Jeugddelinquenten en hun culturele achtergrond

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jeugddelinquenten en hun culturele achtergrond"

Transcriptie

1 Een studie naar de verschillen tussen etnische groepen in behandeling bij een forensisch psychiatrische instelling Willemijn Diesch Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek. Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen. Universiteit van Amsterdam. Student: Willemijn Diesch Studentnummer: Begeleiding: Jessica Asscher Amsterdam 28 augustus 2009

2 RUNNING HEAD: Ethnicity, youth delinquency Youth delinquency and their cultural background A study about differences between ethnic groups in treatment by a forensic psychiatric institution Willemijn Diesch University of Amsterdam Abstract From the absolute number of youth delinquency in the Netherlands, a high number is committed by immigrant youth. However, little research on delinquency has focused on differences between ethnic groups. In this study, the differences between Dutch, Moroccan, Surinamese and other not western adolescents were tested in a delinquent group of adolescents (N = 155) and their mothers, who received treatment in a forensic psychiatric institution. The aim of this study was to compare four different ethnic groups, using both parental and adolescent reports, on risk factors and treatment progress. The results indicated a significant difference between all four ethnic groups on demographic data, intelligence, psychiatric diagnoses, parent-child interaction and selfreported problem behaviour. Therefore this study suggests different approaches for different ethnic groups. By doing so youth interventions and treatments in the future might be optimized. Key words: Youth delinquency, differences, ethnic groups, forensic psychiatric institution

3 Inhoudsopgave Inleiding 3 Methode 9 Samenstelling steekproef 9 Behandeling 10 Meetmomenten en meetinstrumenten 11 Plan van analyse 12 Resultaten 13 Verschil tussen etnische groepen aangemeld voor behandeling 13 Verschil in behandelkenmerken tussen etnische groepen 17 Conclusie 18 Discussie 19 Literatuur 26 Bijlagen 32 Bijlage 1 32 Bijlage 2 34 Figuren 35 Figuur 1 35 Figuur 2 36 Figuur 3 37 Figuur

4 Inleiding Jennissen & Blom (2007) berekenden dat van het absolute aantal delicten in Nederland de dader in 32% van de gevallen een niet westerse allochtoon betreft. Dit is een opvallend hoog percentage, gezien het feit dat niet westerse allochtonen in Nederland een relatief klein percentage van de gehele bevolking uitmaken, namelijk 10,8% (CBS, 2008). Hoewel er van alle bevolkingsgroepen in Nederland slechts een klein percentage geregistreerd staat bij de politie, zijn er blijkbaar culturele groepen te onderscheiden die vaker in aanraking komen met de politie dan anderen. Uit het rapport van Jennissen en Blom (2007) bleek, onder andere, dat een groot deel van de niet-westerse allochtone jeugddelinquenten bestond uit Antilliaanse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren en in mindere mate uit jongeren met een Turkse nationaliteit. Vanwege deze opvallende cijfers is het van belang om onderzoek te doen naar risicofactoren (die het ontstaan en in stand blijven van jeugddelinquentie verklaren) en de mogelijke verschillen hierin tussen etnische groepen. Alleen als duidelijk is welke rol bepaalde risicofactoren spelen binnen de verschillende etnische groepen kunnen de werkzame elementen voor interventies en behandeling geoptimaliseerd worden per etnische groep. Als we meer specifiek kijken naar de klassieke herkomstgroepen in Nederland door middel van misdaadprofielen kan een verdeling worden gemaakt in verschillende delictsoorten per etnische groep(van San, 2008; Jennissen & Blom, 2007). Zo blijkt dat Antillianen voornamelijk drugs- en wapendelicten en vermogensdelicten met geweld plegen (Van San, 2008). De Marokkanen zijn in de meeste gevallen betrokken bij vermogensdelicten (met en zonder geweld), bedreiging, vernieling en verstoring van de openbare orde (Van San, 2008). Surinamers zijn relatief vaak betrokken bij verkeersmisdrijven en drugs en wapendelicten (Van San, 2008). Delicten waarbij Turken relatief vaak betrokken zijn, zijn verkeersmisdrijven en wapendelicten (Van San, 2008). Delicten als vandalisme en het spuiten van graffiti (vernieling en verstoring van de openbare orde) zijn typisch voor autochtone jongeren (Van San, 2008). Al met al is er sprake van duidelijke verschillen tussen de etnische groepen in de mate en aard van delinquent gedrag. Er bestaan echter nog weinig verklaringen voor deze verschillen tussen etnische groepen qua jeugdcriminaliteit en veel is er nog niet bekend over dit onderwerp (Stevens, Vollebergh, Pels, & Crijnen, 2005). 4

5 De vraag is hoe deze verschillen in delinquent gedrag tussen etnische groepen ontstaan. Een mogelijkheid is dat deze verschillen verklaard kunnen worden doordat er verschillende soorten risicofactoren een rol spelen binnen de verschillende etnische groepen. Ook kan er sprake zijn van culturele verschillen tussen de groepen, zoals de mate waarin probleemgedrag wordt gerapporteerd. Door eventuele culturele verschillen kunnen groepen anders reageren op hulpverlening en strafmaatregelen waardoor deze interventies mogelijk minder effect hebben op allochtone groepen. Ten slotte is het mogelijk dat de verschillen verklaard kunnen worden door selectief aanhoudingsbeleid van de politie (Van San, 2008). Onderzoek uit voorgaande jaren naar risicofactoren voor het ontstaan van delinquent gedrag zou mogelijk de verschillen tussen de etnische groepen kunnen verklaren: als in bepaalde etnische groepen bepaalde risicofactoren oververtegenwoordigd zijn, zou dit ook de verschillen in delinquent gedrag kunnen verklaren. Uit onderzoek is gebleken dat een complexe interactie tussen risicofactoren op het niveau van het individu, het gezin, de sociale omgeving en de peergroup (vriendengroep) kan leiden tot het ontstaan van delinquent gedrag (Deković, 1999; Buka & Earls, 1993; Brons, Hilhorst & Willemsen). Meerdere onderzoeken wijzen verschillende risicofactoren aan als belangrijk. Zo vonden Lynam, Moffit & Stouthamer-Louber (1993) op het niveau van het individu een relatie tussen een lage intelligentie en delinquent gedrag. Jeugddelinquenten bleken acht IQ punten lager te scoren op hun Verbale IQ en hun Totale IQ dan niet delinquente jongeren. Doreleijers, Scholte & Matser (2007) vonden dat delinquentie relatief vaak samengaat met ADHD en misbruik van middelen (softdrugs/alcohol). Ook andere studies beschrijven een verband tussen een vorm van psychopathologie en delinquent gedrag (Breuk e.a., 2007., Doreleijers, Moser, Thijs, van Engeland & Beyaart, 2000). Daarnaast wordt er op het niveau van het gezin door verschillende onderzoeken risicofactoren beschreven. Deković & Asscher (2008) bijvoorbeeld, concludeerden dat de manier waarop ouders met hun adolescent omgaan en de kwaliteit van hun relatie sterk samenhangt met het ontstaan van antisociaal gedrag. Een negatieve ouder-kind relatie wordt in veel gevallen gekenmerkt door gebrek aan steun, slechte communicatie, gebrek aan toezicht, te weinig duidelijke regels, te weinig consistente controle, een te lakse opvoeding of een te strenge, niet leeftijdsadequate manier van disciplineren (Deković & Asscher, 2008). Eveneens kunnen factoren binnen de sociale omgeving leiden tot het ontstaan van delinquent gedrag. Door Nuytiens & Brolet (2008) worden sociale integratie, inkomensverdeling, het 5

6 politieke beleid, het niveau van welvaart, sociale klasse en werkeloosheid in verband gebracht met jeugdcriminaliteit. Zij beschreven dat een langdurige economische druk (b.v. ten gevolge van werkeloosheid) bij kan dragen aan depressie bij ouders, problemen tussen ouders en slechte opvoeding (Nuytiens & Brolet, 2008). Zoals hierboven werd beschreven bevorderd dit het ontstaan van delinquent gedrag bij jongeren. Een andere risicofactor op het niveau van de sociale omgeving is de school. Weerman (2008) verklaarde dat het verband tussen spijbelen en voortijdig schoolverlaten enerzijds en delinquent gedrag anderzijds in ruime mate is aangetoond in wetenschappelijk onderzoek. Daarbij moet in acht worden genomen dat deze factoren vaak in verband staan met ongunstige gezinsomstandigheden, persoonlijke problemen en slecht functioneren op school. Tot slot mag het belang van de peergroup bij het ontwikkelen van antisociaal gedrag niet ongenoemd blijven. Het omgaan met andere jongeren in groepsverband is een normaal proces voor adolescenten. De invloed van de groep kan echter erg groot zijn. Adolescenten willen er immers bij horen en hebben er veel voor over om geaccepteerd te worden (Volker, Baerveldt & Driesen, 2008). Wanneer er sprake is van antisociaal en/of crimineel gedrag binnen een groep kan dit zodoende sterk van invloed zijn op het gedrag van individuele jongeren. Zo blijkt uit onderzoek onder vijfduizend jongeren van 12 tot 18 jaar dat jongeren die ernstige delicten plegen, vaker deel uitmaken van een jeugdgroep dan niet-delinquente jongeren (Ferwerda, 2000). Er zijn verschillende risicofactoren beschreven op het niveau van het individu, het gezin, de sociale omgeving en de peergroup. Deze risicofactoren op zich hoeven niet direct tot problemen te leiden. Maar door een combinatie van deze omstandigheden is er sprake van een cumulatief effect wat het risico op het ontwikkelen van antisociaal en crimineel gedrag vergroot. Er is in de voorgaande jaren veel onderzoek verricht naar risicofactoren voor het ontwikkelen van crimineel gedrag (Loeber, 2001). Bij weinig studies is echter een onderscheid gemaakt tussen etnische groepen. Als gevolg daarvan kunnen er op basis van deze studies geen uitspraken worden gedaan over mogelijke verklaringen voor de verschillen tussen etnische groepen en delinquent gedrag, terwijl sommige risicofactoren wellicht vaker voor zullen komen bij bepaalde etnische groepen dan bij anderen. Er is weinig onderzoek verricht waarbij daadwerkelijk naar verschillen tussen etnische groepen werd gekeken. Eén daarvan is het onderzoek van Pels (2008). Pels (2008) concludeerde dat er een verschil was tussen etnische groepen op het gebied van opvoedingsaspecten. Allereerst 6

