Monitoring van virulentieontwikkeling van Phytophthora infestans en collectiebeheer

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Monitoring van virulentieontwikkeling van Phytophthora infestans en collectiebeheer"

Transcriptie

1 Monitoring van virulentieontwikkeling van Phytophthora infestans en collectiebeheer Resultaten 2004 & 2005 A. Evenhuis, G.B.M. van den Bosch, M.G. Förch, H. van Raaij, H.G. Spits, G.J.T. Kessel & W.G. Flier Nota 443

2

3 Monitoring van virulentieontwikkeling van Phytophthora infestans en collectiebeheer Resultaten 2004 & 2005 A. Evenhuis 1,2, G.B.M. van den Bosch 1, M.G. Förch 1, H. van Raaij 1, H.G. Spits 2, G.J.T. Kessel 1 & W.G. Flier 1, Plant Research International, Postbus 16, 6700 AA Wageningen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Postbus 430, 8200 AK Lelystad Current Adress: Fine Agrochemicals LTD Hill End House, Whittington Worcester WR5 2RQ UK Plant Research International B.V., Wageningen februari 2007 Nota 443

4 2007 Wageningen, Plant Research International B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Plant Research International B.V. Omslag foto : Trudy van den Bosch (PRI) Plant Research International B.V. Adres : Droevendaalsesteeg 1, Wageningen : Postbus 16, 6700 AA Wageningen Tel. : Fax : info.pri@wur.nl Internet :

5 Inhoudsopgave pagina Samenvatting 1 Conclusies en aanbevelingen 3 1. Inleiding 5 2. Materiaal en methoden 7 Vangveldjes 2004 en Paringstype 8 Amplified Fragment Length Polymorfism (AFLP) 8 Virulentie test 9 Statistische analyse 9 3. Resultaten 11 AFLP-analyse 11 Paringstype 17 Virulentie Discussie en conclusies 25 Genetische variatie 25 Virulentie 25 R-gen toetsing 26 Exploitatie resistentiegenen 26 Conclusies Literatuur 29 Bijlage I. AFLP-patronen (# 83), vangveldjes p. Bijlage II. AFLP-patronen (# 84), vangveldjes p. Bijlage III. AFLP-patronen (# 85), vangveldjes p. Bijlage IV. AFLP-patronen (# 89), vangveldjes p. Bijlage V. AFLP-patronen (# 90), vangveldjes p.

6

7 1 Samenvatting Phytophthora infestans, de veroorzaker van de aardappelziekte, is een van de meeste bedreigende pathogenen in de aardappelteelt. Verschillende resistentiegenen tegen P. infestans zijn in aardappelrassen ingekruist. Verwacht wordt dat in de toekomst het inkruisen van nieuwe resistentiegenen een belangrijke bijdrage zal leveren aan de beheersing van P. infestans in de teelt van aardappelen. P. infestans heeft een groot adaptief vermogen waardoor de levensduur van ingekruiste resistenties vaak kort is. Door voortdurende monitoring van P. infestans kan het virulentiespectrum van P. infestans isolaten in de loop van de tijd gevolgd worden. Dit geeft inzicht voor welk van de oude en nieuwe resistentiegenen al virulentie in de P. infestans populatie aanwezig is. Kennis over het virulentiespectrum biedt de mogelijkheid resistentiegenen duurzamer te exploiteren. In 2004 en 2005 werden aardappel genotypen met verschillende resistentiegenen in vangvelden geplant op drie locaties en blootgesteld aan de lokale P. infestans populatie. P. infestans werd geïsoleerd van de geïnfecteerde genotypen. In beide jaren werden meer dan 100 isolaten, afkomstig van de drie locaties toegevoegd aan de isolatencollectie van Plant Research International. De P. infestans isolaten uit Lelystad en Valthermond 2004 waren op AFLP-niveau klonaal. Een jaar later waren de verzamelde isolaten uit Valthermond zeer heterogeen. In Vredepeel was er in beide jaren sprake van een zekere mate van heterogeniteit in de verzamelde isolaten. Voor alle getoetste genotypen was op een of meerdere locaties en jaren virulentie in de P. infestans populatie aanwezig. Virulentie voor R1, R2, R3, R4, R7, R10 & R11 komen in bijna alle isolaten voor. Meestal is er daarnaast ook nog virulentie voor andere R-genen en komen diverse virulenties als regel in combinatie voor. Dit geeft aan dat P. infestans complex is en dat virulenties in de populatie aanwezig blijven. De kosten in termen van fitness voor het handhaven van deze virulentiefactoren in de populatie zijn voor het pathogeen klein of niet aanwezig. Door het grote adaptieve vermogen van P. infestans mag verwacht worden dat bij introductie van enkelvoudige resistentiegenen op grotere schaal mogelijk aanwezige virulentie snel door de populatie verspreid zal worden. Bij introductie van combinaties van resistentiegenen zal adaptatie mogelijk vertraagd worden. Dit mag echter alleen verwacht worden als resistentiegenen ingekruist worden waarvoor virulentie samen gaat met een fitness verlagend effect. Voor de resistenties aanwezig in de getoetste genotypen lijkt dat niet of in beperkte mate het geval. Wel werden de aardappel-genotypen beschikbaar gesteld door veredelingsbedrijven gemiddeld genomen later in de tijd aangetast door P. infestans dan de R-gen differentials R0, R1 en R7. Vaak bleef de aantasting op deze genotypen beperkt tot enkele lesies. Voortdurend toetsen van virulentie voor (nieuwe) resistentiegenen is nodig om strategische keuze te kunnen maken in resistentieverdelingsprogramma s tegen P. infestans. Kennis van het virulentiespectrum en monitoring van de ontwikkeling van dit virulentiespectrum van de Nederlandse P. infestans populatie draagt bij aan een verantwoorde inzet van nieuwe resistentiegenen.

8 2

9 3 Conclusies en aanbevelingen Voor alle getoetste genotypen was op een of meerdere locaties en jaren virulentie in de P. infestans populatie aanwezig. De mate van genetische variatie tussen de verzamelde P. infestans isolaten verschilt per locatie en per jaar. Isolaten uit Lelystad 2004 en Valthermond 2004 waren, op AFLP-niveau, klonaal. Een jaar later waren de isolaten uit Valthermond genetisch zeer heterogeen. In beide jaren en op de meeste locaties komen beide paringstypen (A1 & A2) naast elkaar voor en vormen daarmee een basis voor genetische recombinatie. Hoewel isolaten genetisch identiek kunnen zijn op AFLP-niveau komen verschillen in virulentiespectrum voor. Om inzicht te krijgen in het virulentiespectrum blijft toetsing op genotypen met verschillende genetische achtergrond noodzakelijk. Uitbreiding van het onderzoek met genotypen met nieuwe resistentiegenen, inclusief wilde verwanten is raadzaam. P. infestans isolaten hebben meestal 8 tot 10 virulentiefactoren en zijn daarmee complex als het gaat om het virulentiespectrum. Virulentie voor R1, R2, R3, R4, R7, R10 & R11 komt in bijna alle isolaten voor. Meestal is er daarnaast ook nog virulentie voor andere R-genen. Virulenties blijven in de populatie, ondanks dat ze niet noodzakelijk zijn voor infectie van bepaalde genotypen. Dit wijst erop dat virulentie in dit geval niet gepaard gaat met verlies aan fitness van het pathogeen. Indien virulentie voor resistentiegenen in de P. infestans populatie aanwezig is mag verwacht worden dat na introductie van het resistentiegen in een genotype, aanwezige virulentie snel door de populatie verspreidt zal worden. Bij de introductie van resistentiegenen in aardappelrassen zal nadrukkelijk rekening gehouden moeten worden met aanwezigheid van virulentie in de P. infestans populatie, om snelle erosie van de resistentie te voorkomen. Resistentiegenen waarvoor nog geen virulentie in de Nederlandse P. infestans populatie gevonden is kunnen mogelijk bijdragen aan duurzame beheersing van de aardappelziekte. Monitoring van P. infestans populatie op compatibiliteit met wilde verwanten is nodig om vroegtijdig inzicht te krijgen in het virulentiespectrum aanwezig in de populatie. Hierop moet een verantwoorde inzet van deze nieuwe resistentiegenen in een integrale beheersingsstrategie worden gebaseerd.

