van Dienderen Dewinter Van Dienderen Van Vaerenbergh Van Dienderen Standaert Leo Peeters Olaerts De Man Dehousse De Man Dewinter Leo Peeters Decroly Damseaux Ghesquière De Man Ghesquière De Man Ghesquière Van den Eynde Caubergs 8638 Vice-Eerste Minister Dewinter 8866 en Minister van Justitie Standaert 8871 en Economische Zaken Beysen 8990 Vice-Premier Ministre Van Nieuwenhuysen 9162 et Ministre de la Justice Swennen 9166 et des Affaires économiques Van den Eynde Olaerts Michel 9759 Justitie - Justice Grimberghs Taelman De Mol de Clippele De Man Caudron Standaert Caudron Standaert Caudron Van Overmeire Caudron Barbé Caudron Van den Eynde Caudron De Mol Annemans Duquesne de Clippele Van Nieuwenhuysen Buisseret Dewinter Dewinter De Mol Damseaux Van Nieuwenhuysen Van Nieuwenhuysen Geysels De Groot Barbé Annemans Annemans Van Nieuwenhuysen Van Nieuwenhuysen Devolder Buisseret Coveliers De Man Dewinter Van Dienderen Ylieff Barbé Van Nieuwenhuysen Landuyt Van Dienderen Van Grembergen Dewinter 4651

6 16160 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Chambredes Représenrantsde Belgique Vragenen Antwoorden(GZ ) Questionset Réponses(SO ) Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr. Blz. Auteur Auteur Date Question n? Page Date Question n? Page Marsoul De Clerck Van Nieuwenhuysen De Man Perdieu Van Dienderen Goutry Ramoudt Van Dienderen Standaert Mme Lizin Van Grembergen Buisseret Van Vaerenbergh Knoops Mw. Dillen Caudron Annemans De Man De Man Dielens Landuyt De Mol De Mol Van Dienderen Standaert Van Dienderen Mme Stengers Leo Peeters Maingain Leo Peeters Perdieu Leo Peeters Simonet Dewael Simonet De Mol Barbé Van Nieuwenhuysen Kubla De Mol Standaert Reynders Standaert Coveliers Duquesne De Man Standaert Duquesne Van Nieuwenhuysen Van den Eynde Eerdekens Dallons Vandeurzen Mayeur Simonet Perdieu Standaert Van den Eynde Mw. Dillen Vandeurzen Van Dienderen Van Dienderen Van Grembergen Coveliers Van Dienderen Brauns Van Dienderen Van Vaerenbergh Van Dienderen Landuyt Van Dienderen Vandeurzen Van Vaerenbergh Vandeurzen Flahaut Vandeurzen Damseaux Vandeurzen Vandeurzen Vandeurzen Barbé De Man Standaert Swennen De Man Eerdekens Van der Poorten Poncelet Annemans Simonet Perdieu Vandendriessche Platteau Barbé Duquesne Draps De Man Eerdekens de Clippele Olaerts Duquesne Annemans Barbé Duquesne Barbé 14309

7 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers ChambredesReprésentantsde Belgique Vragenen Antwoorden(GZ ) Questionset Réponses(SO ) Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr, Blz. Auteur Auteur Date Question no Page Date Question no Page Barbé Van Vaerenbergh Barbé Mme Lizin Pierco Michel Annemans De Bremaeker Verwilghen Kubla Maurice Bourgois Leo Peeters Mw. Merckx-Van Defeyt 7825 Goey Duquesne De Man Standaert De Man Van Grembergen Duquesne Ramoudt Goutry De Mol De Man De Mol Van der Poorten Defeyt Vandeurzen Caudron Vandeurzen Candries Van der Poorten Vandeurzen Duquesne Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting Vandeurzen Van Vaerenbergh Vice-Premier Ministre et Knoops Ministre du Budget De Man Van den Eynde Standaert Olivier Van Nieuwenhuysen Van Vaerenbergh Taylor Dewael Van Nieuwenhuysen Verwilghen Duquesne Ghesquière Landuyt Berben Verwilghen Minister van Financiën Van Vaerenbergh Bossuyt Ministre des Finances Decroly de Clippele Schellens Bertrand Wymeersch Van Hecke Van den Eynde de Clippele Van Vaerenbergh de Clippele Olaerts Duquesne Van Vaerenbergh Berben De Man Knoops Coveliers Vanleenhove Simonet Bertouille Canon Saulmont Van Grembergen Taylor Draps de Clippele de Clippele Economische Zaken - Affaires économiques de Clippele de Clippele Mw. Leysen Vandendriessche Knoops Lisabeth Standaert Van Vaerenbergh Ylieff de Clippele 12435

8 16162 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Chambredes Représentantsde Belgique Vragenen Anrwoorden (GZ ) Questionset Réponses(Sa ) Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr. Blz. Auteur Auteur Date Question n'' Page Date Question n" Page Jan Peeters Olivier de Clippele Dupré de Clippele Canon de Clippele Canon Vandendriessche Ramoudt de Clippele de Clippele de Clippele Minister van Pensioenen Jan Peeters Ministre des Pensions Dewael de Clippele Leo Peeters Olaerts Beaufays Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Vergote belast met het beleid van gelijke kansen Sarens voor mannen en vrouwen Dupré Ministre de l'emploi et du Travail, Gilles chargée de la politique d'égalité des chances Canon entre hommes et femmes Gilles Olaerts Clerfayt Van Rompuy Detienne Kempinaire De Man Landuyt Van Vaerenbergh de Clippele Landuyt Van Parys Lauwers GabriëIs Lauwers Olivier Lauwers Olivier Poty Brouns Santkin Dupré Barbé Dupré Dewinter Dupré Demeulenaere Dupré Goutry Dupré Van der Poorten Dupré Detienne Goutry Mw. Dua Dewael Van Nieuwenhuysen de Clip pele Annemans Gehlen Annemans Dupré Thiel Duquesne Detienne de Clippele Walry Dupré Duquesne Olaerts Detienne de Clippele " Vergote de Clippele Olivier de Clippele Detienne Van den Eynde Hollogne de Clippele Landuyt Daems Van Nieuwenhuysen Wymeersch D5 Olivier Bossuyt Detienne Decroly Pivin 15500

9 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers ChambredesReprésentantsde Belgique Vragenen Antwoorden(GZ ) Questionset Réponses(SO ) Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr. Blz. Auteur Date Question no Auteur Page Date Question n? Page Jan Peeters De Mol Jan Peeters De Mol Olaerts De Mol Van Overmeire De Mol Sénéca De Mol Sénéca De Mol Sénéca Leo Peeters Leo Peeters Barbé Minister voor de Kleine en Middelgrote Ondernemingen De Mol en Landbouw Brouns Brisart Ministre des Petites et Moyennes Entreprises De Mol et de l'agriculture Viseur Vandendriessche Landbouw - Agriculture Barbé Barbé De Man Barbé Buisseret Duquesne De Groot Barbé Barbé Minister van Sociale Zaken Ministre des Affaires sociales Minister van Landsverdediging Ministre de la Défense nationale Vandendriessche De Mol Van Vaerenbergh Hiance Van Vaerenbergh Demeulenaere Hazette De Mol Perdieu Jan Peeters Taylor Minister van Wetenschapsbeleid Van Vaerenbergh en Infrastructuur Demeulenaere Ministre de la Politique scientifique et de l'infrastructure Minister van Maatschappelijke Integratie, Marsoul 4667 Volksgezondheid en Leefmilieu Marsoul 5546 Ministre de l'intégration sociale, Maingain 6218 de la Santé publique et de l'environnement Leo Peeters Leo Peeters Van Vaerenbergh Marsoul De Mol De Mol Caubergs Van Nieuwenhuysen Barbé Candries De Mol Candries De Mol Maingain De Mol Candries De Mol Barbé De Mol Vautmans De Mol Duquesne Barbé Duquesne De Mol Olaerts

10 16164 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers ChambredesReprésentantsde Belgique Vragenen Antwoorden(CZ ) Questionset Réponses(Sa ) Datum Vraag nr. Blz, Datum Vraag nr, Blz. Auteur Auteur Date Question n? Page Date Question n? Page Barbé Van Overmeire Annemans De Man Van Nieuwenhuysen Barbé Van Nieuwenhuysen Van Overmeire Annemans Annemans Annemans Van Overmeire Van Nieuwenhuysen Van Nieuwenhuysen Bertouille Van Dienderen De Mol De Man De Mol De Mol Van Vaerenbergh Willy Burgeon Leo Peeters De Mol Leo Peeters De Mol Simonet De Mol Van Vaerenbergh Reynders Van Vaerenbergh De Bremaeker Ghesquière De Bremaeker Van den Eynde Clerfayt Van Vaerenbergh De Mol Schellens Barbé Candries Standaert Duquesne Ylieff Ghesquière Steenwegen Candries Minister van Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking en Ontwikkelingssamenwerking Ministre des Affaires étrangères Coopération au Développement et de la Coopèration au Développement De Mol Caudron 8068 Buitenlandse Zaken Van Dienderen De Mol 9928 Affaires étrangères Taylor De Mol Steenwegen Barbé Steenwegen Barbé Annemans Ghesquière Van Grembergen Leo Peeters Van den Eynde Leo Peeters Annemans Reynders Annemans Marsoul 15866

11 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers -: Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Vragen van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en antwoorden van de Ministers. Questions posées par les membres de la Chambre des Représentants et réponses données par les Ministres. Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken Vice-Premier Ministre et Ministre de l'intérieur et de la Fonction publique DO Vraag nr. 909 van de heer Leo Peeters van 11 oktober 1994 (N.): Gemeentepolitie. - Inspecteurs. - Officier van gerechtelijke politie.. - Weddesupplement. - Loonmatiging. Volgens omzendbrief POL 45 (Belgisch Staatsblad, 26mei 1993) betreffende de inspecteurs en hoofdinspecteurs, bekleed met de hoedanigheid van officier vangerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, kan de gemeenteraad in afwachting dat een koninklijk besluit de bezoldiging van die inspecteurs en hoofdinspecteurs regelt, een weddesupplement toestaan. De gemeenteraadsbeslissing om het weddesupplement toe te staan met ingang van 1 januari 1994 in toepassing van POL 45 werd echter aanvankelijk geschorst en vervolgens, na handhaving ervan door de gemeenteraad, bij ministerieel besluit vernietigd. Een argument voor de vernietiging was gebaseerd op het koninklijk besluit van 24 december 1993tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart Er is met andere woorden een tegenstrijdigheid: de omzendbrief wou die inspecteurs beter vergoeden omdat ze meer gerechtelijke opdrachten uitvoeren, maarde wet staat dit niet toe. Bijkomend is er inmiddelsongetwijfeld een discriminatie ontstaan tussen inspecteurs en hoofdinspecteurs, beëdigd als officieren vangerechtelijke politie in gemeenten waar de raden vóór de wet van 30 maart 1994 beslisten een weddesupplement toe te kermen en de beëdigde inspecteurs en hoofdinspecteurs met dezelfde bevoegdheden in gemeenten waar dit gebeurde na de wet. Ondertussen verscheen echter de ministeriële omzendbrief B.A. - 94/09 van 13 juli 1994, die aansluit op de 4 koninklijke besluiten van 20 juni 1994 en ondermeer handelt over de bezoldiging van het perso- DO Question no 909 de M. Leo Peeters du 11 octobre 1994 (N.): Police communale. - Inspecteurs. - Officiers de police judiciaire. - Supplément de traitement. - Modération salariale. Aux termes de la circulaire POL 45 (Moniteur belge, 26 mai 1993) concernant les inspecteurs et inspecteurs principaux de police revêtus de la qualité d'officier de police judiciaire, auxiliaire du procureur du Roi, le conseil communal peut, en attendant qu'un arrêté royal règle la matière de la rémunération de ces inspecteurs et inspecteurs principaux de police, accorder un supplément de traitement. Toutefois, la décision du conseil communal accordant ce supplément de traitement avec effet à compter du 1er janvier 1994 en application de la circulaire POL 45 a d'abord été suspendue avant d'être maintenue par le conseil communal. Un argument en faveur de l'annulation était basé sur l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, entériné par la loi du 30 mars En d'autres termes, il y a une contradiction: la circulaire visait à mieux rémunérer ces inspecteurs parce qu'ils accomplissent plus de missions judiciaires, mais la loi ne le permet pas. De plus, une discrimination indiscutable est apparue entre-temps entre les inspecteurs et inspecteurs principaux de police assermentés en qualité d'officiers de police judiciaire dans les communes où les conseils avaient décidé d'accorder un supplément de traitement avant la loi du 30 mars 1994 et les inspecteurs et inspecteurs principaux de police assermentés et exerçant les mêmes compétences dans les communes où l'octroi de ce supplément s'est fait après la loi. Or, la circulaire ministérielle B.A. - 94/09 du 13 juillet 1994, qui s'inscrit dans le prolongement des 4 arrêtés royaux du 20 juin 1994 et traite notamment de la rémunération du personnel de la police commu-

12 16166 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) neel van de gemeentepolitie. Die circulaire stelt duidelijk dat de toepassing van die besluiten als de voltooiing geldt van de sociale programmatie en derhalve niet strijdig is met de wet van 30 maart 1994 die een loonmatiging tot einde 1996 oplegt. Dit weddesupplement is daarenboven hetzelfde als dat waarover POL 45 het heeft. Is bijgevolg de toepassing van POL 45, naar analogie, evenmin strijdig met de wet van 30 maart 1994? Antwoord: Op basis van het koninklijk besluit van 20 juni 1994 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de bezoldiging van het personeel van de openbare brandweerdiensten en het personeel van de gemeentepolitie kunnen de inspecteurs en hoofdinspecteurs van politie met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie een wedde-supplement van frank genieten. Dit besluit bevat algemene bepalingen in uitvoering van het protocol nr.5911 van 13 juni 1991 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten betreffende het intersectorieel akkoord van sociale programmatie voor de jaren Die bepalingen evenals de beslissingen ter uitvoering hiervan zijn dan ook niet strijdig met de regeling inzake loonmatiging zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 rnaart Immers krachtens artikel 159 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen kunnen ter zake zelfs akkoorden worden afgesloten na 31 december Ook de assimilatieprocedure is voor die akkoorden niet vereist, Hoe dan ook, voor het jaar 1993 zijn geen Ioonmatigingsmaatregelen van toepassing. In dat jaar kan het weddesupplement dan ook toegekend worden, op basis van de omzendbrief POL 45. Gezien de loonmatigingsbepalingen van toepassing voor de jaren 1994, 1995 en 1996, is het aangewezen de beslissingen waarbij het weddesupplement wordt toegekend vanaf 1994 en waarover een akkoord werd afgesloten na 15 november 1993 te baseren op het voormelde koninklijk besluit. Dit betekent dat die beslissingen ten vroegste in werking kunnen treden op 1 januari 1994 zoals bepaald bij het voormelde besluit, nale, a paru depuis. Cette circulaire dit clairement que l'application de ces arrêtés constitue l'achèvement de la programmation sociale et n'est donc pas contraire à la loi du 30 mars 1994 qui impose une modération salariale jusqu'à la fin Ce supplément de traitement est en outre identique à celui que prévoit la circulaire POL 45. L'application de la circulaire POL 45 n'est-elle pas non plus, par analogie, contraire à la loi du 30 mars 1994? Réponse: En vertu de l'arrêté royal du 20 juin 1994 fixant les dispositions générales relatives à la rémunération du personnel des services publics d'incendie et du personnel de la police communale, les inspecteurs et les inspecteurs principaux de police revêtus de la qualité d'officier de police judiciaire peuvent bénéficier d'un supplément de traitement de francs. Cet arrêté contient des dispositions générales en exécution du protocole n? 59/1 du 13 juin 1991 du Comité commun à l'ensemble des services publics concernant l'accord intersectoriel de programmation sociale pour les années Ces dispositions ainsi que les décisions d'exécution ne vont pas à l'encontre du règlement en matière de modération des salaires tel que visé à l'arrêté royal du 24 décembre 1993 en exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, ratifiée par la loi du 30 mars En effet, en vertu de l'article 159 de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses, des accords en la matière peuvent même être conclus après le 31 décembre Même la procédure d'assimilation n'est pas requise pour ces accords. Quoiqu'il en soit, des mesures de modération des salaires ne sont pas applicables pour l'année Au cours de cette année le supplément de traitement peut donc être accordé en application de la circulaire POL 45. Vu les dispositions de modération des salaires qui sont d'application pour les années 1994, 1995 et 1996, il est indiqué de baser les décisions accordant un supplément de traitement à partir de 1994 et pour lesquelles un accord a été conclu après le 15 novembre 1993, sur l'arrêté royal précité. Cela signifie que ces décisions peuvent entrer en vigueur au plus tôt Je 1 er janvier 1994, tel que visé à l'arrêté précité. DO Vraag nr van de heer Decroly van 3 februari 1995 (Fr.): Politiescbool van Brussel. De 70e opleidingscyc1us voor Franstalige politieagenten, die van septernber 1994 tot juni 1995 wordt georganiseerd, ondervindt de gevolgen van het sucees DO Question n? 1017 de M. Decroly du 3 février 1995 (Fr.) : Ecole de police de Bruxelles. Organisée de septembre 1994 à juin 1995, la 70 e session de formation pour agents de police francophones est victime du succès rencontré par la récente

13 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) van de recente wervingscampagne. Volgens mijn informatie volgen momenteel 110 «aspirant-agenten» de lessen. Dat leidt natuurlijk tot overbevolking en heeft rechtstreeks gevolgen voor de kwaliteit van het verstrekte onderwijs. 1. Wat is, per cyclus en per klas, de optimale bevolkingsnorrn van die school? 2. Omdat er te veel studenten zijn, werden naar verluidt twee groepen van 55 studenten gevormd, die twee uur per week tot twee schietstands toegang hebben. Brengen die organisatiemodaliteiten het leren omgaan met vuurwapens door de toekomstige agenten niet in het gedrang, terwijl ze die vaardigheid best zo oordeelkundig mogelijk en met de grootst mogelijke precisie verwerven? 3. De lessen toegepaste psychologie staan bol van de ideologische en wetenschappelijke vooroordelen van de leerkrachten. Zo koppelen clichés immigratie aan misdadigheid en zijn tijdens die lessen diverse verbale ontsporingen van hetzelfde allooi schering en inslag. Voorts krijgen de biotypologische therorieën van Kretschmer, Sheldon, Glueck en anderen, die een verband leggen tussen fysieke kenmerken en psychologische trekken, veel aandacht, terwijl die volgens wetenschappers hoogst betwisrbaar en kennelijk voorbijgestreefd zijn. a) Bent u verantwoordelijk voor het pedagogisch toezicht op die school? b) Zo neen, wie oefent die bevoegdheid uit? c) Zo ja, welke maatregelen neemt u om het lerarenkorps op zijn verplichting tot ideologische neutraliteit, op zijn plicht de wetteliike bepalingen die racistische handelingen en uitlatingen verbieden, en op zijn pedagogische verantwoordelijkheid te wijzen? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid het volgende mede te delen: 1. Wat het aantalleerlingen per klas betreft, kan ik u bevestigen dat de scholen werd aanbevolen ervoor te zorgen dat voor de praktische lessen het aantalleerlingen per klas niet meer dan 25 bedraagt. Voor de andere lessen wordt het aan elke schoolovergelaten of ze het nodig acht een reglementering ter zake uit te werken. Hieromtrent wordt in artikel 16 van het organiek reglement van de Gewestelijke en intercommunale politieschool van Brussel (GIPS) aangeraden de schoolpopulatie in principe te beperken tot 3S leerlingen per klas. Het is waar dat er aan alle sessiesvan basisopleiding die momenteel aan de gang zijn ongeveer 100 leerlingen per taalregeling deelnemen. Sommige louter theoretische lessen worden dan ook voor alle leerlingen die tot dezelfde taalregeling campagne de recrutement. Selon mes informations, 110 «aspirants-agents» fréquentent actuellement ces cours, ce qui pose un problème de surpopulation interférant directement sur la qualité de l'enseignement dispensé. 1. Quelle est la norme optimale à respecter quant à la population de cette école par session et par classe? 2. Il me revient que, vu le nombre trop élevé d'étudiants, ils ont été divisés en deux groupes de 55 étudiants ayant accès, deux heures par semaine, à deux stands de tir. Ces modalités d'organisation n'hypothèquent-elles pas gravement l'apprentissage, par les futurs agents, de la manipulation d'armes à feu - aptitude qu'il est hautement souhaitable qu'ils acquièrent avec le plus de discernement et de précision possible? 3. Les cours de psychologie appliquée sont marqués par les préjugés idéologiques et scientifiques d'enseignants qui en ont la charge. D'une part, des clichés associant immigration et délinquance ainsi que divers dérapages verbaux du même type seraient monnaie courante à ces cours. D'autre part les théories biotypologistes de Kretschmer, Sheldon, Glueck et autres, fondées sur la mise en relation de caractéristiques physiques et de traits psychologiques, y occupent une place prépondérante, alors qu'elles sont, de l'avis de la communauté scientifique, éminemment contestables et notoirement dépassées. a) Etes-vous responsable de la tutelle pédagogique de cette école? b) Si non, qui exerce cette compétence? c) Si oui, quelles mesures prenez-vous pour sensibiliser le corps enseignant de l'école à son obligation de neutralité idéologique, à son devoir de respecter les dispositions légales qui condamnent les actes et les propos racistes, et à sa responsabilité pédagogique? Réponse: J'ai l'honneur de communiquer à l'honorable membre, ce qui suit: 1. Quant au nombre d'élèves par classe, je puis affirmer qu'il est recommandé aux écoles de veiller à ce que le nombre d'élèves par classe, pour les cours pratiques, ne dépasse pas 25 membres. Quant aux autres cours, il est laissé à l'appréciation de chaque école, le soin d'arrêter une réglementation en la matière. A ce sujet, l'article 16 du règlement organique de l'ecole régionale et intercommunale de police de Bruxelles (ERlP), préconise une population scolaire limitée en principe à 35 élèves par classe. Il est vrai que les sessions de formation de base actuellement en cours comprennent chacune environ 100 élèves par régime linguistique. Aussi, certains cours purement théoriques sont donnés devant l'ensemble des élèves appartenant au même régime linguistique. On peut comparer ces

14 16168 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) behoren, gegeven. Deze lessen kunnen worden vergeleken met die welke in de auditoria van de universiteiten worden gegeven. Voor de andere lessen, daarentegen worden de leerlingen in rneerdere groepen ingedeeld. 2. Wat de lessen bewapening en schiettechniek betreft die in de schietstand GIPS worden georganiseerd, wordt de klas van de 110 aspirant-agenten in twee gesplitst en elke groep deelt onderling twee verschillende schietstanden gedurende twee uur per week. De werkmethode is als volgt: - 4 aspiranten doen onder de leiding van 2 schietmonitors (één monitor voor twee aspiranten) de oefeningen. Het gaat dus bijna om een individuele onderwiisrnethode, 4 andere aspiranten wachten ondertussen - in alle veiligheid - achter de vier schutters en maken gebruik van de opmerkingen van de schietmonitors aan her adres van de schutters; de andere aspirante, doen onder de leiding van een schietmonitor oefeningen zonder munitie, opdat ze hun wapen perfect zouden leren beheersen. Bovendien moet worden opgemerkt dat, naast de oefeningen waarvan sprake hierboven, 18 lesuren worden gewijd aan de tactische schietparcours (oefeningen waarbij het schieten en de oefeningen inzake interventietechniek en -tactiek worden gecombineerd) per groep van 9 leerlingen. Naast de voormelde oefeningen, wordt bovendien een schietoefendag in openlucht in het schietkamp van Leopoldsburg georganiseerd. Gelet op wat vooratgaat, moet dus worden vastgesteld dat deze organisatiewijze geenszins het aanleren van de omgang met vuurwapens door de toekomstige agenten bemoeilijkt. 3. Wat de lessen toegepaste psychologie betreft, verklaart de politieschool van Brussel dat met deze cursus al altiid een dubbele doelstelling werd beoogd, namelijk het objectief beschouwen van de pschologische fenomenen en aldus de aspiranten sensibiliseren voor objecrivireit en humanisme. De biotypologische theorie vormt slechts een bijkomstig deel van de onderwezen leerstof; zij maakt er deel van uit om de evolutie van het onderzoek inzake psychologie van de persoonlijkheid te illustreren en vooralom het kritisch denken aan te wakkeren en de a priori's te overstijgen, De belangrijkste vakken van de cursus hebben steeds betrekking gehad op de wetten van mondelinge en niet-mondelingen communicatie, vervolgens, de analyse en de verbetering van de relaties met de anderen, de onderliggende behoeften in het gedrag, het culturele conditioneren, de toekenning van rollen, enz., allemaal essentiële materies om de aspiranten in staat te stellen zichzelf beter te leren kennen en beter te communiceren. cours à ceux donnés dans les auditoires d'universités. Pour les autres cours, par contre, les élèves sont divisés en plusieurs groupes. 2.Quant aux cours d'armement et de technique de tir organisés dans le stand de tir ERIP, la classe de 110 aspirants agents est scindée en deux et chaque groupe se partage deux stands de tir différents à raison de deux heures par semaine. La méthode de travail est la suivante: 4 aspirants effectuent simultanément les exercices de tir sous l'autorité de 2 moniteurs de tir (un moniteur pour deux aspirants). Il s'agit donc d'une pédagogie quasi individuelle; 4 autres aspirants, pendant ce temps, sont en attente - en toute sécurité - derrière les quatre tireurs et profitent des remarques adressées aux tireurs par les moniteurs de tir; les autres aspirants effectuent, sous l'autorité d'un moniteur de tir, des exercices «à vide» (sans munitians), afin qu'ils acquièrent une parfaite maîtrise de l'arme. Il est à remarquer, en outre, qu'en plus des exercices dont question supra, 18 heures de cours sont consacrées aux parcours tactiques de tir (exercices qui combinent le tir et les exercices de technique et tactique d'intervention) par groupe de 9 élèves. Enfin, en plus des exercices précités, une journée d'exercices de tir en plein air est organisée sur le polygone de tir de Léopoldsburg. Ainsi, au vu de ce qui précède, force est de constater que les modalités d'organisation n'hypothèquent nullement l'apprentissage par les futurs agents, de la manipulation des armes à feu. 3. Quant au cours de psychologie appliquée, l'école de police de Bruxelles déclare que depuis toujours, ce cours s'inscrit dans le double objectif d'objectivation des phénomènes psychologiques et, ainsi, de sensibilisation des aspirants à l'objectivité et l'humanisme. La théorie biotypologique ne constitue qu'une partie tout à fait secondaire des matières développées; elle s'y retrouve pour illustrer l'évolution de la recherche en psychologie de la personnalité et, surtout, pour susciter la réflexion critique et dépasser les à priori. Les matières fondamentales du cours ont toujours concerné les lois de la communication verbale et non verbale, consécutivement, l'analyse et l'amélioration de relation à autrui, les besoins sous-tendus dans le comportement, les conditionnements culturels, l'assignation des rôles, etc., autant de matières essentielles pour permettre aux aspirants de mieux se connaître et mieux communiquer.

15 Wat de maatregelen betreft die werden genomen om her lerarenkorps van de school te sensibiliseren voor de verschillende aangehaalde problemen, kan ik het geacht lid mede delen dat de directie van de school te Brussel regelmatig pedagogische vergaderingen organiseert waarbij de leerkrachten die voor een of andere specifieke vorming in aanwezigheid van de leerlingen die hun klas vertegenwoordigen, samenkomen. Zo komen alle problemen in verband met de vorming in de ruime betekenis van het woord er aan bod. Wat meer in het bijzonder de wettelijke bepalingen betreft die racistische daden en uitlatingen veroordelen, nemen de leerkrachten die de vakken deontologie en mensenrechten, toegepaste psychologie, maatschappelijke vorming en slachtofferhulp onderwijzen, regelmatig deel aan studiedagen, stages of colloquia ter zake. De meeste leerkrachten oefenen bovendien een functie uit die verband houdt met het vak dat ze onderwijzen. BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) Op de vraag of ik verantwoordelijk ben voor het pedagogisch toezicht op de school, verwijs ik naar artikel 227 van de nieuwe gemeentewet met toepassing waarvan de Koning de vorming van de leden van de gemeentepolitie regelt en één of meerdere vormingscentra opricht of erkent. Bovendien is het juist dat ik daadwerkelijk een controle uitoefen op de politiescholen, onder meer door de prograrnma's van de cursussen goed te keuren: men kan in dit verband echter niet over een pedagogisch toezicht in strikte zin spreken. Wat de werving van de leerkrachten betreft, worden na onderzoek van de kandidaturen door de directie, de houders van een leeropdracht door de Raad van bestuur aangewezen. Uiteraard wordt voor elk geval rekening gehouden met het curriculum vitae en de ervaring en wordt elke kandidaat die een ideologie voorstaat die strijdig is met de neutraliteit die door de directie in acht wordt genomen, afgewezen. Quant à la question de savoir si je suis responsable de la tutelle pédagogique de l'école, je renvoie à l'article 227 de la nouvelle loi communale en application de laquelle il appartient au Roi de régler la formation des membres de la police communale, et de créer ou agréer un ou plusieurs centres de formation. En outre, il est exact que j'exerce effectivement un contrôle sur les écoles de police, entre autres en approuvant les programmes de cours: on ne peut cependant parler, à ce propos, de tutelle pédagogique au sens strict. Quant aux mesures prises pour sensibiliser le corps enseignant de l'école aux divers problèmes soulevés, je puis dire à l'honorable membre que la direction de l'école de Bruxelles organise régulièrement des réunions pédagogiques groupant les professeurs concernés par l'une ou l'autre formation spécifique en présence des élèves délégués de classe. Ainsi, tous les problèmes ayant trait à la formation au sens large du terme y sont abordés. En ce qui concerne plus particulièrement les dispositions légales qui condamnent les actes et les propos racistes, les professeurs concernés par les cours de déontologie et droits de l'homme, psychologie appliquée, formation sociale et assistance aux victimes, assistent régulièrement à des journées d'études, stages ou colloques concernant cette matière. La plupart de ces professeurs occupent d'ailleurs une fonction en rapport avec le cours qu'ils dispensent. En ce qui concerne le recrutement des professeurs, après examen des candidatures par la direction, les désignations des chargés de cours sont faites par le Conseil d'administration. Il est évident qu'il est tenu compte dans chaque cas, du curriculum vitae et de l'expérience acquise, et que tout candidat affichant une idéologie contraire à la neutralité observée par la direction, est écarté. DO DO Vraag nr, 1023 van de heer Van Grembergen van 7 februari 1995 (N.): lnternationaal rijbewijs. - Uitreiking. - Procedure. Op vraag nr. 507 van 2 juli 1993 van de heer Van Hooland antwoordde de rninister van Verkeerswezen dat de diensten van verkeerswezen de opdracht hebben gekregen de afgifte van internationale rijbewijzen te bestuderen en een eenvoudige procedure uit te werken, in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse zaken (Vragen en Antwoorden, Senaat, , nr. 73, blz. 3745). Question no 1023 de M. Van Grembergen du 7 février 1995 (N.): Permis de conduire international. - Remise. - Procédure. En réponse à la question no 507 du 2 juillet 1993 de M. Van Hooland, le ministre des Communications a répondu que les services des Communications avaient reçu la mission de revoir le système de la délivrance des permis de conduire internationaux et d'élaborer, en collaboration avec le ministère de l'intérieur, une procédure simplifiée (Questions et Réponses, Sénat, , n? 73, p. 3745). Wat is de stand van zaken in dit dossier? Où en est ce dossier?

16 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Antwoord: Het ministerie van Binnenlandse Zaken werd tot op heden niet betrokken bij enig voorstel tot vereenvoudiging van de procedure van afgifte van internationale rijbewijzen. Het verwijs het geacht lid door naar mijn collega van Verkeerswezen tot wiens bevoegdheid deze materie behoort en aan wie de vraag eveneens werd gesteld (vraag nr.bb van 7 februari 1995). Réponse: Le ministère de l'intérieur n'a jusqu'à présent pas été associé à une proposition de simplification de la procédure de délivrance de permis de conduire internationaux. Je renvoie l'honorable membre à mon collègue des Communications, cette matière étant de son ressort, et à qui la question a également été posée (question no1313 du 7 février 1995). Dû Dû Vraag nr van de heer de Clippele van 27 februari 1995 (Fr.): Getuigschrift van goed zedelijk gedrag. Steeds meer ondernemingen vragen werkzoekenden een getuigschrift van goed zedelijk gedrag. In werkelijkheid bevat dat getuigschrift een lijst van de veroordelingen door rechtbanken ten aanzien van de houder uitgesproken en waarvoor geen rehabilitatie geldr. De populaire, zij het tamelijk geringschattende benaming «uittreksel uit het strafregister» geeft de aard van het document veel beter weer dan zijn officiële benaming. Die officiële benaming staat - mijns inziens terechtdan ook steeds vaker bloot aan kritiek. De ondertekening van het getuigschrift door de burgemeester of de politiecommissaris geeft de indruk dat een vertegenwoordiger van de plaatselijke uitvoerende macht of een overheidsambtenaar de discretionaire bevoegdheid heeft orn, op grond van veroordelingen door de rechterlijke macht, de kwaliteit van het zedelijk gedrag van de burgers te beoordelen. Die opvatting beantwoordt steeds minder aan de hedendaagse benadering van de verhouding tussen staat en individuele vrijheid, waartoe de zeden behoren, en die slechrs strafbaar zijn met inachtneming van het adagium «nullum crimen sine lege». Terminologisch is de naam van het document overigens een overblijfsel uit de negentiende eeuw. Moet die naam niet worden aangepast? Antwoord: Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag mag niet worden verward met een eenvoudig uittreksel uit het gemeentelijk strafregister omdat de overheid die bevoegd is om dit getuigschrift af te geven in het bijzonder dient te verklaren of de aanvrager al dan niet van een goed zedelijk gedrag is. Hiertoe kan de bevoegde overheid alle elementen in overweging nemen die haar moeten toelaren een oordeel te vormen over de correctheid van het gedrag, het leven en de zeden van de betrokkene. In elk geval heeft de vermelding van of het gebrek aan enige veroordeling niet automatisch tot gevolg dat een bewijs wordt afgeleverd van goed of slecht gedrag. De verplichte of verboden vermeldingen ingevolge de Question n? 1051 de M. de Clippele du 27 février 1995 (Fr.) : Certificat de bonnes conduite, vie et moeurs. Le certificat de bonnes conduite, vie et mœurs est un document de plus en plus demandé par les entreprises aux demandeurs d'emploi. Il représente dans la réalité un relevé des condamnations prononcées par les tribunaux à l'encontre du porteur, et non couvertes par une réhabilitation. Sa dénomination populaire «extrait de casier judiciaire», quoiqu'assez dévalorisante, cerne beaucoup mieux la nature du document que son nom officiel. Le nom officiel est la cible de plus en plus de critiques qui me semblent fondées. La signature du certificat par le bourgmestre ou le commissaire de police donne à penser qu'un représentant du pouvoir exécutif local, ou un agent des services publics, est investi du pouvoir discrétionnaire de juger, au départ de condamnations émanant du pouvoir judiciaire, la qualité de la conduite, de la vie ou des mœurs d'un citoyen. Cette conception répond de moins en moins à l'approche contemporaine de la relation entre l'etat et la liberté individuelle, dont les mœurs font partie, et qui ne sont sanctionnables que sous la protection de l'adage «nullum crimen sine lege». Subsidiairement, sur le plan du vocabulaire, la dénomination du document en fait un survivant du dixneuvième siècle. Une révision de cette dénomination ne s'imposet-elle pas? Réponse: Le certificat de bonnes conduite, vie et mœurs ne doit pas être confondu avec un simple extrait du casier judiciaire communal puisque l'autorité chargée de délivrer ce certificat est particulièrement tenue d'attester que le demandeur est ou n'est pas de bonnes conduite, vie et mœurs. Pour ce faire, elle peut prendre en considération tous les éléments susceptibles de fonder son appréciation quant à Ja correction de la conduite ainsi que de la vie et des mœurs de l'intéressé. En tout état de cause, la mention ou l'absence de condamnations n'entraîne pas automatiquement la délivrance d'un certifica t attestant que l'intéressé est de bonne ou de mauvaise conduite. Les mentions obliga-

17 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) ministeriële onderrichtingen ter zake doen geen afbreuk aan de beoordelingsbevoegdheid van de overheid, die dit bewijs aflevert, Volgens de huidige reglementering ben ik dus van oordeel dat de benaming «getuigschrift van goed zedelijk gedrag» volledig beantwoordt aan de aard en het doel van dit document. toires ou prohibées par les circulaires ministérielles en cette matière n'ont pas pour effet de supprimer le pouvoir d'appréciation de l'autorité qui délivre le certificat. Dans l'état actuel de la réglementation, j'estime donc que la dénomination «certificat de bonnes conduite, vie et mœurs» correspond tout à fait à la nature et à l'objet de ce document. DO DO Vraag nr van de heer Van Eetvelt van 28 februari 1995 (N.): Gemeenten. - OCMW's. - Polderbelasting. - Vrijstelling. De wet van 3 juni 1957 betreffende de polders bepaalt dat op alle erven binnen het poldergebied een polderbelasting kan worden geheven. In een aantal arresten van het Hof van Cassatie (9 februari 1946, 14oktober 1962) is bepaald dat goederen die behoren tot het openbare staatsdomein, of goederen die behoren tot het privaat staatsdomein en volledig gebruikt worden voor een openbare dienst, of voor een algemeen nut, niet vatbaar zijn voor polderbelasting. De reden is dat dergelijke goederen door hun bestemming of dienstbaarheid reeds bijdragen tot de vervulling van een openbare taak en op die manier belasting betalen, Zulke goederen van gemeenten of OCMW's worden echter wel belast door polderbesturen. 1. Moeten de goederen van gemeenten en OCMW's die tot her openbaar domein behoren, naar de geest van voornoemde cassatiearresten, niet automatisch vrijgesteld worden van polderbelasting? 2. Moet de wet van 1957 op de polders worden aangepast om de vrijstelling expliciet te vermelden? Antwoord: Daar de bevoegdheid met betrekking tot de polders volledig werd overgedragen aan de gewesten, in voorliggend geval aan het Vlaamse gewest, nodig ik het geacht lid uit zijn vraag te richten tot de minister die in de Vlaamse regering de binnenlandse aangelegenheden in zijn bevoegdheden heeft (artikel 6, 1, III, 10, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door artikel4, 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1988). Question n" 1052 de M. Van Eetvelt du 28 février 1995 (N.): Communes. - CPAS. - Impôt poldérien. - Exonération. La loi du 3 juin 1957 relative aux polders stipule en son article 65 que tous les fonds compris dans la circonscription peuvent être frappés de l'impôt pol dérien. Plusieurs arrêts de la Cour de cassation (9 février 1946, 14 octobre 1962) disent cependant que les biens du Domaine public, ou les biens du Domaine privé qui sont affectés exclusivement à un service public, ou à uri intérêt général, ne peuvent être soumis à l'impôt pol dérien. Cette exonération s'expliquerait notamment par Ie fait que ces biens, de par leur destination ou leur servitude, contribuent déjà à l'accomplissement d'une tâche publique et paient l'impôt de cette manière. Or, de tels biens appartenant aux communes et aux CPAS sont pourtant imposés par les directions des polders. 1. Les biens du Domaine public appartenant aux communes et aux CPAS ne devraient-ils pas, dans l'esprit des arrêts susmentionnés de la Cour de cassation, être exonérés automatiquement de l'impôt poldérien? 2. Faut-il adapter la loi de 1957 relative aux polders afin d'y faire figurer explicitement l'exonération des biens susnommés? Réponse: La compétence relative aux polders ayant été transférée intégralement aux régions, en l'occurrence à la région flamande, j'invite l'honorable membre à adresser sa question au ministre qui dans le gouvernement flamand a les affaires intérieures dans ses attributions (article 6, 1 er, III, 10, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, tel que modifié par l'article 4, 5, de la loi spéciale du 8 août 1988). 2061

18 16172 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) DO Vraag nr, 1059 van de heer Van den Eynde van 8 maart 1995 (N.): Veiligheid. - Buitenlandse extremistische organisaties. Het is niet ten onrechte dat na de ontdekking van wapendepots van de Algerijnse terroristische organisatie GIA in ons land meer en meer mensen zich ongerust maken over de activiteiten bij ons van buitenlandse extrernistische organisaties. Zo werd er bijvoorbeeld op 9 januari jongstleden n.a.v. de installatie van de nieuwe gemeenteraad in Gent betoogd tegen de uitslag van de laatste gemeenteraadsverkiezingen en meer in het bijzonder tegen de beëdiging van de toen door de kiezer aangeduide Vlaams Blokmandatarissen. Mede-organisator van de betoging was de extreemlinkse Turkse organisatie Dev Sol die in haar land al een spoor van bloedige terreuraanslagen achter zich liet. 1. Is het normaal dat een buitenlandse organisatie' van dit allooi in ons land tegen de verkiezingsuitslag mag betogen? 2. Werden er speciale maatregelen getroffen om Dev Sol te controleren? Antwoord: 1. Aangezien de Grondwet de vrijheden van meningsuiting en van vergaderen garandeert en vastlegt (artikelen 19 en 26), is er geen reden om op algemene en voorafgaandelijke wijze manifesraries te verbieden. Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, geratificeerd door België, breidt dit recht uit tot de personen van vreemde afkomst die wettelijk op ons grondgebied verblijven. 2. De politie- en veiligheidsdiensten volgen de activiteiten van groeperingen van extremistische aard met bijzondere aandachr. DO Question n? 1059 de M. Van den Eynde du 8 mars 1995 (N.): Sécurité. - Organisations extrémistes étrangères. Après la découverte de dépôts d'armements de l'organisation terroriste algérienne GIA, de plus en plus de personnes s'inquiètent des activités menées par des organisations extrémistes étrangères dans notre pays. Ainsi, le 9 janvier dernier, à l'occasion de l'installation du nouveau conseil communal de Gand, il y a eu une manifestation contre le résultat des dernières élections communales, et plus particulièrement contre la prestation de serment des mandataires du Vlaams Blok élus par la population. La manifestation avait été co-organisée par l'organisation d'extrême gauche turque Dev Sol, qui est déjà responsable d'attentats terroristes sanglants dans son pays. 1. Est-il normal qu'une organisation terroriste de eet acabit soit autorisée à manifester chez nous contre les résultats électoraux? 2. A-t-on pris des mesures particulières pour contrôler Dev Sol? Réponse: 1. Les libertés d'opinion et de rassemblement étant garanties et fixées par la Constitution (articles 19 et 26), il n'y a pas de raison d'interdire les manifestations de façon générale et préalable. La Convention européenne des droits de l'homme, ratifiée par la Belgique, étend ce droit,aux personnes d'origine étrangère légalement présentes sur notre territoire. 2. Les services de police et de sécurité suivent avec une attention particulière les activités de groupements à caractère extrémiste. DO Vraag nr van de heer Van Dienderen van 10 maart 1995 (N.): Schengen informatiesysteem, - Druggebruik. U antwoordde op mijn vraag nr. 928 van 3 november 1994 over het Schengen-informatiesysteem SIS dar een SIS-signalering is toegestaan indien o.a. de algemene beoordeling van de betrokken persoon, vooral op grond van de door hem gepleegde strafbare feiten, doet verwachten dat hij bijzonder ernstige misdrijven zal blijven plegen (Vragen en Antwoorden, Kamer, , nr. 136, blz ). In de lijst van ernstige DO Question n? 1063 de M. Van Dienderen du 10 mars 1995 (N.): Système d'information de Schengen. - Utilisation de drogue. Vous avez répondu à ma question n? 928 du 3 novembre 1994 au SIS, le système d'information de Schengen, qu'un signalement SIS est autorisé lorsque l'appréciation globale de l'intéressé, en particulier sur la base de faits punissables commis jusqu'alors, donne à penser qu'il commettra de nouveaux délits graves (Questions et Réponses, Chambre, , na 136, p ). Outre les délits véritablement graves, telsle

19 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) feiten staat onder de rubriek «kwalificatie van het feirii naast de inderdaad zware delicten zoals terrorisme en gijzeling ook druggebruik vermeld. Zo is het perfect mogelijk dat ook druggebruikers (en hun passagiers) op internationaal vlak onopvallend gecontroleerd worden via de Schengen-computer SIS. Zelfs informatie over de gezellen van zo'n persoon kan via N5I5 aan de geïnteresseerde vragende politiedienst doorgegeven worden. Nochtans verklaarde u recentelijk dat u druggebruikers zeker niet als zware misdadigers wil stigmatiseren. 1. Hoe is te verklaren dat druggebruikers en zelfs hun gezellen, zoals terroristen, via SIS onopvallend internationaal gevolgd mogen worden en de politiediensten hierover geïnformeerd mogen worden? a) Wat gebeurt er met de informatie over druggebruikers bij de vragende politiedienst? b) Wat gebeurt er met de informatie over de medepassagiers? c) Leidt dit niet tot conflicten met de Nederlandse nationale controle-instantie SIRENE? d) In hoeverre is het mogelijk dat een persoon die reeds in de rijkswachtcomputer als verdachte in een zaak van bv. het roken van marihuana vermeld stond, zonder dat dit zelfs bewezen of hij veroordeeld is, in het NSIS geseind wordt? 2. a) Is de definitie van de voorwaarde «doet verwachten dat hij bijzonder ernstige misdrijven zal blijven plegen» niet erg ruim en voor subjectieve interpretaties en misbruiken vatbaar? b) Hoe gaat men concreet te werk? Antwoord: 1. a) Krachtens artikel99.1 van de 5chengenuitvoeringsovereenkomst mogen gegevens over personen of voertuigen met inachtnerning van het nationale recht van de signalerende staat hetzij ter fine van een onopvallende, hetzij ter fine van een gerichte controle worden opgenomen. Het gebruik van drugs is in België strafbaar overeenkomstig artikel 11, 1, van het koninklijk besluit van 31 december 1930 omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen en artikel 2, 1, en artikel 32 van het koninklijk besluit van 2 december 1988 op de psychotrope stoffen. De criteria voor de signalering zijn bepaald in artikel99.2 van de Overeenkomst: "De signalering is toegestaan met het oog op het beletten van strafbare feiten en ter voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid indien: terrorisme et la prise d'otage(s), la liste des faits graves comporte également l'utilisation de drogue(s), sous la rubrique «nature du fait». Ainsi, il se peut que des utilisateurs de drogue (et leurs passagers) soient contrôlés discrètement au niveau international par le biais de l'ordinateur SIS. Même des informations sur les compagnons de la personne concernée peuvent être transmises au service de police demandeur par le truchement du SINS. Pourtant, vous aviez clairement indiqué, il y a peu, que vous n'entendez nullement stigmatiser les utilisateurs de drogue comme étant des criminels graves. 1. Comment peut-on expliquer que les utilisateurs de drogue, et même leurs compagnons, puissent être suivis discrètement au niveau international par le biais du SIS, comme s'il s'agissait de terroristes, et que les services de police puissent en être informés? a) Que fait le service de police demandeur des informations sur les utilisateurs de drogue? b) Qu'advient-il des informations sur les passagers qui les accompagnent? c) Cela ne donne-t-il pas lieu à des conflits avec SIRENE, l'instance de contrôle des Pays-Bas? d) Est-il possible qu'une personne figure dans le fichier SINS lorsqu'elle est déjà reprise dans l'ordinateur de la gendarmerie pour avoir fumé de la marijuana, sans que cela ait été prouvé ou que la personne ait été condamnée? 2. a) Les termes «permet de supposer qu'il commettra également à l'avenir des faits punissables extrêmement graves» ne sont-ils pas très larges et susceptibles d'interprétations subjectives et d'abus? b) Comment procède-t-on en pratique? Réponse: 1. a) En vertu de l'article 99.1 de la Convention d'application de l'accord de Schengen, les données relatives aux personnes ou aux véhicules peuvent être intégrées dans le respect du droit national, que ce soit aux fins d'une surveillance discrète ou d'un contrôle spécifique. L'usage de stupéfiants est punissable en Belgique conformément à l'article 11, 1 er, de l'arrêté royal du 31 décembre 1930 relatif au commerce de substances soporifiques et stupéfiantes ansi qu'à l'article 2, 1 er, et à l'article 32 de l'arrêté royal du 2 décembre 1988 réglementant certaines substances psychotropes. Les critères de signalement sont définis à l'article 99.2 de la Convention: «Un tel signalement peut être effectué pour la répression d'infractions pénales et pour la prévention de menaces pour la sécurité publique:

20 16174 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) a) er concrete aanwijzingen zijn dat de betrokken persoon bijzonder ernstige misdrijven beraamt of pleegt, b) de algemene beoordeling van de persoon, vooral op basis van vroeger gepleegde feiten, doet verwachten dat hij bijzonder ernstige misdrijven zal plegen.» Wat juist op een onopvallende manier mag worden gecontroleerd is duidelijk vermeld in artikel99.4 onder meer plaats en tijd van of aanleiding voor de controle, reis route en bestemming, begeleide personen of inzittenden, gebruikt voertuig e.d. Bij het verzamelen van deze gegevens mag het onopvallend karakter van de controle nier in het gedrang komen. In de artikelen 102 tot en met 118 van de overeenkomst is in een hele reeks maatregelen voorzien, die trouwens in overeenstemming zijn met de Belgische wet van 8 december 1992 die het individu moet beschermen tegen de gevaren van het geautomatiseerd verwerken van persoonsgegevens. b) Overeenkomstig artikel 102, 1, mogen de gegevens slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor de signaleringen gedaan werden. Dat wil zeggen, uitsluitend in het kader van een gerechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging. De gegevens mogen in geen geval voor administratieve doeleinden gebruikt worden (art. 102, 4). c) Zie antwoord 1. b). d) Na contactname met de Nederlandse cornrmssre SIRENE blijken er voor het doorgeven van informatie over passagiers van een gezochte persoon geen problemen te zijn aan Nederlandse kant. Het mededelen van informatie over deze personen vindt zijn grondslag in de Schengenuitvoeringsovereenkomst. Wel wordt er op gewezen dat, indien deze informatie als bewijsmiddel moet dienen in een strafrechtelijke procedure, de toelating van de bevoegde justitiële autoriteiten moet bekomen worden overeenkomstig artikel 39, 2, van de overeenkomst. e) De criteria voor signalering in het SIS voor onopvallende controle zijn die bepaald in artikel a) Iedereen heeft het recht een controle op de juistheid en de redenen van zijn signalering in het SIS, te eisen, maar op een indirecte manier. Indien deze persoon meent dat zijn recht op privacy geschaad werd, kan hij overeenkomstig de Belgische wet van 8 december 1992 een klacht indienen bij de rechtbank of bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die a) lorsqu'il existe des indices réels faisant présumer que la personne concernée envisage de commettre ou commet des faits punissables nombreux et extrêmement graves; b) lorsque l'appréciation globale de l'intéressé, en particulier sur la base des faits punissables commis jusqu'alors, permet de supposer qu'il commettra également à l'avenir des faits punissables extrêmement graves> L'article 99.4 indique clairement quelles informations peuvent être recueillies de manière discrète, à savoir le lieu et l'heure du contrôle, le motif du contrôle, l'itinéraire et la destination, le nom des passagers ou des occupants du véhicule, le véhicule autorisé, etc. Le caractère discret du contrôle ne peut être compromis par la collecte des données. Les articles 102 à 118 de la Convention prévoient toute une série de mesures conformes à la loi belge du 8 décembre 1992 protégeant l'individu contre les dangers liés au traitement automatisé de données à caractère personnel. b) Conformément à l'article 102, 1 er, les données ne peuvent être exclusivement utilisées qu'aux fins en raison desquelles le signalement a été introduit, c'est-à-dire exclusivement dans le cadre d'une enquête judiciaire ou de poursuites pénales. Les données ne peuvent en aucun cas être utilisées à des fins administratives (art. 102, 4). c).voir réponse 1. b), d) Il résulte des contacts pris avec la commission SIRENE néerlandaise qu'il n'y a pas de problème aux Pays-Bas en ce qui concerne les passagers accompagnant une personne recherchée. La communication d'informations concernant ces personnes trouve son fondement dans la Convention d'application de l'accord de Schengen. Il est néanmoins précisé que l'autorisation des autorités judiciaires compétentes est requise si ces informations doivent être utilisées comme moyen de preuve dans une procédure pénale, conformément à l'article 39, 2, de la convention. e) L'article définit les critères d'introduction d'un signalement dans le SIS en cas de surveillance discrète. 2. a) Toute personne a le droit d'exiger un contrôle de l'exactitude et des motifs du signalement dont elle fait l'objet dans le SIS, mais de manière indirecte. Si cette personne estime que son droit à la vie privée a été violé, elle a le droit d'introduire, conformément à la loi belge du 8 décembre 1992, une plainte devant le tribunal ou la Commission pour la protection de la vie privée, qui, conformé-

21 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) in overeenstemming met de wettelijke procedure de klacht zalonderzoeken en in voorkomend geval. de signalering zal laten vernietigen, rechtzetten of aanvullen. b) Zie antwoord onder 2. a). ment à la procédure légale, examinera la plainte et fera procéder à l'annulation, la rectification ou au complément du signalement, le cas échéant. b) Voir réponse 2. a). DO Vraag nr, 1069 van de heer Reynders van 24 maart 1995 (Fr.): Openbaar ambt. - Statuut van het rijkspersoneel. - Verloven. - Overmacht. - Aanwezigheid thuis. Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheden bepaalt: «Behalve de in artikel 6 bepaalde verloven, kan aan de in artikel 1 bedoelde ambtenaren uitzonderlijk verlof worden toegestaan wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan de volgende, met de ambtenaar onder hetzelfde dak wonende personen: de echtgenoot, de persoon met wie hij samenleeft, een bloed- en aanverwant, een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij. De noodzaak van de aanwezigheid thuis wordt bewezen aan de hand van een doktersattest.» Kan dat begrip «thuis s ook andere plaatsen omvatten, zoals een ziekenhuis? Kan een ambtenaar zich met andere woorden beroepen op artikel 6his van voormeld koninklijk besluit wanneer een persoon die met de ambtenaar in kwestie onder hetzelfde dak woont een operatie moet ondergaan? Antwoord: Artikel 6his van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, stelt inderdaad dat aan de ambtenaren uitzonderlijk verlof kan worden toegestaan wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongevaloverkomen aan de volgende, met de arnbtenaar onder hetzelfde dak wonende personen: de echtgenoot, de persoon met wie hij samenleeft, een bloedof aanverwant, een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij. De noodzaak van de aanwezigheid thuis wordt bewezen aan de hand van een doktersattest. Uit het gebruik van het woord «kan" blijkt dat het uitzonderlijk verlof geen recht is. Er is dus, in hoofde van het bestuur, geen verplichting om het toe te staan. Volgens een vaste rechtspraak van het Openbaar ambt moet de term «rhuis» restrictief worden opgevat. Dû Question n? 1069 de M. Reynders du 24 mars 1995 (Fr.) : Fonction publique. - Statut des agents de l'etat. - Congés. - Force majeure. - Présence au foyer. L'article 6bis de l'arrêté royal du 1 er juin 1964 relatif à certains congés accordés à des agents des administrations de l'etat et aux absences pour convenance personnelle est libellé comme suit: «Outre les congés prévus à l'article 6, il peut être accordé aux agents visés à l'article I'", des congés exceptionnels pour cas de force majeure résultant de la maladie ou d'un accident survenu à une des personnes suivantes habitant sous le même toit que l'agent: le conjoint, la personne avec laquelle il vit maritalement, un parent, un allié, une personne accueillie en vue de son adoption ou de l'exercice d'une tutelle officieuse. Une attestation médicale témoigne de la nécessité de la présence de l'agent à son foyer." La notion de «foyer" peut-elle être étendue à d'autres lieux, tels qu'un hôpital? En d'autres termes un agent peut-il bénéficier de l'application de l'article 6bis de l'arrêté royal précité lorsqu'une des personnes habitant sous le même toit que lui doit subir une intervention chirurgicale? Réponse: Actuellement, l'article 6bis de l'arrêté royal du 1 er juin 1964 relatif à certains congés accordés à des agents des administrations de l'etat et aux absences pour convenance personnelle dispose effectivement, qu'il peut être accordé aux agents des congés exceptionnels pour cause de force majeure résultant de la maladie ou d'un accident survenu à une des personnes suivantes habitant sous le même toit que l'agent: le conjoint, la personne avec laquelle il vit maritalement, un parent, un allié, une personne accueillie en vue de son adoption ou de l'exercice d'une tutelle officieuse. Une attestation médicale témoigne de la nécessité de la présence de l'agent à son foyer. L'emploi du mot «peut", permet de déduire que les congés exceptionnels ne constituent pas un droit. Il n'y a, dans le chef de l'administration, pas d'obligation de les accorder. Selon une jurisprudence constante de la Fonction publique, il faut concevoir le terme «foyer" de manière restrictive.

