In 2010 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 500.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "In 2010 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 500."

Transcriptie

1 E U R O P E S E C E N T R A L E B A N K E U R O S Y S T E E M m a a n d b e r i c h t s e p t e m b e r 2 1 In 21 verschijnt in alle publicaties van de een motief van het bankbiljet van EUR 5.

2 Europese Centrale Bank, 21 Adres Kaiserstrasse Frankfurt/Main Duitsland Postadres Postfach Frankfurt/Main Duitsland Telefoon Internet Fax Dit is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van de Directie van de. De vertalingen worden gemaakt en gepubliceerd door de nationale centrale banken. Alle rechten voorbehouden. Het maken van kopieën voor educatieve en nietcommerciële doeleinden is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. De statistieken in deze uitgave zijn afgesloten op 1 september 21. ISSN Online versie

3 I n h o U d TEN GELeide 5 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGebied si ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied 9 Monetaire en financiële ontwikkelingen 21 Prijzen en kosten 55 Productie, vraag en de arbeidsmarkt 69 Begrotingsontwikkelingen 87 Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen 95 BIJLAGEN Overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van het Eurosysteem Het TARGET (Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer) systeem Publicaties van de Europese Centrale Bank sinds 29 Lijst van termen I V VII XV Kaders: 1 De invloed van overheidssteun op de recente ontwikkelingen in de Amerikaanse huizenmarkt 12 2 De invloed van transacties tussen MFI s op de recente ontwikkelingen op de balansen van MFI s 22 3 Liquiditeitsverhoudingen en monetaire-beleidstransacties tussen 12 mei 21 en 1 augustus Een vergelijking van de tendensen in de prijzen voor commercieel vastgoed en huizen in het eurogebied 59 5 Een realtime databank voor het eurogebied 78 6 Door medewerkers van de samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied 82 7 De begroting verankeren in tijden van onzekerheid 92 3

4 a f k o r t i n g e n L a n d e n BE België HU Hongarije BG Bulgarije MT Malta CZ Tsjechische Republiek NL Nederland DK Denemarken AT Oostenrijk DE Duitsland PL Polen EE Estland PT Portugal IE Ierland RO Roemenië GR Griekenland SI Slovenië ES Spanje SK Slowakije FR Frankrijk FI Finland IT Italië SE Zweden CY Cyprus UK Verenigd Koninkrijk LV Letland JP Japan LT Litouwen US Verenigde Staten LU Luxemburg A n d e r e a f k o r t i n g e n bbp bruto binnenlands product BIS Bank voor International Settlements BPM5 IMF Balance of Payments Manual (5e editie) CD s depositocertificaten c.i.f. c.i.f. aan de grens van het importerende land CPI consumptieprijsindex Europese Centrale Bank EMI Europees Monetair Instituut EMU Economische en Monetaire Unie ESCB Europees Stelsel van Centrale Banken ESR 95 Europees System van Rekeningen 1995 EU Europese Unie EUR euro f.o.b. f.o.b. aan de grens van het exporterende land HICP geharmoniseerde consumptieprijsindex ILO Internationale Arbeidsorganisatie IMF Internationaal Monetair Fonds MFI s monetaire financiële instellingen NACE Rev. 1 Statistische indeling van de economische bedrijvigheid in de Europese Gemeenschap OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling PPI Producentenprijsindex SITC Rev. 4 Standard International Trade Classification (revision 4) Conform het binnen de Gemeenschap bestaande gebruik worden de landen van de EU in dit Bericht gerangschikt in alfabetische volgorde van de namen in de nationale talen. 4

5 T e n g e l e i d e Tijdens zijn op 2 september 21 gehouden vergadering was de Raad van Bestuur op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses van oordeel dat de huidige basisrentetarieven van de passend zijn, en besloot daarom ze onveranderd te laten. Met inachtneming van alle nieuwe gegevens en analyses die sinds zijn vergadering van 5 augustus 21 beschikbaar zijn gekomen, blijft de verwachting van de Raad van Bestuur dat de prijsontwikkelingen op de voor het beleid relevante middellange termijn gematigd zullen blijven, profiterend van een lage binnenlandse prijsdruk. Recente economische gegevens voor het eurogebied zijn sterker dan was verwacht, deels dankzij tijdelijke factoren. Vooruitblikkend, zou het herstel zich in een gematigd tempo moeten voortzetten, waarbij er nog steeds onzekerheid heerst. De monetaire analyse bevestigt dat de inflatoire druk op de middellange termijn beperkt blijft, zoals blijkt uit de zwakke groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening. Al met al verwacht de Raad van Bestuur dat de prijsstabiliteit op de middellange termijn zal worden gehandhaafd, waarmee de koopkracht van huishoudens in het eurogebied zal worden ondersteund. De inflatieverwachtingen blijven stevig verankerd in overeenstemming met de doelstelling het inflatiecijfer op middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden. De stevige verankering van de inflatieverwachtingen blijft van essentieel belang. Op 2 september 21 heeft de Raad van Bestuur tevens besloten zo lang als nodig is de basisherfinancieringstransacties en de herfinancieringstransacties met een bijzondere termijn met een looptijd van één aanhoudingsperiode te blijven uitvoeren als vaste-rentetenderprocedures met volledige toewijzing, en ten minste tot het einde van de twaalfde aanhoudingsperiode van dit jaar op 18 januari 211. De vaste rente in deze herfinancieringstransacties met een bijzondere termijn zal gelijk zijn aan de op dat moment geldende rente voor de basisherfinancieringstransacties. Bovendien heeft de Raad besloten de driemaands langerlopende herfinancieringstransacties, te verrichten in oktober, november en december 21, uit te voeren als vaste-rentetenderprocedures met volledige toewijzing. De rentetarieven in deze driemaands transacties zullen worden vastgesteld op de gemiddelde rente bij de basisherfinancieringstransacties gedurende de looptijd van de betreffende langerlopende herfinancieringstransactie. De Raad van Bestuur heeft tevens besloten drie additionele finetuning -transacties uit te voeren op 3 september, 11 november en 23 december, wanneer zesmaands en twaalfmaands herfinancieringstransacties vervallen. Al met al blijft de huidige monetairbeleidskoers accommoderend. Het monetaire beleid zal al het noodzakelijke doen om de prijsstabiliteit in het eurogebied op de middellange termijn te handhaven. Dit is de noodzakelijke en centrale bijdrage die door het monetaire beleid wordt geleverd ter verwezenlijking van duurzame economische groei, werkgelegenheidscreatie en financiële stabiliteit. Alle buitengewone maatregelen die tijdens de periode van acute onrust op de financiële markten zijn genomen, ook wel aangeduid met ruimere kredietondersteuning ( enhanced credit support ) en het Programma voor de effectenmarkten ( Securities Markets Programme ), zijn volledig in overeenstemming met het mandaat van de Raad van Bestuur en, gezien de opzet ervan, tijdelijk van aard. De Raad van Bestuur blijft het handhaven van prijsstabiliteit op de middellange tot langere termijn ten volle nastreven. De monetairbeleidskoers, de algehele liquiditeitsverschaffing en de toewijzingsmethoden zullen zo nodig worden aangepast. De Raad van Bestuur zal daarom alle ontwikkelingen gedurende de komende periode zeer nauwlettend blijven volgen. Om te beginnen met de economische analyse, na een periode van sterke afname is de economische bedrijvigheid in het eurogebied sinds medio 29 aan het toenemen. Het reële bbp van het eurogebied is op kwartaalbasis krachtig gegroeid, met een stijging van 1,% in het tweede kwartaal van 21, ondersteund door de aanhoudende groei op mondiaal 5 5

6 niveau maar ook deels als gevolg van tijdelijke binnenlandse factoren. Recente gegevens en enquêteresultaten bevestigen over het algemeen de verwachting van een matiging in de tweede helft van dit jaar, zowel op mondiaal niveau als in het eurogebied. Desalniettemin blijven ze, hoewel er nog steeds sprake is van onzekerheid, duiden op een positieve onderliggende dynamiek van het herstel in het eurogebied. De aanhoudende groei op mondiaal niveau en de invloed daarvan op de vraag naar uitvoer uit het eurogebied, samen met de accommoderende monetairbeleidskoers en de maatregelen die zijn genomen om de werking van het financiële stelsel te herstellen, zouden steun moeten blijven geven aan de economie van het eurogebied. Het herstel van de bedrijvigheid zal naar verwachting echter worden geremd door het proces van balansaanpassing dat in diverse sectoren plaatsvindt en door de vooruitzichten voor de arbeidsmarkt. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van de in september 21 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een reële bbp-groei op jaarbasis voorzien die in 21 tussen 1,4% en 1,8% zal liggen en in 211 tussen,5% en 2,3%. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem in juni samengestelde macro-economische projecties, is de marge voor de reële bbp-groei voor dit jaar opwaarts herzien, dankzij het sterker dan verwachte herstel van de economische groei in het tweede kwartaal en de beter dan verwachte ontwikkelingen gedurende de zomermaanden. De marge voor 211 is eveneens opwaarts bijgesteld, voornamelijk als gevolg van overloopeffecten uit hoofde van de sterkere groei die tegen het eind van 21 wordt voorzien. Naar het oordeel van de Raad van Bestuur zijn de risico s voor deze verbeterde economische vooruitzichten licht neerwaarts gericht, waarbij er nog steeds onzekerheid heerst. Enerzijds zou de wereldhandel krachtiger kunnen blijven presteren dan verwacht, waarmee de uitvoer van het eurogebied wordt ondersteund. Anderzijds blijft er bezorgdheid bestaan over het ontstaan van hernieuwde onrust op de financiële markten en is er enige onzekerheid over de groeivooruitzichten in andere geavanceerde economieën en op mondiaal niveau. Verder houden de neerwaartse risico s verband met hernieuwde prijsstijgingen van aardolie en andere grondstoffen, protectionistische druk, en de mogelijkheid van een onordelijke correctie van mondiale onevenwichtigheden. Wat betreft de prijsontwikkeling, bedroeg volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat de HICP-inflatie in het eurogebied op jaarbasis in augustus 1,6%, vergeleken met 1,7% in juli. Deze kleine daling van de inflatie is waarschijnlijk het gevolg van basiseffecten in de energiecomponent. Later in het jaar zal de HICP-inflatie op jaarbasis naar verwachting licht stijgen en enige volatiliteit vertonen. Verder vooruitblikkend, zou de inflatie in 211 over het geheel genomen gematigd moeten blijven, profiterend van een lage binnenlandse prijsdruk. De inflatieverwachtingen voor de middellange tot lange termijn blijven stevig verankerd in overeenstemming met de doelstelling van de Raad van Bestuur om de inflatie op middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van de in september 21 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een HICPinflatie op jaarbasis voorzien die in 21 tussen 1,5% en 1,7% zal liggen en in 211 tussen 1,2% en 2,2%. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem in juni 21 samengestelde macro-economische projecties, zijn de marges licht opwaarts bijgesteld, hoofdzakelijk als gevolg van hogere grondstoffenprijzen. De risico s voor de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling zijn licht opwaarts gericht. Ze hangen vooral samen met het beloop van de energieprijzen en de prijzen van grondstoffen met uitzondering van olie. Voorts kunnen stijgingen van indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen sterker zijn 6

7 Ten geleide dan thans wordt verwacht als gevolg van de noodzaak van begrotingsconsolidatie in de komende jaren. Tegelijkertijd zijn de risico s voor de binnenlandse prijs- en kostenontwikkeling beperkt. Wat de monetaire analyse betreft, bedroeg de twaalfmaands groei van M3 in juli 21,2%, onveranderd ten opzichte van juni. Het groeitempo op jaarbasis van leningen aan de particuliere sector, dat geleidelijk aan het toenemen was, steeg verder naar,9%, maar blijft nog steeds betrekkelijk zwak. De gematigde ontwikkelingen in de groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening blijven steun bieden aan de beoordeling dat het onderliggend tempo van de monetaire expansie gematigd is en de inflatoire druk op de middellange termijn beperkt. Het neerwaartse effect van de steile rendementscurve op de geldgroei, dat tot uitdrukking komt in de allocatie van middelen naar langerlopende deposito s en waardepapieren buiten M3, neemt geleidelijk af. Bovendien blijft de invloed van de geringe ecarts tussen verschillende korte rentes op de groei van de componenten van M3 afnemen. Ten gevolge hiervan bleef de twaalfmaands M1-groei dalen vanaf hoge niveaus, uitkomend op 8,1% in juli 21, terwijl het groeitempo op jaarbasis van andere kortlopende deposito s minder negatief is geworden. De nog steeds zwakke groei op jaarbasis van bancaire leningen aan de niet-financiële particuliere sector blijft een positieve groei van leningen aan huishoudens en een afnemende negatieve groei op jaarbasis van leningen aan niet-financiële vennootschappen verhullen. Deze ontwikkelingen zijn in overeenstemming met een normale, vertraagde reactie van het kredietverleningsbeloop op de economische bedrijvigheid gedurende de conjunctuurcyclus. Gezien de gematigde ontwikkeling in de totale balansen van banken, blijft het een uitdaging voor banken om de beschikbaarheid van krediet voor de niet-financiële sector te vergroten wanneer de vraag aantrekt. Om aan deze uitdaging het hoofd te bieden dienen banken waar nodig hun winsten te behouden, de markt aan te spreken om hun kapitaalbasis verder te versterken of de steunmaatregelen van overheden voor herkapitalisering ten volle te benutten. Kortom, de huidige basisrentetarieven van de blijven passend. Met inachtneming van alle nieuwe gegevens en analyses die sinds de vergadering van de Raad van Bestuur van 5 augustus 21 beschikbaar zijn gekomen, blijft de verwachting van de Raad dat de prijsontwikkelingen op de voor het beleid relevante middellange termijn gematigd zullen blijven, profiterend van een lage binnenlandse prijsdruk. Recente economische gegevens voor het eurogebied zijn sterker dan was verwacht, deels dankzij tijdelijke factoren. Vooruitblikkend, zou het herstel zich in een gematigd tempo moeten voortzetten, waarbij er nog steeds onzekerheid heerst. Een onderlinge toetsing van de resultaten van de economische analyse aan die van de monetaire analyse bevestigt dat de inflatoire druk op de middellange termijn beperkt blijft, zoals blijkt uit de zwakke groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening. Al met al verwacht de Raad van Bestuur dat de prijsstabiliteit op de middellange termijn zal worden gehandhaafd, waarmee de koopkracht van huishoudens in het eurogebied zal worden ondersteund. De inflatieverwachtingen blijven stevig verankerd in overeenstemming met de doelstelling het inflatiecijfer op middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden. De stevige verankering van de inflatieverwachtingen blijft van essentieel belang. Wat betreft het begrotingsbeleid lijken de huidige ontwikkelingen op geaggregeerd niveau van het eurogebied globaal in overeenstemming te zijn met eerdere verwachtingen. Op het niveau van de afzonderlijke landen dienen eventuele positieve begrotingsontwikkelingen, als gevolg van factoren zoals een gunstiger dan verwacht macro-economisch klimaat, te worden aangegrepen om snellere vooruitgang te boeken met begrotingsconsolidatie. Tegelijkertijd dient in landen waar het nog 7

8 steeds nodig is additionele specifieke maatregelen te nemen om de consolidatiedoelstellingen te bereiken, haast te worden gemaakt met het implementeren ervan om te zorgen dat de consolidatieverplichtingen worden nageleefd. Dit is een voorwaarde voor het handhaven van het vertrouwen in de geloofwaardigheid van begrotingsdoelstellingen van overheden. Als begrotingsaanpassingsstrategieën als geloofwaardig, ambitieus en uitgavengericht worden gezien, kunnen de positieve vertrouwenseffecten de vraaguitval als gevolg van begrotingsconsolidatie compenseren. De voorwaarden voor dergelijke positieve effecten zijn met name gunstig in het huidige klimaat van macro-economische onzekerheid. Om het proces van begrotingsconsolidatie te ondersteunen, het goed functioneren van het eurogebied te bevorderen en de vooruitzichten voor hogere duurzame groei te verbeteren, is het nastreven van verregaande structurele hervormingen van essentieel belang. Belangrijke hervormingen zijn met name nodig in de landen die in het verleden aan concurrentievermogen hebben ingeboet of die kampen met hoge begrotings- en externe tekorten. De maatregelen dienen te zorgen voor een loononderhandelingsproces waarin lonen zich flexibel en gericht kunnen aanpassen aan de werkloosheidssituatie en verlies aan concurrentiekracht. Hervormingen ter versterking van de productiviteitsgroei zouden het aanpassingsproces van deze economieën verder ondersteunen. 8

