Gemeenteraad 28 maart 2002

Transcriptie

1 Gemeenteraad 28 maart 2002 Voorstel Onderwerp Premieverordening Datum 28 maart 2002 Commissie Nummer 02/31 Samenleving Wij stellen u voor: In te trekken de verordening: Premiebeleid Wiw, Abw, Ioaw en Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw, Ioaz met toelichting zoals vastgesteld op 27 september Vast te stellen de gewijzigde verordening Premiebeleid Wiw, Abw, Ioaw en Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw, Ioaz met toelichting. Voor beëindiging van de werkaanvaardingspremie werkt de verordening terug tot 1 januari Alle overige premies blijven ongewijzigd. Aanleiding In 2001 is het nieuwe premiebeleid vastgesteld. Het nieuwe beleid hield onder meer in het invoeren van een werkaanvaardingspremie om uitstroom richting reguliere arbeid te stimuleren. Het betreft hier een onbelaste premie van 1.816,--, die in 4 halfjaarlijkse termijnen van 454,-- betaalbaar wordt gesteld. Inmiddels is deze werkaanvaardingspremie van rechtswege komen te vervallen door de invoering van de toetrederskorting per 1 januari Voor mensen die al in 2001 uitgestroomd zijn richting reguliere arbeid geldt nog de werkaanvaardingspremie. Dit betekent voor de gemeente dat wij in 2004 de laatste werkaanvaardingspremie kunnen verstrekken. Daarnaast ligt er een verzoek om de verordening aan te passen aan de euro. Bij de vaststelling van de verordening in 2001 zijn naast de bedragen in guldens ook de eurobedragen opgenomen. Het verzoek is nu om alleen de eurobedragen in de verordening te vermelden. Verder is de verordening nogmaals nagezien op onvolkomenheden en waar nodig tekstueel aangepast. Argumentatie Voorgestelde wijziging: A. In de aanhef verwijdering van vermelding artikel 3 lid 4 van de Wet inschakeling Werkzoekenden en dit wijzigen in artikel 3, lid 2 van de Wet inschakeling werkzoekenden. B. Artikelen: Artikel 1: Verwijderen artikel 1 onderdeel g. Artikel 5 en 6 wijzigen in: is komen te vervallen.

2 Artikel 10 lid 2: Artikel 16 wijzigen in: Indien uitkeringsgerechtigde aangetoond heeft de activiteitenbedoeld onder lid 1gedurende een bepaalde periode voor minder of meer dan12 uur per week te kunnen verrichten, kan een extra eenmalige premie worden verstrekt. Slotbepalingen: lid 1: wijzigen datum vaststelling lid 2: blijft lid 3: Wijzigen in: Deze verordening treedt in werking op de dag nadat zij isbekend gemaakt. De werkaanvaardingspremie komt per 1 januari 2002 te vervallen. Toelichting op de Verordening De toelichting is aangepast naar aanleiding van de hierboven voorgestelde artikelwijzigingen. Invoering van de euro: De bedragen in de verordening zijn aangepast aan de. Ze zijn omgerekend en afgerond op hele bedragen. De aanpassing heeft geen gevolgen voor de begroting. Hoogeveen, 18 maart 2002 Burgemeester en Wethouders van Hoogeveen, de secretaris de burgemeester, K. DE VRIES W.P.M. URLINGS Nummer: 02/31 Onderwerp: Verordening premiebeleid Wiw, Abw, Ioaw, Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz De raad van de gemeente Hoogeveen, gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 18 maart 2002, gelet op de Algemene bijstandswet, Stbl. 12 april 1995, nr. 200, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Stbl. 12 april 1995, nr. 200, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, Stbl. 12 april 1995, nr de Wet van 2 mei 1997 tot wijziging van de Algemene Bijstandswet in verband met de preventie en bestrijding van armoede en van sociale uitsluiting, Stbl. 1997, nr. 193, de Wet inschakeling werkzoekenden, Stbl. 1997, nr Gelet op artikel 3, tweede lid van de Wet inschakeling werkzoekenden b e s l u i t :