7 bleken allochtone opvoeders meer autoritaire controle toe te passen in de opvoeding van hun kinderen dan autochtone opvoeders. Autoritaire controle houdt het toepassen van machtsmiddelen in, zoals waarschuwen, dreigen of straffen. Dit opvoedingsgedrag is in veel onderzoeken als risicofactor voor het ontstaan van delinquentie genoemd (Deković & Asscher, 2008). Wel voegde Pels (2008) toe dat een toename van autoritatieve vormen van controle in opkomst was bij allochtone opvoeders. Een autoritatief opvoedingspatroon houdt in dat er meer sprake is van steun en controle door uitwisseling van informatie. Ook noemde Pels (2008) in ditzelfde onderzoek dat Marokkaanse ouders vanaf de puberteit van hun zonen nog maar weinig actief betrokken zijn bij de opvoeding en minder toezicht houden, omdat ze er vanuit gaan dat hun zonen vanaf de adolescentie periode over meer eigen verantwoordelijk beschikken. Wissink, Deković & Meijer (2006) vonden daarentegen geen significante verschillen tussen Nederlandse, Marokkaanse, Turkse en Surinaamse adolescenten op het niveau van autoritatieve controle, toezicht, positieve ouder-kind relatie, delinquent gedrag en zelfvertrouwen. Pels (2008) gaf aan dat binnen de Marokkaanse cultuur in het gezin meer waarde wordt gehecht aan het collectieve belang. Dit betekent dat er zowel tussen ouders en kinderen maar ook tussen seksen meer sprake is van een hiërarchische structuur. Schaamte, gehoorzaamheid en respect voor ouderen staan hierbij centraal. Ook Nijsten, Geense, Pels & Vollebergh (2002) beschreven dat er in veel gevallen sprake is van schaamte bij Marokkaanse en Turkse ouders. Dit gegeven valt moeilijk te rijmen met de grote groep allochtone jongeren binnen de jeugdcriminaliteit. Pels (2008) concludeerde dan ook dat ondanks gehoorzaamheid en respect in de thuissituatie van Marokkaanse jongeren er andere gedragsregels gelden binnen de peergroup. Volgens Pels (2008) zijn zelfexpressie en assertiviteit binnen de peergroup juist belangrijk. Dit verschil tussen het gedrag van Marokkaanse jongeren in de thuissituatie en op straat zou kunnen leiden tot onderrapportage van Marokkaanse ouders over probleemgedrag van hun kind. Het onderzoek naar opvoedingsaspecten werd overigens uitgevoerd binnen groepen nietdelinquente jongeren en daardoor kunnen er wederom geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over mogelijke verklaringen voor het verschil tussen etnische groepen in mate van delinquent gedrag. Het is daarom vooralsnog onduidelijk of de verschillen tussen etnische groepen in mate en aard van de criminaliteit voortkomen uit verschillen in opvoeding. Een andere mogelijke verklaring is niet zozeer het gedrag van de verschillende culturele groepen, maar de mate van zelfrapportage van probleemgedrag, ofwel probleembesef. Wanneer 7

8 jongeren of ouders weinig probleemgedrag ervaren, zal het criminele gedrag van de jongere immers ook niet snel worden gerapporteerd. In een studie van Stevens, Pels, Bengi-Arslan, Verhulst, Vollebergh & Crijnen (2003) werd gerapporteerd probleemgedrag (d.m.v. zelfrapportage) van Marokkaanse delinquente jongeren en ouders vergeleken met dat van Nederlandse en Turkse delinquente jongeren en ouders. Stevens e.a. (2003) concludeerden dat er sprake is van een significant verschil in mate van zelf gerapporteerd probleemgedrag, waarbij Marokkaanse ouders evenveel probleemgedrag rapporteerden als Nederlandse ouders maar minder dan Turkse ouders. Terwijl Marokkaanse jongeren significant minder probleemgedrag rapporteerden in vergelijking met zowel Nederlandse als Turkse jongeren. De uitkomsten van de studie van Stevens e.a. (2003) zouden een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het verschil tussen etnische groepen qua jeugdcriminaliteit. De studie van Stevens e.a. (2003) was echter één van de weinige onderzoeken waarbij er gekeken werd naar verschillen tussen etnische groepen en gerapporteerd probleemgedrag binnen een delinquente groep jongeren. Om definitieve conclusies te kunnen trekken, zou dit onderzoek gerepliceerd moeten worden. Een derde mogelijke verklaring voor de verschillen tussen etnische groepen binnen de jeugdcriminaliteit volgt uit de hierboven beschreven bevindingen. Als daadwerkelijk blijkt dat er verschillen bestaan tussen etnische groepen op het gebied van opvoedingsaspecten en probleembesef, sluiten de Nederlandse behandelprogramma s en interventies mogelijk niet aan bij de behoeften van allochtone groepen. Dit zou kunnen verklaren waarom zij een bovenproportioneel aandeel hebben binnen de jeugdcriminaliteit. In een studie van het WODC (2002) naar vragen en behoeften van Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse ouders wordt dit patroon omschreven. Nijsten, Geense, Pels en Vollebergh (2002) vonden in deze studie dat allochtone ouders vaak andere verwachtingen hebben bij strafmaatregelen. Binnen het Nederlandse jeugdstrafrecht ligt er een nadruk op straf met een pedagogisch karakter. Dit betekent dat jongeren niet onmiddellijk een gevangenisstraf krijgen opgelegd maar dat er meer waarde wordt gehecht aan leerstraffen en behandeling om hun gedrag te verbeteren. Er werd echter al eerder beschreven dat Marokkaanse ouders vaker een autoritaire controle voorstaan op hun kinderen (Pels, 2008). Allochtone ouders zouden volgens de studie van Nijsten e.a. (2002) vooral effect verwachten van detentiestraffen. Daarnaast kan een taalbarrière of schaamte Marokkaanse ouders er van weerhouden om zich volledig in te zetten voor een behandeling 8

9 (Nijsten, Geense, Pels, & Vollebergh, 2002). Uit het onderzoek van het Nijsten e.a. (2002) blijkt dat de interventies die aangeboden worden in Nederland niet consequent aansluiten op de behoeften van sommige etnische groepen. Dit zou mogelijk een verklaring kunnen zijn voor het hoge percentage allochtone jongeren binnen de jeugdcriminaliteit. Alle bovengenoemde verklaringen gaan uit van het bestaan van verschillen tussen de etnische groepen. Het is echter ook goed mogelijk dat aandacht vanuit de maatschappij voor bepaalde onderwerpen die hoog op de politieke agenda staan, invloed kan hebben op het gedrag van politie en justitie. Daarom is een selectief aanhoudingsbeleid van de politie een mogelijke alternatieve verklaring voor het feit dat allochtone jongeren een groot aandeel vormen binnen de jeugdcriminaliteit. Uit onderzoek blijkt dat het vertonen van crimineel gedrag kan worden gestimuleerd door de manier van ingrijpen op jeugddelinquenten en de wijze waarop de samenleving hierop reageert (Nuytens & Brolet, 2008). Een duidelijk stigma vanuit de maatschappij dat bepaalde etnische groepen meer betrokken zijn bij crimineel gedrag dan andere groepen wekt irritatie op en leidt vaak tot meer conflicten bij de allochtone groep. Ook Nuytens en Brolet (2008) beschrijven dat zowel de politie als de jongeren elkaar provocerend gedrag verwijten. Daardoor is het denkbaar dat er bepaalde etnische groepen zijn waar de politie meer zicht op houdt en als gevolg daarvan eerder zal aanhouden. Van San (2008) beschrijft dit door middel van een discriminatiehypothese. Deze hypothese stelt dat: oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in de geregistreerde criminaliteit uitsluitend het gevolg is van selectie processen binnen de politieorganisatie (Van San, 2008, p. 296). Oftewel, wanneer allochtone jongeren meer in de gaten worden gehouden door een overwegend autochtone politieorde, is de pakkans groter waardoor allochtone jongeren een relatief hoger criminaliteitspercentage vertonen dan autochtone jongeren (Van San, 2008). Deze laatste hypothese zou van grote betekenis kunnen zijn in de aanpak van de jeugdcriminaliteit, hier zal echter binnen het bereik van deze studie geen verdere aandacht aan worden besteed. Al met al is gebleken dat onderzoek bij jeugddelinquenten naar risicofactoren (die het ontstaan en in stand blijven van jeugddelinquentie verklaren) en de mogelijke verschillen hierin tussen etnische groepen, noodzakelijk is vanwege de opvallende jeugdcriminaliteitscijfers in Nederland. Uit het voorgaande is gebleken dat delinquent gedrag verklaard kan worden door verschillende risicofactoren en dat er sprake is van verschillen tussen etnische groepen op het gebied van opvoedingsaspecten en gerapporteerd probleemgedrag. Deze uitkomsten kunnen echter nog geen duidelijk antwoord geven op de vraag hoe de verschillen in de mate en aard van delinquent 9

10 gedrag tussen etnische groepen zijn te verklaren. Daarvoor is er te weinig onderzoek bekend op het gebied van jeugddelinquentie en verschillen tussen etnische groepen, terwijl sommige risicofactoren wellicht vaker voor zullen komen bij bepaalde etnische groepen dan bij anderen. Ook het onderzoek naar opvoedingsaspecten kan geen doorslaggevend antwoord geven omdat deze onderzoeken werden uitgevoerd binnen groepen niet delinquente jongeren. Enkel de studie van Stevens e.a. (2003) en Nijsten e.a. (2002) tonen het verschil aan tussen etnische groepen en jeugdcriminaliteit. De studie van Stevens e.a. (2003) was echter één van de weinige onderzoeken waarbij er gekeken werd naar verschillen tussen etnische groepen en gerapporteerd probleemgedrag binnen een delinquente groep jongeren. Om definitieve conclusies te kunnen trekken, zou dit onderzoek gerepliceerd moeten worden. Dit onderzoek zal zich richten op de vraag of de verschillen die zich voordoen tussen etnische groepen die in behandeling zijn bij een forensisch jeugdpsychiatrische instelling, de verschillen in aandeel in criminaliteit kunnen verklaren. Specifiek zal gekeken worden naar probleembesef en opvoedingsaspecten waarbij verschillende risicofactoren worden onderzocht om mogelijke alternatieve verklaringen uit te sluiten. Om de hierboven genoemde vraag te beantwoorden, zijn er twee onderzoeksvragen opgesteld. De eerste onderzoeksvraag betreft de vraag of er verschil is tussen etnische groepen met betrekking tot de aanwezigheid van (risico)factoren (Demografische gegevens, IQ, Gediagnosticeerde problematiek, Probleembesef en Opvoedingsaspecten) die in eerder onderzoek van belang zijn gebleken voor het ontstaan en in stand blijven van delinquent gedrag. De tweede onderzoeksvraag betreft de vraag of er verschil is in behandelverloop (verandering in probleemgedrag, verandering in opvoedingsaspecten, drop-out en het type behandeling) tussen etnische groepen na een periode van behandeling. Methode Samenstelling steekproef De onderzoeksgroep bestond uit 155 adolescenten (148 jongens en 7 meisjes) met een gemiddelde leeftijd van 16,55 jaar (range: jaar, SD = 1,44) en hun ouders. Alle jongeren waren in behandeling bij de Bascule, cluster forensische jeugdpsychiatrie, waarvan 116 adolescenten (116 jongens) in dagbehandeling en 39 adolescenten (32 jongens en 7 meisjes) in deeltijdbehandeling. Deze onderzoeksgroep is een subgroep van een lopend onderzoek van de 10