9 E C O N O M I S C H E E N M O N E T A I R E O N T W I K K E L I N G E N ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied 1 d e E X T E R N E O M G E V I N G V A N H E T E U R O G E B I E D Hoewel het herstel van de wereldeconomie aanhoudt, is het tempo van het herstel zoals verwacht licht afgenomen, nu de positieve invloed van de mondiale voorraadcyclus en de budgettaire stimuleringsmaatregelen minder wordt. Dit wordt bevestigd door de jongste, op enquêtes gebaseerde indicatoren, die erop wijzen dat de mondiale groei in de tweede helft van dit jaar vermoedelijk zal afnemen. Dezelfde ontwikkelingen komen terug in de wereldhandel, waar globaal gezien nog steeds sprake is van een krachtige groei, maar waar de uitzonderlijk hoge groeicijfers uit het eerste kwartaal niet meer zijn gerealiseerd. De inflatiedruk blijft wereldwijd gematigd vanwege de aanwezige reservecapaciteit, met name in de ontwikkelde economieën O N T W I K K E L I N G E N I N D E W E R E L D E C O N O M I E Hoewel het herstel van de wereldeconomie aanhoudt, is het groeitempo wereldwijd licht vertraagd nu de positieve invloed van de mondiale voorraadcyclus en de budgettaire stimuleringsmaatregelen minder wordt. Hoewel in de opkomende economieën over het geheel genomen sprake is van een aanhoudend sterke economische groei, wijzen korte-termijnindicatoren op een lichte afkoeling van de economische expansie. In de meeste ontwikkelde economieën wordt het herstel enigszins getemperd door een zwakke arbeidsmarkt en het proces van balansaanpassingen in diverse sectoren. Meer in het bijzonder wijzen de jongste, op enquêtes gebaseerde indicatoren op een lichte vertraging van de mondiale economische bedrijvigheid, hetgeen steun geeft aan de verwachting dat de mondiale groei op kwartaalbasis in de tweede helft van dit jaar vermoedelijk zal afnemen. De Purchasing Managers Index (PMI) voor de totale mondiale productie bedroeg in juli 54,6 tegen 55,4 in de voorgaande maand, terwijl de PMI-outputindex voor de verwerkende industrie, waarvan de cijfers over augustus al zijn gepubliceerd, met 55,5 globaal gelijk is gebleven (zie Grafiek 1). Hoewel in het derde kwartaal derhalve sprake was van een lichte groeivertraging, ligt de index nog steeds boven het reeksgemiddelde, hetgeen duidt op een aanhoudende groei van de wereldeconomie. De orderontvangsten lieten in juli een gemengd beeld zien, waarbij de daling van de index voor orderontvangsten in de verwerkende industrie globaal werd gecompenseerd door een stijging van de respectievelijke index voor de dienstensector. De index voor orderontvangsten in de verwerkende industrie nam in augustus wederom af, maar bleef met 52,5 boven de grens van 5 tussen economische groei en krimp. De PMI-index voor de mondiale werkgelegenheid gaf in juli (met 51,4) een lichte verbetering te zien als gevolg van het feit dat er zowel in de verwerkende industrie als in de dienstensector meer mensen in dienst zijn genomen. In het algemeen bleef er niettemin sprake van een vrij zwakke groei van de werkgelegenheid. Al met al stemmen de PMI-gegevens overeen met een gematigde vertraging van de mon- G r a f i e k 1 M o n d i a l e P u r c h a s i n g M a n a g e r s I n d e x v o o r d e v e r w e r k e n d e i n d u s t r i e (maandgegevens; spreidingsindex) Bron: Markit. PMI m.b.t. outputprijzen in de verwerkende industrie PMI m.b.t. inputprijzen in de verwerkende industrie

10 diale economische bedrijvigheid en handel in het huidige kwartaal ten opzichte van het tweede kwartaal van 21. De ontwikkelingen in de mondiale economische bedrijvigheid hebben ook hun weerslag op de wereldhandel, waar globaal gezien sprake is van een krachtige groei, maar waar wel een vertraging is opgetreden ten opzichte van de uitzonderlijk hoge groeicijfers in het eerste kwartaal van dit jaar. De wereldhandel nam in het tweede kwartaal van 21 af tot 3,6% op kwartaalbasis, ten opzichte van 5,7% in het eerste kwartaal. Dit houdt verband met ontwikkelingen in zowel de ontwikkelde als de opkomende economieën. Ook de buitenlandse vraag naar goederen uit het eurogebied gaf in het tweede kwartaal een groeivertraging te zien, hoewel er nog steeds sprake is van een vrij sterke groei. G r a f i e k 2 I n t e r n a t i o n a l e p r i j s o n t w i k k e l i n g e n (maandgegevens; mutaties in procenten per jaar) OESO-consumptieprijzen (alle componenten) OESO-consumptieprijzen (alle componenten m.u.v. voedingsmiddelen en energie) Bron: OESO De inflatiedruk blijft wereldwijd gematigd als gevolg van de aanwezige reservecapaciteit, met name in de ontwikkelde economieën. In het OESO-gebied bedroeg de consumptieprijsinflatie in de twaalfmaands periode tot en met juli 1,6%, ten opzichte van 1,5% in juni (zie Grafiek 2). Deze lichte stijging heeft vooral te maken met de ontwikkelingen in de energie- en voedingsprijzen, die in de twaalfmaands periode tot en met juli respectievelijk met 6,2% en 1,1% zijn gestegen, ten opzichte van een stijging van 4,7% respectievelijk,6% in juni. De CPI-inflatie in het OESO-gebied exclusief voedingsmiddelen en energie daalde in juli licht tot 1,2%, ten opzichte van 1,3% in de voorgaande maand. Ook de wereldwijde PMI-indexcijfers voor de inputprijzen lieten in juli een verdere daling zien tot 53,3 ten opzichte van een piek van 6,9 in april net na het einde van recessie, aangezien de kosten in de verwerkende industrie en de dienstensector minder snel stegen. Het indexcijfer voor de inputprijzen in de verwerkende industrie steeg in augustus echter opnieuw tot 58,5 ten opzichte van 56,9 in juli, waaruit kan worden opgemaakt dat de kosten weer sneller stijgen (zie Grafiek 1). V E R E N I G D E S T A T E N In de Verenigde Staten bleef de groei van de bedrijvigheid die in het derde kwartaal van 29 inzette, ook in het eerste kwartaal van 21 krachtig, hoewel het tempo licht afnam. Het economische herstel werd positief beïnvloed door tijdelijke factoren, zoals de budgettaire stimuleringsmaatregelen en de voorraadcyclus. In het tweede kwartaal van 21 nam het tempo van het herstel van de economische bedrijvigheid verder af. De reële bbpgroei daalde in het tweede kwartaal van 21 op jaarbasis tot 1,6 %, vergeleken met een groei van 3,7% in het eerste kwartaal van 21 en 5,% in het vierde kwartaal van 29. Vanwege het lage consumentenvertrouwen en de aanhoudend zwakke omstandigheden op de arbeidsmarkt gaven de particuliere consumptieve bestedingen in het tweede kwartaal van 21 wederom een bescheiden groei te zien, terwijl de particuliere bedrijfsinvesteringen fors aantrokken. Daarnaast werd de economische bedrijvigheid in het algemeen positief 1

11 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied beïnvloed door hogere overheidsuitgaven en door een toename van de voorraden, hoewel deze laatste een kleinere bijdrage aan de groei leverden dan in de voorgaande kwartalen. De groei werd echter getemperd door een fors negatieve bijdrage van het uitvoersaldo, doordat de invoer sneller steeg dan de uitvoer. G r a f i e k 3 B e l a n g r i j k s t e o n t w i k k e l i n g e n i n d e g r o t e g e ï n d u s t r i a l i s e e r d e e c o n o m i e ë n 3, eurogebied Japan Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Productiegroei 1) (mutaties in procenten per kwartaal; kwartaalgegevens) 3, Wat de prijsontwikkelingen betreft, steeg de twaalfmaands CPI-inflatie van 1,1% in juni tot 1,2% in juli 21. De stijging van de inflatie werd grotendeels veroorzaakt door de hogere prijzen van grondstoffen. De twaalfmaands inflatie exclusief voedingsmiddelen en energie bleef in juli op,9% staan, het laagste niveau sinds 1966, als gevolg van de zeer zwakke situatie op de product- en arbeidsmarkten. 2, 1,, -1, -2, -3, -4, -5, , 1,, -1, -2, -3, -4, -5, Wat de toekomst betreft, blijft de Amerikaanse economie zich naar verwachting in een gematigd tempo herstellen. De verwachting is voorts dat de positieve invloed van tijdelijke factoren in de tweede helft van 21 wegebt, waardoor het groeitempo licht wordt getemperd. Historisch gezien zal er vermoedelijk sprake zijn van een relatief bescheiden herstel. Een zwakke arbeidsmarkt, een bescheiden inkomensgroei, verdere balansaanpassingen door huishoudens en waardedalingen van woningen zullen de groei van de consumptieve bestedingen op de korte termijn parten blijven spelen. Met het aflopen van de steunmaatregelen van de federale overheid is de bedrijvigheid in de woningbouw opnieuw afgenomen. Wanneer het huidige, omvangrijke aantal slechte hypotheken resulteert in een al dan niet gedwongen verkoop en al deze woningen op de markt komen, zal dit in de nabije toekomst een neerwaarts effect hebben op de huizenprijzen en op de woningmarkt in het algemeen (zie Kader 1). De CPI-inflatie zal op de korte termijn vermoedelijk gematigd blijven vanwege een zwakke loonontwikkeling en een forse economische vertraging. Het Federal Open Market Committee (FOMC) deelt de opvatting dat de economische bedrijvigheid vertraagt. In een op 1 augustus 21 gepubliceerde verklaring merkt het FOMC op dat het tempo van het herstel van de productie en de werkgelegenheid in de voor Inflatie 2) (consumptieprijzen; mutaties in procenten per jaar; maand gegevens) Bronnen: Nationale gegevens, BIS, Eurostat en berekeningen van de. 1) Voor het eurogebied en het Verenigd Koninkrijk zijn gegevens van Eurostat gebruikt, voor de Verenigde Staten en Japan nationale gegevens. De bbp-cijfers zijn voor seizoen gecorrigeerd. 2) HICP voor het eurogebied en het Verenigd Koninkrijk; CPI voor de Verenigde Staten en Japan

12 liggende maanden is afgenomen. Tijdens de betreffende FOMC-vergadering werd besloten de doelstelling voor de beleidsrente ongewijzigd te laten binnen een bandbreedte van % tot,25%. Daarnaast kondigde de Fed aan dat zij de door de haar aangehouden effecten op het huidige niveau wil handhaven door de aflossingen op leningen van de federale overheid en de door de federale overheid aangehouden effecten met een hypotheek als onderpand te herbeleggen in schatkistpapier met een langere looptijd om zo een bijdrage te leveren aan het economische herstel. K a d e r 1 D e i n v l o e d v a n o v e r h e i d s s t e u n o p d e r e c e n t e o n t w i k k e l i n g e n i n d e a m e r i k a a n s e h u i z e n m a r k t De huizenmarkt in de Verenigde Staten, het epicentrum van de Amerikaanse en mondiale financiële crisis en economische recessie, lijkt zich sinds 29 te stabiliseren. Dit lijkt echter voor tenminste een deel het gevolg te zijn van diverse steunmaatregelen in de huisvestingssfeer. Nu deze maatregelen deels weer zijn afgeschaft, bestaat het gevaar dat het waargenomen herstel van korte duur zal blijken. De recente verzwakking van huizenmarktindicatoren wijst namelijk in die richting. Dit Kader doet verslag van de waargenomen positieve invloed van genoemde maatregelen op de Amerikaanse woningmarkt en belicht potentiële oorzaken van een nieuwe neergang na het wegvallen van de overheidssteun. Dit is belangrijk voor een beoordeling van de duurzaamheid van het herstel op de Amerikaanse huizenmarkt en daarmee voor de economische vooruitzichten in de Verenigde Staten. Vanaf het begin van de crisis raakte de Amerikaanse huizenmarkt in een ongekende stresssituatie. Het aantal in aanbouw genomen woningen daalde van meer dan twee miljoen in 25 tot slechts 554. in 29 (Grafiek A), terwijl het aantal executieverkopen in dezelfde periode explosief toenam van 78. tot rond drie miljoen. De huizenprijzen, zoals aangegeven door de Case-Shiller-index, daalden met meer dan 3% ten opzichte van het topniveau bereikt in 26. De laatste tijd tekende zich echter een voorzichtig herstel van de Amerikaanse woningmarkt af. In de eerste plaats begonnen de huizenprijzen zich te stabiliseren, getuige het feit dat de twaalfmaands mutatie van de Case-Shiller-index begin 21 weer positief werd. Daarbij kwam dat de relatieve betaalbaarheid van woningen door de eerdere prijsdalingen, in combinatie met de steunmaatregelen voor starters op de woningmarkt die tijdens de recessie werden ingevoerd, de vraag opstuwde zodat de verkoop van bestaande woningen eind 29 het hoogste niveau sinds bijna drie jaar bereikte (Grafiek B). Ook is vooruitgang geboekt bij het terugdringen van het overschot aan onverkochte nieuwbouwwoningen, al blijft dit aan de hoge kant in verhouding tot de huidige maandomzetcijfers. Het herstel van de markt kwam voor een deel door een aantal overheidsmaatregelen, waaronder een forse toename van de marktondersteuning door de federale overheid tijdens de crisis. Een eerste serie maatregelen betrof de aanpassingsprogramma s van hypotheekschulden zoals het Home Affordable Modification Programme (HAMP) bedoeld om de betalingsnood van woningbezitters te lenigen door hun maandelijkse hypotheeklasten betaalbaarder te maken. Deze hypotheekaanpassingen leidden onder meer tot een daling van het tempo waarin betalingsachterstand uitmondde in executieverkoop en daarmee tot een daling van de aangroei van het aantal in beslag genomen woningen. Omdat zulke woningen doorgaans 12

13 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied G r a f i e k A O n t w i k k e l i n g e n o p d e w o n i n g - m a r k t i n d e V S (in miljoenen op jaarbasis; maanden; voor seizoen gecorrigeerd) 2,5 bouwvergunningen (links) in aanbouw genomen woningen (links) leegstand nieuwbouwwoningen, in maanden (rechts) 14 G r a f i e k B W o n i n g v e r k o p e n i n d e V S (in miljoenen op jaarbasis; voor seizoen gecorrigeerd) verkopen bestaande woningen (links) verkopen nieuwe woningen (rechts) 8, 1,5 2,2 2, 1, ,5 7, 6,5 1,3 1,1 1,5 1,2 8 6, 5,5,9,7 1,,7,5, , Afloop belastingvoordeel 4,5 starters op de woningmarkt 4, Afloop verlenging belastingvoordeel 3, ,5,3,1 Bron: U.S. Census Bureau. Bron: National Association of Realtors en het U.S. Census Bureau. tegen een beduidend gereduceerde prijs worden verkocht, bestaat de kans dat genoemde hypotheeksteun de neerwaartse druk op de woningprijzen als gevolg van executieverkopen heeft beperkt of althans vertraagd. Toch zal dit positieve effect mogelijk nog van tijdelijke aard blijken, aangezien een groot aantal van de desbetreffende hypotheekgevers later alsnog in de problemen geraken: naar verluidt komt meer dan de helft een jaar later opnieuw in ernstige betalingsproblemen. 1 Hoewel de jongste lichtingen hypotheekaanpassingen meer succes lijken te hebben, mede door afschrijving op de hoofdsom van bestaande hypothecaire leningen, moet rekening worden gehouden met hernieuwde prijsdruk als gevolg van een toename van de executieverkopen, aangezien ongeveer een kwart van de Amerikaanse huizenbezitters meer hypotheekschuld heeft dan hun woning waard is. Een tweede steunmaatregel betrof de belastingvrijstelling voor huizenkopers. Deze regeling werd in 29 ingevoerd in het kader van een stimuleringspakket en bestond uit een fiscale vrijstelling voor starters op de woningmarkt. Dit programma lijkt belangrijk te hebben bijgedragen aan een opleving van de markt voor bestaande woningen in de tweede helft van 29: de omzet nam met bijna 3% toe in de periode van augustus tot en met november 29 (de aanvankelijke einddatum van het programma, zie Grafiek B). Vervolgens stegen de woningverkopen opnieuw in maart en april 21, de maand waarin de inmiddels verlengde fiscale vrijstelling afliep. De fiscale vrijstelling voor huizenkopers bergt echter het gevaar in zich dat het herstel van de omzet uitsluitend het gevolg was van vervroegde vraag, wat vooruit zou kunnen wijzen naar een nieuwe neergang van de woningmarkt na afloop van de regeling. Deze opvatting lijkt te worden bevestigd door de beschikbare indi- 1 Zie het rapport OCC and OTC Mortgage Metrics Report, First Quarter 21 van het Office of Comptroller of the Currency en het Office of Thrift Supervision te Washington D.C. (gepubliceerd in juni 21). 13