3 a. in te trekken:de Verordening premiebeleid WIW, Abw, Ioaw, Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz zoals vastgesteld in haar vergadering van 27 september b. vast te stellen de gewijzigde verordening: Verordening premiebeleid WiW, Abw, Ioaw, Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz. Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijving Deze verordening verstaat onder: a. uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; b. inkomsten uit arbeid: alle inkomsten uit arbeid, waarmee een uitkeringsgerechtigde zich minder uitkeringsafhankelijk maakt, met uitzondering van inkomsten uit zelfstandigheid van een uitkeringsgerechtigde op wie het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) van toepassing is; c. ouder: degene die de volledige of gedeeltelijke zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen; d. kind: het ten laste komend en in Nederland woonachtig kind of pleegkind van 0 tot 16 jaar, voor wie de ouder aanspraak op kinderbijslag kan maken; e. algemene bijstand: de bijstandsnorm, zoals bedoeld in paragraaf 2 van Hoofdstuk IV, afdeling 1 Abw, tezamen met de eventuele gemeentelijke toeslag, zoals bedoeld in paragraaf 3 van Hoofdstuk IV afdeling 1 Abw; f. gesubsidieerde arbeid: a. de dienstbetrekking op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden, voor minimaal 15 uur per week; b. werkervaringsplaats op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden; c. plaatsing op grond van de Wet Reïntegratie arbeidsgehandicpaten; d. arbeid op grond van het Besluit In- en doorstroombanen voor langdurig werklozen; e. dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening; Hoofdstuk 2 Premie inkomsten uit arbeid Artikel 2. Voorwaarden voor premie inkomsten uit arbeid 1. De uitkeringsgerechtigde die is: a. alleenstaande ouder met één of meer kinderen in de leeftijd van 5 tot 16 jaar; of b. 40 jaar of ouder maar nog geen 57 1/2 jaar; voor wie de arbeidsverplichtingen gelden en die gedurende twee jaar of langer een bijstandsuitkering ontvangen, ontvangen een premie wanneer zij inkomsten uit arbeid hebben waarbij het netto-inkomen minder bedraagt dan het voor hen geldende bedrag aan algemene bijstand.

4 2. De uitkeringsgerechtigden genoemd in het vorig lid hebben gedurende twee jaar recht op een premie. Indien twee jaar na afloop van het recht op premie nog steeds of opnieuw aan de voorwaarden als gesteld in lid 1 wordt voldaan, ontvangen zij voor maximaal twee jaar opnieuw de premie. 3. Het recht op premie vervalt op het moment dat de uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt voor inkomstenvrijlating op basis van artikel 43, lid 2 sub m of op basis van artikel 4 van deze verordening. Artikel 3. Hoogte en uitbetaling van de premie 1. De premie bedraagt 25% van de netto maandelijkse inkomsten uit arbeid tot een maximumbedrag aan premie op jaarbasis van het bedrag dat is genoemd in artikel 43, lid 2 onder j Abw. 2. De premie wordt door burgemeester en wethouders op aanvraag verstrekt. Binnen een periode van acht weken wordt vastgesteld of er wel of geen recht bestaat op premie.. 3. De uitkeringsgerechtigde is verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van de feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de premieverstrekking ingevolgde deze verordening, zulks onder overlegging van bewijsstukken. Hoofdstuk 3 Inkomstenvrijlating Artikel 4. Voorwaarden voor inkomstenvrijlating 1. Op de uitkering van de uitkeringsgerechtigde die inkomsten uit arbeid heeft, waarbij het netto-inkomen minder bedraagt dan het voor hen geldende bedrag aan algemene bijstand, en die vallen onder de categorieën genoemd in lid 2 van dit artikel, worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 43, lid 2 sub m Abw, de inkomsten uit arbeid niet, dan wel niet geheel in mindering gebracht. Dit geldt tot een maximum van maandelijkse een bedrag dat is genoemd in artikel 43, lid 2 sub m Abw. 2. De volgende groepen uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor vrijlating van inkomsten uit arbeid: a. alleenstaande ouders met kinderen in de leeftijd tot 5 jaar b. personen ouder dan 57 1/2 c. personen die vanwege medische of sociale omstandigheden aangewezen zijn op het verrichten van arbeid in deeltijd 3. Indien in een huishouden beide partners voor vrijlating van inkomsten uit arbeid in aanmerking komen, wordt vrijlating verstrekt tot een maximum van maandelijks één keer het bedrag genoemd in artikel 43, lid 2 sub m Abw. Hoofdstuk 4 Werkaanvaardingspremie Artikel 5 is komen te vervallen Artikel 6 is komen te vervallen Hoofdstuk 5 Doorstroompremie

