gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 mei 2003, nummer 126;

Transcriptie

1 Besluit (2003) nummer 9339 De raad der gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 mei 2003, nummer 126; gelet op artikel 4:23 eerste lid Awb, artikel 3 tweede lid Wiw, artikel 43 tweede lid onder n. en onder p. Abw, artikel 3 tweede lid onder e Inkomensbesluit Ioaw en artikel 4 eerste lid onder a Inkomensbesluit Ioaz, besluit: I. in te trekken: de Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz (raadsbesluit 2001/9075); II. vast te stellen de volgende Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz 2003 Hoofdstuk 1 Artikel 1 Inleidende bepalingen Begripsomschrijving Deze verordening verstaat onder: a. uitkering: een periodieke uitkering voor levensonderhoud op grond van de Abw, de Ioaw of de Ioaz; b. uitkeringsgerechtigde: degene die een uitkering ontvangt. In het geval sprake is van een gezamenlijke huishouding zoals genoemd in artikel 3 Abw, wordt onder uitkeringsgerechtigde tevens de partner verstaan waarmee de gezamenlijke huishouding wordt gevormd; c. dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Ambtenarenwet; d. norm: hoogte van de Abw-uitkering als aangegeven in de artikelen 29 tot en met 38 van de Abw dan wel de hoogte van de Ioaw- en Ioaz-uitkering als aangegeven in de artikelen 5 en 8 tot en met 10 van de Ioaw en de Ioaz.

2 Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor het recht op subsidie Artikel 2 Uitstroomsubsidie 1. Aan de uitkeringsgerechtigde die op het moment van werkaanvaarding 30 jaar of ouder is en die een dienstbetrekking aanvaardt waardoor zijn inkomen meer bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan door burgemeester en wethouders een uitstroomsubsidie worden toegekend. 2. Aan de uitkeringsgerechtigde genoemd onder 1 van dit artikel die als zelfstandige aan de slag gaat waardoor zijn inkomen meer bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan door burgemeester en wethouders een uitstroomsubsidie worden toegekend. 3. De uitstroomsubsidie bedraagt 350,- op het moment dat de dienstbetrekking tenminste 6 maanden heeft geduurd of ten minste 6 maanden aaneengesloten een inkomen uit dienstbetrekking of uit werkzaamheden als zelfstandige is verworven, en gedurende deze periode geen uitkering is ontvangen. 4. In geval van aanvaarding van een dienstbetrekking kan de uitstroomsubsidie na tenminste 2 maanden na aanvang van de dienstbetrekking betaalbaar worden gesteld, mits een bewijsstuk wordt overgelegd dat de dienstbetrekking tenminste 6 maanden duurt. Artikel 3 Deeltijdsubsidie 1. Aan de uitkeringsgerechtigde die op de datum van de aanvraag langer dan een jaar geen arbeid heeft verricht en 30 jaar of ouder is en die een dienstbetrekking in deeltijdarbeid heeft dan wel aanvaardt en hiermee een inkomen verwerft dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan door burgemeester en wethouders een deeltijdsubsidie worden toegekend. 2. De deeltijdsubsidie zoals genoemd in lid 1 van dit artikel is eveneens van toepassing op de uitkeringsgerechtigde die als beginnend zelfstandige werkt en die om redenen van medische of sociale aard niet volledig beschikbaar is voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep. 3. De deeltijdsubsidie bedraagt 25% van de netto maandelijkse inkomsten tot een maximum dat op maandbasis gelijk is aan 1/12 van het in artikel 43, tweede lid, sub j. Abw, genoemde maximumbedrag gedurende een periode van maximaal één jaar. 4. De deeltijdsubsidie wordt over een langere periode dan per kalendermaand berekend voorzover het patroon of de aard van de inkomstenverwerving daartoe aanleiding geeft, doch echter nooit over een langere periode dan een jaar. 5. Betaling van de deeltijdsubsidie vindt maandelijks achteraf plaats. In het geval lid 4 van dit artikel van toepassing is, vindt uitbetaling plaats na afloop van de van toepassing zijnde periode. Artikel 4 Activiteitensubsidie 1. Aan de uitkeringsgerechtigde die onverplicht, in georganiseerd verband, onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten verricht (vrijwilligerswerk), die door het college van burgemeester en wethouders voor de belanghebbende noodzakelíjk worden geacht, wordt door burgemeester en wethouders een activiteitensubsidie in de vorm van een forfaitaire onkostenvergoeding toegekend. 2. Voor de activiteitensubsidie komt die uitkeringsgerechtigde in aanmerking die a. ouder is dan 57,5 jaar; b. alleenstaande ouder is en kinderen heeft jonger dan vijf jaar; c. om medische en/of sociale redenen is vrijgesteld van de volledige sollicitatieplicht; d. wegens deelname aan sociale activering is vrijgesteld van de volledige sollicitatieplicht. 3. De activiteitensubsidie bedraagt 11,- per dagdeel dat per week vrijwilligerswerk wordt verricht, met een maximum van 55,- netto per maand. 2