22 16176 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) Het verlof werd inderdaad ingevoerd om de ambrenaar in staat te stellen thuis de eerste zorgen toe te dienen in afwachting van hulp van buitenshuis of opname in een ziekenhuis en kan dan ook niet worden toegestaan om een ambtenaar de mogelijkheid te bieden om één van de hierboven vermelde personen te vergezellen naar een ziekenhuis voor een onderzoek. Ik vestig echter uw aandacht op artikel 26 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. Dit artikel, dat het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wijzigt, zoals voorzien in artikel11 van het bovenvermelde verlofbesluit van 1 juni 1964, biedt vanaf 1 januari 1996 het recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang en dit voor een periode van maximaal vijftien werkdagen per jaar. Daarenboven zal de ambtenaar ook het recht hebben op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor een periode van maximaal dertig werkdagen per jaar wegens ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont. Le congé a en effet été introduit pour permettre à l'agent de donner les premiers soins au foyer en attendant une aide extérieure ou une admission à l'hôpital et ne peut dès lors pas être accordé pour donner à un agent la possibilité d'accompagner une des personnes précitées à l'hôpital pour un examen. Néanmoins, j'attire votre attention sur l'article 26 de l'arrêté royal du 10 avril 1995 portant exécution de la loi du 10 avril 1995 relative à la redistribution du travail dans le secteur public. Cet article, qui modifie le congé pour motifs impérieux d'ordre familial, tel qu'il est prévu à l'article 11 de l'arrêté royal du 1 er juin 1964 concernant les congés susmentionné, propose à partir du 1 er janvier 1996, le droit à un congé pour motifs impérieux d'ordre familial pour une période maximum de 15 jours ouvrables par an. En outre, l'agent aura aussi droit à un congé pour motifs impérieux d'ordre familial pour une période maximum de 30 jours ouvrables par an pour l'hospitalisation d'une personne habitant sous le même toit que l'agent ou d'un parent ou d'un allié au premier degré n'habitant pas sous le même toit que l'agent. DO Vraag nr van de heer Guy Charlier 1995 (Fr.): van 31 maart Gemeenten. - Burgemeester. - Aansprakelijkheid. 1. Kan een burgemeester die optreedt uit hoofde van een beslissing van het schepencollege of de gemeenteraad, verwikkeld raken in een gerechtelijke procedure? 2. Kan hij in voorkomend geval in het kader van de uitvoering van voormelde beslissing persoonlijk worden vervolgd? Antwoord: De burgemeester wordt als een orgaan van de gemeente beschouwd; hij heeft ten aanzien van deze laatste geen band van ondergeschiktheid. (Cassatie, 21 oktober 1954, en Luik, 26 maart 1987). De persoonlijke aansprakelijkheid van een orgaan van een publiek persoon, die in de uitoefening van zijn ambt, verkeerd is opgetreden, kan worden gezocht op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk wetboek samen met de rechtstreekse aansprakelijkheid van de publiekrechtelijke rechtspersoon (Cassatie, 17 juni 1982 en Cassatie, 27 oktober 1982). Bovendien stelt het collegiale karakter van een beslissing, die overigens constitutief of de oorzaak van een overtreding zou zijn, diegenen welke ze hebben genomen of toepassen, niet vrij van hun strafrechtelijke aansprakelijkheid, die, per definirie, enkel individueel kan zijn. DO Question n? 1073 de M. Guy Charlier du 31 mars 1995 (Fr.): Communes. - Bourgmestre. - Responsabilité. 1. Un bourgmestre agissant en vertu d'une décision du collège échevinal ou du conseil communal, peut-il être impliqué dans une procédure judiciaire? 2. Le cas échéant, peut-il être personnellement poursuivi dans le cadre de l'application de ladite décision? Réponse: Le bourgmestre est considéré comme un organe de la commune; il est dénué à l'égard de cette dernière de tout lien de préposition. (Cassation, 21 octobre 1954, et Liège, 26 mars 1987). La responsabilité personnelle de l'organe d'une personne publique, qui, dans l'exercice de ses fonctions, a agi de manière fautive, peut être recherchée sur la base de l'article 1382 du Code civil en même temps que la responsabilité directe de la personne morale de droit public (Cassation, 17 juin 1982 et Cassation, 27 octobre 1982). En outre, le caractère collégial d'une décision, qui serait par ailleurs constitutive ou à l'origine d'une infraction, n'exonère pas ceux qui l'ont prise ou l'appliquent de leur responsabilité pénale, laquelle ne peut, par définition, être qu'individuelle.

23 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en Economische Zaken ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Vice-Premier Ministre et Ministre de la Justice et des Affaires économiques Econornische Zaken Affaires économiques DO DO Vraag nr. 290 van de heer Devolder van 24 maart 1994 (N.): Handelspraktijken. - Contante betaling. De nieuwe wet op de handelspraktijken van 14 juli 1991 geeft in de praktijk aanleiding tot juridische interpretatiemoeilijkheden, m.b.t. de niet-contante betaling. Bijvoorbeeld: een verbruiker die iets koopt op een beurs betaalt het voorschot met zijn kredietkaart en komt met de verkoper overeen het saldo (al of niet met contante betaling) te voldoen bij levering van de goederen rhuis. Binnen de zeven werkdagen annuleert de verbruiker bij aangetekend schrijven de bestelling en vraagt zijn voorschot terug. Is de betaling van enkel een voorschot op een beurs of een salon en nadien (bij levering van de goederen thuis) van het saldo een contante betaling in de zin van artikel 86, 30, van de wet op de handelspraktijken? Antwoord: In antwoord op zijn vraag, heb ik de eer het geacht lid het volgende mede te delen. Het begrip «contante betaling» werd niet gedefinieerd in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. Bijgevolg dient de contante betaling te worden verstaan in de zin van «onmiddellijke betaling», zoals werd bepaald in de parlementaire werkzaamheden, namelijk de betaling die integraal en onmiddellijk gebeurt (Pari. St., Kamer, 1240/ , blz. 11, 2de alinea). De bepalingen van de artikelen 86 en volgende van de wet zijn dus van toepassing zodra naar aanleiding van een verkoop op een beurs of tentoonstelling, de consument de prijs van zijn aankoop, voor een bedrag van meer dan frank, niet onmiddellijk en volledig heeft betaald. Indien er nog een bedrag dient te worden betaald op het ogenblik van de levering, is er dus in de zin van de wet geen contante betaling. Wanneer de betaling niet onmiddellijk heeft plaatsgevonden, is een bedenktermijn gerechtvaardigd: in geval van uitgestelde betaling (bij de levering of via Question n? 290 de M. Devolder du 24 mars 1994 (N.): Pratiques du commerce. - Paiement au comptant. La nouvelle loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur l'information et la protection du consommateur donne lieu dans la pratique à des problèmes d'interprétation juridiques, à propos notamment du paiement non comptant. Exemple: un consommateur fait un achat lors d'une foire et paie l'acompte au moyen de sa carte de crédit. Il convient avec le vendeur d'acquitter le solde (au comptant ou non) lors de la livraison de la marchandise à son domicile. Toutefois, le consommateur annule sa commande par lettre recommandée dans les sept jours ouvrables et réclame le remboursement de l'acompte. Le paiement du seul acompte dans une foire ou un salon, suivi ultérieurement (1ors de la livraison à domicile) du règlement du solde, est-il à considérer comme un paiement au comptant au sens de l'article 86,3 0, de la loi sur les pratiques du commerce? Réponse: En réponse à sa question, j'ai l'honneur de signaler ce qui suit à l'honorable membre. La notion de paiement au comptant n'a pas été définie dans la loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur l'information et la protection du consommateur. Dès lors, il convient de garder au paiement au comptant l'acception de paiement immédiat qui y a été donnée dans les travaux parlementaires, c'est à dire celui opéré intégralement et sur le champ (Doc. pari., Chambre, 1240/ , p. 11, 2 e alinéa). Les dispositions des articles 86 et suivants de la loi s'appliquent, donc, dès qu'à l'occasion d'une vente dans une foire ou exposition le consommateur n'a pas payé immédiatement et intégralement le prix de son achat d'un montant supérieur à francs. Ainsi, si une somme doit encore être remise lors de la livraison, il n'y a pas de paiement au comptant au sens de la loi. Un délai de réflexion, est tout particulièrement justifié lorsque le paiement n'a pas lieu immédiatement: en cas de paiement différé (à la livraison ou avec un étale-

24 16178 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) gespreide betalingen), blijft de draagwijdte van de financiële verbintenis, die voortvloeit uit een contract, voor heel wat consumenten relatief vaag, en vooral indien de verkoop plaatsvond tijdens beurzen of salons. Men heeft dan ook opzettelijk gebruik gemaakt van de uitdrukking «op voorwaarde dat de betaling niet contant gebeurt», in de plaats van de positieve uitdrukking c op voorwaarde dat de betaling op krediet gebeurt». Beide begrippen dekken elkaar niet volledig.de wet heeft betrekking op hypothesen die veel ruimer zijn dan de betaling, verricht door middel van een kredietovereenkomst, zoals bedoeld in de wer van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (ParI. St., Kamer, , , blz. 37). Tot slot wil ik verduidelijken, dat de betalingen verricht met een chèque, met een krediet- of een bankkaart niet onverenigbaar zijn met de notie «contante betaling» (ParI. St., Senaat, , , blz.98). ment des versements), l'importance de l'engagement financier découlant d'un contrat reste relativement imprécise dans l'esprit de bon nombre de consommateurs, et ceci particulièrement dans les foires et salons. C'est donc de façon tout à fait intentionnelle qu'a été utilisée l'expression «pour autant que le paiement n'ait pas lieu au comptant» en lieu et place de l'expression positive «pour autant que le paiement ait lieu à crédit». Ces deux notions ne se recouvrent pas exactement, la loi visant des hypothèses beaucoup plus larges que le paiement effectué au moyen d'un contrat de crédit régi par la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation (Doc. parl., Chambre, , , p. 37). Je précise, enfin, que ne sont pas incompatibles avec la notion de paiement au comptant ceux effectués par chèque, par carte de crédit ou par carte bancaire (Doc. parl., Sénat, , , p. 98). DO DO Vraag nr. 405 van de heer Vandendriessche van 28 maart 1995 (N.): Departement. - Buitenlandse reizen. De ministerraad van 15 december 1994 besliste principieel dat het reizen in opdracht of voor rekening van de federale overheid centraal dient te worden georganiseerd. Het college van secretarissen-generaal kreeg opdracht alle nuttige informatie te verzamelen. Een werkgroep zal de gegevens analyseren en bestuderen. 1. a) Hoeveel buitenlandse reizen organiseerde uw departement in 1993 en 1994? b) Voor hoeveel ambtenaren werden die reizen georganiseerd? c) Naar welke landen gingen die reizen? d) Wat was de totale kostprijs in 1993 en 1994? 2. Voor hoeveel procent van de reizen werd gebruik gemaakt van de diensten van Sabena in 1994? 3. a) Werden de deelnemende ambtenaren verplicht te rapporteren over hun buitenlandse opdracht? b) Zo ja, op welke wijze? Antwoord: Het gelieve het geacht lid hierbij een antwoord te vinden op de door hem gestelde vragen: Question n? 405 de M. Vandendriessche du 28 mars 1995 (N.): Département. - Voyages à l'étranger. Le conseil des ministres du 15 décembre 1994 a pris la décision de principe que les voyages sur l'ordre ou pour le compte des autorités fédérales doivent être organisés au niveau central. Le collège des secrétaires généraux a reçu l'ordre de recueillir toutes les informations utiles. Un groupe de travail analysera et étudiera les données. 1. a) Combien de voyages à l'étranger votre département a-t-il organisés en 1993 et en 1994? b) Pour combien de fonctionnaires ces voyages ont-ils été organisés? c) Quels étaient les pays visités? d) Quel a été le coût total en 1993 et 1994? 2. Pour l'année 1994, pour combien de voyages (en pourcentage) a-t-on fait appel aux services de la Sabena? 3. a) Les fonctionnaires qui ont effectué ces voyages ont-ils dû rédiger un rapport sur leur mission à l'étranger? b) Dans l'affirmative, de quelle manière? Réponse: L'honorable membre trouvera ci-après les éléments de réponse à ses questions:

25 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) a) Aantal buitenlandse reizen georganiseerd door het ministerie van Economische Zaken: in 1993: 483; in.1994: 541. b) Aantal betrokken ambtenaren: in 1993: 165; in 1994: 186. c) Gezien het louter documentair karakter, zal het overzicht van de diverse bestemmingen van deze dienstreizen rechtstreeks aan het geacht lid worden toegezonden. d) Totale kost:. in 1993: in 1994: frank; frank. 2. Voor ± 10 % van deze reizen werd gebruik gemaakt van Sabena. 3. a) en b] De deelnemende ambtenaren van het departement zijn gehouden om zo sne! mogelijk na afloop van elke dienstreis naar het buitenland een volledig rapport aan de minister van Economische Zaken toe te sturen. 1. a) Nombre de déplacements à l'étranger organises par le ministère des Affaires économiques: en 1993: 483; en'1994: 541. b) Nombre de fonctionnaires concernés: en 1993: 165; en 1994: 186. c) Vu le caractère purement documentaire l'aperçu des différentes destinations de ces déplacements de service sera transmis directement à l'honorable membre. d) Coût total: en 1993: en 1994: francs; francs. 2. Pour ces déplacements, il a été fait appel pour ± 10 % à la Sabena. 3. a) et b) A l'issue de leur voyage de service, les fonctionnaires du département sont tenus de faire parvenir le plus rapidement possible un rapport détaillé y relatif au ministre des Affaires économiques. Minister van Financiën Ministre des Finances DO Vraag nr van de heer De Clerck van 28 septernber 1994 (N.): lnlcomstenbelastingen; - Vennootschap. - Splitsing. - Meerwaarden. Een (bestaande) Belgische vennootschap, waarvan alle aandelen de eigendom zijn van Belgische natuurlijke personen, wordt gesplitst in twee nieuwe Belgische vennootschappen, conform de regels van de vennootschappenwet. Technisch-juridisch is er geen sprake meer van een vereffening en verdeling van het maatschappelijk vermogen. Alhoewel aan sommige activa (waaronder onroerende goederen) van de vennootschap wel degelijk latente meerwaarden kleven, wordt in het splitsingsvoorstel enkel de fiscale nettowaarde als waarderingsnorm voor het bepalen van het netto-actief gehanteerd. In ruil voor elk aandeel van de te splitsen vennootschap krijgen de aandeelhouders één aandeel van elke uit de splitsing ontstane vennootschap. Als de administratie van oordeel zou zijn dat de splitsing niet beantwoordt aan rechtmatige behoeften van financiële en economische aard, kan de verrichting DO Question n? 1231 de M. De Clerck du 28 septembre 1994 (N.): Impôts sur les revenus. - Société. - Scission. - Plusvalues. Une société belge (existante) dont les actions sont toutes la propriété de personnes physiques belges est scindée, conformément aux règles de la législation sur les sociétés, en deux nouvelles sociétés belges. D'un point de vue technico-juridique, il n'est plus question de liquidation et de partage de l'avoir social. Bien que certains actifs de la société (dont des biens immobiliers) présentent une plus-value latente, dansla proposition de scission seule la valeur fiscale nette est utilisée comme norme pour déterminer l'actif net. Pour chaque action de la société à scinder, les actionnaires reçoivent en échange une action de chaque société issue de la scission. Si l'administration devait estimer que la scission ne répond pas à des besoins légitimes d'ordre financier ou économique, l'opération ne peut pas bénéficier de 2062

26 16180 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) de belastingvrijdom waarin arrikel 211 WIE 1992 voorziet, niet genieten. De splitsing valt dan onder de toepassing van artikel 210, 1, la, WIE 1992, dat rechtstreeks verwijst naar de artikelen 20S en 209 inzake vennootschappen in vereffening. Volgens artikel 210, 2, WIE 1992 wordt de belastingheffing dan gefundeerd op de werkelijke waarde van het maatschappelijk vermogen op datum van de splitsing; ze wordt immers gelijkgesteld met een bij verdeling van het maatschappelijk vermogen uitgekeerde som. In de artikelen 208 en 209 WIE 1992 komt een soortgelijke bepaling evenwel niet voor. De administratieve commentaar (Ci. D 19/ Ven. B., van 22 april 1993, nr. II/659 - met verwijzing naar Cam. lb, lis/11) met betrekking tot vennootschappen in vereffening, stipuleert wel dat de belastbare winst de meerwaarden bevat die worden verwezenlijkt of vastgesteld naar ' aanleiding van de verrichting. Volgens Corn. lb, moet «volgens het inzake belastingen algerneen geldend beginsel de baar worden beoordeeld op het ogenblik van de verrijking van de belastingplichtige-aandeelhouder» (Brussel, Il december 1956). Dat impliceert dat wanneer activa rechtstreeks aan de aandeelhouders worden toebedeeld, inderdaad rekening moet worden gehouden met de werkelijke waarde van de activa. In het hiervoor geschetste scenario is er evenwel geen sprake van een dergelijke rechtstreekse toebedeling van activa aan aandeelhouders. De latente meerwaarden gaan er enkel maar wel in elk geval integraal over van de te splitsen vennootschap naar de uit de splitsing ontstane vennootschappen; er gaat geen enkele fiscale materie verloren. Anders uitgedrukt, in dit geval blijven die latente meerwaarden hun karakter behouden: ze dienen als niet verwezenlijkt te worden beschouwd en bovendien worden ze zelfs niet vastgesteld noch in de boekhouding noch in het splitsingsvoorstel. In die optiek blijven de latente meerwaarden onbelast. 1. Bent u het hier mee eens en waarom (nier)? 2. Als de latente meerwaarden dan toch belastbaar zouden zijn, rijzen twee problemen: a) Op welke basis wordt de werkelijke waarde vastgesteld, overwegende dat noch de boekhouding noch het splitsingsvoors~e1 aanwijzingen bevat? b) Kunnen de uit de splitsing ontstane vennootschappen dezelfde werkelijke waarde naderhand hanteren als afschrijvingsgrondslag? Antwoord: Verrichtingen van (fusie en) splitsing worden in artikel 210, 1, la, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIE) vermeld. In casu moeten twee situaties onderscheiden worden. Ofwel valt de verrichting onder de toepassing van de bepalingen van artikel 211 van het WIE en is ze vrijgesteld van belasting, indien ze tegelijkertijd aan drie voorwaarden voldoet: l'exonération prévue à l'article 211 du CIR La scission est alors soumise aux dispositions de l'article 210, t«, la, du CIR 1992, qui renvoie directement aux articles 20S et 209 relatifs aux sociétés en liquidation. En vertu de l'article 210, 2, du cm 1992, l'imposition se fonde alors sur la valeur réelle de l'avoir social à la date de la scission. Elle est assimilée, en effet, à un montant réparti en cas de partage -de l'avoir social. Or, les articles 208 et 209 du CIR 1992 ne contiennent pas de disposition de ce genre. Le commentaire administratif (Ci.D 19/ Impôt soc., du 22 avril 1993, na II/659 - avec référence au Corn. IR, 118/11) concernant les sociétés en liquidation stipule toutefois que le bénéfice imposable inclut les plus-values réalisées ou constatées dans le cadre de l'opération. Le Corn. IR, 118/11 précise que «conformément au principe dominant toute la loi d'impôt, le profit doit être apprécié au moment de l'enrichissement du contribuable" (Bruxelles, 11 décembre 1956). Cela implique que lorsque des actifs sont directement attribués aux actionnaires, il convient effectivement de tenir compte de la valeur réelle de ces actifs. Dans le scénario esquissé ci-dessus, il n'est toutefois pas question d'une telle attribution directe d'actifs aux actionnaires. Les plus-values latentes sont simplement mais en tout état de cause intégralement transférées de la société à scinder aux sociétés qui en sont issues. Il n'y a pas perte de matière fiscale. Autrement dit, dans ce cas, les plus-values latentes conservent leur caractère: elles doivent être considérées comme non réalisées et ne sont d'ailleurs pas consignées dans la comptabilité ou dans la proposition de scission. Dans cette optique, les plus-values latentes demeurent exonérées d'impôt. 1. Etes-vous d'accord avec cette interprétation, et pourquoi (pas)? 2. Si les plus-values latentes devaient néanmoins être imposables, deux problèmes se posent alors: a) Sur quelle base la valeur réelle est-elle déterminée, étant donné qu'on ne peut sc baser sur la comptabilité ou sur la proposition de scission? b) Les sociétés issues de la scission peuvent-elles par la suite utiliser cette même valeur réelle comme base d'amortissement? Réponse: Les opérations de (fusion et) scission sont envisagées par le Code des impôts sur les revenus (CIR) à l'article 210, i«, la. Deux situations doivent être distinguées en l'espèce. Soit l'opération tombe dans les prévisions de l'article 211 du CIR et est exonérée d'impôt si elle satisfait simultanément à trois conditions:

27 BelgischeKamervan Volksverregenwoordigers Vragenen Anrwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) de overnemende of verkrijgende vennootschap moet een binnenlandse vennootschap zijn; 2 de verrichting moet verwezenlijkt zijn overeenkomstig de bepalingen van de gecoördineerde. wetten op de handelsvennootschappen; 3 de verrichting moet beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Indien aan één van deze voorwaarden nier is voldaan, is de verrichting belastbaar. Hoewel ik de mening deel van de interpellant wat betreft het feit dar bij gebrek aan verdeling van het vermogen van de gesplitste vennootschap tussen de aandeelhouders, er als dusdanig geen verwezenlijking is van het vermogen van de vennootschap, verhindert zulks volgens mij niet dar een meerwaarde wordt vastgesteld, bijvoorbeeld door het bepalen van de ruilverhouding voor de nieuwe uit te geven aandelen, en dat die belastbaar is zelfs als ze niet uitgedrukt zou zijn in de rekeningen van de overnemende of verkrijgende vennootschap. Inderdaad, door de toepassing van artikel 208, tweede lid, WIE, samen met artikel 210, 2, WIE, zijn de meerwaarden die vastgesteld worden naar aanleiding van een verrichting van splitsing die buiten de bepalingen van artikel 211, i, tweede lid, WIB valt, belastbaar ten name van de gesplitste vennootschap. Ik ben mij er echter van bewust dat op fiscaal vlak bij de overnemende of verkrijgende vennootschap problemen kunnen rijzen, wanneer de verrichting plaatsvond vanuit vennootschapsrechtelijk en beekhoudkundig oogpunt in het zogenaamde voortzettingsstelsel, inzonderheid omdat het ingevolge de splitsing nieuw gestorte kapitaal en de overgedragen activa voor hun (oude) boekhoudkundige waarde worden geboekt en niet voor de waarde die ze vertegenwoordigen en die ten belope van de ontstane meerwaarde werd vasrgesreld en belast. Bijgevolg heb ik rnijn administratie de opdracht gegeven een onderzoek in te stellen betreffende een aanpassing van artikel 210 van het voormelde wetboek teneinde de op het ogenblik van de splitsing vastgestelde waarde als fiscale waarde ten nemen, onder andere voor de berekening van de afschrijvingen. 1 la société absorbante ou bénéficiaire doit être une société résidente; 2 l'opération doit être réalisée conformément aux dispositions des lois coordonnées sur les sociétés commerciales; 3 l'opération doit répondre à des besoins légitimes de caractère financier ou économique. Si l'une seule de ces conditions vient à faire défaut, l'opération est imposable. Bien que je partage l'avis de l'interpellant sur le fait qu'à défaut de partage entre les actionnaires des avoirs de la société scindée, il n'y a pas en tant que tel de réalisation des avoirs de la société, ceci n'empêche pas à mon estime qu'une plus-value soit constatée, par exemple à l'occasion de la détermination du rapport d'échange pour les actions ou parts nouvelles à émettre, et que celle-ci soit imposable quand bien même elle ne serait pas exprimée dans les comptes de la société absorbante ou bénéficiaire. En effet, l'application combinée des articles 208, alinéa 2, CIR, et 210, 2, CIR, rend imposable dans le chef de la société scindée les plus-values constatées à l'occasion d'une opération de scission hors des prévisions de l'article 211, 1 er, alinéa 2. Je suis toutefois conscient que d'un point de vue fiscal des problèmes puissent apparaître dans le chef de la société absorbante ou bénéficiaire lorsque l'opération a eu lieu en droit des sociétés et comptablement sous le régime dit de continuité au motif tout spécialement que le capital nouveau libéré suite à la scission et les actifs transférés l'ont été pour leur valeur comptable (ancienne) et non pour la valeur qu'ils représentent telle qu'elle a été constatée et taxée à concurrence de la plus-value dégagée. En conséquence, j'ai chargé mon administration d'envisager une adaptation de l'article 210 du Code précité afin de reprendre comme valeur fiscale, entre autres pour le calcul des amortissements, la valeur constatée au moment de l'opération de scission. DO Vraag nr, 1251 van de heer Platteau van 19 oktober 1994 (N.): Inkomstenbelastingen. - Vennootschapsbelasting. - Vaststelling van het belastbare inkomen. - Buitenlandse inrichtingen. - Aanrekening van uerliezen, Een Belgische vennootschap heeft een vaste inrichting in Frankrijk en een andere in de Verenigde Staten. Het eerste jaar lijdt de Franse inrichting een verlies van DO Question n? 1251 de M. Platte au du 19 octobre 1994 (N.): Impôts sur les revenus. - Impôt des sociétés. - Détermination du montant imposable. - Etablissements étrangers. - Imputation des pertes. Une société belge a un établissement permanent en France et un autre aux Etats-Unis. Pendant la première année d'activité, l'établissement français essuie une

28 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) 100, de inrichting in de Verenigde Staten behaalt een winst van 100 en de Belgische zetel een winst van 50. De belastbare basis in België is dus 50 (belastbaar aan het normaal tarief van de vennootschapsbelasting). Het tweede jaar rnaakt de inrichting in Frankrijk 100 winst, net zoals de inrichting in de Verenigde Staten, terwijl de Belgische zetel een winst van 50 realiseert. De vraag die rijst in het tweede jaar is de volgende: heeft er een «recapture- van 100 plaats in België? Onder «recapture» verstaan wij de situaties waarin België het recht heeft belastingen te heffen op inkornsten gerealiseerd door de inrichtingen in de mate dat die inkomsten in het land van de inrichting gecornpenseerd zijn met gerecupereerde verliezen (verliezen die in principe in België zouden in mindering zijn gebracht toen ze zich voordeden). Het eerste jaar was het Franse verlies van 100 in mindering gebracht op de Amerikaanse inkomsten (de verliezen van landen met een dubbelbelastingverdrag met België worden bij voorrang verrekend met winsten vrijgesteld bij verdrag). Dit verlies is dus niet gecompenseerd met de winst van de Belgische zetel. Het tweede jaar wordt dit verlies in Frankrijk verrekend met de gerealiseerde winsten, er is bijgevolg geen feitelijke heffing in Frankrijk in dit jaar. Indien een «recapture» (terugname) plaats vindt in België, zou in België een belasting geheven worden op een bedrag van 100 dat nooit in mindering van de eigenlijke Belgische belastbare basis zou zijn gebracht. De volgende tabel geeft die situatie weer: perte de 100, alors que l'établissement américain réalise un bénéfice de 100 et le siège en Belgique un bénéfice de 50. La base de l'impôt en Belgique est donc de 50 (imposable au taux ordinaire de l'impôt des sociétés). Durant la deuxième année d'activité, l'établissement en France tout comme celui aux Etats- Unis inscrivent un bénéfice de 100, tandis que le siège belge fait un bénéfice de 50. La question qui se pose pour ce deuxième exercice est la suivante: y aura-t-il une «recapture» de 100 en Belgique? Par «recapture» sont entendues les situations dans lesquelles la Belgique est en droit de taxer des revenus réalisés par des établissements dans la mesure où ces revenus sont compensés par des pertes récupérées dans le pays d'implantation de l'établissement (pertes qui, en principe, auraient été déduites en Belgique au moment de leur comptabilisation). Pour la première année, la perte subie en France, qui était de 100, a été déduite des revenus réalisés aux Etats-Unis (à noter que les pertes inscrites par des pays ayant conclu un accord visant à prévenir la double imposition seront de préférence imputées aux bénéfices exonérés en vertu de l'accord). Cette perte n'a donc pas été compensée par le bénéfice réalisé par le siège belge. Quant à la deuxième année d'activité, la perte en France est imputée au bénéfice réalisé, si bien qu'il n'y a pas d'imposition effective en France pour cette année. S'il y a «recapture» (reprise) en Belgique, Ie fisc beige taxerait un montant de 100 qui, en fait, n'aurait jamais été déduit de la base imposable réelle en Belgique. La situation est schématisée dans le tableau suivant: Jaar 1 Jaar 2 Année 1 Année 2 Bijhuis Frankrijk. Bijhuis USA. Belgischezetel Etablissements France. Etablissements USA. Siège en Belgique Belgischebasis (indien «recapture» = 150) Base de l'impôt en Belgique (s'il y a «recapture» = 150) Er dient dus geen «recapture» (terugnarne) plaats te vinden van de - 100, want de Franse verliezen zijn verrekend met de USA winst in. toepassing van artikel 75 KB/WIE 1992 (en dus niet in mindering van de Belgische winst}, Deelt de belastingadministratie dit standpunt en is de belastbare winst in België dus 50 (en niet 150)? Antwoord: Ik deel de zienswijze van het geacht lid. In het voorbeeld dat in de vraag wordt gegeven zal de winst die voor het jaar 2 effectief aan de vennootschapsbelasting wordt onderworpen derhalve 50 bedragen (en niet 150). Une «recapture» (reprise) des -100 n'est donc pas nécessaire, les pertes françaises ayant été imputées aux bénéfices américains en application de l'article 75 AI CIR 1992 (et non pas déduites du bénéfice belge). L'administration des contributions partage-t-elle ce point de vue, et le bénéfice imposable en Belgique est-il dès lors de 50 (et non pas de 150)? Réponse: Le point de vue de l'honorable membre peut être partagé. Dans l'exemple donné dans la question, le bénéfice effectivement imposable à l'impôt des sociétés sera donc 50 pour l'année 2 (et non pas 150).

29 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) DO DO Vraag nr van de heer Thissen 1994 (Fr.): BTW. - Speelautomaten. van 3 november Question n? 1274 de M. Thissen du 3 novembre 1994 (Fr.): TVA. - Appareils automatiques de divertissement. De bestuurlijke circulaire BTW nr. 6 van 9 maart 1994, waarbij de bestuurlijke circulaire nr. 14 van 24 mei 1973 wordt ingetrokken, stelt paal en perk aan de vroegere oogluiking ten aanzien van de aan exploitanten van etablissementen betaalde retributie. Ingevolge de met ingang van 1 juli 1994 toepasselijke circulaire wordt die retributie thans onderworpen aan de BTW, als prijs van het verlenen aan een derde van het recht een beroepswerkzaamheid uit te oefenen (artikell8, 1, 6 van het BTW-wetboek). 1. Bevestigt u dat de exploitatie door al die wijzigingen thans binnen het kader van een overeenkomst van het type lastgever-cornmissionair gebeurt zoals bedoeld in de artikelen 13, 2 en 20, 1 van het BTWwetboek, waarbij de leverancier de lastgever is en de exploitant de commissionair? Daaruit zou immers volgen dar de BTW normaliter als volgt rnoet worden toegepast: - de exploitant moet het totaal van de ontvangsten aangeven in zijn BTW-aangifte en de volledige BTWerop betalen; - de lastgever moet een factuur, mét BTW, opmaken voor her hem verschuldigde bedrag; de BTW wordt in zijn BTW-aangifte opgegeven en door hem aan de administratie doorgestort ; - de commissionair moet die factuur boeken en mag de gefactureerde BTWaftrekken. 2. Zou het, om een en ander te vereenvoudigen én met het oog op een betere inning van de BTW, niet raadzaam zijn een afwijking van het algemene stelsel toe te staan, zodat de lastgever de BTW op de totale ontvangsten van de aan de BTWonderworpen spelen kan aangeven en beralen (met inbegrip van het gedeelte van de commissionair), zoals dat voorheen het geval was onder de circulaire nr. 14 van 24 mei 1993? Dankzij een dergelijke afwijking kan het aantal personen die BTW betalen en terugvorderen beperkt en de controle op de werkzaamheid vergemakkelijkt worden; bovendien kunnen ook de administratieve formaliteiten in een sector met een zeer hoge mobiliteitsfactor op die manier worden vereenvoudigd. Antwoord: Ten gevolge van de aanpassing van her BTW-wetboek aan de 6de Richtlijn 77/388/EEG en inzonderheid artikel6, par. 1, eerste lid van die richtlijn, merkt de administratie de vergoeding die de eigenaar of huurder van een lokaal of andere gelegenheid waar automaten zijn geplaatst, vordert van de exploitant van die toestellen, aan als de tegenprestatie van eendienst bedoeld in artikel l S, 1, tweede lid, 6 van het BTW-wetboek. La circulaire administrative TVA na 6 du 9 mars 1994, qui abroge la circulaire administrative n? 14 du 24 mai 1973, met fin à l'ancienne tolérance relative aux redevances payées aux tenanciers d'établissements. La circulaire applicable à partir du 1 er juillet 1994 soumet les redevances à la TVA en tant que prix de la concession à un tiers du droit d'exercer une activité professionnelle (art. 18, i«, 6 du Code de la TVA). 1. Pouvez-vous confirmer que, suite à ces modifications, l'exploitation est réalisée dans le cadre d'une convention de commettant-commissionnaire au sens des articles 13, 2 et 20, Ier, du code de la TV A, Ie fournisseur étant le commettant et le tenancier, le commissionnaire? Il s'ensuit que le processus normal d'application de la TVA serait le suivant: le tenancier doit déclarer la totalité de la recette dans sa déclaration de TVA et payer toute la TVA y relative; le commettant doit adresser une facture avec TVA pour la somme qui lui est due; la TVA y relative sera renseignée dans sa déclaration TV A et payée par ses soins à l'administration; le commissionnaire doit enregistrer cette facture er déduire la TVA facturée. 2. Dans un souci de simplification, et en vue de permettre une meilleure perception de la TVA, ne serait-il pas préférable d'octroyer une dérogation au système général afin que le commettant puisse déclarer et payer la TVA sur la totalité de la recette des jeux soumis à la taxe (en ce compris la partie du commissionnaire), telle qu'elle était d'application précédemment par la circulaire n? 14 du 24 mai 1993? Cette dérogation permettrait de limiter le nombre d'intervenants dans le paiement et dans les récupérations de TVA et faciliterait dès lors le contrôle des activités tout en simplifiant les formalités administratives dans un secteur où la mobilité s'avère très grande. Réponse: Par suite de la transposition dans le Code de la TVA de la 6ème directive 77/388/CEE et précisément de son article 6, par. 1, al. 1 er, l'administration analyse la redevance réclamée par le propriétaire ou locataire d'un local ou d'un emplacement où sont placés des appareils automatiques, à l'exploitant de ces appareils, comme la contrepartie d'une prestation de services visée à l'article 18, 1 er, 2 alinéa, 6 0, du Code de la TVA.

30 16184 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) In de nrs. 28 en 29 van de aanschrijving nr. 6/1994 met betrekking tot weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen, automaten (BTW-Revue, nr. 109, blz. 568 en volg.), wordt die handeling evenals de daaruit op het sruk van de BTW voortvloeiende gevolgen besproken. Wanneer de betrokken personen een overeenkomst van gemeenschappelijke exploitatie van die toestellen sluiten, komen er tussen hen, alnaargelang de aard van het gesloten contract, juridische banden tot stand die hun eigen gevolgen hebben op het stuk van de BTW. 1. Wanneer zoals in het door het geacht lid beoogd geval de houder van het lokaal en de exploitant van de toestellen betreffende toestellen volgens de regeling inzake lastgever-cornrnissionair samen exploiteren waarbij de houder van het lokaal (de commissionair) zich ten aanzien van de gebruikers voordoet als exploitant, gelden ten aanzien van deze laatste de regels van toepassing op belastingplichtigen zonder of met recht op aftrek alnaargelang de ontvangsten die uit de exploitatie voortvloeien de tegenprestatie zijn van respectievelijk handelingen die op grond van artikel44, 3, 130 van het BTW-wetboek zijn vrijgesteld dan wel belastbare leveringen en dienstverrichtingen. In dezelfde situatie wordt de eigenaar van de toestellen (lastgever) in het kader van die exploitatie ten aanzien van de houder van het lokaal aangemerkt als dienstverrichter van bovengenoemde handelingen volgens het in het vorige lid gemaakte onderscheid. Aldus moet het totaal bedrag van de ontvangsten voortvloeiend uit de exploitatie van een autornaat die niet van de belasting is vrijgesteld op grond van artikel 44, 3, 130 van het BTW-wetboek (bv. autornatisch ontspanningstoestel) door de houder van het lokaal in zijn periodieke BTW-aangifte worden opgenomen en de daarover verschuldigde BTW worden betaald. De exploitant op zijn heurt moet aan de houder van het lokaal een faktuur uitreiken voor het bedrag van de hem toekomende ontvangsten en de daarover verschuldigde BTW via zijn periodieke BTW-aangifte betalen. De houder van het lokaal kan de hem door de exploitant aangerekende BTW vclgens de in artikel45, 1 van het BTW-wetboek bepaalde regel in aftrek brengen. Daarentegen zijn de ontvangsten die voortvloeien uit de exploitatie van automaten die op grond van artike144, 3, 130 van het BTW-wetboek van de belasting zijn vrijgesteld, niet belastbaar zodat er in hoofde van de verkrijger van die ontvangsten geen recht op aftrek IS. Andere overeenkomsten met betrekking tot het samen exploiteren van betreffende toestellen kunnen uiteraard worden gesloten. Zo kan bijvoorbeeld een vereniging in deelneming worden gesticht. De regeling Les points 28 et 29 de la circulaire no , relative aux paris, loteries et autres jeux de hasard ou d'argent appareils automatiques (Revue de la TVA, n? 109, pp.571 et suivantes), commentent d'ailleurs cette opération ainsi que les obligations qui en découlent en matière de TVA. Lorsque ces personnes établissent entre elles une convention leur permettant d'exploiter en commun les appareils, elles créent, entre elles, des liens juridiques qui, selon le type de contrat conclu, emportent leurs propres conséquences en matière de TVA. 1. Lorsque, comme dans la situation visée par l'honorable membre, la coexploitation est réalisée entre le tenancier du local et l'exploitant des appareils selon les règles du commettant-commissionnaire, où le tenancier du local (le commissionnaire) se présente alors à l'égard des utilisateurs, comme <d'exploitant», ce tenancier doit, selon que les recettes retirées de cette exploitation représentent le prix d'opérations exemptées par l'article 44, 3, 130, du Code de la TVA ou de livraisons de biens ou prestations de services taxées, se conformer aux dispositions visant les assujettis sans droit à déduction ou celles applicables aux assujettis avec droit à déduction. Dans cette même situation, le propriétaire des appareils (le commettant) est, dans la coexploitation, considéré comme ayant rendu au tenancier les opérations précitées, selon les distinctions énoncées à l'alinéa ciavant. Ainsi, en ce qui concerne les recettes provenant de l'exploitation d'un appareil automatique non exempté par l'article 44, 3, 130, dudit code (p. ex: un appareil de divertissement), le tenancier doit déclarer la totalité de la recette perçue dans sa déclaration TVA et payer la taxe y relative. L'exploitant doit adresser au tenancier une facture reprenant la partie de la recette lui revenant, avec TVA et payer celle-ci dans sa déclaration périodique. Le tenancier peut déduire la taxe qui lui est portée en compte par l'exploitant, selon les règles prévues à l'article 45, 1, du Code de la TVA, concernant la déduction. Lorsqu'il s'agit, par contre, de recettes résultant de l'exploitation d'un appareil automatique exempté par l'article 44, 3, 130 du Code de la TVA celles-ci ne sont pas soumises à la TVA et n'ouvrent aucun droit à déduction dans le chef de celui qui les perçoit. D'autres conventions visant à la coexploitation des appareils peuvent être conclues. A titre d'exemple, on peut citer le contrat d'association en participation, dont le régime d'application à la TVA fait l'objet des

31 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) op het stuk van de BTW ten aanzien van dergelijke verenigingen wordt uiteengezet in de aanschrijving nr met betrekking tot de verenigingen in deelneming en tijdelijke verenigingen (BTW-Revue, nr. 3, blz. 294 en volg.) 2. Op het voorstel inzake een vereenvoudigde heffing van de BTW, zelfs door middel van individuele afwijkingen, kan door de Administratie niet worden ingegaan. De door het geacht lid voorgestelde afwijking voorziet dat de BTW, in principe, verschuldigd door de houder voor de dienstverrichtingen die hij heeft verricht in het voordeel van de uiteindelijke verbruiker, wordt voldaan door de exploitant van de automaat, welke een derde is ten opzichte van de hiervoor bedoelde handeling.. Een dergelijk afwijkend systeem zou slechts kunnen worden ingevoerd indien de houder voor de door hem verrichte handelingen ontslagen is van de verplichting een periodieke aangifte in te dienen als bedoeld in artikel 53, eerste lid, 3, van het BTW-wetboek. In de hypothese door het geacht lid in zijn vraag vooropgesteld, is de houder echter reeds gehouden tot het indienen van een periodieke BTW-aangifte voor zijn economische activiteit, Bovendien moet de aandacht van het geacht lid gevestigd worden op het feit dat voor een aangifteperiode, de houder in kwestie, aan de Schatkist slechts een bedrag aan BTW moet betalen dat, in de regel, gelijk is aan het positieve verschil tussen het bedrag van belasting waarvoor hij schuldenaar is voor deze periode en het bcdrag van de belasting waarvoor hij rechtsgeldig zijn recht op aftrek kan uitoefenen. nos1 à 8 de la circulaire n" , relative aux associations en participation et associations momentanées (Revue de la TV A, n? 3, pp. 283 et suivantes.) 2. En ce qui concerne le souci d'assurer, même par voie de dérogations individuelles, une perception simplifiée de la TVA, il n'a pu être pris en considération par l'administration. La dérogation proposée par l'honorable membre prévoit que la TVA due, en principe, par le tenancier pour les prestations de services qu'il effectue en faveur du consommateur final, soit acquittée par l'exploitant de l'appareil automatique, soit un tiers à l'opération visée ci-avant. Un tel système dérogatoire ne pourrait être instauré que si le tenancier est dispensé de l'obligation de remettre une déclaration périodique à la TVA prévue à l'article 53, alinéa 1 er, 3, du Code de la TVA pour les opérations qu'il réalise. Dans l'hypothèse avancée par l'honorable membre dans sa question, le tenancier est toutefois d'ores et déjà tenu au dépôt d'une déclaration périodique à la TV A pour son activité économique. Par ailleurs, il est signalé à l'honorable membre que, pour une période de déclaration, le tenancier en question ne doit payer au Trésor qu'un montant de TVA égal, en règle, à la différence positive entre le montant de la taxe dont il est redevable pour cette période et le montant de la taxe pour laquelle il peut valablement exercer son droit à déduction. DO Vraag nr van de heer de Clippele van 2 december 1994 (Fr.): Inkomstenbelastingen. - Overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting. - Frankrijk. - Toepassing, Een aantal verblijfhouders van Frankrijk zijn werkend vennoot van een Belgische coöperatie met zetelin Gent. Ze bekleden geen enkel mandaat in die coöperatieve vereniging. Hun werk bevindt zich dus in Gent. Zowel Frankrijk als België heffen belasting op hun inkomsten. In weerwil van de overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkornsrenbelastingen, ondertekend op 10 maart 1964 te Brussel en goedgekeurd bij de wet van 14 april 1965, worden die mensen dus dubbel belast. 1. Welk artikel van voormelde overeenkomst is in dit geval van toepassing: is dat artikel 7 (zelfstandige met een persoonlijke en vaste installatie), artikel 9 (mandatarissen van een vennootschap), artikel 11 (loontrekkenden) of het residuaire artikel (de Staat waarin de woonplaats ligt)? DO Question n? 1306 de M. de Clippele du 2 décembre 1994 (Fr.): Impôts sur les revenus. - Convention préventive de double imposition. - France. - Application. Des résidents de France sont les associés actifs d'une société coopérative belge, dont le siège est établi à Gent. Ils n'ont aucun mandat dans cette société. Leur lieu de travail se situe donc à Gent. Aussi bien la France que la Belgique imposent leurs revenus. Ces personnes subissent donc une double imposition contraire à la convention entre la Belgique et la France tendant à éviter les doubles impositions signée à Bruxelles le 10 mars 1964 et approuvée par la loi du 14 avril Quel est l'article de ladite convention applicable dans ce cas, soit l'article 7 (indépendant qui dispose d'une installation personnelle et fixe), l'article 9 (mandataires d'une société), l'article Il (salariés) soit l'article résiduel (l'etat du domicile)?