5 Artikel 7. Voorwaarden voor de doorstroompremie 1. De uitkeringsgerechtigde die gedurende één jaar of langer een bijstandsuitkering ontvangt en doorstroomt vanuit de bijstandsuitkering naar gesubsidieerde arbeid ontvangt na een half jaar een doorstroompremie, indien de uitkeringsgerechtigde gedurende genoemd half jaar gesubsidieerde arbeid heeft verricht en bewijsstukken overlegd. 2. Personen met een dienstbetrekking op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden die doorstromen naar een werkervaringsplaats op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden, of naar een arbeidsplaats op grond van de Wet Reïntegratie arbeidsgehandicapten of een arbeidsplaats op grond van het Besluit In- en doorstroombanen voor langdurig werklozen ontvangen een doorstroompremie. 3. De doorstroompremie wordt ten hoogste eenmaal verstrekt in de situatie genoemd in het eerste lid en ten hoogste eenmaal in de situatie genoemd in het tweede lid. Artikel 8. Hoogte en uitbetaling van de doorstroompremie 1. De doorstroompremie bedraagt 341,-- en wordt ambtshalve door burgemeester en wethouders verstrekt. 2. De premie op grond van artikel 7 lid 1 wordt verstrekt binnen acht weken nadat is voldaan aan de genoemde voorwaarde. De premie op grond van artikel 7 lid 2 wordt verstrekt binnen acht weken nadat de belanghebbende de in dat artikel genoemde gesubsidieerde arbeid heeft aanvaard. Artikel 9. Samenloop werkaanvaardingspremie en doorstroompremie vervallen. Hoofdstuk 6. Stimuleringspremie Artikel 10. Stimuleringspremie 1. De uitkeringsgerechtigde die activiteiten verricht in een project voor sociale activering, wordt een maandelijkse stimuleringspremie toegekend. 2. Indien uitkeringsgerechtigde aangetoond heeft de activiteiten bedoeld onder lid 1 gedurende een bepaalde periode voor minder of meer dan 12 uur te verrichten kan een extra eenmalige premie worden verstrekt. Artikel 11. Hoogte en uitbetaling van de stimuleringspremie 1. De stimuleringspremie onder lid 1 bedraagt 46,-- per maand en wordt toegekend over elke maand waarin de uitkeringsgerechtigde gedurende één of meerdere dagen de onder het eerste lid genoemde activiteiten verricht. 2. De premie genoemd onder lid 2 bedraagt eenmalig 62, De premie onder lid 2 kan ten hoogste tweemaal worden ontvangen. 4. Indien sprake is van gehuwden die beiden de onder lid 1 bedoelde activiteiten verrichten, wordt aan elk van hen de stimuleringspremie verstrekt. 5. De premie wordt door burgemeester en wethouders ambtshalve verstrekt binnen acht weken na overlegging van bewijsstukken door belanghebbende. Hoofdstuk 7. Scholingspremie Artikel 12. Scholingspremie 1. Een scholingspremie wordt toegekend indien uitkeringsgerechtigde in het kader van een trajectplan gekwalificeerde scholing met goed gevolg heeft afgerond.

6 2. De scholingspremie kan afhankelijk van de afstand die de uitkeringsgerechtigde heeft tot de arbeidsmarkt, meerdere malen worden verstrekt. Artikel 13. Hoogte en uitbetaling van de scholingspremie 1. De scholingspremie bedraagt 114, De scholingspremie wordt door burgemeester en wethouders ambtshalve verstrekt binnen acht weken na overlegging van bewijsstukken door belanghebbende. Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 14 Hardheidsclausule Indien onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening zou leiden tot een klaarblijkelijke hardheid, kunnen Burgemeester en Wethouders in individuele gevallen daarvan afwijken. Artikel 15 Verslaglegging Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks bij hun beleidsverslag Algemene bijstandswet verslag uit aan de raad inzake de uitvoering van deze verordening. Artikel 16 Slotbepalingen 1. Deze verordening vervangt de Verordening premiebeleid WiW, Abw, Ioaw, Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz zoals vastgesteld op 27 september Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening premiebeleid WiW, Abw, Ioaw en Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz. 3 Deze verordening treedt in werking op de dag nadat zij is bekend gemaakt. De werkaanvaardingpremie komt per 1 januari 2002 te vervallen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 28 maart De griffier, J.P. WIND De voorzitter, W.P.M. URLINGS Toelichting op de Verordening premiebeleid Wiw, Abw, Ioaw, Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz. Algemeen In het voorjaar van 2000 kreeg het thema 'armoedeval' veel politieke aandacht. In navolging van onderzoeken naar en rapportages over de armoedeval besloot de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot het instellen van een zogeheten werkaanvaardingssubsidie (verder te noemen: werkaanvaardingspremie). Deze werkaanvaardingspremie komt per 1 januari 2002 te vervallen in verband met de invoering van de toetrederskorting. Deze regeling wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. De Verordening is op het punt de werkaanvaardingspremie aangepast. De overige regelingen blijven van kracht.