3 4. Een eventueel reeds ontvangen onkostenvergoeding wordt op de activiteitensubsidie in mindering gebracht. 5. Uitbetaling van de activiteitensubsidie vindt maandelijks achteraf plaats. Artikel 5 Scholingssubsidie 1. Aan de uitkeringsgerechtigde die met goed gevolg scholing of opleiding heeft voltooid in het kader van een trajectplan gericht op (her)inschakeling in de arbeid, kan door burgemeester en wethouders een scholingssubsidie worden toegekend. 2. De scholingssubsidie bedraagt 70,- en wordt slechts éénmalig toegekend. Artikel 6 Samenloop De uitkeringsgerechtigde die in aanmerking komt voor een inkomstenvrijlating op grond van artikel 7 van deze verordening dan wel op grond van artikel 43, tweede lid, onder m. Abw, komt niet in aanmerking voor een deeltijdsubsidie zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening. Hoofdstuk 3 Voorwaarden voor het recht op inkomstenvrijlating Artikel 7 Inkomstenvrijlating 1. De uitkeringsgerechtigde die a. alleenstaande ouder is, waarvan het jongste kind ouder dan 5 jaar en jonger dan 12 jaar is; b. ouder dan 50 jaar, doch jonger dan 57,5 jaar is; c. om medische of sociale redenen tenminste 6 aaneengesloten maanden niet in staat is voltijdarbeid te verrichten; d. zorg draagt voor een inwonende verzorgingsbehoeftige persoon; en die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats conform artikel 43, tweede lid, sub n. Abw, artikel 3, tweede lid, sub e. van het Inkomensbesluit Ioaw dan wel artikel 4, eerste lid, sub a. van het Inkomensbesluit Ioaz. 2. Onder arbeid genoemd in lid 1 van dit artikel wordt verstaan het aanvaarden van arbeid in dienstbetrekking dan wel het aan de slag gaan als zelfstandige. Hoofdstuk 4 Aanvraag, verplichtingen en referteperiode Artikel 8 Aanvraag 1. De subsidie wordt door de uitkeringsgerechtigde aangevraagd door indiening van een volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend formulier dat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. 2. De toepassing van de inkomstenvrijlating zoals genoemd in artikel 7 vindt ambtshalve plaats nadat door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor de inkomstenvrijlating is voldaan. Artikel 9 Verplichtingen De uitkeringsgerechtigde is verplicht het college van burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de 3

4 beoordeling van de toegekende subsidie, dan wel inkomstenvrijlating, onder overlegging van bewijsstukken. 4

5 Artikel 10 Referteperiode 1. De uitkeringsgerechtigde die een uitstroomsubsidie heeft ontvangen, kan gedurende 5 jaar uitstroomsubsidie. 2. De uitkeringsgerechtigde die een deeltijdsubsidie heeft ontvangen, kan gedurende 5 jaar deeltijdsubsidie. 3. De uitkeringsgerechtigde die een scholingssubsidie heeft ontvangen, kan gedurende 5 jaar scholingssubsidie. Hoofdstuk 5 Slotbepalingen Artikel 11 Onvoorziene omstandigheden In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders. Artikel 12 Verslaglegging Het college van burgemeester en wethouders brengt jaarlijks verslag uit aan de raad inzake de uitvoering van deze verordening. Artikel 13 Inwerkingtreding 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening subsidiebeleid Wiw en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking, en werkt ten aanzien van artikel 4 terug tot 1 januari Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 mei De griffier, De voorzitter, J. Nieuwland.. C.J.M. de Bruin. 5