32 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) 2. Het bestaan van die dubbele belasting wijst er duidelijk op dat de toepassing van de overeenkomst op ernstige moeilijkheden stuit. Moet artikel 24 van de overeenkomst niet worden toegepast? 3. Neemt u de nodige maatregelen om het overleg tussen de bevoegde autoriteiten van België en Frankrijk te organiseren, zodat bepalingen in de geest van de overeenkomst wordentoegepast, dubbele belasting wordt voorkomen en voormelde aanslagen worden herzien? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te verwijzen naar het antwoord dat ik gaf op een identieke vraag nr.90s van senator Anthuenis gesteld op 2 december 1994 (Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 151 van 21 maart 1995, blz.7992). 2. Il est clair que l'existence de cette double imposition indique que l'exécution de la convention donne lieu à de sérieuses difficultés d'application. Ne doit-on pas appliquer l'article 24 de ladite convention? 3. Prenez-vous les mesures nécessaires afin que les autorités compétentes belges se concertent avec les autorités françaises afin d'appliquer les dispositions dans l'esprit de la convention et afin d'éviter les doubles impositions et de reviser lesdites impositions? Réponse: J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse que j'ai fournie à une question identique n 90S posée par le sénateur Anthuenis, le 2 décembre 1994 (Questions et Réponses, Sénat, n? 151 du 21 mars 1995, p. 7992). DO Vraag nr van de heer Cauwenberghs van 16 december 1994 (N.): Met het zegel gelijkgestelde taksen. - Verzekeringspremies. - Grondslag van de belasting. De te betalen premies voor een verzekering worden belast, Op de brandverzekering dient bijvoorbeeld een belasting van 9,25 % te worden betaald alsook een bijdrage voor het fonds van de gehandicapten. De consument beraalt aan zijn verzekeringsmaatschappij een totaal bedrag, de verzekeringsmaatschappij dient dan aan de belastingen en aan het fonds de geïnde belasting te storten. Er zijn echter verschillende soorten ondernemingen op de markt, vooral coöperatieve vennootschappen en onderlinge rnaatschappijen, die premieristorno's toestaan aan sommige soorten cliënten. Die categorieën kunnen zo gedefinieerd zijn dat alle cliënten de ristorno's kunnen genieten. Nu blijken op het terrein problemen te rijzen: de meeste maatschappijen berekenen de belasting, conform de wetgeving, op de brutopremie terwijl een onderlinge maatschappij de belasting berekent op basis van de nettopremie (na aftrek van de ristorno). Daardoor wordt de concurrentie verstoord ten nadele van de Schatkist. 1. Is het u bekend dat er verzekeringsmaatschappijen zijn die de verschuldigde belasting berekenen op basis van een nettopremie (na aftrek van een ristorno)? 2. a) Zijn er bijzondere omstandigheden waarin de administratie toestaat de verschuldigde belasting zo te berekenen? b) Zo ja, welke? Antwoord: Krachtens artikel l Zô! van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen wordt de invorderbare taks berekend op het totaalbedrag van de DO Question n? 1332 de M. Cauwenberghs du 16 décembre 1994 (N.): Taxes assimilées au timbre. - Primes d'assurances.- Assiette de l'impôt. Les primes d'assurances sont soumises à une taxatian. Sur l'assurance incendie, par exemple, il y a lieu de payer une taxe de 9,25 % ainsi qu'une cotisation destinée au fonds des handicapés. Le consommateur paie à sa compagnie d'assurances un montant global, et la compagnie verse aux impôts et au fonds la part qui leur revient. Il existe cependant sur le marché des compagnies, surtout des sociétés coopératives ou mutuelles, qui accordent des ristournes à certaines catégories de clients. Ces catégories peuvent être définies de manière telle qu'en fait, tous les clients peuvent bénéficier de ces ristournes. Or, cette pratique poserait un certain nombre de problèmes. La plupart des compagnies calculent la taxe, conformément à la législation, sur la base de la prime brute, alors qu'une compagnie mutuelle calcule la taxe sur la base de la prime nette (après déduction de la ristourne). Cette pratique lèse le Trésor. 1. Etes-vous au courant du fait que certaines compagnies d'assurance calculent la taxe due sur la base de la prime nette (après déduction de la ristourne)? 2. a) Existe-t-il des circonstances particulières dans lesquelles l'administration admet ce mode de calcul de la taxe? b) Dans l'affirmative, lesquelles? Réponse: En vertu de l'article du Code des taxes assimilées au timbre, la taxe exigible est calculèe sur le montant total des primes, cotisations ou contri-

33 BelgischeKamervan Volksverregenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) premies, bijdragen of contributies, verhoogd met de lasten, in de loop van het belastingjaar te betalen of te dragen hetzij door de verzekerden, hetzij door de begunstigden en hun werkgevers. De bijdragen of contributies zijn, bij onderlinge verzekering, hetgeen de premies zijn bij gewone verzekeringen. In een onderlinge verzekering verenigen zich verscheidene, aan eenzelfde risico blootgestelde personen om het door hun bijdragen tot stand gebracht fonds aan te wenden tot vergoeding van al hun schadegevallen. Het bedrag van hun bijdrage varieert naargelang het aantal en de omvang van de schadegevallen die de onderneming dient te vergoeden. Wanneer hun bijdragen ontoereikend zijn draagt elk lid het uit die ontoereikendheid voortspruitend tekort naar verhouding van de waarde van zijn eigen risico. Indien het bedrag van de bijdragen niet wordt gebruikt dan wordt het overschot aan het lid terugbetaald. In die zin is het logisch dat de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten enkel wordt geheven op de definitief verschuldigde bijdrage. In dit opzicht kan men de vergelijking maken met verzekeringscontracten afgesloten bij gewone verzekeringsondernemingen, wanneer de premie vatbaar is voor herziening. In die gevallen wordt de taks geheven op het als voorschot betaald bedrag. Wanneer het voorlopig bedrag waarop de taks gekweten werd hoger is dan de definitief vastgestelde premie, kan de op het verschil betaalde taks teruggegeven worden. Wat de coöperatieve verzekeringsondernemingen betreft, die worden voor de toepassing van de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten beschouwd als commerciële ondernemingen die de bedoeling hebben winst te maken. De verzekeringscontracten die bij deze ondernemingen worden aangegaan worden belast op de bruto-premie, die in principe definitief is. butions, augmentées des charges, à payer ou à supporter au cours de l'année d'imposition soit par les assurés, soit par les bénéficiaires et leurs employeurs. Les cotisations et contributions sont, dans l'assurance mutuelle, ce que les primes sont dans l'assurance à prime. Dans l'assurance mutuelle, plusieurs personnes exposées à un même risque se groupent pour mettre en commun leurs cotisations dont l'ensemble sera affecté au paiement de tous leurs sinistres. Le montant de leur cotisation varie selon le nombre et l'importance des sinistres que l'entreprise doit indemniser. Quand leurs cotisations sont insuffisantes, chaque membre supporte le déficit provenant de cette insuffisance pour une part proportionnelle à la valeur de son propre risque. Si le montant des cotisations n'est pas utilisé, le surplus est restitué au membre. Dans ces circonstances, il est logique que la taxe annuelle sur les contrats d'assurance soit perçue seulement sur la cotisation définitivement due. A cet égard on peut faire la comparàison avec les contrats d'assurance conclus auprès des compagnies d'assurances à prime, lorsque la prime est susceptible de révision. Dans ces cas, la taxe est perçue sur le montant payé à titre d'avance. Quand le montant provisoire sur lequel la taxe a été calculée est plus élevé que le montant de la prime fixée définitivement, la taxe payée sur la différence peut être restituée. En ce qui concerne les compagnies d'assurances coopératives, pour l'application de la taxe annuelle sur les contrats d'assurance, elles sont considérées comme des sociétés commerciales qui ont pour objet de faire des bénéfices. Les contrats d'assurance qui sont souscrits auprès de ces compagnies sont taxés sur la prime brute, en principe définitive. DO van 16 decem- Vraag nr, 1337 van de heer Ghesquière ber 1994 (N.): Inkomstenbelastingen. - Dubbelbelastingverdrag. - Frankrijk. Franse onderdanen gedomicilieerd en wonend in Frankrijk zijn werkende vennoten van Belgische coöperatieve vennootschappen actief in België, Zij hebben in die vennootschap geen enkel mandaat. Als werkende vennoten van die coöperatieven genieten zij in België inkomsten. Zowel Frankrijk als België heffen op die inkomsten belastingen. 1. Is dat niet in strijd met het verdrag tussen België en Frankrijk (Brussel, 10 maart 1964) betreffende vermijding van dubbele belastingen en goedgekeurd door de wet van 14 april 1965? DO Question n? 1337 de M. Ghesquière du 16 décembre 1994 (N.): Impôts sur les revenus. - Convention préventive de double imposition. - France. Des ressortissants français domiciliés et habitant en France sont associé actif de sociétés coopératives belges actives en Belgique. Ils ne détiennent aucun mandat dans ces sociétés. En Belgique, ils bénéficient de revenus en tant qu'associés actifs de ces coopératives. Tant la France que la Belgique prélèvent des impôts sur ces revenus. 1. Cela n'est-il pas contraire à la convention passée entre la Belgique et la France (Bruxelles, 10 mars 1964) tendant à éviter les doubles impositions, approuvée par la loi du 14 avril 1965? 2063

34 16188 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) 2. Welk artikel van dit verdrag is op die inkomsten van toepassing: artikel 7 (zelfstandige met een persoonlijke vaste inrichting), artikel9 (mandatarissen van vennootschap), artikel 11 (bezoldigingen) of artikel 18 (restartikel, m.n. Staat van de woonplaats)? 3. a) Vermits hierover zowel in België als in Frankrijk duidelijk onenigheid bestaat, dient artikel 24 van het verdrag niet toegepast te worden? b) Zo ja, neemt u maatregelen opdat de bevoegde overheid van België met de bevoegde overheid van Frankrijk overlegt om de nodige uitvoeringsmaatregelen te nemen en die Franse onderdanen in de ene of andere staat te ontheffen? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te verwijzen naar het antwoord dat ik gaf op een identieke vraag nr. 90S van senator Anthuenis gesteld op 2 december 1994 (Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 151 van 21 maart 1995, blz. 7992). 2. Quel article de cette convention s'applique à ces revenus: l'article 7 (indépendant ayant une installation personnelle fixe), article 9 (mandataires de société), l'article Il (rémunérations) ou l'article 18 (article résiduel, Etat de résidence)? 3. a) Etant donné qu'il ya manifestement divergence de vues à cet égard entre la Belgique et la France, ne convient-il pas d'appliquer l'article 24 de la convention? b) Dans l'affirmative, prenez-vous des mesures pour que l'autorité compétente belge se concerte avec l'autorité compétente française afin de prendre les mesures d'exécution nécessaires pour exonérer ces ressortissants français dans l'un ou l'autre Etat? Réponse: J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse que j'ai fournie à une question identifique n? 90S posée par le sénateur Anthuenis le 2 décembre 1994 (Questions et Réponses, Sénat, n 151 du 21 mars 1995, p. 7992). DO DO Vraag nr, 1338 van de heer Damseaux van 16 decernber 1994 (Fr.): Inkomstenbelastingen. - Overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting. - Frankrijk. Franse werknemers die in Frankrijk wonen zijn werkende vennoten van een Belgische samenwerkende vennootschap met zetel te Gent. Ze hebben geen mandaat in die vennootschap. Hun werkplaats bevindt zich te Gent. Zowel Frankrijk als België heffen de belastingen op hun inkomsten. De betrokken werknemers zijn dus aan een dubbele belasting onderworpen, wat in strijd is met de overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting ondertekend te Brussel op la maart 1964 en goedgekeurd bij de wet van 14 april Welk artikel van bedoelde overeenkomst is in dat geval toepasbaar: artikel 7 (zelfstandige die over een eigen vaste inrichting beschikt), artikel 9 (mandatarissen van een vennootschap), artikel 11 (loontrekkenden), of het residuele artikel (staat van de woonplaats)? 2. Het bestaan van die dubbele belasting bewijst dat de uitvoering van de overeenkomst tot ernstige toepassingsmoeilijkheden leidt. Moet artikel 24 van genoemde overeenkomst niet worden toegepast? 3. Doet u het nodige opdat de bevoegde Belgische autoriteiten overleg zouden plegen met de bevoegde Franse autoriteiten om de bepalingen in de geest van de overeenkomst toe te passen en bijgevolg dubbele belasting te voorkomen enerzijds, en de aanslagen te herzien anderzijds? Question n? 1338 de M. Damseaux du 16 décembre 1994 (Fr.): Impôts sur les revenus. - Convention préventive de double imposition. - France. Des travailleurs de nationalité française, domiciliés en France, sont les associés actifs d'une société coopérative belge, dont le siège est établi à Gent. Ils n'ont aucun mandat dans cette société. Leur lieu de travail se situe à Gent. Aussi bien la France que la Belgique imposent leurs revenus. Ces travailleurs subissent donc une double imposition contraire à la convention entre la Belgique et la France tendant à éviter les doubles impositions signée à Bruxelles le la mars 1964 et approuvée par la loi du 14 avril Quel est l'article de ladite convention applicable dans ce cas: soit l'article 7 (indépendant qui dispose d'une installation personnelle et fixe), l'article 9 (mandataires d'une société), l'article 11 (salariés), ou l'article résiduel (l'état du domicile)? 2. Il est clair que l'existence de cette double imposition prouve que l'exécution de la convention donne lieu à de sérieuses difficultés d'application. Ne doit-on pas appliquer l'article 24 de ladite convention? 3. Prenez-vous les mesures nécessaires afin que les autorités belges compétentes se concertent avec les autorités françaises en vue d'appliquer les dispositions dans l'esprit de la convention et ainsi éviter les doubles impositions d'une part et d'autre part réviser lesdites impositions?

35 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te verwijzen naar het antwoord dar ik gaf op een identieke vraag nr. 908 van senator Anthuenis gesteld op 2 december 1994 (Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 151 van 21 maart 1995, blz.7992). Réponse: J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse que j'ai fournie à une question identique n? 908 posée par le sénateur Anthuenis, le 2 décembre 1994 (Questions et Réponses, Sénat, n? 151 du 21 mars 1995, p. 7992). DO DO Vraag nr van de heer Lisabeth van 3 januari 1995 (N.): lnkomstenbelastingen, - Dubbelbelastingverdrag. - Frankrijk. Franse onderdanen, gedomicilieerd en wonend in Frankrijk, zijn werkende vennoten van een Belgische coöperatieve vennootschap actief in de secror van de uitbeenderijen met zetel te Gent. Zij hebben in deze vennootschap geen enkel mandaat. Als werkende vennoten van die coöperatieve genieten zij in België inkomsten. Zowel Frankrijk als België heffen op deze inkomsten belastingen en die Franse onderdanen dienen bijgevolg dubbele belastingen te betalen. Dat is in strijd met het verdrag gesloten tussen België en Frankrijk te Brussel op 10 maart 1964 betreffende vermijding van dubbele belastingen en goedgekeurd door de wet van 14 april Welk artikel van dit verdrag is op die inkomsten van toepassing: artikel 7 (zelfstandige met een persoonlijke vaste inrichting), artikel9 (mandatarissen van vennootschap), artikel 11 (bezoldigingen) of artikel 18 (restartikel, met name staat van de woonplaats)? 2. Vermits hierover zowel in België als in Frankrijk duidelijk onenigheid bestaat, dient dan niet zo vlug mogelijk toepassing gemaakt te worden van artikel 24 van het verdrag? 3. Zo ja, neemt u de nodige maatregelen opdat de bevoegde overheid van België met de bevoegde overheid van Frankrijk overlegt, teneinde de nodige uitvoeringsrnaatregelen te nemen en die Franse onderdanen in de ene of andere Staat te ontheffen? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te verwijzen naar het antwoord dat ik gaf op een identieke vraag nr. 90S van senator Anthuenis gesteld op 2 december 1994 (Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 151 van 21 maart 1995, blz. 7992). Question n'' 1347 de M. Lisabeth du 3 janvier 1995 (N.): Impôts sur les revenus. - Convention préventive de double imposition. - France. Des ressortissants français, domiciliés et résidant en France, sont associés actifs d'une société coopérative belge spécialisée dans l'équarrissage d'animaux, dont le siège est établi à Gent. Ils n'ont aucun mandat dans cette société mais touchent, en leur qualité d'associés actifs de la société coopérative, des revenus, si bien que lesdits ressortissants français subissent une double imposition, contraire à la convention entre la Belgique et la France tendant à éviter la double imposition, signée à Bruxelles le 10 mars 1964 et approuvée par la loi du 14 avril Quel article de cette convention est applicable à ces revenus: est-ce l'article 7 (travailleur indépendant qui dispose d'un établissement personnel et fixe), l'article 9 (mandataires d'une société), l'article 11 (salariés) ou l'article résiduel 18 (l'etat du domicile)? 2. Etant donné le désaccord manifeste qui existe à ce sujet en Belgique comme en France, ne faudrait-il pas appliquer le plus vite possible l'article 24 de ladite convention? 3. Dans l'affirmative, prendrez-vous les mesures nécessaires afin que les autorités compétentes belges se concertent avec les autorités françaises, pour que les dispositions soient enfin appliquées et que ces ressortissants français soient exonérés dans l'un ou l'autre Etat? Réponse: J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse que j'ai fournie à une question identique no 908 posée par le sénateur Anthuenis le 2 décembre 1994 (Questions et Réponses, Sénat, n? 151 du 21 mars 1995, p. 7992).

36 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) DO DO ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Vraag nr, 1366 van de heer de Clippele 1995 (Fr.):. van 17 januari Inkomstenbelastingen. - Vestiging en invordering.- Bewijsmiddelen van de administratie. - Rechtmatige behoeften van financiële of economische aard. - Behoeften van het gezin. Question n? 1366 de M. de Clippele du 17 janvier 1995 (Fr.) : Impôts sur les revenus. - Etablissement et recouvrement. - Moyens de preuve de l'administration. - Besoins légitimes de caractère financier ou économique. - Besoins familiaux. Artikel 344 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt dat de belastingplichtige die een akte aangaat, moet bewijzen dar de verrichting in kwestie aan rechtrnatige behoeften van financiële of economische aard tegemoet komt. Zo kan de fiscus de opsplitsing van een vennootschap in een exploitatiemaatschappij en een vermogensvennootschap betwisren. Naar verluidt zou momenteel op Europees niveau een ruimere interpretatie worden gegeven aan de mogelijkheden die worden geboden om rechtsmisbruik tegen te gaan. Naast het economische of het financiële aspect zouden nu ook de behoeften van het gezin aan de Administratie der directe belastingen kunnen worden tegengeworpen. L'article 344 du code des impôts sur les revenus 1992 prévoit que celui qui pose un acte doit démontrer que l'opération poursuit un objectif à caractère financier ou économique. Le fisc peut ainsi contester la scission d'une société entre d'une part une société d'exploitation et d'autre part une société de patrimoine. Il semblerait qu'au niveau européen, l'interprétation de la mesure antiabus de droit serait élargie. Au fisc seraient opposables non seulement l'aspect économique ou financier mais aussi les besoins familiaux. Bevestigt u die interpretatie? Pourriez-vous me confirmer cette interprétation? Antwoord: Het geacht lid maakt in zijn vraag een toespeling naar de richtlijn van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lid-staten. Artikel 11.1 van de richtlijn laat de lid-staten toe te weigeren het stelsel inzake fiscale vrijstelling toe te passen op de zogenaamde grensoverschrijdende verrichtingen, wanneer belastingfraude of -ontwijking het hoofddoel of één van de hoofddoelen is van een verrichting. De richtlijn omvat vervolgens ter verduidelijking de toevoeging dat «het feit dat een rechtshandeling niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen, zoals herstructurering of rationalisering van de activiteiten van de bij de transactie betrokken vennoorschappen, kan doen veronderstellen dat die transactie als hoofddoel of één van de hoofddoelen belastingfraude of -ontwijking heeft». Hoewel ik moet opmerken dat ik zeker niet gernachtigd ben een gezaghebbende interpretatie te geven orntrent bepalingen van het Europese recht, zie ik echter niet in op welke informatie en op welke juridische basis uw bewering steunt dat de interpretatie van de anti-rechtsrnisbruikrnaatregel op Europees vlak tot familiale behoeften zou worden uitgebreid. Ik vestig overigens uw aandacht erop dat niet artikel344 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB) in casu aan de orde is gesteld, maar wel de antirechtsmisbruikbepaling betreffende inbrengen, fusies en splitsingen die respectievelijk vermeld is in de artikelen 46 en 211 van voormeld Wetboek. Sta me toe in Réponse: L'honorable membre fait allusion dans sa question à la directive du Conseil du 23 juillet 1990 concernant le régime fiscal commun applicable aux fusions, scissions, apports cl'actifs et échanges d'actions intéressant des sociétés d'etats membres différents qui, en son article 11.1, autorise les Etats membres à refuser d'appliquer le régime d'exonération fiscale aux opérations dites transfrontalières lorsqu'une opération a comme objectif principal ou comme un de ses objectifs principaux la fraude ou l'évasion fiscales. La directive apporte ensuite quelques précisions lorsqu'elle ajoute que «le fait qu'une opération n'est pas effectuée pour des motifs économiques valables, tels que la restructuration ou la rationalisation des activités des sociétés participant à l'opération, peut constituer une présomption que cette opération a comme objectif principal ou comme un des objectifs principaux la fraude ou l'évasion fiscales». Tout en vous signalant que je ne suis bien sûr pas habilité à donner une interprétation autorisée de dispositions relevant du droit européen, je ne vois cependant pas d'après quelles informations et sur quelle base juridique vous soutiendrez que l'interprétation de la mesure anti-abus de droit serait élargie au niveau européen aux besoins familiaux. Je vous signale par ailleurs que l'article 344 du Code des Impôts sur les revenus (CIR) n'est pas en cause en l'espèce mais bien la disposition anti-abus de droit spécifique aux apports, fusions et scissions inscrite respectivement aux articles 46 et 211 du Code précité. A ce propos, permettez-moi d'observer qu'elle

37 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) dit verband op te merken dat die enkel betrekking heeft op interne verrichtingen van fusies en splitsingen, met uitsluiting van de door de richtlijn beoogde grensoverschrijdende fusies en splitsingen. concerne uniquement les opérations internes de fusions et scissions à l'exclusion des fusions et scissions transfrontalières visées par la directive. DO Vraag nr van de heer Van Grembergen van 20 januari 1995 (N.): lnkomstenbelastingen; - Vestiging en inuordering. - Aanslag. - Nieuu/e aanslag. - Beuoegdheid, Luidens artikel 355 WIB 1992 kan de administratie - mits zij enkele voorwaarden naleeft - een nieuwe aanslag vestigen, als een aanslag nietig verklaard is omdat hij niet gevestigd werd overeenkomstig een wettelijke regel. Op basis van een constante rechtspraak en de administratieve cornrnentaar (Cam. IB 35512) is de adrninistrarie, zodra de voorwaarden vervuld zijn, verplicht een vervangende aanslag te vestigen bij toepassing van artikel 355 WIB De administratie kan er inderdaad niet van afzien een belasting in te vorderen. Volgens een administratieve praktijk is het de gewestelijke directeur die aan de hoofdcontroleur opdracht geeft een nieuwe aanslag te vestigen. De vraag rijst wat er dient te gebeuren als de gewestelijke directeur terecht of ten onrechte geen opdracht tot herbelasting aan de bevoegde hoofdcontroleur geeft. Met andere woorden: heeft de hoofdcontroleur, aangezien hij bevoegd én aansprakelijk is voor het taxeren van zijn belastingplichtigen, het recht of de plicht artikel 355 WIB 1992 toe tepassen, zelfs als hij daartoe niet uitdrukkelijk de opdracht krijgt van zijn gewestelijke directeur? Antwoord: Het is het door de Administratie van de directe belastingen aangewezen hoofd van de taxatiedienst die bevoegd is voor het vestigen van aanslagen in de inkomstenbelastingen, zelfs in geval van toepassing van artikel 355 van het Wetboek van de inkornstenbelastingen Dû Question n? 1383 de M. Van Grembergen du 20 janvier 1995 (N.): Impôts sur les revenus. - Etablissement et recouvrement. - Imposition. - Nouvelle imposition. - Compétence. En vertu de l'article 355 du CIR 1992, l'administration peut - moyennant le respect de certaines conditions - établir une nouvelle imposition lorsqu'une imposition a été annulée pour n'avoir pas été établie conformément à une règle légale. Sur la base d'une jurisprudence constante et du commentaire administratif (Corn. IR 35512), l'administration est obligée - dès que les conditions sont remplies - d'établir une nouvelle imposition conformément à J'article 355 du CIR L'administration ne peut en effet pas renoncer à la perception d'un impôt. La pratique administrative veut que ce soit le directeur régional qui charge le contrôleur en chef d'établir une nouvelle imposition. Que se passe-t-il si le directeur régional omet - à tort ou à raison - de charger le contrôleur en chef compétent d'établir une nouvelle imposition? En d'autres termes, le contrôleur en chef - qui est compétent et responsable en matière de taxation des contribuables -'- a-t-il le droit ou le devoir d'appliquer l'article 355 du CIR 1992, même s'il n'en est pas formellement chargé par le directeur régional? Réponse: C'est le chef du service de taxation désigné par l'administration des contributions directes qui est compétent pour l'établissement des cotisations aux impôts sur les revenus, même en cas d'application de l'article 355 du Code des impôts sur les revenus DO Vraag nr, 1385 van de heer Poncelet van 24 januari 1995 (Fr.): Inschrijving van uoertuigen, - Inschrijving in het buitenland. - BTW. Dat er verschillen zijn tussen de in België en in het groothertogdom Luxemburg geldende fiscale en parafiscale regels is een notoir gegeven. Die verschillen hebben trouwens welbekende verschijnselen in het leven geroepen: denken we maar aan de stroom Dû Question n? 1385 de M. Poncelet du 24 janvier 1995 (Fr.) : Immatriculation des véhicules. - Immatriculation à l'étranger. - TVA. Des différences notoires existent entre la fiscalité et la parafiscalité appliquée en Belgique et au grandduché de Luxembourg. Elles sont à l'origine de phénomènes bien connus comme les achats massifs de carburant, de cigarettes ou d'alcool effectués au grand-

38 16192 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Belgen die massaal brandstof, sigaretten of alcohol in het groothertogdom Luxemburg inslaan. Ook het BTW-tarief op particuliere wagens is gunstiger in Luxemburg dan in België. De verleiding is dus bijzonder groot voor een inwoner van België over een in het groothertogdom ingeschreven wagen te beschikken. In de provincie Luxemburg ziet men dan ook steeds meer voerruigen met een Luxemburgse nummerplaat. 1. Onder welke voorwaarden kan een inwoner van België met een in het buitenland ingeschreven voertuig op het nationale grondgebied rijden? 2. Kan een inwoner van België gebruik maken van een fictieve woonplaats in het groothertogdom Luxemburg om aldaar een wagen te laten inschrijven en vervolgens vrijelijk met die wagen op Belgisch grondgebied te rijden? 3. Organiseren uw diensten controles om na te gaan of de automobilisten aan de wettelijke vereisten voldoen? 4. Is het statuut van inwoner van Luxemburg voor een Belg die permanent in België verblijft en die, grotendeels in België, met een in het groothertogdom Luxemburg ingeschreven wagen rijdt, niet veeleer lachwekkend te noemen? 5. Kunnen uw diensten eventueel de controles op de regelmatigheid van de situatie van sommige particulieren opvoeren? Onder welke voorwaarden? 6. a) Heeft u enig zichr op de ornvang van de tengevolge van deze notoire misbruiken gederfde inkomsten voor de Belgische Staat? b) Wat zal u eraan doen? Antwoord: Vooraf wens ik het geacht lid erop te wijzen dat de bepalingen betreffende de inschrijving van autovoertuigen tot de bevoegdheid van mijn collega van Verkeerswezen en Infrastructuur behoren. Aangezien het fiscaal regime dat op de autovoertuigen van toepassing is dikwijls, doch niet altijd, afhangt van de aard van de inschrijving waaronder deze voertuigen in ons land rijden, zal het geacht lid hierna antwoord vinden op zijn vragen. 1. De omstandigheden waarin een Belgische verblijfhouder op het nationaal grondgebied aan het stuur van een in een ander land ingeschreven voertuig mag rondrijden zonder dat de Belgische belastingen (BTW, belasting op de inverkeerstelling, verkeersbelasting op de autovoertuigen) werden geheven, zijn zeer beperkt, Zij beogen in feite slechts een tijdelijk gebruik van korte duur in België en betreffen, voor het grootste deel, slechts voertuigen van in het buitenland gevestigde firrna's, aangewend tot beroeps- en privédoeleinden door een van hun Belgische werknemers. duché de Luxembourg par des résidents belges. Le taux de la taxe sur la valeur ajoutée applicable aux voitures automobiles particulières est également plus favorable au grand-duché qu'en Belgique. La tentation est donc grande pour un résident de disposer d'un véhicule immatriculé au grand-duché. C'est ainsi qu'on remarque, dans la province de Luxembourg, de plus en plus de tels véhicules circulant sous immatriculation luxembourgeoise. 1. Dans quelles conditions un résident peut-il circuler sur le territoire national au volant d'un véhicule immatriculé à l'étranger? 2. La disposition d'une résidence fictive au grandduché de Luxembourg permet-elle à un résident belge d'y faire immatriculer un véhicule automobile et de l'utiliser sans restriction sur le territoire national? 3. Des contrôles sont-ils organisés par vos services pour vérifier la situation des automobilistes par rapport à ces exigences légales? 4. Que penser du statut de résident luxembourgeois d'un citoyen belge qui séjourne en permanence en Belgique et qui utilise, principalement en Belgique, un véhicule immatriculé au grand-duché de Luxembourg? 5. Le cas échéant, serait-il possible à vos services de procéder à des contrôles accrus de la régularité de certaines situations particulières? Dans quelles conditions? 6. a) Avez-vous une idée du manque à gagner, pour l'etat belge, des abus notoires dans ce domaine? b) Qu'envisagez-vous pour y remédier? Réponse: Je me dois tout d'abord de signaler à l'honorable membre que les dispositions relatives à l'immatriculation des véhicules automobiles sont de la compétence de mon collègue des Communications et de l'infrastructure. Etant donné toutefois que le régime fiscal applicable aux véhicules automobiles dépend souvent, mais pas toujours, du type d'immatriculation sous lequel ces véhicules circulent dans notre pays, l'honorable membre trouvera ci-après les réponses à ses questions. 1. Les situations dans lesquelles un résident belge peut circuler sur le territoire national au volant d'un véhicule immatriculé dans un autre pays et pour lequel les taxes belges (TVA, taxe de mise en circulation, taxe de circulation sur les véhicules automobiles) n'ont pas été perçues sont très limitées. Elles ne visent en fait qu'une utilisation temporaire de courte durée du véhicule en Belgique et ne concernent, pour la plus grande part, que des véhicules de firmes établies à l'étranger, utilisés à des fins professionnelles et privées par l'un ou l'autre de leurs employés belges.

39 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Blijkens inlichtingen ingewonnen bij de Admi- nistratie van het Groothertogdom, kunnen de Belgische verblijfhouders hun voertuig niet meer laten inschrijven in Luxemburg, daar dit land op basis van het nationaal bestand nagaat of de aanvrager een Luxernburgse verblijfhouder is. Het besluit van het Groothertogdom van 23 november 1955 houdende reglementering van het verkeer op alle openbare wegen bepaalt inderdaad dat de eigenaar of houder van een in te schrijven voertuig waarvan de naam zal voorkomen op het inschrijvingsbewijs van het voertuig zijn normale woonplaats of maatschappeliike zetel in Luxemburg moet hebben of minstens een tweede verblijfplaats of professionele bindingen in het land moet kunnen aantonen om ten uitzonderlijke titel een inschrijving in Luxemburg te verkrijgen. Daartoe moeten naamgegevens die voorkomen op de aanvraag tot het bekomen van een inschrijvingsbewijs overeenstemmen met deze van het algèmeen repertorium van de natuurlijke en rcchtspersonen. Bij ontstentenis daarvan moet de belanghebbende naargelang het geval een bewijs van verblijf, een attest van het bedrijfsregister, een bewijs van het gemeentebestuur dat de eigendom van een woning die de eigenaar effectief als tweede verblijfplaats betrekt bevestigt of een bewijs van lidmaatschap bij een organisme van sociale zekerheid dat een beroepsactiviteit in Luxemburg attesteert, voorleggen samen met een document dat her bijzonder belang van een inschrijving in Luxemburg rechtvaardigt. Ik twijfel er niet aan dat de Luxemburgse autoriteiten de aan hen gerichte aanvragen tot inschrijving met de grootste aandacht onderzoeken en ik wens niet de hoedanigheid van Luxemburgs verblijfhouder van enig persoon die in het nationaal bestand van dit land zou opgenomen zijn, a priori, in twijfel te trekken. Enkel vaststaande en onbetwisrbare feitelijke gegevens zijn van aard dit vermoeden te weerleggen. 3. De controle op het naleven van de fiscale bepalingen betreffende het gebruik van voertuigen op de openbare weg wordt uitgevoerd door de gespecialiseerde brigades van de Administratie van de douane en accijnzen. 4. Het statuut van Luxemburgse verblijfhouder wordt beheerst door de regels van het Luxemburgs intern recht. conform het internationaal recht. Dit vormt echter geen onoverkomelijk bezwaar voor aanspraken van fiscale aard die de Belgische Staat eventueel zou kunnen doen gelden indien onbetwistbare feitelijke gegevens het tegenbewijs zouden leveren. Deze problematiek is trouwens niet enkel beperkt tot de autofiscaliteit. 5. Rekening houdend met de verzekering die mij door de Luxemburgse administratie werd gegeven, acht ik een gevoelige toename van de controles niet gerechtvaardigd. 6. Gelet op wat voorafgaat, kunnen de misbruiken slechts marginaal zijn, Uiteraard is de fraude slechts moeilijk meetbaar en de dossiers die voor het ogenblik 2. Selon les informations obtenues auprès de l'administration grand-ducale, les résidents belges ne peuvent plus faire immatriculer leur véhicule au Luxembourg étant donné que ce pays vérifie sur la base du fichier national si le demandeur est résident luxembourgeois. L'arrêté grand-ducal du 23 novembre 1955 portant règlement de la circulation sur toutes les voies publiques stipule en effet que le propriétaire ou détenteur du véhicule à immatriculer dont le nom figurera sur la carte d'immatriculation du véhicule doit avoir sa rèsidenee normale ou son siège social au Luxembourg, à moins de justifier d'une résidence secondaire ou d'attaches professionnelles dans le pays, requérant à titre exceptionnel une immatriculation au Luxembourg. A ces fins, les données nominatives figurant sur la demande en obtention d'une carte d'immatriculation doivent correspondre à celles du répertoire général des personnes physiques et morales. A défaut, l'intéressé est tenu de produire selon le cas un certificat de résidence, une attestation du registre des firmes, un certificat de l'administration communale attestant la propriété d'un logement que le propriétaire occupe effectivement comme résidence secondaire ou un certificat d'affiliation d'un organisme de sécurité sociale attestant une activité professionnelle au Luxembourg, accompagné d'un titre justificatif concernant l'intérêt particulier, d'immatriculer le véhicule au Luxembourg. Je ne doute pas que les autorités luxembourgeoises examinent avec la plus grande attention les demandes d'immatriculation qui leur sont adressées et je me défends de mettre en doute, à priori, la qualité de résident luxembourgeois de toute personne qui serait reprise au fichier national de ce pays. Seuls des éléments de fait, avérés et incontestables, sont de nature à renverser cette présomption. 3. Le contrôle du respect des dispositions fiscales relatives à l'utilisation de véhicules sur la voie publique est opéré par les brigades spécialisées de l'administration des douanes et accises. 4. Le statut de résident luxembourgeois est régi par des règles de droit interne grand-ducal conformes au droit international. Il ne constitue toutefois pas un obstacle rédhibitoire à des prétentions de nature fiscale que pourrait avancer l'etat belge si des éléments de fait avérés pouvaient le contredire. Cette problématique n'est au demeurant pas circonscrite à la seule fiscalité automobile. 5. Compte tenu des assurances qui m'ont été données par l'administration luxembourgeoise, j'estime qu'aucun accroissement sensible des contrôles ne se justifie. 6. Les abus en cette matière ne peuvent être, compte tenu de ce qui précède, que marginaux. Par définition, la fraude n'est que difficilement mesurable et les

40 16194 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) in onderzoek zijn, betreffen grotendeels voertuigen zoals bedoeld in punt 1 hiervoor en waarvan de teestand betwistbaar lijkt. Overigens, stelt een werkgroep sarnengesreld uit specialisten van de fiscale administraties momenteel, met inachteneming van de bestaande internationale en bilaterale overeenkomsten, een omstandige lijst op van de gevallen van gebruik door Belgische verblijfhouders van voertuigen zoals beoogd door het geacht lid, wat een betere controle van dit gebruik zou moeten toelaten. dossiers actuellement à l'instruction concernent pour la plus grande part des véhicules visés sous le point 1 ci-avant et dont la situation paraît litigieuse. Par ailleurs, un groupe de travail composé de spécialistes des administrations fiscales établit actuellement, dans le respect des conventions internationales et bilatérales existantes, une liste exhaustive des cas d'utilisation par des résidents belges des véhicules visés par l'honorable membre, ce qui devrait permettre un meilleur contrôle de cette utilisation. DO DO Vraag nt van de heer Van Vaerenbergh van 27 januari 1995 (N.): Nationale loterij. De Nationale loterij is voor de Belgische Staat een bijzondere bron van inkomsten. Wekelijks worden er voor vele miljoenen vergokt op de diverse kansspelen die de Nationale loterij organiseert. Lotto, Subito, Presto, Baraka, a) Hoeveel geld werd in België in 1994 vergokt op de kansspelen van de Nationale loterij? b) Wat was het bedrag per kansspel? 2. a) Hoeveel wonnen de deelnemers aan die kansspelen? b) Wat was het bedrag per kansspel? 3. Hoeveelontving de Belgische Schatkist in 1994 van die kansspelen? Antwoord: Overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1991), is de Nationale Loterij ermee belast om, in het algemeen belang en volgens handelsmethodes, de openbare loterijen te organiseren in de vormen bepaald door de Koning op voordracht van de minisrer van Financiën. Ter toepassing van deze wetsbepaling heeft de Nationale Loterij in 1994 negen verschillende loterijvormen uirgebaat. Ze werden aan het publiek voorgesteld onder de benamingen «Baraka», «Presto», «Subito», «21», «Tele-Kwinto», «Tranche van de Europese Loteri] 1994», «Eindejaarstranche 1994» (lorerijen metbiljetten), «Lotto» en «Joker» (loterijen met nummers) en juridisch onderbouwd bij : - het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de modaliteiten van uitgifte van de Baraka-tranches van de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 12 januari 1993); Question n? 1392 de M. Van Vaerenbergh du 27 janvier 1995 (N.): Loterie nationale. La Loterie nationale représente une source exceptionnelle de recettes pour l'etat belge. Chaque semaine, on mise de nombreux millions sur les différents jeux de hasard qu'organise la Loterie nationale (Lotto, Subito, Presto, Baraka,... ). 1. a) Quel est le montant total qui a été misé sur les jeux de hasard de la Loterie nationale en 1994? b) A com bien s'élevaient les mises par jeu de hasard? 2. a) Quel montant les joueurs ont-ils empochés? b] A combien se chiffraient les gains pour chaque jeu? 3. Combien ces jeux de hasard ont-ils rapporté au Trésor belge en 1994? Réponse: Conformément à l'article 2, alinéa 1 er, de la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale (Moniteur belge du 31 juillet 1991), la Loterie nationale est chargée d'organiser, dans l'intérêt général et selon des méthodes commerciales, les loteries publiques dans les formes fixées par le Roi sur la proposition du ministre des Finances. En application de cette disposition légale, la Loterie nationale a exploité en 1994 neuf formes différentes de loteries. Celles-ci ont été présentées au public sous Jes appellations«baraka», «Presto», «Subito», «21», «Télé-Kwinro», «Tranche de la Loterie européenne 1994», «Tranche de fin d'année 1994» (loteries à billets), «Lotto» et «Joker» (loteries à numéros) et ont juridiquement été consacrées par: l'arrêté royal du 30 décembre 1992 concernant les modalités d'émission des tranches Baraka de la Loterie nationale (Moniteur belge. du 12 janvier 1993);

41 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) het ministerieel besluit van 18 april 1985 tot vaststelling van de modaliteiten van uitgifte van de tranches van het «Presto v-type van de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 27 april 1985), gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 augustus 1986 (Belgisch Staatsblad van 5 september 1986), dat werd opgeheven en vervangen bij het koninklijk besluit van 21 april 1994 betreffende de modaliteiten van uirgifte van de «Presto»<tranches van de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1994); - het ministerieel besluit van 25 mei 1987 tot vaststelling van de modaliteiten van uitgifte door de Nationale Loterij van de tranches van het «Subito»-type (Belgisch Staatsblad van 5 juni 1987), dat werd opgeheven en vervangen bij het koninklijk besluit van 21 april 1994 betreffende de modaliteiten van uitgifte van de «Subito»<tranches van de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1994); - het koninklijk besluit van 28 februari 1993 betreffende de modaliteiten van uitgifte van de «21,,- tranches van de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1993); -het koninklijk besluit van 28 april1994 betreffende de wijze van uirgifte van de loterij met biljetten, «Tele-Kwinto» genaamd, een openbare loterij georganiseerd door de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 3 mei 1994); - het koninklijk besluit van 18 februari 1994 houdende de voorwaarden van uitgifte van een speciale tranche van de Nationale Loterij, genaarnd «Europese Loterij 1994» (Belgisch Staatsblad van 23 februari 1994) en het koninklijk besluit van 5 september 1994 houdende de voorwaarden van uitgifte van een speciale tranche van de Nationale Loterij, genaamd «Europese Loterij 1994» (Belgisch Staatsblad van 22 september 1994); - het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de wijze van uitgifte van de tranche van de biljettenloterij uitgegeven door de Nationale Loterij, onder de benaming «Eindejaarstranche 1994", waarvan de uiterste verkoopsdatum is vastgesteld op 31 december 1994 (Belgisch Staatsblad van 30 november 1994, Erratum/ Belgisch Staatsblad van 3 december 1994); - het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 8 september 1993). Na deze verduidelijking volgen de antwoorden op de drie luiken van de vraag van het geacht lid. 1. Het totaal bedrag van de inzetten op de hierboven aangehaalde loterijvormen bedroeg in frank. Dit bedrag is als volgt uitgesplitst: - l'arrêté ministériel du 18 avril 1985 fixant les modalités d'émission des tranches du type «Presto" de la Loterie nationale (Moniteur belge du 27 avril 1985), modifié par l'arrêté ministériel du 11 août 1986 (Moniteur belge du 5 septembre 1986), lequel a été abrogé et remplacé par l'arrêté royal du 21 avril 1994 concernant les modalités d'émission des tranches «Presto" de la Loterie nationale (Moniteur belge du 5 mai 1994); - l'arrêté ministériel du 25 mai 1987 fixant les modalités d'émission des tranches du type «Subito» de la Loterie nationale (Moniteur belge du 5 juin 1987), lequel a été abrogé et remplacé par l'arrêté royal du 21 avril 1994 concernant les modalités d'émission des tranches «Subito" de la Loterie nationale (Moniteur belge du 5 mai 1994); l'arrêté royal du 28 février 1993 concernant les modalités d'émission des tranches «21» de la Loterie nationale (Moniteur belge du 5 mars 1993); l'arrêté royal du 28 avril 1994 concernant les modalités d'émission de la loterie à billets, appelée «Tèlè-Kwinto», loterie publique organisée par la Loterie nationale (Moniteur belge du 3 mai 1994);. - l'arrêté royal du 18 février 1994 portant le règlement de l'émission d'une tranche spéciale de la Loterie nationale, dénommée «Loterie européenne 1994» (Moniteur belge du 23 février 1994), et l'arrête royal du 5 septembre 1994 portant le règlement de l'émission d'une tranche spéciale de la Loterie nationale, dénommée «Loterie européenne 1994" (Moniteur belge du 22 septembre 1994); l'arrêté royal du 17 novembre 1994 concernant les modalités d'émission de la tranche de la loterie à billets émise par la Loterie nationale sous l'appellation «Tranche de fin d'année 1994", et dont la date de clôture de la vente est fixée au 31 décembre 1994 (Moniteur belge du 30 novembre 1994, Erratum/Moniteur belge du 3 décembre 1994); - l'arrêté royal du 5 septembre 1993 portant le règlement du Lotto et du Joker, loteries publiques organisées par la Loterie nationale (Moniteur belge du 8 septembre 1993). Cette précision étant apportée, les trois volets de la question de l'honorable membre appellent les réponses suivantes. 1. Le montant des mises aux formes de loteries évoquées ci-avant s'est globalement élevé en 1994 à francs. Ce montant se ventile par forme de loterie comme suit:

42 16196 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) - Baraka F; - Presto F; - Subito F; F; - Tele-Kwinto F; - Europese tranches F; - Eindejaarstranche F; - Lotto F; - Joker F. 2. Het totaal bedrag der in 1994 uitbetaalde loten bedroeg voor diezelfde loterijvormen frank. Dit bedrag is als volgt uitgesplitst : - Baraka F; - Presto F; - Subito F; F; - Tele-Kwinto F; - Europese tranches F; Eindejaarstranche F; Lotto F; - Joker F. Zonder in detail te treden, dient te worden vermeld dat de bedragen opgegeven voor de Baraka en voor de Europese tranches definitief zijn. De overige bedragen zijn echter voorlopig. - Wat de loterii met biljetten betreft, wordt de voorlopige aard verklaard enerzijds door het feit dat de inningstermijn van de winnende biljetten loopt tot eind februari 1995 en, anderzijds door het feit dat de verwerking van alle reeds ten zetel van de Nationale Loterij teruggestuurde winnende biljetten nog niet voltooid is (toestand per 30januari 1995). Wat de loterij met nummers betreft, wordt de voorlopige aard verklaard door het feit dat de winnende deelnemingsticketten ter inning mogen worden aangeboden binnen een termijn van 13 weken (3 maanden) te rekenen vanaf de trekkingsdag als het om een zaterdagtrekking gaat en van 13 weken en 3 dagen als het om een woensdagtrekking gaat, Er kunnen bijgevolg nog winnende deelnemingsticketten ter inning worden aangeboden tot einde maart of tot begin april, afhankelijk van het geval. Uit hetgeen voorafgaat volgt dar er pas in de loop van het tweede trimester van 1995 een definitieve roestand kan worden opgegeven. 3. De winst van dienstjaar 1994 werd geraamd op frank. Dit bedrag is voorlopig aangezien de reële winst slechts definitief bepaald zal worden op Baraka - Presto - Subito Télê-Kwinto - Tranches européennes - Tranche fin d'année - Lotto - Joker Fi Fj F; Fi Fi Fi Fi Fi F. 2. Le montant des lots payés pour les mêmes formes de loteries s'est globalement élevé en 1994 à francs. Ce montant se ventile par forme de loterie comme suit: - Baraka Fi - Presto Fi - Subito F; Fi - Télé-Kwinto Fi - Tranches européennes F, - Tranche fin d'année Fi Lotto Fj Joker F. Sans entrer dans le détail, il convient de signaler que les montants renseignés pour le Baraka et les tranches européennes sont définitifs. Les autres montants sont par contre provisoires. Pour ce qui concerne la loterie à billets, ce caractère provisoire s'explique par le fait d'une part, que le délai de présentation des billets gagnants court jusqu'à fin février 1995, et d'autre part, que le traitement de tous les billets gagnants déjà envoyés au siège de la Loterie nationale n'a à ce jour pas encore été opéré complètement (situation arrêtée au 30 janvier 1995). Pour ce qui concerne la loterie à numéros, le caractère provisoire s'explique par le fait que les tickets de jeu gagnants peuvent être présentés à l'encaissement endéans un délai soit de 13 semaines (3 mois) à compter du jour du tirage s'il s'agit d'un tirage du samedi, soit de 13 semaines et 3 jours s'il s'agit d'un tirage du mercredi. Jusque fin mars ou début avril selon le cas, des tickets de jeu gagnants peuvent donc encore être présentés à l'encaissement. Il découle de ce qui précède qu'une situation définitive ne pourra être établie que dans le courant du deuxième trimestre Le bénéfice de l'exercice 1994 a été estimé au montant de de francs. Ce montant revêt un caractère provisoire dans la mesure où le bénéfice

43 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) het ogenblik van de afsluiting van de rekeningen, ni. in de loop van het tweede trimester van dit jaar. Volgens de informatie die mij door de Nationale Loterij werd verstrekt, zal het definitieve bedrag van de winst 1994 evenwel zeer dicht liggen bij het geraamde bedrag. Overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 maart 1994 tot bepaling van het winstverdelingsplan van het dienstjaar 1994 van de Nationale Loterij, genomen ter uitvoering van artikel16 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij, werd de verdeling van de geraamde winst van dienstjaar 1994 als volgt bepaald: 1 Ontwikkelingssamenwerking: frank; 2 Nationale Kas voor Rampenschade: frank; 3 Over1evingsfonds Derde Wereld: frank. Het saldo, zijnde frank, werd als volgt verdeeld: frank aan de Koning Boudewijnstichting en frank aan diverse doeleinden van openbaar nut, bepaald bij het koninklijk besluit van 20 februari 1992 (Belgisch Staatsblad. van 13 maart 1992), gewijzigd bij hetkoninklijk ; besluit van 25 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 17 augustus 1994). In tegenstelling tot de 3 hierboven bij naam genoemde openbare begunstigden zijn de door mij ter toepassing van voornoemd koninklijk besluit aangewezen begunstigden voornamelijk privaatrechtelijke personen. Bij het in het punt 2 gecireerde bedrag van frank kornt een bedrag van frank, afgenomen van de winst van het dienstjaar 1993, zodat de dotatie aan de Nationale Kas voor Rampenschade voor 1994 een totaal bereikt van frank. Bij het in het punt 3 geciteerde. bedrag van frank, afgenomen van de winst van dienstjaar 1993, zodat de dotatie aan het Over1evingsfonds Derde Wereld voor 1994 een totaal bereikt van frank. Volledigheidshalve voeg ik hieraan toe dat de Nationale Loterij in 1994 volgende bedragen aan de Schatkist heeft gestort: frank, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 december 1994 tot bepaling van het bedrag en de betalingsmodaliteiten van de monopolierente die de Nationale Loterij verschuldigd is aan de Staatsbegroting voor het jaarl994, genomen ter uitvoering van de programmawet van 24 december 1993 (Belgisch Staatsblad van 31 december 1993); frank, overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 december 1994 tot bepaling van de voorschriften geldend voor de betaling van de buitengewone bijdrage van 15 miljard frank, in 1994 door de Nationale Loterij te stortenaan de réel ne sera arrêté définitivement qu'à la clôture des comptes qui interviendra au cours du deuxième trimestre de cette année. Cela dit, le montant définitif du bénéfice 1994 devrait, selon les informations qui m'ont été communiquées par la Loterie nationale, être très proche du montant estimé. Par ailleurs, conformément à l'arrêté royal du 25 mars 1994 déterminant le plan de répartition du bénéfice de l'exercice 1994 de la Loterie nationale, pris en application de l'article 16 de la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale, la répartition du bénéfice estimé de l'exercice 1994 est déterminée comme suit: 1 Coopération au développement: de francs; 2 Caisse nationale des Calamités: francs; 3 Fonds de Survie pour le Tiers Monde: francs. Le solde, soit francs, a été réparti à concurrence d'un montant de francs en faveur de la Fondation Roi Baudouin et d'un montant de francs au profit des diverses fins d'utilité publique déterminées par l'arrêté royal du 20 février 1992 (Moniteur belge du 13 mars 1992), modifié par l'arrêté royal du 25 juillet 1994 (Moniteur belge du 17 août 1994). Contrairement aux 3 bénéficiaires du secteur public désignés nommément ci-avant, les bénéficiaires de subventions désignés par mes soins en application de l'arrêté royal précité sont principalement des personnes morales de droit privé. Relevons par ailleurs qu'au montant de francs cité au 2 s'ajoute un montant de francs prélevé sur le bénéfice de l'exercice 1993, de sorte que la dotation en faveur de la Caisse nationale des Calamités s'élève globalement à francs pour Au montant cité au 3 s'ajoute un montant de francs prélevé sur le bénéfice de l'exercice 1993, de sorte que la dotation en faveur du Fonds de Survie pour le Tiers Monde s'élève globalement à francs pour Pour être complet j'ajouterai que la Loterie nationale a versé en 1994 au Trésor un montant de: de francs, conformément à l'arrêté royal du 5 décembre 1994 fixant le montant et les modalités de la rente de monopole dont la Loterie nationale est redevable au budget de l'etat pour l'année 1994, pris en exécution de la loiprogramme du 24 décembre 1993 (Moniteur belge du 31 décembre 1993); de francs, conformément à l'arrêté royal du 22 décembre 1994 fixant les modalités de paiement de la redevance exceptionnelle de 15 milliards de francs à verser, en 1994 par la Loterie nationale à l'etat (Moniteur belge du

44 16198 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Staat (Belgisch Staatsblad van 23 december 1994), genomen ter uitvoering van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 23 december 1994). 23 décembre 1994), pris en exécution de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses (Moniteur belge du 23 décembre 1994). DO DO Vraag nr van de heer Saussus van 30 januari 1995 (Fr.): Successierechten. - Betalingstoijzen, - Discriminatie. Overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 166 van 11 rnei 1935, A. artikel 4, kunnen de obligaties aan toonder van frank, de zgn. «ad 4 t.h. geünificeerde schuld», voor de betaling van de successierechten tegen nominale waarde worden gebruikt. Ter beurze noteert voornoemde obligatie nu minder dan frank, wat bepaalde categorieën benoemde erfgenamen een winst van ongeveer 14 % oplevert. Die belastingtechniek is discriminerend voor bepaalde categorieën minder goed ingelichte en minder gegoede erflaters. 1. Welk percentage successierechten wordt door middel van die obligaties aan de Schatkist betaald? 2. Worden die aldus verkregen obligaties opnieuw op de beurs verkocht? 3. Zo ja, hoeveel bedraagt het jaarlijkse verlies voor de Staat? 4. Bestaat er een verband tussen de omvang van de successierechten en het gebruik van die obligaties als middel om de Schatkist te betalen? 5. Hoeveel beloopt momenteel de aan die verrichting uit 1935 gekoppelde schuld? Antwoord: Het geacht lid vindt hierna het antwoord op zijn vragen. 1. Het bedrag van de successierechten, dat door middel van de obligaties van de «geünificeerde 4 % schuld» betaald werd, bedroeg in frank op een totaal van frank, hetzij 0,009%. 2. De obligaries, die op deze wijze werden ingezameld, worden thans wederverkocht aan het Rentenfonds, dat hun latere bestemming bepaalt. Zij mogen op de beurs worden wederverkocht. 3. Het verschil in waarde tussen de koerswaarde en de nominale waarde van voormelde obligaties, die in 1994 aangewend werden om successierechten te betalen, bedroeg frank. 4. De administratie beschikt niet over de inlichtingen die haar toelaten op deze vraag te antwoorden. Question n? 1395 de M. Saussus du 30 janvier 1995 (Pr.) : Droits de succession....;...modes de paiement. - Discrimination. Conformément à l'arrêté n? 166 du 11 mai 1935, A. article 4, les obligations au porteur de francs, dite «dette 4 p.c. unifiée» peuvent être utilisées à valeur nominale pour le paiement des droits de succession. Cette obligation est actuellement cotée en bourse à moins de francs, d'où un gain d'environ 14 % pour certaines catégories d'héritiers institués. Cette technique fiscale est discriminatoire vis-à-vis de certaines catégories de testateurs moins bien informés et à succession plus modeste. 1. Quel est le pourcentage de droits de succession payés au Trésor au moyen de ces obligations? 2. Ces obligations ainsi récoltées sont-elles revendues en bourse? 3. Si oui, quelle est la perte annuelle pour l'etat? 4. Existe-t-il un rapport entre le montant des droits de succession et l'utilisation de ces obligations comme moyen de paiement auprès du Trésor? 5. Quel est actuellement le montant de la dette liée à cette opération de 1935? Réponse: L'honorable membre trouvera ci-après la réponse à ces questions. 1. Le montant des droits de succession payés au moyen d'obligations dites «dette 4% unifiée» s'est élevé en 1994 à francs sur un total de francs soit 0,009%. 2. Les obligations ainsi récoltées sont actuellement revendues au Fonds des rentes, qui détermine leur destination ultérieure. Elles peuvent être revendues en bourse. 3. Le montant de la différence entre la valeur de cotation et la valeur nominale des obligations prêcitées, utilisées en 1994 pour le paiement des droits de succession s'élève à francs. 4. L'administration ne dispose pas de renseignementslui permettant de répondre à cette question.