7 Hoewel er in principe sprake is van een subsidie in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) wordt voor de eenduidigheid het begrip premie gehanteerd. Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. Begripsbepaling Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen. a. Uitkeringsgerechtigde: Met het begrip uitkeringsgerechtigde wordt bereikt dat alleen zij die een gehele of gedeeltelijke uitkering ingevolgde de Abw, de IOAW en de IOAZ ontvangen voor een premie in aanmerking kunnen komen. b. Inkomsten uit arbeid Met deze begripsomschrijving wordt bereikt dat bij verschillende vormen van arbeid, waaruit inkomen wordt verworven, een premie wordt verstrekt. Niet alleen arbeid die verricht wordt op grond van een arbeidsovereenkomst ingevolgde het Burgerlijk Wetboek, maar ook inkomsten uit freelance arbeid, inkomsten uit bescheiden schaalactiviteiten, inkomsten op basis van een ambtelijk dienstverband enz. Een belanghebbende die gesubsidieerde arbeid verricht (WIW, ID e.d.) is doorgaans volledig beschikbaar voor de arbeidsmarkt, en heeft ook meestal een volledig dienstverband. Het kan voorkomen dat een belanghebbende zich niet volledig beschikbaar kan stellen en part-time gesubsidieerde arbeid verricht. Ook zij zullen voor een premie op grond van deze verordening in aanmerking moeten komen. Voor hen geldt nl. geen volledige arbeidsplicht. Eén uitzondering geldt voor inkomsten uit zelfstandigheid als het Besluit Inkomensverlening zelfstandigen (Bbz) van toepassing is. Wanneer op iemand het Bbz van toepassing is, geeft een betrokkene daarmee aan uit te zijn op volledige zelfstandigheid. Dat hoeft niet via een premie gestimuleerd te worden. c. Ouder Hieronder verstaan we zowel de alleenstaande ouder als de ouders van een tweeoudergezin. Ook de co-ouder valt hieronder. Voor het premiebeleid is het relevant of men de volledige of gedeeltelijke zorg heeft voor een kind op pleegkind van 0 tot 16 jaar. d. Kind Van belang is dat de ouder de volledige of gedeeltelijke zorg heeft voor het kind, dat wil zeggen dat de ouder voor het betreffende kind aanspraak op kinderbijslag kan maken. e. Algemene bijstand Het gaat hier om het totaal van de basisnorm, waarvan de hoogte door het rijk wordt vastgesteld, en de gemeentelijk toeslag. Een toeslag in de vorm van bijzondere bijstand blijft hierbuiten. f. Gesubsidieerde arbeid Hieronder wordt verstaan: een dienstbetrekking voor minimaal 15 uur op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW); arbeid in een zgn. werkervaringsplaats (Wep) op grond van de WIW; plaatsing op grond van de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten (Rea); arbeid op grond van het Besluit in- en doorstroombanen (ID)voor langdurig werklozen; dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening WsW). Hoofdstuk 2 Premie inkomsten uit arbeid Artikel 2. Voorwaarden voor premie