14 catoren, die wijzen op een verdere daling van de woningverkopen onmiddellijk na afloop van de vrijstellingsregeling. Tot slot zijn er maatregelen genomen om de Amerikaanse hypotheekmarkt te ondersteunen om te komen tot verbetering van de kosten en de beschikbaarheid van krediet voor huizenbezitters. Een van deze maatregelen betrof de grootschalige aankoop (voor een bedrag van USD 1.4 miljard) van schuldbewijzen van door de overheid gesubsidieerde instellingen, (GSE s: Government Sponsored Enterprises), en van door GSE s namens de Fed gegarandeerde MBS s (mortgage-backed securities), die plaatsvond in de periode van januari 29 tot en met maart 21. Deze actie lijkt te hebben bijgedragen tot een scherpe daling van de hypotheekrente. In november 28, nadat deze maatregel was aangekondigd, daalde de rente op 3-jarige VS-standaardhypotheken (conforming mortgages) met meer dan een procentpunt tot rond 5%, en ook na beëindiging van de maatregel in maart 21 handhaafde de hypotheekrente zich op een relatief laag niveau. Als gevolg werden woningen beter betaalbaar, zoals blijkt uit de US Housing Affordability Index, die vanaf medio 21 beduidend boven zijn langjarig gemiddelde stond. Overheidssteun is nog altijd van cruciaal belang voor de Amerikaanse hypotheekmarkt. Dit komt mede door een drastische verandering die de afgelopen jaren is opgetreden in de financieringsbronnen van die markt. De kredietverstrekking via particuliere emittenten van effecten op onderpand (ABS s: asset-backed securities) is opgedroogd nadat door de financiële crisis de securitisatie van hypothecaire kredieten op de vrije markt was ingestort. Het ontstane gat is slechts ten dele gedicht door hypotheekfinanciering via de GSE s Fannie Mae en Freddie Mac (Grafiek C). Bijgevolg vormen GSE s sinds 28 nog de enige netto bron van hypotheekfinanciering, wat niet heeft belet dat de netto verstrekking van woninghypotheken over de gehele linie is gedaald. Het is grotendeels aan de GSE s te danken dat de vraag naar hypothecair krediet en daarmee de betaalbaarheid van woningen overeind is gebleven. In september 28 werden Fannie Mae en Freddie Mac wegens hun dalende solvabiliteit onder staatscuratele geplaatst, waarbij ze van het Amerikaanse Ministerie van Financiën elk een kapitaalinjectie kregen. Om hun solvabiliteit verder te versterken breidde Financiën in december 29 de aanvankelijke steunregeling uit. Gedurende drie jaar werd ongelimiteerd kapitaal verschaft, opdat elke cumulatieve waardedaling gedurende die periode zou kunnen worden opgevangen. Maar al vergemakkelijkte dit voor G r a f i e k C N e t t o o p n a m e v a n w o n i n g - h y p o t h e k e n i n d e V S (vierkwartaals gecumuleerde transacties in USD miljard) leningen van private ABS-emittenten 1) leningen van GSE-emittenten leningen van MFI s 2) overige netto opname van woninghypotheken Bronnen: Federal Reserve Board. 1) Leningen van private emittenten van effecten met activa als onderpand. 2) Leningen van commerciële banken, spaarinstellingen en kredietcoöperaties. 14

15 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied de beide instellingen de aanpassing van uitgezette hypotheekleningen en stelde het beleggers enigszins gerust omtrent hun solvabiliteit, toch heeft de gestegen overheidssteun voor deze GSE s uiteindelijk de lastenstijging voor de schatkist verder opgedreven. In de toekomst zullen er waarschijnlijk beperkingen worden gesteld aan de ondersteuning van de hypotheekmarkt via GSE s. Dit is niet alleen door de extra druk op de Amerikaanse begrotingspositie, maar ook door de grenzen die zijn gesteld aan de groei van de portefeuilles van GSE s, waarmee hun capaciteit voor het verstrekken van nieuwe hypotheken wordt beperkt. Afrondend kan worden gesteld dat de stabilisatie van de Amerikaanse woningmarkt sinds 29 grotendeels is toe te schrijven aan diverse overheidsregelingen. Nu een deel daarvan weer is ingetrokken, kan het waargenomen herstel slechts van tijdelijke aard blijken te zijn en kan de recente terugval in de ontwikkeling van de woningmarkt negatieve gevolgen hebben voor de economische vooruitzichten. J A P A N In Japan is het economische herstel in de afgelopen maanden vertraagd. Volgens de eerste voorlopige cijfers van het Cabinet Office is het reële bbp scherp gedaald van 1,1% op kwartaalbasis in het eerste kwartaal van 21 tot,1% in het tweede kwartaal (zie Grafiek 3). De enige positieve groeibijdrage werd geleverd door het uitvoersaldo, goed voor een stijging van de economische bedrijvigheid met,3 procentpunt. De voorraden hadden daarentegen een negatief effect op de reële bbp-groei (-,2 procentpunt) bij een zwakke binnenlandse vraag. Uitgesplitst naar individuele categorieën zien we dat de particuliere consumptie in het tweede kwartaal van 21 onveranderd is gebleven ten opzichte van het voorgaande kwartaal, waaruit kan worden opgemaakt dat huishoudens sterk hebben gereageerd op de beëindiging van sommige budgettaire stimuleringsmaatregelen. Tegelijkertijd is de overheidsconsumptie op kwartaalbasis met,2% gestegen en zijn de overheidsinvesteringen met 3,4% fors gedaald, hetgeen strookt met het krappe economische beleid. De consumptieprijsinflatie is de laatste maanden gedaald. De totale twaalfmaands CPIinflatie kwam in juli uit op -,9%, ten opzichte van -,7% in juni, als gevolg van de forse economische vertraging. De twaalfmaands CPI-inflatie exclusief voedingsmiddelen en energie bleef met -1,5% onveranderd ten opzichte van de voorgaande maand. Vooruitblikkend zal ook in de tweede helft van 21 vermoedelijk sprake zijn van een gematigde economische bedrijvigheid, met name als gevolg van de afnemende invloed van budgettaire stimuleringsmaatregelen en een daling van de buitenlandse vraag, deels vanwege de vertraagde invloed van een sterkere yen. Evenals tijdens alle vorige monetairebeleidsvergaderingen sinds december 28 heeft de Bank van Japan op haar jongste vergadering van 1 augustus 21 besloten om de doelstelling voor de uncollateralised overnight call rate (de rentevoet waartegen banken zonder onderpand van elkaar kunnen lenen) te handhaven op,1%. V E R E N I G D K O N I N K R I J K In het Verenigd Koninkrijk heeft het herstel in de afgelopen kwartalen doorgezet. De reële bbp-groei op kwartaalbasis is in het tweede kwartaal herzien tot 1,2% (ten opzichte van 15

16 1,1%), na een groei van,3% in het eerste kwartaal. De productiegroei in het tweede kwartaal van 21 werd vooral gedragen door een positieve bijdrage van de voorraden en de consumptieve bestedingen van huishoudens. De bijdrage van het uitvoersaldo bedroeg nul. Wat de huizenprijzen betreft, hield de opwaartse tendens op jaarbasis aan, hoewel de prijzen op maandbasis in de afgelopen maanden zijn gedaald. Vooruitblikkend zal de economische bedrijvigheid naar verwachting worden ondersteund door de voorraadaanpassingen, monetaire stimuleringsmaatregelen, de buitenlandse vraag en de eerdere waardedaling van het Britse pond. Naar verwachting zal de groei van de binnenlandse vraag echter beperkt blijven als gevolg van krappe kredietvoorwaarden, balansaanpassingen door huishoudens en forse overheidsbezuinigingen. De twaalfmaands CPI-inflatie nam in het begin van 21 scherp toe. De inflatie bereikte in april met 3,7% zijn hoogste stand. De afgelopen maanden is de inflatie weer licht gedaald, om in juli uit te komen op 3,1%. Vooruitblikkend wordt verwacht dat de naijleffecten van de waardedaling van het Britse pond en de gevolgen van de BTW-verhoging in januari 211 opwaartse druk zullen uitoefenen op de consumentenprijzen. In de afgelopen kwartalen heeft het Monetary Policy Committee van de Bank of England de officiële rente (Bank Rate) voor de reserves van commerciële banken gehandhaafd op,5%. Het Committee handhaafde tevens de voorraad aangekochte staatsobligaties, gefinancierd met de uitgifte van centrale-bankreserves, op GBP 2 miljard. O V E R I G E E U R O P E S E L A N D E N In de afgelopen kwartalen zette de verbetering van de economische situatie per saldo ook door in de andere EU-landen buiten het eurogebied, hoewel de inflatieontwikkelingen een gemengd beeld te zien geven. In Zweden is het herstel in de afgelopen kwartalen versneld. Het reële bbp steeg in het eerste en tweede kwartaal van 21 op kwartaalbasis met respectievelijk 1,5% en 1,2%. De arbeidsmarkt lijkt zich de laatste tijd te stabiliseren en levert daarmee een verdere bijdrage aan het economische herstel. Ook in Denemarken is de economie de afgelopen kwartalen gegroeid. De groei van het reële bbp op kwartaalbasis bedroeg,7% in het eerste kwartaal van 21 en 1,% in het tweede kwartaal. Het herstel van de economische bedrijvigheid in Denemarken zal naar verwachting aanhouden onder invloed van de budgettaire stimuleringsmaatregelen en de buitenlandse vraag. De HICPinflatie bleef in Denemarken de afgelopen maanden stabiel rond 2%, maar is in Zweden gedaald. De twaalfmaands HICP-inflatie bedroeg in juli 21 2,1% in Denemarken en 1,4% in Zweden. Over het geheel genomen zet het herstel in de grootste EU-landen in Midden- en Oost- Europa zich voort, hoewel in de afgelopen kwartalen sprake was van een volatiele economische groei. De reële bbp-groei bleef in Tsjechië en Polen relatief krachtig en kwam in het tweede kwartaal van 21 uit op respectievelijk,8% en 1,1% op kwartaalbasis. In Hongarije stagneerde het reële bbp in het tweede kwartaal van 21 na een groei van,6% in het eerste kwartaal. In Roemenië steeg het reële bbp in het tweede kwartaal van 21 met,3%, na een afname in het eerste kwartaal. Vooruitblikkend wijzen recente vertrouwensindicatoren alsook de industriële productie en handelscijfers op een aanhoudend herstel in de meeste landen, met uitzondering van Roemenië, onder invloed van de buitenlandse vraag. Tegelijkertijd wijst een aantal factoren waaronder de stijgende werkloosheid, een zwak kredietklimaat en de automatische gevolgen van de budgettaire maatregelen in sommige landen (zoals een forse heffing voor bedrijven in de financiële sector in Hongarije en een BTW-verhoging in Roemenië met ingang van juli 21) op een aanhoudend zwakke 16

17 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied binnenlandse vraag. De twaalfmaands inflatie bedroeg in juli in Tsjechië 1,6% en in Polen 1,9%. Hongarije kende in mei en juni 21 een inflatie van circa 5%, maar in juli nam deze af tot 3,8%, voornamelijk als gevolg van een neerwaarts basiseffect van de belastingverhoging vorig jaar. In Roemenië lag de inflatie in de maanden tot juli net boven de 4%. In juli nam de inflatie echter fors toe tot 7,1% als gevolg van de recente BTW-verhoging. Vooruitblikkend wordt verwacht dat de inflatie in sommige landen als gevolg van belastingverhogingen zal toenemen, hoewel het effect ervan naar verwachting beperkt zal blijven vanwege de aanzienlijke reservecapaciteit. Ook in de kleinere EU-landen buiten het eurogebied, de Baltische staten en Bulgarije, is de economische situatie verder gestabiliseerd, met name als gevolg van een toegenomen buitenlandse vraag en de daaruit voortvloeiende groei van de industriële productie. Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een zeer zwakke binnenlandse vraag, die in sommige landen zelfs krimpt. Verwacht wordt dat de economische omstandigheden zich verder zullen stabiliseren, hoewel ook wordt verwacht dat de zwakke arbeidsmarkt- en kredietomstandigheden een sterk negatieve invloed zullen blijven uitoefenen op de binnenlandse vraag. Het herstel van de productie in Rusland, dat in de tweede helft van 29 inzette, bleef in de eerste helft van 21 zwak. Uit voorlopige cijfers blijkt dat de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 21 enigszins is gestegen, na een zeer zwakke start in het eerste kwartaal. Voorlopende factoren wijzen op een afzwakkende groei, deels als gevolg van de uitzonderlijke hittegolf die Rusland deze zomer trof. Die zal vermoedelijk een negatief effect hebben op de groei- en inflatievooruitzichten. In deze fase is het echter moeilijk om een inschatting te geven van de omvang van de gevolgen. Ook de tegenvallende grondstoffenprijzen en de relatief bescheiden binnenlandse kredietgroei blijven belangrijke risicofactoren voor een herstel. De inflatie is verder gedaald en bedroeg in juli op jaarbasis 5,5%. De risico s zijn echter opwaarts gericht, deels als gevolg van het effect van de hittegolf op de prijzen van voedingsmiddelen. O P K O M E N D E L A N D E N I N A Z I E Uit gegevens over het tweede kwartaal van 21 afkomstig van de nationale rekeningen blijkt dat de opkomende landen in Azië in het voorbije jaar een krachtige economische groei hebben doorgemaakt. Niettemin groeide het bbp in een aantal economieën iets minder hard dan in het voorgaande kwartaal, hetgeen wijst op een afnemende economische bedrijvigheid in de regio. De bbp-groei werd gedragen door diverse factoren aan de vraagzijde: in sommige economieën werd de grootste bijdrage geleverd door de particuliere consumptie en de investeringen in vaste activa; in andere landen speelde het hoge uitvoersaldo een relatief belangrijkere rol. De inflatie bleef in juli in de gehele regio grotendeels stabiel. In China daalde de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 21 tot 1,3% op jaarbasis, vergeleken met 11,9% in het eerste kwartaal, hetgeen wijst op een economische groeivertraging en een lager risico van oververhitting. De economische groei wordt in toenemende mate gevoed door de buitenlandse vraag. De uitvoer steeg in het tweede kwartaal op jaarbasis met 41,% en overtrof in juni voor het eerst in 13 maanden het groeitempo van de invoer. De groei van de invoer vertraagde in het tweede kwartaal als gevolg van een relatief zwakkere binnenlandse vraag en de gedurende het grootste deel van het kwartaal gedaalde grondstoffenprijzen. Het maandelijkse handelsoverschot is daardoor sinds mei fors gestegen naar het niveau van voor de crisis. Daartegenover staat dat de geleidelijke stopzetting 17

18 van de budgettaire en monetaire stimuleringsmaatregelen en de invoering van bestuurlijke maatregelen tegen vastgoedspeculatie gezorgd hebben voor lagere investeringen in vaste activa en een afname van de bouwactiviteiten. De CPI-inflatie steeg in juli tot 3,3%, ten opzichte van 2,9% in de maand daarvoor. Dit heeft echter vooral te maken met tijdelijke factoren die verband houden met de overstromingen in het zuiden van China, waardoor de prijzen van voedingsmiddelen zijn gestegen. De PPI-inflatie gaf in juli voor het eerst een daling te zien. Verwacht wordt dat de lichte vertraging van de economische groei een remmend effect zal hebben op de inflatiedruk. In Korea steeg het reële bbp in het tweede kwartaal van 21 met 7,1% op jaarbasis, ten opzichte van 8,1% in het eerste kwartaal. Een sterke uitvoer en een veerkrachtige particuliere consumptie leverden een positieve bijdrage aan de groei. De bescheiden groeivertraging ten opzichte van het voorgaande kwartaal wordt verklaard door lagere overheidsuitgaven en een afname van de investeringen in de bouw. De gemiddelde twaalfmaands CPI-inflatie is in het tweede kwartaal van 21 licht gedaald tot 2,6%, tegen 2,7% in het eerste kwartaal. In India steeg het bbp in het tweede kwartaal van 21 op jaarbasis met 3,7%, met name als gevolg van de binnenlandse particuliere consumptie en investeringen. De gemiddelde stijging van de groothandelsprijzen de inflatiemaatstaf die de Reserve Bank van India (RBI) bij voorkeur hanteert beliep in het tweede kwartaal 11,%, tegen 1,2% in het eerste kwartaal. De opmerkelijk sterke economische ontwikkeling in de opkomende landen in Azië vanaf het tweede kwartaal van 29 werd in eerste instantie gedragen door budgettaire en monetaire stimuleringsmaatregelen, vervolgens door het herstel van de mondiale vraag, maar inmiddels in toenemende mate ook door de binnenlandse particuliere vraag. Meer recentelijk is er (in beperkte mate) sprake van een afname van de economische bedrijvigheid als gevolg van de geleidelijke stopzetting van de stimulerende beleidsmaatregelen en een matiging van de buitenlandse vraag. Verwacht wordt dat de economische groei onder invloed van beide factoren in de tweede helft van 21 licht zal vertragen. L A T I J N S - A M E R I K A In Latijns-Amerika heeft het sterke economische herstel in het eerste kwartaal van 21 zich in het tweede kwartaal voortgezet. De inflatiedruk is in de meeste landen in deze regio in het tweede kwartaal van 21 gemiddeld genomen gestegen. In Mexico beliep de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 21 7,7% op jaarbasis, tegen 4,3% in het eerste kwartaal. De twaalfmaands consumptieprijsinflatie bedroeg in het tweede kwartaal gemiddeld 4,%, een daling ten opzichte van 4,8% in het kwartaal ervoor. In Argentinië heeft de economische bedrijvigheid zich sterk hersteld, zoals blijkt uit de krachtige groei van de industriële productie in het tweede kwartaal (1,% op jaarbasis). De twaalfmaands CPIinflatie bedroeg in het tweede kwartaal van 21 gemiddeld 1,6%, tegen 9,% in het eerste kwartaal. In Brazilië lag het gemiddelde groeitempo van de industriële productie in het tweede kwartaal van 21 met 14,3% op jaarbasis echter lager dan in het eerste kwartaal (18,1%). De twaalfmaands inflatie steeg in Brazilië in het tweede kwartaal tot 5,2%. Al met al heeft de economische bedrijvigheid in Latijns-Amerika zich sinds de tweede helft van 29 snel hersteld. Vooruitblikkend wordt echter verwacht dat het herstel zal afzwakken op het moment dat de budgettaire stimuleringsmaatregelen aflopen. 18