10 4

11 5 1. Inleiding In de aardappelteelt wordt waardplantresistentie gezien als het belangrijkste en meest perspectiefvolle alternatief voor of aanvulling op het gebruik van fungiciden voor de beheersing van de aardappelziekte. Veelal berust resistentie tegen P. infestans in aardappel op 1 gen. Het adaptief vermogen van Phytophthora infestans maakt echter dat niet alle resistentiegenen (R-genen) een stabiele en langdurige bescherming bieden tegen het pathogeen (Turkensteen, 1993; Flier et al., 2003a). Introductie van een ras met een nieuw resistentiegen leidt tot selectie voor virulentie in de P. infestans populatie en een geheel of gedeeltelijk verlies van de betreffende resistentie (Van der Plank, 1971; Turkensteen, 1993). Naast de 11 reeds bekende R-genen afkomstig uit S. demissum (Black et al., 1953; Malcolmson & Black, 1966) zijn door veredelingsbedrijven een aantal andere genen in een aardappelachtergrond geïntroduceerd. Voor de 11 bekende R-genen is virulentie in de Nederlandse P. infestans populatie aanwezig. Wel kan een rest-effect van het doorbroken resistentiegen in het ras met het betreffende R-gen aanwezig blijven, maar dat is vaak klein in vergelijking tot het effect van een niet doorbroken resistentie gen of veld-resistentie (Stewart et al., 2003). Adaptatie van P. infestans voor kwantitatieve resistentie is aanwezig (Turkensteen, 1993), maar wordt van weinig belang geacht (James & Fry, 1983; Inglis et al., 1996; Forbes et al., 2005) in een situatie waarbij de P. infestans populatie klonaal is (Flier et al., 2003a). Adaptatie van isolaten voor kwantitatieve resistentie komt waarschijnlijk vaker voor in gebieden waar seksuele reproductie van P. infestans optreedt dan in gebieden waarin het pathogeen zich klonaal vermeerderd (Flier et al., 2003a), zoals in Nederland het geval is (Drenth et al., 1994). In Nederland is P. infestans aangetroffen op S. nigrum, S. dulcamara en S. sisymbriifolium, wat aangeeft dat een uitbreiding van de waardplantenreeks onder Nederlandse omstandigheden mogelijk is. Waarschijnlijk werd dit mogelijk door grote genetische diversiteit in de Nederlandse P. infestans populatie (Flier et al., 2003b). Dit geeft aan dat introductie van nieuwe resistentiegenen in rassen bloot staat aan potentiële adaptatie door het pathogeen. Mogelijk is al virulentie voor deze resistentiegenen in de populatie aanwezig vóór grootschalige introductie. Voor een verantwoorde inzet van deze nieuwe resistentiegenen in een integrale beheersingsstrategie is het van groot belang om de virulentiedynamiek van veldpopulaties P. infestans te monitoren. De doelstelling van het onderzoek is tweeledig. Door het verzamelen van isolaten op genotypen met verschillende (nieuwe) resistentiegenen wordt inzicht verkregen voor welke resistentiegenen al virulentie aanwezig is in de Nederlandse P. infestans populatie. De verkregen P. infestans isolaten worden gekarakteriseerd en toegevoegd aan de isolaten collectie van Plant Research International. Voor veredelingsbedrijven en onderzoek komt op deze manier een goed gekarakteriseerde isolatencollectie (met bijv. isolaten met zeldzame virulenties en/of fungicide resistenties) beschikbaar. Het onderzoek werd gefinancierd door het Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit.

12 6

13 7 2. Materiaal en methoden Vangveldjes 2004 en 2005 Op drie locaties van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving werden vangveldjes aangelegd (Figuur 1). Het betreft PPO Proefbedrijf Vredepeel, PPO Proefbedrijf t Kompas in Valthermond en PPO-AGV in Lelystad. De door de kweekbedrijven aangeleverde genotypen inclusief de R-genenset (Black et al., 1953) werd in mei 2004 en mei 2005 gepoot (Tabel 1). Per genotype werden 6 planten gepoot. Rondom het proefveld met de genotypen werden randrijen gepoot met een redelijk resistent ras zoals Remarka (2004), Aziza (Lelystad 2005) en Seresta (Vredepeel & Valthermond 2005). Bruto rand rijen (4 à 5 planten) met Aziza Bruto rand rijen (2 stuk) met Aziza 6 plant plotjes van de diverse genotypen Bruto rand rijen (2 stuk) met Aziza Bruto rand rijen (4 à 5 planten) met Aziza < 1,5 m>< 11,25 m >< 1,5 m > Figuur 1. Schematische weergave van het vangveldje, zoals gelegen in Lelystad Per locatie werd globaal voor dezelfde opzet gekozen. De proefveldjes werden niet met fungiciden behandeld tegen infectie door P. infestans. Wekelijks werden de planten beoordeeld op de aanwezigheid van de aardappelziekte. Aangetaste blaadjes werden verzameld en hieruit werd P. infestans geïsoleerd. Per aardappel-genotype per locatie per jaar werden vier isolatie pogingen gedaan. Per locatie per genotype werden 2 isolaten met het laagste volgnummer aangehouden. De isolaten van aangetast bladmateriaal die het eerst in de tijd werden verzameld zijn zo aangehouden. Deze isolaten werden vervolgens opgeslagen in vloeibare stikstof ter aanvulling van de P. infestans collectie van Plant Research International. Een representatief aantal isolaten per locatie per jaar werd gekarakteriseerd m.b.v. AFLP-fingerprinting, bepaling van paringstypen en het virulentiespectrum.

14 8 Tabel 1. Genotypen die in vangveldjes aangelegd werden op PPO proefbedrijf locaties in Lelystad, Valthermond en Vredepeel Biogold a Biogold HZPC-02 HZPC-02 HZPC-04 HZPC-04 HZPC-05 HZPC-05 KA KA CMK-MCD1 CMK-MCD1 AM AM R 0 R 0 R 1 Black 1085 (6) R 1 Black 1085 (6) R 2 Black 1512c (16) R 2 Black 1512c (16) R 3 Black 1253a (12) R 3 Black 1253a (12) R 4 Black 1506b R 4 Black 1506b R 5 Black R 5 Black R 6 Black XD2-21 R 6 Black XD2-21 R 7 Black 2182 ef R 7 Black 2182 ef R 8 Black 2424 a(5) R 8 Black 2424 a(5) R 9 Black 2573 (2) b R 9 Black 2573 (2) b R 10 Black 3618 ad (1) R 10 Black 3618 ad (1) R 11 Black 5008 ab (6) R 11 Black 5008 ab (6) Spirit VR Axona Mira KA-0001 KA-0002 a Rassen en selecties worden in dit rapport verder aangeduid als genotypen. b R-gen differential R9 heeft ook de resistentiegenen R1, R2 en R3 (Malcomson & Black, 1966). Paringstype Voor 2004 is van 103 isolaten en voor 2005 is van 126 isolaten het paringstype vastgesteld. Het te testen isolaat wordt tegenover een bekend A1 (IPO98014) en een bekend A2 isolaat (IPO655-2A) op erwtenagar aangeënt. De vorming van oösporen wordt microscopisch gecontroleerd voor beide combinaties. Aan de hand van oösporenvorming bij één van de beide combinaties werd vastgesteld wat het paringstype van het te toetsen isolaat was. Oösporenvorming in beide combinaties wijst op een zelf-fertiel isolaat. Amplified Fragment Length Polymorfism (AFLP) AFLP is een DNA fingerprinting techniek, waarmee verschillen in het genomisch DNA worden aangetoond (Vos et al., 1995). Isolaten worden vanaf aardappelschijf op agar gezet. Vervolgens worden zuivere isolaten in vloeibaar erwtenmedium geënt. Na 2 weken incubatie bij 20 C werd het mycelium gevriesdroogd. Van ongeveer 10 mg gevriesdroogd mycelium werd met de PureGene DNA isolatie methode, DNA geïsoleerd. Met dit DNA werd de AFLP uitgevoerd door het DNA met resistrictie-enzymen te knippen en daarna te amplificeren m.b.v. primercombinatie E21/M16.

15 9 Van de isolaten uit 2004 zijn 52 isolaten en uit 2005 zijn 62 isolaten gekarakteriseerd. Aan de hand van AFLPanalyse is een een-nullentabel gemaakt. De aan- of afwezigheid van bandjes op een vaste plaats in de gel (Bijlagen I t/m V) werd respectievelijk aangeduid met een 1 of een 0 (Vos et al., 1995; Abu El-Samen et al., 2003). Voor 78 loci werd zo een waarde toegekend. Aan de een-nullentabel werd per isolaat het paringstype toegevoegd als extra kenmerk voor onderscheidbaarheid van de isolaten. Met deze gezamenlijke gegevens werden dendrogrammen gemaakt en werden verdere analyses uitgevoerd. Dendrogrammen geven een visueel inzicht in de verwantschap tussen isolaten. De dendrogrammen werden berekent volgens Nei & Li (1979) of Link et al. (1994) met behulp van het computerprogramma TREECON versie 1.3b (Van de Peer, Universiteit van Konstanz, Duitsland). Analyse op populatieniveau werd uitgevoerd met Tools For Population Genetic Analysis (TFPGA) versie 1.3 (Miller, Northern Arizona University, VS, 2001). Genetische afstanden werden berekend volgens Nei (1972; 1978). Dendrogrammen werden gemaakt volgens de Nei unbiased minimum distance methode. De dendrogrammen geven een visueel inzicht in de verwantschap tussen de verschillende populaties en tussen de verschillende isolaten (Hall, 2001). Virulentie test Op grond van polymorfisme (AFLP) werd een keuze gemaakt voor een sub set van isolaten t.b.v. de virulentiebepalingen. Hierbij werd gekozen voor isolaten die op AFLP-niveau van elkaar verschilden. Isolaten met een identiek AFLP-patroon werden verondersteld een sterke verwantschap te bezitten. Aangenomen werd dat die verwantschap er ook was voor het virulentiespectrum. Er werd gebruik gemaakt van de R-genenset die ook door het SCRI (Schotland) wordt gebruikt (Black s differential set; Black et al., 1953; Malcomson & Black, 1966). De R-genenset bestaat uit 12 verschillende genotypen R0, R1, R2, R3, R4, R5, R6, R7, R8, R9, R10 en R11. De R-genenset werd in de kas opgekweekt. Bladmateriaal van planten van 6 tot 8 weken oud werd gebruikt in de virulentietoetsen. Virulentietoetsen werden uitgevoerd als een herhaald experiment. In totaal werden 67 P. infestans isolaten getoetst, 34 isolaten verzameld in 2004 en 33 in Ieder isolaat werd op twee blaadjes van de desbetreffende R-gen-plant getest in een detached leaf assay. Daartoe werden de blaadjes op een laagje wateragar in een Petrischaal gelegd. Blaadjes werden geïnoculeerd door een sporangiën suspensie ( sporangia/ml ) over het blad te vernevelen. Na inoculatie werden de blaadjes geïncubeerd in een klimaatkamer bij 15 C en 16 uur licht, zoals beschreven door Flier en anderen (2003a). Eén week na inoculatie werd de aantasting beoordeeld. Onder de lichtmicroscoop werd vastgesteld of er sporulatie door P. infestans optrad. Compatibiliteit tussen isolaat en genotype werd verondersteld als tenminste 5% van het blad aangetast werd en sporulatie door het pathogeen kon worden waargenomen. In 2004 is een beperkte set van isolaten getoetst op R8, vanwege gebrekkige groei van het plantmateriaal. Aantasting op R8 is daarnaast vaak moeilijk te scoren en duplo s willen nog wel eens verschillen in compatibiliteit. Aangenomen werd dat als één van de beide toetsen een positief resultaat opleverde er sprake was van compatibiliteit. Statistische analyse Statistische analyse werd uitgevoerd met behulp van Genstat versie 9. De random verdeling van virulentiefactoren over paringstypen werd getoetst met de genstat procedure BNTEST. Verschillen in tijdstippen van eerste infectie van de verschillende genotypen werd getoets met de REML procedure van Genstat.