11 Bascule (Breuk, 2008). Het merendeel van de jongeren woont thuis bij één van zijn biologische ouders (44,5%), 25% van de jongeren woont bij beide biologische ouders en 21% van de jongeren is gesloten geplaatst in een justitiële jeugdinrichting. De overige 10% woont bij familie of zelfstandig (in een instelling). De juridische status verschilt van de Maatregel Hulp en Steun (MHS, 33,5%) en Onder Toezicht Stelling (OTS, 29,7%) tot een Plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (PIJ maatregel, 16,1%) en Uithuisplaatsing (UHP, 7,7%), zie ook bijlage 1. Omdat de onderzoeksvraag zich richtte op verschillen tussen etnische groepen, is uit de totale onderzoekspopulatie een subgroep geselecteerd die bestaat uit 4 verschillende etnische groepen: Nederlandse nationaliteit of nationaliteit van een ander Westers land (N = 60), Marokkaanse nationaliteit (N = 26), Surinaamse nationaliteit (N = 32) en de nationaliteit van een ander niet westers land (ANWL), zoals de Antilliaanse en Turkse nationaliteit (N = 37). Behandeling De Bascule is een academisch centrum voor kind- en jeugdpsychiatrie verspreid over Amsterdam en omstreken. De Bascule biedt diagnostiek, behandeling, onderzoek en onderwijs elk op verschillende gebieden. Een van deze gebieden is het Cluster Forensische Kind- en Jeugdpsychiatrie die een dag- en een deeltijdbehandeling kunnen bieden. Het cluster biedt behandeling voor jongeren in een strafrechtelijk en civielrechtelijk kader. De jongeren kunnen echter ook op vrijwillige basis in aanmerking komen voor behandeling. Op de dagbehandeling van de Bascule worden jongeren vijf dagen in de week verwacht, alwaar ze een programma volgen dat bestaat uit onderwijs, creatieve therapie, cognitieve gedragstherapie, FFT therapie (Functional Family gezinstherapie) en ART training (Agression Replacement Training). Ze worden hierin behandeld en begeleid door een mentor, een leerkracht, een psychiater en een GZ-psycholoog. De behandeling duurt ongeveer twaalf maanden. Op de deeltijdbehandeling verblijven jongeren die overdag op een externe plek onderwijs krijgen of een baan hebben. Deze jongeren volgen een programma van drie dagen in de week. Hun programma bestaat uit de ART training, FFT en individuele begeleiding door een mentor en een GZ-psycholoog en zo nodig door een psychiater. Deze behandeling duurt ongeveer zes maanden. Zowel de dag- als de deeltijdbehandeling hebben als doel de verdere ontwikkeling en ontplooiing van een jongere een positieve impuls te geven en recidiverisico te minimaliseren. 11

12 Meetmomenten en meetinstrumenten Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is gebruik gemaakt van de volgende instrumenten. 1. Verschillende risicofactoren zijn gemeten tijdens de behandeling zoals demografische gegevens, IQ, gediagnostiseerde problematiek en drop-out Bij jongeren van wie de intelligentie score nog niet bekend was uit eerdere hulpverleningstrajecten werd die gemeten tijdens de behandeling. De intelligentie werd gemeten met behulp van de Wechsler Adult Intelligence Scale (Wechsler, 2000), de Wechsler Intelligence Scale for Children (Wechsler, 2002) en de Kaufman Intelligentie Test (Mulder, 2004). Voor dit onderzoek is alleen de totale intelligentie score gebruikt. De gediagnostiseerde problematiek werd bij iedere jongere tijdens de behandeling vastgesteld met behulp van de Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (APA, 1994). Voorts is de drop-out (hieronder wordt verstaan het niet succesvol vroegtijdig beëindigen van de behandeling) en verschillende demografische gegevens geregistreerd. 2. Verschil in opvoedingsaspecten De opvoeding, zoals ervaren door jongeren, is gemeten met behulp van de ouder-kind interactie vragenlijst, de OKIV-R. De jongere vulde de vragenlijst zowel voor als na de behandeling in over zijn moeder (de OKIV-KM). De vragenlijst bestaat uit 30 items zoals Mijn moeder is trots op mij of Ik lach wel eens met mijn moeder. De jongere is gevraagd ouders te beoordelen op een 5-punt-schaal (1 = helemaal niet waar voor mij, 5 = helemaal waar voor mij). Opvoedingsaspecten worden gemeten met behulp van twee schalen, Conflicthantering en Acceptatie. Cronbach s alpha is.73 voor de Acceptatie schaal en.36 voor de Conflicthantering schaal. Vader en moeder vullen dezelfde ouder-kind interactie vragenlijst in (de OKIV-R-O), zowel voor als na de behandeling. Ook deze vragenlijst bestaat uit 30 items zoals Ik accepteer mijn kind zoals hij/zij is. De ouders worden gevraagd de opvoedingssituatie te beoordelen op een 5-puntschaal (1 = helemaal niet van toepassing en 5 = precies van toepassing). Ook deze vragenlijst bestaat uit twee schalen, Acceptatie en Conflicthantering. Cronbach s alpha is.45 voor de Acceptatie schaal en.59 voor de Conflicthantering schaal. 12

13 3. Verschil in probleembesef Probleemgedrag ervaren door jongeren is gemeten met behulp van de Youth Self Report (YSR- Verhulst, van der Ende, & Koot, 1997). De YSR bestaat uit 113 items met vragen als Ik steel van huis of Ik ga liever om met oudere jongens/meisjes. De YSR is een zelfrapportage vragenlijst waarbij de jongere op een 3-punt-schaal (0 = helemaal niet, 1 = een beetje, 2 = vaak) invult in hoeverre hij of zij zichzelf beoordeelt op een aantal gedragskenmerken. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de internaliserend probleemgedrag schaal (32 items) en de externaliserend probleemgedrag schaal (29 items). De jongeren hebben deze vragenlijst zowel voor als na de behandeling ingevuld. Cronbach s alpha is.88 voor de internaliserende schaal en.92 voor de externaliserende schaal (waaruit item 74 is verwijderd voor een hogere betrouwbaarheid). Probleemgedrag zoals dat ervaren wordt door ouders wordt gemeten door middel van de Child Behavior Checklist, de CBCL (Verhulst, van der Ende, & Koot, 1996). Deze vragenlijst bestaat uit 118 items met vragen als Maakt uw kind vaak ruzie of Ergeren jullie je aan elkaar. Ouders wordt gevraagd hun kind te beoordelen op een 3-punt-schaal (0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de internaliserend probleemgedrag schaal (32 items) en de externaliserend probleemgedrag schaal (30 items). Cronbach s alpha is.90 voor de internaliserende schaal en.94 voor de externaliserende schaal. Plan van analyse Bij de eerste onderzoeksvraag is met behulp van T-toetsen en χ²-toetsen onderzocht of er verschil is in individuele aspecten en in behandelkenmerken tussen de etnische groepen (bijlage 2). Voor de tweede onderzoeksvraag is met behulp van Repeated Measures Manova s, met opvoedingsgedrag en gedragsproblemen als afhankelijke variabelen, tijd als onafhankelijke variabele en etniciteit als grouping factor, gekeken of er sprake is van verschil in mate van vooruitgang tussen de verschillende etnische groepen. 13

14 Resultaten 1.Verschil tussen etnische groepen aangemeld voor behandeling bij de Bascule. A. Verschil in demografische gegevens. Met behulp van χ²-toetsen is onderzocht of er sprake is van een verschil in demografische gegevens tussen etnische groepen, zoals de leeftijd van jongeren in behandeling, gezinssituatie, juridische status en het verblijf van de jongeren. Allereerst is onderzocht of er een verschil is in leeftijd tussen etnische groepen. Dit bleek niet het geval te zijn (χ²(n = 155) = 5,88, p =.437). Wat betreft de gezinssituatie is er wel een significant verschil gevonden tussen etnische groepen waarbij alleenstaande ouders en twee biologische ouders de grootste categorieën vormen (χ² (N = 154) = 40,62, p <.001). De associatie was van gemiddelde sterkte (r =.51). Nederlanders bleken het grootste percentage alleenstaand ouderschap te vertegenwoordigen met 45,1 % alleenstaande ouders, daarna volgden de Surinamers met 30,5%, daarna de ANWL nationaliteit met 15,9% alleenstaand ouderschap. Marokkanen hadden het laagste percentage alleenstaand ouderschap (8,5%). Nederlanders en Marokkanen hadden samen het grootste aantal jongeren dat met beide biologische ouders woonde (31,1%), gevolgd door ANWL waarbij 29,5% van de jongeren bij beide biologische ouders woonde, het laagste percentage jongeren dat bij beide biologische ouders woonde was te vinden in de groep Surinamers (8,2%). Eveneens is onderzocht of er sprake is van een verschil in juridische status tussen de etnische groepen. Dit bleek echter niet het geval te zijn (χ²(n = 144) = 18, p =.457). Naast de gezinssituatie bleek ook het verblijf van de jongeren significant te verschillen tussen etnische groepen (χ² (N = 152) = 35,13, p <.001), de associatie was van gemiddelde sterkte (r=.48). Het verblijf in detentie, het verblijf bij twee biologische ouders en het verblijf bij alleenstaande ouders vormden de grootste categorie. Wat betreft verblijf in detentie vormden de Surinamers (30,%) en de Nederlanders (30,%) de grootste categorieën en de Marokkanen de kleinste categorie (12,1%). B. Verschil in IQ. Vervolgens is gekeken of er verschil was in intelligentie tussen de etnische groepen om alternatieve verklaringen voor verschillen in mate van probleemgedrag te kunnen verklaren. Uit de resultaten van de ANOVA bleek dat er een significant verschil bestaat tussen etnische groepen 14