19 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied 1. 2 G R O N D S T O F F E N M A R K T E N Na een stijging van de olieprijzen in 29 ligt de prijs van olie al sinds begin 21 gemiddeld rond USD 78 per vat, zij het dat er wel sprake is van enige volatiliteit (zie Grafiek 4). Op 1 september bedroeg de prijs van ruwe Brent-olie USD 75,6 per vat, 3,% lager dan begin dit jaar. Wat de toekomst betreft, verwachten marktdeelnemers op de middellange termijn licht hogere olieprijzen; de prijs van futures december 212 bedraagt circa USD 85,8 per vat. G r a f i e k 4 B e l a n g r i j k s t e o n t w i k k e l i n g e n o p d e g r o n d s t o f f e n m a r k t e n De olieprijzen hebben de afgelopen drie maanden onder invloed gestaan van de interactie tussen sterke fundamentele ontwikkelingen aan de vraagzijde en de onzekerheid over de kracht van het wereldwijde macroeconomische herstel. Wat de vraagzijde betreft, heeft het Internationaal Energie 3 Agentschap zijn vraagprojectie voor en 211 herhaaldelijk opwaarts bijgesteld, Bronnen: Bloomberg en HWWI. vooral vanwege hogere aannames omtrent de mondiale economische groei. Niettemin heeft de onzekerheid over de kracht van het wereldwijde economische herstel mede geleid tot een neerwaartse druk op de olieprijzen. De krachtige groei van de mondiale vraag naar olie in de eerste helft van 21 is sinds medio dit jaar licht afgenomen, vooral als gevolg van een lagere vraag naar olie vanuit China. Er was opnieuw sprake van een ruime aanvoer van olie aangezien de OPEC-landen ruim boven hun doelstelling produceerden en de voorraadniveaus in de OESO-landen in het tweede kwartaal van 21 fors zijn toegenomen. De prijzen van grondstoffen ongerekend energie gaven de afgelopen maanden een opmerkelijke stijging te zien, voornamelijk als gevolg van de fors hogere prijzen van voedingsmiddelen. Hoewel de graanprijzen in juni als gevolg van de ruime aanvoer zijn gedaald, heeft het slechte weer in de belangrijkste tarwe-exporterende landen voor een aanzienlijke krapte op de markt gezorgd, waardoor de prijzen van voedingsmiddelen in augustus zijn gestegen. Wat de toekomst betreft, hebben diverse internationale landbouworganisaties hun ramingen voor de mondiale tarweproductie voor 21 en 211 neerwaarts bijgesteld, waardoor de opwaartse risico s voor de prijzen van voedingsmiddelen op de korte termijn zijn gestegen. Ook de metaalprijzen zijn sinds medio juni gestegen en hebben zich daarmee hersteld van eerdere dalingen in de voorgaande maanden. Voor de meeste basismetalen geldt dat de voorraadniveaus zijn afgenomen door een meer gematigde productie onder invloed van een lagere vraag, die overigens nog steeds krachtig is, met name vanuit China. De geaggregeerde prijsindex van grondstoffen ongerekend energie (uitgedrukt in Amerikaanse dollars) lag eind augustus 16,8% hoger dan begin dit jaar ruwe olie, Brent (USD per vat; links) grondstoffen m.u.v. energie (USD; index: 2 = 1; rechts)

20 1. 3 V O O R U I T Z I C H T E N V O O R D E E X T E R N E O M G E V I N G G r a f i e k 5 S a m e n g e s t e l d e v o o r l o p e n d e i n d i c a t o r e n v a n d e O E S O (maandgegevens; voor amplitude gecorrigeerd) Wat de toekomst betreft, wijzen de jongste indicatoren en op enquêtes gebaseerde gegevens op een aanhoudend herstel, hoewel het tempo van de mondiale groei zich ook in de tweede helft van het jaar enigszins zal matigen. In juni gaf de samengestelde voorlopende indicator van de OESO-landen een lichte daling te zien, waaruit blijkt dat de economische groei in de meeste ontwikkelde economieën aan het vertragen is en dat het groeitempo in een aantal grote opkomende landen, zoals China en India, achterblijft bij de eerdere groeitrend (zie Grafiek 5). Ook uit de Ifo World Economic Climate Indicator blijkt een mondiale groeivertraging in de tweede helft van het jaar. In het derde kwartaal van dit jaar gaf deze indicator een lichte daling te zien, met name in Noord-Amerika en Azië. Hoewel de huidige economische situatie gunstiger wordt beoordeeld dan in het vorige onderzoek, zijn de economische verwachtingen voor de komende zes maanden neerwaarts bijgesteld. De meeste voorspellers in de particuliere sector en bij de overheid verwachten dat de wereldeconomie in 211 op jaarbasis minder hard zal groeien dan in 21, maar in de loop van het jaar wel weer iets zal aantrekken OESO opkomende markten Bron: OESO Toelichting: De opkomende-marktindicator is een gewogen gemiddelde van de samengestelde voorlopende indicatoren voor Brazilië, Rusland en China

21 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN 2 m o n e t a i r e e n f i n a n c i Ë l e o n t w i k k e l i n g e n Monetaire en financiële ontwikkelingen 2. 1 d e g e l dvo o r r a a d e n d o o r m f i s v e r s t r e k t e k r e d i e t e n De jongste monetaire gegevens tot en met juli bevestigen een aanhoudend zwakke groei op jaarbasis van M3 en van de kredietverlening aan de particuliere sector in het eurogebied. Deze gegevens ondersteunen nog steeds de opvatting dat het tempo van de onderliggende geldgroei gematigd is en dat de inflatiedruk op de middellange termijn gering blijft. Nu de invloed van de steile rendementscurve echter aan het afnemen is, geeft de totale M3-groei niet meer in zo sterke mate een te zwak beeld van het tempo van de onderliggende geldgroei. Het groeitempo op jaarbasis van door MFI s verstrekte leningen aan de particuliere sector trok verder aan. Dat geeft voeding aan de interpretatie dat de dynamiek in de kredietverlening aan de particuliere sector sinds de jaarwisseling aan het herstellen is. Hierin komt een minder negatieve dynamiek in de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen tot uitdrukking, maar ook een toegenomen kredietverlening aan niet-monetaire financiële intermediairs, terwijl de kredietverlening aan huishoudens lijkt te zijn gestabiliseerd. Tot slot kan uit de ontwikkelingen in juli worden opgemaakt dat het proces van geleidelijke balansverlenging bij MFI s in het eurogebied dat in de eerste maanden van dit jaar zichtbaar was, weer is hervat. h e t r u i m g e d e f i n i e e r d e m o n e t a i r e a g g r e g a a t M 3 De groei op jaarbasis van het ruim gedefinieerde monetaire aggregaat M3 bleef zwak en kwam in juli 21 uit op,2%, ten opzichte van -,1% in het tweede kwartaal van 21 en -,2% in het eerste kwartaal (zie Grafiek 6). De maatstaven van de M3-groei voor de kortere termijn, zoals de op jaarbasis gebrachte zesmaands groei, lieten een verbetering zien. Voorzichtigheid is echter op zijn plaats bij het interpreteren van deze ontwikkeling als een teken van een beginnend herstel van de geldgroei, met name omdat een groot deel van deze verbetering het gevolg was van een groeiende bijdrage van niet-monetaire financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. G r a f i e k 6 D e g r o e i v a n M 3 (mutaties in procenten; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) M3 (twaalfmaands groei) M3 (driemaands voortschr. gecentreerd gemiddelde van de twaalfmaands groei) M3 (zesmaands groei op jaarbasis) Per saldo bleef de geldgroei zwak. Hierin komt -2-2 nog steeds in zekere mate de invloed van de renteconstellatie tot uitdrukking. De steilheid van de rendementscurve is gedurende een aantal 1999 Bron: maanden globaal onveranderd gebleven en de grootschalige verschuivingen in de allocatie van monetaire activa naar niet-monetaire, rentedragende activa met een hogere rentevergoeding zijn geleidelijk afgenomen. Daardoor geeft de totale M3-groei niet meer in zo sterke mate een te lage voorstelling van het tempo van de onderliggende geldgroei. Tegelijkertijd blijft er echter enige substitutie plaatsvinden tussen M1 en componenten binnen M3 met een hogere rentevergoeding als gevolg van een gestegen rentevergoeding op deposito s met een looptijd tot en met twee jaar ten opzichte van de alternatieve kosten van het aanhouden van girale deposito s en andere kortlopende monetaire instrumenten

22 Wat de tegenposten van M3 betreft, steeg de groei op jaarbasis van de kredietverlening aan de particuliere sector de grootste component van de totale kredietverlening door banken in juli tot,9%, ten opzichte van,2% in het tweede kwartaal van 21 en -,4% in het eerste kwartaal van 21. Vanuit sectoraal perspectief wijzen de meest recente ontwikkelingen op een stabilisatie van de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan huishoudens. Tegelijkertijd laat de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen sinds begin 21 een toename zien. Dat vormt een reden voor voorzichtig optimisme dat in deze kredietverlening een omslagpunt is bereikt. Het ongelijkmatig lopende herstel in de diverse sectoren en het relatief sterke beroep op marktfinanciering kunnen leiden tot een wat trager herstel van de ontwikkelingen in de bancaire kredietverlening. De belangrijkste activa van MFI s zijn in het tweede kwartaal van 21 en ook in juli toegenomen als gevolg van de groei van door MFI s onderling verstrekte leningen en van leningen aan niet-mfi s in het eurogebied. Bovendien vond een afname van de aangehouden schuldbewijzen plaats. De totale groei ondersteunt de visie dat het proces van balansverkorting dat in 29 bij MFI s in het eurogebied zichtbaar was tot stilstand is gekomen (voor meer informatie wordt verwezen naar Kader 2 De invloed van transacties tussen MFI s op de recente ontwikkelingen op de balansen van MFI s ). K a d e r 2 D e i n v l o e d v a n t r a n s a c t i e s t u s s e n M F I s o p d e r e c e n t e o n t w i k k e l i n g e n o p d e b a l a n s e n v a n M F I s Onder invloed van de spanningen op de financiële markten, maar ook van de diverse overheids- en toezichtsmaatregelen ter bestrijding daarvan, hebben de balansen van MFI s in het eurogebied sinds eind 28 een ingrijpend aanpassingsproces ondergaan. Uit de MFI-balansstatistieken, die actuele informatie bieden om dit proces op geaggregeerd niveau te volgen, komt naar voren dat deze aanpassingen sprongsgewijs en grillig zijn verlopen (Grafiek A). 1 Na een eerste scherpe daling van het balanstotaal na het omvallen van Lehman Brothers tekende zich bij MFI s in het eurogebied een afwisselend patroon van aangroei en verdere afstoting van activa af. Dit afwisselende patroon hing vooral samen met door MFI s aangehouden activa die waren uitgegeven door de MFI-sector in het eurogebied zelf (dat wil zeggen, kredieten aan MFI s in het eurogebied). In dit Kader worden ontwikkelingen in de transacties tussen MFI s tijdens genoemd proces van balansaanpassingen bij MFI s onderzocht. G r a f i e k A B e l a n g r i j k s t e a c t i v a v a n M F I s (driemaandsstromen in EUR miljard; voor seizoen gecorrigeerd) kredietverlening aan de rest van de wereld kredietverlening aan niet-mfi s in het eurogebied kredietverlening tussen MFI s in het eurogebied belangrijkste activa Bronnen: en berekeningen van de. Toelichting: De gegevens zijn afkomstig van MFI s, m.u.v. het Eurosysteem. De kredietverlening omvat aangehouden leningen, effecten m.u.v. aandelen, en aandelen en deelnemingen. De belangrijkste activa zijn ongerekend in geldmarktfondsen aangehouden aandelen/participaties, vaste activa en overige activa. 1 De maandelijkse MFI-balansstatistieken omvatten voorts nog de activa aangehouden door geldmarktfondsen in het eurogebied. Deze activa belopen echter nog geen 5% van de totale activa van MFI s in het eurogebied. 22

23 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen De rol van vorderingen op het Eurosysteem en van kredietverstrekking tussen MFI s in het eurogebied Transacties tussen MFI s bestaan voornamelijk uit onderlinge geldleningen. De MFIbalansstatistieken rekenen tot deze leningen ook vorderingen van MFI s in het eurogebied op de centrale banken in het Eurosysteem, die statistisch onder de MFI-sector vallen. Deze vorderingen bestaan in hoofdzaak uit tegoeden van kredietinstellingen op lopende rekeningen bij het Eurosysteem en uit hoofde van de depositofaciliteit van het Eurosysteem. In verband met de reactie van de op de financiële crisis, met name de onbeperkte liquiditeitsverstrekking door het Eurosysteem aan kredietinstellingen in het eurogebied, zijn deze posities sterk aangegroeid. Om die reden moeten zij separaat worden beschouwd. De kredietverstrekking tussen MFI s in het eurogebied onderling (dat wil zeggen MFI s met uitzondering van het Eurosysteem) vormt, samen met activa aangehouden bij niet-ingezetenen, de post die het meest te lijden heeft gehad van de balansaanpassingen die de MFI-sector in het eurogebied sinds eind 28 heeft ondergaan. In sommige perioden werd de daling van de kredietverstrekking tussen MFI s in het eurogebied overtroffen door de stijging van de vorderingen van MFI s op het Eurosysteem. In de zomer van 29 bijvoorbeeld veroorzaakte de toename van de vorderingen van MFI s op het Eurosysteem, als gevolg van de omvangrijke intekening op de eerste langlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van één jaar in juni, een netto groei van de aanhoudingen door MFI s van elkaars activa (zie Grafiek B). 2 Vervolgens, naarmate kredietinstellingen hun kredietopname bij het Eurosysteem aanpasten, namen ook hun vorderingen in omvang af, wat bijdroeg aan de netto afname van de kredietverstrekking aan MFI s in het eurogebied in het vierde kwartaal van 29 en een forse impuls gaf aan de volatiliteit van die positie. In het voorjaar van 21 werd opnieuw een toename van de kredietverstrekking aan MFI s in het eurogebied genoteerd. Ook nu weer droegen de vorderingen op het Eurosysteem bij aan deze toename. Dit keer echter, anders dan tijdens de korte piek in de zomer van 29, speelde ook de kredietverstrekking tussen MFI s onderling een rol in de netto toename. Sinds het begin van 21 vertoont de onderlinge kredietverstrekking van MFI s echter een hortend beloop. Gezien de weer oplopende spanningen op de financiële markten in deze periode zijn de waargenomen spurts in de onderlinge kredietverstrekking van MFI s waarschijnlijk niet uitsluitend toe te schrijven aan een reële verbetering van de bereidheid onder banken om elkaar geld te lenen. De aanvankelijk toenemende onderlinge kredietverstrekking door MFI s in het voorjaar van 21 hing waarschijnlijk samen met een G r a f i e k B O n d e r l i n g a a n g e h o u d e n a c t i v a v a n M F I s i n h e t e u r o g e b i e d (driemaandsstromen in EUR miljard; voor seizoen gecorrigeerd) vorderingen op het Eurosysteem aandelen en deelnemingen effecten m.u.v. aandelen leningen totale kredietverlening tussen MFI s in het eurogebied Bronnen: en berekeningen van de. Toelichting: De gegevens zijn afkomstig van MFI s, m.u.v. het Eurosysteem. 2 Zie het Kader The impact of the first one-year longer-term refinancing operation in het Monthly Bulletin van augustus

24 geleidelijke normalisering op de geldmarkten in het eurogebied. In samenhang hiermee had het Eurosysteem besloten enkele van zijn bijzondere maatregelen op termijn te beëindigen. 3 Echter, spanningen op de markten voor overheidsschuld vormden aanleiding tot hernieuwd onderling wantrouwen tussen banken, dat eind april ook doorwerkte op de geldmarkt. Aanvankelijk werden de nieuwe spanningen bij de interbancaire transacties gemaskeerd door een omvangrijke deelname aan de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, terwijl een herverdeling van de centrale-bankliquiditeit binnen netwerken van gelieerde kredietinstellingen waarschijnlijk bijdroeg aan een verdere groei van de onderlinge kredietverstrekking door MFI s. Maar in juni resulteerden de voortdurende spanningen op de financiële markten, in combinatie met enerzijds balansaanpassingen in verband met het kwartaalultimo en anderzijds enige onzekerheid onder marktdeelnemers omtrent de liquiditeitsverhoudingen, die samenhing met de aanstaande afloop van de grote langlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van één jaar op 1 juli, in terughoudendheid onder banken ten aanzien van de onderlinge kredietverstrekking. In het nieuwe kwartaal, mede gezien een verbetering in de marktomstandigheden in juli, lijken MFI s de kredietverstrekking aan althans een subcategorie van banken in het eurogebied weer te verruimen. Toch nam de kredietverstrekking aan MFI s in het eurogebied in juli per saldo af, bij een opvallende daling van het beroep op de depositofaciliteit van het Eurosysteem. De nationaliteit van wederpartijen als factor in de kredietverstrekking tussen MFI s De kredietverstrekking door MFI s in het eurogebied aan andere MFI s ondervindt een asymmetrische invloed van de spanningen op de financiële markten naargelang van de nationaliteit G r a f i e k C A a n g e h o u d e n a c t i v a v a n M F I s b i j M F I s i n e i g e n l a n d e n M F I s i n van de (kredietnemende) wederpartij. Na het a n d e r e l i d s t a t e n v a n h e t e u r o g e b i e d omvallen van Lehman Brothers brachten MFI s (driemaandsstromen: in EUR miljard; voor seizoen in het eurogebied hun kredietverstrekking aan gecorrigeerd) MFI s in andere eurolanden sterk terug, terwijl ze de kredietverstrekking aan MFI s in eigen land juist opvoerden (Grafiek C). Tot op zekere hoogte hangt deze ontwikkeling samen met de herstructurering van een grote bancaire groep in het eurogebied, die de liquidatie van grensoverschrijdende vorderingen binnen de groep tot gevolg had. Leningen aan MFI s zoals opgenomen in de MFI-balansstatistieken omvatten namelijk ook vorderingen die niet voortkomen uit echte transacties op de interbancaire markt. Transacties binnen bancaire groepen tellen bijvoorbeeld ook mee. Daardoor kunnen operaties zoals herstructureringen forse invloed op deze statistieken uitoefenen. Genoemde herstructureringsoperatie beïnvloedde echter niet het patroon van tegengestelde bewegingen in de kre dietverstrekking aan MFI s in eigen land en aan MFI s gevestigd in andere eurolanden dat zich Bronnen: en berekeningen van de. Toelichting: De gegevens zijn afkomstig van MFI s, m.u.v. het aftekende tussen eind 28 en begin 29. De Eurosysteem. Leningen aan het Eurosysteem en aangehouden indruk ontstaat dat de integratie van de geld- aandelen en deelnemingen zijn niet inbegrepen. effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door MFI s in andere lidstaten van het eurogebied effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door binnenlandse MFI s leningen aan MFI s in andere landen van het eurogebied leningen aan binnenlandse MFI s (m.u.v. het Eurosysteem) 3 Zie het Kader Money markets reaction to announcements regarding the phasing-out of non-standard measures in het Monthly Bulletin van april