16 10

17 11 3. Resultaten In 2004 werden 112 P. infestans isolaten verzameld en in 2005 waren dat er 141. De meeste isolaten werden verzameld op de locatie Vredepeel. De isolaten werden toegevoegd aan de isolaten collectie van Plant Research International. AFLP-analyse De verzamelde P. infestans isolaten werden genetisch gekarakteriseerd op basis van het paringstype en 78 loci. Bijlagen I t/m V geven de AFLP-patronen van de P. infestans isolaten in de verschillende jaren en op de verschillende locaties. In bijlage I is duidelijk te zien dat AFLP-patronen van de isolaten uit Vredepeel verschillen vertonen. AFLPpatronen van isolaten uit Valthermond komen met elkaar overeen, hetgeen aangeeft dat de populatie in dit proefveld klonaal was. Bijlage II laat zien dat P. infestans isolaten verzameld in Lelystad 2004 een identiek AFLP-patroon hebben. In Vredepeel 2005 (bijlage IV) en Lelystad 2005 (bijlage IV & V) waren de meeste P. infestans isolaten identiek op AFLP-niveau. Een enkel isolaat per locatie week af van het dominante type. In Valthermond (Bijlage V) was een grote mate van variatie tussen de isolaten te vinden. In Tabel 2 is de mate van polymorfie binnen de 6 bemonsterde P. infestans populaties weergegeven in termen van heterozygotie en het aantal polymorfe loci. Voor maximaal 23 van de 79 loci (inclusief paringstype) werd polymorfie in de populatie gevonden. Dat wil zeggen dat de waargenomen verschillen tussen isolaten maximaal gebaseerd is op 30% van de waargenomen loci. Voor minimaal de overige 70% loci waren de isolaten uit een lokale populatie identiek. Populatie 1 en 3 lieten geen variatie zien in AFLP-patronen en paringstype. De meeste genetische variatie werd gevonden in populatie 6. Voor de getoetste P. infestans isolaten uit 2004 en 2005 over de 3 locaties was er in totaal voor 33 loci polymorfie. In 2005 was de mate van heterozygotie en het aantal polymorfe loci groter dan in In 2005 werd over een langere periode verzameld dan in Tabel 2. Analyse genetische diversiteit binnen de 6 P. infestans populaties gemonsterd in 2004 & Jaar Locatie Periode waarover de isolaten verzameld zijn Populatie Aantal isolaten Gemiddelde mate van heterozygotie # polymorfe loci % polymorfe loci 2004 Lelystad 9-20 juli Vredepeel 1-26 juli Valthermond juli Lelystad juli Vredepeel 15 juli-18 aug Valthermond 14 juli-26 aug Alle 1,2, Alle 4,5, Tabel 3 geeft de matrix voor paarsgewijze verschillen in genetische diversiteit van de P. infestans populaties, zoals bemonsterd in 2004 en Hieruit kan worden afgeleid in hoeverre P. infestans isolaten uit de 6 verschillende populaties genetisch op elkaar lijken of juist van elkaar verschillen. In 2004 waren de P. infestans proefveldpopulaties in Vredepeel en Valthermond op AFLP-niveau niet van elkaar te onderscheiden. In 2005 was de P. infestans proefveldpopulatie in Lelystad vergelijkbaar met die van Vredepeel. De P. infestans populatie verzameld in Valthermond 2004 vertoonde enige verwantschap met de populatie in Lelystad en Vredepeel in 2005.

18 12 Tabel 3. Analyse van paarsgewijze verschillen voor de genetische diversiteit tussen populaties gemonsterd in 2004 & P-waarde voor onderscheidbaarheid is gebaseerd op de exacte test voor populatie differentiatie van Raymond & Rousset (1995). jaar Locatie Populatie Lelystad Vredepeel Valthermond Lelystad Vredepeel Valthermond 2004 Lelystad Vredepeel a Valthermond Lelystad Vredepeel Valthermond a Populaties zijn significant verschillend als de P-waarde kleiner is dan P=0.05. De genetische afstand tussen de 6 P. infestans proefveld-populaties is weergegeven in Figuur 2. Populaties 4 (Lelystad, 2005) en 5 (Vredepeel, 2005) zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden op AFLP-niveau. De P. infestans populatie zoals bemonsterd in Valthermond in 2005 is wel onderscheidbaar van de populaties 4 & 5. In 2004 waren populatie 2 & 3 niet onderscheidbaar en week de P. infestans populatie in Lelystad af. Genetische afstand Lelystad 2004 Vredepeel 2005 Valthermond 2005 Vredepeel 2004 Valthermond 2004 Lelystad 2004 Figuur 2. Dendrogram van de P. infestans populaties, voor jaren en locaties. Figuren 3a en 3b geven dendrogrammen voor de verschillende P. infestans isolaten afkomstig van de verschillende genotypen en locaties per jaar. De isolaten clusteren grotendeels per locaties bij elkaar. Figuren 3c en 3d geven de dendrogrammen van de P. infestans populaties voor respectievelijk de genotypen met nieuwe resistentiegenen en de R-gen differential set.

19 Figuur 3a. Dendrogram van P. infestans isolaten verzameld in 2004, naar Nei & Li (1979). De verwantschap tussen isolaten wordt uitgedrukt in genetische afstand. Groepen die bij elkaar clusteren worden als genetisch verwant beschouwt. De getallen geven het percentage waarmee een bepaalde AFLP-groep wordt ondersteund.

20 14 Figuur 3b. Dendrogram van P. infestans isolaten verzameld in 2005, naar Nei & Li (1979). Voor een verdere verklaring zie Figuur 3a.

21 15 Figuur 3c. Dendrogram van P. infestans isolaten volgens Nei & Li (1979), verzameld in 2004 en 2005 op genotypen beschikbaar gesteld door de veredelingsbedrijven. Voor een beschrijving per jaar zie Figuren 3a en 3b. Voor een verdere verklaring zie Figuur 3a.

22 16 Figuur 3d. Dendrogram van P. infestans isolaten volgens Nei & Li (1979), verzameld in 2004 en 2005 op de R-gen differential set. Voor een beschrijving per jaar zie Figuren 3a en 3b. Voor een verdere verklaring zie Figuur 3a.

23 17 Paringstype Tabel 4 geeft een overzicht van het aantal isolaten behorend tot één van de beide paringstypen die in de P. infestans proefveldpopulatie voorkwamen op de drie locaties. In 2004 domineerde een van de beide paringstypen op de verschillende locaties. In 2005 was de P. infestans populatie heterogener. Zelffertiele isolaten werden niet aangetroffen in de geteste isolaten. Tabel 4. Aantal isolaten met paringstype A1 of A2 uitgesplitst over jaren en locaties. Tevens staat vermeld het percentage isolaten met paringstype A2. De frequentie van paringstype A1 is complementair aan die van A2. Jaar Paringstype Lelystad Vredepeel Valthermond Lelystad Vredepeel Valthermond A A % A Niet alle genotypen werden elk jaar op elke locatie geïnfecteerd door P. infestans (Tabel 5). Echter, geen van de genotypen bleef op alle locaties en in beide jaren vrij van aantasting door P. infestans. Dit betekent dat er voor elk resistentiegen virulentie in de P. infestans populatie, tenminste op één van de drie locatie in tenminste één van de twee jaren, aanwezig was.

24 18 Tabel 5. De genotypes op de drie locaties die geïnfecteerd zijn met P.infestans met de bijbehorende paringstypes. Genotype Vredepeel Lelystad Valthermond Biogold A2 A2 A1 A2 A2 * HZPC-02 A2 * * * A2 * HZPC-04 A2 A2 * * A2 * HZPC-05 A2 A2 A1 A2 A2 A1 & A2 KA A2 A2 * * A2 * CMK-MCD1 A2 A2 * A2 A2 A1 AM A2 A2 A1 A2 A2 A1 & A2 R 0 A2 A2 A1 A2 * A1 R 1 A2 A2 A1 A2 A2 A1 R 2 A2 A2 A1 A2 A2 A2 R 3 A2 A2 A1 A2 A2 A1 R 4 A2 A2 A1 A2 A2 A1 R 5 A2 A2 * A2 A2 A2 R 6 A2 A2 A1 A2 A2 A1 & A2 R 7 A2 A2 A1 A2 A2 A1 R 8 A2 A1 * * * A1 R 9 A2 A1 A1 * * * R 10 A2 A2 A1 A1 A2 A1 R 11 A1 & A2 A2 A1 A2 A2 A1 Spirit - A2 - A2 - A1 VR A2 - A2 - A2 Axona - A2 - A2 - A2 Mira - A2 - * - * KA A2 - A2 - A2 KA A2 - A2 - A2 - Genotype op die locatie in 2004 niet aangeplant in de proef * geen P.infestans infectie waargenomen Op elk van de locaties en in beide jaren werden de isolaten gedomineerd door een van de twee paringstypes. Alleen in Valthermond 2005 kwamen beide paringstypes in ongeveer even grote aantallen voor. De meeste virulentie-factoren kwamen even vaak voor in isolaten van beide paringstypen (Tabel 6). Virulentie voor R5 en R6 werd significant vaker gevonden bij isolaten met paringstype A2 dan met paringstype A1.