15 (F (3, 120) = 3,86, p <.05). Uit de post-hoc tests bleek dat autochtone Nederlandse jongeren een significant hoger Totaal IQ hadden (M = 91) dan Marokkaanse jongeren (M = 80, p <.01). Er was geen verschil tussen de andere etnische groepen. C. Verschil in gediagnostiseerde problematiek. Daarna is met behulp van χ²-toetsen onderzocht of er sprake was van een verschil in gediagnostiseerde problematiek tussen de etnische groepen. Dit bleek het geval te zijn bij middelenafhankelijkheid en bij ADHD, waar bij beiden diagnoses Nederlandse jongeren een meerderheid vormden. Er was geen verschil tussen de etnische groepen voor het aantal diagnoses Gedragsstoornis, Stemmingsstoornis, Persoonlijkheidsstoornis, Ouder-kind relatieproblematiek, Hechtingsstoornis en Autistische stoornis. Het gebruik van alcohol en/of (soft)drugs verschilde per etnische groep significant. χ² (N = 147) = 11,466, p <.01. De samenhang was echter relatief zwak (r =.28). Van alle jongeren die in behandeling waren, is in totaal 55,1% afhankelijk van middelen. Van deze groep vormden de Nederlandse jongeren een meerderheid (50,6%) in het gebruik en afhankelijkheid van middelen. Daarentegen scoorden de Marokkaanse jongeren het laagst (9,9%). Er tussen in scoorden de Surinaamse jongeren (18,5%) en de groep ANWL (21%). Ook ADHD bleek significant te verschillen tussen de etnische groepen χ² (N = 147) = 15,66, p <.001). De samenhang was van gemiddelde sterkte (r=.33). Van alle jongeren die in behandeling waren is in totaal 26,5% gediagnostiseerd met ADHD. Van deze groep vormden de Nederlandse jongeren een meerderheid (61,5%). Daarentegen werden relatief weinig Marokkaanse jongeren gediagnostiseerd met ADHD (7,7%). Hier tussenin scoren de Surinaamse jongeren (20,5%) en de groep ANWL (10,3%). D. Verschil in opvoedingsaspecten. Omdat er te weinig vaders deelgenomen hebben (N=16) om tot betrouwbare analyses te komen, zullen hier de resultaten voor jongeren en moeders besproken worden. Jongerenrapportage. Allereerst is gekeken naar de rapportages van de jongere over de opvoeding van de moeder, hier werd een hoofdeffect gevonden voor etniciteit (F (6, 72) = 3.19, p <.01). Hierbij bleek dat Marokkaanse jongeren hun moeder het hoogst scoorden op Acceptatie (M = 33,48) en Surinaamse jongeren scoorden hun moeder het laagst op acceptatie (M = 29,63), dit verschil was 15

16 niet significant (p =.08). Wat betreft conflicthantering scoorden Marokkaanse jongeren hun moeder het hoogst (M = 75,77) en scoorden Nederlandse (M = 64,80) en Surinaamse (M = 64,57) jongeren hun moeder het laagst. Het verschil tussen Marokkaanse en Nederlandse jongeren en tussen Marokkaanse en Surinaamse jongeren was wel significant (p = <.001). Ouderrapportage. Wat betreft de opvoedingssituatie volgens moeder is er sprake van een hoofdeffect op de schalen Acceptatie en Conflicthantering (F (3,98) = 4,33, p <.001). Marokkaanse moeders scoorden op Acceptatie het hoogst (M = 36,52) en Surinaamse moeders scoorden op Acceptatie het laagst (M = 32,45). Het verschil was echter niet significant (p =.07). Marokkaanse moeders rapporteerden ook op Conflicthantering (M = 47,90) het hoogst en Surinaamse moeders het laagst (M = 41,97), dit verschil was wel significant (p <.05). E. Verschil in probleemgedrag. Jongerenrapportage. Met behulp van Manova is gekeken of er sprake was van verschil in mate van internaliserend en externaliserend probleemgedrag tussen etnische groepen. Er was een significant verschil tussen de verschillende etnische groepen in de mate waarin de jongeren externaliserend probleemgedrag rapporteerden aan het begin van de behandeling (externaliserend gedrag (F (3,133) = 9,29, p <.001). Bonferroni post-hoc tests lieten zien dat Nederlandse jongeren (M = 15,51) een grotere mate van externaliserend gedrag rapporteerden dan Marokkaanse (M = 5,76) en ANWL (M = 8,02) jongeren (p<.001). Ook Surinaamse jongeren (M = 13,11) rapporteerden significant meer probleemgedrag dan Marokkaanse jongeren (M = 5,76 p <.05). Er werd geen significant verschil gevonden wat betreft het gerapporteerde externaliserende gedrag tussen Nederlanders en Surinamers, Marokkanen en ANWL en niet tussen Surinamers en ANWL. In tegenstelling tot de resultaten voor externaliserend probleemgedrag was er geen significant verschil tussen jongeren van verschillende etnische groepen in de mate van gerapporteerd internaliserend probleemgedrag (F(3,133) = 1,77, p <.155). 16

17 Ouderrapportage. Vervolgens is gekeken naar de mate waarin ouders probleemgedrag ervaarden bij hun kinderen aan het begin van de behandeling. Er was een significant verschil tussen ouders van verschillende etnische groepen in mate waarin zowel externaliserend (F(3,111) = 10,63, p <.001) als internaliserend probleemgedrag (F (3, 110) = 5,02, p <.001) werd gerapporteerd. Post-hoc tests lieten zien dat Nederlandse ouders meer externaliserend probleemgedrag van hun kind rapporteerden (M = 26,66) dan Marokkaanse ouders (M = 11,97) en dan ANWL ouders (M = 13,63 p <.001). Er was geen significant verschil tussen Marokkanen en Surinamers, Nederlanders en Surinamers, Marokkanen en ANWL en niet tussen Surinamers en ANWL. Daarnaast rapporteerden Nederlandse ouders ook significant meer internaliserend probleemgedrag bij hun kinderen (M = 17,74) dan Marokkaanse ouders (M = 10,19), Surinaamse ouders (M = 10,99) en ANWL ouders (M = 11,21 p <.05). Tot slot is er gekeken naar overeenkomsten tussen de rapportages van jongeren en hun ouders. Zoals hierboven is beschreven, verschilde gerapporteerd externaliserend probleemgedrag significant tussen Nederlanders en Marokkanen (p <.001). Daarbij verschilden Nederlandse ouders en jongeren (M = 21,17) meer van elkaar dan Marokkaanse ouders (M = 8,37) en jongeren (p <.000). Ook was er sprake van een significant verschil tussen Nederlanders en ANWL (p <.001) waarbij tussen Nederlandse ouders en jongeren (M = 21,17) een grotere discrepantie in rapportage te vinden was dan bij ouders en jongeren uit een ANWL (M = 11,24). Tot slot was er sprake van een significant verschil tussen Marokkanen en Surinamers (p <.010) waarbij tussen Surinaamse ouders en jongeren (M = 17,27) een grotere discrepantie in rapportage te vinden was dan bij Marokkaanse ouders en jongeren (M = 8,37). 2.Verschil in behandelkenmerken tussen etnische groepen. A. Verschil in verandering opvoedingsaspecten. Om het verschil in verandering in de opvoedingssituatie per etnische groep te onderzoeken, is een Repeated Maesures Manova uitgevoerd, met opvoedingsgedrag als afhankelijke variabele en tijd als onafhankelijke variabele en etniciteit als groepsvariabele. Er bleek geen significant verschil te bestaan tussen etnische groepen in mate van verandering van de gerapporteerde opvoedingssituatie na de behandeling (F (6,62) = 1,090, p =.38). Volgens de jongeren in alle 17

18 etnische groepen was er bovendien nauwelijks sprake van enige vooruitgang in hun rapportage van Acceptatie en Conflicthantering na de afloop van de behandeling (zie Figuur 1, p. 36). Ook bij Marokkaanse, Surinaamse en ANWL ouders was er nauwelijks sprake van enige vooruitgang in hun rapportage van Acceptatie en Conflicthantering na de afloop van de behandeling. De Nederlandse ouders lieten echter wel een vooruitgang zien in opvoedingssituatie (zie Figuur 2, p. 37). Deze scores moeten echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden vanwege de lage betrouwbaarheid van de OKIV-R. B. Verschil in mate van verandering van probleemgedrag. Wanneer er gekeken wordt naar de vraag of er verschil is tussen de etnische groepen in de mate van verandering van externaliserend of internaliserend probleemgedrag na de behandeling, bleek er een significant verschil te zijn tussen de etnische groepen (F (6, 80) = 3,08, p <.05). Deze verandering was echter alleen zichtbaar voor de ouderrapportage. Nederlandse ouders rapporteerden aan het eind van de behandeling minder probleemgedrag van hun kind dan aan het begin van de behandeling (M = 31,62). Terwijl Marokkaanse ouders (M = 22,79) aan het eind van de behandeling meer probleemgedrag rapporteerden dan aan het begin van de behandeling. Surinaamse ouders verschilden significant van Nederlandse ouders (M = 16,71, p <.05) maar lieten ook aan het eind van de behandeling minder probleemgedrag zien dan aan het begin van de behandeling. Figuur 3 (p. 38) laat de verandering van probleemgedrag volgens de ouders van de verschillende etnische groepen zien. In Figuur 4 (p. 39), waarin de jongerenrapportages weergegeven zijn, is alleen een afname van probleemgedrag te zien, maar geen verschil tussen de etnische groepen. C. Verschil in drop-out. Met behulp van Chi-kwadraat toetsen is onderzocht of er een relatie is tussen etniciteit en uitval tijdens de behandeling. De resultaten lieten zien dat er geen sprake was van een significant verschil tussen de etnische groepen qua uitval (drop-out) tijdens de behandeling (χ² (N = 155) = 3,50, p =.32). D. Verschil in type behandeling. Uit de Chi-kwadraat toetsen waarbij gekeken werd of er verschil was qua type behandeling tussen de etnische groepen, bleek er geen sprake te zijn van een significant verschil χ² (N = 155) = 1,01, p =

19 Conclusie De verschillen tussen etnische groepen werden in deze studie onderzocht met behulp van twee onderzoeksvragen. Onderzoeksvraag 1 was gericht op welke verschillen er zijn tussen etnische groepen aan het begin van de behandeling en onderzoeksvraag 2 was gericht op welke verschillen er zijn tussen etnische groepen en behandelkenmerken na een bepaalde periode van behandeling. Uit dit onderzoek bleek allereerst dat er een significant verschil bestond tussen etnische groepen in gezinssamenstelling (waarbij Nederlanders het hoogste percentage alleenstaand ouderschap vertegenwoordigen) en tussen etnische groepen en het verblijf van de jongeren (waarbij de Surinaamse en Nederlandse jongeren het meest in detentie verblijven). Daarnaast werd een verschil gevonden in opvoedingsaspecten tussen etnische groepen. Marokkaanse ouders en jongeren bleken hoger (en dus beter) te scoren op Conflicthantering dan Surinaamse ouders en jongeren. Vervolgens werd gekeken of etnische groepen verschilden in hun probleemgedrag en dit bleek ook het geval te zijn. Marokkaanse ouders en jongeren rapporteerden in het algemeen minder probleemgedrag en tussen beiden was er nauwelijks sprake van verschil van mening over de mate van probleemgedrag, terwijl bij de andere etnische groepen (Nederlanders maar ook Surinamers) er meer probleemgedrag werd gerapporteerd en er een grotere discrepantie van rapportage was tussen ouders en jongeren. Enkele alternatieve verklaringen werden onderzocht om te bepalen of de onderzoeksresultaten voor probleembesef en opvoedingsaspecten te verklaren zijn door andere verschillen tussen etnische groepen dan etniciteit zoals, intelligentie of gediagnostiseerde problematiek. Zo bleek dat Nederlandse jongeren wat betreft IQ, een significant hogere intelligentiescore hadden dan Marokkaanse jongeren. Ten slotte bleek dat Nederlandse jongeren vaker afhankelijk zijn van middelen en vaker zijn gediagnosticeerd met ADHD in vergelijking met Marokkaanse jongeren, die het laagst scoorden op deze diagnoses. Daarnaast is in deze studie onderzocht of er verschil was in behandelverloop tussen etnische groepen. Wat betreft verandering in probleemgedrag als gevolg van de behandeling bij de Bascule, waren de scores voor de ouderrapportage opvallend. De etnische groepen verschilden significant in die zin dat Nederlandse ouders (en Surinaamse en ANWL ouders) een vermindering van probleemgedrag rapporteerden aan het einde van de behandeling, terwijl Marokkaanse ouders meer probleemgedrag rapporteerden aan het einde van de behandeling. Net als bij de eerste 19