25 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen markten binnen het eurogebied, die vrij ver gevorderd was voorafgaand aan de turbulentie op de financiële markten, althans tijdelijk onder druk is komen te staan, nu banken hun interbancaire kredietverstrekking kennelijk liefst beperken tot landgenoten. 4 Na deze aanvankelijke reactie hebben MFIs uiteindelijk ook de kredietverstrekking aan banken in eigen land teruggeschroefd. Een dergelijke asymmetrie heeft zich, zij het minder duidelijk, ook afgetekend bij de recente heropleving van de kredietverstrekking aan MFI s in het eurogebied. In eerste instantie richtte deze toename zich vooral op MFI s gevestigd in hetzelfde land als de kredietgever. Wat later veerde ook de kredietverstrekking aan MFI s in andere landen van het eurogebied weer op, afgezien van de ontwikkeling in juni. De rol van schuldbewijzen uitgegeven door MFI s in het eurogebied Naast geldleningen verstrekken MFI s ook kredieten aan elkaar door de aankoop van schuldbewijzen ( effecten met uitzondering van aandelen ) die deze laatste hebben uitgegeven. In de nasleep van het faillissement van Lehman Brothers, toen de interbancaire kredietverstrekking fors inzakte, hebben MFI s hun aanhoudingen van dit type effecten zeer aanzienlijk uitgebreid (Grafiek B). Dit hing vooral samen met de relatieve aantrekkelijkheid van deze effecten in vergelijking met geldleningen, gezien de heersende onzekerheid omtrent de soliditeit van de balansposities bij althans een deel van de MFI-sector. Deze aantrekkelijkheid was het gevolg van de overheidsgaranties die destijds golden voor de meeste schuldbewijzen die in die periode door MFI s waren uitgegeven. Evenals bij de kredietverstrekking aan MFI s, zijn er ook hier aanwijzingen van nationalisme bij de aankoop van schuldbewijzen van MFI s in deze periode. De eind 28 en in de eerste helft van 29 aangekochte effecten waren uitgegeven door MFI s gevestigd in hetzelfde land als de koper, terwijl de aanhoudingen van effecten uitgegeven door elders in het eurogebied gevestigde MFI s werden gereduceerd (Grafiek C). 5 Sinds de zomer van 29 neemt de uitgifte door MFI s van door de overheid gegarandeerde schuldbewijzen weer af. 6 Tegelijkertijd kopen MFI s ook nauwelijks meer schuldbewijzen van MFI s bij, en de laatste maanden is er zelfs sprake van netto afstoting. Deze vermindering betreft vooral schuldbewijzen van elders in het eurogebied gevestigde MFI s. Conclusie De schoksgewijze aanpassing van de balansen van MFI s in het eurogebied die optreedt sinds eind 28, hangt vooral samen met de ontwikkeling van de kredietverstrekking aan MFI s in het eurogebied. Na een forse krimp begin 29 heeft de balans van de MFI-sector in het eurogebied twee opvallende groeiperioden gekend. De eerste, in de zomer van 29, werd geheel veroorzaakt door een toename van de vorderingen van MFI s op het Eurosysteem. In het vroege voorjaar van 21 droeg ook een toename van de onderlinge kredietverstrekking bij aan de balansgroei van de MFI-sector. 4 Bevestiging van de terugloop in de grensoverschrijdende interbancaire kredietverstrekking binnen het eurogebied op geaggregeerd niveau is ook te vinden in Avdjiev, S., Upper, C. en Von Kleist, K., Highlights of international banking and financial market activity, Quarterly Review, BIS, Basel, juni 21. Bewijs op microniveau wordt verschaft door Cassola, N., Holthausen, C. en Lo Duca, M., The 27/29 turmoil: a challenge for the integration of the euro area money market?, paper gepresenteerd tijdens de conferentie van de en de Europese Commissie over financiële integratie en stabiliteit: de erfenis van de crisis, Frankfurt am Main, 12 april In sommige gevallen werden de schuldbewijzen met overheidsgarantie door de emitterende MFI zelf aangehouden voor gebruik als onderpand in de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem. Afhankelijk van de vraag of activa en passiva in de statistieken van de respectievelijke eurolanden al dan niet worden gesaldeerd, zijn deze transacties van invloed op de post door MFI s aangehouden schuldbewijzen uitgegeven door MFI s in eigen land. 6 Zie het Kader The funding of euro area MFIs through the issuance of debt securities in het Monthly Bulletin van augustus

26 De verdeling van overtollige liquiditeiten via de interbancaire markt is nodig voor de goede werking van het bankwezen. Gezien de ontwrichting van de geldmarkten heeft het Eurosysteem tijdelijk de rol van intermediair in dit proces op zich genomen. Het aarzelende herstel van de interbancaire kredietverstrekking in het voorjaar van 21 werd verstoord door hernieuwde spanningen op de financiële markten. Of de hervatting van de onderlinge kredietverstrekking door MFI s in juli, zoals die tot uitdrukking komt in de MFI-balansstatistieken, een duurzamere normalisering van de houding onder MFI s in het eurogebied ten aanzien van de onderlinge kredietverstrekking heeft ingeluid, zal de komende maanden duidelijk worden. B E L A N G R I J K S T E C O M P O N E N T E N V A N M 3 De ontwikkeling van M3 verhult verschillen tussen de belangrijkste componenten. Het groeitempo op jaarbasis van M1 daalde in het tweede kwartaal van 21 en in juli verder, maar bleef duidelijk positief, terwijl de groei van kortlopende deposito s met uitzondering van girale deposito s (M2 M1) en verhandelbare instrumenten (M3-M2; zie Grafiek 7) aantrok vanaf nog steeds duidelijk negatieve niveaus. De verschillen tussen de groeitempi nemen dus over het algemeen af, maar blijven groot. Het groeitempo op jaarbasis van M1 daalde in het tweede kwartaal tot 1,3%, ten opzichte van 11,3% in het kwartaal daarvoor. In juli 21 was een verdere vertraging zichtbaar tot 8,1% (zie Tabel 1), ondanks een omvangrijke instroom die maand in girale deposito s. In het tweede kwartaal van 21 was een verdere toename van de rentevergoeding op kortlopende termijndeposito s (deposito s met een vaste looptijd tot en met twee jaar) de enige zichtbare verandering in de vergoeding op de verschillende M3-componenten. Als logisch gevolg daarvan steeg het ecart ten opzichte van zowel de rentevergoeding op girale deposito s als de rentevergoeding op spaardeposito s (deposito s met een opzegtermijn tot en met drie maanden). Dit heeft geleid tot enige herschikkingen met als gevolg een sterkere groei in overige kortlopende termijndeposito s. Het twaalfmaands mutatietempo van kortlopende deposito s met uitzondering van girale deposito s nam in het tweede kwartaal van 21 toe tot -8,%, ten opzichte van -8,2% in het voorgaande kwartaal. In juli 21 vond een verdere v a n M 3 G r a f i e k 7 B e l a n g r i j k s t e c o m p o n e n t e n stijging plaats tot -6,%. Hierin kwam opnieuw (mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) de uiteenlopende ontwikkeling tussen de individuele subcomponenten tot uitdrukking. Zo bleef M1 de groei van kortlopende termijndeposito s een overige kortlopende deposito s verhandelbare instrumenten aanzienlijke verbetering tonen, al was deze nog steeds negatief, terwijl de groei bij kortlopende 2 2 spaardeposito s bleef dalen. De in M3 opgenomen verhandelbare instrumenten lieten in juli eveneens een lagere negatieve groei op jaarbasis zien tot -8,3%, ten opzichte van -9,7% in het tweede kwartaal en -11,7% in het voorgaande kwartaal. Deze ontwikkeling was hoofdzakelijk het gevolg van een minder sterke negatieve groei bij schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar en een toename Bron:

27 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen T a b e l 1 O v e r z i c h t m o n e t a i r e v a r i a b e l e n (kwartaalcijfers zijn gemiddelden; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) Uitstaand bedrag als percentage van M3 1) 29 III 29 IV Twaalfmaands groei 21 I 21 II 21 juni M1 49,7 12,2 12,3 11,3 1,3 9,2 8,1 Chartale geldomloop 8,3 12,8 7,5 6,2 6,4 6,9 6,6 Girale deposito s 41,4 12, 13,3 12,4 11,1 9,6 8,4 M2 M1 (= overige kortlopende deposito s) 38,6-3,1-7,7-8,2-8, -7,1-6, Deposito s met een vaste looptijd tot en met twee jaar 18,9-13,2-22,1-22,8-21,6-19,6-17,5 Deposito s met een opzegtermijn tot en met drie maanden 19,7 12,9 15,8 13,3 1,2 9, 8,2 M2 88,3 4,5 2,2 1,7 1,4 1,4 1,4 M3 M2 (= verhandelbare instrumenten) 11,7-7,6-11,4-11,7-9,7-7,6-8,3 M3 1, 2,7,3 -,2 -,1,2,2 Kredietverlening aan ingezetenen van het eurogebied 3,7 3,1 1,9 1,8 1,5 1,9 Kredietverlening aan de overheid 12, 14,2 9,9 9, 8,1 7,6 Leningen aan de overheid 2,6 3,1 3,8 6,7 7, 5,9 Kredietverlening aan de private sector 2,1,9,3,2,1,6 Leningen aan de private sector,4 -,6 -,4,2,5,9 Leningen aan de private sector, gecorrigeerd voor verkopen en securitisatie 1,6,3 -,2,2,5 1, Langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) 4,8 6,7 5,5 4,4 2,7 2,3 Bron:. 1) Per ultimo van de laatste maand waarvoor cijfers beschikbaar zijn. Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 21 juli van de groei op jaarbasis bij repo s. De ontwikkelingen in repo s van de laatste maanden zijn echter hoofdzakelijk het gevolg van interbancaire transacties die verricht zijn via elektronische platforms gekoppeld aan centrale tegenpartijen. Deze zijn opgenomen in de sector Overige Financiële Intermediairs. Tegelijkertijd vonden er in het tweede kwartaal van 21 en in juli wederom omvangrijke verkopen plaats van aandelen/participaties in geldmarktfondsen door de geldaanhoudende sector. De groei op jaarbasis werd nog negatiever. Het feit dat de korte geldmarktrentes zich op een bijzonder laag niveau hebben gestabiliseerd, wijst erop dat de vergoeding voor dit instrument die nauw aan deze rentes gekoppeld is ook laag is. Dit is voor beleggers aanleiding geweest om in alternatieve instrumenten een hoger rendement te zoeken, bijvoorbeeld via aandelen/participaties in andere soorten beleggingsfondsen (voor meer informatie over de beleggingen door de niet-financiële sector wordt verwezen naar paragraaf 2.2). De twaalfmaands groei van M3-deposito s die kortlopende deposito s en repo s omvatten en die het ruimst gedefinieerde monetaire aggregaat vertegenwoordigen waarvoor betrouwbare informatie op sectorniveau beschikbaar zijn liet in juli 21 enige verdere stijging zien tot 2,%, ten opzichte van 1,2% in het tweede kwartaal van 21 en 1,1% in het eerste kwartaal. De ontwikkeling in het tweede kwartaal was deels het gevolg van de versnelling van de twaalfmaands groei van door niet-financiële vennootschappen aangehouden M3-deposito s, die in het tweede kwartaal toenam tot 5,2%, tegen 4,9% in het eerste kwartaal van 21 (zie Grafiek 8). In juli nam het groeitempo op jaarbasis echter licht af tot 3,4%. In het algemeen leverden niet-financiële vennootschappen de afgelopen maanden (met G r a f i e k 8 K o r t l o p e n d e d e p o s i t o s e n r e p o s (mutaties in procenten per jaar; niet voor seizoen en kalender effecten gecorrigeerd) niet-financiële vennootschappen huishoudens financiële intermediairs Bron:. Toelichting: MFI-sector m.u.v. het Euro systeem

28 uitzondering van juli) een grote bijdrage aan de twaalfmaands groei van de totale M3-deposito s. Een herstel van door niet-financiële vennootschappen aangehouden M3-deposito s is niet ongebruikelijk in deze fase: gewoonlijk bouwen bedrijven posities in liquide M3-instrumenten op wanneer de kasstroom de werkkapitaalbehoefte overtreft. Tegelijkertijd willen niet-financiële vennootschappen misschien liever een beroep doen op interne financiering om lopende uitgaven te financieren. Hierin komt mogelijk deels hun bezorgdheid over de beschikbaarheid van bancaire financiering tot uitdrukking. De recente toename van de twaalfmaands groei van M3-deposito s was eveneens het gevolg van een sterke toename van de twaalfmaands groei van door niet-monetaire financiële intermediairs aangehouden M3-deposito s. Deze sloeg in april 21 om naar een positieve groei en nam daarna verder toe tot 7,8% in juli. Daarmee kwam de bijdrage van door overige financiële intermediairs aangehouden M3-deposito s uit op bijna de helft van de twaalfmaands groei van de totale M3- deposito s. Het grootste deel van deze toename had betrekking op repo s. Daarin kwam op zijn beurt in grote mate de interbancaire handelsactiviteit via centrale tegenpartijen tot uitdrukking. Het beroep op door onderpand gedekte interbancaire transacties via centrale tegenpartijen is gewoonlijk sterker in een periode van financiële onrust. Dergelijke transacties vloeien echter voort uit interbancaire activiteiten en zijn gewoonlijk zeer volatiel. Ze mogen dan ook niet worden opgevat als signaal dat er sprake is van meer structurele veranderingen in de monetaire dynamiek. Daarentegen nam de twaalfmaands groei van door huishoudens aangehouden M3-deposito s in het tweede kwartaal van 21 af, maar trok in juli weer aan. Een dergelijke opleving is in overeenstemming met een vertraagde reactie van huishoudens op de economische bedrijvigheid en met een afnemende neerwaartse druk van de rendementscurve. b e l a n g r i j k s t e t e g e n p o s t e n v a n M 3 Wat de tegenposten van M3 betreft, is de twaalfmaands groei van de totale kredietverlening door MFI s aan ingezetenen in het eurogebied in juli globaal genomen gelijk gebleven op 1,9%, ten opzichte van 1,8% in het tweede kwartaal van 21 en 1,9% in het eerste kwartaal (zie Tabel 1). Deze ontwikkeling verhulde een voortdurende afname van de twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI s aan de overheid, terwijl de kredietverlening aan de particuliere sector, na een stabilisatie in het tweede kwartaal van 21, in juli weer toenam. De verdere vertraging van de twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI s aan de overheid (die in juli 21 afnam tot 7,6%, ten opzichte van 9,% in het tweede kwartaal van 21 en 9,9% in het eerste kwartaal) was het gevolg van een verdere geleidelijke matiging in de opbouw van door de MFI-sector aangehouden schuldbewijzen van de overheid. Aankopen werden echter nog steeds waargenomen, zoals blijkt uit de aanhoudend positieve stromen op maandbasis. De twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI s aan de particuliere sector stabiliseerde zich in het tweede kwartaal van 21 op,2% (ten opzichte van,3% in het eerste kwartaal) om in juli toe te nemen tot,6%. De twaalfmaands groei van door MFI s aangehouden effecten van de particuliere sector met uitzondering van aandelen nam verder af, van 5,4% in het eerste kwartaal van 21 tot,1% in het tweede kwartaal en -1,1% in april. Deze vertraging kan in ieder geval deels worden verklaard door een afname van aangehouden securitisaties na het hogere niveau in de eerste helft van 29. Evenzo nam de twaalfmaands groei van door MFI s aangehouden aandelen en deelnemingen in juli 21 af tot -,2%, na een stabilisatie op respectievelijk,9% en,8% in het tweede en eerste kwartaal van