25 19 Tabel 6. Aantal P. infestans isolaten en het percentage dat een bijbehorende virulentiefactor in het isolaat aanwezig was, uitgesplitst naar paringstype. Paringstype Aantal isolaten Frequentie (%) waarmee virulentiefactoren in de P. infestans populatie aanwezig waren R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 A A Significantie - a < a - geen significant verschil Virulentie Het virulentie patroon van de isolaten werd getoetst met een detached leaf test op R-gen differentials (Tabel 7). De meeste isolaten waren complex, met gemiddeld 8 tot 10 virulenties per isolaat (Tabellen 7 en 8). Tabel 7. Virulentie spectrum van P. infestans isolaten verzameld in Lelystad, Valthermond en Vredepeel in 2004 en Locatie Verzameldatum Isolaat Genotypen AFLP-groep Nei & Li (1979) Virulentie (race) Valthermond NL AM I 1,2,3,4,5,6,7,* a,10,11 Lelystad NL AM VII 1,2,3,4,6,7,8,9,10,11 Vredepeel NL AM I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Lelystad NL AM I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL AM XII 1,2,3,4,7,10,11, Vredepeel NL Axona 05-I 1,2,3,4,(5) b,6,7,(8),10,11 Valthermond NL Axona 05-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL Biogold 04-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Vredepeel NL Biogold 04-I 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Lelystad NL Biogold 04-VII 1,2,3,4,6,7,8,10,11 Vredepeel NL Biogold 05-I 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 Valthermond NL Biogold 05-X 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL CMK MCD1 04-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Vredepeel NL CMK MCD1 04-I 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Vredepeel NL CMK-MCD1 05-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL CMK-MCD1 05-IX 1,2,3,4,(6),7,10,11 Lelystad NL CMK-MCD1 05-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL HZPC I 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Vredepeel NL HZPC I 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Valthermond NL HZPC I 1,2,3,4,6,7,8,11 Vredepeel NL HZPC I 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Lelystad NL HZPC VII 1,2,3,4,6,7,8,(9),10,11 Vredepeel NL HZPC-05? c 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Valthermond NL HZPC I 1,2,3,4,5,6,7,9,10,11 Vredepeel NL HZPC I 1,2,3,4,5,6,7,(8),(9),10,11 Lelystad NL HZPC I 1,2,3,4,5,6,7,(8),9,10,11

26 20 Locatie Verzameldatum Isolaat Genotypen AFLP-groep Nei & Li (1979) Virulentie (race) Valthermond NL HZPC XIV 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL KA I 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 Vredepeel NL KA I 1,2,3,4,5,6,7,(9),10,11 Vredepeel NL KA I 1,2,3,4,5,6,7,9,10,11 Vredepeel NL KA I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL KA X 1,2,3,4,6,7,10,11 Vredepeel NL KA I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Vredepeel NL Mira 05-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Vredepeel NL Spirit 05-I 1,2,3,4,5,6,7,(8),9,10,11 Lelystad NL Spirit 05-V 1,2,3,4,7,10,11 Valthermond NL Spirit 05-VIII 1,2,3,4,7,10,11 Vredepeel NL VR I 1,2,3,4,5,6,7,(8),9,10,11 Valthermond NL VR X 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Vredepeel NL R0 04-V 1,3,4,7,(11) b Vredepeel NL R0 05-I 1,2,3,4,5,6,7,(8),10,11 Vredepeel NL R1 04-V 1,2,3,4,7 Lelystad NL R1 04-VII 1,2,3,4,6,7,* a,10,11 Valthermond NL R1 04-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL R1 05-XI 1,2,3,4,7,10,11 Vredepeel NL R2 04-III (1),(2),(3),(4),(5),6,(7),8,(10),11 Lelystad NL R2 04-VII 1,2,3,4,6,7,8,10,11 Vredepeel NL R3? c 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Valthermond NL R3 04-I 1,(2),3,4,6,7,11 Valthermond NL R3 05-IX 1,2,3,4,6,7,10,11 Lelystad NL R4 04-VII 1,2,3,4,6,7,8,10,11 Vredepeel NL R4 05-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Valthermond NL R4 05-XIII 1,2,3,4,7,10,11 Vredepeel NL R5 04-VI 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Vredepeel NL R6 04-VI 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Lelystad NL R6 04-VII 1,2,3,4,6,7,(8),10,11 Vredepeel NL R7? 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Vredepeel NL R8 04-VI 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Valthermond NL R8 05-III 1,2,3,4,7,8,10,11 Vredepeel NL R8 05-VI 1,2,3,4,(5),6,7,8,9,10,11 Lelystad NL R9 04-VII 1,2,3,4,6,7,8,9,10,11 Vredepeel NL R9 05-VI 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 Vredepeel NL R10 04-VI 1,2,3,4,5,6,7,*,9,10,11 Lelystad NL R10 04-VII 1,2,3,4,6,7,10,11 Vredepeel NL R11 04-I 1,2,3,4,5,6,7,10,11 Vredepeel NL R11 04-II 1,(2),3,4,7,10,11 Vredepeel NL R11 05-I 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11 Valthermond NL R11 05-IX 1,2,3,4,7,10,11 a b c * R8 uitgevallen in test, ( ) percentage bladaantasting 5%, wel sporulatie waargenomen, AFLP-fingerprinting van het isolaat is niet gelukt.

27 21 Tabel 8. Gemiddeld aantal virulentiefactoren voor R1 t/m R11 per isolaat per jaar waargenomen op de verschillende locaties. Het maximum aantal virulentiefactoren is 11. Locatie Vredepeel Lelystad Valthermond Isolaten die middels AFLP-fingerprinting vergelijkbare patronen vertoonden en daardoor na populatie genetische analyse in één en dezelfde groep werden ingedeeld hadden niet altijd hetzelfde virulentiepatroon. Isolaten uit groep 05-I bezaten gemeenschappelijke virulentie voor R1, R2, R3, R4, R5, R6, R7, R10 en R11. Individuele isolaten uit deze groep hadden ook virulentie voor R8 en R9. Isolaten uit groep 05-IX verschilden met betrekking tot virulentie voor R6. Voor groep 05-X met betrekking tot virulentie voor R5. In groep 04-VII varieerde de compatibiliteit van de isolaten voor R8. In cluster 04-I, 04-VI en 04-VII varieerde de compatibiliteit van de isolaten voor R9. Figuur 4 geeft de frequentie waarmee virulentie voor een R-gen in de Nederlandse P. infestans AFLP-groepen uitgesplitst naar 2004 en 2005 aanwezig was. Virulentie voor R1, R2, R3, R4 en R7 komt in elke AFLP-groep voor. Virulentie voor R8, R9 en in mindere mate R6 en R5 komen minder vaak voor in de P. infestans AFLP-groepen. Figuur 5 geeft de frequentie verdeling voor virulentie gebaseerd op individuele isolaten weer. Omdat binnen populaties en AFLP-groepen meerdere isolaten dezelfde genetische achtergrond hebben wordt de frequentieverdeling voor virulentie wat scheef getrokken. In grote lijnen komt de frequentieverdeling voor virulentiefactoren op AFLP-groepsniveau overeen met die op isolaatniveau. Vangveldjes 2004 & 2005; AFLP-groepsniveau 100 Frequentie van virulentiegenen voor Rx (%) R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 Resistentiegenen Figuur 4. Frequentie van virulentiegenen in P. infestans populaties in 2004 en 2005 op AFLP-groepsniveau.

28 22 Vangveldjes 2004 & 2005; isolaatniveau Frequentie van virulentiegenen voor Rx (%) R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 Resistentiegenen Figuur 5. Frequentie van virulentiegenen in P. infestans populaties in 2004 en 2005 op isolaatniveau. In 2004 werden de isolaten verzameld tussen 1 en 26 juli. In 2005 was dat tussen 14 juli en 26 augustus. Tabel 9 geeft een overzicht van het moment waarop de eerste isolaten verzameld zijn op de verschillende genotypen gemiddeld over beide jaren. Op de meeste genotypen werden binnen één week van elkaar P. infestans lesies aangetroffen waarvan het pathogeen geïsoleerd kan worden. Op Axona, R9, HZPC-04 en R8 werden de eerste symptomen drie weken later aangetroffen dan op R0, dat de start van de epidemie markeert.

29 23 Tabel 9. Moment van bemonstering van de eerste 2 isolaten per genotype, gemiddeld over 2004 en Genotype Datum R 0 10-jul a..... R 1 11-jul a..... R 7 12-jul a..... R 3 13-jul a b.... KA jul a b c... R 2 16-jul a b c... R 4 16-jul a b c... spirit 17-jul a b c... VR jul a b c... R 6 17-jul a b c... R jul a b c... R jul a b c... Mira 18-jul a b c d.. R 5 18-jul. b c d.. AM jul. b c d.. Biogold 18-jul. b c d.. CMK MCD-1 18-jul. b c d.. KA jul. b c d.. KA jul.. c d.. HZPC jul.. c d.. VR jul.. c d e. HZPC jul... d e f Axona 31-jul.... e f R 9 3-aug.... e f HZPC-04 3-aug..... f R 8 5-aug..... f Genotypen aangeduid met verschillende letters verschillen significant van elkaar in het tijdstip van de eerste zichtbare infectie. Op de meeste genotypen beschikbaar gesteld door veredelingsbedrijven bleef de aantasting door P. infestans beperkt tot enkele lesies. In z n algemeenheid bleef de aantasting op de genotpypen meer beperkt naarmate de eerste aangetaste bladeren later verschenen.