20 onderzoeksvraag zijn ook hier enkele alternatieve verklaringen onderzocht. Zo kon worden bepaald of de onderzoeksresultaten voor verandering probleembesef en verandering opvoedingsaspecten te verklaren zijn door het type behandeling of door uitval tijdens de behandeling. Echter werd op deze aspecten geen verschil gevonden tussen jongeren van verschillende culturele achtergronden. Discussie Dit onderzoek richtte zich op de verschillen tussen jongeren van Nederlandse, Marokkaanse en Surinaamse nationaliteit en jongeren met de nationaliteit van een ander niet westers land en hun moeders, die in behandeling zijn bij een forensisch jeugdpsychiatrische instelling. Zoals verwacht op basis van resulataten van eerdere onderzoeken naar jeugddelinquenten (Jennissen & Blom, 2007; Bijl, Blom, Oudhof & Bakker, 2006) bestond de onderzoeksdoelgroep voor een groot deel uit allochtone jeugdigen (61,3%). Net als bij het onderzoek van Jennissen en Blom (2007), bleek ook deze onderzoeksgroep voor een groot deel uit Marokkaanse en Surinaamse jongeren en in mindere mate uit jongeren van de Turkse nationaliteit te bestaan. Een opvallend verschil met Jennissen en Blom (2007), die vonden dat Antillianen bij alle delicttypen het hoogste criminaliteitscijfer hadden, was het geringe percentage van Antillianen (1,9%) in deze onderzoeksgroep. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat in de omgeving van Amsterdam (waar de onderzoeksgroep is samengesteld) minder Antilliaanse families zijn gehuisvest dan op andere plekken in Nederland ( CBS, 2008). Deze opvallende onderzoeksresultaten bevestigen nogmaals het belang van onderzoek naar de vraag, hoe de verschillen in de mate en aard van delinquent gedrag tussen etnische groepen ontstaan. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is in dit onderzoek allereerst gekeken of er verschil is tussen etnische groepen met betrekking tot de aanwezigheid van (risico)factoren (Demografische gegevens, IQ, Gediagnosticeerde problematiek, Probleembesef en Opvoedingsaspecten) die in eerder onderzoek van belang zijn gebleken voor het ontstaan en in stand blijven van delinquent gedrag. Dit bleek voor alle factoren het geval te zijn. De eerder genoemde verschillen in de studie van Pels (2008) tussen etnische groepen en opvoedingsaspecten kwam eveneens in deze studie naar voren. Echter blijft het de vraag of de 20

21 gevonden resultaten als verklaring kunnen dienen voor het verschil in mate en aard van delinquent gedrag tussen etnische groepen. Uit de resultaten bleek dat Marokkaanse ouders en jongeren het opvoedingsgedrag (acceptatie en conflicthantering) positiever beoordeelden dan Surinaamse ouders en jongeren. Mogelijk ervaren Marokkaanse ouders en jongeren daadwerkelijk minder problemen in het gezin, vanwege het feit dat ook uit dit onderzoek bleek dat Marokkaanse jongeren vaker opgroeien in tweeouder gezinnen. Deze bevinding is echter moeilijk te rijmen met de bevindingen van Pels (2008) dat Marokkaanse ouders vanaf de puberteit van hun zonen (zoals eerder beschreven, betrof het in het huidige onderzoek voornamelijk jongens) nog maar weinig actief betrokken zijn bij de opvoeding en minder toezicht houden. De Jong (2007), verklaart hiermee waarom Marokkaanse jongeren vaker in de problemen komen, echter: hoe valt dit te rijmen met de hoogste score op de gemeten opvoedingsvariabelen in de huidige studie? Mogelijk omdat Pels (2008) en de Jong (2007) niet specifiek onderzoek deden in een delinquente populatie. Wellicht dat Marokkaanse ouders van delinquente jongeren het relatief goed doen vergeleken met de ouders van delinquenten uit andere etnische groepen. Een andere verklaring kan echter zijn dat Marokkaanse ouders en jongeren de situatie positiever afschilderen dan deze daadwerkelijk is. Pels (2008) noemde in haar studie dat in de Marokkaanse cultuur aan het collectieve belang veel waarde wordt gehecht. Schaamte, gehoorzaamheid en respect voor ouderen staan hierbij centraal. Desondanks gelden er andere gedragsregels binnen de peergroup. Volgens Pels (2008) zijn zelfexpressie en assertiviteit binnen de peergroup juist belangrijk. Enerzijds zou er sprake kunnen zijn van schaamte waardoor zowel ouders als jongeren hun gezinsproblematiek niet gemakkelijk kenbaar zullen maken, anderzijds is het uiteraard ook mogelijk dat er binnenshuis weinig sprake is van conflicten omdat jongeren zich in de thuissituatie conformeren aan de culturele omgangsvormen waar gehoorzaamheid en respect op de voorgrond staan. Ten slotte kunnen ook alternatieve verklaringen niet worden uitgesloten, zoals de mogelijkheid dat Marokkanen daadwerkelijk minder problemen hebben maar dat zij door een selectief aanhoudingsbeleid ten onrechte in de delinquente groep terecht zijn gekomen of dat de vragenlijsten door deze groep niet goed begrepen zijn. Een kanttekening is wel dat de resultaten betreffende opvoeding in deze studie zijn gemeten met behulp van de OKIV-R, echter bleek dat de OKIV-R in deze studie niet betrouwbaar is geweest. Daarom moeten de hierboven beschreven resultaten en verklaringen met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Ondanks de 21

22 onbetrouwbaarheid van de vragenlijst bevestigen de uitkomsten van de eerste onderzoeksvraag dat er sprake is van verschillen tussen etnische groepen op het gebied van opvoedingsaspecten. Daarnaast is in de eerste onderzoeksvraag bekeken of er verschil is tussen etnische groepen op het gebied van zelfgerapporteerd probleemgedrag. Uit de resultaten bleek dat Marokkaanse ouders en jongeren significant minder probleemgedrag rapporteerden aan het begin van de behandeling dan ouders en jongeren met een Nederlandse, Surinaamse of ANWL culturele achtergrond. Dit valt moeilijk te rijmen met het feit dat deze jongeren, meestal na het plegen van meerdere delicten, verwezen zijn naar behandeling in verband met psychiatrische problematiek, gedragsproblemen en gezinsproblematiek. In andere studies kwamen vergelijkbare verschillen tussen etnische groepen naar voren (Stevens, Pels, Bengi-Arslan, Verhulst, Vollebergh & Crijnen (2003); Nijsten, Geense, Pels & Vollebergh, 2002). In de studie van Stevens (2003) rapporteerden Marokkaanse adolescenten ook minder probleemgedrag dan Nederlandse adolescenten. Mogelijke verklaringen voor het feit dat Marokkaanse jongeren minder probleemgedrag rapporteerden dan de jongeren uit de andere etnische groepen zou kunnen zijn dat Marokkaanse jongeren in deze studie een significant lagere intelligentie bleken te hebben dan Nederlandse, Surinaamse en ANWL jongeren. Door een lage intelligentie kunnen jongeren mogelijk meer moeite ervaren bij zelfreflectie, inzicht in eigen handelen en meer problemen ervaren met hun concentratie tijdens het invullen van de vragenlijst (Lynam, Moffitt & Stouthamer-Loeber, 1993). Zodoende kunnen weinig probleembesef en een lage intelligentie mogelijke verklaringen zijn voor het verschil tussen etnische groepen in de mate en aard van delinquent gedrag. Er zijn echter ook andere mogelijke verklaringen voor het feit dat Marokkaanse ouders en jongeren significant minder probleemgedrag rapporteerden dan andere etnische groepen aan het begin van de behandeling. Zo beschrijft Van t Land (2000) in zijn studie dat onderzoeksvragen die belangrijk zijn in de Nederlandse cultuur minder belangrijk worden geacht door Marokkaanse respondenten. Daardoor is het mogelijk dat Marokkaanse ouders en jongeren door culturele verschillen de vragenlijsten minder goed begrijpen of anders interpreteren dan Nederlandse ouders en jongeren. Een tweede verklaring wordt genoemd door Pels (2008), zij beschrijft in haar studie dat in de Marokkaanse cultuur schaamte een belangrijke rol speelt. Wanneer schaamte een belangrijke rol speelt in een gezin, zullen gezinsproblemen en gedragsproblemen van de jongere niet snel buiten de familiekring besproken worden, in het bijzonder niet met vreemde hulpverleners. Bij de start van de behandeling, het eerste moment 22

23 waarop probleemgedrag werd gemeten, waren de hulpverleners nog redelijk onbekend, waardoor gedragsproblemen mogelijk nog onbespreekbaar waren voor Marokkaanse respondenten. Dit wil niet direct zeggen dat Marokkaanse ouders in het algemeen minder probleembesef hebben, zij ervaren slechts meer moeite om dit buiten de familie ter sprake te brengen, wanneer de hulpverlening nog onbekend terrein voor ze is. Ondanks alle genoemde verklaringen blijft uiteraard de mogelijkheid bestaan dat Marokkaanse ouders en jongeren daadwerkelijk minder probleemgedrag ervaren dan andere etnische groepen. Voorts bleken ook verschillen te bestaan tussen jongeren en hun ouders van verschillende etnische groepen in de mate van overeenstemming in het probleemgedrag van de jongere. Nederlandse ouders rapporteerden significant meer probleemgedrag dan de Nederlandse jongeren. Dit verschil in gerapporteerd probleemgedrag tussen jongeren en hun ouders werd ook gevonden door Breuk, Clauser, Stams, Slot & Doreleijers (2007). Hoewel Breuk e.a. (2007); Handwerk, Larzelere, Soper & Friman (1999) en Carlston & Ogles (2006), geen verschil onderzochten tussen etnische groepen, vonden zij een aanzienlijk verschil tussen het door de delinquente jongeren zelf gerapporteerde probleemgedrag en de rapportages van hun ouders. Jongeren rapporteerden beduidend minder probleemgedrag dan hun ouders. In het onderzoek van Stevens, Pels, Bengi-Arslan, Verhulst, Vollebergh & Crijnen (2003) werden dezelfde resultaten gevonden. Ook zij vonden dat Marokkaanse jongeren significant minder probleemgedrag rapporteerden in vergelijking met zowel Nederlandse als Turkse jongeren. Een verklaring hiervoor is mogelijk te vinden in een onrealistisch zelfbeeld van jongeren, sociale wenselijkheid van de antwoorden of onvoldoende vermogen tot zelfreflectie. Een andere verklaring voor het feit dat ouders meer probleemgedrag rapporteerden dan jongeren, genoemd door Asscher, Deković, Wissink & Prinzie (2009), zou kunnen zijn dat criminaliteit bekend is bij ouders van jeugddelinquenten. Bij gezinnen uit een normale populatie valt op dat ouders minder probleemgedrag rapporteren dan jongeren. Jongeren rapporteren meer omdat ze meer doen en meer zien, zonder dat ouders daar zicht op hebben. Ouders weten dat hun kinderen zich in de puberteit bevinden dus wordt hun gedrag als normaal gezien. Echter bij gezinnen uit een delinquente populatie zijn ouders doorgaans in contact geweest met politie, justitie of Raad voor de Kinderbescherming en zullen ze probleemgedrag eerder erkennen en daardoor ook eerder rapporteren (Asscher, Deković, Wissink & Prinzie, 2009). Delinquente jongeren daarentegen, zullen mogelijk eerder liegen en sociaal wenselijk antwoorden dan jongeren uit een normale 23