8 In lid 1 wordt de doelgroep aangegeven die voor een premie in aanmerking komt. Het betreft die uitkeringsgerechtigde die alleenstaande ouder is en ten laste komende kinderen heeft in de leeftijd van 5 tot 16 jaar en de uitkeringsgerechtigde vanaf de leeftijd van 40 jaar die nog geen 57 1/2 jaar oud is. Bij de bepaling van de leeftijdsgrens van 16 jaar bij ten laste komende kinderen wordt in eerste instantie uitgegaan van het feit dat de combinatie van werk met de zorg -en opvoedingstaken vooral in de eerste periode van reguliere arbeid problemen kan opleveren. Voor de alleenstaande ouder geldt vanaf het moment dat het jongste kind 5 jaar is de arbeidsverplichting. Wel is het wenselijk (om grotere afstand tot de arbeidsmarkt te voorkomen) om toe te werken naar reguliere uitstroom. Indien er omstandigheden zijn waardoor dit niet mogelijk is kan er eventueel sprake zijn van een situatie als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub c van deze verordening. In de tweede plaats gaat het om uitkeringsgerechtigden van 40 jaar en ouder. De reden voor deze keuze is het ervaringsgegeven dat wie op deze leeftijd werkloos raakt, doorgaans moeilijk opnieuw een volledige dienstbetrekking vindt. In deze groep komen bovendien veel herintredende alleenstaande ouders voor. Voor hen is het full-time terugkeren op de arbeidsmarkt vaak een lang proces. Een premie kan dat proces stimuleren. In lid 2 wordt aangegeven dat de groep genoemd in artikel 2 lid 1 gedurende maximaal twee jaar recht heeft op een premie. Na deze periode dient beoordeeld te worden waarom er nog geen volledige uitstroom is gerealiseerd. De periode van twee jaar kan verlengd worden met wederom twee jaar indien er wel progressie is maar de stap richting volledige werkaanvaarding nog niet gezet kan worden. In lid 3 wordt geregeld dat uitkeringsgerechtigden niet in aanmerking kunnen komen voor zowel een premie als inkomstenvrijlating. Daarbij geldt dat inkomstenvrijlating voor premie gaat. Artikel 3. Hoogte en uitbetaling van de premie De hoogte van de premie is wettelijk bepaald. Daar het gaat om een belaste premie wordt deze op aanvraag verstrekt. Binnen acht weken na aanvraag wordt een beslissing genomen of er wel of geen recht bestaat op premie. Hoofdstuk 3. Inkomstenvrijlating Artikel 4. Voorwaarden inkomstenvrijlating De inkomstenvrijlating is complementair aan de zogenaamde centrale vrijlating van artikel 43, lid 2 sub m Abw. In het laatstgenoemde artikel is een inkomstenvrijlating neergelegd voor: a. Alleenstaande ouders die geen arbeidsplicht hebben wegens de verzorging van één of meer kinderen jonger dan 5 jaar (vrijstelling op grond van artikel 107, lid 2, Abw); b. Belanghebbenden van 57½ jaar of ouder met gedeeltelijk arbeidsverplichtingen als bedoeld in art. 113 Abw. Met het artikel uit deze verordening beoogt de gemeente ook aan groepen andere uitkeringsgerechtigden een inkomstenvrijlating te verstrekken. Hier wordt gekozen om ook de groep uitkeringsgerechtigden die vanwege sociale of medische redenen aangewezen zijn op arbeid in deeltijd ook in aanmerking te laten komen voor de inkomstenvrijlating.

9 Alleen inkomen voor feitelijk verricht werk telt mee. Er wordt dan ook geen inkomstenvrijlating verleend wanneer iemand geen (aanvullende) Abw-uitkering ontvangt. De vrijlating wordt per kalendermaand berekend. Wat betreft het maximumbedrag per maand wordt aangesloten bij het maximumbedrag per kalenderjaar zoals dat is genoemd in artikel 43 lid 2 sub m van de Algemene bijstandswet. De duur van de inkomstenvrijlating is niet apart vermeld. Daarmee wordt bereikt dat de vrijlating verleend wordt, zolang de uitkeringsgerechtigde onder de doelgroep valt. Voor de alleenstaande ouder betekent dit dat het recht op premie vervalt op het moment dat het jongste ten laste komende kind de leeftijd van vijf jaar bereikt. De oudere behoudt het recht op inkomstenvrijlating tot het einde van het recht op uitkering. De derde doelgroep behoudt het recht op deze vrijlating zolang de arbeidsverplichtingen zo beperkt blijven als in de verordening bedoeld is. Uiteraard geldt in alle gevallen dat ook andere redenen tot beëindiging van de inkomstenvrijlating kunnen leiden, zoals beëindiging van de uitkering voor levensonderhoud wegens het verkrijgen van voldoende inkomen, verhuizing naar een andere gemeente enz. Hoofdstuk 4. Werkaanvaardingspremie Artikel 5 en 6 zijn per 1 januari 2002 vervallen. Hoofdstuk 5. Doorstroompremie Artikel 7. Voorwaarden voor de doorstroompremie Naast de invoering van de toetrederskorting heeft de gemeente vrijheid om ook doorstroom naar niet reguliere arbeid te stimuleren. In lid 1 wordt aangegeven dat de uitkeringsgerechtigde die één jaar of langer een uitkering ontvangt en doorstroomt naar gesubsidieerde arbeid deze premie kan ontvangen. Voorwaarde is wel dat de gesubsidieerde arbeid gedurende een half jaar wordt verricht en uitkeringsgerechtigde aangeeft (middels bewijsstuk) de hier bedoelde premie te willen ontvangen. Bij de termijn van één jaar is aansluiting gezocht bij de voorwaarden die gelden voor de 'oude' werkaanvaardingspremie en de toetrederskorting vanaf 1 januari In lid 2 wordt bepaald dat een belanghebbende ook bij doorstroom vanuit gesubsidieerde arbeid in bepaalde gevallen een doorstroompremie kan ontvangen. Het moet dan of gaan om doorstroom naar arbeid in het kader van de Rea of doorstroom vanuit de WIW naar een functie met zwaardere inhoud in het kader van de Wep of ID. In lid 3 wordt aangegeven dat aan belanghebbende maximaal twee keer een doorstroompremie kan worden verstrekt. Artikel 8 Hoogte en uitbetaling van de doorstroompremie Behoeft geen nadere toelichting Artikel 9 Samenloop werkaanvaardingspremie en uitstroompremie Behoeft geen nadere toelichting. Hoofdstuk 6. Stimuleringspremie in het kader van sociale activering