30 24

31 25 4. Discussie en conclusies Genetische variatie In beide jaren blijken op de meeste locaties isolaten met paringstype A1 en A2 naast elkaar voor te komen. Hoewel meestal één van de beide paringstypen domineert is meiotische recombinatie in de meeste gevallen een mogelijkheid. Op basis van de AFLP-patronen en paringstype kan geconcludeerd worden dat de P. infestans proefveld-populaties in Valthermond (2004) en Lelystad (2004) van elkaar verschilden maar dat de afzonderlijke populaties op beide locaties geen genetische variatie vertoonden. De afzonderlijke populaties op deze beide locaties waren klonaal. Mogelijk zijn ze ontstaan door infectie vanuit een enkele klonale bron in de omgeving. Van daaruit heeft de epidemie zich verspreidt over de verschillende genotypen. Bovendien werden de eerste infecties op de aangetaste genotypen binnen anderhalve week van elkaar gevonden, wat er op duidt dat er een relatief sterke bron met een qua virulentie zeer complexe achtergrond aanwezig is geweest op deze beide locaties in Proefveld-populaties in Lelystad (2005) en Vredepeel (2005) vertoonden weinig genetische variaties. Grotere verschillen tussen de isolaten werden gevonden binnen de populaties van Vredepeel (2004) en Valthermond (2005). Infectie van de genotypen is in deze gevallen uit meerdere bronnen ontstaan. De periode waarover de isolaten verzameld werden, ongeveer een maand, was in deze gevallen ook langer. Isolaten bemonsterd per locatie verschilden soms niet of meestal weinig van elkaar op AFLP-niveau en qua paringstype. Dit geeft tevens aan dat er per locatie over het algemeen één dominant isolaat aanwezig was, soms vergezeld van meerdere verwante isolaten. Deze dominante isolaten waren qua virulentiespectrum complex, waardoor zij de meeste genotypen in de vangveldjes kon aantasten. De vraag is in hoeverre de subpopulaties van de drie locaties representatief zijn voor de gehele Nederlandse P. infestans populatie. De populaties bemonsterd in 2004 verschilden sterk van die in Binnen een jaar waren er in elk jaar twee subpopulaties (locaties) die sterk op elkaar leken op AFLP-niveau. Het AFLP-bandenpatroon (paringstype + 78 bandjes) is een beperkte set. Voor veel van de bandjes is geen genetische variatie gevonden in de onderzochte P. infestans populatie. Dit wil overigens niet zeggen dat isolaten met hetzelfde bandenpatroon genetisch volledig identiek zijn. Dit zou b.v. kunnen blijken uit het feit dat sommige isolaten met een identiek AFLP-patroon toch een verschillend virulentiespectrum hebben. In groep 05-I is er variatie voor virulentie voor R8 en R9. Een deel van de verklaring voor dit fenomeen is echter ook te vinden in het feit dat toetsen van virulentie op deze beide R-gen differentials vaak praktisch moeilijk is. Ook voor andere clusters bestaat er enige variatie in het virulentiespectrum, maar dit betreft steeds variatie voor 1 virulentiegen. Virulentie Van de klonen ter beschikking gesteld door de kweekbedrijven is niet altijd de genetische achtergrond bekend waarop resistentie tegen P. infestans gebaseerd is. Alle genotypen konden door P. infestans op tenminste één van de drie locaties in tenminste één jaar worden aangetast. Dit geeft aan dat in de Nederlandse P. infestans populatie virulentie aanwezig is voor alle getoetste resistenties. De meeste isolaten werden verzameld in juli waardoor verlies van resistentie door veroudering van de plant slechts een beperkte rol gespeeld kan hebben. Het moment van eerste aantasting verschilde echter wel voor de getoetste genotypen (Tabel 9). Hoewel de mate van aantasting niet kwantitatief is vastgesteld bleef de aantasting op sommige genotypen beperkt tot één of enkele lesies. Op die genotypen die al vroeg werden geïnfecteerd nam de aantasting meestal snel toe en gingen de planten volledig ten onder. Op genotypen die later werden geïnfecteerd bleef de aantasting meestal beperkt in omvang. Dit geeft aan dat er voor genoytpen in de laatste categorie wel virulentie aanwezig was, maar dat de epidemie sterk vertraagd werd. Onduidelijk is of virulentie voor deze vorm van resistentie gepaard ging met een verlaagde fitness van het

32 26 betreffende isolaat. Het kan ook zijn dat er in de genotypen een hoog niveau van rest-resistentie tegen P. infestans aanwezig is. De door de veredelingsbedrijven beschikbaar gestelde genotypen zijn slechts een deel van het materiaal dat gebruikt wordt bij de resistentieverdeling tegen P. infestans. Het verdient aanbeveling ook andere genotypen met mogelijk resistentie tegen P. infestans in het onderzoek op te nemen. Dit dient zich niet te beperken tot de cultuuraardappel, maar ook wilde verwanten die als resistentiebron kunnen dienen zouden meegenomen moeten worden. Uit het onderzoek blijkt dat isolaten met een identiek AFLP-patroon toch een verschillend virulentiespectrum kunnen hebben. Dit geeft aan dat bij toetsing op virulentie het nuttig is om ook schijnbaar identieke isolaten te toetsen op het virulentiespectrum. Virulentietoetsen zijn echter erg arbeidsintensief. Voor het behalen van goede resultaten is toetsing in het voorjaar een belangrijke voorwaarde. Dit heeft echter tot gevolg dat het virulentiespectrum van de isolaten niet tijdens het seizoen bekend wordt. Om vroegtijdig inzicht te krijgen in het virulentiespectrum blijft het vooralsnog nodig isolaten te verzamelen op vangplanten, met de te toetsen genetische achtergrond. Genotypen met een bepaalde genetische achtergrond fungeren als een natuurlijk filter en worden alleen door P. infestans geïnfecteerd als de combinatie compatibel is. De verzamelde isolaten kunnen vervolgens ter bevestiging van het virulentiepatroon getoetst worden op genotypen met verschillende resistentiegenen. De aandacht zou zich hierbij moeten richten op genotypen met nieuwe resistentiegenen. R-gen toetsing Toetsing in het laboratorium op de R-genen set laat zien dat de meeste P. infestans isolaten complex zijn, ondanks het feit dat ze geïsoleerd zijn van genotypen met één resistentiegen of een beperkt aantal resistentiegenen. Een aantal isolaten beschikt over virulentie voor alle 11 klassieke resistentiegenen. Virulentie voor R1, R2, R3, R4, R7, R10 en R11 komt vrijwel in elk isolaat voor, hetgeen het hoge basisniveau voor complexiteit van de NL P. infestans isolaten illustreert. Virulentie voor R5 en R6 leek gecorreleerd aan het paringstype. Virulentie voor R5 en R6 kwam overigens wel bij isolaten van beide paringstypen voor. Mogelijk dat de schijnbare koppeling aan paringstypen meer te maken had met de dominantie van een bepaald paringstype per locatie per jaar en het al of niet aanwezig zijn van virulentiefactoren voor R5 en R6 in die betreffende populatie. Om uitsluitsel te krijgen over dit fenomeen is bemonstering van meerdere populaties (plaats) in verschillende jaren (tijd) nodig. De isolaten zijn niet getest op genotypen met een andere genetische achtergrond voor resistentie dan R1 t/m R11. Het is onduidelijk of virulentie voor deze andere resistentiegenen veelvuldig in de populatie voorkomen. Uit de veldwaarneming kwam wel naar voren dat die virulentie voor een groot aantal nieuwe resistentiegenen er wel is. Hieruit blijkt dat P. infestans beschikt over een grote genetische variatie met betrekking tot virulentie voor resistentie uit wilde verwanten. Bij veredeling op resistentie zal hier rekening mee moeten worden gehouden. Exploitatie resistentiegenen Het is raadzaam om potentieel in te kruisen resistentiegenen (bijvoorbeeld in wilde verwanten) te toetsen tegen de Nederlandse P. infestans populatie, zodat op basis van het virulentiespectrum de meest belovende resistentiegenen benut kunnen worden. Het is daarom nodig om genotypen met een nieuwe resistentie-achtergrond tegen P. infestans op te nemen in het onderzoek. Herhaald toetsen in de tijd is nodig om de ontwikkeling van virulenties in de P. infestans populatie te kunnen volgen. Hiermee kan erosie van resistentiegenen in een vroegtijdig stadium worden herkend. Het mag verwacht worden dat introductie van genen waarvoor al virulentie in de P. infestans populatie aanwezig is geen duurzame bescherming zal bieden (Pilet et al., 2005; Montarry et al., 2006). Grootschalige introductie van zo n ras zal er toe leiden dat de selectiedruk op de P. infestans populatie groot wordt, wat kan leiden tot een snelle