29 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen De twaalfmaands groei van door MFI s verstrekte leningen aan de particuliere sector (de grootste component van de kredietverlening aan de particuliere sector) zette zijn opwaartse trend voort met een toename van,9% in juli ten opzichte van,2% in het tweede kwartaal en -,4% in het voorgaande kwartaal (zie Tabel 1). Deze ontwikkeling bevestigt de opvatting dat sinds de jaarwisseling een herstel heeft plaatsgevonden in de dynamiek van de kredietverlening aan de particuliere sector. Het verschil ten opzichte van de voor het effect van true-sale securitisaties gecorrigeerde reeks is vrijwel geheel verdwenen, ten gevolge van de over het algemeen gematigde securitisatiestromen die in de laatste twaalf maanden zijn opgetekend. De stijging van de twaalfmaands groei van leningen aan de particuliere sector weerspiegelt een algemene stabilisatie van de kredietverlening aan huishoudens, alsmede een minder negatieve dynamiek van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen. Tegelijkertijd bleef de kredietverlening aan overige financiële intermediairs verder toenemen dankzij een gemiddeld genomen forse stroom op maandbasis. De ontwikkeling van de twaalfmaands groei van leningen aan huishoudens in het tweede kwartaal van 21 bevestigt de gematigde dynamiek die sinds de jaarwisseling is waargenomen. De ontwikkeling van de kredietverlening aan huishoudens weerspiegelt nog steeds een instroom in woninghypotheken, maar verhult een uitstroom uit consumptief krediet. De twaalfmaands groei van leningen aan niet-financiële vennootschappen bedroeg in juli -1,3%, ten opzichte van -2,2% in het tweede kwartaal en -2,5% in het eerste kwartaal van 21. De ontwikkelingen worden nog steeds bepaald door een negatieve stroom van leningen met een looptijd van minder dan vijf jaar, terwijl de stroom op maandbasis van leningen met een looptijd van meer dan vijf jaar gemiddeld genomen positief is gebleven. De daling van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen, met name voor de kortere looptijden, is mogelijk deels het gevolg van een herstel van de kasstromen en ingehouden winsten. (De sector niet-financiële vennootschappen werd in het eerste kwartaal van 21 voor het eerst sinds 2 weer netto kredietverstrekker.) Voorts kan de kredietverlening aan de sector niet-financiële vennootschappen in het eurogebied ook deels verklaard worden door de kennelijke substitutie van leningen door schuldbewijzen en door de uitgifte van beursgenoteerde aandelen. Die ontwikkeling is sinds de eerste helft van 29 waargenomen en heeft zich in het tweede kwartaal van 21 voortgezet (zie Paragraaf 2.6 en 2.7 voor meer details aangaande de sectorale ontwikkelingen met betrekking tot kredietverlening en financiering). Over het geheel genomen is er nog steeds sprake van een zwakke groei van leningen aan de nietfinanciële particuliere sector, al blijft deze in overeenstemming met de historische patronen in de conjunctuurcyclus. De meest recente cijfers voeden de verwachting dat er een omslag in de groei van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen heeft plaatsgevonden, al gaat deze voorlopig nog gepaard met negatieve stromen op maandbasis. Bij de overige tegenposten van M3 daalde het twaalfmaands groeitempo van langerlopende financiële passiva van MFI s (met uitzondering van kapitaal en reserves) in het tweede kwartaal van 21 tot 4,4%, tegen 5,5% in het kwartaal daarvoor, om in juli tot 2,3% terug te vallen (zie Grafiek 9). Deze ontwikkeling wordt verklaard door een afname van de twaalfmaands groei van langlopende deposito s (deposito s met een vaste looptijd van meer dan twee jaar en deposito s met een opzegtermijn van meer dan drie maanden). Hierin komt met name de gematigde instroom vanuit huishoudens in de afgelopen maanden tot uitdrukking. Deze ontwikkeling ondersteunt de visie dat 29

30 G r a f i e k 9 M 3 e n d e l a n g e r l o p e n d e f i n a n c i ë l e p a s s i v a v a n d e M F I s (mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) M3 langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) Bron: G r a f i e k 1 T e g e n p o s t e n v a n M 3 (twaalfmaands stromen; EUR miljard; voor seizoen en kredietverlening aan de particuliere sector (1) kredietverlening aan de overheid (2) netto externe activa (3) langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) (4) overige tegenposten (m.i.v. kapitaal en reserves) (5) M Bron:. Toelichting: M3 is alleen als referentie opgenomen (M3 = ). De langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) zijn met een omgekeerd teken opgenomen, omdat zij passiva van de MFI-sector vormen. eerdere herschikkingen uit M3-deposito s naar langerlopende deposito s, aangemoedigd door de steile rendementscurve, de afgelopen maanden zijn afgenomen. Tegelijkertijd daalde het twaalfmaands groeitempo van schuldbewijzen met een looptijd van meer dan twee jaar verder tot 1,2% in juli, ten opzichte van respectievelijk 3,1% en 3,4% in het tweede en eerste kwartaal van 21. Tot slot daalde de instroom op jaarbasis in de netto externe vermogenspositie van MFI s in het tweede kwartaal van 21 tot EUR 115,8 miljard, ten opzichte van EUR 159,4 miljard in het kwartaal daarvoor (zie Grafiek 1). In juli nam deze stroom op jaarbasis aanzienlijk af tot EUR -2,4 miljard. Deze afname van de instroom op jaarbasis in de netto externe vermogenspositie weerspiegelt het feit dat de bruto externe activa aanzienlijk meer zijn gedaald dan de bruto externe passiva. De stromen op maandbasis naar de bruto externe activa zijn sinds april 21 negatief. A L G E M E N E B E O O R D E L I N G V A N D E M O N E T A I R E L I Q U I D I T E I T I N H E T E U R O G E B I E D Op basis van de ontwikkeling van de nominale en reële money gap liet de monetaire liquiditeit in het eurogebied in het tweede kwartaal van 21 en in juli een geleidelijke verdere daling vanaf een hoog niveau zien (zie Grafiek 11 en 12). Dergelijke maatstaven van de liquiditeitsverhoudingen dienen met omzichtigheid te worden geïnterpreteerd omdat ze berusten op een arbitrair bepaald evenwicht met betrekking tot de aangehouden monetaire activa, hetgeen altijd een mate van onzekerheid inhoudt, vooral nu in de nasleep van de financiële crisis. De verschillen tussen de diverse bepalingen van de money gap kunnen dan ook worden opgevat als een indicatie van de aanzienlijke onzekerheid waarmee de liquiditeitsverhoudingen in het eurogebied momenteel omgeven zijn. Onder dit voorbehoud kan op grond van deze maatstaven worden gesteld dat zich in de afgelopen jaren een duidelijke opbouw van monetaire liquiditeit heeft voorgedaan. De periode van gematigde M3-groei sinds eind 28 heeft waarschijnlijk niet geleid tot het volledig terugdraaien van deze eerdere opbouw. Al met al wordt door de aanhoudend zwakke groei van zowel M3 als de kredietverlening bevestigd dat het tempo van de onderliggende monetaire groei gematigd is en dat de uit de monetaire ont- 3

31 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen G r a f i e k 1 1 R a m i n g e n v a n d e n o m i n a l e m o n e y g a p 1 ) (als percentage van het uitstaande bedrag aan M3; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd; december 1998 = ) nominale money gap op basis van officiële M3-cijfers nominale money gap op basis van M3 gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 2) Bron:. 1) De nominale money gap geeft het verschil weer tussen het werkelijke niveau van M3 en het niveau waarvan sprake zou zijn geweest bij een constante M3-groei in overeenstemming met de referentiewaarde van4½%, met december 1998 als basisperiode. 2) Ramingen van de omvang van de portefeuilleherschikkingen naar M3 vinden plaats op basis van de alge mene benadering zoals behandeld in het artikel Monetary analysis in real time in het Monthly Bulletin van oktober G r a f i e k 1 2 R a m i n g e n v a n d e r e ë l e m o n e y g a p 1 ) (als percentage van het reële uitstaande bedrag aan M3; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd; december 1998 = ) reële money gap op basis van officiële M3-cijfers reële money gap op basis van M3 gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 2) Bron:. 1) De reële money gap geeft het verschil weer tussen het werkelijke niveau van M3, gedefleerd met de HICP, en het gedefleerde niveau van M3 waarvan sprake zou zijn geweest bij een constante nominale M3-groei in overeenstemming met de referentiewaarde van 4½% en een HICP-inflatie conform de door de gehanteerde definitie van prijsstabiliteit, met december 1998 als basisperiode. 2) Ramingen van de omvang van de portefeuilleherschikkingen naar M3 vinden plaats op basis van de algemene bena - dering zoals behandeld in het artikel Monetary anal ysis in real time in het Monthly Bulletin van oktober wikkelingen voortvloeiende inflatiedruk op de middellange termijn beperkt is. De totale M3-groei geeft het tempo van de onderliggende monetaire groei nog steeds te laag weer, maar in mindere mate dan in voorgaande kwartalen gezien het zwakker wordende neerwaartse effect van de steile rendementscurve B E L E G G I N G E N VA N D E N I E T- F I N A N C I Ë L E S E C TO R E N I N S T I T U T I O N E L E B E L E G G E R S De twaalfmaands groei van de totale beleggingen door de niet-financiële sector bleef in het eerste kwartaal van 21 ongewijzigd. Dit verhult lagere beleggingen door de overheid, die werden gecompenseerd door hogere beleggingen door vooral niet-financiële vennootschappen en, in mindere mate, huishoudens. De inleg op jaarbasis in aandelen/participaties in beleggingsfondsen daalde iets in het tweede kwartaal van 21 onder invloed van de spanningen in de markt van overheidsobligaties in het eurogebied. De twaalfmaands groei van beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen bleef in het eerste kwartaal van 21 stijgen, wat verband hield met de toegenomen beleggingen door geldaanhoudende sectoren in verzekeringstechnische reserves N I E T - F I N A N C I Ë L E S E C T O R In het eerste kwartaal van 21 (het meest recente kwartaal waarvoor gegevens beschikbaar zijn) was de twaalfmaands groei van de totale beleggingen door de niet-financiële sector ongewijzigd op 2,3% en bleef daarmee op het laagste niveau sinds het begin van de derde fase van de EMU (zie 31

32 T a b e l 2 F i n a n c i ë l e a c t i v a v a n d e n i e t - f i n a n c i ë l e s e c t o r e n i n h e t e u r o g e b i e d Uitstaand be drag als percentage van totale financiële activa 1) 27 IV Twaalfmaands groei Financiële activa 1 5,3 4,9 4,1 3,8 4,1 3,7 3,7 3,4 2,3 2,3 Chartaal geld en deposito s 23 6,5 6,5 5,5 5,7 6,9 7,3 6,9 6, 3,7 2,2 Schuldbewijzen, m.u.v. financiële derivaten 6 6,6 4,5 1,9 2,9 4,5 3,8 2,5,2-3,7-4,2 waarvan: kortlopend 1 23,9 21,5 13,3 8,9 -,4-13, -19,6-22,2-31,2-27,3 waarvan: langlopend 5 4,3 1,8,1 3,4 3,8 6,7 6,1 3,8,8 -,9 Aandelen en deelnemingen, m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen 29 3,9 3,8 3,5 3,2 3,8 4,4 4,7 4,5 2,7 2,4 waarvan: genoteerde aandelen 6 3,4 3,6 4,4 4,3 3,2 4,3 4,3 6, 7,1 8,2 waarvan: niet-genoteerde aandelen en deelnemingen 23 4,1 3,9 3,1 2,7 4, 4,4 4,9 4,1 1,7 1,1 Aandelen in beleggingsfondsen 5-2,9-4,6-5,4-5,7-6,5-5,5-4,7-2,4 1,1,2 Verzekeringstechnische reserves 15 4,7 4,2 3,7 3,4 2,7 2,8 3,3 3,9 4,9 5,5 Overige 2) 21 9,5 8,6 8, 6,7 5,7 2, 1,6 1,1,5 2,7 M3 3) 11,6 1,1 9,7 8,7 7,6 5,2 3,6 1,8 -,3 -,1 Bron:. 1) Per ultimo van het laatste kwartaal waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Als gevolg van afronding kunnen zich ver schillen voordoen. 2) Overige financiële activa omvatten leningen en overige vorderingen waarin door niet-financiële vennootschappen verstrekt handelskrediet is begrepen. 3) Per kwartaalultimo. Het monetaire aggregaat M3 omvat mede door niet-mfi s in het eurogebied (d.w.z. de niet-financiële sectoren en niet-monetaire financiële instellingen) bij MFI s in het eurogebied en de centrale overheid aangehouden monetaire instrumenten. 28 I 28 II 28 III 28 IV 29 I 29 II 29 III 29 IV 21 I Tabel 2). De bijdragen van beleggingen in deposito s, schuldbewijzen en aandelen daalden alle ten opzichte van het voorgaande kwartaal, maar dit werd enigermate gecompenseerd door een hogere bijdrage van beleggingen in verzekeringsproducten. Uit een uitsplitsing naar sectoren blijkt dat de ongewijzigde groei van de totale beleggingen in het eerste kwartaal van 21 een verdere substantiële afname van de bijdrage van de overheid verhult; deze werd voor het eerst sinds het derde kwartaal van 21 zelfs negatief (zie Grafiek 13). Deze krimp moet worden gezien in samenhang met de voorgaande sterke accumulatie van financiële activa door de overheid. Deze reductie in financiële activa vloeide voort uit de verkoop van schuldbewijzen en een lager aangehouden bedrag aan deposito s en chartaal geld. De bijdrage van de sector niet-financiële vennootschappen steeg sterk doordat bedrijven deposito s opbouwden en belegden in aandelen en deelnemingen. De bijdrage van de sector huishoudens nam slechts licht toe. Zie voor een uitgebreidere behandeling van de ontwikkeling van de beleggingen van de particuliere sector, paragraaf 2.6 en 2.7. I N S T I T U T I O N E L E B E L E G G E R S Uit de nieuwe, geharmoniseerde statistieken met betrekking tot beleggingsfondsen in het eurogebied blijkt dat de inleg in aandelen/participaties in beleggingsfondsen (exclusief geldmarktfondsen) in de periode van het derde kwartaal 29 tot en met het tweede kwartaal van 21 is gedaald tot EUR 449 miljard (tegen EUR 519 miljard in de voorgaande vier kwartalen); dit houdt een groeitempo op jaarbasis in van 1,5%. 1 Deze forse inleg moet worden gezien tegen de achtergrond van over het geheel genomen gunstige omstandigheden op de financiële markten aan het einde van 29 en gedurende het eerste kwartaal van 21 alsmede de steile rendementscurve die aanleiding gaf tot sterkere verschuivingen uit veiligere en meer liquide monetaire activa naar langerlopende en aantoonbaar risicovollere activa. De daling van de inleg op jaarbasis in het tweede kwartaal van 21 zou enerzijds verband kunnen houden met het tanend effect van de stimulerende rendementscurve en anderzijds de weerslag kunnen zijn van het dempend effect 1 De inleg omvat een omvangrijke aankoop van aandelen in beleggingsfondsen door Nederlandse pensioenfondsen in juli 29 tot een bedrag van meer dan EUR 97 miljard. 32

33 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen van de overheidsschuldencrisis in het eurogebied. Chart G r a f i e 13 k 1 3 F i n a n c i ë l e a c t i v a v a n n i e t - f i n a n c i ë l e s e c t o r e n (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten) Uit analyse van de uitsplitsing naar beleggingsbeleid blijkt dat de afname van de inleg huishoudens niet-financiële vennootschappen overheid op jaarbasis in aandelen/participaties in beleggingsfondsen niet-financiële sectoren in het tweede kwartaal van 21 8 de weerslag is van een lagere inleg op jaarbasis 7 in obligatie- en aandelenfondsen (zie Grafiek 14). De inleg op jaarbasis in gemengde fondsen nam sterk toe, terwijl de inleg in andere fondsen praktisch ongewijzigd bleef ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Ondanks de meest recente afname bleef de inleg op jaarbasis in obligatie- en aandelenfondsen niettemin hoger dan de inleg in gemengde en andere fondsen. Geldmarktfondsen noteerden in het tweede kwartaal van 21 wederom een grote uitstroom op jaarbasis als gevolg van de steilheid van de rendementscurve in het eurogebied en, meer in Bron:. het algemeen, de hogere alternatieve kosten van het aanhouden van deze instrumenten, gegeven het lage niveau van de korte rente waartegen de prestaties van deze fondsen worden afgemeten. Als we kijken naar de ontwikkelingen op kwartaalbasis, blijkt dat de financiële spanningen die voortkomen uit de markt voor overheidsschuld in het eurogebied een forse invloed hebben op de inleg in beleggingsfondsen. De inleg in aandelen/participaties in beleggingsfondsen (exclusief geldmarktfondsen) bedroeg in het tweede kwartaal van 21 in totaal EUR 23 miljard (op basis van niet voor seizoen gecorrigeerde cijfers) tegen EUR 133 miljard in het voorgaande kwartaal. Deze daling was hoofdzakelijk toe te schrijven aan een substantieel lagere inleg in obligatiefondsen; aandelenfondsen noteerden voor het eerst sinds het vierde kwartaal van 28 een netto uitstroom. De inleg in gemengde fondsen was hoger dan in het voorgaande kwartaal, wellicht vanwege de onzekerheid alom met betrekking tot het beleggingsbeleid. De procentuele mutatie op jaarbasis in de totale waarde van de activa van beleggingsfondsen was min of meer gelijkelijk verdeeld over hogere beleggingen en een positief waarderingseffect. De twaalfmaands groei van de totale beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen steeg verder van 4,% in het voorgaande kwartaal tot 5,% in het eerste kwartaal van 21 (zie Grafiek 15). Deze stijging was voor het merendeel toe te schrijven aan hogere bijdragen van beleggingen in schuldbewijzen en in aandelen in beleggingsfondsen. De ongebruikelijk sterke bijdrage van aandelen in beleggingsfondsen was deels het gevolg van de grote eenmalige aankopen van aandelen in beleggingsfondsen door Nederlandse pensioenfondsen in juni en juli 29. De bijdrage van beleggingen in genoteerde aandelen werd iets minder negatief. Het verder oplopen van de totale beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen was het gevolg van de aanhoudende beleggingen door de geldaanhoudende sectoren in verzekeringstechnische reserves, zoals zichtbaar is aan de passiefzijde van de balansen van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. In dit opzicht is het vermeldenswaard dat de inleg op kwartaalbasis in verzekeringstechnische reserves in het eerste kwartaal van 21 verder is gestegen en de grootste