10 Artikel 10 Stimuleringspremie Burgemeester en wethouders stellen vast welke activiteiten behoren tot sociale activering. Dit kan inhouden een omschrijving van de concrete activiteiten dan wel een verwijzing naar een beleidsplan of beleidsregel waarin het beleid ten aanzien van sociale activering is opgenomen. Het kan daarbij gaan om projecten die uitsluitend gericht zijn op het voorkomen van vereenzaming en tegelijk een eerste stap zetten op de lange weg richting arbeidsmarkt. In lid 1 wordt de kring van rechthebbenden beschreven. Het gaat uitdrukkelijk om uitkeringsgerechtigden die in eerste instantie aangewezen zijn op een traject in het kader van sociale activering voordat uitstroom richting gesubsidieerde of reguliere arbeid mogelijk is. Voorwaarde voor het ontvangen van deze premie is dat hieraan een trajectplan ten grondslag ligt. Een extra premie is mogelijk zodra iemand aangetoond heeft de activiteiten in een bepaalde periode voor minder of meer dan 12 uur te kunnen verrichten. Uitgangspunt is dat er wel een opgaande lijn is. Het kan voorkomen dat belanghebbende tweemaal voor deze premie in aanmerking komt omdat hij of zij eerst voor12 uur of minder de activiteiten verricht en daarna deze activiteiten voor meer dan 12 uur gaat verrichten. Artikel 11. Hoogte en uitbetaling van de stimuleringspremie Lid 1. Hierin wordt aangeven dat de belanghebbende een maandelijkse stimuleringspremie ontvangt zodra hij/zij activiteiten verricht, opgesteld in een trajectplan, in het kader van sociale activering. In lid 2 wordt aangegeven dat naast de maandelijkse premie nog een extra stimuleringspremie gegeven kan worden tot een bedrag van maximaal 2 x 62,-- Voorwaarde hiervoor is dat belanghebbende aangetoond heeft voor een bepaalde tijd meer of minder dan 12 uur de activiteiten te kunnen verrichten. Lid 5. Er wordt gekozen voor ambtshalve verstrekking. Hoofdstuk. 7 Scholingspremie Artikel 12 Voorwaarden voor de scholingspremie De scholingspremie wordt verstrekt aan een belanghebbende indien hij/zij in het kader van een trajectplan gekwalificeerde scholing met goed gevolg afrondt. Hierbij is het uitgangspunt dat ook tussentijdse stappen richting volledige uitstroom beloond moeten worden. In lid 2 wordt duidelijk dat in het kader van een traject belanghebbende meerdere malen een vorm van kwalificerende scholing kan afronden. In voorkomende gevallen kan meerdere malen sprake zijn van de scholingspremie. Artikel 13 Hoogte en uitbetaling van de scholingspremie Behoeft geen nadere toelichting. Hoofdstuk 8. Slotbepalingen Artikel 14 en 15 behoeven geen nadere toelichting.

11 Artikel 16 Slotbepalingen De gewijzigde Verordening premiebeleid Wiw, Abw, Ioaw en Ioaz en vrijlating van inkomsten Abw, Ioaw en Ioaz treedt in werking op de dag nadat zij is bekendgemaakt. Voor de beëindiging van de werkaanvaardingspremie werkt zij terug tot 1 januari 2002.