45 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses( ) Thans bedraagt de schuld verbonden aan deze verrichting van 1935 in totaal frank, hetzij frank voor de eerste reeks uitgegeven titels en frank voor de tweede reeks uitgegeven titels. 5. Actuellement, le montant de la dette liée à cette opération de 1935 s'élève à un total de francs, soit francs pour la 1er série de titres émis et francs pour la 2 e série de titres émis. DO DO Vraag nr, 1412 van de heer Spinnewyn 1995 (N.): Nationale loterij. - BLOSO. van 3 februari Question no 1412 de M. Spinnewyn du 3 février 1995 (N.): Loterie nationale. - BLaSa. Van de begroting 1993 en 1994 ontving BLOSO respectievelijk 282,5 en 272,7 miljoen frank van de Nationale Loterij voor het ondersteunen van ongeveer 80 sportfederaties. Die bedragen werden door de Nationale Loterij altiid te laat gestort waardoor BLOSO op zijn beurt veel te laat de federaties kon steunen. 1. Werden er intresten aangerekend aan de Nationale Loterij? 2. Aan wie werden die intresten doorgestort? 3. Over welke bedragen ging het voor 1993 en 1994? 4. Welke bedragen werden voor 1993 en 1994 doorgestort aan de Franstalige federaties en werden daar ook laattijdige betalingen vastgesteld en eventueel intresten gerekend? Antwoord: Overeenkomstig artikel 16 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij (Belgisch Staatsblad van 31 [uli 1991) bepaalt de Koning jaarlijks, op voorstel van de minister van Financiën en bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, het verdelingsplan van de door deze openbare instelling gemaakte winst. In elk verdelingsplan staan de bedragen toegekend aan de in voornoemde wet van 22 juli 1991 bij naam genoemde begunstigden evenals de bedragen bestemd voor de diverse doeleinden van openbaar nut bepaald bij het koninklijk besluit van 20 februari 1992 (Belgisch Staatsblad van 13 maart 1992), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 17 augustus 1994), genomen ter uitvoering van artikel l î, eerste lid, van diezelfde wer. Stoelend op voornoemde wetsbepalingen werd in het verdelingsplan van de winst van dienstjaar 1993, bekrachtigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1994, het voor de Sportfondsen van de Gemeenschappen bestemd bedrag bepaald op frank. Dans Ie cadre des budgets de 1993 et de 1994, Ie BLaSa a bénéficié respectivement de 282,5 et de 272,7 millions de francs accordés par la Loterie nationale pour le soutien financier de quelque 80 fédérations sportives. Or, la Loterie nationale a versé ces montants avec d'importants retards, de sorte que le BLaSa lui-même a accordé tardivement l'aide financière à ces fédérations. 1. Des intérêts ont-ils été réclamés à la Loterie nationale? 2. A qui ces intérêts ont-ils été versés? 3. De quels montants s'agit-il pour 1993 et 1994? 4. Quels montants ont-été versés aux fédérations francophones en 1993 et en 1994; a-t-on également constaté des retards de paiements et, le cas échéant, réclamé des intérêts dans la partie francophone du pays? Réponse: Conformément à l'article 16 de la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale (Moniteur belge du 31 juillet 1991), le Roi détermine annuellement, sur la proposition du ministre des Finances et par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le plan de répartition des bénéfices réalisés par cet établissement public. Chaque plan de répartition reprend concrètement les montants attribués aux bénéficiaires désignés nommément par la loi du 22 juillet 1991 précitée ainsi que ceux réservés aux diverses fins d'utilité publique déterminées par l'arrêté royal du 20 février 1992 (Moniteur belge du 13 mars 1992), modifié par l'arrêté royal du 25 juillet 1994 (Moniteur belge du 17 août 1994), pris en exécution de l'article 15, alinéa 1 er, de la même loi. Découlant des dispositions légales précitées, le plan de répartition du bénéfice de l'exercice 1993, consacré par un arrêté royal du 23 septembre 1994, a fixé à de francs le montant destiné aux Fonds des Sports des Communautés.

46 16200 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ), Gelet op de verdeelsleutel die wordt toegepast in overeenstemming met de executieven van de Gemeenschappen, werd dit bedrag als volgt verdeeld onder de Sportfondsen van de Gemeenschappen: - Vlaamse Gerneenschap: frank; - Franse Gemeenschap: frank; - Duitstalige Gemeenschap: frank; Wat het Sportfonds van de Vlaamse Gemeenschap betreft, is het bedrag van frank op heden volledig uirberaald en wei in vijf schijven. De drie eerste schijven bedroegen frank, de vierde schijf frank en de vijfde frank. De betaling van deze bedragen gebeurde respectievelijk op 30 april, 9 juni en 15 december 1993 en op 9 maart en 16 november Wat het Sportfonds van de Franse Gemeenschap betreft, werd ook het bedrag van frank volledig betaald in vijf schijven. De drie eerste schijven bedroegen frank, de vierde schijf frank en de vijfde frank. De betalingsdata van deze schijven zijn dezelfde als die welke zijn opgegeven voor het Sportfonds van de Vlaamse Gemeenschap. Het verdeiingsplan van de geraamde winst van dienstjaar 1994, bekrachtigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1994, heeft het voor de Sportfondsen van de Gemeenschappen bestemde bedrag bepaald op frank. Ik wijs erop dat dit verdelingsplan voorlopig is aangezien het werd vastgesteld op basis van een geraamde winst voor het dienstjaar De reële winst zal immers slechts definitief bepaald zijn op het ogenblik van de afsluiting van de rekeningen, d.w.z. in de loop van het tweede trimester van dit [aar. Volgens de inforrnatie die mij werd verstrekt door de Nationale Loterij zou het definitieve bedrag van de winst 1994 echrer zeer dicht moeten liggen bij de geraamde winst, Gelet op de communautaire verdeelsleutel die ook hier in overeenstemming met de executieven van de Gemeenschappen wordt toegepast, werd dit bedrag als volgt verdeeld onder de Sportfondsen van de Gemeenschappen: - Vlaamse Gemeenschap: frank; - Franse Gemeenschap: frank; - Duitstalige Gemeenschap: frank; Wat het Sportfonds van de Vlaamse Gemeenschap betreft, werd een bedrag van frank in drie schijven van frank uitbetaald in De betaling ervan vond respectievelijk plaats op 15 juni, 7 september en 7 december Wat het Sportfonds van de Franse Gemeenschap betreft, werd een bedrag van frank uitberaald in drie schijven van frank en dit respectievelijk op 15 juni en 27 oktober 1994 en op 5 januari De laatste schijf Tenant compte de la clé de répartition appliquée en accord avec les gouvernements des Communautés, ce montant a été ventilé entre les Fonds des Sports communautaires, comme suit: Communauté flamande: francs; Cornrnunautêfrançaise: francs; Communauté germanophone: francs; Pour ce qui concerne le Fonds des Sports de la Communauté flamande, le montant de francs a été intégralement liquidé à ce jour, à concurrence de cinq tranches fixées à francs pour les trois premières, francs pour la quatrième et francs pour la dernière. Le paiement de ces montants a respectivement eu lieu en date du 30 avril, 9 juin et 15 décembre 1993 et du 9 mars et 16 novembre Concernant le Fonds des Sports de la Communauté française, le montant de francs a aussi été intégralement liquidé à ce jour, à concurrence de cinq tranches fixées à francs pour les trois premières, francs pour la quatrième et francs pour la dernière. Les dates de paiement de ces tranches sont identiques à celles indiquées ci-avant pour le Fonds des Sports de la Communauté flamande. D'autre part, le plan de répartition du bénéfice estimé de l'exercice 1994, consacré par un arrêté royal du 25 mars 1994, a fixé à francs le montant destiné aux Fonds des Sports des Communautés. Je signale que ce plan de répartition revêt un caractère provisoire dans la mesure où il a été fixé sur la base d'un bénéfice estimé de l'exercice Le bénéfice réel ne sera en effet arrêté définitivement qu'à la clôture des comptes qui interviendra au cours du deuxième trimestre de cette année. Cela dit, le montant définitif du bénéfice 1994 devrait, selon les informations qui m'ont été communiquées par la Loterie nationale, être très proche du bénéfice estimé. Tenant compte de la clé de répartition communautaire également appliquée en accord avec les gouvernements des Communautés, ce montant a été ventilé entre les Fonds des Sports communautaires, comme suit: Communauté flamande: francs; Communauté française: francs; Communauté germanophone: francs; Pour ce qui concerne Ie Fonds des Sports de la Communauté flamande, un montant de francs a été liquidé en 1994, à concurrence de trois tranches de francs dont le paiement a respectivement eu lieu en date du 15 juin, 7 septembre et 7 décembre Concernant le Fonds des Sports de la Communauté française, un montant de francs a été liquidé, à concurrence de trois tranches de francs dont le paiement a

47 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) van frank voor het Sportfonds van de Vlaamse Gemeenschap en de laatste schijf van frank voor het Sportfonds van de Franse Gemeenschap zullen door de Nationale Loterij worden betaald zodra de winst van het dienstjaar 1994 definitief bepaald zal zijn. Dezelfde procedure zal eveneens worden toegepast voor de laatste schijf die aan het Sportfonds van de Duitstalige Gemeenschap verschuldigd is. Na deze verduidelijkingen moet ik het geacht lid erop wijzen dat voornoemde bedragen grotendeels voorschotten zijn geweest aangezien ze werden afgenomen van de winst van nog niet afgesloten dienstjaren, d.w.z. van winst die nog niet volledig gemaakt was. In dergelijke omstandigheden is de wenselijkheid om deze bedragen in schijven te betalen des te meer gerechtvaardigd daar er steeds een risico besraat dat de definitieve winst, bepaald bij de afsluiting van een dienstjaar, wegens een onvoorziene conjuncturele evolutie, veel lager ligt dan de oorspronkelijk geraamde winst. Het bestaan van dit risico gaf trouwens aanleiding tot het nemen van het koninklijk besluit van 17 september 1992 tot machtiging van de bestemming van een deel van de winst van de Nationale Loterij vóór de afsluiting van het boekjaar (Belgisch Staatsblad van 9 oktober 1992). Dit koninklijk besluit bepaalt hoofdzakelijk dat de voorschotten op de winst van de Nationale Loterij, die door de raad van bestuur van deze instelling ter beschikking worden gesteld van de minister van Financiën, op 30 juni en op 31 december van het betreffend boekjaar niet hoger mogen zijn dan respectievelijk 50 % en 80 % van het winstbedrag geraamd bij het opstellen van de jaarbegroting van de Nationale Loterij. Deze bepaling werd door de wetgever bekrachtigd in artikel 18bis, dat in de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij werd ingevoegd bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 23 december 1994). In de praktijk werd de uitbetaling van subsidies niet alleen voor de Sportfondsen van de Gemeenschappen opgedeeld, maar ook voor die gedeelten van de winst die bestemd zijn voor de Ontwikkelingssamenwerking, voor de Nationale Kas voor Rampenschade en voor het Over1evingsfonds Derde Wereld.. Gelet op bovenstaande beschouwingen zal het geacht lid begrijpen dat de Nationale Loterij niet in staat is om, bijvoorbeeld bij het begin van een dienst- [aar, de volledige subsidie te storten die bestemd is voor de Sportfondsen van de Gemeenschappen en die afgenomen is van de geraamde winst van datzelfde dienstjaar, De splitsing van de betalingen, die men overigens niet kan assimileren met een tot enige interest aanleiding gevende wanbetaling, ligt dan ook voor de hand als de meest geschikte oplossing. respectivement eu lieu en date du 15 juin et 27 octobre 1994 et 5 janvier La dernière tranche de francs pour Ie Fonds des Sports de la Communauté flamande et la dernière tranche de francs pour Ie Fonds des Sports de la Communauté française seront liquidées par la Loterie nationale dès que le bénéfice de l'exercice 1994 aura été arrêté. La même procédure sera également suivie pour la dernière tranche due au Fonds des Sports de la Communauté germanophone. Ces précisions étant apportées, je signalerai à l'honorable membre que les montants précités ont en grande partie constitué des avances en raison du fait qu'ils ont été prélevés sur les bénéfices d'exercices non clôturés, soit, en d'autres termes, sur des bénéfices en voie de réalisation. Dans de telles circonstances, l'opportunité de liquider lesdits montants par tranche se justifie d'autant plus que le risque existe toujours que le bénéfice arrêté à la clôture d'un exercice soit, en raison d'une évolution conjoncturelle imprévue, largement inférieur au bénéfice initialement estimé. La réalité de ce risque a d'ailleurs présidé à la prise de l'arrêté royal du 17 septembre 1992 autorisant l'affectation d'une partie du bénéfice de la Loterie nationale avant la clôture de l'exercice (Moniteur belge du 9 octobre 1992). En substance, cet arrêté royal stipule que les avances sur. les bénéfices de la Loterie nationale mises à la disposition du ministre des Finances par le Conseil d'administration de cet établissement public, ne peuvent pas excéder au 30 juin et au 31 décembre de l'exercice concerné respectivement 50 % et 80 % du montant du bénéfice estimé lors de l'établissement du budget annuel de la Loterie nationale. Cette disposition a été confirmée par le législateur ainsi que le consacre l'article 18bis inséré dans la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale par la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses (Moniteur belge du 23 décembre 1994). Il convient de signaler qu'en pratique, un fractionnement du paiement des subventions a été opéré non seulement pour les Fonds des Sports communautaires mais aussi pour les parties des bénéfices annuels destinées à la Coopération au Développement, à la Caisse national des calamités et au Fonds de Survie pour le Tiers Monde. Au vu des considérations qui précèdent, l'honorable membre comprendra que la Loterie nationale soit dans l'impossibilité de verser globalement, par exemple en début d'un exercice déterminé, la subvention qui, destinée aux Fonds des Sports communautaires, est prélevée sur le bénéfice estimé du même exercice. Aussi, un fractionnement des paiements, lequel ne peut du reste être assimilé à un retard pouvant donner lieu au paiement de quelque intérêt que ce soit, s'imposet-il comme la solution idoine.

48 16202 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) DO Vraag nr van de heer de Clippele 1995 (Fr.): van 7 februari Inkomstenbelastingen. Vereffening van een uennootschap, - Vereffeningsbonus. - Fiscale regeling. De belastingregeling voor vennootschappen in vereffening werd vanaf 1 januari 1990 gewijzigd bij de wet van 22 december De vereffeningsbonus die door de vereffenaar aan de vennoten/natuurlijke personen wordt uitgekeerd, lokte tot de wet van 23 oktober 1991 controverses uit. Artikel 3(i) van die wet van 23 oktober 1991 bepaalt dat die bonus niet belastbaar is ten name van de verkrijger, als die laatste een natuurlijk persoon is. U stond achter die interpretarie van de wet van Vennootschappen die tussen januari 1990 en oktober 1991 bonussen hebben uirgekeerd, hebben op hun verzoek de a posteriori bij vergissing ingehouden roerende voorheffing teruggestort gekregen. Artikel 209, eerste lid, van het WIB 1992 stelt die bonus echter uitdrukkelijk gelijk met een uitgekeerd dividend voor zover het bedrag hoger ligt dan het werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal. Artikel 264, eerste lid, 2 stelt dat dividend weliswaar vrij van de roerende voorheffing, maar de voorheffing is, in principe, een gedwongen voorschot op een belasting. Anders gezegd, artikel 264 zegt niets over de al dan niet belastbare aard van de bonus en regelt enkel een bijzonderheid van de wijze waarop een belasting wordt geïnd (voorheffing). Al die bepalingen lijken me dan ooknog steeds dubbelzinnig. Wat denkt u hierover? Antwoord: Om het stelsel dat van toepassing is op de liquidatieboni goed te begrijpen, moet de toestand van de ontbonden vennootschap en van die van haar aandeelhouder afzonderlijk worden beschouwd. Ten name van de ontbonden vennootschap stelt artikel 209, eerste lid van het Wetboek van de inkornstenbelastingen (WIB) de boni gelijk met dividenden. Die fictie is noodzakelijk omdat de bonus, volgens het burgerlijk recht, geen periodiek inkomen is van een aangewend kapitaal. Artikel209, eerste lid van het voormelde wetboek wil bijgevolg de liquidatieboni onderwerpen aan een taxatie die analoog is met deze die zou worden toegepast op de sommen die tijdens de exploitatie als dividenden verdeeld zijn tussen de aandeelhouders, dit is vooraleer de vennootschap met het oog op haar vereffening ontbonden wordt. Met andere woorden, het positieve verschil tussen de sommen die ter gelegenheid van de vereffening verdeeld worden en het aangewende kapitaal, wordt fiscaal gelijkgesteld met een winstuitkering. Door de aandeelhouders of de vennoten van de ontbonden vennootschap wordt een meerwaarde verwezenlijkt ten belope van het positieve verschil tussen de DO Question n" 1415 de M. de Clippele du 7 février 1995 (Fr.): Impôts sur les revenus. :...- Liquidation d'une société. - Bonus de liquidation. - Régime fiscal. La loi du 22 décembre 1989 a modifié le regime fiscal des sociétés en liquidation, à partir du 1 er janvier Le sort du bonus de liquidation distribué par le liquidateur aux associés personnes physiques, a fait l'objet de controverses jusqu'à la loi du 23 octobre 1991, dont l'article 3(i) a tranché en faveur de la nonimposabilité de ce bonus recueilli par une personne physique. Vous avez partagé cette interprétation de la loi de Des sociétés qui avaient distribué des boni entre janvier 1990 et octobre 1991, ont obtenu, à leur demande, restitution du précompte mobilier qui avait été retenu, a posteriori par erreur. Or, aujourd'hui, l'article 209, 1 er alinéa, du CIR 1992, assimile expressément le bonus à un dividende distribué dans la mesure où il excède le capital social libéré. Certes, l'article 264, alinéa 1 er, 2, exempte ce dividende de précompte mobilier, mais le précompte est - en principe - un acompte forcé sur un impôt. En d'autres termes, l'article 264 ne concerne pas la nature imposable du bonus. Il ne règle qu'une singularité dans la méthode (précompte) de perception d'un impôt. L'ensemble de ces dispositions me semble, dès lors, rester ambigu. Quelle est votre opinion? Réponse: Pour une bonne compréhension du régime applicable aux boni de liquidation, il importe d'envisager distinctement la situation de la société dissoute et celle de son actionnaire. Dans le chef de la société dissoute, l'article 209, alinéa 1 er du Code des impôts sur les revenus (CIR) assimile les' boni à des dividendes. Le recours à cette fiction est nécessaire au motif que le bonus ne constitue pas, suivant le droit civil, le revenu périodique d'un capital engagé. L'article 209, alinéa 1 er, du même Code tend dès lors à soumettre les boni de liquidation à une taxation analogue à celle qui aurait été appliquée aux sommes réparties entre les actionnaires au titre de dividendes en cours d'exploitation, c'est-à-dire avant que la société ne soit dissoute en vue de sa liquidation. En d'autres termes, l'excédent que représentent les sommes réparties à l'occasion de la liquidation par rapport au capital engagé est assimilé fiscalement à une distribution de bénéfices. Dans le chef des actionnaires ou associés de la société dissoute, une plus-value est réalisée à concurrence de l'excédent que représente les sommes rèpar-

49 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) sommen die worden verdeeld en het aangewende kapitaalof, indien de aandelen door de oorspronkelijke inschrijver overgedragen werden, en de door de koper betaalde verkrijgingsprijs. Artikel 21,2 0, van hetzelfde wetboek bevestigt dat de inkomsten van kapitalen en roerende goederen de liquidatieboni niet omvatten omdat het, zoals gemeld, niet gaat om periodieke inkomsten. De artikelen 264, eerste lid en 313, 1 0, van het WIB, omvatten de daaruit voortvloeiende uiteindelijke gevolgen, met name dat de schuldenaar niet verplicht is de voorheffing in te houden en dat de aandeelhouder of de vennoot van de ontbonden vennootschap niet verplicht is een aangifte in te dienen. ties par rapport au capital engagé ou, si les actions ont été cédées par le souscripteur initial, au prix d'acquisition payé par l'acquéreur. L'article 21,2 0, du même Code vient confirmer que les revenus des capitaux et biens mobiliers ne comprennent pas les boni de liquidation au motif, nous l'avons vu, qu'il ne s'agit pas de revenus périodiques et les articles 264, alinéa 1er et 313,1 0, du CIR en tirent les conséquences ultimes, à savoir l'absence d'obligation de retenue du précompte pour le débiteur et de déclaration pour l'actionnaire ou l'associé de la société dissoute. DO DO Vraag nr van de heer de Clippele van 10 februari 1995 (Fr.): Inkomstenbelastingen. - Belasting van niet-inuioners. - Belastingvrije som. Een natuurlijk persoon die verblijfhouder is van een staat waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, aanvaardt een mandaat van bestuurder in een Belgische vennootschap op aandelen of van lid van de raad van bestuur in een Belgische personenvennootschap. Die persoon heeft noch zijn woonplaats (dom us) noch de zetel van zij voornaamste beroepswerkzaamheid in België. De betrokkene krijgt een bezoldiging van de Belgische vennootschap die op jaarbasis evenwel lager ligt dan het door artikel 131 van het WIB 92 vastgestelde bedrag. Welke verplichtingen heeft die persoon jegens de Belgische fiscus? Antwoord: Het geacht lid beoogt duideliik een geval waarin de overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting de heffingsbevoegdheid over de bedoelde bezoldigingen aan België toekent. De verstrekte gegevens laten niet toe orn uit te maken of, rekening gehouden met de depersonalisering van de belasting van niet-inwoners, de aan de familiale of persoonlijke toestand van de belastingplichtige verbonden belastingverminderingen, waaronder inzonderheid de in artikelbi van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bepaalde belastingvrije som, in de voorgestelde situatie kunnen worden toegekend. Niettemin is de betrokkene overeenkomstig artikel 30S, WIB 92, gehouden om ieder jaar aan de Administratie der directe belastingen een aangifte in de belasting van niet-inwoners over te leggen in de voorgeschreven vormen en termijnen, zelfs in de veronderstelling dar uiteindelijk geen enkele belasting verschuldigd zou zijn, Question n? 1421 de M. de Clippele du 10 février 1995 (Fr.): Impôts sur les revenus. - Impôt des non-résidents. - Quotité du revenu exemptée d'impôt. Une personne physique, résidente d'un Etat lié à la Belgique par une convention préventive de la double imposition, accepte un mandat d'administrateur dans une société belge par actions ou de membre du conseil de gérance dans une société belge de personnes. Cette personne n'a en Belgique ni son domicile (domus), ni le siège de son activitè professionnelle principale. Elle se voit allouer, par la société belge, un émolument dont le montant annuel est inférieur au montant établi par l'article 131 du CIR 92. Quelles sont ses obligations vis-à-vis du fisc belge? Réponse: L'honorable membre vise manifestement un cas dans lequel la convention préventive de la double imposition octroie le pouvoir d'imposition des rémunérations en cause à la Belgique. Les données fournies ne permettent pas de dire si, compte tenu de la dépersonnalisation de l'impôt des non-résidents, les réductions d'impôt liées à la situation familiale ou personnelle du contribuable, dont notamment la quotité exemptée d'impôt prévue à l'article 131 du Code des impôts sur les revenus 1992 (CIR 92), peuvent être accordées dans la situation évoquée. L'intéressé est néanmoins tenu, conformément à l'article 304, CIR 92, de remettre, chaque année, à l'administration des contributions directes une déclaration à l'impôt des non-résidents, dans les formes et délais prescrits, même dans l'hypothèse où aucun impôt ne serait finalement dû. 2065

50 '16204 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) DO Vraag nr van de heer Duquesne van 20 februari 1995 (Fr.): Grensarbeiders. - Frankrijk. - Fiscale discriminatie. Ik heb de ministers van Financiën en van Sociale Zaken regelmatig geïnterpelleerd over de fiscale discriminatie waarvan de Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken, het slachtoffer zijn. De minister van Financiën antwoordde steevast dat een fiscale oplossing in de vorm van een belastingvermindering ongrondwettig zou zijn. Daarover onlangs geïnterpelleerd door de voorzitter van de Kamer, antwoordde de minister van Sociale Zaken daarentegen dat ze de ministerraad een aantaloplossingen zou voorstellen, onder meer een belastingverlaging of belastingkrediet evenals een compensatiefonds dat gedeeltelijk door de Staat en gedeeltelijk door de solidariteitsbijdrage zou worden gefinancierd. Kan u, gelet op die kennelijk uiteenlopende antwoorden, de zaken op een rijtje zetten en duidelijk aangeven wat de Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken, mogen verwachten? Antwoord: Met betrekking tot de directe belastingen, kan ik het geacht lid slechts verwijzen naar mijn antwoord op zijn vraag nr van 25 mei 1994 (zie Vragen en Antwoorden, nr. 115, Kamer van volksvertegenwoordigers, blz en 12151). Ik wens er niettemin aan toe te voegen dat ik mijn diensten heb belast een zo volledig mogelijk verslag op te maken over de toestand van alle grensarbeiders. Dit verslag zou de aspecten inzake economie, fiscaliteit, sociale zekerheid en begroting (voor de Staat en voor de lokale overneden) van de problematiek van de grensarbeiders moeten analyseren. Op basis van dit verslag zal de regering trachten een globale oplossing te vinden voor de verschillende problemen die zich ter zake stellen. DO Question n? 1431 de M. Duquesne du 20 février 1995 (Fr.): Travailleurs frontaliers. - France. - Discriminations fiscales. J'ai régulièrement interpellé les ministres des Finances et des Affaires sociales au sujet des discriminations fiscales dont sont victimes les travailleurs frontaliers belge-français, Le ministre des Finances m'a toujours répondu qu'une solution fiscale consistant en un abattement fiscal était anticonstitutionnelle. Or, à une récente interpellation du président de la Chambre, la ministre des Affaires sociales a répondu qu'elle proposerait des solutions au conseil des ministres et notamment un abattement fiscal ou crédit à l'impôt, ainsi que la création d'un fonds de compensation financé pour partie par l'etat et pour partie par la cotisation de solidarité. Vu ces apparentes divergences, pouvez-vous faire le point et préciser exactement à quoi peuvent s'attendre les travailleurs frontaliers belgo-français? Réponse: En ce qui concerne les impôts directs, je ne puis que renvoyer l'honorable membre à ma réponse à sa question n? 1120 du 25 mai 1994 (voir Questions et Réponses, n? 115, Chambre des représentants, pp et 12151). Je tiens néanmoins à ajouter que j'ai chargé mes services d'établir un rapport aussi complet que possible sur la situation de tous les travailleurs frontaliers. Ce rapport devrait analyser les aspects économiques, fiscaux, de sécurité sociale et budgétaires (pour l'etat et les pouvoirs locaux) de la problématique des travailleurs frontaliers. Sur la base de ce rapport, le gouvernement tentera de dégager des solutions globales aux différents problèmes qui se posent en la matière. DO Vraag nr van de heer Thissen van 22 februari 1995 (Fr.): Registratierechten. - Inbreng van onroerende goederen. De wet van 30 maart 1994 heeft het stelsel van het recht van inbreng, en voornamelijk het recht van inbreng van onroerende goederen, gewijzigd. Artikel115bis, lid 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten bepaalt: «De inbrengen van onroerende goederen, andere dan die welke gedeeltelijk of geheel tot bewoning aangewend worden of bestemd zijn en door een natuurlijke persoon ingebracht worden, in burgerlijke vennootschappen of DO Question n? 1441 de M. Thissen du 22 février 1995 (Fr.): Droits d'enregistrement. - Apports de biens immeubles. La loi du 30 mars 1994 a modifié le régime du droit d'apport et principalement le droit d'apport sur immeubles. L'article 115bis, premier alinéa, du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe stipule que «sont assujettis au droit de 0,5 %, les apports à des sociétés civiles ou commerciales ayant soit leur siège de direction effective en Belgique, soit leur siège statutaire en Belgique et leur siège de direction effective hors du territoire des Etats membres de

51 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) handelsvennootschappen waarvan de zetel van werkelijke leiding in België gevestigd is, of de statutaire zetel in België en de zetel van werkelijke leiding buiten het grondgebied van de Lid-Sraten van de Europese Gemeenschap gevestigd is, worden aan het recht van 0,5 % onderworpen.» 1. Een hotel, een ziekenhuis of een rusthuis zijn enkele voorbeelden van onroerende goederen die in een vennootschap kunnen worden ingebracht. Wij veronderstellen dar niemand zijn woonplaats in een hotel, een ziekenhuis of een rusthuis heeft. Die gebouwen herbergen enkel verpleegden, patiënten en, wanneer het een hotel betreft, vakantiegangers. Welk recht van inbreng is van toepassing op die gebouwen: 0,5 % of 12,5 %'? 2. Sommige personeelsleden verblijven tijdens het vakantieseizoen in het hotel zonder er hun domicilie te hebben. a) Indien de eigenaars het hotel in een vennootschap willen inbrengen, bedraagt het recht van inbreng dan 0,5 % of 12,5 %? b) Mag men de tijdelijke verblijfplaats van sommige personeelsleden met een woonst voor een conciërge gelijkstellen, wetende dat de inbreng van een nijverheidsgebouw met een woonst voor de conciërge aan een recht van 0,5 % is onderworpen (Memorie van toelichting, Parlementaire stukken, Kamer van Volksvertegenwoordigers, , stuk 1290/1, blz. 1O)? c) Indien u de mening bent toegedaan dat het recht van inbreng van een dergelijk gebouw 12,5 % moet bedragen, is het mogelijk het gebouw op te splitsen en enkel het beroepsgedeelte in te brengen? Antwoord: Het geacht lid beoogt klaarblijkelijk concrete gevallen, waarop ik zonder over precieze inlichtingen te beschikken, moeilijk een antwoord kan geven. Op het vlak van de principes, wil ik verduidelijken dar onroerende goederen die uitsluitend dienen als een tijdelijk onderkomen of als een bijkomstig verblijf voor het verstrekken van diensten (zie punt 1 van uw vraag) of als een noodzakelijk onderdak voor hetverstrekken van die diensten of voor het verrichten van een werkzaamheid (zie punt 2), geen woning in de gebruikelijke zin zijn en bijgevolg en in principe aan een proportioneel inbrengrecht van 0,5 % onderworpen zijn. Een aantal verblijfhouders van Frankrijk is werkend vennoot van een Belgische coöperatie met zetel in Gent. Ze bekleden geen enkel mandaat in die coöperala Communauté européenne de biens immeubles autres que ceux affectés ou destinés partiellement ou totalement à l'habitation et apportés par une personne physique.» 1. Voici quelques exemples de biens immeubles qui pourraient faire l'objet d'un apport à une société: hôtel, hôpital, maison de repos. Nous supposons que personne ne réside dans l'hôtel, ni dans l'hôpital, ni dans la maison de repos. Ces bâtiments sont uniquement destinés à accueillir des pensionnaires, des malades et pour l'hôtel, des vacanciers. Quel est le droit d'apport applicable à ces immeubles: 0,5 % ou 12,5 %? 2. Certains membres du personnel résident dans l'hôtel pendant la saison, sans y avoir toutefois leur domicile. a) Si les propriétaires souhaitent apporter l'hôtel en constitution d'une société, le droit d'apport serat-il de 0,5 % ou de 12,5 %? b) Peut-on assimiler la résidence temporaire de certains membres du personnel à un logement de conciergerie, l'apport d'un immeuble professionnel avec un logement pour le concierge étant soumis au droit d'apport de 0,5 % (exposé des motifs, Documents parlementaires, Chambre des représentants, , n? 1290/1, p. la)? c) Si vous considérez que le droit d'apport d'un tel immeuble doit être fixé à 12,5 %, est-il possible de scinder le bâtiment et de n'apporter que la partie professionnelle? Réponse: L'honorable membre vise manifestement des cas concrets auxquels il m'est difficile de répondre sans disposer de renseignements précis. Toutefois, au niveau des principes, je tiens à préciser que les biens immeubles qui servent uniquement à un hébergement temporaire ou accessoire à des services rendus (voir point 1 de votre question) ou nécessaire pour rendre ces services ou exercer une activité (voir point 2) ne constituent pas une habitation au sens usuel et sont dès lors passibles en principe du droit proportionnel d'apport de 0,5 %, DO Vraag nr van de heer Kubla van 24 februari 1995 (Fr.): Inkomstenbelastingen. - Overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting. - Frankrijk. DO Question n? 1442 de M. Kubla du 24 février 1995 (Fr.): Impôts sur les revenus. - Convention préventive de double imposition. - France. Des résidents de France sont les associés actifs d'une société coopérative belge, dont le siège est établi à Gent. Ils n'ont aucun mandat dans cette société. Leur

52 16206 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Anrwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) tieve vereniging. Hun werk bevindt zich dus in Gent. Zowel Frankrijk als België heffen belasting op hun inkomsten. In weerwil van de overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend op 10 maart 1964 te Brussel en goedgekeurd bij de wet van 14 april 1965, worden die mensen dus dubbel belast. 1. Welk artikel van voormelde overeenkomst is in dit geval van toepassing: is dat artikel 7 (zelfstandige met een persoonlijke en vaste installatie), artikel 9 (mandatarissen van een vennootschap), artikel 11 (loontrekkenden) of het residuaire artikel (de Staat waarin de woonplaats ligt)? 2. Het bestaan van die dubbele belasting wijst er duidelijk op dat de toepassing van de overeenkomst op ernstige moeilijkheden stuit. Moet artikel 24 van de overeenkomst niet worden toegepast? 3. Neemt u de nodige maatregelen om het overleg tussen de bevoegde autoriteiten van België en Frankrijk te organiseren, opdar de bepalingen in de geest van de overeenkomt zouden worden toegepast en opdat dubbele belasting vermeden wordt en voormelde aanslagen worden herzien? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te verwijzen naar het antwoord dat ik gaf op een identieke vraag nr. 908 van senator Anthuenis gesteld op 2 december 1994 (Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 151 van 21 maart 1995, blz. 7992). lieu de travail se situe donc à Gent. Aussi bien la France que la Belgique imposent leurs revenus. Ces personnes subissent donc une double imposition. Celle-ci est contraire à la convention signée entre la Belgique et la France tendant à éviter les doubles impositions signée à Bruxelles le 10 mars 1964 et approuvée par la loi du 14 avril Quel est l'article de ladite convention applicable dans ce cas, soit l'article 7 (indépendant qui dispose d'une installation personnelle et fixe), soit l'article 9 (mandataires d'une société), soit l'article 11 (salariés), soit l'article résiduel (l'état du domicile)? 2. Il est clair que l'existence de cette double imposition prouve que l'exécution de la convention donne lieu à de sérieuses difficultés d'application. Ne doit-on pas appliquer l'article 24 de ladite convention? 3. Prenez-vous les dispositions nécessaires afin que les autorités compétentes belges se concertent avec les autorités françaises afin d'appliquer les dispositions dans l'esprit de la convention en vue d'éviter les doubles impositions ct de réviser lesdites impositions? Réponse: J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse que j'ai fournie à une question identique n 908 posée par le sénateur Anthuenis le 2 décembre 1994 (Questions et Réponses, Sénat, n? 151 du 21 mars 1995, p. 7992). Dû Dû Vraag nr van de heer de Clippele van 6 maart 1995 (Fr.): BTW. - Bijzonder stuk. Het koninklijk besluit van 22 november 1994 (Belgisch Staatsblad, 1 december 1994) bepaalt dat wanneer een belastingplichtige die geen recht op belastingaftrek heeft, goederen of diensten verstrekt aan een belastingplichtige die wel recht heeft op belastingaftrek, laatstgenoemde «op de dag van de handeling zelf - een stuk dient op te maken waarin worden vermeld: het nummer waaronder het stuk is ingeschreven in het boek voor inkomende facturen van de belastingplichtige; het BTW-identificatienummer van de belastingplichtige; de datum van de handeling; de voor het bepalen van de handeling nodige gegevens; Question na 1452 de M. de Clippele du 6 mars 1995 (Fr.) : TVA. - Document spécial. L'arrêté royal du 22 novembre 1994 (Moniteur belge, 1 er décembre 1994) prévoit que lorsqu'un assujetti n'ayant pas droit à déduction fournit un service ou livre un bien à un assujetti ayant droit à déduction, ce dernier doit établir «le jour même» un document spécial mentionnant: le numéro sous lequel ce document spécial est inscrit au facturier d'entrée de l'assujetti; le numéro d'identification belge à la TVA de l'assujetti; la date de l'opération; les éléments nécessaires pour déterminer l'opération;

53 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) - de prijs, indien het gaat om goederen of diensten verstrekt onder bezwarende titel. ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) le prix, si l'opération est à titre onéreux Dar stuk moet tevens in twee exemplaren worden opgemaakt en voor akkoord worden ondertekend door beide partijen, met vermelding van de hoedanigheid van de ondertekenaars. 1. Krachtens welke wettelijke bepalingen mag men dergelijke formaliteiten opleggen wanneer de goederen of diensten gratis worden verstrekt of wanneer er overeenkomstig de wet geen BTW is verschuldigd? 2. a) Welke soort fraude wil men op die manier bestrijden? b) Wat was het verlies voor de Schatkist? 3. Wat zijn op jaarbasis de inkomsten die de Schatkist door de toepassing van dergelijke maatregel zou kunnen verkrijgen? 4. a) Wat is de kostprijs van dergelijke maatregel voor de ondernemingen? b) Als dergelijke raming niet werd gemaakt, wat is daarvan de reden? 5. a) Werden alternatieve maatregelen voor die procedure overwogen? b) Zo ja, welke? 6. Welke procedure moet worden gevolgd wanneer de dienstenverstrekker in het buitenland is gevestigd? 7. Zijn alle ondernemingen de facto verplicht een abonnement op het Belgisch Staatsblad te nemen om te voorkomen dat zij wegens niet-naleving van verplichtingen die op de dag van publikatie zelf in werking treden, worden bestraft? Antwoord: De vraag van het geacht lid heeft betrekking op artikel 10 van het koninklijk besluit nr.ivan 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd door artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 november 1994 (Belgisch Staatsblad, 1 december 1994). 1. In toepassing van artikel 54, eerste lid, van het BTW-wetboek, krachtens hetwelk de Koning alle voorzieningen bepaalt die nodig zijn om de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde te verzekeren, is voormelde bepaling geïnspireerd op de artikelen 3 en 6 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen. Zij vult de bepalingen aan van de artikelen 14, 2, 10, en 15, 2, van voormeld koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, en wel op zodanige wijze dar de belastingplichtigen, met inbegrip van diegenen waarvoor voornoemde wet van 17 juli 1975 niet van En outre, ce document doit être établi en double exemplaire et doit être signé pour accord par les parties contractantes avec mention de la qualité des signataires. 1. Sur quelle base juridique peut-on imposer de telles formalités lorsque les services ou les livraisons sont fournis à titre gratuit ou que de par la loi, la TVA n'est pas due sur ceux-ci? 2. a) Quels types de fraude veut-on ainsi combattre? b) Quelle était la perte pour le Trésor? 3. Quelles sont, sur base annuelle, les recettes supplémentaires que le trésor pourrait obtenir par l'application d'une telle mesure? 4. a) Quel est le coût pour les entreprises d'une telle mesure? b) Si une telle évaluation n'a pas été réalisée, quel en est le motif? 5. a) Des solutions alternatives à cette procédure ontelles été envisagées? b) Si oui, lesquelles? 6. Quelle procédure convient-il de suivre lorsque le prestataire est établi à l'étranger? 7. L'abonnement au Moniteur belge est-il devenu obligatoire de facto pour toute entreprise si elle ne veut pas s'exposer à des sanctions pour non-respect d'obligations entrées en vigueur le jour même de leur publication? Réponse: La question de l'honorable membre porte sur l'article 10 de l'arrêté royal n" 1 du 29 décembre 1992 relatif aux mesures tendant à assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajourée, modifié par l'article 1 er de l'arrêté royal du 22 novembre 1994 (Moniteur belge, 1 er décembre 1994). 1. Prise en application de l'article 54, alinéa 1 er, du Code de la TV A, en vertu duquel le Roi règle toutes mesures propres à assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajoutée, la disposition précitée a été inspirée par les articles 3 et 6 de la loi du 17 juillet 1975 relative à la comptabilité et aux comptes annuels des entreprises. Elle complète les dispositions des articles 14, 2, 10, et 15, 2, de l'arrêté royal no 1, du 29 décembre 1992 précité, de telle sorte que les assujettis, y compris ceux pour lesquels la loi du 17 juillet 1975 susmentionnée ne s'applique pas, sont tenus d'inscrire les opérations

54 16208 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) toepassing is, bedoelde handelingen, gesteund op verantwoordingsstukken, moeten inschrijven in het boek voor inkomende facturen. Dit moet een betere controle toelaten van de heffing van de BTWover de door de belastingplichtige gerealiseerde omzet. Wat meer bepaald de bijzondere regeling betreft van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten wordt verwezen naar mijn antwoord aan het geacht lid op zijn vraag nr van 30 januari (Vragen en Antu/oorden, Kamer, , nr. 144, blz ) Overigens heb ik de Administratie van de BTW, registratie en domeinen verzocht de mogelijkheid te bestuderen om de belastingplichtige wederverkopers te ontslaan van deze verplichting wanneer de aankoopwaarde van het betrokken goed een nog vast te stellen drempel niet overschrijdt. 2. a) Voormelde bepaling beoogt alle aan belastingplichtigen verstrekte handelingen door ni etbelastingplichtigen (particulieren, niet-belastingplichtige rechtspersonen) of door belastingplichtigen die enkel van de belasting vrijgestelde handelingen verrichten overeenkornstig artikel 44 van het BTW-wetboek. Het betreft hier inzonderheid de sector van tweedehandse goederen: voortaan zal de verkoop van een tweedehands goed door de hiervoor beoogde personenaan een belastingplichtige wederverkoper vastgesteld worden door een document dat ingeschreven wordt in het boek voor inkomende facturen van de belastingplichtige wederverkoper en dat door de contracterende partijen voor akkoord ondertekend is, ten einde de bewijskracht ervan te waarborgen. b) en 3. Voormelde bepaling kadert in de door de regering genomen maatregelen met het oog op een meer efficiente strijd tegen de fraude en de belastingontduiking en op het verbeteren van de bel astingheffing. In dit kader heeft deze bepaling tot doel het verlies van ontvangsten als gevolg van fiscale fraude af te remmen, vooral in de sector van de tweedehandse goederen. Deze bepaling heeft een zeker preventief effect, maar het is moeilijk de invloed hiervan nauwkeurig in te schatten. 4. Bedoelde bepaling moet geen grote kost voor de belastingplichtige met zich meebrengen, aangezien zij ontslagen zijn van de verplichting bedoeld document op te stellen wanneer hun medecontractanten zelf een stuk uitreiken tot vaststelling van de handeling. In deze hypothese volstaat het derhalve dat de belastingplichtigen, in voorkomend geval, dit stuk aanvullen met de vermeldingen opgesomd in 1, 2de lid, van bedoelde bepaling.. Anderzijds heeft de administratie, ten einde rekening te houden met commerciële praktijken in bepaalde sectoren, volgende bepalingen aangenomen: en cause au facturier d'entrée en s'appuyant sur une pièce justificative. Ceci doit permettre un meilleur contrôle de la perception de la TV A sur le chiffre d'affaires réalisé par les assujettis. En ce qui concerne plus particulièrement le régime particulier d'imposition de la marge bénéficiaire applicable aux biens d'occasion, objets d'art, de collection ou d'antiquité, il est renvoyé à la réponse que j'ai donnée à l'honorable membre à sa question n? 1399 du 30 janvier (Questions et Réponses, Chambre, , n? 144, p ). Par ailleurs, j'ai demandé à l'administration de la TVA, de l'enregistrement et des domaines d'étudier la possibilité de libérer les assujettis-revendeurs de cette obligation lorsque la valeur d'acquisition du bien concerné ne dépasse pas un seuil non encore fixé. 2. a) La disposition précitée vise toutes les opérations fournies à des assujettis par des non-assujettis (particuliers, personnes morales non assujetties) ou par des assujettis qui ne réalisent que des opérations exemptées de la taxe en vertu de l'article 44 du Code de la TVA. Le secteur des biens d'occasion est notamment concerné: dorénavant, la vente d'un bien d'occasion par les personnes visées ci-avant à un assujetti-revendeur sera constatée par un document inscrit au facturier d'entrée de l'assujetti-revendeur et signé pour accord par les parties contractantes, ceci afin d'en garantir la force probante. b) et 3. La disposition précitée entre dans le cadre des mesures prises par le gouvernement en vue de lutter plus efficacement contre la fraude et l'évasion fiscales et d'améliorer la perception des impôts. Dans cet objectif, cette disposition vise à enrayer les pertes de recettes dues à la fraude fiscale, en particulier dans le secteur des biens d'occasion. Elle possède un effet préventif certain, mais dont il est difficile d'évaluer l'impact avec précision. 4. La disposition dont il s'agit ne devrait pas entraîner un grand coût dans le chef des assujettis, attendu qu'ils sont dispensés de l'obligation d'établir le document visé lorsque leurs cocontractants leur délivrent, eux-mêmes, un document constatant l'opération. Il suffit en effet alors aux assujettis de compléter, le cas échéant, ce dernier document par les mentions énumérées au 1 er, alinéa 2, de la disposition concernée. D'autre part, afin de tenir compte des pratiques commerciales de certains secteurs d'activité, l'administration a adopté les dispositions suivantes:

55 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) voornoemd document mag worden vervangen door andere stukken waaruir het akkoord van de partijen blijkt (contract, ondertekende bestelbon,... ) of door een document waaruit de betaling blijkt (ontvangstbewijs, kwitantie, rekeninguittreksel, document bedoeld in artikel 320 van het Wetboek der inkomstenbelastingen,... ) maar voor zover welteverstaan de reden van de betaling kan worden aangetoond; 2 in het specifieke geval van onroerende verhuur is de belastingplichtige die een gebouw huurt ervan ontslagen voormeld document op te stellen wanneer het huurcontract geregistreerd is; 3 in afwijking van artikel 14, 2, 1, van voormeld koninklijk besluit nr.ivan 29 december 1992 moeten de in 1 en 2 hiervoor beoogde documenten, ter vervanging van voormeld document, niet worden ingeschreven in het boek voor inkomende facturen van de belastingplichtige. Deze afwijkende bepalingen zijn evenwel niet van toepassing op volgende aan de belastingplichtige verstrekte handelingen: - leveringen van goederen zoals handelsgoederen, grondstoffen en hulpstoffen; - diensten, werken en studies in de mate dat deze diensten, werken en studies als zodanig het voorwerp uitmaken van een herfacturering aan de klanten of rechtstreeks betrekking hebben op aan klanten gefactureerde produkten; leveringen van bedrijfsmiddelen en diensten die strekken of bijdragen tot de totstandkoming, het omvormen of het verbeteren van een bedrijfsmiddel. 1 le document susvisé peut être remplacé par d'autres pièces constatant l'accord des parties (contrat, bon de commande signé,... ) ou par un document constatant le paiement (reçu, quittance, extrait de compte bancaire, document visé à l'article 320 du Code des impôts sur les revenus,... ) mais pour autant bien entendu que le motif du paiement puisse être établi; 2 dans le cas précis des locations immobilières, l'assujetti qui prend un immeuble en location est dispensé d'établir le document susvisé lorsque le contrat de bail est enregistré; 3 par dérogation à l'article 14, 2, 1, de l'arrêté royal n 1 du 29 décembre 1992 précité, les documents visés aux 1 et 2 ci-avant, tenant lieu du document susvisé, ne doivent pas être inscrits au facturier d'entrée de l'assujetti. Ces dispositions dérogatoires ne s'appliquent toutefois pas aux opérations suivantes fournies à l'assujetti: livraisons de biens tels que marchandises, matières premières, matières auxiliaires et fournitures; prestations de services, travaux et études, dans la mesure où ces services, travaux et études font ' l'objet en tant que tels d'une refacturation aux clients ou se rapportent directement à des produits facturés aux clients; livraisons de biens d'investissement et prestations de services qui tendent ou concourent à la constitution, la transformation ou l'amélioration d'un bien d'in vestissernent. DO DO Vraag nr, 1453 van de heer Van Grembergen van 6 maart 1995 (N.): BTW. - Terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen. Naar aanleiding van de aanpassing van de wergeving aan de Europese BTW-richtlijn, rijzen er vandaag vragen orntrent het terbeschikkingstellen van garageboxen..1. a) Onder welke voorwaarden is een verhuurder van garageboxen BTW-plichtig? b) Kunnen garageboxen verhuurd worden zonder BTW-plicht? 2. In de gevallen dat de BTW -plicht geldt, wat moet de BTW-plichtige doen omin orde te zijn? Question n? 1453 de M. Van Grembergen du 6 mars 1995 (N.): TVA. - Prestations de services. - Mise à disposition. d'emplacements pour véhicules. Après l'adaptation de notre législation à la directive européenne sur la TVA, un certain nombre de problèmes se posent en ce qui concerne la location de garages. 1. a) Dans quelles conditions un loueur de garages est-il assujetti à la TVA? b) Est-il possible de louer des garages sans que la TVA soit due? 2. Que doit faire le contribuable pour être en règle dans les cas où la TVA est applicable?