34 G r a f i e k 1 4 N e t t o i n l e g p e r j a a r b i j b e l e g g i n g s f o n d s e n ( n a a r f o n d s t y p e ) (EUR miljard) geldmarktfondsen aandelenfondsen 1) obligatiefondsen 1) gemengde fondsen 1) 1), 2) overige fondsen Bronnen: en EFAMA. 1) Tot 29-I worden de kwartaalstroomramingen verkregen uit de niet-geharmoniseerde beleggingsfondsstatistieken van de, berekeningen van de op basis van door EFAMA aangeleverde nationale gegevens, en ramingen van de. 2) Met inbegrip van vastgoedfondsen, hedgefondsen en niet elders geclassificeerde fondsen. G r a f i e k 1 5 F i n a n c i ë l e a c t i v a v a n v e r z e k e r i n g s i n s t e l l i n g e n e n p e n s i o e n f o n d s e n (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten) schuldbewijzen m.u.v. financiële derivaten genoteerde aandelen niet-genoteerde aandelen en deelnemingen aandelen in beleggingsfondsen overige 1) totaal financiële activa Bron:. 1) Met inbegrip van leningen, deposito s, verzekerings technische reserves en overige vorderingen bijdrage heeft geleverd aan de groei van de totale beleggingen. Deze ontwikkeling was waarschijnlijk het gevolg van de bestaande neiging onder huishoudens om op zoek naar rendement over te stappen van korterlopende naar langerlopende activa D E G E L D M A R K T R E N T E De geldmarktrente daalde licht in de periode van juni tot september 21, terwijl de volatiliteit hoog bleef, vooral in het door onderpand gedekte marktsegment. De ecarts tussen niet en wel door onderpand gedekte rentes waren ook volatiel. Deze ontwikkelingen weerspiegelden deels de aanhoudende spanningen die verband houden met de bezorgdheid onder financiële marktdeelnemers over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in sommige landen van het eurogebied, ondanks de nog steeds ruime liquiditeitsverhoudingen. Ondanks de geprononceerde daling van de overnight index swaprentes (renteswap waarbij gedurende een korte looptijd een vaste rente wordt geruild tegen de eendaags benchmark, i.c. de EONIA), steeg in de afgelopen drie maanden de rente op niet door onderpand gedekte deposito s voor alle looptijden. Op 1 september 21 bedroeg de eenmaands, driemaands, zesmaands en twaalfmaands EURIBOR-rente respectievelijk,62%,,89%, 1,13% en 1,41%, oftewel respectievelijk 18, 17, 13 en 14 basispunten boven de niveaus van 9 juni 21. Al met al nam het ecart tussen de twaalfmaands en eenmaands EURIBOR-rente, een indicator voor de helling van de geldmarktrendementscurve, over de genoemde periode met 4 basispunten af tot 8 basispunten op 1 september (zie Grafiek 16). 34

35 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen Gedurende de afgelopen drie maanden werden volatiele ontwikkelingen waargenomen ten aanzien van de door onderpand gedekte geldmarktrentes, zoals de EUREPO of de uit de EONIA-swapindex afgeleide tarieven. De verwachtingen over de toekomstige EONIA-rentes, die sinds november 28 gestaag zijn gedaald, schommelen nu sinds begin mei binnen een relatief nauwe bandbreedte. In de meest recente driemaands periode zijn de EONIA swaprentes over het algemeen tot eind juli 21 gestegen en vervolgens in de loop van augustus en begin september aanzienlijk gedaald tot relatief lage niveaus die nog wel boven de niveaus van het eerste kwartaal van 21 lagen. In het driemaands segment stond het EONIA swaptarief op 1 september op 49 basispunten, circa 9 basispunten hoger dan op 9 juni. Als gevolg daarvan steeg het ecart tussen dit tarief en de corresponderende ongedekte EURIBOR-rente van 31 basispunten op 9 juni 21 to 39 basispunten op 1 september. Ondanks een verkrapping in juli 21 is dit ecart in vergelijking met de niveaus in het eerste kwartaal van 21 nog steeds relatief ruim (zie Grafiek 17). De ontwikkelingen aan het einde van de verslagperiode weerspiegelen deels de recente spanningen die verband houden met de hernieuwde bezorgdheid onder financiële marktdeelnemers over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in sommige landen van het eurogebied, ondanks de nog steeds ruime liquiditeitsverhoudingen. De rentevoeten zoals impliciet begrepen in driemaands EURIBOR-futures met vervaldata in september en december 21 en in maart 211 bedroegen op 1 september respectievelijk,88%,,92% en,97%, een daling van respectievelijk circa 11, 19 en 2 basispunten ten opzichte van de niveaus van 9 juni (zie Grafiek 18). De impliciete volatiliteit voor constante looptijden van drie, zes, negen en twaalf maanden, zoals afgeleid uit opties op driemaands EURIBOR-futures, nam de afgelopen drie maanden verder af, vooral voor de kortere looptijden. Dit betekent dat de neerwaartse trend, die in oktober 29 werd ingezet, aanhoudt (zie Grafiek 19). De impliciete volatiliteit van langere geldmarktrentes nam over de afgelopen drie maanden echter toe. In het daggeldsegment bleef de EONIA de afgelopen drie maanden gemiddeld op rond 4 basispunten staan, met zeldzame pieken die verband hielden met de liquiditeitsverkrappende transacties in de laatste dagen van elke aanhoudingsperiode, d.w.z. op een hoger niveau dan sinds juli 29 het geval is geweest. Op 1 september bedroeg de EONIA,37% (zie Grafiek 2). De liquiditeit in het eurogebied bleef relatief ruim en werd geabsorbeerd door het dagelijkse beroep op de depositofaciliteit. G r a f i e k 1 6 G e l d m a r k t r e n t e G r a f i e k 1 7 D r i e m a a n d s E U R E P O, E U R I B O R e n d a g g e l d r e n t e s w a p (procenten per jaar; ecart in procentpunten; daggegevens) (procenten per jaar; daggegevens) eenmaands EURIBOR (links) driemaands EURIBOR (links) twaalfmaands EURIBOR (links) ecart tussen twaalfmaands en eenmaands EURIBOR (rechts) driemaands EUREPO driemaands daggeldrenteswap driemaands EURIBOR 2, 3, 2, 2, 1,5 1, 2,5 2, 1,5 1,5,5 1,5 1, 1,, -,5 1,,5,5,5-1,,,, Bronnen: en Reuters. Bronnen:, Bloomberg en Reuters. 35

36 G r a f i e k 1 8 D r i e m a a n d s r e n t e t a r i e v e n e n d e r e n t e o p f u t u r e s - c o n t r a c t e n i n h e t e u r o g e b i e d (procenten per jaar; daggegevens) driemaands EURIBOR rente op futures-contracten op 9 juni 21 rente op futures-contracten op 1 september 21 G r a f i e k 1 9 I m p l i c i e t e v o l a t i l i t e i t e n m e t c o n s t a n t e l o o p t i j d e n a f g e l e i d v a n o p t i e s o p d r i e m a a n d s E U R I B O R f u t u r e s (procenten per jaar; daggegevens) driemaands constante looptijd (links) zesmaands constante looptijd (links) negenmaands constante looptijd (rechts) twaalfmaands constante looptijd (rechts) 2, 2, 1,4 1,2 1,5 1,5 1,2 1, 1,,8 1, 1,,8,6,5,5,6,4,4,2,,,2, Bron: Reuters. Toelichting: Driemaands futures-contracten voor levering aan het eind van het lopende kwartaal en de volgende drie kwartalen, zoals op Liffe genoteerd Bronnen: Reuters en berekeningen van de. Toelichting: Deze maatstaf wordt berekend in twee stappen. Allereerst worden de impliciete volatiliteiten afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futures omgezet door deze uit te drukken in termen van prijzen in plaats van rendementen. Vervolgens worden de daaruit resulterende impliciete volatiliteiten, die een constante looptijd kennen, omgezet naar data met een constante resterende looptijd. De ondersteunde de geldmarkten opnieuw via een aantal liquiditeitsverruimende transacties met looptijden van een week, een aanhoudingsperiode, drie maanden en zes maanden. De liquiditeitsverruimende transacties van het Eurosysteem werden als vaste-tenderprocedures met volledige toewijzing uitgevoerd. De voerde wekelijks liquiditeitsverruimende transacties met een looptijd van een week uit volgens een variabele-tenderprocedure met een maximale inschrijvingsrente van 1,%. Met die liquiditeitsverruimende transacties wees de een bedrag toe dat correspondeert met de omvang van de aankopen onder het Programma voor de effectenmarkten (Securities Markets Programme), welke op 1 september in totaal EUR 61 miljard bedroegen. G r a f i e k 2 E C B - r e n t e t a r i e v e n e n d e d a g g e l d r e n t e (procenten per jaar; daggegevens) 2,5 2, 1,5 vaste rente bij basisherfinancieringstransacties depositorente daggeldrente (EONIA) marginale beleningsrente 2,5 2, 1,5 1, 1,,5,5,, Bronnen: en Reuters. 36

37 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen K a d e r 3 L i q u i d i t e i t s v e r h o u d i n g e n e n m o n e t a i r e - b e l e i d s t r a n s a c t i e s t u s s e n 1 2 m e i 2 1 e n 1 A u g u s t u s 2 1 Dit Kader beschrijft het liquiditeitsbeheer van de tijdens de drie reserve-aanhoudingsperioden die eindigden op 15 juni, 13 juli en 1 augustus 21. Gedurende deze perioden reageerde de Raad van Bestuur op de plotseling opnieuw oplopende spanningen op de financiële markten begin mei 21 door enkele van de bijzondere monetaire-beleidsmaatregelen opnieuw in werking te stellen die kort daarvoor geleidelijk waren opgeheven. De Raad van Bestuur maakte tevens een aanvang met de invoering van het Programma voor de effectenmarkten (Securities Markets Programme) dat op 1 mei was aangekondigd. De reguliere langlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van drie maanden, toegewezen op 26 mei en 3 juni, werden wederom uitgevoerd als vaste-rentetenders met volledige toewijzing en niet als variabele-tenders. Bovendien werden de tijdelijke swaplijnen met de Fed opnieuw geactiveerd, in samenspraak met andere centrale banken, en werden de liquiditeitsverruimende transacties in Amerikaanse dollars met looptijden van 7 en 84 dagen hervat. (Gedurende de onderhavige perioden werd alleen een transactie met een looptijd van 84 dagen uitgevoerd.) Op 1 juni 21 kondigde de Raad van Bestuur aan dat de vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing zou worden gehandhaafd gedurende de op 28 juli, 25 augustus en 29 september 21 toe te wijzen reguliere langlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van drie maanden. Een bijzondere monetaire-beleidsmaatregel die tijdens de verslagperiode werd beëindigd, was het aankoopprogramma van gedekte obligaties (Covered Bond Purchase Programme). Dit programma werd op 3 juni 21 afgerond. Tijdens de duur van 12 maanden van het programma is op de primaire en secundaire markten het nominale streefbedrag van EUR 6 miljard aangekocht. De centrale banken van het Eurosysteem willen de aangekochte gedekte obligaties tot het einde van de looptijd aanhouden. Gedurende de verslagperiode liep de eerste en grootste van de in augustus 29 uitgevoerde drie langlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van twaalf maanden af, hetgeen leidde tot een afname van het gebruik van de depositofaciliteit. G r a f i e k A D o o r b a n k e n o p r e k e n i n g e n - c o u r a n t a a n g e h o u d e n t e g o e d e n n a a s t d e r e s e r v e v e r p l i c h t i n g e n (EUR miljard; gemiddeld niveau per aanhoudingsperiode) 2,6 2,6 Liquiditeitsbehoefte van het bankwezen In de onderhavige drie aanhoudingsperioden be droeg de totale dagelijkse liquiditeitsbehoefte van het bankwezen gedefinieerd als de som van autonome factoren, reserveverplichtingen en overreserves (in rekening-courant aangehouden tegoeden voor zover die de reserveverplichtingen te boven gaan) gemiddeld EUR 584, miljard, EUR 2,7 miljard meer dan het gemiddelde niveau dat in de voorgaande drie aanhoudingsperioden werd opgetekend. Dit was voornamelijk het gevolg van een toename van EUR 16,8 miljard van de gemiddelde 2,3 2, 1,7 1,4 1,1,8, Bron:. 2,3 2, 1,7 1,4 1,1,8,5 37

38 waarde van de autonome factoren, die EUR 369,9 miljard bedroeg. Daarnaast stegen de gemiddelde reserveverplichtingen met EUR 1,5 miljard tot EUR 212,7 miljard. De dagelijkse overreserves bedroegen gemiddeld EUR 1,3 miljard, een stijging van EUR,2 miljard ten opzichte van het niveau van de drie voorgaande aanhoudingsperioden (zie Grafiek A). Aanbod van liquiditeit In de drie onderhavige aanhoudingsperioden was het volume van de uitstaande herfinancieringstransacties gemiddeld EUR 724 miljard 1, een stijging ten opzichte van het gemiddelde niveau van EUR 721 miljard dat in de drie voorgaande aanhoudingsperioden werd opgetekend. In het kader van het aankoopprogramma van gedekte obligaties en het Programma voor de effectenmarkten waren op 1 augustus 21 bovendien activa aangekocht met een totale waarde van EUR 121 miljard. G r a f i e k B L i q u i d i t e i t s b e h o e f t e v a n h e t b a n k w e z e n e n l i q u i d i t e i t s v o o r z i e n i n g (EUR miljard; daggemiddelden voor de gehele periode zijn naast elke post weergegeven) CBPP- en SMP-portefeuille: EUR 16,6 miljard basisherfinancieringstransacties: EUR 15,9 miljard langerlopende herfinancieringstransacties: EUR 581,2 miljard 'fine-tuning'-transacties: EUR 43,3 miljard autonome factoren: EUR 369,9 miljard lopende rekeningen: EUR 214,1 miljard netto beroep op depositofaciliteit: EUR 211,4 miljard reserveverplichtingen: EUR 212,7 miljard De gemiddelde omvang van de eenweeks basis-herfinancieringstransacties bedroeg EUR 15,9 miljard, vergeleken met een gemiddelde van EUR 78,2 miljard in de voorgaande drie aanhoudingsperioden. De omvang van de herfinancieringstransacties met een bijzondere termijn, een looptijd van één aanhoudingsperiode, was gemiddeld EUR 32,8 miljard, een stijging ten opzichte van EUR 9,3 miljard in de voorgaande drie aanhoudingsperioden. Op 3 juni 21 liep de eerste langlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van twaalf maanden van EUR 442,2 miljard af. Van het vervallende bedrag werd EUR 111 miljard doorgerold in de vorm van een zesdaagse overbruggingstransactie en EUR 13 miljard via een langlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van drie maanden. Het totale volume van de uitstaande langlopende herfinancieringstransacties met looptijden van drie en zes maanden nam daardoor toe tot EUR 22,8 miljard op 1 augustus 21, vergeleken met EUR 37,5 miljard op 11 mei 21. In de periode van 12 mei tot 1 augustus 21 bedroeg de op de laatste dag van elke aanhoudingsperiode via eendaags fine-tuning transacties geabsorbeerde liquiditeit gemiddeld EUR 255,4 miljard. Ter vergelijking: in de voorgaande drie aanhoudingsperioden was het gemiddelde EUR 32,2 miljard (zie Grafiek B). De via het Programma voor de effectenmarkten geïnjecteerde liquiditeit werd weer aan de markt onttrokken door wekelijks termijndeposito s aan te trekken. De eerste van deze transacties werd op 18 mei 21 uitgevoerd voor een bedrag van EUR 16,5 miljard, toenemend tot rond EUR 6 miljard op 1 augustus 21. Sindsdien zijn de bedragen van de liquiditeitsverkrappende transacties slechts 1 Geen rekening houdend met de wekelijkse neutralisatietransacties van gemiddeld EUR 42 miljard in het kader van het Programma voor de effectenmarkten , Bron: , 1. Liquiditeitsvoorziening 8 Liquiditeitsbeh oefte 38