24 populatie. Dit zou kunnen verklaren waarom ouders van de delinquente jongeren in deze studie meer probleemgedrag rapporteerden dan de jongeren zelf. Al met al blijkt er verschil te bestaan tussen etnische groepen en gerapporteerd probleemgedrag, zelfs tussen ouders en jongeren onderling. Ondanks verklaringen als het verkeerd interpreteren van de vragenlijsten of de aanwezigheid van schaamte, zou het verschil in gerapporteerd probleemgedrag tussen etnische groepen alsnog een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het verschil in de mate en aard van de jeugdcriminaliteit. Wanneer jongeren en ouders weinig probleemgedrag ervaren zal het criminele gedrag van de jongeren immers ook niet snel verminderen omdat ze hun gedrag niet als problematisch beoordelen. Tot slot blijkt uit de resultaten van onderzoeksvraag 1 dat de verschillen tussen etnische groepen in de mate en aard van de jeugdcriminaliteit verklaard kunnen worden doordat er verschillende soorten risicofactoren een rol spelen binnen de verschillende etnische groepen. De tweede onderzoeksvraag betrof het verschil in mate van verandering in probleemgedrag en opvoeding tussen etnische groepen na een bepaalde periode van behandeling. Ook hier werd een verschil gevonden tussen etnische groepen. Marokkaanse ouders bleken aan het einde van de behandeling meer probleemgedrag te rapporteren dan aan het begin van de behandeling terwijl, zoals verwacht, Nederlandse, Surinaamse en ANWL ouders een afname van probleemgedrag van hun kinderen rapporteerden. Een verklaring hiervoor is in de literatuur moeilijk te vinden omdat er tamelijk weinig onderzoek is gedaan naar verschillen tussen etnische groepen in of na een periode van behandeling. Mogelijk zou de mate van probleembesef van Marokkaanse ouders een verklaring kunnen zijn. De resultaten van de eerste onderzoeksvraag lieten zien dat Marokkaanse ouders en jongeren bij de voormeting minder probleemgedrag rapporteerden dan de ouders en jongeren van de andere etnische groepen. De verklaring die werd genoemd, richtte zich op de mogelijkheid dat Marokkaanse ouders en jongeren door schaamte niet snel hun problemen bespreken buiten het gezin, maar dat dit pas gebeurt wanneer er meer vertrouwen bestaat tussen gezin en hulpverlener. Deze verklaring sluit aan op de bevinding op onderzoeksvraag 2. Wellicht hebben Marokkaanse ouders na behandeling meer vertrouwen gekregen in de hulpverlening waardoor zij meer problematiek rapporteren. Echter, lijkt de Marokkaanse groep hierdoor minder gebaat bij de behandeling dan andere etnische groepen. Al met al lijken de resultaten van dit onderzoek er op te duiden dat er daadwerkelijk sprake is van verschillen tussen etnische groepen met betrekking tot de aanwezigheid van risicofactoren die 24

25 van belang zijn gebleken voor het ontstaan en in stand blijven van delinquent gedrag. Behandelingen zouden zich per etnische groep op die risicofactoren moeten richten die van belang zijn gebleken voor die specifieke etnische groep. Mogelijk sluiten interventies en behandelingen in Nederland niet voldoende aan op de behoeften van deze etnische groepen. Dit zou wellicht de verschillen tussen allochtone groepen kunnen verklaren in mate en aard van delinquent gedrag. Een aantal beperkingen aan deze studie zullen hier tot slot worden beschreven. De eerste beperking betreft het onderzoeksdesign: deze studie heeft wel op twee meetmomenten probleemgedrag en opvoedingsgedrag gemeten, maar aangezien er geen controle groep aanwezig was mogen er geen uitspraken gedaan worden over behandeleffectiviteit. Gedegen onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van onderzoeksgroepen die at random aan behandel- en controleconditie zijn toegewezen is noodzakelijk om meer zicht te krijgen op de effectiviteit van de behandeling in de diverse etnische groepen. Een andere beperking die hierbij genoemd mag worden, is de relatief kleine omvang van de aparte etnische groepen. In toekomstig onderzoek is het aan te bevelen om hiervoor grotere samples te gebruiken om zo de betrouwbaarheid te vergroten. Desalniettemin is dit onderzoek één van de eerste dat zich richt op verschillen tussen etnische groepen in behandeling waardoor het als een relatief goede aanzet mag worden beschouwd voor eventuele toekomstige studies. Een tweede beperking is de onbetrouwbaarheid van de OKIV-R. De conflicthantering schaal van de jongere en de acceptatie en conflicthantering schaal van de ouders waren onbetrouwbaar, zelfs wanneer bepaalde items werden verwijderd. Desondanks is de vragenlijst gebruikt in deze studie, omdat het zonde zou zijn om gegevens van zes jaar lang onderzoek als volledig onbruikbaar te beschouwen. Echter moeten alle resultaten en verklaringen rondom opvoedingsgedrag met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Een derde kanttekening van dit onderzoek is dat meisjes wel de mogelijkheid hebben om de deeltijdbehandeling te volgen, maar niet de dagbehandeling. Dit verschil in samenstelling van de onderzoeksdoelgroep zou mogelijk verschillende resultaten van de dag- en de deeltijdbehandeling kunnen opleveren. Al lange tijd wordt er meer onderzoek verricht naar jeugdcriminaliteit bij meisjes, waar veelal opmerkelijke verschillen uit voortkomen in vergelijking met delinquente jongens (Junger-Tas, 1995; Blom & Laan, van der, 2007). In deze studie is hier geen rekening mee gehouden. De hoeveelheid meisjes was echter gering (N = 7) 25

26 waardoor men aan zou mogen nemen dat hun aanwezigheid in deze studie de resultaten nauwelijks heeft kunnen beïnvloeden. De wisselende behandelduur van de onderzoeksdoelgroep is een vierde beperking van deze studie, wanneer er gekeken wordt naar het verschil in vooruitgang tussen de etnische groepen. Wellicht zou er wel een verschil gevonden zijn als de behandeling voor alle groepen even lang had geduurd. Het verschil in behandelduur tussen de dag- en de deeltijdbehandeling kan namelijk oplopen van 3 tot 6 maanden of langer. Dit zou mogelijk invloed kunnen hebben op de resultaten. Ten slotte moet vermeld worden dat alleen jongeren van een behandelsetting uit Amsterdam en omstreken onderzocht zijn voor deze studie. Deze groep is mogelijk niet representatief voor de gehele Nederlandse, Marokkaanse, Surinaamse en ander niet westers land populatie. Toch kwam de onderzoeksdoelgroep van deze studie grotendeels overeen met andere studies naar jeugddelinquenten en hun culturele achtergrond (Jennissen & Blom, 2007; Bijl, Blom, Oudhof & Bakker, 2006) en daarom ligt het niet voor de hand dat de resultaten sterk verschillen van ander onderzoek. Ondanks deze beperkingen vormt dit onderzoek een eerste aanzet om verschil tussen etnische groepen in behandeling voor delinquentie in kaart te brengen. Zoals al eerder beschreven is er tot nu toe weinig onderzoek bekend op dit gebied. In deze studie zijn een aantal verschillen gevonden tussen etnische groepen aan het begin van de behandeling en in behandelkenmerken na een bepaalde periode van behandeling. Wanneer we aannemen dat deze bevindingen daadwerkelijke verschillen aantonen tussen etnische groepen, dan heeft dit belangrijke implicaties voor de criminologische theorievorming en zou dit mogelijk in de toekomst een essentiële bijdrage kunnen leveren aan de forensisch jeugdpsychiatrische hulpverlening. 26

27 Literatuur Aandeel Allochtonen. (2008). Verkregen op 14 april 2009 van NL/menu/themas/dossiers/allochtonen/cijfers/extra/aandeel-allochtonen.htm American Psychiatric Association (APA) (1994). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (4 th edition). Washington, DC: APA. Asscher, J.J., Wissink, I.B., Dekovic, M. & Prinzie, P. (2009). Delinquent behaviour, negative relationship with parents and deviant peers in delinquent and non-delinquent adolescents: different processes, informant bias, or both. Universiteit Utrecht Bijl, R.V., Blom, M., Oudhof, J. & Bakker, B.M.F. (2006). Criminaliteit, etniciteit en demografische ontwikkelingen. Justitiële verkenningen,3, Blom, M. & Jennissen, R.P.W. (2007). Allochtonen en autochtonen verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken. Den Haag: WODC Blom, M. & Laan, A.M., van der. (2007). Monitor Jeugd terecht Den Haag :WODC Bovenkerk, F. (1994). Een misdadige tweede generatie immigranten? Verklaringen voor de omvang, aard en oorzaken van jeugdcriminaliteit in verschillende etnische groepen. Jeugd en samenleving,7/8, Breuk, R. (2008). Breaking the cycle. Day treatment for juvenile delinquents. Academisch proefschrift, Vrije Universiteit Amsterdam. Breuk, R., Clauser, C.A.C., Stams, G.J.J.M., Slot, N.W & Doreleijers, T.A.H. (2007). The validity of questionnaire self-report of psychopathology and parent-child relationship quality in juvenile delinquents with psychiatric disorders. Journal of adolescence, 30, Buka, S. & Earls, F. (1993). Early determinants of delinquency and violence. Health Affairs, winter, Carlston, D & Ogles, B. (2006). The impact of items and anchors on parent-child reports of problem behavior. Child and adolescent social work journal, 23, Dekovic, M. (1999). Risk and protective factors in the development of problem behavior during adolescence. Journal of youth and adolescence, 28, Dekovic, M & Asscher, J.J. (2008). Interventies voor jongeren die antisociaal gedrag vertonen. Kenmerken, werkzame mechanismen en moderatoren van effectiviteit. 27