56 16210 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Anrwoord : 1. Zoals ik reeds heb medegedeeld in mijn antwoorden op vraag nr van de heer volksvertegenwoordiger de Clippele van 15 juni 1994 (Vragen en Antwoorden, Kamer, G.Z., , nr.123, 3 oktober 1994, blz ), vraag nr. 927 van de heer senator Cannaerts van 14 december 1994 (Vragen en Antwoorden, Senaat, G.Z., , nr. 143, 24 januari 1995, blz.7540) en vraag nr van de heer volksvertegenwoordiger Die/ens van 17 januari 1995 is de terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen een dienst bedoeld in artikel 18, 1, tweede lid, 8 0, van het BTW-wetboek. Genoemd wetsartikel werd in overeenstemming met de Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake omzetbelasting - gerneenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde, in die zin gewijzigd dat sinds 1 januari 1993 niet meer vereist is dat de daarin beoogde activiteit moet uitgeoefend worden in het kader van een exploitatie van een parking of garage. Derhalve heeft eenieder die binnen de voorwaarden van artikelen 2 en 4 van het BTW-wetboek stalling voor rijtuigen - ook wanneer het afgescheiden garages of boxen betreft - ter beschikking stelt, de hoedanigheid van BTW-belastingplichtige met recht op aftrek en is over de aangerekende vergoeding de BTW verschuldigd tegen het normale tarief dat thans 20,5 % bedraagt. Het aantal stallingen dat verhuurd wordt speelr hierbij geen enkele rol. Hierbij dient evenwel opgemerkt te worden dat overeenkomstig artikel 56, 2, van het BTW-wetboek en artikel I van het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 de kleine ondernemingen waarvan de jaaromzet niet meer bedraagt dan frank, van rechtswege aan de vrijstellingsregeling zijn onderworpen. Bovendien, artikel 18, 1, tweede lid, 8, van het BTW-wetboek vindt geen toepassing ten aanzien van de terbeschikkingstelling of de verhuur van stalling voor rijtuigen wanneer zij nauw verbonden is met een op grond van artikel 44, 3, 2, van dar wetboek vrijgestelde huurovereenkomst betreffende een voor een ander gebruik bestemd onroerend goed (bv. bewoning, comrnerciële doeleinden, enz.) zodanig dat beide verhuringen één enkele economische handeling vormen. Dit is inzonderheid het geval wanneer de stalling voor rijtuigen en het voor andere doeleinden verhuurd onroerend goed deel uitmaken van eenzelfde onroerend geheel (bv. appartementsgebouw, woningcomplex,... ) en beide goederen door dezelfde eigenaar - zelfs bij afzonderlijk gesloten overeenkomsten - aan dezelfde huurder worden verhuurd. Aldus zal de stalling voor rijtuigen ingericht in flatgebouwen of in aanhorigheden ervan en die uitsluitend ter beschikking wordt gesteld van de medeëigenaars of van de huurders in de regel niet aan de BTW zijn onderworpen. Réponse: 1. Comme j'en ai déjà fait part dans mes réponses aux questions n? 1133 de M. le représentant de Clippele du 15 juin 1994 (Questions et Réponses, Chambre, S.o , n? 123,3 octobre 1994, p ), n" 927 de M. le sénateur Cannaerts du 14 décembre 1994 (Questions et Réponses, Sénat, S.O., , n? 143,24 janvier 1995, p. 7540) et n? 1376 de M. le représentant Dielens du 17 janvier 1995, la mise à disposition d'emplacements pour véhicules est une prestation de services visée à l'article 18, 1 er, deuxième alinéa, 8, du Code de la TVA. L'article du Code précité a été modifié en ce sens en accord avec la Sixième Directive du Conseil du 17 mai 1977 en matière d'harmonisation des législations des Etats membres relatives aux taxes sur le chiffre d'affaires de manière telle que depuis le 1 er janvier 1993, il n'est plus exigé que l'activité visée soit exercée dans le cadre d'une exploitation d'un parking ou d'un garage. Dès lors, quiconque, dans les conditions des articles 2 et 4 du Code de la TVA, met à disposition des emplacements pour véhicules, même s'agissant de garages séparés ou de boxes, a la qualité d'assujetti à la TVA avec droit à déduction et devient redevable de la TVA au taux normal de 20,5 % sur la rémunération portée en compte. Le nombre de garages qui sont donnés en location est, par ailleurs, sans importance. Il convient toutefois de faire remarquer que conformément à l'article 56, 2, du Code de la TVA et l'article 1 er de l'arrêté royal n? 19 du 29 décembre 1992, les petites entreprises dont le chiffre d'affaires annuel ne dépasse t'as francs, sont soumises de plein droit au régime de la franchise. Toutefois, l'article 18, i«, deuxième alinéa, go, du Code de la TVA n'est pas applicable à la mise à disposition ou à la location d'emplacements pour véhicules, lorsqu'elle est étroitement liée à un bail immobilier exempté sur la base de l'article 44, 3, 2, de ce Code, portant sur un immeuble destiné à un autre usage (p.e. à usage d'habitation, commercial,... ) en ce sens que les deux locations forment une opération économique unique. C'est incontestablement le cas, lorsque l'emplacement pour véhicules et l'immeuble. destiné à un autre usage, font partie d'un même ensemble immobilier (p.e, immeuble à appartements, complexe d'habitations,... ) et si ces deux biens sont loués au même locataire par le même propriétaire, et ce indépendamment de l'existence de deux conventions distinctes. Ainsi, la mise à disposition d'emplacements pour véhicules, aménagés dans des immeubles à appartements ou dans des dépendances de ces immeubles ne sera, en principe, pas soumise à la TVA, lorsqu'elle est consentie exclusivement aux copropriétaires ou aux locataires.

57 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) De verplichtingen die de BTW-belastingplichtige dient na te leven zijn de volgende: a) De BTW-belastingplichtige moet vooraleer een economische activiteit uit te oefenen, overeenkomstig artikel53, eerste lid, 1, van het BTWwetboek, daarvan aangifte doen op het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde dat bevoegd is voor de plaats waar hij gevestigd is. Bij het indienen van de aanvraag tot registratie als belastingplichtige moet hij, wanneer een inschrijving in het handels- of ambachtsregister vereist is, een afschrift van de inschrijving in het voormeld register voorleggen. b) Overeenkomstig artikel53, eerste lid, 2, van het voornoemd wetboek en artikel 1, 1 van het koninklijk besluit nr.ivan 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, is de belastingplichtige gehouden aan zijn medecontractant een factuur uit te reiken ingevolge de door hem verrichte dienst in de uitoefening van zijn economische activiteit. Artikel 4, 1, van het genoemd koninklijk besluit bepaalt dat de factuur moet worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de belasting opeisbaar wordt over het geheel of een deel van de prijs. De belastingplichtige is ervan ontheven een factuur uit te reiken wanneer hij diensten verstrekt aan natuurlijke personen, al dan niet BTWbelastingplichtigen, die ze bestemmen voor hun privé-gebruik. Deze ontheffing is facultatief en niet van toepassing voor de diensten verstrekt aan rechtspersonen noch voor bepaalde handelingen vermeld in artikel 1, 2, tweede lid, van het genoemd koninklijk besluit nr. 1. c) Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 3, van het BTW-wetboek is de belastingplichtige gehouden iedere maand aangifte te doen van het bedrag van de in dit wetboek bedoelde handelingen die hij heeft verricht of die aan hem werden verstrekt, gedurende de vorige maand in het kader van zijn economische activiteit, van het bedrag van de opeisbare belasting, van de te verrichten aftrek en van de te verrichten herzieningen. De aangifte rnoet uiterlijk de twintigste van de rnaand die volgt op de maand waarop zij betrekking heeft, worden ingediend bij het controlekantoor van de BTW waaronder de belastingplichtige ressorteert. Onder bepaalde voorwaarden voorzien inartikel 18, 2, eerste lid, van het genoemd koninklijk besluit nr. 1, kan de belastingplichtige gernachtigd worden slechts om de drie maanden een aangifte in te dienen, uiterlijk de twintigste van de maand na ieder kalenderkwartaal. dj Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 4, van het wetboek is de belastingplichtige gehouden de verschuldigd geworden belasting te voldoen binnen de termijn van indiening van de aangifte. Krachtens 2. Les obligations que l'assujetti à la TVA est tenu de respecter sont notamment les suivantes: a) Conformément à l'article 53, alinéa 1er, 1, du Code de la TVA, avant d'exercer une activité économique, l'assujetti doit en faire la déclaration à l'office de contrôle de la TVA compétent pour le lieu où il est établi. Lors du dépôt de la demande d'identification comme assujetti, lorsqu'une inscription au registre du commerce ou de l'artisanant est nécessaire, l'assujetti doit produire une copie de son inscription au registre précité. b] Conformément à l'article 53, alinéa 1er, 2, du Code précité et à l'article Ier, Ier, de l'arrêté royal n? 1 du 29 décembre 1992 relatif aux mesures tendant à assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajoutée, l'assujetti est tenu de délivrer une facture à son cocontractant pour les services qu'il lui a fournis dans l'exercice de son activité économique. L'article 4, 1 er, de l'arrêté royal précité stipule que la facture doit être délivrée au plus tard le cinquième jour ouvrable du mois qui suit celui au cours duquel la taxe devient exigible sur tout ou partie du prix. L'assujetti est dispensé de délivrer une facture lorsqu'il fournit des services à des personnes physiques, assujetties ou pas à la TVA, qui les destinent à leur usage privé. Cette dispense est facultative et n'est pas applicable pour les services fournis à des personnes morales ni pour certaines opérations énumérées au 2, alinéa 2, de l'article 1er, de l'arrêté royal n? 1 précité. c) Conformément à l'article 53, alinéa 1er, 3, du Code de la TVA, l'assujetti est tenu de remettre, chaque mois, une déclaration du montant des opérations visées par le Code de la TVA qu'il a effectuées ou qui lui ont été fournies au cours du mois précédent dans le cadre de son activité économique, du montant de la taxe exigible, des déductions à opérer et de celui des régularisations à effectuer. La déclaration doit être remise à l'office de contrôle de la TV A dont l'assujetti relève, au plus tard le vingtième jour qui suit la période à laquelle elle se rapporte. Sous certaines conditions prévues à l'article 18, 2, alinéa 1er, de l'arrêté royal n? 1 précité, l'assujetti peut être autorisé à ne remettre qu'une déclaration trimestrielle au plus tard le vingtième jour du mois qui suit chaque trimestre. d) Conformément à l'article 53, alinéa 1er, 4, du Code, l'assujetti est tenu d'acquitter, dans le délai fixé pour le dépôt de la déclaration, la taxe qui est due. En vertu de l'article 19, 1er, de l'arrêté royal 2066

58 16212 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) artikel 19, 1, van het genoemd koninklijk besluit nr. 1, moet de belastingplichtige die een kwartaalaangifre indient, uirerlijk de twintigste van de tweede en de derde maand van ieder kalenderkwartaal een voorschot voldoen op de verschuldigde belasting. Krachtens 3 van diezelfde bepaling moet de belastingplichtige die op 1 december van het lopende kalenderjaar gehouden is tot het indienen van een maandaangifte, een voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van de maand december van datzelfde jaar. e) Krachtens artikel 53quinquies van het BTWwetboek, is de belastingplichtige gehouden jaarlijks voor iedere belastingplichtigedie voor BTWdoeleinden moet geïdentificeerd zijn, behalve voor degenen die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van genoemd wetboek van de belasting zijn vrijgesteld, en aan wie hij diensten heeft versrrekr in de loop van het vorige jaar, de Administratie van de BTW, registratie en domeinen in kennis stellen van het totale bedrag van de handelingen alsmede van het totale bedrag van de in rekening gebrachte belasting. f) Krachtens artikel 14, 1, van het genoemd koninklijk besluit nr. 1, moet de belastingplichtige een aan de omvang van zijn activiteiten aangepaste boekhouding voeren om de belasting over de toegevoegde waarde te kunnen toepassen en controleren. De boekhouding bevat rninstens drie boeken (zie art. 14, 2, van het koninklijk besluit nr. 1): een boek voor inkomende facturen, een boek voor uitgaande facturen en een dagboek van ontvangsten waarin de ontvangsten zijn ingeschreven met betrekkingtot de handelingen waarvoor gebruik is gemaakt van de ontheffing van de factureringsplicht. De belastingplichtigen onderworpen aan de vriistellingsregeling zijn ervan ontheven BTW-aangiften in te dienen en kunnen in geen enkel geval de BTW die zij aan hun leveranciers hebben betaald in aftrek brengen. Deze belastingplichtigen zijn echter wel gehouden tot dezelfde verplichtingen zoals deze bedoeld in de punten a), b), e) en f) hiervoor. Het past evenwel te wijzen op volgende bijzonderheden: inzake facturering mogen de facturen of de als zodanig geldende stukken uitgereikt door de kleine onderneming op geen enkele manier de belasting vermelden; wat bovendien de boekhouding betreft, is de kleine onderneming krachtens artikel 14, 4, van het genoemd koninklijk besluit nr. 1, ervan ontheven de boeken voor inkomende en uitgaande facturen te houden, voor zover zij de facturen en de stukken die zij ontvangt en de dubbels van de facturen en de stukken die zij uitreikt, bewaart volgens een n? 1 précité, l'assujetti qui dépose une déclaration trimestrielle est tenu d'acquitter au plus tard le vingtième jour des deuxième et troisième mois de chaque trimestre civil, un acompte sur les taxes qui sont dues. En vertu du 3 de cette même disposition, l'assujetti qui au 1 er décembre de l'année civile en cours est tenu de déposer une déclaration mensuelle doit acquitter un acompte sur la taxe due pour ses opérations du mois de décembre de cette même année. e) En vertu de l'article 53quinquies du Code de la TVA, l'assujetti est tenu de faire connaître, chaque année, à l'administration de la TVA, de l'enregistrement et des domaines, pour chaque assujetti, autre que celui qui effectue exclusivement des opérations exonérées de la taxe en application de l'article 44 du Code précité, qui doit être identifié à la taxe sur la valeur ajourée et auquel il a fourni des services au cours de l'année précédente, le montant total de ces opérations ainsi que le montant -total des taxes portées en compte. f) En vertu de l'article 14, 1 er, de l'arrêté royal no1 précité, l'assujetti doit tenir une comptabilité appropriée à l'étendue de ses activités en vue de permettre l'application et le contrôle de la taxe sur la valeur ajoutée. La comptabilité comprend au moins trois registres (v. art. 14, 2, de l'arrêté royal n? 1): un facturier d'entrée, un facturier de sortie et un journal de recettes dans lequel sont inscrites les recettes relatives aux opérations pour lesquelles il est fait usage de la dispense de délivrer facture. Les assujettis soumis au régime de la franchise de la taxe sont dispensés d'introduire des déclarations périodiques à la TVA et ils ne peuvent en aucun cas déduire la TVA qu'ils ont payée à leur fournisseur. Ces assujettis sont cependant tenus aux mêmes obligations que celles visées sous les points a), b), e) et f) ci-avant. Il convient toutefois de signaler les particularités suivantes: en matière de facturation, les factures 'ou documents en tenant lieu délivrés par la petite entreprise ne peuvent en aucune manière faire apparaître la taxe; en ce qui concerne par ailleurs la comptabilité, aux termes de l'article 14, 4, de l'arrêté royal n" 1 précité, la petite entreprise est dispensée de tenir des facturiers d'entrée et de sortie pour autant qu'elle conserve les factures et documents qu'elle reçoit et les doubles des factures et documents qu'elle délivre suivant l'ordre de séries ininterrom-

59 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) ononderbroken reeks volgnummers toegekend bij hun ontvangst indien het gaat om inkomende facturen en stukken of naargelang hun uitreiking indien het gaat om uitgaande facturen en stukken en dat zij het boek houdt bedoeld in artikel 14, 5, van het genoemd koninklijk besluit nr. 1. pues de numéros de classement assignés à la réception s'il s'agit de factures et de documents d'entrée ou au fur et à mesure de leur délivrance s'il s'agit de factures et de documents de sortie et qu'elle tienne le registre visé à l'article 14, 5 de l'arrêté royal na 1 précité. DO Vraag nr, 1457 van de heer Knoops van 9 maart 1995 (Fr.) : BTW. - Toepassingsgebied. - Aan liefdadigheidsinstellingen geschonken goederen. In uw antwoord op vraag nr. 894 van 24 november 1994 van de heer Wintgens (Vragen en Antwoorden, Senaat, , nr. 141, blz. 7398) verklaart u dat goederen die volkomen gratis aan liefdadige instellingen worden gegeven, in de BTW vallen omdat ze met een belastbare levering worden gelijkgesteld. Alleen wanneer die goederen door de liefdadigheidsinstelling uit de Europese Unie worden uitgevoerd, zijn ze van de BTW vrijgesteld, zoals alle andere goederen waarop artikel 42, 3, 8 0, van het BTW-wetboek van toepassing is. Uit uw antwoordvolgt dus dat BTW-plichtige bedrijven of personen die voedingsmiddelen of roerende goederen aan verenigingen zoals de «restas du coeur» schenken, daar ook nog BTW op moeten betalen. Bevestigt u die conclusie? Antwoord: Ik kan het geacht lid bevestigen dat in het geval dat hij beoogt, de BTW wel degelijk opeisbaar is krachtens artikel12, 1, 2 0, van het BTWwetboek, voor zover uiteraard de voorwaarden voor vrijstelling inzake uitvoer als bedoeld in artikel 42, 3, 8 0, van het voornoemde wetboek, niet zijn vervuld. Overeenkomstig artikel 51, 1, la, van voornoemd wetboek, 'is de betrokken belastingplichtige schuldenaar van de opeisbare belasting die hij volgens de gewone regels aan de Schatkist moet voldoen. DO Question na 1457 de M. Knoops du 9 mars 1995 (Fr.): TVA. - Champ d'application. - Biens offerts à des oeuvres caritatives. En réponse à la question na 894 du 24 novembre 1994 de M. Wintgens (Questions et Réponses, Sénat, , na Hl, p. 7398), vous précisez que les biens remis, à titre gratuit, à une organisation philanthropique sont soumis à ladite TVA car assimilés à une livraison imposable. C'est seulement lorsque les biens en cause sont exportés par l'organisme caritatif en dehors de l'union européenne qu'ils sont exonérés comme tout autre bien se trouvant dans cette situation. Il résulte de cette réponse que les entreprises ou les personnes assujetties à la TVA offrant des aliments ou des biens mobiliers à des associations telles les «restas du cœur vdoivent en outre s'acquitter de la TVA. Pourriez-vous me confirmer cette conclusion? Réponse: Je confirme à l'honorable membre que, dans l'hypothèse qu'il envisage, la taxe est bien exigible en vertu de l'article 12, 1 er, 2 0, du Code de la TVA, pour autant évidemment que ne soient pas remplies les conditions d'exemption prévues à l'article 42, 3, 8 0, dudit code, en matière d'exportation. Conformément à l'article 51, 1 er, la, du même code, c'est l'assujetti concerné qui est le redevable de ladite taxe, dont il doit s'acquitter envers le Trésor, selon les règles normales. DO Vraag nr, 1461 van de heer Breyne van 14 maart 1995 (N.): Inkomstenbelastingen. - Vzw's. Een controle-organisme moet om erkend te worden volgens de ARAB-reglementering als een vzw worden opgericht (art. 829bis, A). Dit betekent dus dat op dergelijke organismen de vzw-reglementering integraal moet worden toegepast. Toch zijn die vzw's niet opgenomen in de lijst van verenigingen die in principe onvoorwaardelijk uit de vennootschapsbelastinggesloten DO Question na 1461 de M. Breyne du 14 mars 1995 (N.): Impôts sur les revenus. - Asbl. Pour être reconnu conformément au RGPT, un organisme de contrôle doit être créé sous la forme d'une asbl (article 829bis, A). Cela implique que la réglementation prévue pour les asbllui soit appliquée dans son intégralité. Ces asbl ne figurent toutefois pas dans la liste des associations en principe exemptées inconditionnellement de l'impôt des sociétés. De telles

60 16214 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) zijn. Dergelijke organisaties, die een vzw-structuur moeren aannemen en die volgens de wetgever geen commerciële organisatie zijn worden belast net als elke andere handelsvennootschap. Is het niet aangewezen om dergelijke vzw's op te nernen in de lijst van rechtspersonen die onvoorwaardelijk uit de vennootschapsbelasting gesloten zijn, naar analogie met onder meer de intercommunales, de nv Zeekanaal en haveninrichtingen van Brussel, de VVM en de autonome exploitatiemaatschappijen binnen de maatschappij, de waterzuiveringsrnaatschappijen (wet van 26 maart 1971) en de effectenbeursvennootschappen? Antwoord: Ik kan de zienswijze van het geacht lid niet bijtreden. Het feit dat de in de vraag bedoelde organismen opgericht zijn als vzw heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat zij aan de rechtspersonenbelasting onderworpen zijri. Immers, behoudens in de gevallen beoogd in de artikelen 180 tot 182 van her Wetboek van de inkomsrenbelastingen 1992, zijn de rechtspersonen (en inzonderheid de vzw) die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben en een onderneming exploiteren of zich met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, aan de vennootschapsbelasting onderworpen. In de huidige stand van zaken ben ik niet zinnens om voorstellen in te dienen om artikel180 van gezegd wetboek in de door het geacht lid gewenste zin te wijzigen. organisations, qui doivent adopter une structure d'asbl et qui, selon le législateur, ne constituent pas une organisation commerciale, sont imposées comme toute autre société commerciale. Ne conviendrait-il pas de reprendre ces asbl dans la liste des personnes juridiques en principe inconditionnellement exemptées de l'impôt des sociétés, par analogie entre autres avec les intercommunales, la s.a. qui regroupe le Canal maritime et les installations portuaires de Bruxelles, la VVM et les sociétés d'exploitation autonomes, les sociétés d'épuration des eaux (loi du 26 mars 1971) et les sociétés de valeurs boursières? Réponse : Je ne peux partager le point de vue de l'honorable membre. Le fait que les organismes visés dans la question soient constitués sous forme de l'asbl n'implique pas nécessairement qu'ils soient assujettis à l'impôt des personnes morales. En effet, hormis les cas visés aux articles 180 à 182 du Code des impôts sur les revenus 1992, les personnes morales (et notamment les asbl) qui ont en Belgique leur siège social, leur principal établissement ou leur siège de direction ou d'administration et qui se livrent à une exploitation ou à des opérations de caractère lucratif sont assujetties à l'impôt des sociétés. Dans l'état actuel des choses, je n'envisage pas de proposer la modification de l'article 180 du dit code dans le sens souhaité par l'honorable membre. DO DO Vraag nr, 1465 van de heer Flahaut van 15 maart 1995 (Fr.): BTW. - Vrijstellingen. - Vzw's. - Sociale sector. Bij diverse gelegenheden lier de «Parti socialiste» haar belangstelling blijken voor de ontwikkeling van juridische instrumenten die een «sociale» economie in de hand kunnen werken. In afwachting van de erkenning van her juridisch statuut van de vennootschap met sociaaloogmerk hebben tal van in de sector werkzame instellingen de vorm van een vzw moeten aannemen. Artikel 44, 2, 11, van het BTW-wetboek verleent, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, vrijstelling van BTW voor de diensten die instellingen met filantropische, civieke, enz. doelstellingen in het belang van hun leden verrichten. 1. Kunnen vzw's waarvan het oogmerk het verlenen van sociale diensten aan hun leden is, op boven bedoelde bepaling aanspraak maken? Question na 1465 de M. Flahaut du 15 mars 1995 (Fr.): TVA. - Exemptions. - Asbl. - Secteur social. A diverses occasions le Parti socialiste a manifesté son intérêt pour développer des instruments juridiques propres à assurer un développement de l'économie dite sociale. Dans l'attente de la reconnaissance du statut juridique de la société à finalité sociale, bon nombre d'organismes opérant dans le secteur ont dû emprunter la forme d'asbl. L'article 44, 2, 11, du Code de la TVA exempte, moyennant le respect de certaines conditions les prestations effectuées par les asbl, en faveur de leurs membres, lorsque celles-ci poursuivent des buts philanthropiques, civiques, etc. 1. Les asbl dont l'objectif est de fournir des prestations sociales à leurs membres sont-elles susceptibles de bénéficier de la disposition susmentionnée?

61 Wanneer de beoogde instelling evenwel, tegen betaling van een enige bijdrage en in een onderling verschillende mate, aan haar leden zowel gemeenschappe- BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) Is het in het bewuste artikel gepreciseerde begrip «gemeenschappelijk belang» onverenigbaar met het beginsel geïndividualiseerde dienst, waarmee een doeltreffende dienstverlening staat of valt? 3. Als geen vrijstelling mogelijk is, welke BTWtarieven worden op de hoger beschreven situatie toegepast? Antwoord: Artikel44, 2, 11 0, van het BTWwetboek stelt van de belasting vrij de diensten en de nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen verricht ten behoeve en in het gemeenschappelijk belang van hun leden tegen betaling van een krachtens de statuten bepaalde bijdrage, door instellingen die geen winst beogen en doeleinden van politieke, syndicale, religieuze, levensbeschouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke aard nastreven. In die optiek kan de genoemde vrijstelling ten aanzien van de sociale diensten verleend door de door het geacht lid beoogde vzw's slechts toepassing vinden wanneer daarmee de limitatief in voornoemd artikel44, 2, 11 0, vermelde doeleinden worden nagestreefd. De door het geacht lid verstrekte gegevens laten mij derhalve niet toe mij in dat verband verder uit te spreken. Bovendien, opdat de genoemde vrijstelling toepassing zou kunnen vinden, moeten de diensten niet alleen ten behoeve van de leden van de vereniging of groepering worden verricht, maar ook in het gemeenschappelijk belang van de leden. De diensten met een persoonlijk karakter verstrekt in het eigen belang van de leden zijn derhalve steeds belastbaar, zelfs indien ze door een statutaire bijdrage worden vergoed. De diensten worden verstrekt in het gemeenschappelijk belang van de leden wanneer daaruit een voordeel ontstaat dar normaal wordt verkregen door al de leden van de instelling, die zich tegenover elkaar verbonden hebben de totale kosten ervan gerneenschappelijk te dragen. Dat aandeel in de gemeenschappelijke uitgaven is de statutaire bijdrage die elk lid normaal moet betalen. In dit verband wordt opgemerkt dat de bijdrage onderscheiden is van de prijs van een dienstverrichting doordat de bijdrage verschuldigd wordt om reden van de toetreding tot de maatschappelijke overeenkomst van de vereniging of groepering en ze verbonden is aan de hoedanigheid van lid. Die prijs daarentegen wordt verschuldigd om reden van een afzonderlijke overeenkomst gesloten tussen de vereniging en het lid (of desgevallend het nier-lid) en er, in tegenstelling tot de bijdrage, een direct verband bestaat tussen de prijs en de verleende dienst. Dit is inzonderheid het geval voor het verstrekken van individualiseerbare en geïndividualiseerde diensten die niet door de bijdrage worden vergoed. 2. La notion d'intérêt collectif précisée audit article est-elle inconciliable avec le principe d'un service individualisé, essence même de l'efficience des prestations? 3. S'il ne pouvait être question d'exemption, quels seraient les taux de TVA applicables à la situation décrite ci-dessus? Réponse: L'article 44, 2, 11 0, du Code de la TVA exempte les prestations de services et les livraisons de biens qui leur sont étroitement liées, effectuées par des organismes n'ayant aucun but de lucre, moyennant le paiement d'une cotisation fixée conformément aux statuts, au profit de et dans l'intérêt collectif de leurs membres, à condition que ces organismes poursuivent des objectifs de nature politique, syndicale, religieuse, humanitaire, patriotique, philanthropique ou civique. Dans cette optique, les prestations sociales effectuées par les asbl visées par l'honorable membre ne pourront bénéficier de ladite exemption que si elles s'inscrivent dans la poursuite des différentes natures d'objectifs limitativement énumérés par l'article 44, 2, 11 0, précité. Les éléments fournis par l'honorable membre ne me permettent donc pas de me prononcer davantage à cet égard. Ensuite, pour bénéficier de ladite exemption, les prestations de services doivent être rendues non seulement au profit des membres de l'association ou grou-. pement, mais également dans l'intérêt collectif des membres. Les services à caractère privé fournis à des membres à titre particulier sont donc toujours imposables, même s'ils sont couverts par une cotisation statutaire. Les services sont effectués dans l'intérêt collectif des membres lorsqu'on se trouve en présence d'un avantage qui est normalement procuré à tous les membres de l'organisme, qui se sont engagés les uns envers les autres à supporter en commun le coût total des avantages procurés. Cette quote-part dans les dépenses communes est représentée par la cotisation statutaire que chacun des membres doit normalement acquitter. Il convient à ce propos de préciser que la cotisation se distingue du prix d'une prestation de services en ce qu'elle est due en raison de l'adhésion au pacte social de l'association ou groupement et qu'elle est attachée à la qualité d'associé, tandis que le prix est dû en raison d'une convention particulière conclue entre l'association et le membre (ou le non-membre, le cas échéant) et que, contrairement à la cotisation, il existe un lien étroit entre ce prix et le service fourni. Cela est notamment le cas pour la fourniture de services in di vidualisables et individualisés non couverts par la cotisation. Lorsque l'organisme visé offre cependant à ses membres, sous le couvert d'une cotisation unique, à des degrés divers, à la fois des prestations à caractère

62 16216 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) lijke diensten aanbiedt als individuele diensten op verzoek en die rechtstreeks betrekking hebben op specifieke problemen van bepaalde leden (advies, informatie, gedetailleerdc raadgevingen), moet die bijdrage in de regel op zodanige wijze worden uitgesplitst dat de vrijstelling voorzien in artikel 44, 2, 11 0, van het BTW-wetboek beperkr wordt tot het gedeelte van die bijdrage dar verband houdr met de presraties van gemeenschappelijk belang. Immers, in de mate waarin zij diensten verstrekt in het persoonlijk belang van de leden of tegen betaling door laarstgenoernden van een van de bijdrage onderscheiden prijs of nog, ten bate van niet-leden mits vergoeding, moet de instelling deze diensten aan de BTW onderwerpen, principieel tegen het normale tarief dat thans 20,5 % bedraagt, voor zover die handelingen uiteraard niet van de BTW zijn vrijgesteld door een andere bepaling van het BTW-wetboek. Tenslotte wil ik erop wijzen dat door artikel44, 2, 12 0, van genoemd wetboek van de BTW zijn vrijgesteld, de leveringen van goederen en de diensten verricht onder meer door instellingen waarvan de handelingen zijn vrijgesteld door voornoemd artikel44, 2, 11 0, in samenhang met werkzaamheden ter verkrijging van financiële steun. Tot al wat dienen kan wens ik het geacht lid ook nog mede te delen dat de administratieve aanschrijving nr. 12, van 29 december 1986 (BTW-Revue nr.75, blz. 31 tot 37) met betrekking tot de regeling roepasselijk op patroonsverenigingen en beroepsgroeperingen van werkgevers, die doeleinden van syndicale aard nastreven zoals voorzien in artikel44, 2,11 0, van het BTW-wetboek, klaarblijkelijk bepaalde door het geacht lid beoogde situaties behandelt,. Indien het geacht lid dit wenst, ben ik uiteraard bereid de situatie van de betrokken instelling te laten onderzoeken door de diensten van de administratie van de BTW, registratie en domeinen, indien hij mij de volledige en precieze gegevens daaromtrent mededeelt. collectif et, à la demande, des prestations individuelles concernant directement des problèmes particuliers intéressant, certains membres (consultations, informations, conseils ponctuels, par exemple), la cotisation doit en règle être ventilée de telle sorte que l'exemption prévue par l'article 44, 2, 110, du Code de la TVA, soit limitée à la partie de cette cotisation se rapportant aux prestations d'intérêt collectif. En effet, dans la mesure où il effectue des services dans l'intérêt particulier des membres ou moyennant le paiement par ceux-ci, d'un prix distinct de la cotisation ou encore moyennant rémunération, au bénéfice de non-membres, l'organisme doit soumettre ces services à la taxe, en principe au taux normal qui s'élève actuellement à 20,5 %, pour autant bien entendu que ces prestations ne soient pas couvertes par une autre exemption prévue par le Code de la TVA. Je signalerai enfin que l'article 44, 2, 120, dudit Code prévoit que sont exemptées de la taxe les livraisons de biens et les prestations de service effectuées, entre autres par des organismes dont les opérations sont exonérées par l'article 44, 2, 110, précité, à l'occasion de manifestations destinées à leur apporter un soutien financier. A toutes fins utiles, je signale également à l'honorable membre que la circulaire administrative n? 12 du 29 décembre 1986 (Revue de la TV A n? 75, pp. 30 à 34) précisant les dispositions applicables aux associations patronales et aux groupements professionnels d'employeurs qui s'inscrivent dans le cadre de «l'objectif de nature syndicale» prévu par l'article 44, 2, 110, du Code de la TVA, rencontrent à l'évidence certaines situations évoquées par l'honorable membre. Si celui-ci le souhaite, je suis bien sûr disposé à faire examiner par les services de l'administration de la TV A, de l'enregistrement et des domaines, la situation de l'organisme concerné si l'honorable membre m'en communique les coordonnées précises et complètes. DO DO Vraag nr van de heer De Decker van 16 maart 1995 (Fr.): lnkomstenbelastingen. - Beroepsinkomen. - Advocaten, - Bureau voor consultatie en verdediging. - Vergoedingen. In 1991 werd de Belgische nationale Orde van advocaten zich bewust van de fiscale gevolgen van de [aartijdige vereffening van de vergoedingen van het bureau voor consulratie en verdediging. De vergoedingen voor de gerechtelijke jaren werden immers in één keer voldaan in de loop van De toenmalige deken van de Orde van advocaten heeft de minister Question n? 1468 de M. De Decker du 16 mars 1995 (Fr.) : Impôts sur les revenus. - Revenus professionnels.- Avocats. - Bureau de consultation et de défense.- Indemnités.. Dans le courant de j'année 1991, l'ordre national des avocats avait pris conscience de l'impact fiscal du retard apporté au règlement des indemnités du bureau de consultation et de défense. En effet, les indemnités relatives aux années judiciaires , , avaient été liquidées en une fois, au cours de l'année Le doyen de l'ordre des avocats de l'époque

63 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) van Financiën daarop met het oog op een regeling aangesproken en heeft de toepassing van eenafzonderlijke aanslag verkregen. De stagiair(e)s die in 1991 op fiscaal vlak met het probleem waren geconfronteerd, kwamen opnieuw tegenover hetzelfde soort probleem te staan bij de vaststelling van de sociale bijdrage voor Die bijdrage wordt namelijk berekend op grond van het netto beroepsinkomen van het jaar 1991 zoals dat wordt doorgegeven door de Administratie der directe belastingen (met inbegrip dus van de vergoedingen van het bureau voor consultatie en verdediging voor en ). Het ministerie van Justitie maakt er kennelijk een gewoonte van de vergoedingen van het bureau voor consultatie en verdediging laattijdig te betalen. 1. Welke maatregelen neemt u om te verhinderen dat de laattijdige vereffening door de Staat van de vergoedingen voor stagiair(e)s voor verrichtingen tijdens het vorige gerechtelijke jaar die jonge advocaten benadelen? Ten slotte staan de stagiairte)s in voor een stuk openbare dienstverlening aan de minstbedeelden - gedeeltelijk op hun eigen kosten - en verlagen ze op die manier de drempel tot het gerecht. 2. Welke maatregelen neemt u daarnaast in verband met de weerslag van die laarrijdige betaling op de bijdragen aan het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen van de zelfstandigen (RISVZ)? Antwoord: Het geacht lid vindt hierna het antwoord op de verschillende punten van zijn vraag. 1. Om op fiscaal vlak een correctief te brengen aan een situatie waarvoor mijn departement geen enkele verantwoordelijkheid draagt, is destiids inderdaad naar een oplossing gezocht voor het belasten van de pro Deo-vergoedingen betreffende de gerechtelijke jaren en die in 1991 in eenmaal zijn uitbetaald. Daarbij zijn zowel rnijn collega van [ustitie als de nationale orde van advocaten, bij brief van 19 mei 1992, in kennis gesteld van het feit dat het om een uitzonderlijke maatregel ging, Ik ben dan ook niet voornemens die afwijkende regeling voor latere jaren toe te staan. 2. De ter zake te nemen maatregelen behoren tot de bevoegdheid van mijn collega van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en van Landbouw. Ik preciseer dat in het kader van de toepassing van de reglementering met betrekking tot het sociaal statuut van de zelfstandigen de administratie van de directe belastingen slechts tot opdracht heeft het RISVZ de inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de berekening van de door de zelfstandigen verschuldigde sociale bijdragen. était alors intervenu auprès du ministre des Finances et avait obtenu un accord pour l'application d'une raxatian distincte. Les stagiaires qui avaient connu le problème au plan fiscal en 1991 se sont retrouvés devant le même type de problème lors de la fixation de la cotisation sociale pour En effet, cette cotisation est calculée sur la base des revenus professionnels nets de l'année 1991 communiquée par l'administration des contributions directes (en ce compris les indemnités des BCD et ). Le paiement en retard par le ministère de la Justice, des indemnités du bureau de consultation et de défense semble se répéter pour devenir récurrent. 1. Quelles mesures prenez-vous afin que le retard mis par l'etat à liquider les indemnirés relatives aux prestations des stagiaires pendant l'année judiciaire antérieure ne porte pas préjudice à ces jeunes avocats qui rendent, partiellement à leurs frais, un service public aux plus défavorisés, afin de leur faciliter l'accès à la justice? 2. Quelles mesures prenez-vous également en ce qui concerne la répercussion de ces paiements tardifs sur la hauteur des cotisations à l'institut national d'assurances sociales des travailleurs indépendants (INASTI)? Réponse: L'honorable membre trouvera ci-après la réponse aux différents points de sa question. 1. Il est exact que pour apporter, sur le plan fiscal, un correctif à une situation dont mon département n'est en rien responsable, une solution avait été trouvée pour régler le régime fiscal des indemnités pro Deo afférents aux années judiciaires et qui ont été liquidées en Tant mon collègue de la Justice que l'ordre national des avocats avaient toutefois été mis au courant, par lettre du 19 mai 1992, du caractère exceptionnel de cette mesure. Je n'envisage par conséquent pas d'étendre ce régime dérogatoire aux revenus des années ultérieures. 2. Les mesures à prendre en l'espèce sont de la compétence de mon collègue des Petites et Moyennes Entreprises et de l'agriculture. Je précise que dans le cadre de l'application des dispositions relatives au statut social des travailleurs indépendants, l'administration des contributions directes n'a pour mission que de communiquer à l'inasti les renseignements qui sont nécessaires à la fixation du montant des cotisations sociales dues par ces travailleurs.

64 16218 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses( ) DO DO Vraag nr van de heer de Clippele van 21 maart 1995 (Fr.):. Successierechten. - Vzw's. - [aarlijkse taks, Artikel 147 van het Wetboek van de successierechten onderwerpt de verenigingen zonder winstoogmerk (vzw) aan de jaarlijkse taks tot vergoeding der suceessierechten ad 0,17 %. Sommige pensioenfondsen zijn opgericht in de vorm van een vzw en zijn statutair verplicht hun volledig patrimoniurn te bestemmen en enkel aan te wenden tot uitkering van aanvullende rustpensioenen, weduwenrenten of wezenrenten. Zijn de activa van die vzw's onderworpen aan de jaarlijkse taks tot vergoeding van successierechten? Antwoord: Artikel147 van het Wetboek der suceessierechten onderwerpt de verenigingen zonder winstoogmerk aan een jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten wanneer de massa van de door de vereniging in België bezeten goederen een waarde heeft die meer dan één miljoen frank bedraagt. Artikel 149 van hetzelfde Wetboek stelt de volgende verenigingen van de taks vrij: 1) de gemachtigde compensatiekassen voor kindertoeslagen en de gemachtigde onderlinge kassen voor kindertoeslagen; 2) de inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk die vóór 11 juli 1921 rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, andere dan deze die rechtspersoonlijkheid hebben verkregen bij de wetten van 7 augustus 1919, van 12 maart en van 25 mei 1920; 3) de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen. Aangezien vrijstellingen in fiscale zaken strikt geïnterpreteerd dienen te worden, moet men besluiten dat de pensioenfondsen, die opgericht zijn in de vorm van een vzw, niet onder de vrijstellingsbepalingen vallen en bijgevolg aan de taks onderworpen zijn, ook al wordt de bestemming of de aanwending van hun patrimonium statutair bepaald. Question n? 1471 de M. de Clippele du 21 mars 1995 (Pr.) : Droits de succession. - Asbl. - Taxe annuelle. En vertu de l'article 147 du Code des droits de succession, les associations sans but lucratif (asbl) sont assujetties à une taxe annuelle compensatoire des droits de succession fixée à 0,17 %. Or, certaines caisses de retraite ont la forme d'une asbl et leurs statuts les obligent à destiner l'ensemble de leur patrimoine et à l'affecter exclusivement à l'octroi de pensions de retraite, d'allocations de veuvage et d'allocations d'orphelin supplémentaires. L'actif de ces asbl est-il soumis à la taxe annuelle compensatoire des droits de succession? Réponse: L'article 147 du Code des droits de succession assujettit les associations sans but lucratif à une taxe compensatoire des droits de succession annuelle lorsque la masse des biens possédés en Belgique par l'association a 'une valeur qui dépasse un million de francs. L'article 149 du même Code exonère de la taxe les associations suivantes: 1) les caisses de compensation agréées pour alloca- tians familiales et les caisses mutuelles agréées d'allocations familiales; 2) les institutions et associations sans but lucratif qui ont obtenu la personnalité civile avant le 11 juillet 1921, autres que celles qui ont obtenu la personnalité civile par les lois du 7 août 1919, du 12 mars et du 25 mai 192/); 3) les caisses agréées de pension pour travailleurs indépendants. Les exonérations en matière fiscale étant de stricte interprétation, il faut en déduire que les fonds de pension constitués sous la forme d'asbl ne sont pas visés par les dispositions relatives aux exonérations et sont dès lors assujettis à la taxe, même si l'affectation de leur patrimoine ou son utilisation est déterminée statutairernent.. DO DO Vraag nr van de heer GabriëIs van 22 maart 1995 (N.): Inkomstenbelastingen. - Pensioenen. - Onderhoudsuitkering. Pensioengerechtigde uit de echt gescheiden mannen of vrouwen hebben rneestal recht op een gedeelte van het gezinspensioen. Question n? 1472 de M. Gabriëls du 22 mars 1995 (N.): Impôts sur les revenus. - Pensions. - Pension alimentaire. Les pensionnés divorcés, hommes ou femmes, ont généralement droit à une partie de la pension de ménage.

65 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) Moet dit gedeelte van het pensioen gezien worden als een pensioen voor een alleenstaande of als een onderhoudsuitkering? De belastingberekening is nogal verschillend naargelang het gaat om een pensioen of een onderhoudsuitkering. Antwoord: Het pensioen dat ingevolge de wetgeving op de pensioenen aan de uit de echt gescheiden echtgenoot wordt toegekend, moet bij de verkrijger als een belastbaar pensioen in de zin van artikel 34, 1, 10,van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden aangemerkt. Bij de berekening van de belasting wordt op dit pensioen de belastingvermindering voor pensioenen verleend (zie de artikelen 146, 1, 147, 1 en 2, 149, 150, 152, 153 en 154 van het voormelde wetboek). Cette partie de la pension doit-elle être considérée comme une pension d'isolé ou comme une pension alimentaire? Le calcul de l'impôt diffère assez sensiblement selon qu'il s'agit d'une pension ou d'une pension alimentaire. Réponse: La pension qui, conformément à la législation en matière de pensions, est attribuée au conjoint divorcé doit être considérée, dans le chef du bénéficiaire, comme une pension imposable au sens de l'article 34, 1 er, 1 0, du Code des impôts sur les revenus Lors du calcul de l'impôt, cette pension bénéficie de la réduction d'impôt pour pension (voir articles 146, 1, 147, 1 et 2 0, 149, 150, 152, 153 et 154 du code précité). DO Vraag nr van de heer Breyne van 24 maart 1995 (N.): BTW. - Accijnzen, - Tarieuen, - Frankrijk. - Weerslag op de concurrentie. Verschillende Franse distributeurs buiten voor hun promotieactiviteiten op het Belgische grondgebied systematisch de verschillen uit tussen de Belgische en de Franse wetgeving op het stuk van de BTW-tarieven en de accijnzen. Het meest schrijnende voorbeeld hiervan zijn de mineraalwaters die net over de grens in Frankrijk verkocht worden tegen een prijs die 40 % onder de Belgische kostprijs ligt. Neemt u initiatieven om de BTW-tarieven en accijnzen op Europees niveau gelijk te schakelen om zulke scheeftrekkingen te vermijden? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te verwijzen naar rnijn antwoord op de vraag nr van de heer volksvertegenwoordiger Cart ois van 21 februari 1995 (Vragen en Antwoorden, Kamer , nr.148 van 10 april 1995, blz ). DO Question n? 1477 de M. Breyne du 24 mars 1995 (N.): TVA. - Accises. - Taux. - France. -Impact sur la concurrence. Plusieurs distributeurs français exploitent systématiquement, pour leurs activités promotionnelles sur le territoire belge, les différences qui existent entre les législations belge et française dans le domaine des taux de TVA et des accises. Les eaux minérales en sont l'exemple le plus frappant, dès lors qu'elles sont vendues en France à un prix de 40 % inférieur au prix belge. Comptez-vous prendre des initiatives pour uniformiser les taux de TVA au niveau européen afin d'éviter ce genre de discordances? Réponse: J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à ma réponse à la question n? 1436 du 21 février 1995 de M. le député Cortois (Questions et Réponses, Chambre, , n? 148 du 10 avril 1995, p ). DO Vraag nr van de heer Thissen van 4 april 1995 (Fr.): Inkomstenbelastingen. - Beroepskosten. - Hypothecaire rente. Bij gebouwen voor gemengd gebruik rijst de vraag hoe de betaalde hypothecaire rente moet worden aangerekend. Dient de rente voor het privê-gedeelte in de rubriek 146 van de belastingaangifte te worden ondergebracht, en kan de rente voor het beroepsgedeelte als beroepskosten worden aangemerkt? DO Question n? 1486 de M. Thissen du 4 avril 1995 (Fr.): Impôts sur les revenus. - Frais professionnels. - Intérêts hypothécaires. Dans le cas des immeubles à usage mixte, il se pose la question de l'affectation des intérêts hypothécaires payés. Les intérêts relatifs à la partie privative doivent-ils bien être reportés en rubrique 146 dans la déclaration fiscale et les intérêts relatifs à la partie professionnelle peuvent-ils être reportés en charges professionnelles? 2067

66 16220 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Antwoord: Indien een onroerend goed zowel voor beroepsdoeleinden als voor privé-doeleinden wordt gebruikt, mag enkel het gedeelte van de interesten met betrekking tot het beroepsmatig gebruikte deel van het onroerend goed in de beroepskosten worden opgenomen. De overige interesten zijn privé-uitgaven die, naargelang van het geval, tegenover de Code 138, 139 of 146 van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 1995) moeten worden vermeld. Réponse: Dans le cas d'un immeuble à usage mixte, seule peut être reprise en frais professionnels la quotité des intérêts censée se rapporter à la partie de J'immeuble qui est affectée à des fins professionnelles, le surplus constituant des dépenses privées qui sont à mentionner en regard, selon le cas, du Code 138, 139 ou 146 de la déclaration à l'impôt des personnes physiques (exercice d'imposition 1995). Minister van Sociale Zaken Ministre des Affaires sociales DO DO Vraag nr, 429 van de heer Van houtte van 9 februari 1995 (N.): Sociale zekerbeid, - Bijdragen. - Bouwnijverheid. - Buitenlandse werknemers. Met ingang van 1 januari 1995 werd in de bouwsector de sociale identireirskaarr ingevoerd die de vroegere individuele fiche vervangt. De sociale identiteitskaart wordt aangevraagd bij het fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (FBZ). Uiterlijk de eerste dag van de tewerkstelling dient een voorschot op de sociale zekerheidsbijdragen gestort te worden op de daartoe gereserveerde rekening van het FBZ. Deze bijdrage wordt per kwartaal hervat en bedraagt frank per werknemer per begonnen maand. 1. Is de betaling van de RSZ-voorschotten ook van toepassing op buitenlandse gedetacheerde werknemers (formulier ElOI)? 2. Die werknemers en hun werkgevers zijn per definitie niet RSZ-plichtig in België. De werkgever heeft geen RSZ-nummer. De vraag rijst of de vcrplichte beraling van RSZ-voorschotten door deze EUondernemingen die geen vaste inrichting hebben in Belgié en waarvan de werknemers blijven ressorteren onder het eigen sociale zekerheidsstelsel niet concurrentievervalsend werkt in hun nadeel. Die ondernemingen betalen immers sociale premies in eigen land en de voorschotten in België, Is voor hen geen uitzondering mogelijk? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid mede te delen dar de bepalingen van het ministerieel besluit van 22 december 1994 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 1 juli 1994 betreffende het bijhouden van sociale identiteitskaarten, die strijdig zijn met de bepalingen van de Verordening 71/1408/EEG zullen worden opgeheven. Question n? 429 de M. Van houtre du 9 février 1995 (N.): Sécurité sociale. - Cotisations. - Construction. - Travailleurs étrangers. Au 1er janvier 1995 a été instaurée, dans le secteur de la construction, la carte d'identité sociale, qui remplace l'ancienne fiche individuelle. Cette carte d'identité sociale doit être demandée auprès du Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction (FSE). Une avance sur les cotisations de sécurité sociale doit être versée au compte du FSE réservé à cet effet, au plus tard le premier jour de l'occupation du travailleur. Cette cotisation, qui est due trimestriellement, s'élève à francs par travailleur et par mois entamé. 1. Le paiement des avances sur les cotisations ONSS est-il également de rigueur pour les travailleurs étrangers détachés (formulaire ElOI)? 2. Ces travailleurs et leurs employeurs ne sont, par définition, pas assujettis à l'onss en Belgique. L'employeur ne possède pas de numéro de sécurité sociale. La question se pose de savoir si le paiement obligatoire de ces avances à J'ONSS par ces entreprises de l'ue, qui n'ont pas d'établissement fixe en Belgique et dont les travailleurs demeurent soumis à leur propre régime de sécurité sociale, ne constitue pas pour elles un handicap concurrentiel. Ces entreprises 'paient en effet des primes de sécurité sociale dans leur propre pays ainsi que des avances en Belgique. N'est-il pas possible de prévoir une exception pour elles? Réponse: J'ai l'honneur d'informer l'honorable membre que les dispositions de l'arrêté ministériel du 22 décembre 1994 portant exécution de l'arrêté royal du 1 er juillet 1994 relatif à la tenue de cartes d'identité sociale, contraires aux dispositions du Règlement /CEE seront abrogées.