33 27 adaptatie op populatieniveau aan het nieuw geïntroduceerde resistentiegen (Toxopeus, 1964). De vraag is of introductie van meerdere resistentiegenen tegen P. infestans in de cultuuraardappel een vertragend effect heeft op de adaptatie van P. infestans. Waarschijnlijk mag dat alleen verwacht worden als virulentie voor deze genen gepaard gaat met verlies aan fitness van het pathogeen. Conclusies Voor alle getoetste genotypen was op een of meerdere locaties en jaren virulentie in de P. infestans populatie aanwezig. De mate van genetische variatie in de P. infestans proefveldpopulatie verschilt per locatie en per jaar. De populatie Lelystad 2004 en Valthermond 2004 waren op AFLP-niveau klonaal. Een jaar later was de populatie in Valthermond zeer heterogeen. In beide jaren en op de meeste locaties komen beide paringstypen (A1 & A2) naast elkaar voor in de populatie en vormen daarmee een basis voor genetische recombinatie. Hoewel isolaten genetisch identiek kunnen zijn op AFLP-niveau komen verschillen in virulentiespectrum voor. Proeftechnische complicaties m.b.t. de betrouwbaarheid waarmee enkele R-gen differentials bepaald kunnen worden spelen hier mofgelijk een rol. Om inzicht te krijgen in het virulentiespectrum blijft toetsing op genotypen met verschillende genetische achtergrond noodzakelijk. Uitbreiding van het onderzoek met genotypen met nieuwe resistentiegenen, inclusief wilde verwanten is raadzaam. P. infestans isolaten hebben meestal 8 tot 10 virulentiefactoren en zijn daarmee complex als het gaat om het virulentiespectrum. Virulentie voor R1, R2, R3, R4, R7, R10 & R11 komt in bijna alle isolaten voor. Meestal is er daarnaast ook nog virulentie voor andere R-genen. Virulenties blijven in de populatie, ondanks dat ze niet noodzakelijk zijn voor infectie van bepaalde genotypen. Dit wijst erop dat virulentie in dit geval niet gepaard gaat met verlies aan fitness van het pathogeen. Indien virulentie voor resistentiegenen in de P. infestans populatie aanwezig is mag verwacht worden dat na introductie van het resistentiegen in een genotype aanwezige virulentie snel door de populatie verspreidt zal worden. Bij de introductie van resistentiegenen in aardappelrassen zal nadrukkelijk rekening gehouden moeten worden met aanwezigheid van virulentie in de P. infestans populatie, om snelle erosie van de resistentie te voorkomen. Resistentiegenen waarvoor nog geen virulentie in de Nederlandse P. infestans populatie gevonden is kunnen mogelijk bijdragen aan duurzame beheersing van de aardappelziekte. Monitoring van P. infestans populatie op compatibiliteit met wilde verwanten is nodig om vroegtijdig inzicht te krijgen in het virulentiespectrum aanwezig in de populatie. Hierop moet een verantwoorde inzet van deze nieuwe resistentiegenen in een integrale beheersingsstrategie worden gebaseerd.

34 28

35 29 5. Literatuur Abu-El Samen, F.M., G.A. Secor & A.C. Gudmestad, Genetic variation among asexual progeny of Phytophthora infestans detected with RAPD and AFLP markers. Plant Pathology 52: Black, W., C. Mastenbroek, W.R. Mills & L.C. Petersen, A proposal for an international noemnclature of races of Phytophthora infestans and of genes controlling immunity in Solanum demissum derivates. Euphytica 2: Caten, C.E., Intra-racial variation in Phytophthora infestans and adaptation to field resistance for potato late blight. Annals of Applied Biology 77: Drenth, A., I.C.Q. Tas & F. Govers, DNA fingerprinting uncovers a new sexually reproducing population of Phytophthora infestans in the Netherlands. European Journal of Phytopathology 101: Flier, W.G., G.B.M. van den Bosch & L.J. Turkensteen, 2003a. Stability of partial resistance in potato cultivars exposed to aggressive strains of Phyophthora infestans. Plant pathology 52: Flier, W.G., G.B.M. van den Bosch & L.J. Turkensteen, 2003b. Epidemiological importance of Solanum sisymbriifolium, S. nigrum and S. dulcamara as alternative hosts for Phytophthora infestans Plant pathology 52: Forbes, G.A., M.G. Chacón, H.G. Kirk, M.A. Huarte, M. van Damme, S. Distel, G.R. Mackay, H.E. Stewart, R. Lowe, J.M. Duncan, H.S. Mayton, W.E. Fry, D. Andrivon, D. Ellissèche, R. Pellé, H.W. Platt, G. MacKenzie, T.R. Tarn, L.T. Colon, D.J. Budding, H. Lozoya-Saldaña, A. Hernandez-Vilchis & S. Capezio, Stability of resistance to Phytophthora infestans in potato: an international evaluation. Plant Pathology 54: Hall, B.G., Phylogenetic trees made easy. A how-to manual for molecular biologists. Sinauer Associates Inc. Sunderland MA, USA 179 p. Inglis, D.A., D.A. Johnson, D.E. Legard, W.E. Fry & P.B. Hamm, Relative resistances of potato clones in response to new and old populations of P. infestans. Plant Disease 80: James, R.V. & W.E. Fry, Potential for Phytophthora infestans populations to adapt to potato cultivars with rate-reducing resistance. Phytopathology 73: Malcolmson, J.F. & W. Black, New R-genes in Solanum demissum Lindl. and their complementary races of Phytophthora infestans (Mont.) de Bary. Euphytica 15: Montarry, J., R. Corbiere, S. Lesueur, I. Glais & D. Andrivon, Does selection by resistant hosts trigger local adaptation in plant-pathogen systems? Journal of Evolutionary Biology 19: Nei, M., Estimation of average heterozygosity and genetic distance from a small number of individuals. Genetics 89(3): Nei, M., Genetic distances between populations. American naturalist 106: Nei, M. & W.H. Li, Mathematical model for studying genetic variationb ion terms of restriction endonucleases. Proceedings of the National Academy of Sciences, USA 76: Pilet, F., R. Pellé, D. Ellissèche & D. Andrivon, Efficacy of the R2 resistance gene as a component for the durable management of potato late blight in France. Plant pathology 54:

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012)

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012) Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012) V. César (CRA-W) Samenvatting Sinds 1999 onderzoekt het CRA in Libramont de kenmerken van de verschillende stammen van de aardappelziekte

Nadere informatie

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014)

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014) Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014) V. César (CRA-W) Samenvatting Het Waals onderzoekscentrum voor de landbouw onderzoekt sinds 1999 de populaties van de aardappelplaag.

Nadere informatie

Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers?

Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers? Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers? Edith Lammerts van Bueren Louis Bolk Instituut, Wageningen University DNA labs, 8 maart 2013 De schrik van elke

Nadere informatie

Genomics: een doorbraak in de strijd tegen de aardappelziekte?!

Genomics: een doorbraak in de strijd tegen de aardappelziekte?! Genomics: een doorbraak in de strijd tegen de aardappelziekte?! De aardappelziekte De aardappelziekte Wel of geen infectie? Veroorzaakt door Phytophthora infestans Verantwoordelijk voor hongersnood 19e

Nadere informatie

Curatieve en eradicatieve (stop) werking van fungiciden tegen Phytophthora 2009

Curatieve en eradicatieve (stop) werking van fungiciden tegen Phytophthora 2009 Curatieve en eradicatieve (stop) werking van fungiciden tegen Phytophthora 2009 J. Spruijt, H.T.A.M. Schepers en A. Evenhuis Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroenteteelt

Nadere informatie

Bestrijding Phytophthora in aardappelen. H. Schepers, G. Kessel & B. Evenhuis

Bestrijding Phytophthora in aardappelen. H. Schepers, G. Kessel & B. Evenhuis Bestrijding Phytophthora in aardappelen H. Schepers, G. Kessel & B. Evenhuis Beheersing van Phytophthora Phytophthora Epidemie 25 Phytophthora Proeven 25 Begin groeiseizoen Rasresistentie en BOS en knolaantasting

Nadere informatie

Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten

Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007/2008 Peter Vink, Paul van Leeuwen en John Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.

Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A. Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV Projectnummer

Nadere informatie

Visuele boordeling vitaliteit Phytophthora infestans bladvlekken

Visuele boordeling vitaliteit Phytophthora infestans bladvlekken Visuele boordeling vitaliteit Phytophthora infestans bladvlekken Betrouwbaarheid van visuele levend / dood beoordelingen van bladaantasting in aardappel Geert Kessel, Corina Topper, Bert Evenhuis en Jack

Nadere informatie

Duurzame resistentie tegen de aardappelziekte? Geert Kessel

Duurzame resistentie tegen de aardappelziekte? Geert Kessel Duurzame resistentie tegen de aardappelziekte? Geert Kessel Inhoud Wat kost Phytophthora Een probleemschets Agressiviteit Virulentie-ontwikkeling Resistentie tegen Fungiciden Recente ontwikkelingen van

Nadere informatie

Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte. met de medewerking van

Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte. met de medewerking van Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte met de medewerking van De aardappelziekte De aardappelziekte wordt veroorzaakt door Phytophthora infestans, een schimmelachtig organisme.

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Onderzoek van 2003 t/m 2006 P.J. van Leeuwen, P. Vink en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen november 2006 PPO nr.

Nadere informatie

Burkholderia in gladiolen

Burkholderia in gladiolen Burkholderia in gladiolen Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink en Trees Hollinger Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen maart 2008 PPO nr. 3234036700-2 2008 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium Aantasting van Alliumbollen door Fusarium Voortgezet diagnostisch onderzoek 2006/2007 Peter Vink, Trees Hollinger, Paul van Leeuwen en Khanh Pham Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen Augustus

Nadere informatie

BOSsen voor bestrijding Phytophthora infestans en rasresistentie

BOSsen voor bestrijding Phytophthora infestans en rasresistentie BOSsen voor bestrijding Phytophthora infestans en rasresistentie Evaluatie van de onderzoeksresultaten in 2002 t/m 2005 J.G.N. Wander, H.G. Spits, G.J.T. Kessel Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus Bestrijding van Myrothecium in lisianthus 2015 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 14512 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen. Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen. Ing. K.H. Wijnholds Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessuni Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente

Nadere informatie

Invloed van minerale olie op de bestrijding van P. infestans in pootaardappelen

Invloed van minerale olie op de bestrijding van P. infestans in pootaardappelen Invloed van minerale olie op de bestrijding van P. infestans in pootaardappelen ing. H.G. Spits en ir. C.B. Bus Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV Februari 2003 Publicatienummer 1234398

Nadere informatie

Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006).

Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006). Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006). Auteur(s): Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M. Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE In opdracht van Productschap Tuinbouw April 2004 Ing. C. Oostingh Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telefoon (0228) 56 31 64 Fax (0228) 56

Nadere informatie

Essentaksterfte in Nederland

Essentaksterfte in Nederland Essentaksterfte in Nederland Op zoek naar een duurzame oplossing Jelle Hiemstra Nederlandse Boominfodag; Velp Van Hall Larenstein, 1 juni 2017 Inhoud Essentaksterfte Oplossing??? Onderzoek naar minder

Nadere informatie

Bestrijding van koolvlieg in radijs

Bestrijding van koolvlieg in radijs Bestrijding van koolvlieg in radijs A.A.E. Bulle, G.J. Messelink Wageningen UR Glastuinbouw, Wageningen augustus 2007 Projectnummer 3242018600 2007 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten?

Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten? Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten? Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen

Nadere informatie

Rasresistentie tegen Phytophthora infestans in het loof

Rasresistentie tegen Phytophthora infestans in het loof Rasresistentie tegen Phytophthora infestans in het loof - 2013 V. César (CRA-W) Samenvatting Om de aardappelziekte onder controle te houden zijn heel wat fungicidebehandelingen nodig. Het gebruik van rassen

Nadere informatie

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

Bestrijding van Fusarium in lisianthus Bestrijding van Fusarium in lisianthus 2014 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 13485 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

Essentaksterfte. Ontwikkelingen onderzoek en alternatieven. Jelle Hiemstra. Informatiebijeenkomst Groninger Bomenwacht; Zuidwolde, 18 oktober 2017

Essentaksterfte. Ontwikkelingen onderzoek en alternatieven. Jelle Hiemstra. Informatiebijeenkomst Groninger Bomenwacht; Zuidwolde, 18 oktober 2017 Essentaksterfte Ontwikkelingen onderzoek en alternatieven Jelle Hiemstra Informatiebijeenkomst Groninger Bomenwacht; Zuidwolde, 18 oktober 2017 Inhoud Essentaksterfte Oplossing??? Onderzoek naar minder

Nadere informatie

Bossigheid in Zantedeschia

Bossigheid in Zantedeschia Bossigheid in Zantedeschia Is vervroegd afsterven van weefselkweekplantjes en het daarna koud bewaren van de knollen een van de oorzaken van bossigheid P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman Inleiding In opdracht van VBU (Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal) werd in

Nadere informatie

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek Robert Dees, Joop van Doorn Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Bloembollen, boomkwekerij & Fruit PT nr. 14592, PPO nr. 32

Nadere informatie

PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE

PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie Projectverslag fase 3 Uitgevoerd door: DLV Facet DLV Facet: Peter Graven DLV

Nadere informatie

Primair diagnostisch onderzoek aan een onbekende wortelrot bij de bollenteelt van lelies op dekzandgronden

Primair diagnostisch onderzoek aan een onbekende wortelrot bij de bollenteelt van lelies op dekzandgronden Primair diagnostisch onderzoek aan een onbekende wortelrot bij de bollenteelt van lelies op dekzandgronden Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink en Hans Kok Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold

Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold In opdracht van V.O.F. Van Kampen, Den Helder. Martin van Dam en Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV Sector Bloembollen

Nadere informatie

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink Voortgezet diagnostisch onderzoek naar een betere beheersing van een aantasting door de schimmel Colletotrichum acutatum bij de bollenteelt van tulpen cv. Giuseppe Verdi Voortgezet diagnostisch onderzoek

Nadere informatie

Vaste planten waardplant voor PlAMV?

Vaste planten waardplant voor PlAMV? Vaste planten waardplant voor PlAMV? Consultancy onderzoek Casper Slootweg, Miriam Lemmers en Maarten de Kock Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen,

Nadere informatie

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol?

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol? Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol? Voortgezet diagnostisch onderzoek in 2006 Peter Vink en Peter Vreeburg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Projectnummer PT: 14216.12 In opdracht van: Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Uitgevoerd door: Cultus Agro Advies Zandterweg 5 5973 RB

Nadere informatie

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Ing. D. Bos en Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO 5154708 2003 Wageningen,

Nadere informatie

Beheersing Alternaria in de aardappelteelt. A. Evenhuis & H.T.A.M. Schepers

Beheersing Alternaria in de aardappelteelt. A. Evenhuis & H.T.A.M. Schepers Beheersing Alternaria in de aardappelteelt A. Evenhuis & H.T.A.M. Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit AGV PPO nr. 325027000 December 2014 2012 Wageningen,

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling lelie

Warmwaterbehandeling lelie Warmwaterbehandeling lelie Effect van verlaagde voor- en natemperatuur bij Oriëntals en verhoogde kooktemperatuur bij Longiflorum-, LA- en OT- hybriden Casper Slootweg en Hans van Aanholt Praktijkonderzoek

Nadere informatie

De Essenties van forensisch DNA-onderzoek. Samenvatting interpretatie DNA-bewijs

De Essenties van forensisch DNA-onderzoek. Samenvatting interpretatie DNA-bewijs EDERLA DSFORE SISCHIN TITUUT De Essenties van forensisch DNA-onderzoek Samenvatting interpretatie DNA-bewijs 2007 Nederlands Forensisch Instituut Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden

Nadere informatie

Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia

Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia Filip van Noort, Henk Jalink Rapport GTB-1027 2010 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Precisieplant tulp Basis voor precisielandbouw A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT

BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT 2009 Dit project is gefinancierd via Productschap Tuinbouw Ing. C. Oostingh Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telephone (0228) 56 31 64

Nadere informatie

Evolution of Races within Fusarium oxysporum f.sp. Lycopersici B.V. Chellappan

Evolution of Races within Fusarium oxysporum f.sp. Lycopersici B.V. Chellappan Evolution of Races within Fusarium oxysporum f.sp. Lycopersici B.V. Chellappan University of Amsterdam Evolution of races within Fusarium oxysporum f.sp. lycopersici Biju Vadakkemukadiyil Chellappan Samenvatting

Nadere informatie

KWR 05.026 april 2005

KWR 05.026 april 2005 KWR 05.026 april 2005 Kiwa N.V. - 1 - april 2005 KWR 05.026 april 2005 2005 Kiwa N.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,

Nadere informatie

Smaakonderzoek komkommer aan Nederlands en Spaans product

Smaakonderzoek komkommer aan Nederlands en Spaans product Smaakonderzoek komkommer aan Nederlands en Spaans product M. Kersten, L. Voorbij en W. Verkerke Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw april 2002 PPO nr 420029 2002 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Erwinia chrysanthemi in Amaryllidaceae

Erwinia chrysanthemi in Amaryllidaceae Erwinia chrysanthemi in Amaryllidaceae Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit September 2008 PPO nr. 3234036700-6 /

Nadere informatie

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Welke mijt geeft schade in Zantedeschia P.J. van Leeuwen, C. Conijn, M. Breedeveld, J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen

Nadere informatie

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt Voortgezet diagnostisch onderzoek in 2006 Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen

Nadere informatie

Bruikbaarheid vacuümtoets bij hyacinten

Bruikbaarheid vacuümtoets bij hyacinten Bruikbaarheid vacuümtoets bij hyacinten Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 P.J. van Leeuwen en R. H. L. Dees Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen,

Nadere informatie

Bloemdetectie aardbeiplanten voor plaatsspecifiek spuiten tegen Botrytis

Bloemdetectie aardbeiplanten voor plaatsspecifiek spuiten tegen Botrytis Bloemdetectie aardbeiplanten voor plaatsspecifiek spuiten tegen Botrytis Ard Nieuwenhuizen Nota 662 Bloemdetectie aardbeiplanten voor plaatsspecifiek spuiten tegen Botrytis Ard Nieuwenhuizen Plant Research

Nadere informatie

Alternariain in aardappel: een ziektecomplex? Prof. Geert Haesaert Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Vakgroep Toegepaste Biowetenschappen

Alternariain in aardappel: een ziektecomplex? Prof. Geert Haesaert Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Vakgroep Toegepaste Biowetenschappen Alternariain in aardappel: een ziektecomplex? Prof. Geert Haesaert Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Vakgroep Toegepaste Biowetenschappen Meer Alternaria? Alternaria -aantastingen worden als een toenemend

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele Onderzoek naar de mogelijkheden voor een cultuurkook P. J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit PPO

Nadere informatie

Het Bintje-PLUS project

Het Bintje-PLUS project De plaag De meeste aardappelplanten zijn zeer gevoelig voor infec5e door Phytophthora infestans, een schimmelach5g organisme dat de aardappelplaag veroorzaakt. 1 Gent 7 maart 2015 Het Bintje-PLUS project

Nadere informatie

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement.

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement. Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement. Een statistische onderbouwing voor bemonstering van partijen champignons. P.C.C. van Loon Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vink, Peter Vreeburg en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Bestrijding van trips in aubergine met roofmijten

Bestrijding van trips in aubergine met roofmijten Bestrijding van trips in aubergine met roofmijten Gerben Messelink & Eric de Groot Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Glastuinbouw Business Unit Glastuinbouw juni oktober 2005 2005 2005 Wageningen,

Nadere informatie

Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV)

Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV) Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV) Effect twee vulgewichten op opbrengst en kwaliteit Johan Baars, Anton Sonnenberg & Pieter de Visser & Chris Blok Dit project

Nadere informatie

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen SPSS Introductiecursus Sanne Hoeks Mattie Lenzen Statistiek, waarom? Doel van het onderzoek om nieuwe feiten van de werkelijkheid vast te stellen door middel van systematisch onderzoek en empirische verzamelen

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

Loofresistentie tegen P.infestans in aardappel

Loofresistentie tegen P.infestans in aardappel Loofresistentie tegen P.infestans in aardappel Mogelijkheden voor de verlaging van de fungicidedoseringen H.G. Spits 1, A. Evenhuis 1,2 en P.J. van Bekkum 2 1 : Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.,

Nadere informatie

Overdracht van geelziek in Eucomis via zaad

Overdracht van geelziek in Eucomis via zaad Overdracht van geelziek in Eucomis via zaad Voortgezet diagnostisch onderzoek 2008/2009 Peter Vink, Paul van Leeuwen en Robert Dees Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business

Nadere informatie

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar.