28 In: Brons, D., Hilhorst, N & Willemsen, F (Ed.). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: WODC. Dorelijers, T.A.H., Moser, F., Thijs, P., van Engeland, H. & Beyaert, F.H.L. (2000). Forensic asessment of juvenile delinquents: prevalence of psychopathologie and decisionmaking at court in the Netherlands. Journal of Adolescence, 23, Doreleijers, T.A.H., Scholte, E.M. & Matser, D. (2007) Het samengaan van ernstige en geweldsdelinquentie met andere problemen. In: Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie. Omvang, oorzaken en interventies. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem. Ferwerda, H. (2000). Jeugdcriminaliteit onder de loep. De groep als negatieve voedingsbodem. Tijdschrift voor jongeren, 1, Flicker, S.M., Turner, C.W., Waldron, H.B., Brody, J.L. & Ozechowski, T.J. (2008). Ethnic background, Therapeutic alliance, and treatment retention in Functional Family Therapy with adolescents who abuse substances. Journal of family psychology, 1, Handwerk, M.L., Larzelere, R.E., Soper, S.H. & Friman, P.C. (1999). Parent and child Discrepancies in reporting severity of problem behaviors in three out-of-home settings. Psychological Asessment,1, Hornsveld, R.H.J., Cuperus, H., de Vries, E.T. & Kraaimaat, F.W. (2008). An evaluation of behavioural and personality differences between native and non-native male adolescents in the Netherlands ordered into treatment in a forensic psychiatric outpatient clinic, and their non-violent peers. Criminal behaviour and mental health, 18, Jaarrapport Integratie (2008). Verkregen op 21 mei 2009 van NL/menu/themas/dossiers/allochtonen/publicaties/publicaties/archief/2008/2008-b61- pub.htm Jong de, J.D. (2007). Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van Marokkaanse jongens. Amsterdam, Aksant. Junger-Tas, J. (1995). Het raadsel van de vrouwencriminaliteit. Nemisis Essays, Kazdin, A.E., Stolar, M.J. & Marciano, P.L. (1995). Risk factors for dropping out of treatment among white and black families. Journal of family psychology, 4, Kort, W., Schittekatte, M., Compaan, E.L., Bosmans, M., Bleichrodt, N., Vermeir, G., Resing, 28

29 W.C.M. & Verhaeghe, P. (2002). WISC-III NL. Handleiding. London: The Psychological Corporation. Land, van t H. (2000). Similar Questions; Different Meanings. Differences in the meaning of constructs for Dutch and Moroccan respondents; effects of the ethnicity of the interviewer and language of the interview among first and second generation Moroccan respondents. Leidschendam: KPN Research. Loeber, R., Burke, J.D., Lahey, B.B., Winters, A. & Zera, M. (2000). Oppositional defiant and conduct disorder: a review of the past 10 years, Part I. American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 12, Loeber, R., Slot, N.W., & Sergeant, J.A. (2001). Ernstig en gewelddadige jeugddelinquentie. Omvang, oorzaken, en interventies. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem. Lynam, D., Moffitt, T. & Stouthamer-Loeber, M. (1993). Explaining the relation between IQ and delinquency: Class, Race, Test Motivation, School Failure, or Self-Control? Journal of Abnormal Psychology, 2, Mulder, J.L., Dekker, R & Dekker, P.H. (2004) Nederlandstalige bewerking van de Kaufman Adolescent and Adult Intelligence Test (KAIT) A.S. Kaufman & N.L. Kaufman. Pits, Leiden. Nieuwbeerta, P., Nagin, D.S. & Blokland, A.J. (2007). Het meten van effecten van gevangenisstraf op crimineel gedrag in een niet-experimentele studie. Mens & Maatschappij, 82, Nijsten, C., Geense, P., Pels, T. & Vollebergh, W. (2002). Allochtonen ouders en justitie. Vragen en behoeften van Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse ouders van jeugdigen die in aanraking komen met politie en justitie. Den Haag: WODC Nuytiens, A., & Brolet, C. (2008). De sociaaleconomische context van jeugdcriminaliteit. In I. Weijers & C. Eliaerts (red.). Jeugdcriminologie: Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. O Shaughnessy, R.J. & Andrade, H.T. (2008). Forensic psychiatry and violent adolescents. Brief treatment and crisis intervention, 8, Pels, T. (2008). De pedagogische omgeving van Nieuwe Nederlanders. In Weijers, I. & 29

30 Eliaerts, C.(2008). Jeugdcriminologie: Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Pels, T. (2008). Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van jongens van Marokkaanse afkomst. In: Brons, D., Hilhorst, N & Willemsen, F (Ed.). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: WODC. Pels, T. (2003). The question of respect: socialization and misconduct of Moroccan boys in the Netherlands. Journal of social sciences, 2, Pels, T & Vollebergh, W. (2006). Diversiteit in opvoeding: een overzicht van recent onderzoek in Nederland. Aksant, Amsterdam. Rawal, P., Romansky, J., Jenuwine, M. & Lyons, J.S. (2004). Racial differences in the mental health needs and service utilization of youth in the juvenile justice system. The journal of behavioural health services & research, 3, Ruiter, C, de & Oorschouw, K, van. (2008). Gewetensvorming, jeugdcriminaliteit en etniciteit. Een onderzoekssynthese. In: Brons, D., Hilhorst, N & Willemsen, F (Ed.). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: WODC. Schrameijer, F. (2002). De volharding II. De volharding vijf jaar later: moeilijk hanteerbare jongeren en hun vier instellingen over zichzelf en elkaar. Uitgeverij De Hoven B.V., Eindhoven Stouthamer-Loeber, M., Loeber, R.,Wei, E., Farrington, D.P. & Wikstrom, P.H. (2002). Risk and promotive effects in the explanation of persistent serious delinquency in Boys. Journal of consulting and clinical psychology, 1, Steven, G.W.J.M., Pels, T., Bengi-Arslan, L., Verhulst., Vollebergh., & Crijnen, A.A.M. (2003). Parent, teacher and self-reported problem behavior in the Netherlands. Comparing Moroccan immigrant with Dutch and with Turkish immigrant children and adolescents. Soc. Psychiatry Psychiatr Epidemiol,38, Stevens, G.W.J.M., Vollebergh, W.A.M., Pels, T.V.M., & Crijnen, A.A.M. (2005). Patronen van acculturatie en probleemgedrag bij Marokkaanse jongeren in Nederland. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 60, Stevens, G.W.J.M., Vollebergh, W.A.M., Pels, T.V.M., & Crijnen, A.A.M. (2005). Predicting 30

31 internalizing problems in Moroccan immigrant adolescents in the Netherlands. Soc. Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 40, Stevens, G.W.J.M., Vollebergh, W.A.M., Pels, T.V.M., & Crijnen, A.A.M. (2005). Predicting externalizing problems in Moroccan immigrant adolescents in the Netherlands. Soc. Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 40, Van San, M. (2008). Een wereld van verschil. Over het onderzoek naar criminaliteit en etniciteit in Belgie en Nederland. In I. Weijers & C. Eliaerts (red.). Jeugdcriminologie: Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Verhulst, F.C, Ende van der, J. & Koot, K.M. (1997). Handleiding voor de Youth Self- Report. Afdeling kind- en jeugdpsychiatrie, Sophia kinderziekenhuis/ Academisch Ziekenhuis Rotterdam/Erasmus Universiteit., Rotterdam. Vervaeke, G. & Caluwe, E, de. (2008). Grenzen stellen. Kennisfundament aanpak jongeren, beleidslijn Grenzen stellen. In: Brons, D., Hilhorst, N & Willemsen, F (Ed.). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: WODC. Volker, B., Baerveldt, C., & Driessen, F. (2008). Vriendschap en criminaliteit bij jongeren. In I. Weijers & C. Eliaerts (red.). Jeugdcriminologie: Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Wartna, B.S.J. & Tollenaar, N. (2006). Recidive Ontwikkelingen in het niveau van de strafrechtelijke recidive van jeugdige en volwassen daders. Den Haag: WODC Wechsler, D. (2000). WAIS-III. Nederlandstalige bewerking. Technische handleiding. Lisse: Harcourt Test Publishers. Weerman, F. (2008) De rol van school bij jeugdcriminaliteit. In I. Weijers & C. Eliaerts (red.). Jeugdcriminologie: Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Wissink, I.B., Dekovic, M. & Meijer, A. (2006). Parenting behaviour, quality of the parent-adolescent relationship and functioning in four ethnic groups. The journal of early adolescence, 26, Wissink, I.B., Dekovic, M., Yagmur, S., Stams, G.J. & de Haan, M. (2007). Ethnic 31

32 identity, externalizing problem behaviour and the mediating role of self-esteem among Dutch, Turkish-Dutch and Maroccan-Dutch adolescents. Journal of adolescence, 31,

33 Bijlage 1 Demografische gegevens van de onderzoeksdoelgroep. Sekse Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Jongen ,5 95,5 95,5 Meisje 7 4,5 4,5 100,0 Total ,0 100,0 leeftijd Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent ,4 17,4 17, ,0 51,0 68, ,6 31,6 100,0 Total ,0 100,0 Etniciteit Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Nederlands + Ander Westers land 60 38,7 38,7 38,7 Marokkaans 26 16,8 16,8 55,5 Surinaams 32 20,6 20,6 76,1 Ander Niet Westers land 37 23,9 23,9 100,0 Total ,0 100,0 33

34 Type behandeling Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Dagbehandeling ,8 74,8 74,8 Deeltijdbehandeling 39 25,2 25,2 100,0 Total ,0 100,0 Verblijf ten tijde van onderzoek Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Detentie 33 21,3 21,7 21,7 Overig uit huis 1,6,7 22,4 zelfstandig wonen 2 1,3 1,3 23,7 pleeg-/adoptiegezin 5 3,2 3,3 27,0 familieleden (niet ouders) 3 1,9 2,0 28,9 Bij één van de bio ouders 69 44,5 45,4 74,3 bij beide bio ouders 39 25,2 25,7 100,0 Total ,1 100,0 Missing System 3 1,9 Total ,0 34

35 Bijlage 2 Significantietabel voor verschillen tussen etnische groepen en delinquente jongeren en ouders Tabel 1: Gemiddelde scores en significantie niveau op YSR en CBCL en OKIV voor 4 etnische groepen Nederlands Marokkaans Surinaams ANWL One way Anova Jongeren Ouders Jongeren Ouders Jongeren Ouders Jongeren Ouders YSR internaliserend F = 1,77 9,2 5,4 9,3 7,3 YSR externaliserend F = 9,29* 15,5 5,8 13,1 8 CBCL internaliserend F = 5,02* 17,7 10, ,2 CBCL externaliserend F = 10,63*** 26, ,6 OKIV-kind Acceptatie F = 3,19 31,1 32,9 30,5 32,3 OKIV-kind Conflicth F = 3,19*** 65 74,9 65,5 69,1 OKIV-moeder Accept F = 4,33 33,3 36,5 32,5 35,4 OKIV-moeder Conflicth F = 4,33* 42,7 47, ,9 ***(P <.001), ** (P <.01), * (P <.05) 35