67 4. a) Is het juist dat de adjuncr-controleur voor Henegouwen zich voor zijn opdracht per fiets verplaatst? BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Er is dus geenenkel voorschot verschuldigd voor de buitenlandse gedetacheerde werknemers in toepassing van het voormelde ministerieel besluit. Aucune avance n'est donc due pour les travailleurs étrangers détachés en vertu de l'arrêté ministériel susvisé. DO DO Vraag nr. 438 van de heer Vandendriessche van 10 maart 1995 (N.): Geneeskundige uerzorging en uitkeringen. - Geneeskundige controle. - Activiteiten. Overeenkomstig artikel 146 van de gecoördineerde wet hebben de controleurs en adjunct-controleurs als opdracht de onrechtmatige samenloop van het genot van uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid met het uitoefenen van een beroepsactiviteit of sluikarbeid op te spor~n en vast te stellen. Naar verluidt is de dienst onderbezet voor de uitgebreide opdracht waarvoor hij staat, vooral in het Franstalig landsgedeelte. In het kader van het zwartwerk en de beheersing van de ziekteverzekering is een doelmatige controle onontbeerlijk. 1. a) Hoeveel zaken controleerde de dienst in 1993 en in 1994? b) Hoeveel van de gedane enquêtes werden doorgestuurd naar de dienst adrninistratieve controle en hoeveel naar de dienst voor uitkeringen? c) In hoeveel zaken werden administratieve straffen uitgesproken? 2. a) In hoeveel gevallen en voor hoeveel dagen werden de uitkeringen geschorst in 1993 en 1994? b) Welk bedrag was ten onrechte ontvangen en om hoeveel rechthebbenden ging het? 3. a) Hoeveel adjunct-controleurs zijn er actief per provincie? b) Hoeveel uitkeringsgerechtigden, m.a.w. hoeveel potentiële gecontroleerden betekent dit per provincie in 1993? b) Hoeveel fietsvergoeding werd hem in 1993 en 1994 toegekend? Antwoord: In antwoord op zijn vraag vindt het geacht lid hierna de gevraagde inlichtingen: Question n? 438 de M. Vandendriessche du 10 mars 1995 (N.): Soins de santé et indemnités. - Contrôle médical. - Activités. Conformément à l'article 146 de la loi coordonnée, les contrôleurs et contrôleurs adjoints ont pour mission de dépister et de constater le concours illégal du bénéfice d'indemnités d'incapacité de travail et l'exercice d'une activité professionnelle ou d'un travail frauduleux. Compte tenu de la vaste mission qu'il est chargé d'accomplir, le service serait sous-occupé, surtout dans la partie francophone du pays. Dans le cadre du travail au noir et de la maîtrise des dépenses d'assurance-maladie, un contrôle efficace est indispensable. 1. a) Combien d'affaires le service a-t-il contrôlées en 1993 et 1994? b) Combien des enquêtes effectuées ont été transmises au service du contrôle administratif et combien au service des indemnités? c) Dans combien d'affaires des sanctions administratives ont-elles été prononcées? 2. a) Dans combien de cas et pour combien de jours les indemnités ont-elles été suspendues en 1993 et 1994? b) Quel montant avait été perçu indûment, et de combien de titulaires s'agissait-il? 3. a) Combien de contrôleurs adjoints y a-t-il par province? b) Combien de bénéficiaires d'indemnités, en d'autres termes combien de contrôlés potentiels, ont été concernés par province en 1993? 4. a) Est-il exact que le contrôleur adjoint pour le Hainaut se déplace à bicyclette pour remplir sa mission? b) Quelle indemnité lui a été accordée en 1993 et en 1994 pour ses déplacements en bicyclette? Réponse: En réponse à sa question l'honorable membre trouvera ci-après les renseignements demandés:

68 16222 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) 1. a) Aantalonderzochte dossiers: in 1993: 631; in 1994: 691. b) Aantal dossiers doorgestuurd naar de Dienst voor administratieve controle: in 1993: 144; in 1994: 174. Aantal dossiers doorgestuurd naar de Dienst vooruitkeringen: in 1993: 8; in 1994: 5. c) Uitgesproken administratieve straffen: in 1993: 60; in 1994: a) Aantal gevallen waarvoor de uitkeringen werden geschorst: 1. a) Nombre de dossiers examinés: en 1993: 631; en 1994: 691. b) Nombre de dossiers transmis au Service du contrôle administratif: en 1993: 144; en 1994: 174. Nombre de dossiers transmis au Service des indemnités: en 1993: 8; en 1994: 5. c) Sanctions administratives prononcées: en 1993: 60; en 1994: a) Nombre de cas pour lesquels l'indemnisation a été suspendue: in 1993: 60 gevallen voor dagen; en 1993: 60 cas pour jours; in 1994: 98 gevallen voor dagen. en 1994: 98 cas pour jours. b) Ten onrechte betaalde bedragen en aantal betrokken gerechtigden: - in 1993: frank voor 133 gerechtigden; in 1994: frank voor 112 gerechtigden. 3. a) Aantal adjunct-controleurs per provincie: West-Vlaanderen: 1 Oost-Vlaanderen: 1 Antwerpen: 1 Limburg: 1 Brussel-Hoofdstad + de '2 provincies Brabant: 2 Luik: 0 Namen: 0 Henegouwen: 1 Luxemburg: 1 b) Potentieel aantal controleerbare gerechtigden in 1993: - Uitkeringsgerechtigden in primaire ongeschiktheid (Ie jaar ongeschiktheid): Algemene regeling: Regeling voor de zelfstandigen: b) Montants indus et nombre de titulaires concernés: en 1993: francs pour 133 titulaires; - en 1994: francs pour 112 titulaires. 3. a) Nombre de contrôleurs adjoints par province: Flandre occidentale: 1 Flandre orientale: 1 ' Anvers: 1 Limbourg: 1 Bruxelles-capitale + les 2 provinces du Brabant: 2 Liège: 0 Namur: 0 Hainaut: 1 Luxembourg: 1 b) Nombre de titulaires potentiellement contrôlables en 1993: Titulaires indemnisés en incapacité primaire (1re année d'incapacité) : Régime général: Régime des travailleurs indépendants:

69 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Invalide gerechtigden (2e jaar ongeschiktheid en volgende) : Algemene regeling: Regeling voor de zelfstandigen: Hetzij in totaal: uitkeringsgerechtigden. Er dient te worden aan toegevoegd dat het RIZIV over geen statistieken beschikt betreffende de uitsplitsing per provincie van bedoelde verzekerden. 4. a) Het is juist dat de adjunct-controleur van de provincie Henegouwen gebruik maakt van het openbaar vervoer en van een fiets om controles te verrichten en dat hij uitzonderlijk zijn eigen wagen gebruikt. Die schijnbaar verwonderlijke toestand is te wijten aan het feit dat betrokkene die, oorspronkelijk, gebruik maakte van zijn wagen om zijn beroep uit te oefenen, driemaal het slachtoffer is geweest van een verkeersongeval tijdens de diensturen, waarvoor hij in twee gevallen _aansprakelijk werd gesteld. Aangezien hij geen omniumverzekering had afgesloten en het RIZIV voor de adjunctcontroleurs geen dergelijke verzekering afsluit, heeft de betrokkene dus tweemaal zelf de volledige kosten moeten dragen voor het herstellen van zijn wagen. De betrokkene heeft dus gemeend, geler op het bescheiden loon van de adjunct-controleurs, zijn eigen wagen, nog slechts te moeten gebruiken in uitzonderlijke omstandigheden (controle 's avonds of 's nachts, tijdens het week-end of op feestdagen). b) De adiunct-controleur van Henegouwen heeft daadwerkelijk de fiestvergoeding ontvangen, namelijk: in 1993: 952 km x 0,57 frank = 476 frank; in 1994: km x 0,57 frank = 680,5 frank. - Titulaires invalides (2 e année et suivantes d'incapacité) : Régime général: Régime des travailleurs indépendants: Soit au total: titulaires indemnisés. Il importe d'ajouter que l'inami ne dispose pas de statistiques relatives à la répartition provinciale de ces assurés. 4. a) Il est exact que le contrôleur adjoint de la province du Hainaut utilise les transports en commun et un vélo pour effectuer des contrôles et à titre exceptionnel son véhicule personnel. Cette situation étonnante en apparence tient au fait que cet agent qui, au départ, utilisait son véhicule pour l'exercice de sa profession a été victime de trois accidents de roulage pendant les heures de service, dans lesquels sa responsabilité fut engagée à deux reprises. Comme il ne disposait pas d'une assurance omnium, et que l'inami n'a pas souscrit au bénéfice des contrôleurs-adjoints une assurance similaire, l'intéressé a donc dû supporter luimême le coût intégral de la réparation de son véhicule à deux reprises. L'intéressé a donc dès lors estimé, compte tenu de la modicité de la rémunération des contrôleurs adjoints, ne plus devoir utiliser son véhicule personnel que lorsque des circonstances exceptionnelles le lui imposent (contrôle en soirée ou la nuit, le week-end ou les jours fériés). b) Le contrôleur adjoint du Hainaut a effectivement reçu l'indemnité prévue pour l'usage d'un vélo, soit: en 1993: 952 km x 0,57 franc = 476 francs; en 1994: km x 0,57 franc = 680,5 francs. DO Vraag nr. 440 van de heer GabriëIs van 14 maart 1995 (N.): Geneeskundige verzorging en uitkeringen, - Werkingssfeer. - Gehandicapten. Een aantal gehandicapten van wie in het kader van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten is vastgesteld dat de lichamelijke of psychische toestand het verdienvermogen heeft verminderd tot 113 van wat een valide persoon op de arbeidsmarkt kan verdienen, komen toch niet in aanmerking voor het statuut als mindervalide in het kader van het koninklijk besluit van 20 juli 1970 tot verruiming van de werkingssfeer van de verplichte verzekering voorgeneeskundige verzorging tot de minder-validen. DO Question n? 440 de M. Gabriëls du 14 mars 1995 (N.): Soins de santé et indemnités. - Champ d'application. - Handicapés. Certains handicapés dont il a été constaté dans le cadre de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux handicapés que leur état physique ou psychique a réduit leur capacité de gain à un tiers de ce qu'une personne est en mesure de gagner sur le marché général du travail n'entrent tout de même pas en ligne de compte pour l'obtention du statut de handicapé dans le cadre de l'arrêté royal du 20 juillet 1970 étendant le champ d'application de l'assurance soins de santé obligatoire aux handicapés.

70 16224 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Nochtans wordt in dit koninklijk besluit ongeveer dezelfde definitie gegeven aan het begrip «mindervaliditeit» als in de wetgeving betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, nl, «ongeschikt zijn erkend tot her verrichten van arbeid ter verkrijging van inkomen voor een vermoedelijke duur van ten minste één iaar, wegens letsels of functionele stoornissen die leiden tot een onvermogen tot verdienen van twee derden of meer dan twee derden van wat een persoon van dezelfde stand en met dezelfde opleiding kan verdienen door zijn werkzaamheid»; Weliswaar werd artikel 2, 1, van de wet van 27 februari 1987 gewijzigd waardoor het lid «tot 1/3 van wat een valide persoon op de arbeidsmarkt kan verdienen. verviel, maar tot hiertoe werden geen uitvoeringsbesluiten gepubliceerd. Waarom komen die gehandicapten toch niet in aanmerking om als «rninder-valide» ingeschreven te worden inzake gezondheidszorgen? Antwoord: In antwoord op zijn vraag kan ik het geacht lid meedelen dat het ook mijn bekommernis is overbodige herhaling van erkenningsprocedures te vermijden. Indien men echter wil bereiken dat een erkenning in het kader van de wet van 27 februari 1987 betreffende de regernoetkorningen aan gehandicapten tevens als een ongeschiktheidserkenning in het raam van het koninklijk besluit van 20 juli 1970 tot verruiming van de werkingssfeer van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging tot de minder-validen zou gelden, dient de reglementering expliciet in die zin te worden aangepast. In de huidige stand van de reglementering is zulks niet mogelijk, aangezien de erkenningscriteria in de verzekering voor geneeskundige verzorging der rninder-validen niet naar de erkenning in het raam van de aangehaalde wet van 27 februari 1987 verwijzen en een specifieke ongeschiktheidsevaluatie vergen. De mogelijkheid tot aanpassing van de reglementering maakt evenwel het voorwerp uit van een studie door de bevoegde diensten van het Rijksinstituur voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Cet arrêté royal donne néanmoins à peu près la même définition de la notion de «handicapé» que la législation relative aux allocations aux handicapés, à savoir: avoir été reconnu comme étant incapable d'effectuer un travail lucratif pour une durée présumée d'un an en raison de lésions et de troubles fonctionnels entraînant une réduction de la capacité de gain de deux tiers ou de moins de deux tiers de ce qu'une personne de même condition et de même formation peut gagner. L'article 2, 1 er, de la loi du 27 février 1987 a toutefois été modifié par la suppression du syntagme «à un tiers de ce qu'une personne valide est en mesure de gagner sur le marché général du travail", mais jusqu'à présent, aucun arrêté d'exécution n'a été publié. Pourquoi ces personnes handicapées ne sont-elles pas prises en compte pour être enregistrées à titre de «handicapés» en matière de soins de santé? Réponse: En réponse à sa question je peux signaler à l'honorable membre que mon souci est également d'éviter toute répétition superflue des procédures d'agrément. Si on veut néanmoins arriver à ce qu'un agrément dans le cadre de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux handicapés soit également considéré comme une reconnaissance d'incapacité dans le cadre de l'arrêté royal du 20 juillet 1970 étendant le champ d'application de l'assurance soins de santé obligatoire aux handicapés, il convient d'adapter explicitement la réglementation en ce sens. Dans l'état actuel des choses, la réglementation ne le permet pas, puisque les critères d'agrément dans l'assurance soins de santé des handicapés ne renvoient pas à l'agrément dans le cadre de la loi du 27 février 1987 précitée et requièrent une évaluation spécifique de l'incapacité. La possibilité d'une adaptation de la réglementation fait cependant l'objet d'une étude par les services compétents de l'institut national d'assurance maladie-invalidité. Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu Ministre de l'intégration sociale, de la Santé publique et de l'environnement DO Vraag nr. 503 van de heer De Mol van 27 mei 1994 (N.): Agenda Duurzame ontwikkeling. - Rampenplannen. In hoofdstuk zeven van Agenda 21 staat de ontwikkeling van duurzame nederzettingen centraal. Meer bepaald gaat dit hoofdstuk over het verbeteren van de DO Question no 503 de M. De Mol du 27 mai 1994 (N.): Agenda Développement durable. - Plans d'urgence. Le chapitre 7 de l'agenda 21 est essentiellement consacré au développement d'établissements humains durables. Il y est notamment question de l'amélie-

71 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) kwaliteit van het milieu en de sociaal-econornische omstandigheden in menselijke nederzettingen. Concrete actiepunten hierbij zijn: een onderdak voor iedereen, milieuvriendelijk bouwen en een degelijke rampenplanning ter bescherming van menselijke nederzettingen. Wat dit laatste actiepunt betreft wordt aanbevolen aangepaste rampenplannen zoals die voor grote bedrijven al bestaan, op te stellen voor alle industriële activiteiten met risico's voor ernstige ongevallen omwille van gevaarlijke stoffen. Als sommige risico's onaanvaardbaar zijn, kan overwogen worden de economische bedrijvigheid te herstructureren, 1. Welke concrete maatregelen nam u al betreffende de doelstellingen van dit hoofdstuk van Agenda 21? 2. a) Is het niet zinvol de rampenplannen uit te breiden voor alle risicovolle activiteiten? b) Is het bovendien niet zinvol risicovolle industriële activiteiten te herstructureren? 3. Hoe denkt u die concrete actiepunten 10 uw beleid uit te voeren? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid mede te delen dat rampenplannen onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken vallen. Ik nodig dan ook het geacht lid uit om mijn collega hierover te interpelleren. ration de la qualité de l'environnement et des conditions socio-économiques dans les établissements humains. Les initiatives concrères suivantes pourraient être prises dans ce cadre: garantir le droit à un logement pour tous, construire selon des procédés respectueux de l'environnement, élaborer des plans d'urgence efficaces pour protéger les établissements humains. En ce qui concerne ce dernier point, il est recommandé d'élaborer - à l'instar de ce qui existe déjà pour les grandes entreprises - des plans d'urgence pour toures les activités industrielles comportant des risques d'accidents graves en raison de l'utilisation de substances dangereuses. Si certains risques s'avèrent inacceptables, il peut être envisagé de restructurer l'activité économique. 1. Quelles mesures concrètes avez-vous déjà prises concernant les objectifs de ce chapitre de l'agenda 21? 2. a) N'est-il pas utile d'élaborer des plans d'urgence pour toutes les activités à risques? b) N'est-il pas utile, en outre, de procéder à une restructuration des activités industrielles à risques? 3. Comment procéderez-vous pour intégrer ces initiatives concrètes dans votre politique? Réponse: J'ai l'honneur d'informer l'honorable membre que les plans d'urgence tombent sous la tutelle du ministre de l'intérieur. J'invite donc l'honorable membre à interroger mon collègue dans ce sens. DO DO Vraag nr. 523 van de heer De Mol van 30 [uni 1994 (N.): Question n? 523 de M. De Mol du 30 juin 1994 (N.): Duurzame ontwikkeling. - Zoetwatervoorraden. - Gewesten. - Overleg. Hoofdstuk achttien van Agenda 21 heeft de zoetwatervoorraden als onderwerp. Dit hoofdstuk promoot een integraal waterbeheer en gaat uit van de algemene doelstelling om geschikte watervoorraden van goede kwaliteit te bewaren met handhaving van de hydrologische, biologische en chemische functies van de ecosystemen, waarbij de menselijke activiteiten zich aan de draagkrachr van de natuur aanpassen en de dragers van waterverbonden ziekten bestreden worden. De actuele schaarsheid, vernieling en verontreiniging van zoetwatervoorraden vereisen een integrale planning die en een beheer dat alle types van onderling verbonden zoetwatervoorraden omvatten en zowel kwantiteits- als kwaliteitsaspecten in ogenschouw nernen. Agenda 21 somt die bruikbare zoetwatervoorraden op. Développement durable. - Réserves d'eau douce. - Régions. - Concertation. Le chapitre dix-huit de l'agenda 21 est consacré à la protection et à la gestion des réserves d'eau douce. On y prône une politique de gestion intégrale de l'eau. L'objectif général consiste à conserver les réserves d'eau de qualité en maintenant les fonctions hydrologiques, biologiques et chimiques des écosystèmes. Il convient, dans ce cadre, d'adapter les activités humaines en fonction de la capacité de résistance de la nature et de lutter contre les germes pathogènes transmis par l'eau. Les actuels problèmes liés à la raréfaction, la destruction et la pollution des réserves d'eau douce nécessitent une planification et une gestion intégrales des réserves d'eau douce prenant en compte tant les aspects quantitatifs que qualitatifs. L'Agenda 21 fournit une énumération des réserves d'eau douce utilisables.

72 16226 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Eén van de concrete actiepunten van dit hoofdstuk is de bescherming van de kwantiteit van watervoorraden, grondwater en aquatische ecosysternen inbegrepen. Om dit te bereiken moeten de ondertekenaars van Agenda 21 geïntegreerde strategieën voor milieuvriendelijk beheer van zoetwatervoorraden en verbonden {kust)ecosystemen ontwikkelen. Hiertoe suggereert Agenda 21 een hele reeks verplichtingen en aanbevolen activiteiten, zoals: de aanduiding van de voorraden die in het kader van een duurzame ontwikkeling kunnen gebruikt worden en een gelijktijdige start van programma's inzake bescherming, behoud en rationeel gebruik ervan; de relatie tussen verdroging en de verspreiding van polluenten nagaan; toepassing van prograrnrna's inzake effectieve controle en preventie van watervervuiling; verwezenlijking van biologische, chemische, fysische en gezondheidskundige kwaliteitscriteria voor alle watermassa's en afdwinging van de naleving van die criteria; uitwerking en toepassing van «best environrnenral practices at reasonable cosr» en landbouwpraktijken om diffuse verontreiniging te voorkomen; - bescherming van wetlands en herstel van vervuilde en aangetaste waterrnassa's, Voor de uirvoering van die punten is een samenwerking tussen het federale en het gewestelijke niveau noodzakelijk. 1. In hoeverre werd al gestart met de concretisering van dit actiepunt, ni. de bescherming van de kwaliteit en kwanrireit van watervoorraden? Welke concrete maarregelen werden al genomen? 2. a) Werd reeds een begin gernaakr met de concretisering van de aangeduide verplichtingen en aanbevolen activiteiten? b) Zo ja, welke maarregelen werden al genomen? 3. a) Wordt voor de uitvoering van dit aktiepunt overleg gepleegd tussen de gewesten en de federale regering? b) Zo ja, hoe verloopt dit overleg in concreto? Antwoord: Ik herinner het geacht lid eraan dar de waterkwaliteit, ingevolge de hervorming van de Staat, een gewestelijke bevoegdheid is. Ik nodig dan ook het geacht lid uit om mijn collega's die Leefmilieu onder hun bevoegdheden hebben, te interpelleren. Concrètement, il convient notamment d'assurer la protection des réserves d'eau - eaux souterraines et écosystèmes aquatiques compris - en termes de quantité. Pour y parvenir, les signataires de l'agenda 21 doivent développer des stratégies intégrées en vue d'une gestion écologique des réserves d'eau douce et des écosystèmes (côtiers). A cet effet, l'agenda 21 fait un certain nombre de recommandations et suggère une série d'obligations qui pourraient être imposées: désignation des réserves qui peuvent être utilisées dans le cadre d'un développement durable et mise en route simultanée de programmes de protection, de conservation et d'utilisation rationnelle de ces réserves; étude des rapports pouvant exister entre la désertification et la dispersion de substances polluantes; mise en œuvre de programmes visant à contrôler et à prévenir efficacement la pollution de l'eau; fixation de critères de qualité sur les plans biologique, chimique, physique et médical pour toutes les masses aquatiques et imposition du respect de ces critères; élaboration et application des «best environmental practices at reasonable cost» (meilleurs méthodes environnementales possibles à un coût raisonnable) et de méthodes agricoles permettant de prévenir la pollution diffuse j protection des zones humides et remise en état des masses aquatiques polluées. La mise en œuvre de toutes ces mesures nécessite une coopération entre les autorités fédérales et régionales. 1. Quelles mesures concrètes ont déjà été prises au niveau de la préservation tant qualitative que quantitative des réserves aquatiques? 2. a) A-t-on déjà pris des mesures en vue de la concrétisation des obligations et des recommandations formulées dans l'agenda 21? b) Dans l'affirmative, quelles mesures ont déjà été prises? 3. a) Existe-t-i! dans ce cadre une concertation entre les régions et le gouvernement fédéral? b) Dans l'affirmative, comment est-elle organisée concrètement? Réponse: Je rappelle à l'honorable membre que la qualité de l'eau relève, comme suite à la réforme de l'etat, des compétences régionales. J'invite donc l'honorable membre à s'adresser à mes collègues régionaux qui ont l'environnement dans leurs attributions. '

73 BelgischeKarnervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) DO DO Vraag ne. 530 van de heer De Mol van 14 juli 1994 (N.): Afvalstoffen. - Hergebruik. Question Déchets. - n? 530 de M. De Mol du 14 juillet 1994 (N.): Réutilisation. Hoofdstuk 20 van Agenda 21 handelt over het beheer en het transport van gevaarlijk afval. De voorstellen die Agenda 21 formuleert inzake gevaarlijk afval zijn in grote lijnen gericht op maximale preventie, versterking van de logistiek en internationale sarnenwerking, vooralom illegaal transport tegen te gaan. Een internationale strategie voor het milieuvriendelijk beheer van gevaarlijk afval begint met een integraal ketenbeheer : het stimuleren vanproduktieprocessen met een volledige controle op de winning van grondstoffen, opslag, behandeling, het transport en hergebruik van gevaarlijke stoffen. Een van de concrète voorstellen is het opleggen van normen voor het nurtig hergebruik van gevaarlijke afvalstoffen op een milieuverantwoorde manier. Een belangrijke strategie bij het voorkomen van afval is namelijk het hergebruik van bijprodukten van sommige industriële procédés in zgn. «nuttige toepassingen»; Het is van belang dat het gebruik van bijstromen als grondstof geen aanleiding geeft tot afwenteling van ernstige milieuproblemen. Hiertoe moet een normering worden uitgewerkt waaraan bijstromen of afvalstoffen moeten voldoen om te kunnen worden aangewend, 1. Hoe wordt momenteel het hergebruik van gevaarlijke afvalstoffen op een milieuverantwoorde manier gereguleerd? Welk wettelijk kader bestaat hiervoor? 2. a) Bestaat al een wettelijk kader voor de normering waaraan bijstromen of afvalstoffen moeten voldoen om te kunnen worden aangewend? b) Zo neen, bent u overtuigd van de noodzaak van dergelijke normering, en vooral voor toepassingen die niet onderworpen zijn aan een milieuvergunning? c) Hoe denkt u dergelijke normering uit te werken? Antwoord: Ik herinner het geacht lid eraan dar de afvalproblematiek, ingevolge de hervorming van de Staat, een gewestelijke bevoegdheid is. Ik nodig dan ook het geacht lid uit om mijn collega's die Leefmilieu onder hun bevoegdheden hebben, te interpelleren. Le chapitre 20 de l'agenda 21 est consacré à la gestion et au transport des déchets dangereux. Les propositions formulées dans ce cadre- concernent essentiellement une prévention maximale, un renforcement de la logistique et une coopération internationale. Il s'agit avant tout de lutter contre le trafic illégal des déchets dangereux. Une stratégie internationale pour une gestion écologique des déchets dangereux suppose avant tout une gestion intégrale du cyele des déchets. Il convient de stimuler la mise en œuvre du processus de production permettant un contrôle intégrai de l'extraction des matières premières ainsi que du stockage, du traitement, du transport ct du recyclage des substances dangereuses. Concrètement, il convient notamment d'imposer des normes en vue d'une réutilisation appropriée et écologique des déchets dangereux. Une stratégie importante dans le cadre de la réduction du volume des déchets consiste notamment à réutiliser les sous-produits de certains procédés industriels pour des «applications utiles". Il ne faut pas que l'utilisation de ces sousproduits en tant que matière première puisse engendrer des problèmes écologiques graves. Il convient dès lors d'établir des normes auxquelles les sous-produits ou déchets doivent répondre pour pouvoir être réutilisés. 1. Comment la réutilisation - d'une manière écologiquement justifiée - des déchets dangereux estelle réglementée actuellement? Quel cadre légal est prévu à cet effet?. 2. a) Existe-t-il déjà un cadre légal en ce qui concerne les normes auxquelles les sous-produits ou déchets doivent répondre pour pouvoir être réutilisés? b) Dans la négative, êtes-vous convaincu de la nécessité de telles normes, surtout pour les applications non soumises à une autorisation en matière d'environnement? c) Comment pensez-vous agir pour établir de telles normes? Réponse: Je rappelle à l'honorable membre que la problématique des déchets relève, comme suite à la réforme de l'etat, des compétences régionales. J'invite donc l'honorable membre à s'adresser à mes collègues rëgionaux qui ont l'environnement dans leurs attributions. 2068

74 16228 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Anrwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) DO DO Vraag nr, 545 van de heer Barbé van 26 augustus 1994 (N.): Gewasbeschermingsmiddelen. - Erkenning. - EU. De richtlijn van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de rnarkt brengen van gewasbeschermingsmiddelen voorziet het opstellen van een communautaire lijst van toegelaten werkzame stoffen die mogen gebruikt worden als basis voor gewasbeschermingsmiddelen (bijlage I). Deze lijst is zeer belangrijk, want lid-staten kunnen enkel maar zeer uitzonderlijk het gebruik van middelen op deze lijst beperken of verbieden. Een belangrijke rol in het opstellen van de lijst speelt het Permanent plantenziektenkundig comité. 1. Op welke manier wordt het standpunt van de vertegenwoordiger van ons land in het Permanent plantenziektenkundig comité bepaald? Met welke andere ministers is er overleg? Is er ook overleg met de gewestregeringen? 2. Voor welke stoffen zijn er in ons land al toelatingsaanvragen ingediend? Welk standpunt heeft de minister hierover ingenomen? (overeenkomstig artikel 9.4 van de richtlijn). 3. Voor welke stoffen zijn toelatingsaanvragen ingediend door andere lidstaten? Welke houding neemt ons land telkens aan? 4. Bent u het meer in het bijzonder eens met het opnemen vande stoffen atrazine, simazine, diuron en isoproturon in de communautaire lijst? Antwoord: 1. Het departement van Landbouw is bevoegd voor heterkennen van gewasbeschermingsmiddelen maar het Erkenningscomité houdt rekening met het advies van vertegenwoordigers van mijn departement die zich principiëel steunen op de beoordeling van de toxicologische aspekten van de actieve stoffen door de Hoge gezondheidsraad. Er is geen reden om aan te nemen dat voor de gewasbeschermingsmiddelen, die door de richtlijn /EEG geregeld worden, van deze procedure zou afgeweken worden. 2. Voor wat de punten 2, 3 en 4 van de vraag betreft, mag ik het geacht lid verwijzen naar het antwoord dar mijn collega van Landbouw gegeven heeft (vraag nr. 201 van 26 augustus 1994, Vragen en Antwoorden, Kamer, , nr. 122, blz ). Question n? 545 de M. Barbé du 26 août 1994 (N.): Produits phytopharmaceutiques. - Agréation. - UE. La directive du Conseil du 15 juillet 1991 concernant la mise sur le marché de produits phytopharmaceutiques prévoit l'établissement d'une liste communautaire de substances actives autorisées comme base des produits phyropharrnaceutiques (annexe I). Cette liste est très importante, car les Etats membres ne peuvent limiter ou interdire que très exceptionnellement l'utilisation des substances figurant sur cette liste. Le Comité permanent phytopharrnaceutique joue un rôle important dans l'établissement de la liste en question. 1. Comment est déterminée la position qu'adoptera le représentant de notre pays au sein du Comité permanent phytopharrnaceutique? Avec quels autres ministres y a-t-il concertation? Y a-t-il également concertation avec les gouvernements régionaux? 2. Pour quelles substances des demandes d'autorisation ont-elles déjà été introduites dans notre pays? Quelle position avez-vous adoptée concernant ces demandes (conformément à l'article 9.4 de la directive)? 3. Pour quelles substances des demandes d'autorisation ont-elles été introduites par d'autres Etats membres? Quelle est à chaque fois la position adoptée par notre pays? 4. Plus concrètement, êtes-vous favorable à l'inscription des substances atrazine, simazine, diuron et isoproturon sur la liste communautaire? Réponse: 1. Le département de l'agriculture est compétent en matière d'agréation des produits phytopharmaceutiques mais le Comité d'agréation tient également compte de l'avis des délégués de mon département qui s'appuient en grande partie sur les jugements du Conseil supérieur d'hygiène en ce qui concerne les aspects toxicologiques des substances actives. Il n'y a pas de raison de croire qu'il yair une dérogation à cette procédure pour ce qui est des produits phyropharmaceutiques régis par la directive /CEE. 2. En ce qui concerne les points 2, 3 et 4 de la question de l'honorable membre, je renvoie ce dernier à la réponse que mon collègue de l'agriculture a fournie (question n? 201 du 26 août 1994, Questions et Réponses, Chambre, , n? 122, p ).

75 DO BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) DO ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) Vraag nr, 621 van de heer Standaert van 3 januari 1995 (N.): Klinische biologie. - Enquête. - Medewerking van geneesheren. - Tuchtstraffen. In september 1993 publiceerde Test Aankoop voor de derde keer de resultaten van een enquête over de laboratoria voor klinische biologie. De resultaten van deze enquête konden - eufemistisch - niet beschouwd worden als een pluimp]e op de hoed van de klinische laboratoria maar konden veeleer geïnterpreteerd worden als een misbruik van de gelden van de sociale zekerheid. Voor de derde keer op rij werden een aantal artsen, die hun medewerking verleenden aan de consumentenorganisaties, het slachtoffer van een disciplinaire procedure voor de respectieve kamers van de provinciale orde van geneesheren, 1. Heeft u enige commentaar bij die, nogal ontluisterende resultaten? 2. In hoeverre is het voor uw departement belangrijk om dergelijke - naar ik denk onafhankelijke - resultaten te verkrijgen? 3. Is de werkwijze van Test Aankoop en de deelnemende geneesheren wettelijk? 4. Bent u de mening toegedaan dar de artsen, die hun medewerking verleenden, hun boekje te buiten gegaan zijn? 5. Bent li het eens met de stelling van de Orde van geneesheren dat de deelnemende artsen «een houding hebben aangenomen die het beroep in diskrediet brengt. en «misbruik hebben gemaakt van de sociale zekerheid»? 6. Heeft de Orde van geneesheren in haar langdurig bestaan al eerder geneesheren veroordeeld wegens het altruïstische en volgens mij hoogst ongewone «misbruik van de sociale zekerheid»? 7. Als u oordeelt dar eerder de Orde van geneesheren dan de deelnemende artsen in deze zaak haar boekje te buiten is gegaan, heeft u dan wettelijke mogelijkheden om de orde tot de orde te roepen? Antwoord: 1. Resultaten van biologische onderzoeken worden vaak aangewend om een diagnose te stellen ofwel te bevestigen. Rekening houdend met het feit dat nogal wat testen op zichzelf problemen kunnen stellen inzake correcte interpretatie, is het aangewezen de technische fouten tot een minimum te beperken. Het is voor artsen en patiënten belangrijk te weten wat de toestand terzake is. Programma's ter bewaking van de kwaliteit van de laboratoria.zijn hierbij een noodzakelijk instrument. Question n? 621 de M. Standaert du 3 janvier 1995 (N.): Biologie clinique. - Enquête. - Collaboration de médecins. - Sanctions disciplinaires. En septembre 1993, Test Achats a publié pour la troisième fois les résultats d'une enquête sur les laboratoires de biologie clinique. On ne saurait affirmer - et c'est un eufémisme - que ces résultats soient à l'honneur de ces laboratoires. Il s'agit bien plutôt d'un usage abusif des fonds de la sécurité sociale. Pour la troisième fois consécutive, des médecins qui ont collaboré avec les organisations de consommateurs ont fait l'objet d'une procédure disciplinaire intentée par les chambres respectives de l'ordre provincial des médecins. 1. Que pensez-vous de ces résultats négatifs? 2. Dans quelle mesure est-il important pour votre département de disposer de ces résultats que j'estime objectifs? 3: Les procédés de Test Achats et la collaboration des médecins sont-ils légaux? 4. Estimez-vous que les médecins qui ont collaboré sont allés trop loin? 5. Considérez-vous, comme J'Ordre des médecins, que les médecins qui ont collaboré à l'enquête ont jeté le discrédit sur la profession et qu'ils ont abusé de la sécurité sociale? 6. Au cours de sa longue existence, l'ordre des médecins a-t-il déjà condamné des médecins pour de tels altruistes et très inhabituels abus ou détriment de la sécurité sociale? 7. Si vous estimez que cette matière est le fait de l'ordre des médecins plutôt que des médecins qui ont collaboré à l'étude, disposez-vous des moyens légaux pour rappeler l'ordre à ses devoirs? Réponse: 1. Les résultats des examens biologiques sont souvent utilisés pour poser ou pour confirmer un diagnostic. Si l'on tient compte du fait que ces tests eux-mêmes posent parfois des problèmes d'interprétation, il ne fait aucune doute que les défaillances techniques doivent être limitées au maximum. Il est important que les médecins et les patients sachent à quoi s'en tenir. Les programmes de surveillance de la qualité des laboratoires sont un instrument indispensable. en la matière.

76 16230 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Anrwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(Sa ) 2. Op dit ogenblik verzorgt het IHE reeds een controle van de kwaliteit van de erkende laboratoria, zonder dit op een systematische of integrale wijze te doen. Onderzoek zoals uitgevoerd door Test Aankoop heeft een bijkomende dimensie in de zin dat het bedoeld is om de consumenten te informeren en ertoe kan bijdragen het gedrag van de patiënt op een gunstige wijze te beïnvloeden. 3. Van onderzoek kan men verwachten dat het derwijze uitgevoerd wordt dat de resultaten nuttig en betrouwbaar zijn en dat hun rechten gevrijwaard worden indien het onderzoek rechtstreeks betrekking heeft op patiënten. In de regel worden deze aspecten nagegaan door een ethische commissie alhoewel hieromtrent geen verplichting bestaat in België. Op te merken valt dat in dit onderzoek patiënten niet rechtstreeks betrokken waren bij het onderzoek, 4. Voor zover gegevens over het verloop van het onderzoek bekend zijn lijkt alles correct verlopen te zijn, ook in hoofde van de artsen. Subjectiviteit werd beperkt door het dubbel-blind karakter van het onderzoek te garanderen en ten einde een betrouwbaar beeld te hebben van het terrein werden de laboratoria op toevallige wijze aangeduid. Ook werden de nodige voorzorgen genomen om de waarachtigheid van het onderzoek te bewaren. 5. Doorzichtigheid van de medische praktijk is een belangrijke factor voor het vertrouwen van de consument. Ook wanneer minder gunstige feiten aan het Iicht gebracht worden, kan dit positief aangewend worden; dit is overigens de essentie van medical audit. Men kan hopen dar de resultaten van een later onderzoek Test Aankoop de gelegenheid bieden om vertrouwen tesrirnuleren. In dit geval kan men moeilijk spreken van het «in diskrediet brengen van het beroep», Indien er misbruik zou zijn van het RIZIV dan zou dit van financiële aard moeten zijn, doch dit werd me ontkend, Op voorhand werd door Test Aankoop bepaald dar de kesten van de analysen door henzelf zouden worden gedragen, wat bij navraag bij het RIZIV bevestigd wordt. 6. Nier bij mijn weten. 7. De minister kan slechts beroep in cassatie instellen tegen die beslissingen die in strijd zijn met de wet of die subsranriële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen schenden. 2. A l'heure actuelle l'ihe assure déjà une forme de contrôle, qui n'est toutefois ni systématique ni intégral, de la qualité des laboratoires agréés. Les enquêtes comme celles de Test Achats ont une autre dimension, en ce sens qu'elles ont pour but d'informer le consommateur et qu'elles peuvent influencer le comportement du patient de manière positive. 3. On est en droit d'attendre d'une enquête qu'elle donne des résultats utiles et fiables et qu'elle respecte les droits des patients s'ils sont directement concernés. En règle générale, ces aspects sont contrôlés par une commission éthique, même s'il n'existe aucune obligation en ce sens en Belgique. Remarquons que les patients n'étaient pas directement impliqués dans l'enquête visée. 4. Les données disponibles sur le déroulement de l'enquête indiquent que tout semble s'être déroulé correctement, aussi dans le chef des médecins. La subjectivité a été limitée par l'expérimentation en double aveugle; pour avoir une idée correcte de la situation sur le terrain, les laboratoires ont été désignés de manière aléatoire. Les précautions requises ont été prises pour assurer la pertinence de l'enquête. 5. La transparence de la pratique médicale est un facteur décisif pour gagner et garder la confiance des consommateurs. Même la révélation de faits moins favorables peut avoir des répercussions positives; c'est d'ailleurs l'essence même de l'audit médical. On peut espérer que les résultats d'une prochaine enquête de Test Achats permettront de stimuler cette confiance. On peut difficilement affirmer que l'enquête envisagée «jette le discrédit sur la profession". Au cas où il y aurait eu abus de l'inami, il devrait être financier, ce qui a été contredit. L'association Test Achats avait affirmé qu'elle prendrait en charge le coût des analyses, ce que l'inami nous a confirmé. 6. Pas à ma connaissance. 7. Le ministre ne peut se pourvoir en cassation que contre des décisions contraires à la loi ou qui violent des formes substantielles ou prescrites à peine de nullité. DO Vraag ne. 666 van de heer Geysels van 17 februari 1995 (N.): Radioactieue stoffen.- Vervoer. - Controle. Uw antwoord op mijn vraag nr, 162 van 8 juni 1993 (Vragen en Antwoorden, Kamer, , nr.47, blz. 3868) doet bijkomende vragen rijzen: DO Question n? 666 de M. Geysels du 17 février 1995 (N.): Matières radioactives. - Transport. - Contrôle. Votre réponse à ma question n? 162 du 8 juin 1993 (Questions et Réponses, Chambre, , n? 47, p. 3868) soulève des questions supplémentaires:

77 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Hoeveel transporten hadden in de periode , jaarlijks, respectievelijk via de weg, het spoor, de zee en de lucht plaats voor de verschillende nucleaire materialen: radio-actief afval, splijtbaar materiaal, gebruikte splijtstoffen en ander nucleair materiaal? 2. Op welke manier werd in die periode de fysische en administratieve controle georganiseerd? 3. Over hoeveel personeelsleden beschikt u om die controle uit te voeren? Antwoord: In antwoord op zijn vragen, wil ik aan het geacht lid het volgende preciseren. 1. De gegevens inzake transporten via het spoor, de zee, de lucht en over de weg gedurende de jaren 1993 en 1994 zijn: Spoor: Bestraalde brandstof - van de centrale van Doel (gecombineerd spoorvervoer) : 5 (1993) en 5 (1994), - van de Nederlandse centrale van Dodewaerd: 3 (1993) en 3 (1994); Laag aangerijkt UF 6 : 6 (1993) en 2 (1994); Natuurlijk en verarmd UF 6 : 12 (1993) en 8 (1994). Zee: Transit in de Belgische havens: - Laag aangerijkt UF 6 : 14 (1993) en 13 (1994), - Natuurlijk en verarmd UF 6 : 3 (1993) en 4 (1994), - andere concentraten van natuurlijk uraan: 34 (1993) en 22 (1994), bestraalde brandstofstiften : 2 (1993), niet bestraalde brandstofelementen: 1 (1993); Aankomst in een Belgische haven met aansluitend wegvervoer: - Laag aangerijkt UF 6 : 1 (1994); Vertrek vanuit een Belgische haven met voorafgaand wegvervoer: - Laag aangerijkt UF 6 : 18 (1993) en 25 (1994), - Natuurlijk en verarmd UF 6 : 1(1994), - bestraalde brandstof afkomstig van het SCK te Mol: 4 (1993) en 6 (1994). Lucht: Naast de luchttransporten van radioactieve stoffen voor medische-, industriële- en onderzoeksdoeleinden worden jaarlijks ongeveer een Sa-tal transporten van staaltjes van splijrstoffen voor analyse en onderzoeksdoeleinden uitgevoerd. 1. Combien de transports, respectivement par route, par chemin de fer et par avion, ont été effectués annuellement durant la période pour les matériaux nucléaires suivants: déchets radioactifs, matières fissiles, matières fissiles utilisées et autre matériel nucléaire? 2. Comment fut organisé à l'époque le contrôle physique et administratif? 3. De combien d'agents disposez-vous pour effectuer ce contrôle? Réponse: En réponse aux questions de l'honorable membre, je voudrais préciser ce qui suit. 1. Le détail des transports par chemin de fer, par mer, par air et par route durant les années 1993 et 1994 est: Chemin de fer: * Combustibles irradiés provenant * 'f * de la centrale de Doel (combiné rail-route): 5 (1993) et 5 (1994), de la centrale néerlandaise de Dodewaerd: 3 (1993) et 3 (1994); UF 6 faiblement enrichi: 6 (1993) et 2 (1994); UF6 naturel et appauvri: 12 (1993) et 8 (1994). Mer: Transit dans les ports belges: UF 6 faiblement enrichi: 14 (1993) et 13 (1994), UF 6 naturel et appauvri: 3 (1993) et 4 (1994), autres concentrés d'uranium naturel: 34 (1993) et 22 (1994), crayons de combustibles irradiés: 2 (1993), éléments de combustibles non irradiés: 1 (1993); * Arrivée dans un port belge suivie du transport par route: * - UF 6 faiblement enrichi: 1 (1994); Départ d'un port belge avec transport par route préalable: - UF 6 faiblement enrichi: 18 (1993) et 25 (1994), UF 6 naturel et appauvri: 1 (1994), - combustibles irradiés provenant du CEN de Mol: 4 (1993) et 6 (1994). Air: Excepté les transports par air des substances radioactives à usage médical, industriel et de recherche, il y a chaque année environ 50 transports d'échantillons de matières fissiles pour analyses et recherches.

78 16232 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Anrwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Het valt te noteren dat in 1993 en 1994 er geen luchttransporten van splijtsroffen op industriële schaal hebben plaatsgevonden. Weg: * Bestraalde brandstof:.. ~. Afval: vanuit Tihange: 15 (1993) en 17 (1994), vanaf de Nederlandse centrale te Borssele met bestemming La Hague: 10 (1993) en 13 (1994); niet geconditionneerd: 207 (1993) en 218 (1994), geconditionneerd: 50 (1993) en 61 (1994); Splijtbaar materiaal, grondstoffen voor de produktie van brandstofelementen: 181 (1993) en 111 (1994); Brandstofelementen naar de kerncentrales (inbegrepen de voor de buitenlandse centrales bestemde MOX-elementen): 109 (1993) en 108 (1994). 2. Wat betreft de organisatie van de fysische en adrninistratieve controle zijn er geen wezenlijke wijzigingen opgetreden sinds Bij de DBIS zijn twee ambtenaren en één administratieve assistent (sinds mei 1994) voltijds belast met de technische en administratieve opvolging van de transportdossiers. Il est à noter qu'en 1993 et 1994, il n'y a eu aucun transport par air de matières fissiles à l'échelle industrielle. Route:. Combustibles irradiés: * Déchets: * au départ de Tihange: 15 (1993) et 17 (1994), au départ de la centrale néerlandaise de Borssele et à destination de La Hague: 10 (1993) et 13 (1994); non conditionnés: 207 (1993) et 218 (1994), - conditionnés: 50 (1993) et 61 (1994); Matières fissiles destinées à la production d'éléments combustibles: 181 (1993) et 111 (1994); Assemblages de combustibles vers les centrales nucléaires (y compris les éléments MOX pour les centrales étrangères): 109 (1993) et 108 (1994). 2. En ce qui concerne l'organisation du contrôle physique et administratif, il n'y pas eu de changement essentiel depuis Au SPRI, deux fonctionnaires et un assistant administratif (depuis mai 1994) sont chargés à temps plein du suivi technique et administratif des dossiers de transports. DO Vraag nr. 673 van de heer De Man van 27 februari 1995 (N.): Vreemdelingen. - Vrijwillige remigratie. - Kredieten. De algemene uitgavenbegroting voor hetbegrotingsjaar 1995 trekt een bedrag van 150 rniljoen frank uit voor het vrijwillige repatriëringsprogramma. Dat is een substantiële verhoging ten opzichte van de voorgaande jaren. 1. Welke bedragen werden de voorbije jaren effectief besteed (met name van de 36 miljoen frank in 1993 en van de 100 miljoen frank in 1994)? 2. Hoeveel bedroeg de gemiddelde sreun voor de vrijwillige remigranten? 3. Naar welke landen keerden zij terug? 4. a) Bestaat er iets als een jaarrapport van de Internationale organisatie voor migratie? b) Is dat beschikbaar voor 1993 en 1994? DO Question n? 673 de M. De Man du 27 février 1995 (N.): Etrangers. - Retour volontaire. - Crédits. Le budget général des dépenses pour l'année budgétaire 1995 prévoit un montant de 150 millions pour le programme de rapatriement volontaire. Il s'agit là d'une augmentation substantielle par rapport aux années précédentes. 1. Quels montants ont été dépensés effectivement sur les 36 millions prévus en 1993 et les 100 millions pour 1994? 2. A combien s'élevait l'aide moyenne accordée à ceux qui sont retournés volontairement dans leur pays? 3. Dans quels pays sont-ils retournés? 4. a) Existe-t-il un rapport annuel de l'organisation internationale pour les migrations? b) Est-il disponible pour les années 1993 et 1994?