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar. Sweelinck & De Boer B.V., Den Haag 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm

Nadere informatie

Hygiëneprotocol Dahlia PSTVd. P.J. van Leeuwen

Hygiëneprotocol Dahlia PSTVd. P.J. van Leeuwen Hygiëneprotocol Dahlia PSTVd P.J. van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, boomkwekerij en fruit PPO nr. 32 361815 00/PT nr. 14760.02 oktober

Nadere informatie

Het effect van fungiciden op knolphytophthora (2007). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M. Schepers

Het effect van fungiciden op knolphytophthora (2007). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M. Schepers Het effect van fungiciden op knolphytophthora (2007). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.M. Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV Projectnummer 3250068700

Nadere informatie

Grote variatie in agressiviteit van Fusarium isolaten uit tulp

Grote variatie in agressiviteit van Fusarium isolaten uit tulp Grote variatie in agressiviteit van Fusarium isolaten uit tulp Onderdeel van project 320791 Epidemiologie en beheersing van Fusarium in tulp S. J. Breeuwsma, M. de Boer Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Agriculture Division of DowDuPont. Ziektebestrijding in aardappelen met Zorvec Enicade

Agriculture Division of DowDuPont. Ziektebestrijding in aardappelen met Zorvec Enicade Ziektebestrijding in aardappelen met Zorvec Enicade Eigenschappen ZORVEC Enicade Snelle opname in de waslaag van de plant Door opwaarts systemische werking is nieuw blad zeer goed beschermd Langere bescherming

Nadere informatie

SZH voor levend erfgoed

SZH voor levend erfgoed SZH voor levend erfgoed Populatiemanagement Infoavond Drentsche Patrijshonden Woudenberg 19 november 2013 Een korte introductie Kor Oldenbroek Myrthe Maurice Van Eijndhoven Wat kunt u vandaag verwachten:

Nadere informatie

Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen. Casper Slootweg en Henk Gude

Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen. Casper Slootweg en Henk Gude Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen Casper Slootweg en Henk Gude Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit PPO nr.

Nadere informatie

Consultancy: inventarisatie Diaphania perspectalis

Consultancy: inventarisatie Diaphania perspectalis Consultancy: inventarisatie Diaphania perspectalis Aanwezigheid en schade door Diaphania perspectalis in de Nederlandse boomkwekerij Jerre de Blok Praktijkonderzoek Plant en Omgeving Sector bloembollen,

Nadere informatie

Indicatie genetische variatie hoofdrassen paprika ten behoeve van verbetering uniformiteit

Indicatie genetische variatie hoofdrassen paprika ten behoeve van verbetering uniformiteit Indicatie genetische variatie hoofdrassen paprika ten behoeve van verbetering uniformiteit Verslag van een pilot-studie M.J.M. Smulders, W.P.C. van t Westende, J. van der Schoot, B. Vosman Plant Research

Nadere informatie

Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag

Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanje in Den Haag 2011 A.J. van Kuik en L. Slingerland Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen,

Nadere informatie

Intrinsieke plantkwaliteit Anthurium

Intrinsieke plantkwaliteit Anthurium Intrinsieke plantkwaliteit Anthurium Ad Schapendonk Dr ir A.H.C.M. Schapendonk Plant Dynamics BV Gefinancierd door Productschap Tuinbouw Juli 2005 2005 Wageningen, Plant Dynamics BV Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad

Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vreeburg, Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant

Nadere informatie

Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers)

Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers) Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers) P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit juli 2009 PPO

Nadere informatie

Onderzoek naar de werkingsduur van imazalil en het effect van bespuiten met of dompelen in imazalil van aardappelknollen tegen zilverschurft

Onderzoek naar de werkingsduur van imazalil en het effect van bespuiten met of dompelen in imazalil van aardappelknollen tegen zilverschurft Onderzoek naar de werkingsduur van imazalil en het effect van bespuiten met of dompelen in imazalil van aardappelknollen tegen zilverschurft Ing. D. Bos & Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Virusziekten bij het gewas Eucomis

Virusziekten bij het gewas Eucomis Virusziekten bij het gewas Eucomis Voortgezet diagnostisch onderzoek 2011 Peter Vink, Paul van Leeuwen en Khanh Pham Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit Januari 2013

Nadere informatie

INTERN VERSLAG. Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem. Uitgevoerd door: DLV Facet

INTERN VERSLAG. Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem. Uitgevoerd door: DLV Facet INTERN VERSLAG Facet Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem Uitgevoerd door: Nieuw Vennep, januari 2004 Irma Lukassen Helma Verberkt In samenwerking met Naktuinbouw Jan Westerhof Landelijke

Nadere informatie

Vervolgens wordt ook ingegaan op de hypothese dat patronen in fenotypische plasticiteit adaptief kunnen zijn. De eerste vraag was of natuurlijke

Vervolgens wordt ook ingegaan op de hypothese dat patronen in fenotypische plasticiteit adaptief kunnen zijn. De eerste vraag was of natuurlijke Variatie in abiotische factoren komt voor in alle natuurlijke omgevingen, zoals variatie in ruimte en tijd in temperatuur, licht en vochtigheid. Deze factoren kunnen vervolgens bijvoorbeeld voedselaanbod

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19969 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hannula, Emilia Title: Assessment of the effects of genetically modified potatoes

Nadere informatie

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen biokennis Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen Casper Slootweg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

Alternaria in Zantedeschia

Alternaria in Zantedeschia Alternaria in Zantedeschia Voortgezet diagnostisch onderzoek 2006-2007 Peter Vink en Khanh Pham Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen april 2008 PPO nr. 3234009700-7 2008 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS AARDAPPELEN (Solanum tuberosum L.

CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS AARDAPPELEN (Solanum tuberosum L. 1/9 CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS AARDAPPELEN (Solanum tuberosum L.) - 13/12/2013 I ONDERZOEK VAN DE ONDERSCHEIDBAARHEID, DE HOMOGENITEIT EN DE

Nadere informatie

Bemesting van tulp in de broeierij

Bemesting van tulp in de broeierij Bemesting van tulp in de broeierij M.F.N. van Dam, A.J.M. van Haaster, H.P. Pasterkamp, S. Marinova, N.S. van Wees, e.a. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector bloembollen december 2003 PPO 330

Nadere informatie

Papierblad in lelie. Naoogst fase. Hans Kok en Hans van Aanholt. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen juni 2004 PPO nr.

Papierblad in lelie. Naoogst fase. Hans Kok en Hans van Aanholt. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen juni 2004 PPO nr. Papierblad in lelie Naoogst fase Hans Kok en Hans van Aanholt Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen juni 2004 PPO nr. 330919 2004 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle

Nadere informatie

Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans

Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans Proef in opdracht van Hempflax Agro BV en Productschap Akkerbouw Ing. K.H. Wijnholds en Ir. H. Hoek Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Interactie Moddus en Actirob

Interactie Moddus en Actirob Interactie Moddus en Actirob Effect op zaadopbrengst Engels raaigras 2011 Expertisecentrum graszaad en graszoden Proefboerderij Rusthoeve en DLV Plant p/a Noordlangeweg 42 4486PR Colijnsplaat C Sam de

Nadere informatie

Primaire haarden en eerste aantastingen door Phytophthora infestans in 2005

Primaire haarden en eerste aantastingen door Phytophthora infestans in 2005 Primaire haarden en eerste aantastingen door Phytophthora infestans in 2005 In het kader van het Parapluplan Phytophthora; DWK 427 Bert Evenhuis (Plant Research International) & L.J. Turkensteen (S&C)

Nadere informatie

De invloed van het gebruik van Asulox tijdens de bollenteelt en het tijdstip van rooien op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij

De invloed van het gebruik van Asulox tijdens de bollenteelt en het tijdstip van rooien op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij De invloed van het gebruik van Asulox tijdens de bollenteelt en het tijdstip van rooien op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij Voortgezet diagnostisch onderzoek 2008 Peter Vink, Paul van Leeuwen

Nadere informatie

Legenda. Sterrentabellen. Thema s en ervaringsvragen. Waarderingsvragen

Legenda. Sterrentabellen. Thema s en ervaringsvragen. Waarderingsvragen Legenda Bij de overzichten van de resultaten van de ervaringsvragen en thema s worden onderstaande standaardkleuren gebruikt: Totale Populatie ZA-2 ZA-3 ZA-4 De legenda staat altijd weergegeven rechts

Nadere informatie

Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar

Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar Korte peiling over een actueel onderwerp op het gebied van credit management juni 2014 Tussentijdse meting Trendmeter 14 B16475 / juni

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Californische trips in lelie

Californische trips in lelie Californische trips in lelie Hans Kok, Cor Conijn en Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen Juni 2004 PPO nr. 330803 2004 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle

Nadere informatie

Consultancy Karakteriseren isolaten Xanthomonas hortorum pv pelargonii van toen en nu November Hedwich Teunissen Jan Westerhof Daniël Deinum Menno Hoekstra Irma Lukassen Naktuinbouw Consultancy Karakteriseren

Nadere informatie

Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002

Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002 Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002 Marian Vlaswinkel en Gijs van Kruistum Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Projectrapport 12 35330 December 2002 Locatie Westmaas 2002 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2005

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2005 Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2005 Zaadbehandeling van wintertarwezaad met pesticiden ter bescherming tegen slakken Hilfred Huiting & Albert Ester Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria F. van Noort Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw januari 2004 PPO 411724 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Bladvlekken bij belichte potplanten

Bladvlekken bij belichte potplanten Bladvlekken bij belichte potplanten Onderzoek of de gele vlekken in belichte potplanten ontstaan door zetmeelophoping G.J.L. van Leeuwen N. Marissen M. Warmenhoven Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Rekenen Groep 6-2e helft schooljaar.

Rekenen Groep 6-2e helft schooljaar. Sweelinck & De Boer B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,

Nadere informatie