36 Figuur 1 Verschil in verandering opvoedingsaspecten. Jongerenrapportage 36

een klasse apart? Gonneke Stevens Violaine Veen Wilma Vollebergh Algemene Sociale Wetenschappen, UU

een klasse apart? Gonneke Stevens Violaine Veen Wilma Vollebergh Algemene Sociale Wetenschappen, UU Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart? Onderzoek naar jongens in preventieve hechtenis met een Marokkaanse en Nederlandse achtergrond Gonneke Stevens Violaine Veen Wilma Vollebergh Algemene Sociale

Nadere informatie

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie Autisme spectrum stoornissen en delinquentie Lucres Nauta-Jansen onderzoeker kinder- en jeugdpsychiatrie VUmc Casus Ronnie jongen van 14, goed en wel in de puberteit onzedelijke handelingen bij 5-jarig

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Stijging criminaliteit meisjes Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Anne-Marie Slotboom Vrije Universiteit Amsterdam 1 BRISBANE 2010 - Steeds meer jonge meisjes tussen tien en veertien

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

Crimineel gedrag en schoolverzuim onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG

Crimineel gedrag en schoolverzuim onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG Lectoraat LVB en jeugdcriminaliteit Factsheet 7 - december 2015 Expertisecentrum Jeugd Hogeschool Leiden Crimineel gedrag en school onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG Door: Paula

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

De ondervertegenwoordiging van migrantenjeugd in de jeugdhulpverlening: de rol van de schoolcontext

De ondervertegenwoordiging van migrantenjeugd in de jeugdhulpverlening: de rol van de schoolcontext De ondervertegenwoordiging van migrantenjeugd in de jeugdhulpverlening: de rol van de schoolcontext Esmée E. Verhulp Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht Met dank aan: Gonneke Stevens, Jochem

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

CHAPTER 8. Samenvatting. (Summary in Dutch)

CHAPTER 8. Samenvatting. (Summary in Dutch) CHAPTER 8 Samenvatting (Summary in Dutch) Achtergrond en doel van het onderzoek Gedragsstoornissen zoals ADHD (Attention-Deficit Hyperactivity Disorder), ODD (Oppositional Defiant Disorder) en CD (Conduct

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen Zorg op Tijd EIF Conferentie Nijmegen 19-11-2015 Projectpartners Project in Gouda Scholen in Gouda Onderdelen Training van professionals Overleg over de screening Bijeenkomsten met ouders Individuele

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Doelgroepanalyse Centrum voor Trauma en Gezin

Doelgroepanalyse Centrum voor Trauma en Gezin Doelgroepanalyse Centrum voor en Gezin Efua Campbell & Inez Berends December 2013 PI Research is gevraagd om voor het Centrum voor en Gezin van de Bascule een doelgroepanalyse uit te voeren. Aan de hand

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

Welke allochtonen komen er in de Jeugd-GGZ: toegankelijkheid en diagnostiek. Albert Boon & Anna de Haan

Welke allochtonen komen er in de Jeugd-GGZ: toegankelijkheid en diagnostiek. Albert Boon & Anna de Haan Welke allochtonen komen er in de Jeugd-GGZ: toegankelijkheid en diagnostiek. Albert Boon & Anna de Haan Iedereen met psychiatrische problemen Filter 1 Hulpzoekenden Filter 2 Herkende problemen Filter 3

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 9 Geregistreerde criminaliteit onder nietwesterse allochtonen en autochtonen

Bijlage bij hoofdstuk 9 Geregistreerde criminaliteit onder nietwesterse allochtonen en autochtonen Jaarrapport integratie 2007 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2007 Bijlage bij hoofdstuk 9 Geregistreerde criminaliteit onder nietwesterse allochtonen en autochtonen

Nadere informatie

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

5. CONCLUSIES ONDERZOEK 5. CONCLUSIES ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Achtereenvolgens worden de definitie van het begrip risicojongeren, de profielen en de registraties besproken.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en drugs bij jongens met en zonder PIJmaatregel Samenvatting Annelies Kepper Violaine Veen Karin Monshouwer

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n) Raadsinformatiebrief (openbaar) gemeente Maassluis Aan de leden van de gemeenteraad in Maassluis Postbus 55 3140 AB Maassluis T 010-593 1931 E gemeente@maassluis.nl I www.maassluis.nl ons kenmerk 2010-4748

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting... Proefschrift 10juli_final.indd :43:09

Nederlandse samenvatting... Proefschrift 10juli_final.indd :43:09 Nederlandse samenvatting........ Proefschrift 10juli_final.indd 173 10-07-2013 22:43:09 174 Ongeveer 2% van de Nederlandse bevolking is van Marokkaanse komaf. Daarmee behoren Marokkanen tot een van de

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming

Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming a Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum Fact sheet 2007-1 Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming André van der Laan, Martine Blom & Stefan Bogaerts Inleiding De WODC

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische-opdracht door een scholier 1950 woorden 16 april 2002 6,3 166 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding: Nederland is de afgelopen

Nadere informatie

Etnische en generatieverschillen in lekenopvattingen over internaliserende problemen

Etnische en generatieverschillen in lekenopvattingen over internaliserende problemen Etnische en generatieverschillen in lekenopvattingen over internaliserende problemen Esmée E. Verhulp Ontwikkelingspsychologie - Universiteit Utrecht Met dank aan: Gonneke Stevens, Wilma Vollebergh, Trees

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/53232 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hill, J.M. Title: On the road to adulthood. Delinquency and desistance in Dutch

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel a Onderzoeksaantallen recidivemetingen ex-pupillen JJI uitgesplitst naar wettelijk kader

Samenvatting. Tabel a Onderzoeksaantallen recidivemetingen ex-pupillen JJI uitgesplitst naar wettelijk kader Welke strafrechtelijke recidive volgt er op opnames in justitiële jeugdinrichtingen? In de justitiële jeugdinrichtingen (JJI s) vindt opvang plaats van jongeren in voorlopige hechtenis en wordt uitvoering

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Masterthesis Jeugdstudies. M. Vonk ( )

Masterthesis Jeugdstudies. M. Vonk ( ) Etnische verschillen in de discrepantie in probleemgedrag gerapporteerd door leerkracht en leerling en de mediërende werking van de leerkracht-leerlingrelatie Masterthesis Jeugdstudies M. Vonk (3351548)

Nadere informatie

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies Infosheet Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies Tijdig ingrijpen betekent voorkomen dat een de fout ingaat. Wie wil dat niet? Dat is dan ook precies wat deze infosheet beoogt: inzicht

Nadere informatie

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Factsheet 2011-1 Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Auteurs: M. Blom, G. Weijters & A.M. van der Laan Mei 2011 Aanleiding Op verzoek van de Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN 1 Zelf Gerapporteerde Alledaagse Executieve Functies en Externaliserende Gedragsproblemen bij Adolescenten in en buiten de Jeugdhulpverlening Self-reported Everyday Executive Functioning and Externalising

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders. Voorlopige Resultaten. Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld

Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders. Voorlopige Resultaten. Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders Voorlopige Resultaten Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld INLEIDING Stijgend aantal gedetineerde vrouwen (100%) Weinig bekend

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland Willem Huijnk Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlagen hoofdstuk 2... 2 Bijlagen hoofdstuk 3... 3 Bijlagen hoofdstuk 4...

Nadere informatie

Het individu, het gezin en de sociale demografie van preventief gehechte jongeren

Het individu, het gezin en de sociale demografie van preventief gehechte jongeren Het individu, het gezin en de sociale demografie van preventief gehechte jongeren Onderzoek naar de invloed van etniciteit op de relatie tussen individuele, familiaire en sociaal-demografische factoren

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen FACTSHEET Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen In deze factsheet worden trends en ontwikkelingen ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in de provincie Groningen behandeld.

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s?

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Leonieke Boendermaker / expertisecentrum jeugdzorg Utrecht, 8-6-2006 NIZW Jeugd Doel jeugdstrafrecht Vergelden én voorkomen Schuld als maatstaf voor straf (vergelding)

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van Samenvatting De problematiek van de veelplegers staat momenteel hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze categorie delinquenten beter aan te kunnen pakken.

Nadere informatie

Delictkenmerken van de PIJ-populatie

Delictkenmerken van de PIJ-populatie Cahier 2010-10 Delictkenmerken van de PIJ-populatie 1996-2005 Ontwikkeling en vergelijking met jongeren met jeugddetentie, voorlopige hechtenis en OTS G. Weijters Cahier De reeks Cahier omvat de rapporten

Nadere informatie

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier. Open vragen bij Casus Marco Vraag 1 Bekijk scène 1 nogmaals. Wat was jouw eerste reactie op het gedrag van Marco in het gesprek met de medewerker van Bureau HALT? Wat roept zijn gedrag op aan gedachten,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag.

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Samenvatting De Top600 bestaat uit een groep van 600 jonge veelplegers

Nadere informatie

Interculturele psychiatrie en jeugd-ggz

Interculturele psychiatrie en jeugd-ggz Interculturele psychiatrie en jeugd-ggz mr.dr. Lieke van Domburgh Onderzoeker Vumc, afd. Kinder- en Jeugdpsychiatrie Hoofd afdeling O&O Intermetzo prevalentie problemen: etniciteit en gender (Zwirs 2006)

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Opvoeden na partner geweld Trees Pels Katinka Lunneman Jodi Mak Susanne Tan Meta Flikweert Marjolijn Distelbrin Majone Steketee

Opvoeden na partner geweld Trees Pels Katinka Lunneman Jodi Mak Susanne Tan Meta Flikweert Marjolijn Distelbrin Majone Steketee Opvoeden na partner geweld Trees Pels Katinka Lunneman Jodi Mak Susanne Tan Meta Flikweert Marjolijn Distelbrin Majone Steketee Financiers: Gemeente Rotterdam Gemeente Amsterdam Gemeente Utrecht Gemeente

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Jaarrapport integratie 27 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 27 Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Mérove Gijsberts en Miranda Vervoort B11.1 Aandeel

Nadere informatie

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1 Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Internetbijlagen bij hoofdstuk 8 Wonen,

Nadere informatie

Onderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s)

Onderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s) A. Ouderfactoren: gegeven het feit dat de interventies van de gezinscoach en de nazorgwerker gericht zijn op gedragsverandering van de gezinsleden, is het zinvol om de factoren te herkennen die (mede)

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

Slachtoffers van woninginbraak

Slachtoffers van woninginbraak 1 Slachtoffers van woninginbraak Fact sheet juli 2015 Woninginbraak behoort tot High Impact Crime, wat wil zeggen dat het een grote impact heeft en slachtoffers persoonlijk raakt. In de regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen Aanvulling op Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen 2003-2006 Aanvulling op Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen 2003-2006 Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en

Nadere informatie

Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs

Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs Een verkenning van de doelgroep en de werkwijze Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. Drs. H. Leloux-Opmeer Inhoudsopgave Introductie

Nadere informatie