79 4. Welke maatregelen werden er genomen, na de ontdekking door een inspecteur-keurder van spuitplekken bij dieren die door collega's waren goedgekeurd? BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Antwoord: In antwoord op zijn vragen heb ik de eer het geacht lid het volgende mede te delen. De overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Internationale organisatie voor migratie (lam) belast deze organisatie met het opzetten van een speciaal programma voor de repatriëring of vrijwillige migratie van vreemde onderhorigen. De lam heeft daardoor tot opdracht alle noodzakelijke administratieve en operationele maatregelen te nemen om het individuele vertrek te organiseren van behoeftige vreemdelingen die ons land willen verlaten. De subsidie van mijn departement is bestemd voor het vergoeden van de onkosten die de lam daarbij maakt en wordt uitgekeerd op basis van de door de organisatie ingediende kostenstaten. Het voor 1993 voorziene krediet werd volledig benut, Tot op heden werd voor 1994 ongeveer 80 miljoen frank uitgekeerd, doch de lam heeft nog nier alle kostenstaten ingediend. De enige rechtstreekse financiële hulpverlening aan de kandidaten voor het vertrek is die bedoeld in artikel57, 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; de OCMW's kennen die hulpverlening toe voor maximum èèn maand. De afschriften van de jaarverslagen van de lam voor 1993 en 1994 zullen rechtstreeks aan het geacht lid worden meegedeeld. Réponse: En réponse à ses questions, j'ai l'honneur de faire savoir ce qui suit à l'honorable membre. La convention conclue entre l'etat belge et l'organisation internationale pour les migrations (aim) charge cette organisation de la mise sur pied d'un programme spécial de rapatriement ou d'émigration volontaire de ressortissants étrangers. L'OlM a donc pour mission de prendre toutes les mesures administratives et opérationnelles en vue d'organiser le départ individuel d'étrangers indigents qui souhaitent quitter notre pays. La subvention de mon département est destinée à indemniser les frais exposés par l'oim à cet effet, sur la base des états de frais introduits par l'organisation. Le crédit prévu pour l'année 1993 a été entièrement épuisé. Jusqu'à présent, 80 millions de francs environ ont été payés pour l'année L'OlM n'a toutefois pas encore introduit tous les états de frais. La seule aide directe allouée sous forme financière aux candidats au départ est celle prévue par l'article 57, 2, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale; elle est allouée par ces centres pendant au maximum un mois. Les copies des rapports annuels de l'oim pour 1993 et 1994 seront communiquées directement à l'honorable membre. DO DO Vraag nr. 677 van de heer Van Grembergen van 8 maart 1995 (N.): Hormonen. De schokkende feiten die zich in het milieu van de hormonenmaffia hebben voorgedaan herinneren eraan dar sommige mensen voor niets terugschrikken. In het verleden waren er al beschuldigingen en waren talrijke feiten bekend over betrokkenen in de sector. 1. Welk gevolg werd er gegeven aan de beschuldiging door een inspecteur-keurder rn.b.t. het toelaten door collega's-keurders van beesten zonder staart in het slachthuis? 2. Welk gevolg werd er gegeven aan de beschuldiging van laksheid door een inspecteur-keurder m.b.t. het medeweten en stilzitten van collega's naar aanleiding van onwettelijke slachtingen? 3. Wat was het resultaat van het onderzoek, naar de bedreiging met een mes van een inspecteur-keurder door een slachthuiseigenaar? Question n" 677 de M. Van Grembergen du 8 mars 1995 (N.): Hormones. Les faits choquants que nous venons de vivre nous rappellent que dans le milieu de la mafia des hormones, certaines personnes ne reculent devant rien. Des accusations avaient déjà été lancées par le passé, et de nombreux faits étaient établis. 1. Quelle suite a été donnée aux accusations formulées par un inspecteur vétérinaire à l'encontre de certains inspecteurs acceptant dans les abattoirs des bêtes sans queue? 2. Quelle suite a été donnée aux accusations de laxisme formulées par un inspecteur vétérinaire à l'encontre de collègues qui, au courant d'abattages illégaux, n'ont pas réagi? 3. Quels ont été les résultats de l'enquête menée après qu'un propriétaire d'abattoir a menacé un inspecteur vétérinaire d'un couteau? 4.Quelles mesures ont été prises après qu'un inspecteur vétérinaire a découvert des traces d'injections sur des animaux qui avaient été déclarés exempts d'hormones par des collègues?

80 16234 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) 5. Welk gevolg werd er gegeven aan of wat is desgevallend de stand van zaken in dossiers, waarin een inspecreur-keurder keurders van corruptie beschuldigt? 6. Welk gevolg werd er gegeven aan of wat is desgevallend de stand van zaken in het dossier waarin een inspecteur-keurder, een keuringshoofd ervan beschuldigde tegen betaling aan vetmesters uit te leggen hoe ze moeten spuiten om te voorkomen dat de plekken door keurders werden ontdekt? 7. Welk gevolg werd er gegeven aan of wat is desgevallend de stand van zaken m.b.t, de door een inspecteur-keurder gesignaleerde feiten in hoofde van keurders, zoals het goedkeuren van noodslachtingen en zieke dieren, het negeren van antibiotica- of horrnonen-injectieplaatsen, en het tegenwerken van gerichte controles of het niet bereid zijn actief mee te werken aan een veilig vleesprodukt? 8. Welke sanctie riskeert een keurder die betrapt wordt om 5 uur 's ochrends de krant te lezen zonder een dier te controleren? 9. Welke maatregelen werden genomen om de verschillen in de resulraren van de verschillende horrnonenteams te verminderen? 10. Welke maatregelen werden genomen of war is desgevallend de stand van zaken met betrekking tot de nachtelijke sluikslachting in het slachthuis van Doornik (waar 48 karkassen in beslag werden genomen en er 28 positief bleken te zijn)? 11. Welke maatregelen werden genomen of wat is desgevallend de stand van zaken in het dossier van de dierenarts die berrapt werd met hormonencockrails? 12. Welke maatregelen werden genomen of wat is desgevallend de stand van zaken in het dossier van de veearts, die betrapt werd op het uitdelen van horrnonencocktails? 13. Welke maatregelen werden genomen of wat is.desgevallend de stand van zaken in het dossier van de keurder die veroordeeld is tot een gevangenisstraf en een geldboete? 14. Welke maatregelen, behalve overplaatsing, worden overwogen tegen twee rijkswachters die betrapt zijn op het doorspelen van informatie aan de hormonenmaffia? 15. Wat was de oplossing voor roestanden als de voortdurende negatieve resultaren bij tegenexpertises in een Waals laboratorium en de mogelijkheid om de inhoud van de potjes voor tegenexpertise, langs de deksel weg te gieten? 16. Wat is de stand van zaken in het dossier tegen de veearts die een voorziening in cassatie ingesteld heeft? Antwoord: Het geacht lid gelieve hieronder mijn antwoord te vinden op de onderdelen van zijn vraag die voldoende concreet geformuleerd zijn. 5. Quelle suite a été donnée aux dossiers relatifs aux accusations de corruption portées par un inspecteur vétérinaire contre d'autres inspecteurs? 6. Quelle suite a été donnée au dossier concernant un inspecteur vétérinaire ayant accusé un supérieur d'expliquer, contre paiement, à des engraisseurs comment il fallait procéder pour éviter que les inspecteurs vétérinaires découvrent les traces d'injections? 7. Quelle suite a été donnée à certains faits signalés par un inspecteur vétérinaire à propos d'autres inspecteurs, comme le fait d'approuver des abattages d'urgence et d'animaux malades, de ne pas tenir compte de traces d'injection d'antibiotiques et d'hormones, d'empêcher des contrôles dirigés et de ne pas être disposés à coopérer activement à la mise sur le marché d'un produit sain? 8. Quelle sanction risque un inspecteur surpris à 5 heures du matin à lire le journal au lieu de contrôler les animaux? 9. Quelles mesures ont été prises pour réduire les écarts dans les résultats obtenus par les différentes équipes d'inspecteurs? 10. Quelles mesures ont été prises en ce qui concerne l'abattage nocturne illégal qui a eu lieu dans l'abattoir de Tournai (28 des 48 carcasses saisies se sont révélées positives)? 11. Quelles mesures ont été prises en ce qui concerne le dossier du vétérinaire surpris en possession de cocktails d'hormones? 12. Quelles mesures ont été prises en ce qui concerne le dossier du vétérinaire surpris à distribuer des cocktails d'hormones? 13. Quelles mesures ont été prises en ce qui concerne le dossier de l'inspecteur vétérinaire qui a été condamné à une peine de prison ainsi qu'à une amende? 14. Quelles mesures, hormis une mutation, sont envisagées en ce qui concerne les deux gendarmes qui ont transmis des informations à la mafia des hormones? 15. Quelles solutions ont été trouvées en ce qui concerne les résultats invariablement négatifs des contre-expertises réalisées dans un laboratoire wallon ainsi que la possibilité de faire disparaître, par une manipulation au niveau du couvercle, le contenu des fioles destinées à la contre-expertise? 16. Qu'en est-il du dossier concernant le vétérinaire qui s'est pourvu en cassation? Réponse: Je prie l'honorable membre de trouver cidessous mes réponses aux parties de sa question qui ont été formulées de façon pertinente.

81 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Mocht hij nog verder geïnteresseerd zijn in mijn standpunt betreffende de andere onderdelen dan zal ik mijn antwoord vervolledigen zodra hij de nodige gegevens daartoe heeft geconcretiseerd. 3. Wanneer keurders in de uitvoering van hun taak bedreigd worden, kunnen zijdaarvan aangifte doen volgens een procedure die hun door een omzendbrief van 11 oktober 1993 werd meegedeeld. De klachten worden bij het Centraal bureau van opsporing van de rijkswacht (CBO) gecentraliseerd. 4. Niet alle letsels ingevolge het inspuiten van geneesmiddelen of van niet-toegelaten stoffen met farmacologische werking kunnen bij gewone keuring worden vastgesteld, met name wanneer de toediening diep in het spiervlees heeft plaatsgehad. In de regel worden alle vastgestelde letsels bij de keuring verwijderd. Wanneer het gaat om verdachte dieren wordt op deze letsels een laboratoriumanalyse uitgevoerd. 8. Daar de slachthuizen slechts de slachtactiviteit om 6 uur's morgens mogen aanvangen is de aanwezigheid van een keurder om 5 uur niet nodig. 9. Een interdepartementale cel werd opgericht om de resultaten te bespreken en de acties beter op elkaar af te stellen. 10. Na het vaststellen van nachtelijke slachtingen in het slachthuis van Doornik einde 1993 werd een met opdrachten belaste dierenarts geschorst. Bovendien werd proces-verbaal opgesteld en de exploitant van het slachthuis werd volgens artikel 17 van de wet van 1952 een waarschuwing gestuurd. 13. In 1991 werd als disciplinaire maatregel tegen een door de strafrechter veroordeelde inspecteurkeurder een schorsing uitgesproken. 14. Ik verwijs naar het antwoord van de minister van Justitie (nr. 857 van 8 maart 1995). 15. Bij ministerieel besluit van 6 september 1993 werd de erkenning van een laboratorium opgeschort. Het tweede monster bestemd voor eventueel tegenanalyse wordt op dezelfde wijze als het eerste monster verzegeld. S'il désire connaître mon point de vue au sujet des autres points, je ne manquerai pas de compléter ma réponse dès qu'il m'aura signalé plus concrètement les données qui l'intéressent. 3. Lorsque des experts sont menacés durant l'exécution de leur mission, ils peuvent porter plainte selon une procédure qui leur a été communiquée par la circulaire du 11 octobre Ces plaintes sont centralisées au Bureau central de recherche de la gendarmerie (BCR). 4. Les lésions dues aux injections de médicaments ou de substances à effet pharmacologique non autorisées (sites d'injection) ne peuvent pas être toutes découvertes lors de l'expertise, notamment lors d'administrations dans le tissu musculaire profond. Normalement, toutes les lésions découvertes sont éliminées lors de l'expertise. Lorsqu'il s'agit d'animaux suspects, les sites d'injection sont analysés dans un laboratoire. 8. Comme les abattoirs ne peuvent commencer leurs activités d'abattage qu'à six heures du matin, la présence d'un expert à cinq heures n'est pas nécessaire. 9. Une cellule interdépartementale a été mise sur pied afin de débattre des résultats et de mieux organiser les actions. 10. Après avoir constaté des abattages nocturnes à l'abattoir de Tournai à la fin de 1993, un vétérinaire chargé de mission a été suspendu. En outre, un procèsverbal a été rédigé et un avertissement a été envoyé à l'exploitant de l'abattoir selon l'article 17 de la loi de En 1991, un inspecteur-expert condamné à une sanction pénale a fait l'objet d'une suspension disciplinaire. 14. Je réfère à la réponse du ministre de la Justice (n? 857 du 8 mars 1995). 15. L'agrément d'un laboratoire a été suspendu par l'arrêté ministériel du 6 septembre Le second échantillon destiné à la contre-expertise éventuelle est scellé d'une façon identique au premier. DO DO Vraag nr. 679 van de heer Viseur (Fr.): van 10 rnaart1995 Afval. - Volksgezondheid. - Quiévrain. - Congosion. De gemeente Quiévrain exploiteert sinds 1950 op onwettige wijze een stort, «Congo» genaamd, dar op zijn grondgebied op de hoek van de «rue du Marais» en de «rue du Congo» is gelegen. Het stort werd in 1987 op bevel van het Waalse Gewest gesloten en Question no 679 de M. Viseur du 10 mars 1995 (Fr.): Déchets. - Santé publique. - Quiévrain. - Décharge du Congo. Depuis 1950, la commune de Quiévrain exploite illégalement une décharge, dite «du Congo», sise sur son territoire, à l'angle de la rue du Marais et de la rue du Congo. Fermée en 1987 sur ordre de la Région wallonne, puis rouverte sans autorisation en 1987, elle 2069

82 16236 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) nadien zonder vergunning in 1987 heropend. Inert afval, grof huisvuil en huishoudelijk afval werden er gedumpt. Sinds 1990 is her, officieel, vooral een doorvoerstort voor huishoudelijk afval en aanverwante en een stortplaats voor inert afval. Dat doet niets af aan het gevaar. In september 1994 ontstond er immers een brand die de brandweer slechts met veel moeite kon bedwingen. Volgens de heer Lutgen zouden uit de afvalmassa nog altijd fermentatiegassen kunnen ontsnappen (vraag nr van 18 november 1994). De brand heeft dat stort weer in de acrualiteit gebracht, en aangezien het zo dicht bij woningen is gelegen als in dit precies geval (ongeveer 200 ml, kan men zich vragen stellen over de gevaren die dat voor de gezondheid kan inhouden. 1. a) Werden bij het uitbreken van de brand en nadien analyses van de gasuitwasemingen verricht? b) Zo ja, wat waren de resultaten? 2. a) Werd een verslag opgesteld over de mogelijke en reële gevaren voor de omwonenden? b) Zo neen, waarom? c) Zo ja, wat waren de conclusies? d) Bestaan er momenteel plannen om daar iets aan te doen? Antwoord: Als antwoord op zijn vraag over de stortplaats van Congo, verwijs ik het geacht lid door naar rnijn collega, minister Guy Lutgen, minister van Leefmilieu voor het Waalse Gewest. Worden hiermee enkel de sociale zekerheidsprestaties bedoeld, zoals de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen in het kader van de ZIV-reglementering? Of dienr de terrn «sociale uitkeringen» breder gedefinieerd te worden en uitgebreid tot de zogenaamde resiaccueillait des déchets inertes, des encombrants et des déchets ménagers. Officiellement, depuis 1990, elle est surtout une station de transfert pour les déchets ménagers et assimilés et un dépotoir de déchets inertes. Cela n'écarte en rien le danger puisque en septembre 1994 s'est déclaré un incendie qui n'a pu qu'être fort difficilement maîtrisé par les pompiers. Aux dires de M. Lurgen, «les gaz de fermentation sont toujours susceptibles de s'échapper de la masse des déchets (question n? du 18 novembre 1994). L'incendie d'une décharge focalise l'attention sur celle-ci et, quand elle est aussi proche des habitations que dans ce cas précis (environ 200 ml, on ne peut que s'interroger sur les dangers qu'elle peut présenter en termes de santé. 1. a) Des analyses des émissions gazeuses ont-elles été effectuées, à l'époque de l'incendie et après? b) Si oui, quels en sont les résultats? 2. a) Un rapport a-t-il été dressé au sujet des dangers potentiels et réels encourus par les riverains? b) Sinon, pourquoi? c) Si oui, quelles en sont les conclusions? d) Y a-t-il à l'heure actuelle un projet en ce sens? Réponse: En réponse à sa question portant sur la décharge du Congo, je renvoie l'honorable membre à mon collègue, le ministre Guy Lurgen, ministre de l'environnement pour la Région wallonne. DO Vraag nr. 681 van de heer Gabriëls van 14 maart 1995 (N.): OCMW. - 'Laken, - Bewijs van tewerkstelling. - Optreden als werkgever. Artikel 60, 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 bepaalt dat, wanneer een persoon het bewijs moet leveren van een periode van tewerksrelling om het volledige voordeel van bepaalde sociale uitkeringen te bekomen, het OCMWalle maatregelen neernt om hem een betrekking te bezorgen. In voorkomend geval verschaft het deze vorm van diensrverlening door zelf voor de bedoelde periode als werkgever op te treden. Wat wordt onder het begrip «sociale uitkeringen» verstaan? DO Question n? 681 de M. Gabriëls du 14 mars 1995 (N.): CPAS. - Missions. - Justification de travail. - lnteruention en tant qu'employeur. L'article 60, 7, de la loi organique du 8 juillet 1976 stipule que lorsqu'une personne doit justifier d'une période de travail pour obtenir le bénéfice complet de certaines allocations sociales, le CPAS prend toutes les dispositions de nature à lui procurer un emploi. Le cas échéant, il fournit cette forme d'aide sociale 'en agissant lui-même comme employeur pour la période visée. Qu'entend-t-on par «allocations sociales»? Vise-t-on uniquement les prestations de sécurité sociale telles que les allocations de chômage et les allocations dans le cadre de la réglementation de l'assurance maladie-invalidité? Le terme d'«allocations sociales» doit-il être défini de manière plus large

83 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) Chambredes Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) duaire stelsels? M.a.w., komt iemand die reeds een inkomstenvervangende tegernoerkoming trekt in het kader van de wet van 27 februari 1987 in aanmerking voor een tewerkstelling in toepassing van artikel 60, 7, dit in de veronderstelling dat voor hem of haar een aangepaste arbeidspost kan gevonden worden? Antwoord: In antwoord op de vraag van het geacht lid, heb ik de eer hem het volgende mede te delen. Het begrip «sociale uitkeringen» werd niet specifiek bepaald door de wetgever van 1976, aangezien het niet werd toegelicht in de parlementaire stukken. De betekenis van dar begrip moet dan ook in verband worden gezien met de voorwaarde die in bedoeld artikel wordt gesteld, namelijk dat een persoon het bewijs moet leveren van een periode van tewerkstelling om het volledig voordeel van die uitkeringen te bekomen. Het gaat dus vooralom de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. Om een hulpaanvrager de kans te bieden het volledig voordeel van die uitkeringen te genieten, verbiedt de wet niet dat een OCMWalle maatregelen neemt om een betrekking te bezorgen of volgens de vorm voorgeschreven in artikel 60, 7, van de wet van 8 juli 1976, een persoon zelf tewerk stelt, die reeds een residuair stelsel genoot zoals het bestaansminimum of het op basis van de wet van 27 februari 1987 toegekende vervangingsinkomen. et étendu aux régimes qualifiés de résiduaires? En d'autres termes, quelqu'un qui bénéficie déjà d'une allocation de remplacement de revenu dans le cadre de la loi du 27 février 1987 entre-t-il en ligne de compte pour un emploi en application de l'article 60, 7, en supposant qu'un emploi approprié puisse être trouvé pour l'intéressé? Réponse: A la question posée par l'honorable membre, je puis formuler la réponse suivante. Les termes «allocations sociales» n'ont pas été définis de manière particulière par le législateur de 1976, les travaux préparatoires étant muets à ce sujet. Aussi convient-il d'attribuer au contenu de ces terines un sens lié nécessairement à la condition énoncée par la disposition en cause, à savoir l'obligation pour une personne de justifier d'une période de travail pour obtenir le bénéfice complet des dites allocations. Sont dès lors principalement concernées les prestations de l'assurance contre le chômage et les prestations de l'assurance contre la maladie et l'invalidité. En vue de permettre à un demandeur d'aide d'obtenir le bénéfice complet de telles allocations, il n'y a pas d'objection légale à ce qu'un CPAS prenne toutes les dispositions de nature à procurer un emploi ou engage lui-même, dans la forme prévue à l'article 60, 7, de la loi du 8 juillet 1976, une personne qui bénéficiait déjà d'un régime résiduaire tel que le minimum de moyens d'existence ou l'allocation de remplacement octroyée dans le cadre de la loi du 27 février DO Vraag nr. 683 van de heer De Groot van 16 maart 1995 (N.): Ziekenhuizen. - Spoedgevallendienst. De bestaffing van een klein algemeen ziekenhuis is meestal beperkt zodat er een probleem rijst voor de bestaffing van de spoedgevallendienst. Onder welke voorwaarden mogen artsen die geen specialist zijn noch kandidaat-specialist in opleiding, de eerstelijnszorg van de spoedgevallendienst verzekeren? Antwoord: Ik heb de eer het geacht lid te antwoorden dar de normen met betrekking toterkenning van een spoedgevallendienst in voorbereiding zijn. Vooralsnog zijn er echter geen. Wel wordt in de bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tornograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch technische dienst zoals bedoeld in artikel6bis, 2, van de wet op de ziekenhuizen, een omschrijving van de spoedgevallendienst gegeven. DO Question n? 683 de M. De Groot du 16 mars 1995 (N.): Hôpitaux. - Service des urgences. Un hôpital général de petite taille ne disposant souvent que d'effectifs limités, un problème se pose au niveau du personnel du service des urgences. Sous quelles conditions les médecins qui ne sont pas spécialistes ni futurs spécialistes en voie de formation peuvent-ils prodiguer les soins de première ligne au sein du service des urgences? Réponse: J'ai l'honneur de porter à la connaissance de l'honorable membre que les normes d'agrément du service des urgences sont en cours de préparation. Il n'en existe toutefois pas pour l'instant. L'annexe 1 de l'arrêté royal du 28 novembre 1986 fixant les normes auxquelles un service d'imagerie médicale où est installé un tomographe axial transverse doit répondre pour être agréé comme service médical technique au sens de l'article 6bis, 2, de la loi sur les hôpitaux, donne toutefois une définition du service des urgences.

84 16238 BelgischeKamervanVolksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsdeBelgique Questionset Réponses(Sa ) Er weze opgemerkt dat deze omschrijving, die geen aanleiding geeft tot de erkenning van de spoedgevallendienst op zich, enkel geldt als norm voor ziekenhuizen die over bepaalde diensten, zoals bijvoorbeeld een hartcatheterisatiedienst, willen beschikken. Punt 3 van genoemde bijlage stipuleert voor deze ziekenhuizen dar ten minste een geneesheer-specialist in de interne geneeskunde, de heelkunde of de anesthesiologie of een subspecialisme van deze disciplines, die voltijds verbonden is aan het ziekenhuis en die een aangepaste opleiding heeft gehad in een spoedgevallendienst waarbij hij vertrouwd werd gemaakt met alle aspecten van de reanimatie en de dringende medische behandeling, permanent 24 uur op 24 uur, aanwezig is in de dienst. De bijlage stelt verder dat deze permanentie ook mag worden waargenomen door een geneesheer in opleiding in voormelde specialismen of subspecialismen voor zover dat hij minstens twee jaar postgraduate opleiding heeft genoten, dar de dienst waarin hij permanentie waarneemt opgenomen is in zijn stageprogramma en dat hij in een spoedgevallendienst vertrouwd werd gemaakt met alle aspecten van de reanimatie en de dringende medische behandeling. Er wordt nog aan toegevoegd dat indien de perrnanentie wordt waargenomen door een geneesheerspecialist in opleiding, een geneesheer-specialist, 24 uur op 24 uur dient oproepbaar te zijn. Meer algemeen kan echter, wat de opvang van spoedgevallen in een algemeen ziekenhuis betreft, gesteld worden, dat er geen wettelijke verbodsbepalingen zijn die verhinderen dat deze kan worden verzekerd door een arts die geen specialist is noch kandidaat-specialist in opleiding. Ook het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, dat in artikel 2, 1, 4, bepaalt dát elk ziekenhuis moet beschikken over de permanente aanwezigheid van een geneesheer, verzet zich daar niet tegen. Il convient de noter que cette définition, qui en tant que telle ne donne pas lieu à l'agrément du service des urgences, ne constitue qu'une norme pour les hôpitaux qui souhaitent disposer de services déterminés, tels qu'un service de cathétérisme cardiaque. Le point 3 de l'annexe précitée stipule, en ce qui concerne ces hôpitaux, qu'au moins un médecin spécialiste en médecine interne, en chirurgie ou en anesthésiologie ou dans une sous-spécialité de ces disciplines, lié à plein temps à l'hôpital et qui a bénéficié d'une formation adaptée dans un service des urgences où il a été familiarisé avec tous les aspects de la réanimation et du traitement médical urgent, est en permanence, 24 heures sur 24, présent dans le service. L'annexe stipule en outre que cette permanence peut également être assurée par un médecin en cours de formation dans les spécialités ou sous-spécialités précitées, pour autant qu'il ait bénéficié d'une formation de post-graduat de deux ans au moins, que le service dont il assure la permanence figure dans son programme de stage et qu'il ait été familiarisé dans un service des urgences avec tous les aspects de la réanimation et du traitement médical urgent. Il y est en plus ajouté qu'au cas où un médecin spécialiste en cours de formation assume la permanence, il faut pouvoir faire appcl24 heures sur 24 à un médecin spécialiste. De manière plus générale, on peut dire, pour ce qui concerne la prise en charge des urgences dans un hôpital général, qu'il n'existe pas de dispositions prohibitives légales qui empêchent que celle-ci soit assurée par un médecin qui n'est ni spécialiste, ni candidat spécialiste en formation. L'arrêté royal du 30 janvier 1989 fixant les normes complémentaires d'agrément des hôpitaux et des services hospitaliers et précisant la définition des groupements d'hôpitaux et les normes particulières qu'ils doivent respecter, lequel stipule, dans son article 2, 1 er, 4, que chaque hôpital doit disposer de la présence permanente d'un médecin, ne s'y oppose pas davantage. DO Vraag nr. 684 van de heer De Groot van 27 maart 1995 (N.): Uitoefening van de geneeskunde. - Anesthesie. Deontologisch en omwille van kwaliteitsvereisten is het aangewezen dat een anesthesist slechts voor één patient tegelijkertijd narcose of anesthesie geeft en erop toeziet. In de praktijk blijkt dat vooral in kleinere ziekenhuizen de anesthesist tegelijkertijd bij verschei- DO Question n? 684 de M. De Groot du 27 mars 1995 (N.): Exercice de la médecine. - Anesthésie. Du point de vue déontologique et pour des raisons impératives de qualité, un anesthésiste ne devrait anesthésier et surveiller qu'un malade à la fois. Or, dans la pratique, et notamment dans les petits hôpitaux, il arrive que l'anesthésiste s'occupe de plusieurs malades

85 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) dene patiënten anesthesie en narcose verricht. De anesthesisten voeren aan dat de erelonen voor hun prestatie onvoldoende zijn om hun activiteit te beperken tot één narcose. 1. Besraat er al een dwingende regeling betreffende die materie? 2. Zo niet, overweegt u de nodige maatregelen te nemen om meervoudige narcosetoediening te voorkomen? 3. Wordt er overwogen om de erelonen voor sommige verstrekkingen in verband met anesthesie te verhogen? Antwoord: In antwoord op zijn parlementaire vraag heb ik de eer aan het achtbare lid de antwoorden hierbij kenbaar te maken: 1. Momenteel bestaat er geen dwingende regeling inzake de toediening van een narcose of anesthesie. Wel wordt in het advies dd. 8 mei 1982 dat in het Officieel Tijdschrift van de Orde van Geneesheren werd gepubliceerd (nr. 32/1982, blz. 36) onder artikel51 van de Code van geneeskundige plichtenleer, gestipuleerd dar de anesthesist gedurende de hele tijd van de ingreep toezicht moet houden op de patiënt. 2. De Nationale raad voor ziekenhuisvoorzieningen heeft een advies geforrnuleerd met betrekking tot «de normen voor patiëntenbeveiliging bij anesthesie», Dit advies voorziet o.m, in de verplichting voor de anesthesist om een narcose of een anesthesie slechts op één enkele pariënt tegelijkertijd toe te passen. Mijn administratie bereidt thans op mijn verzoek, een ontwerp van koninklijk besluit voor, om in deze materie regelgevend op te treden. 3. Inzake de nomenclatuur m.b.t. de anesthesieverstrekkingen is enkel de federale minister van Sociale Zaken bevoegd. en même temps. Pour les anesthésistes, c'est l'insuffisance des honoraires rétribuant leurs prestations qui les empêche de se limiter à une seule anesthésie. 1..Existe-t-il une réglementation contraignante en la matière? 2. Dans la négative, envisagez-vous de prendre les mesures nécessaires afin de prévenir les anesthésies simultanées? 3. Envisage-t-on une augmentation des honoraires pour certaines prestations relatives à l'anesthésie? Réponse: En réponse à sa question, j'ai l'honneur de fournir à l'honorable membre les éléments de réponse suivants: 1. Il n'existe à l'heure actuelle aucune réglementation contraignante en matière d'application de narcoses ou d'anesthésies. L'avis du 8 mai 1982, publié dans l'organe officiel de l'ordre des médecins (n? 32/1982, p. 36) stipule néanmoins sous l'article 51 du Code de déontologie médicale, que l'anesthésiste a le devoir de surveiller le patient pendant toute la durée de l'intervention. 2. Le Conseil national des établissements hospitaliers a formulé un avis sur les normes en matière de protection du patient lors d'une anesthésie. Cet avis impose notamment à l'anesthésiste l'obligation de n'effectuer une narcose ou une anesthésie que sur un patient à la fois. A ma demande, mon administration prépare actuellement un arrêté royal visant à réglementer cette matière. 3. La nomenclature relative aux prestations d'anesthésie relève de la compétence exclusive du ministre fédéral des Affaires sociales. DO DO Vraag nr, 685 van de heer Vandendriessche van 28 maart 1995 (N.): Departement. - Buitenlandse reizen. De ministerraad van 15 december 1994 besliste principieel dat het reizen in opdracht of voor rekening van de federale overheid centraal dient te worden georganiseerd. Het college van secretarissen-generaal kreeg opdrachtalle nuttige informatie te verzamelen. Een werkgroep zal de gegevens analyseren en bestuderen. l. a) Hoeveel buitenlandse reizen organiseerde uw departement in 1993 en 1994? b) Voor hoeveel am btenaren werden die reizen georganiseerd? Question n? 685 de M. Vandendriessche du 28 mars 1995 (N.): Département. - Voyages à l'étranger. Le conseil des ministres du 15 décembre 1994 a pris la décision de principe que les voyages sur l'ordre ou pour le compte des autorités fédérales doivent être organisés au niveau central. Le collège des secrétaires généraux a reçu l'ordre de recueillir toutes les informations utiles. Un groupe de travail analysera et étudiera les données. 1. a) Combien de voyages à l'étranger votre départe-, ment a-t-il organisés en 1993 et en 1994? b) Pour combien de fonctionnaires ces voyages ont-ils été organisés?

86 16240 BelgischeKarnervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (CZ ) Chambre des Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) c) Naar welke landen gingen die reizen? d) Wat was de totale kostprijs in 1993 en 1994? 2. Voor hoeveel procent van de reizen werd gebruik gemaakt van de dienstenvan Sabena in 1994? 3. a) Werden de deelnemende ambtenaren verplicht te rapporteren over hun buitenlandse opdracht? b) Zo ja, op welke wijze? Antwoord: Het geacht lid gelieve hieronder het antwoord op zijn vraag te willen vinden. 1. a) 1993: 456; 1994: 417. b) 1993: 125; 1994: 111. c) De zendingen hadden vooral de lidstaten van de Europese Unie ter bestemming; occasioneel waren er ook reizen naar Australië, Bulgarije, Canada, Chinese Volksrepubliek, Guïnea, Hongarije, Israël, Japan, Kenia, Malta, Marokko, Noorwegen, Polen, Philippijnen, Roemenië, Rusland, Ruanda, Slovakije, Thailand, Tsjechië, Turkije, USA en Zwitserland. d) 1993: ; 1994: '2. Het departement beschikt niet over gegevens inzake het gebruik van de verschillende luchtvaartmaatschappijen door de ambtenaren. 3. a) Ja. b) Door een schriftelijk verslag van zending dat binnen de 14 dagen na terugkeer dient gericht te worden aan de verantwoordelijke minister via de hiërarchische weg. c) Quels étaient les pays visités? d) Quel a été le coût total en 1993 et 1994? 2. Pour l'année 1994, pour combien de voyages (en pourcentage) a-t-on fait appel aux services de la Sabena? 3. a) Les fonctionnaires qui ont effectué ces voyages ont-ils dû rédiger un rapport sur leur mission à l'étranger? b) Dans l'affirmative, de quelle manière? Réponse: Je prie l'honorable membre de bien vouloir trouver ci-dessous réponse à sa question. 1. a) 1993: 456; 1994: 417. b) 1993: 125; 1994: 111. c) Les missions ont essentiellement pour destinations les Etats membres de l'union européenne; occasionnellement certains voyages ont lieu en Australie, Bulgarie, Canada, République populaire de Chine, Guinée, Hongrie, Israël, Japon, Kenya, Malte, Maroc, Norvège, Pologne, Philippines, Roumanie, Russie, Rwanda, Slovaquie, Thaïlande, Tchèquie, Turquie, USA et Suisse. d) 1993: ; 1994: Le département ne dispose pas de données signalant quelles sont les différentes compagnies aériennes utilisées par les fonctionnaires. 3. a) Oui. b) Au moyen d'un rapport de mission écrit, à soumettre au ministre via la voie hiérarchique, endéans les 14 jours qui suivent le retour de mission. DO DO Vraag nr. 686 van de heer Gabriëls van 28 maart 1995 (N.): Armoede. Ongetwijfeld heeft u kennis genomen van het Algemeen verslag over de armoede gerealiseerd door de Koning-Boudewijnstichting, in samenwerking met ATD- Vierde wereld België en de Vereniging van Belgische steden en gemeenten. Welke maatregelen neemt u om de gedane voorsrellen te realiseren? Question n? 686 de M. Gabriëls du 28 mars 1995 (N.): Pauvreté. Vous avez certainement pris connaissance du Rapport général sur la pauvreté réalisé par la Fondation Roi Baudouin en collaboration avec ATD-Quartmonde Belgique et l'union des villes et communes belges. Quelles mesures avez-vous prises pour réaliser concrètement les propositions formulées?

87 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (CZ ) Chambre des Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Antwoord: In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geacht lid het volgende mede te delen. In het kader van het contract met de burger, geconcretiseerd in hoofdstuk III van het Regeerakkoord, werd voorzien in de opstelling van een Algemeen verslag over de armoede in België. Die opdracht, waaraan de maatschappelijk werkers en de armen zelf hebben meegewerkt, werd toevertrouwd aan de Koning- Boudewijnstichting, in nauwe samenwerking met de Vereniging van Belgische steden en gemeenten en de BewegingATD Vierde Wereld. In het Verslag worden, geïnspireerd door het verhaal van de betrokkenen en op basis van een maatschappelijke dialoog, een aantal aanbevelingen en voorstellen geformuleerd die de overheid in concrete maatregelen zal kunnen omzetten. De opvolging van het Algemeen verslag over de armoede vraagt een gemeenschappelijke actie, waarbij zowel de federale overheid als de gemeenschappen en gewesten worden betrokken. Op 22 maart Il. vond een interrninisteriële conferentie voor sociale integratie plaats, waarbij alle ministers de wil hebben geuit om gevolg te geven aan het Algemeen verslag over de armoede en waarin een werkrnethode werd afgesproken. Er werden zes werkgroepen opgericht, met vertegenwoordigers van de verschillende ministers, die tot opdracht hebben elk een specifiek deel van de 330 aanbevelingen te onderzoeken, om op basis daarvan tegen einde mei concrete, operationele maatregelen voor te stellen. Tevens werd overeengekomen om een permanent overlegorgaan op te richten, dat moet garanderen dat de dialoog tussen de arme burgers, hun organisaties en de overheidsdiensten wordt voortgezet. Réponse: En réponse à sa question j'ai l'honneur de faire savoir ce qui suit à l'honorable membre. Dans le cadre du contrat avec le citoyen, concrétisé par le chapitre III de l'accord du gouvernement, ce dernier a prévu que serait réalisé un Rapport général sur la pauvreté en Belgique. Cette mission de mobilisation des intervenants sociaux et des exclus eux-mêmes, a été confiée à la Fondation Roi Baudouin en étroite collaboration avec l'union des villes et communes belges et ADT Quart-Monde. Le Rapport formule, comme résultat de l'expression des intéressés et du dialogue social, des recommandations et propositions opérationnalisables par les autorités. Le suivi du Rapport général demande une action commune, concernant tant l'autorité fédérale que les communautés et les régions. Une conférence interministérielle pour l'intégration sociale a eu lieu le 22 mars dernier. A cette occasion tous les ministres ont exprimé leur volonté de donner suite au Rapport général sur la pauvreté et une méthode de travail a été arrêtée. Six groupes de travail ont été constitués, avec des représentants des différents ministres, avec pour mission d'examiner chacun une partie spécifique des 330 recommandations, en vue de pouvoir présenter, fin mai, des mesures opérationnelles. Il a également été convenu de créer un organe permanent de concertation qui doit garantir la poursuite du dialogue entre les citoyens démunis, leurs organisations et les services publics. DO DO Vraag nr. 688 van de heer Gabriëls van 31 maart 1995 (N.): OCMW. - Bestaansminimum. - Portvrijdom. Artikel 9, 3, laatste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum bepaalt dat de OCMW's voor de verzendingen inzake het bestaansminimum portvrijdom genieten. Die portvrijdom is nochtans niet opgenomen in het beheerscontract van de Regie der posterijen (koninklijk besluit 14 september 1992). Een koninklijk besluit wijkt met andere woorden af van de wet. 1. Klopt dar P. 2. Zo ja, welke stappen heeft u gedaan om die anomalie recht te zetten? Question n? 688 de M. Gabriëls du 31 mars 1995 (N.): CPAS. - Minimum de moyens d'existence. - Franchise postale. L'article 9, paragraphe 3, dernier alinéa, de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence stipule que les CP AS bénéficient de la franchise de port pour les envois postaux relatifs au minimum de moyens d'existence. Cette franchise de port ne se trouve toutefois pas inscrite dans le contrat de la Régie des postes (arrêté royal du 14 septembre 1992). En d'autres termes, un arrêté royal s'écarte de la loi. 1. Cette analyse est-elle correcte? 2. Dans l'affirmative, quelles démarches avez-vous entreprises pour corriger cette anomalie?

88 16242 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentantsde Belgique Questions et Réponses(SO ) Antwoord: In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geacht lid het volgende mee te delen. Artikel 24, 2, van het koninklijk besluit van 14 september 1992 tot goedkeuring van het eerste beheerscontracr van de Regie der Posterijen en tot vaststelling van maatregelen met betrekking tot die Regie bepaalt dat artikel 9, 3, derde lid van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van hetrecht op een bestaansminimum wordt opgeheven. Die wijziging werd ingevoerd krachtens de machtiging die door de wetgever aan de Koning is gegeven. Die machtiging aan de Koning vindt inderdaad haar oorsprong in artikel 2, 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.. Réponse: A la question posée par l'honorable membre, je formule la réponse suivante. ' La disposition contenue à l'article 24, 2, de l'arrêté royal du 14 septembre 1992 portant approbation du premier contrat de gestion de la Régie des postes et fixant des mesures relatives à cette Régie, abroge l'article 9, 3, alinéa 3, de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence. C'est en vertu de l'habilitation confiée au Roi par le législateur que cette modification est intervenue. En effet, le Roi trouve cette habilitation dans l'article 2, 1 er, de la loi du 21 mars 1991 portant réformes de certaines entreprises publiques économiques. DO DO Vraag nr. 689 van de heer Detrernmerie van 4 april 1995 (Fr.): lnstituut voor veterinaire keuring. - Financiering. - Faillissement van de eigenaar van het dier. Uit de toepassing van de artikelen 8 en 9 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de financiering van het Instituut voor veterinaire keuring blijkt dat wanneer de eigenaar van het dier failliet gaat, de exploitant van het slachthuis de niet-geïnde rechten desalniettemin moet storten, wat natuurlijk een grote impact heeft op de financiële toestand van het slachthuis. Zou het niet nuttig zijn in dergelijke gevallen dezelfde procedure in te voeren als die waarin het BTW-wetboek voorziet en het slachthuis de rnogelijkheid te geven een vordering in te dienen, zodat niet geïnde bedragen niet langer betaald hoeven te worden? Antwoord: De door het geacht lid vernoemde wet legt aan de slachthuizen de verplichting op de rechten te innen bij de eigenaars van de dieren die ter slachting worden aangeboden en bij de eigenaarsvan het vlees dat in de handel wordt gebracht, en ze binnen een bepaalde termijn aan het Instituut voor veterinaire keuring overte maken. De wet bevat geen regeling voor het geval van faillissement van de eigenaar van de dieren. De wetgever is er impliciet van uitgegaan dar de slachthuisexploitanten verschillende mogelijkheden hebben om zich tegen de onderscheiden kosten verbonden aan het slachten van dieren op afdoende wijze in te dekken. In tegenstelling met de BTW zijn de door de wet van 14 juli 1994 opgelegde bedragen geen belasting maar retributies met name de vergoeding van de kosten van het veterinair toezicht. Question n? 689 de M. Detremmerie du 4 avril 1995 (Fr.) : Institut d'expertise vétérinaire. - Financement. - Faillite du propriétaire de l'animal. L'application des articles 8 et 9 de la loi du 14 juillet 1994 relative au financement de l'institut d'expertise vétérinaire démontre qu'en cas de faillite d'un propriétaire d'animal, il appartient à l'abattoir d'effectuer malgré tout le versement des droits non perçus, ce qui a une énorme influence sur la situation financière de ce dernier. Ne serait-il pas utile de procéder, en cas de faillite du propriétaire des animaux, de la même manière que le prévoit le code TVA c'est-à-dire de permettre à l'abattoir d'introduire une créance pour éviter le paiement d'un montant non perçu? Réponse: La loi évoquée par l'honorable membre impose aux abattoirs de percevoir les droits auprès des propriétaires des animaux présentés à l'abattage et auprès des propriétaires de viandes mises sur Je marché et de les verser, dans un délai déterminé, à l'institut d'expertise vétérinaire. La loi ne prévoit aucune disposition pour le cas d'une faillite du propriétaire des animaux. Le législateur a implicitement considéré que les exploitants des abattoirs disposent de différentes possibilités pour se préserver à suffisance des divers frais liés à l'abattage d'animaux. Contrairement à la TVA, les montants imposés par la loi du 14 juillet 1994 ne constituent pas des contributions mais bien des rétributions pour couvrir les frais inhérents aux contrôles vétérinaires.

89 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) DO Vraag nr. 690 van de heer Detremmerie van 4 april 1995 (Fr.): Instituut voor veterinaire keuring. - Financiering. - Betaling van de rechten. - Termijnen. De toepassing van de artikelen 8 en 9 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de financiering van het Instituut voor veterinaire keuring heeft tot gevolg dat de slachthuizen in feite optreden als de financiële instelling van het Instituut voor veterinaire keuring. Zij moeten immers de door de eigenaars van de dieren verschuldigde rechten innen en vervolgens doorstorten aan het IVK. Alleen kunnen ze de rechten onrnogelijk binnen de gestelde termijnen storten zonder daarvoor uit hun eigen middelen te putten. Een voorbeeld: de rechten voor de slachtingen van januari moeten uiterlijk 28 februari gestort zijn. Hoewel wekelijks wordt gefactureerd, worden de facturen voor de slachtingen van januari zonder uitzondering (en dan nog in de veronderstelling dat alle klanten binnen de 30 dagen na de factuurdaturn betalen, wat de regel is) pas begin maart betaald. Kan de betaling niet vastgesteld worden op de laatste dag van de tweede of de derde maand dievolgt op de maand waarin de rechten zijn verschuldigd? Antwoord: De door het geacht lid aangehaalde wet geeft aan de slachthuizen de mogelijkheid zelf de terrnijn te bepalen waarbinnen de eigenaars van de dieren hen de rechten moeten betalen. Een verlenging van de terrnijn voor het overmaken van de opgelegde bedragen aan het Instituut voor veterinaire keuring, die op dit ogenblik in het kader van een globale hernieuwing van de regeling van de rechten wordt overwogen, geeft aan de slachthuizen niet de waarborg dat de eigenaars Van de dieren de kosten van het slachten, met inbegrip van de veterinaire keuring, hen tijdig zullen betalen. Zoals in de toepasselijke EG-richtlijnen duidelijk gesteld wordt, berust in feite de wettelijke verplichting tot het betalen van de rechten op de slachthuizen en hebben deze de mogelijkheid deze kosten aan de eigenaars van de dieren aan te rekenen. DO Question n? 690 de M. Detremmerie du 4 avril 1995 (Fr.) : Institut d'expertise vétérinaire. - Financement. - Paiement des droits. - Délais. L'application des articles 8 et 9 de la loi du 14 juillet 1994 relative au financement de l'institut d'expertise vétérinaire a pour conséquence que les abattoirs jouent le rôle d'organisme financier pour l'institut d'expertise vétérinaire. En effet, ils sont chargés de récupérer auprès des propriétaires des animaux les montants des droits dus et de les verser à l'institut. Ils ne peuvent cependant effectuer les paiements dans les délais requis sans devoir pour cela puiser dans leurs fonds propres. A titre d'exemple: pour les abattages de janvier, les droits doivent être versés pour le 28 février au plus tard. Or, bien que tenant compte d'une facturation hebdomadaire, les paiements des abattages de janvier ne sont tous perçus (à condition que tous les clients respectent les 30 jours date de facture qui est la règle générale) qu'au début mars. Ne serait-il pas possible de fixer le délai de paiement au dernier jour du deuxième ou du troisième mois qui suit celui durant lequel ils étaient dus? Réponse: La loi évoquée par l'honorable membre offre aux abattoirs la possibilité de déterminer euxmêmes le délai au cours duquel les propriétaires des animaux doivent payer les droits. Une prolongation du délai pour le versement à l'institut d'expertise vétérinaire des montants imposés, actuellement envisagée dans le cadre d'un renouvellement global du régime des droits, n'offre pas la garantie aux abattoirs que les propriétaires des animaux paieront, dans les délais, les frais liés à l'abattage, y compris ceux de l'expertise vétérinaire. Comme le stipulent clairement les directives CE en vigueur, l'obligation légale de payer les droits repose en fait sur les abattoirs qui ont la possibilité d'imputer ces frais aux propriétaires des animaux. Minister van Landsverdediging Ministre de la Défense nationale DO Vraag nr, 571 van de heer De Bremaeker van 1 maart 1995 (N.): Burgerpersoneel. - Militair personeel. - Kostprijs. Regelmatig hoort men beweren dat gewone ambrenaren veel goedkoper zijn dan militairen. Die bewering kadert dan in de theorie dat al wat niet strikt militair is beter door burgers wordt gedaan. DO Question no571 de M. De Bremaeker du 1 er mars 1995 (N.y: Personnel civil. - Personne! militaire. - Coût. On entend souvent dire que les fonctionnaires ordinaires coûtent bien moins cher que les militaires, allégation qui s'inscrit dans la théorie selon laquelle il est préférable de confier au civil tout ce qui ne relève pas strictement du militaire.

90 16244 BelgischeKamervan Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) 1. a) Bent u her eens met die opvatting? b) Zijn er studies uitgevoerd die dit staven? (Zo ja, welke?) 2. Zijn er andere meer specifieke redenen waarom de voorkeur zou worden gegeven aan militairen boven burgers? Antwoord: Het geacht lid gelieve hierna het antwoord op zijn vragen aan te treffen. Binnen het departement werd nog geen enkele uitvoerige vergelijking gemaakt van de kosten van het burgerlijk en het militair personeel. Ik mag dus hoegenaamd niet beweren dat de ene categorie minder kost dan de andere, voor zover een vergelijking al mogelijk IS. Onder de criteria, die bij de keuze van een militair of burgerlijk personeelslid voor de uitoefening van een functie worden gebruikt, is de financiële kost niet doorslaggevend. Het grootste belang wordt gehecht aan de operationele noodzaak, de continuïteit en de kwalificatie. 1. a) Souscrivez-vous à cette façon de voir les choses? b)ce point de vue est-il étayé par des études? Dans l'affirmative, par quelles études? 2. Y a-t-il d'autres raisons, plus spécifiques, pour lesquelles il s'indiquerait de préférer les militaires aux civils? Réponse: Je prie l'honorable membre de bien vouloir trouver ci-après la réponse à ses questions. Aucune comparaison exhaustive des coûts du personnel civil et militaire n'a été faite au sein de mon département. Rien ne me permet donc de dire qu'une catégorie coûte moins cher que l'autre, pour autant qu'une comparaison soit possible. Parmi les critères significatifs pour le choix d'un agent militaire ou civil pour l'exercice d'une fonction, le coût financier n'est pas déterminant. Les facteurs les plus déterminants sont la nécessité opérationnelle, la continuité, la qualification. DO Dû Vraag nr. 573 van de heer Van Dienderen van 6 maart 1995 (N.): Helikopterongeval. In Brasschaat zijn twee rnilitairen omgekomen bij een heiikopterongeval. Het gaat om een instructeur en zijn leerling. De helikopter, een Alouette II van de school van het lichte vliegwezen, stortte neer op het militair domein van Brasschaat op het einde van een oefenvlucht. Naar verluidt was er een technisch defect. 1. a) Wat is de precieze oorzaak van dit drarnatische ongeval? Ligt het aan gebrekkig onderhoud? Zijn de Alouettehelikopters te oud? Zijn ze onbetrouwbaar geworden? b} Waarom worden ze nog gebruikt nu men toch (tegen welke prijs!) nieuwe Agustahelikopters heeft? Moeten bij voorkeur niet de nieuwe helikopters worden gebruikt? Of zijn die ook niet betrouwbaar? c) Is er een menselijke fout in het spel? 2. Welke maatregelen neemt u om herhaling van dergelijke spijtige gebeurtenissen te voorkomen? Antwoord: Het achtbaar lid gelieve hierna het antwoord op zijn vragen te willen vinden. Question n? 573 de M. Van Dienderen du 6 mars 1995 (N.): Accident d'hélicoptère. A Brasschaat, deux militaires sont morts dans un accident d'hélicoptère. Il s'agit d'un instructeur et de son élève. L'hélicoptère, un Alouette II de l'école de l'aviation légère, s'est écrasé sur le domaine militaire de Brasschaat à l'issue d'un vol d'exercice. Une défectuosité technique serait à l'origine de cet accident. 1. a) Quelle est la cause exacte de cet accident dramatique? Est-il dû à un entretien imparfait? Les hélicoptères Alouette sont-ils trop âgés? Ne sont-ils plus fiables? b) Pourquoi sont-ils encore utilisés puisque nous disposons aujourd'hui (à quel prix!) de nouveaux hélicoptères Agusta? Ne conviendrait-il pas d'utiliser de préférence ces nouveaux hélicoptères: Ceux-ci ne sont-ils pas non plus fiables? c) y a-t-il eu erreur humaine? 2. Quelles mesures comptez-vous prendre afin d'empêcher que des événements malheureux de ce genre ne se reproduisent? Réponse: L'honorable membre voudra bien trouver ci-après la réponse à ses questions.

91 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) a) Het onderzoek, dat geopend werd na het ongeval, is nog niet afgesloten. Op dit ogenblik is het nog niet mogelijk de juiste oorzaken van het ongeval te bepalen. Het onderzoek heeft reeds uitgewezen dar een gebrek aan onderhoud of een slecht uitgevoerd onderhoud niet de oorzaak zijn van het ongeval. Alle andere mogelijke oorzaken worden bestudeerd. Alle periodieke inspecties werden binnen de voorziene termijnen en volgens de door de constructeur voorgeschreven procedures uitgevoerd; ze hebben niets abnormaals aan het licht gebracht. Dit type is niet «te oud»; talrijke Alouettehelikopters worden nog steeds wereldwijd gebruikt en zijn nog ver verwijderd van het stadium van onbetrouwbaarheid, dat hun uitdienstneming zou kunnenvereisen. b) De vorming van leerling-piloten start op Alouette IJ-helikopters. Nadien worden ze omgeschoold op A 109. De configuratie en de boorduitrusting van de A 109 laten de basisvorming van de piloten moeilijk toe; bovendien ligt de kostprijs van een vluchtuur AGUST A A 109 veel hoger dan dit van de Alouette. Dit zijn twee redenen waarom de vorming van de leerling-piloten start op de Alouette. c) De stand van het onderzoek laat ons niet toe deze hypothese te bevestigen of te ontkennen. 2. Na elk luchtvaartongeval start een technisch onderzoek om er alle mogelijke lessen uit te trekken en een herhaling ervan te voorkomen. Daaruit voortvloeiende aanbevelingen worden opgesteld en op alle niveaus verspreid; in dit geval zal dezelfde procedure worden toegepast. 1. a) L'enquête ouverte à la suite de l'accident est toujours en cours. A ce jour, il ne nous est pas encore possible d'en préciser les causes réelles. L'enquête a déjà permis d'établir que l'accident ne trouve pas son origine dans un manque d'entretien de l'appareil ou dans un entretien mal effectué. Toutes les autres éventualités sont et seront examinées. Toutes les inspections périodiques ont été effectuées dans les délais prévus et suivant les méthodes préconisées par le constructeur; elles n'ont fait apparaître aucune source d'inquiétude. Ce type d'appareil n'est pas «trop âgé»; de nombreuses Alouettes sont encore utilisées de par le monde et sont loin d'avoir atteint un stade de nonfiabilité qui nécessiterait leur retrait. b) La formation des élèves-pilotes débute sur Alouette. A l'issue de celle-ci a lieu la conversion sur A 109. La configuration et l'équipement de bord de l'a 109 ne permettent que difficilement l'écolage de base; de plus le coût de l'heure de vol sur AGUST A A 109 est nettement plus élevé que celui de l'alouette II. Ce sont là deux des raisons qui ont conduit au maintien d'une partie de la formation des pilotes sur Alouette II. e) Le stade actuel de l'enquête ne permet ni d'affirmer, ni d'écarter l'hypothèse de l'éventuelle faute humaine. 2. A l'issue de chaque accident aéronautique une enquête «technique» est exécutée afin d'en retirer tous les enseignements possibles et d'en prévenir la répétition. Des recommandations en découlent et sont transmises à tous les niveaux; dans ce cas précis, cette même manière d'agir sera appliquée. DO Vraag nr. 575 van de heer Van Dienderen van 10 maart 1995 (N.): Navo. - Low Lands oefening. In december 1994 vond de tweejaarliikse Navooefening Low Lands voor Special Forces plaats. Hieraan namen ook Belgische legereenheden deel. 1. a) Wat wordt er getest in de Low Lands-oefening? b) Sinds wanneer bestaat de oefening? DO Question n" 575 de M. Van Dienderen du 10 mars 1995 (N.): Otan. - Manoeuvre «Law Lands». Au mois de décembre 1994 a eu lieu la manœuvre biennale de l'otan «Law Lands», destinée aux «Special Forces». Des unités des forces armées belges y participaient également. 1. a) Que teste-t-on dans le cadre de cette manœuvre «Low Lands»? b) Depuis quand cette manœuvre existe-t-elle?

92 BelgischeKamer van Volksvertegenwoordigers Vragenen Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentantsde Belgique Questions et Réponses(SO ) c) Welke wijzigingen onderging zij de jongste jaren? c) Quelles modifications y a-t-on apportées ces dernières années? d) Wat zijn de voornaamste resultaten? 2. a) Welke diensten spelen een rol in deze oefening? b) Welke rol? c) Welke inlichtingendiensten waren er? d) In welke mate zijn er Amerikaanse Special Farces bij betrokken, sinds wanneer en wat was hun rol? e) In welke mate werd de burgerbevolking ingeschakeld? 3. a) Welke specifieke Belgische diensten waren betrokken en bij welke taak? b) Heeft de militaire inlichtingendienst een coördinerende of.observerende taak gespeeld? c) In welke mate had wie contact met' welke Amerikaanse vertegenwoordigers? 4. In welke mate, met welke autoriteiten en met welke landen wordt er overleg gepleegd vóór, over en na de oefening? 5. In welke mate houdt de oefening verband met de striid tegen de subversie en het terrorisme? Antwoord: Het geacht lid gelieve hierna het antwoord op zijn vragen te willen vinden. 1. a) Inzet «verkenningsploegen in de diepte» van het dispositief van «de tegenstander» (minimum 80 km van de contactlijn). (i) Methode van inzet: parachutage met automatische of bevolen opening bij nacht; luchtvervoerd afzetten in ongekend gebied na tactische vlucht zonder het gebruik van licht. (ii) Het werk van de ploegen in hun actiezane: waarneming en doorgeven van informatie. (iii)hun vermogen zich in ploegen te verplaatsen in onbekend en vijandig terrein. (iv) Methode van recuperatie van de ploegen: oppikken vanuit de lucht/heli. b) De oefening heeft een jarenlange traditie die teruggaat tot begin de jaren zeventig. De compagnie Gespecialiseerde verkenningsploegen (GVP) heeft steeds aan deze tweejaarlijkse oefening deelgenomen met twee tot vijf ploegen. d) Quels en sont les principaux résultats? 2. a) Quels services jouent un rôle dans cette manœuvre? b) Quel rôle jouent-ils? c) Quels services de renseignements y étaient associés? d) Dans quelle mesure des «Special Forces» américaines y sont-elles associées? Depuis quand? Quel a été leur rôle P: e) Dans quelle mesure la population civile a-t-elle été mise à contribution dans le cadre de cette manœuvre? 3. a) Quels services belges spécifiques ont été associés à cette manœuvre? Pour quelle mission? b) Le service de renseignements de l'armée a-t-il joué un rôle de coordination ou d'observation? c) Dans quelle mesure des personnes ont-elles eu des contacts avec quels représentants américains? De qui s'agissait-il? 4. Dans quelle mesure une concertation a-t-elle lieu, et avec quelles autorités et quels pays, avant et après la manœuvre, et au sujet de celle-ci? 5. Dans quelle mesure cette manœuvre concernet-elle la lutte contre la subversion et le terrorisme? Réponse: L'honorable membre voudra bien trouver ci-après la réponse à ses questions. 1. a) Mise en œuvre «d'équipes de reconnaissance dans la profondeur» du dispositif de «J'ennemi» (maximum 80 km de la ligne de contact). (i) Méthode de mise en œuvre: parachutage de nuit en automatique et ouverture commandée; aérotransport en territoire inconnu. Vol tactique sans utilisation de lumière. (ii) Travail des équipes dans leur zane d'action: observation et transmission d'information. (iii) Permettre aux équipes de se déplacer en milieu hostile et ennemi. (iv) Méthode pour la récupération des équipes: enlèvement par hélicoptère. b) L'exercice a une longue tradition qui. remol\'i.~'ó.~ début des années 70. L'ancienne compagnie Equipes spéciales de reconnaissance (ESR) a, dans le passé, déjà pris part à eet exercice bisannuel avec deux à cinq équipes.

93 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) c) In de loop der jaren zijn er enkel wijzigingen geweest in het aantal deelnemende naties en het aantal deelnemende eenheden. d) Standaardisering van de procedures op internationaal vlak, verbetering van de verbindingen, steeds gepaard gaande met de problemen van opsporing van de juiste HF frequenties. 2. a) Alleen eenheden van het type «Verkenningspatrouilles in diepte», welke hun naam ook weze in de verschillende landen binnen de Navo. b) Waarneming en doorgeven van informatie, ondervraging van krijgsgevangenen, elektronische oorlogsvoering. c) Nihil. d) Amerikaanse speciale eenheden (( Special Forces») hebben onder andere in hun opdrachten ook een aspect van het doorgeven van informatie. In dit verband maken deze eenheden ook reeds van in het begin van het bestaan van deze oefening gebruik van deze trainingsmogelijkheid. Ditmaal was hun deelname beperkt tot één ploeg van vier man. De US namen ook nog met een andere eenheid deel aan deze oefening. Het betreft een compagnie van een militair inlichtingenbataljon. e) In Nederland wordt de burgerbevolking niet ingeschakeld voor dit type oefening; zij wordt wel verwittigd via overheidsdiensten dar een internationale oefening wordt gehouden in een betrokken gebied. 3. a) Detachementen «Verkenningspatrouilles in diepte» met twee ploegen. Een basis voor transmissie en operaties: totaal van 22 man en een CBD van de luchtmacht, die heeft deelgenomen aan de parachutage van de ploegen in het oefengebied. b} Er bestaat geen verband of coördinatie met de Militaire inlichtingendienst. c) Zoals het bij deze type oefening past, heeft men elke dag bij de briefing «Operaties» contact met alle deelnemende landen en eenheden. Deze contactcn worden op alle niveaus gevoerd buiten het inzetgebied van de oefening en worden verder gezet in uitwisselingsprogramma's die ook reeds jaren met US «Verkenningspatrouilles in diepte» plaatsvinden. 4. Elke oefening wordt in principe voorafgegaan door een initiële briefing met de deelnemende eenheden, waar overleg wordt gepleegd over organisatorische problemen en de tactische toestand voor de oefening. c) Les modifications au cours des années sont seulement le nombre de nations participantes et le nombre d'unités participantes. d) Standardisation de procédures à un niveau international, amélioration des liaisons couplées avec le problème de la recherche des fréquences HF correctes. 2. a) Uniquement des unités du type «Patrouilles de reconnaissance dans la profondeur» de différents pays Otan, et ce quelles que soient leurs appellations. b) Observation et transmission de l'information, interrogatoire de prisonniers, guerre électronique. c) Néant. d) Les unités «Special Forces» américaines ont entre autres comme mission un rôle de transmission de l'information. Dans ce contexte ces unités ont, dès le début de l'existence de cet exercice, utilisé les possibilités d'entraînement ainsi offertes. Dans ce cas particulier, leur participation était limitée à une équipe de quatre hommes. Les US ont aussi pris part avec une autre équipe à cet exercice. Il s'agit d'une compagnie d'un batail- Ibn de renseignements. e) Aux Pays-Bas la population civile n'est pas impliquée dans ce type d'exercice; elle est cependant informée via une autorité compétente qu'un exercice international a lieu dans une zone déterminée. 3. a) Un détachement des «Patrouilles de reconnaissance dans la profondeur- constitué de deux équipes. Une base pour les transmissions et opérations: au total22 hommes et un CBD de la force aérienne qui a participé au parachutage des équipes dans la zone d'exercice. b) Il n'y a aucun lien ou coordination avec le Service de renseignements militaires. c) Comme il convient pour ce genre d'exercice, nous avons journellement, pendant le briefing «Opérations», des contacts avec les nations et unités participantes. Hors cadre de l'exercice ces contacts ont lieu à tous les niveaux et se prolongent en programmes d'échanges qui existent aussi depuis plusieurs années avec les «Equipes de reconnaissance en profondeur» des «Special Forces» US. 4. Chaque exercice est en principe précédé d'une réunion initiale avec les unités participantes en vue de s'entendre au sujet des problèmes liés à l'organisation et aux aspects tactiques de l'exercice.

94 16248 Belgische Kamer van Volksverregenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (Sa ) De eigenlijke opdrachten worden pas 24 uur vóór het begin van de oefening aan de ploegchef overgemaakt. Na de oefening wordt overleg gepleegd over de organisatie van de oefening (= opbouwende kritiek). 5. Dit is totaal buiten het kader van oefening Lowlands. Les missions en elles-mêmes sont seulement communiquées aux chefs d'équipe 24 heures avant le début de l'exercice. A l'issue de l'exercice a lieu une dernière discussion concernant l'organisation de l'exercice (= critique constructive). 5. Cela sort totalement du cadre de l'exercice Lowlands. DO Vraag nr. 576 van de heer Candries van 14 maart 1995 (N.): Luchtmacht. - Weersvoorspellingen. - Verspreiding. - Vergoeding. In België doen zowel het Koninklijk meteorologisch instituut (KMI) als de Meteowing van de luchtrnacht deskundige weersvoorspellingen. De verschillende regionale en nationale radio- en tv-stations verspreiden die weersvoorspellingen onder het publiek, Blijkbaar zou het KMI voor die dienstverlening een prijs vragen terwijl de Meteowing van de luchtmacht deze informatie gratis zou verspreiden aan onder meer de private omroepen VTM en VT4. 1. a) Vraagt de Meteowing van de luchtmacht geen vergoeding voor het ter beschikking stellen van weersvoorspellingen aan zendverenigingen? b) Waarom wordt geen prijs gevraagd? 2. Betekent het gratis ter beschikking stellen van deze info niet dat de overheid mogelijke inkomsten aan haar neus ziet voorbijgaan en is dit niet nefast zowel voor het KMI als voor de Meteowing? 3. Is het moment niet gekomen om, in functie van de noodzakelijke begrotingssanering en van de rationalisering van het overheidsapparaat, tot hechtere samenwerking en taakafspraken te komen tussen de verschillende weerdiensten (KMI, RL W, Meteowing)? Dit zou de mogelijkheden voor het wetenschappelijk werk van het KMI verhogen, terwijl de operationelë dienstverlening van de Meteowing zou kunnen veralgemeend worden. 4. Pleegt u hierover overleg met uw betrokken collega's? Antwoord: Het geacht lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen. De Meteowing van de luchtmacht brengt dagelijks weersvoorspellingen ten voordele van de strijdkrachten. Het standpunt van Landsverdediging is altijd geweest deze weersvoorspellingen gratis te verlenen aan het grote publiek, in het kader van de hulp aan de natie, in samenwerking met de media als cornrnunicatiekanaal. De Commissie voor meteorologische coördinatie, benoernd door het koninklijk besluit van 2 maart 1990, op voorstel van de betrokken ministers, houdt DO Question n? 576 de M. Candries du 14 mars 1995 (N.): Force aérienne. - Prévisions météorologiques. - Diffusion. - Rétribution. En Belgique, l'institut royal météorologique (IRM) comme le wing Meteo de la force aérienne font des prévisions météorologiq ues scientifiques. Les différentes chaînes de radio et de télévision régionales et nationales diffusent ces prévisions auprès du public. Il me revient que l'irm rend ce service contre paiement, tandis que le wing Meteo de la force aérienne fournit cette information gratuitement à des chaînes privées comme VTM et VT4. 1. a) Le wing Meteo de la force aerienne fournit-il gratuitement les prévisions météorologiques aux instituts d'émission? b) Pourquoi ne demande-t-il pas de rétribution? 2. La gratuité de ces informations ne signifie-t-elle pas un manque à gagner pour les pouvoirs publics et ne nuit-elle pas à l'irm comme au wing Meteo? 3. Ne s'indique-t-il pas, en fonction de l'assainissement budgétaire requis et de la rationalisation des pouvoirs publics, de tendre vers une collaboration plus étroite et une répartition des tâches entres les différents services météorologiques (IRM, RVA, wing Meteo)? Les possibilités de travail scientifique de l'irm s'en trouveraient étendues, et le service opérationnel rendu par le wing Meteo pourrait être généralisé. 4. Avez-vous consulté vos collègues concernés à eet égard? Réponse: L'honorable membre voudra bien trouver ci-après la réponse à ses questions. Le wing Météo de la force aérienne effectue journellement des prévisions météorologiques au profit des forces armées. La position de la Défense nationale a toujours été de fournir ce produit gratuitement au grand public, dans le cadre de l'aide à la nation, en collaboration avec les médias comme canal de communication. La Commission de coordination pour la météorologie créée par arrêté royal du 2 mars 1990, sur proposition des ministres concernés, s'occupe des problèmes

95 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Vragen en Antwoorden (GZ ) Chambre des Représentants de Belgique Questions et Réponses (SO ) zich bezig met de coördinatieproblemen tussen de verschillende meteorologische diensten en dat in het kader van een toekomstige toetreding tot ECOMET. De regelmatige verslagen laten toe de evolutie van deze coördinatie te controleren. de coordination entre les différents services météorologiques et ce dans le cadre d'une future adhésion à ECOMET. Les rapports réguliers permettent de contrôler l'évolution de cette coordination. DO Vraag nr, 577 van de heer Ghesquière 1995 (N.): van 24 maart Chemische munitie. - Automatische ontmantelingsinstallatie. - Houthulst. 1. Wanneer zal de automatische ontrnantelingsinstallatie van chemische munitie, die momenteel in aanbouw is in Poelkapelle, volledig operationeel zijn? 2. Wanneer zullen de munitiestocks vernietigd zijn? Antwoord: Het geacht lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen. 1. De werken voor de onrmantelingsinstallatie te Poelkapelle zullen beëindigd zijn eind september Na een periode van proefdraaien zal de ontmantelingsinstallatie operationeel zijn vanaf januari Volgens de huidige prognoses zullen de rnunitiestocks vernietigd zijn tien jaar na het opstarten van de installaties. Gelijktijdig wordt ook de jaarlijkse aanvoer van ongeveer 20 ton probleemmunitie verwerkt, Dû Question n? 577 de M. Ghesquière du 24 mars 1995 (N.): Munition chimique. - Installation automatique de démantèlement. - Houthulst. 1. Quand l'installation automatique de démantèlement de munitions chimiques actuellement en cours de construction à Poelkappelle sera-t-elle totalement opérationnelle? 2. Quand les stocks de munition seront-ils détruits? Réponse: L'honorable membre est prié de trouver ci-après la réponse à ses questions. 1. La construction de l'installation de démantèlement à Poelkapelle sera terminée fin septembre Après une période d'essai, l'installation de démantèlement sera opérationnelle à partir de janvier Selon les prévisions actuelles, les stocks de munitions seront détruits dix ans après le démarrage des installations. L'approvisionnement annuel d'environ 20 tonnes de munitions à problème sera traité simultanément. Minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking Ministre des Affaires étrangères et de la Coopération au Développement Ontwikkelingssamenwerking Coopération au Développement DO Dû Vraag nr. 180 van de heer Marsoul van 8 maart 1995 (N.): Overlevingsfonds. In het verleden werden de begrotingskredieten voor het overlevingsfonds onvoldoende gebruikt, zodat er belangrijke reserves werden opgebouwd. 1. Welke initiatieven werden genomen orn die nietgebruikte kredieten alsnog aan te wenden? 2. Wat zijn de stuwmeerbedragen van het overlevingsfonds op 31 december 1994? Question n? 180 de M. Marsoul du 8 mars 1995 (N.): Fonds de survie. Par le passé, les crédits budgétaires alloués au fonds de survie n'ont pas été épuisés, à telle enseigne que des réserves importantes ont été constituées. 1. Quelles initiatives ont été prises pour affecter ces crédits non utilisés? 2. Dans le fonds de survie, quels sont les montants prévus pour les lacs de retenue au 31 décembre 1994?

96 16250 BelgischeKamervanVolksvertegenwoordigers VragenenAntwoorden(GZ ) ChambredesReprésentantsde Belgique Questionset Réponses(SO ) Antwoord: De staat van vordering van her Overlevingsfonds met betrekking tot de projecten en de vastlegging van de jaarlijks door de Nationale Loterij toegekende kredieten, maakt het voorwerp uit van een gedetailleerd jaarverslag aan Kamer en Senaat. Het verslag betreffende de geactualiseerde toestand op 31 juli 1994 werd overgemaakt in meer dan 100 exemplaren op datum van 20 decernber Mijnheer de volksvertegenwoordiger Marsoul zal er alle gewenste bijkomende inforrnatie in kunnen vinden. De gecumuleerde stortingen van de Nationale Loterij tussen 1984 en 1994 bedragen frank. Ze vormen de begrotingsreserve voor de verwezenlijking van de lopende en toekomstige projecten van het Overlevingsfonds. Maar deze reserve kan slechts benut worden in het raam van de jaarlijks door de interministeriële begrotingscontrole bepaalde grenzen. Deze grenzen bepalen jaarlijks het toegelaten maximum voor vastleggingen en ordonnanceringen: bijvoorbeeld voor ordonnanceringen 750 miljoen in 1994 en 590 rniljoen in 1995 gezien de dotatie aan het Overlevingsfonds werd verminderd ten gunste van het Rampenfonds. Deze schikkingen van de budgettaire controle beletten bijgevolg de vastlegging van hogere bedragen. In die zin is her niet mogelijk de reserves van het verleden te besteden. Op 31 december 1994 ziet het gecumuleerde bedrag van de aangegane verbintenissen betreffende de verschillende programma's van het Over1evingsfonds er uit als volgt: Gemeenschappelijk programma met IFADJWHOJUNICEF Gemeenschappelijk programma met FAOJUNDP - Speciaal programma van IFAD voor bestrijding van de woestijnvorming in de regio beneden de Sahara van Afrika (SPA I en II) - Programma met Belgische NGOs - Aanvangsprogramma tweede fase BOF in samenwerking met FOA, UNCDF en UNICEF F F F F F Réponse: L'état d'avancement du Fonds de Survie en matière de projets et d'engagements des crédits alloués annuellement par la Loterie nationale, fait l'objet «d'un rapport annuel détaillé auprès de la Chambre et du Sénat». Le rapport concernant la situation actualisée au 31 juillet 1994 a été transmis en plus de 100 exemplaires en date du 20 décembre 1994; M. le député Marsoul pourra y trouver toutes les informations complémentaires souhaitées. Les versements cumulés de la Loterie nationale entre 1984 et 1994 s'élèvent à francs constituant la réserve budgétaire pour la réalisation des projets en cours et futurs du Fonds de Survie. Mais cette réserve n'est toutefois exploitable que dans le cadre de limites qui sont fixées annuellement par le contrôle budgétaire interministériel. Ces \imites àhelminent annuellement le maximum autorisé au niveau des engagements et des ordonnancements; par exemple en ordonnancement, 750 millions en 1994 et 590 millions en 1995 parce que la dotation du Fonds de Survie a été diminuée au profit du Fonds des calamités. Ces dispositions empêchent par conséquent d'engager des montants plus élevés que ceux définis par le contrôle budgétaire et pouvant permettre de résorber progressivement le solde passé des réserves budgétaires non-engagées. Le montant cumulé des engagements contractés à l'égard des différents programmes du Fonds de Survie s'établit comme suit en date du 31 décembre 1994: - Programme Conjoint avec le FIDAJOMSJUNICEF - Programme Conjoint annexe avec FAO/PNUD - Programme spécial du FIDA pour la lutte contre la désertification en Afrique subsaharienne (PSA l et II) - Programme avec les ONGs belges - Programme initié avec la seconde phase du FSB en partenariat avec la FAO, FENU et UNICEF F F F F F Totaal F Total F DO DO Vraag nr. 181 van de heer Marsoul van 8 maart 1995 (N.): Transfer van technologie. De transfer van aangepaste technologie kan voor de ontwikkelingslanden een belangrijke hefboom zijn om eigen ontwikkelingsinitiatieven in functie van de basisbehoeften van de bevolking te realiseren. Question n" 181 de M. Marsoul du 8 mars 1995 (N.): Transfert de technologie. Le transfert de technologies adaptées peut être un levier important permettant aux pays en voie de développement de réaliser des initiatives de développement propres en fonction de leurs besoins élémentaires.

de heer 1 M. Caubergs, Mevr. 1 Mme Dillen. de heren f MM. Olaerts, Van Vaerenbergh.

de heer 1 M. Caubergs, Mevr. 1 Mme Dillen. de heren f MM. Olaerts, Van Vaerenbergh. - 8 / 3-91 / 92 (B.Z.) Belgische Kamer van Volksvertegenw -rdigers - 8 / 3-91 / 92 (S.E.) Chambre des Représentants de Belgique GEWONE ZITTING 1992-]993 ("') SESSION ORrINAlRE 1992-1993 (*) COMMISSIES

Nadere informatie

1. -COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN

1. -COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES - COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN - 8 / 6-91 / 92 (S.E.) Chambre des Représentants de Beh!;lUe - 8 / 6-91 /92 (B.Z.) Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers SESSION ORDINAIRE 1993-1994 (*) GEWONE ZITIING 1993-1994 (*1 COMMISSIONS ET

Nadere informatie

NOTA AAN HET GEMEENSCHAPPELIJK COMITE VOOR ALLE OVERHEIDSDIENSTEN

NOTA AAN HET GEMEENSCHAPPELIJK COMITE VOOR ALLE OVERHEIDSDIENSTEN 20-11-2014 NOTA AAN HET GEMEENSCHAPPELIJK COMITE VOOR ALLE OVERHEIDSDIENSTEN Betreft: Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot uitvoering, voor de overheidsdiensten

Nadere informatie

1. - COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES- COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN

1. - COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES- COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN - 8 / 1-91 / 92 (S.E.) Chambre des Représentants de Belgique - 8 / 1-91 /92 (B.Z.) Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers SESSION EXTRAORDINAIRE 199î-1992 (*) BUITENGEWONE ZITTING 1991-1992 (*) COMMISSIONS

Nadere informatie

Vragen. Antwoorden. Questions. Réponses N, 142 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

Vragen. Antwoorden. Questions. Réponses N, 142 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS N, 142 15083 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) SESSION ORDINAIRE 1994-1995 «0) 27 FEBRUARI 1995 27 FEVRIER 1995 Vragen en Antwoorden

Nadere informatie

35968 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

35968 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 35968 MONITEUR BELGE 07.06.2013 BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE V. Dispositions abrogatoires et finales Art. 15. Dans la deuxième colonne de l annexe 3 PJPol, les mots «Inspecteur général et Inspecteur général

Nadere informatie

KONINKRIJK BELGIË ROYAUME DE BELGIQUE FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FÉDÉRAL PERSONNEL ET ORGANISATION

KONINKRIJK BELGIË ROYAUME DE BELGIQUE FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FÉDÉRAL PERSONNEL ET ORGANISATION KONINKRIJK BELGIË FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE ROYAUME DE BELGIQUE SERVICE PUBLIC FÉDÉRAL PERSONNEL ET ORGANISATION Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 04.06.2014 MONITEUR BELGE 42651 FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2014/22260] 14 MEI 2014. Ministerieel besluit tot vaststelling van de modellen van de inlichtingenformulieren

Nadere informatie

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 61190 BELGISCH STAATSBLAD 12.09.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C 2016/11363] 1 SEPTEMBER 2016. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het zesde beheerscontract

Nadere informatie

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 61190 BELGISCH STAATSBLAD 12.09.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C 2016/11363] 1 SEPTEMBER 2016. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het zesde beheerscontract

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 Gratis tel. nummer : 0800-98 809. 104 pages/bladzijden. www.staatsblad.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 Gratis tel. nummer : 0800-98 809. 104 pages/bladzijden. www.staatsblad. MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

21396 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

21396 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21396 BELGISCH STAATSBLAD 13.03.2014 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2014/22060] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2014/22060] 21 FEBRUARI 2014. Koninklijk besluit

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 28893 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2008 1822 [C 2008/09406] 2 JUNI 2008. Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst met punten voor prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijk

Nadere informatie

39150 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

39150 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 39150 BELGISCH STAATSBLAD 14.05.2014 Ed. 2 MONITEUR BELGE Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en

Nadere informatie

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 16.05.2018 MONITEUR BELGE 40503 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN [C 2018/11917] 23 APRIL 2018. Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen inzake het uniform

Nadere informatie

Chambre des Représentants de Belgique. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers / 1-96 / 97 WETSONTWERP

Chambre des Représentants de Belgique. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers / 1-96 / 97 WETSONTWERP - 737 / 1-96 / 97 Chambre des Représentants de Belgique - 737 / 1-96 / 97 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers SESSION ORDINAIRE 1996-1997 (*) 31 OKTOBER 1996 GEWONE ZITTING 1996-1997 (*) 31 OKTOBER

Nadere informatie

Publicatie BS : Publication M.B. :

Publicatie BS : Publication M.B. : kb04.03.2008.doc 4 MAART 2008 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 19, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling

Nadere informatie

47990 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

47990 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 47990 BELGISCH STAATSBLAD 28.07.2010 MONITEUR BELGE N. 2010 2505 VLAAMSE OVERHEID [C 2010/35507] 11 JUNI 2010. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de modulaire structuur van het secundair volwassenenonderwijs

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 14.09.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE. Art. 2. Entrent en vigueur le 1 er janvier 2007 :

BELGISCH STAATSBLAD 14.09.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE. Art. 2. Entrent en vigueur le 1 er janvier 2007 : 46851 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2006 3572 [C 2006/09648] 1 SEPTEMBER 2006. Koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, de bijlagen en de nadere regels voor de neerlegging van

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION ROYAUME DE BELGIQUE KONINKRIJK BELGIE SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE Arrêté royal modifiant les arrêtés royaux du 16 novembre 2006 relatif

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 28.07.2010 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 28.07.2010 MONITEUR BELGE 48001 N. 2010 2506 VLAAMSE OVERHEID [C 2010/35508] 11 JUNI 2010. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende de modulaire structuur

Nadere informatie

Antwoorden. Vragen. Questions N. 138 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*)

Antwoorden. Vragen. Questions N. 138 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) N. 138 14565 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) SESSION ORDINAIRE 1994-1995 (*) 30 JANUARI 1995 30 JANVIER 1995 Vragen en Questions

Nadere informatie

36152 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

36152 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 36152 BELGISCH STAATSBLAD 14.06.2016 MONITEUR BELGE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2016/31426] 2 JUNI 2016. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van de prijzen voor het

Nadere informatie

Formeel advies van de Planningscommissie Medisch aanbod. Avis formel de la Commission de planification de l offre médicale

Formeel advies van de Planningscommissie Medisch aanbod. Avis formel de la Commission de planification de l offre médicale Avis formel de la Commission de planification de l offre médicale Conformément à l article 35novies, de l'arrêté royal n 78 du 10 novembre 1967 relatif à l'exercice des professions de santé et à l arrêté

Nadere informatie

75410 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 4 MONITEUR BELGE

75410 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 4 MONITEUR BELGE 75410 BELGISCH STAATSBLAD 28.12.2006 Ed. 4 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2006 5305 [C 2006/10029] 21 DECEMBER 2006. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van

Nadere informatie

76142 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

76142 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 76142 MONITEUR BELGE 18.12.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Al annexe II du même arrêté, tel qu il a été modifié à ce jour, est apportée la modification suivante : le point IV.25 est inséré, rédigé

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 351 INHOUD SOMMAIRE. 144 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 351 INHOUD SOMMAIRE. 144 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

64360 BELGISCH STAATSBLAD 27.10.2010 MONITEUR BELGE

64360 BELGISCH STAATSBLAD 27.10.2010 MONITEUR BELGE 64360 BELGISCH STAATSBLAD 27.10.2010 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID N. 2010 3685 [C 2010/22451] F. 2010 3685 SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2010/22451] 15 OKTOBER

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 24154 MONITEUR BELGE 19.04.2013 Ed. 3 BELGISCH STAATSBLAD GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE

Nadere informatie

SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE

SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE N. 2008 1373 [C 2008/02049] 13 APRIL 2008. Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 februari 1969 tot vaststelling van de

Nadere informatie

Antwoorden. Questions. Vragen N.143 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE ("-)

Antwoorden. Questions. Vragen N.143 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE (-) N.143 15221 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) SESSION ORDINAIRE 1994-1995 ("-) 6 MAART 1995 6 MARS 1995 Vragen en Questions

Nadere informatie

13286 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE

13286 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE 13286 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID N. 2004 842 [C 2004/21028] 13 FEBRUARI 2004. Ministerieel besluit tot vastlegging

Nadere informatie

40816 MONITEUR BELGE 29.10.1999 BELGISCH STAATSBLAD

40816 MONITEUR BELGE 29.10.1999 BELGISCH STAATSBLAD 40816 MONITEUR BELGE 29.10.1999 BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DES AFFAIRES ECONOMIQUES F. 99 3542 [99/11342] 30 SEPTEMBRE 1999. Arrêté ministériel modifiant l arrêté royal du 30 décembre 1993 prescrivant

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 13102 BELGISCH STAATSBLAD 28.03.2002 Ed. 2 MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN N. 2002 1113 [C 2002/11054]

Nadere informatie

Vragen. Antwoorden. Questions. Réponses N. 145 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

Vragen. Antwoorden. Questions. Réponses N. 145 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS N. 145 15467 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) SESSION ORDINAIRE 1994-1995 (*) 20 MAART 1995 20 MARS 1995 Vragen en Antwoorden

Nadere informatie

Réponses. Questions. Yragen. Antwoorden N. 101 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZIITING (*)

Réponses. Questions. Yragen. Antwoorden N. 101 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZIITING (*) N. 101 10185 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE 1993-1994 (*) GEWONE ZIITING 1993-1994 (*) 11 AVRIL 1994 11 APRIL 1994 Questions et Réponses

Nadere informatie

MONITEUR BELGE 23.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE 23.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 47225 SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [C 2015/03212] 15 JUILLET 2015. Arrêté ministériel portant exécution des articles 7, 4, et 53, 1 er,3, c) et d), del arrêté royal du 28 juin 2015, concernant la taxation

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 101 INHOUD SOMMAIRE. 710 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 101 INHOUD SOMMAIRE. 710 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN N. 2010 415 [C 2010/00012] 25 JANUARI 2010. Ministerieel besluit betreffende de hondengeleiderskledij van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus

Nadere informatie

57936 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

57936 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 57936 MONITEUR BELGE 15.09.2015 BELGISCH STAATSBLAD Les propositions sont introduites auprès du Ministre-Président du Gouvernement flamand et comprennent au moins les données suivantes : 1 les prénoms

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 1703 1704 BELGISCH STAATSBLAD 15.01.2010 MONITEUR BELGE 1705 1706 BELGISCH STAATSBLAD 15.01.2010 MONITEUR BELGE 1707 1708 BELGISCH STAATSBLAD 15.01.2010 MONITEUR BELGE 1709 1710 BELGISCH STAATSBLAD 15.01.2010

Nadere informatie

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 3 MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 3 MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 55873 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2008 3705 [C 2008/09864] 16 OKTOBER 2008. Koninklijk besluit tot aanpassing aan de wapenwet van 8 juni 2006 van de modellen van verschillende formulieren en documenten

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 46905 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N. 2008 3024 [C 2008/14275] 5 SEPTEMBER 2008. Ministerieel besluit tot bepaling van de modellen van de documenten bedoeld in het koninklijk besluit

Nadere informatie

COMMISSION PARITAIRE DES GRANDS MAGASINS CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 24 JUIN 1999 RELATIVE A LA FORMATION ET A L'EMPLOI DES TRAVAILLEURS

COMMISSION PARITAIRE DES GRANDS MAGASINS CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 24 JUIN 1999 RELATIVE A LA FORMATION ET A L'EMPLOI DES TRAVAILLEURS COMMISSION PARITAIRE DES GRANDS MAGASINS CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 24 JUIN 1999 RELATIVE A LA FORMATION ET A L'EMPLOI DES TRAVAILLEURS CHAPITRE I - CHAMP Article 1 - La présente convention collective

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 15.07.2014 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 15.07.2014 MONITEUR BELGE 53805 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/31492] 10 JUNI 2014. Ministerieel besluit tot vaststelling van de typeinhoud en de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de energieaudit opgelegd door het Besluit

Nadere informatie

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Percentage betrekkingen toe te wijzen. Pourcentage d emplois à attribuer

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Percentage betrekkingen toe te wijzen. Pourcentage d emplois à attribuer BELGISCH STAATSBLAD 23.08.2012 MONITEUR BELGE 49465 Trappen van de hiërarchie Degrés delahiérarchie aan het Nederlands Kader au Cadre néerlandais Percentage betrekkingen toe te wijzen Pourcentage d emplois

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 65341 N. 2012 3193 VLAAMSE OVERHEID [C 2012/36111] 21 SEPTEMBER 2012. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de modulaire structuur van het secundair volwassenenonderwijs voor het studiegebied toerisme

Nadere informatie

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER BELGISCH STAATSBLAD 09.05.2012 MONITEUR BELGE 27295 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N. 2012 1310 [C 2012/14127] 22 APRIL 2012. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit

Nadere informatie

Questions. Réponses. Antwoorden. Vragen N. 146 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (GZ) (SO)

Questions. Réponses. Antwoorden. Vragen N. 146 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (GZ) (SO) N. 146 15613 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 n SESSION ORDINAIRE 1994-1995 (*) 27 MAART 1995 27 MARS 1995 Vragen en Antwoorden

Nadere informatie

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS BELGISCHE KAMER VAN

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS BELGISCHE KAMER VAN DOC 50 1871/004 DOC 50 1871/004 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE 22 januari 2003 22 janvier 2003 WETSONTWERP tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden

Nadere informatie

MONITEUR BELGE 30.12.2013 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE 30.12.2013 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 30.12.2013 BELGISCH STAATSBLAD 103249 SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2013/22606] 21 DECEMBRE 2013. Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 18 mars 1971 instituant un régime

Nadere informatie

22490 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

22490 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 22490 BELGISCH STAATSBLAD 04.04.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN [C 2016/00214] Omzendbrief van 23 maart 2016 tot wijziging van de omzendbrief van 21 juni 2007 betreffende

Nadere informatie

Questions. Vragen. Antwoorden. J&epODSeS N,134 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

Questions. Vragen. Antwoorden. J&epODSeS N,134 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS N,134 13965 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) SESSION ORDINAIRE 1994-1995 (*) 27 DECEMBER 1994 27 DECEMBRE 1994 Vragen en Antwoorden

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

52686 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

52686 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 52686 VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2015/36016] 30 JULI 2015. Ministerieel besluit tot wijziging van de kaart van de focusgebieden, opgenomen in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse

Nadere informatie

Questions. Vragen. Réponses. Antwoorden N. 119 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE

Questions. Vragen. Réponses. Antwoorden N. 119 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE N. 119 12505 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE 1993-1994 (*) GEWONE ZITTING 1993-1994 (*) 5 SEPTEMBRE 1994 5 SEPTEMBER 1994 Questions et

Nadere informatie

49188 BELGISCH STAATSBLAD 22.09.2008 MONITEUR BELGE

49188 BELGISCH STAATSBLAD 22.09.2008 MONITEUR BELGE 49188 BELGISCH STAATSBLAD 22.09.2008 MONITEUR BELGE Art. 3. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «Art. 15. De subsidies die ten bate van het Nationaal Geografisch Instituut zijn

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 05.08.2010 MONITEUR BELGE 50359 VLAAMSE OVERHEID N. 2010 2633 [C 2010/35519] 11 JUNI 2010. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van

Nadere informatie

77220 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

77220 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 77220 MONITEUR BELGE 23.12.2015 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [C 2015/11511] 16 DECEMBER 2015. Arrêté ministériel établissant les formulaires

Nadere informatie

Barema's op 01/09/2008 Barèmes au 01/09/2008

Barema's op 01/09/2008 Barèmes au 01/09/2008 Barema's op 01/09/2008 Barèmes au 01/09/2008 SPILINDEX 110,51 INDICE-PIVOT 110,51 Tegemoetkomingen aan personen met een handicap Allocations aux personnes handicapées (Jaarbedragen) (Montants annuels)

Nadere informatie

COMMISSION PARITAIRE DE L'AGRICULTURE CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 30 AVRIL 1999

COMMISSION PARITAIRE DE L'AGRICULTURE CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 30 AVRIL 1999 COMMISSION PARITAIRE DE L'AGRICULTURE CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL DU 30 AVRIL 1999 CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL RELATIVE A LA PRIME DE FIN D'ANNEE Art. 1er. La présente convention collective de

Nadere informatie

NAR Nationale Arbeidsraad

NAR Nationale Arbeidsraad NAR Nationale Arbeidsraad NEERLEGGING REGISTRATÎE DATUM 11-03-2009 23-03-2009 NUMMER 2009-1232 91505 KONÎNKLUK BESLUIT BELGISCH STAATSBLAD COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 96 Zitting van vrijdag 20

Nadere informatie

NOTA AAN DE GEMEENSCHAPPELIJK COMITE VOOR ALLE OVERHEIDSDIENSTEN

NOTA AAN DE GEMEENSCHAPPELIJK COMITE VOOR ALLE OVERHEIDSDIENSTEN Brussel, 20 oktober 2015 NOTA AAN DE GEMEENSCHAPPELIJK COMITE VOOR ALLE OVERHEIDSDIENSTEN BETREFT: voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten

Nadere informatie

53438 MONITEUR BELGE 12.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD

53438 MONITEUR BELGE 12.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD 53438 MONITEUR BELGE 12.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD Vu pour être annexé à Notre arrêté du 6 décembre 2005 modifiant l arrêté royal du 19 avril 1999 fixant les éléments de la déclaration d accident à communiquer

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 76315 Art. 4. Les dispositions de l article 8/3, 1 er, de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations, qui étaient d application préalablement à l entrée

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden. MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 60569 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER, FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [C 2014/12139] 4 AUGUSTUS 2014. Koninklijk

Nadere informatie

Vragen. Antwoorden N.152 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE (*)

Vragen. Antwoorden N.152 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE (*) N.152 [Laatste nummer van de zitting.] [Dernier numéro de la session.] 16259 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (,.) SESSION ORDINAIRE

Nadere informatie

74018 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

74018 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 74018 MONITEUR BELGE 15.12.2015 BELGISCH STAATSBLAD AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE [C 2015/18392] 3 DECEMBRE 2015. Avis relatif à l indexation des montants fixés à l arrêté royal

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 39283 Bijlage bij Ons koninklijk besluit van 5 augustus 2006 houdende uitvoering van artikel 4, 3, van het koninklijk besluit van 28 december 2005 tot overname van de pensioenverplichtingen van het gemeentelijk

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 21.10.2016 Ed. 2 MONITEUR BELGE 71309 FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2016/22418] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2016/22418] 13 OKTOBER 2016. Ministerieel

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 07.09.2005 BELGISCH STAATSBLAD 39161 Si, dans les douze mois à compter de cette date, cet arrêté n est pas confirmé par une ordonnance du Conseil de la Région de Bruxelles- Capitale, il

Nadere informatie

22306 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

22306 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 22306 BELGISCH STAATSBLAD 28.04.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N. 2006 1678 [C 2006/14095] 24 APRIL 2006. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit

Nadere informatie

16002 MONITEUR BELGE 21.03.2007 BELGISCH STAATSBLAD

16002 MONITEUR BELGE 21.03.2007 BELGISCH STAATSBLAD 16002 MONITEUR BELGE 21.03.2007 BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Ces 342,5 agents sont répartis de la manière suivante : Personnel de niveau A : 112,5. Personnel de niveau B : 32,5. Personnel de niveau C :

Nadere informatie

Antwoorden. Vragen N.126 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE (*)

Antwoorden. Vragen N.126 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE (*) N.126 13139 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE GEWONE ZITTING 1994-1995 (*) SESSION ORDINAIRE 1994-1995 (*) 24 OKTOBER 1994 24 OCTOBRE 1994 Vragen en et Antwoorden

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS ROYAUME DE BELGIQUE SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS Arrêté ministériel déterminant les marchandises dangereuses visées par l article 48 bis 2 de l arrêté royal du 1 er décembre 1975 portant

Nadere informatie

46434 MONITEUR BELGE 17.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD

46434 MONITEUR BELGE 17.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD 46434 MONITEUR BELGE 17.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2015/22259] 9 JUILLET 2015. Arrêté ministériel modifiant la liste jointe à l arrêté royal du 21 décembre 2001

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 01.12.201 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 10633 Art. 2. Conformément à l article 123 de la loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de l Etat fédéral, la partie

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 35327 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN N. 2006 2713 [C 2006/00412] 27 JUNI 2006. Ministerieel besluit betreffende de motorrijderskledij van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus

Nadere informatie

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING. Dienst Geneeskundige Verzorging NATIONALE COMMISSIE ARTSEN ZIEKENFONDSEN

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING. Dienst Geneeskundige Verzorging NATIONALE COMMISSIE ARTSEN ZIEKENFONDSEN RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Openbare instelling opgericht bij de wet van 9 augustus 1963 Tervurenlaan 211-1150 Brussel Dienst Geneeskundige Verzorging NATIONALE COMMISSIE ARTSEN

Nadere informatie

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE SERVICES DU PREMIER MINISTRE DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE SERVICES DU PREMIER MINISTRE DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER 29055 DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER N. 2000 2033 [2000/21142] 1 MAART 2000. Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van Titel I van de wet van 7 mei 1999 houdende oprichting

Nadere informatie

38 heures pour les entreprises qui occupent moins que 50 travailleurs;

38 heures pour les entreprises qui occupent moins que 50 travailleurs; BLANCHISSERIES - C.C.T. : DUREE DU TRAVAIL - DUREE DU C.C.T. du 07.02.1991 (A.R. 17.06.1992 - M.B. 01.08.1992) C.C.T. du (A.R. - M.B. 16.06.1994), modifiée par C.C.T. du 16.03.1995 (A.R. 19.09.1995 - M.B.

Nadere informatie

CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL 1999 SALAIRES

CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL 1999 SALAIRES CONVENTION COLLECTIVE DE TRAVAIL 1999 SALAIRES Article 1 -La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs et aux ouvriers et ouvrières des entreprises du commerce alimentaire, à

Nadere informatie

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 03.02.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE 6073 Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 21129 2 de eerste dag van de zesde maand volgend op de datum van de test verbonden aan de eerste georganiseerde gecertificeerde opleiding, van de een of meerdere gecertificeerde opleidingen waarvoor ze

Nadere informatie

Antwoorden. Questions. Vragen. Réponses N. 109 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE

Antwoorden. Questions. Vragen. Réponses N. 109 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE N. 109 11253 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE 1993-1994 (*) GEWONE ZITTING 1993-1994 (*) 13 JUIN 1994 13 JUNI 1994 Questions et Réponses

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden. MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

7172 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

7172 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 7172 MONITEUR BELGE 24.02.2005 BELGISCH STAATSBLAD Vu les lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l article 3, 1 er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 et modifié par la

Nadere informatie

Vragen. Antwoorden N.135 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (GZ) (SO)

Vragen. Antwoorden N.135 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS (GZ) (SO) N.135 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE 14077 GEWONE ZITTING 1994-1995 ("') SESSION ORDINAIRE 1994-1995 ("') 9 JANUARI 1995 9 JANVIER 1995 Vragen en et Antwoorden

Nadere informatie

Doc. NCAZ 2016/15 Brussel, 7 maart 2016

Doc. NCAZ 2016/15 Brussel, 7 maart 2016 RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Openbare instelling opgericht bij de wet van 9 augustus 1963 Tervurenlaan 211 - B-1150 Brussel Dienst voor Geneeskundige Verzorging NATIONALE COMMISSIE

Nadere informatie

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN 23178 MONITEUR BELGE 16.04.2013 BELGISCH STAATSBLAD LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [C 2012/00569] 10 JUILLET 2012.

Nadere informatie

Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole Service Public Fédéral Budget et Contrôle de la Gestion

Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole Service Public Fédéral Budget et Contrôle de la Gestion Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole Service Public Fédéral Budget et Contrôle de la Gestion De minister van Begroting - La Ministre du Budget Antwoord op de parlementaire vraag nr. 179 (Begroting)

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 - MONITEUR BELGE 81795

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 - MONITEUR BELGE 81795 BELGISCH STAATSBLAD - 22.10.2014 - Ed. 2 - MONITEUR BELGE 81795 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEI LIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU [C

Nadere informatie

Vragen. Questions. Réponses. Antwoorden N. 94 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE

Vragen. Questions. Réponses. Antwoorden N. 94 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE N. 94 9137 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE 1993-1994 (*) GEWONE ZIITING 1993-1994 (*) 14 FEVRIER 1994 14 FEBRUARI 1994 Questions et Réponses

Nadere informatie

62112 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

62112 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 62112 BELGISCH STAATSBLAD 19.10.2010 MONITEUR BELGE Province Pré-zone opérationnelle Pourcentage maximal Zone de secours Zuid-Oost 2,43 % Brabant flamand Zone de secours Est 4,67 % Zone de secours Ouest

Nadere informatie

MINISTERE DES FINANCES MINISTERIE VAN FINANCIEN

MINISTERE DES FINANCES MINISTERIE VAN FINANCIEN MINISTERIE VAN FINANCIEN N. 2002 1081 [C 2002/03145] 14 MAART 2002. Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van deel 2 van het aangifteformulier inzake personenbelasting voor het aanslagjaar 2002

Nadere informatie

30548 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

30548 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 30548 MONITEUR BELGE 16.04.2009 BELGISCH STAATSBLAD F. 2009 1369 SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT [C 2009/24134] 8 AVRIL 2009. Arrêté ministériel

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE 731 MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2010 45 [C 2010/31002] 17 DECEMBER 2009. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot

Nadere informatie

Questions. Réponses. Âll1ltw 00 rd en N. 97 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE

Questions. Réponses. Âll1ltw 00 rd en N. 97 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE N. 97 9577 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SESSION ORDINAIRE 1993-1994 (") GEWONE ZITTING 1993-1994 ("'J 7 MARS 1994 7 MAART 1994 Questions et Réponses

Nadere informatie

43900 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

43900 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 43900 BELGISCH STAATSBLAD 13.07.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2016/22272] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2016/22272] 20 JUNI 2016. Verordening tot wijziging

Nadere informatie