39 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen marginaal toegenomen vanwege de afnemende interventies in het kader van dit programma. Gebruik van permanente faciliteiten Als gevolg van de aanzienlijke verkrapping van het liquiditeitsaanbod na het aflopen van de eerste langlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van twaalf maanden 2 daalde het netto beroep op de depositofaciliteit 3 in de aanhoudingsperiode die eindigde op 1 augustus 21 tot gemiddeld EUR 96,6 miljard per dag 4, tegen EUR 288,4 miljard in de aanhoudingsperiode die eindigde op 15 juni 21. G r a f i e k C D e E O N I A e n d e r e n t e t a r i e v e n v a n d e E C B (dagelijkse rentetarieven in procenten) 2, 1,5 1,,5 EONIA vaste rente bij basisherfinancieringstransacties bandbreedte gevormd door de rente op de marginale beleningsfaciliteit en die op de depositofaciliteit 2, 1,5 1,,5 Rentetarieven De basisrentetarieven van de zijn sinds 13 Bron:. mei 29 onveranderd gebleven. De rente voor de basis-herfinancieringstransacties staat op 1,%, de rente voor de marginale beleningsfaciliteit op 1,75% en de depositorente op,25%. Als gevolg van de ruime liquiditeit in het eurogebied bleef de EONIA met een gemiddelde van,343% (zie Grafiek C) tot het aflopen van de langlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van twaalf maanden dicht in de buurt van de rente voor de depositofaciliteit; dit percentage is iets lager dan het gemiddelde van,348% in de voorgaande drie aanhoudingsperioden. Na 3 juni 21 liet de EONIA een opwaartse verschuiving zien tot een gemiddelde van,467% tussen 1 juli en 1 augustus 21. Op de laatste dag van de onderhavige drie aanhoudingsperioden bedroeg de gemiddelde EONIA,728% circa 38 basispunten boven het gemiddelde niveau van de voorgaande dag als gevolg van de liquiditeitsverkrapping die op die dagen via finetuning transacties plaatsvond. Daarnaast gaf het gemiddelde ecart tussen de driemaands EURIBOR en het driemaands EONIA swaptarief dat het niveau van het krediet- en liquiditeitsrisico op de niet door onderpand gedekte geldmarkt weergeeft in de verslagperiode een lichte stijging te zien tot 38 basispunten, vergeleken met een gemiddeld niveau van 27 basispunten in de drie voorgaande aanhoudingsperioden. Deze ontwikkeling was het gevolg van opnieuw oplopende spanningen op de financiële markten., 21, 2 De totale uitstaande herfinancieringstransacties bedroegen tussen 1 juli en 1 augustus gemiddeld EUR 64 miljard, vergeleken met EUR 822 miljard tussen 12 mei en 3 juni Het netto beroep op de depositofaciliteit is gelijk aan het beroep op de depositofaciliteit minus het beroep op de marginale beleningsfaciliteit. 4 Het gemiddelde netto beroep op de depositofaciliteit is inclusief de weekends. 39

40 2. 4 O B L I G AT I E M A R K T E N De ontwikkelingen in de obligatiemarkten gedurende de afgelopen drie maanden stonden in het teken van hernieuwde bezorgdheid in de markt over de economische vooruitzichten op korte termijn voor de wereldeconomie, en in het bijzonder voor de Verenigde Staten. Tegen deze achtergrond verslechterde het marktsentiment en de tegen het einde van de verslagperiode weer aanwakkerende risicoaversie zette een significante uitstroom uit risicovolle activa in gang. Als gevolg daarvan daalde het rendement op langlopende overheidsobligaties met een AAA-rating aanzienlijk in zowel het eurogebied als de Verenigde Staten. Ook de break-even -inflatie op de lange termijn in het eurogebied daalde in de genoemde periode aanzienlijk. De rendementsecarts op overheidsobligaties binnen het eurogebied, met name in het geval van landen met zwakke begrotingsposities, namen tijdens de zomer toe. In tegenstelling daarmee lieten de rendementsecarts tussen overheids- en bedrijfsobligaties sinds begin juni weinig verandering zien. Tussen begin juni en 1 september 21 leidde een sterke uitstroom uit risicovollere activa tot een daling van 45 basispunten in het rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied met een AAA-rating, die daarmee aan het einde van de verslagperiode dichtbij het historisch dieptepunt van circa 2,5% uitkwam (zie Grafiek 21). In de Verenigde Staten was de daling van het rendement op tienjaars Amerikaanse overheidsobligaties van dezelfde orde van grootte circa 4 basispunten tot 2,6% en bereikte het rendement op langlopende Amerikaanse obligaties in de verslagperiode het laagste niveau sinds het voorjaar van 29. Het ecart tussen het nominale rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied en de Verenigde Staten nam derhalve af tot circa 1 basispunten per begin september. De onzekerheid van marktdeelnemers over de ontwikkeling in de belangrijkste markten van het rendement op langlopende obligaties op de korte G r a f i e k 2 1 R e n d e m e n t o p l a n g l o p e n d e termijn, gemeten aan de hand van de impliciete o v e r h e i d s o b l i g a t i e s volatiliteit van de obligatiemarkten, nam gedurende het grootste deel van juni en juli af om in augustus bij stijgende bezorgdheid in de markt over de economische vooruitzichten weer iets toe te nemen. Niettemin bleef de onzekerheid ruim onder het recordniveau van mei 21. (procenten per jaar; daggegevens) eurogebied (links) Verenigde Staten (links) Japan (rechts) 4,1 2,8 In de Amerikaanse obligatiemarkt werd de verslagperiode gekenmerkt door stijgende bezorgdheid over de houdbaarheid van het herstel van de economische bedrijvigheid. De publicatie van een aantal macro-economische gegevens voor de Verenigde Staten met name de bevestiging van een groeivertraging in het tweede kwartaal van 21 en de zwakte van de huizen- en arbeidsmarkt en voor enkele andere grote economieën beïnvloedde het marktsentiment negatief en leidde tot een forse inleg in langlopende Amerikaanse overheidsobligaties. Officiële verklaringen van de Fed, waarin werd herhaald dat de rentetarieven naar verwachting gedurende een lange periode laag zullen blijven en waarin werd 3,9 3,7 3,5 3,3 3,1 2,9 2,7 2,5 2,3 2, Bronnen: Bloomberg en Reuters. Toelichting: De rendementen op langlopende overheidsobligaties hebben betrekking op tienjaars obligaties of obligaties met de meest vergelijkbare looptijd. 2,6 2,4 2,2 2, 1,8 1,6 1,4 1,2 1,,8 4

41 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen G r a f i e k 2 2 R e n d e m e n t o p g e ï n d e x e e r d e n u l c o u p o n o b l i g a t i e s i n h e t e u r o g e b i e d G r a f i e k 2 3 N u l c o u p o n - b r e a k - e v e n - i n f l a t i e i n h e t e u r o g e b i e d (procenten per jaar; vijfdaagse voortschrijdende gemiddelden van daggegevens; voor seizoen gecorrigeerd) vijfjaars voor de toekomstige inflatie geïndexeerd obligatierendement vijf jaar vooruit vijfjaars voor de huidige inflatie geïndexeerd obligatierendement tienjaars voor de huidige inflatie geïndexeerd obligatierendement 2,5 2,5 (procenten per jaar; vijfdaagse voortschrijdende gemiddelden van daggegevens; voor seizoen gecorrigeerd) 3, vijfjaars toekomstige break-even -inflatie vijf jaar vooruit vijfjaars huidige break-even -inflatie tienjaars huidige break-even -inflatie 3, 2, 2, 2,6 2,6 1,5 1,5 2,2 2,2 1, 1, 1,8 1,8,5,5 1,4 1,4,, 1, 1, Bronnen: Reuters en berekeningen van de Bronnen: Reuters en berekeningen van de. aangekondigd dat de Fed, gelet op de zwakke macro-economische omstandigheden, de opbrengst van eerdere obligatieaankopen zal herbeleggen in schatkistpapier, kunnen ook hebben bijgedragen aan een lager rendement op langlopende Amerikaanse obligaties. Het rendement op Amerikaanse overheidsobligaties daalde inderdaad in alle looptijdsegmenten, maar de dalingen waren sterker bij langerlopende overheidsobligaties en de Amerikaanse rendementscurve vlakte significant af. De ontwikkelingen gedurende de verslagperiode in de obligatiemarkt van het eurogebied stonden ook in het teken van schommelingen in het marktsentiment. De introductie van het Europese financiële stabilisatiemechanisme begin mei kon de bezorgdheid in de markt over de landenrisico s in het eurogebied enigermate wegnemen. Het Programma voor de effectenmarkten van de (zie Kader 3 in het van juni 21), dat is bedoeld om de diepte en liquiditeit van niet goed functionerende segmenten van de markt voor schuldbewijzen te waarborgen en een adequate werking van het monetaire transmissiemechanisme te herstellen, had eveneens een positieve invloed op de bezorgdheid over landenrisico s. Gedurende juni en juli namen de in mei waargenomen sterke kapitaalstromen naar veilige havens inderdaad enigermate af. Ook de risicobereidheid leek te normaliseren na de publicatie van de resultaten van de in de hele EU op banken uitgevoerde stresstests en daarmee verband houdende gegevens over de posities van banken in overheidsschuld. Later stak bezorgdheid in de markt over de vooruitzichten voor de wereldeconomie echter de kop weer op, waardoor verder vluchtkapitaal in de richting van overheidsobligaties met een hoge rating stroomde. Het rendement op AAA-obligaties uit het eurogebied bereikte dan ook een historisch dieptepunt (onder 2,5% in augustus). Het rendementsecart tussen tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied (ten opzichte van Duitsland) nam aanzienlijk toe in het geval van Ierland (de rating van de Ierse overheidsschuld werd in augustus verder naar beneden bijgesteld), Griekenland en Portugal. Vanaf begin juni 21 daalden de rendementen op vijfjaars en tienjaars geïndexeerde overheidsobligaties in het eurogebied met circa 2 basispunten tot respectievelijk circa,1% en,8% op 1 september (zie Grafiek 22). Ondanks de lagere reële rendementen daalden de verwachtingen op de middellange tot lange termijn voor de break-even -inflatie in het eurogebied ook aanzienlijk, na de sterke afname van de nominale obligatierendementen gedurende dezelfde periode (zie Grafiek 23). 41

42 G r a f i e k 2 4 I m p l i c i e t e t e r m i j n d a g g e l d - r e n t e i n h e t e u r o g e b i e d G r a f i e k 2 5 A a n d e l e n i n d i c e s (procenten per jaar; daggegevens) 1 september mei 21 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, , 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, Bronnen:, EuroMTS (onderliggende gegevens) en Fitch Ratings (ratings). Toelichting: De impliciete termijnrendementscurve, die is af geleid van de in de markt waargenomen rentetermijnstructuur, geeft de marktverwachtingen weer ten aanzien van de toekomstige niveaus van de korte rente. De voor het berekenen van deze impliciete termijnrendementscurven gebruikte methode is beschreven in het onderdeel Euro area yield curve op de website van de. De voor de raming gebruikte gegevens bestaan uit rendementen op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties met AAA-rating. (index: 1 september 29 = 1; daggegevens) eurogebied Verenigde Staten Japan sept. nov. jan. maart mei juli sept Bronnen: Reuters en Thomson Financial Datastream. Toelichting: Ruime Dow Jones EURO STOXX-index voor het eurogebied, Standard & Poor s 5-index voor de Verenigde Staten en Nikkei 225-index voor Japan Als gevolg daarvan daalde de impliciete forward breakeven - inflatie op de lange termijn (vijf jaar vooruit) in het eurogebied met in totaal circa 5 basispunten tot 2,1% op 1 september. Hoewel het kapitaal dat zijn toevlucht zocht in overheidsobligaties de break-even -inflatie waarschijnlijk mede heeft doen dalen, suggereert de aanzienlijke daling die in de verslagperiode eveneens optrad in de rentetarieven op langlopende forward inflatieswaps (tot circa 2,1% op 1 september, na eind augustus 21 te zijn gezakt tot een historisch dieptepunt van minder dan 2%), dat beleggers zich momenteel relatief weinig zorgen maken over de inflatie. Tussen eind mei en 1 september 21 verschoof de impliciete termijndaggeldrentecurve voor overheidsobligaties uit het eurogebied in de meeste looptijdsegmenten naar beneden (zie Grafiek 24). Deze verschuiving weerspiegelt primair de ontwikkelingen in augustus, toen de bezorgdheid van beleggers over de vooruitzichten voor de wereldeconomie groeide. Ondanks de hiervoor beschreven schommelingen in het marktsentiment, werden de rendementsecarts tussen bedrijfs- en overheidsobligaties gedurende het laatste deel van de verslagperiode veel minder geraakt door de weer oplevende risicoaversie en het vluchtgedrag van beleggers in kwaliteit. Op 1 september waren de ecarts nauwelijks gewijzigd ten opzichte van de niveaus van begin juni. De rendementsecarts tussen bedrijfsobligaties uit de financiële sector met een BBB-rating bleven min of meer ongewijzigd op circa 22 basispunten en de rendementsecarts op hoogrenderende obligaties verkrapten zelfs met circa 8 basispunten A A N D E L E N M A R K T E N Sinds begin juni kwamen in de ontwikkelingen op de mondiale aandelenmarkten de periodieke schommelingen in de risicobereidheid van beleggers tot uiting. Het marktsentiment leek in de loop van juli te herstellen. De publicatie van de resultaten van de stresstests voor alle Europese banken en 42

43 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen de herziene voorstellen voor de financiële regelgeving leidden tot koerswinsten bij financiële instellingen winst en lieten algemene indices stijgen. Later veroorzaakte bezorgdheid in de markt over de economische vooruitzichten echter een stijging van de risicoaversie, waardoor toonaangevende aandelenmarkten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan een deel van de winst in het eerste deel van de verslagperiode moesten inleveren. De onzekerheid van beleggers over de ontwikkelingen in de aandelenmarkten, zoals afgemeten aan de impliciete volatiliteit, fluctueerde hevig in de zomermaanden, maar kwam uiteindelijk uit op het niveau van begin juni en onder de piek die tijdens de periode van turbulentie in mei werd bereikt. Tussen begin juni en 1 september 21 stegen de aandelenkoersindices in het eurogebied en de Verenigde Staten, afgemeten aan de brede Dow Jones EURO STOXX-index en de Standard & Poor s 5-index, met respectievelijk 4% en 1%. Binnen deze periode deden zich echter relatief sterke schommelingen voor als gevolg van fluctuaties in marktsentiment en risicoaversie (zie Grafiek 25). In dezelfde periode daalden de Japanse aandelenkoersen, afgemeten aan de Nikkei 225-index, met circa 8% onder invloed van de publicatie van negatieve cijfers over de ontwikkelingen in de Japanse economie. In lijn met de fluctuaties in risicoaversie die zich in de verslagperiode voordeden, was er tevens sprake van aanzienlijke fluctuaties in de onzekerheid met betrekking tot de aandelenmarkten, zoals afgemeten aan de impliciete volatiliteit. Begin september was deze echter weer dichtbij het niveau van begin juni (zie Grafiek 26). De ontwikkeling van de volatiliteit op de aandelenmarkten gedurende de verslagperiode kan in twee subperioden worden verdeeld. In juni en juli daalde de onzekerheid van beleggers over de aandelenmarkten geleidelijk van de piek die in mei werd waargenomen. Sinds begin augustus is de onzekerheid met betrekking tot de aandelenmarkten bij toenemende bezorgdheid in de markt over de economische vooruitzichten, vooral voor de Amerikaanse economie, echter weer gestegen. G r a f i e k 2 6 I m p l i c i e t e v o l a t i l i t e i t v a n d e a a n d e l e n m a r k t (procenten per jaar; vijfdaags voortschrijdend gemiddelde van daggegevens) 4 35 eurogebied Verenigde Staten Japan 4 35 De aandelenkoersen in de Verenigde Staten bleven gedurende de verslagperiode overigens volatiel. In juni en juli profiteerde de Amerikaanse aandelenmarkt in het algemeen, en finan ciële aandelen in het bijzonder, van een toename van de risicobereidheid op de mondiale aandelenmarkten na het wegebben van de Griekse schuldencrisis in mei, de publicatie van de EUstresstests voor banken en de herziene voorstellen voor de financiële regelgeving aan beide zijden van de Atlantische Oceaan (voor bijzonderheden over de op de banken uitgevoerde stresstests, zie het Kader An assessment of the capital shortfall revealed in the EU-wide stresstesting exercise in het Monthly Bulletin van augustus 21). Teleurstellend nieuws over de groei van de Amerikaanse economie en zwakte sept. nov. jan. maart mei juli sept Bron: Bloomberg. Toelichting: De impliciete volatiliteiten geven de verwachte standaarddeviatie weer van de procentuele mutaties van de beurskoersen gedurende een periode van maximaal drie maanden, zoals impliciet begrepen in de koersen van opties op beurskoersindices. De koersindices waarop de impliciete volatiliteiten betrekking hebben zijn de Dow Jones EURO STOXX 5-index voor het eurogebied, de Standard & Poor s 5-index voor de Verenigde Staten en de Nikkei 225-index voor Japan

44 in de arbeids- en huizenmarkt in de tweede helft van de verslagperiode hadden echter een negatieve invloed op het marktsentiment. In de loop van augustus nam de risicoaversie toe en werden de in juni en juli geboekte koerswinsten voor het merendeel ongedaan gemaakt. In juni en juli 21 herstelden ook de aandelenkoersen in het eurogebied zich van de verkoopgolf van mei, zij het dat zich binnen de genoemde periode enige volatiliteit voordeed. Met name financiële aandelen herstelden sterk van de aanzienlijke correctie in het tweede kwartaal van 21. Met een dubbelcijferige groei presteerden zij in juli duidelijk beter dan alle overige sectoren en de markt als geheel (zie Tabel 3). Ondanks de publicatie van sterke macro-economische en vertrouwenscijfers voor het eurogebied, werden de aandelenmarkten van het eurogebied later in de verslagperiode echter getroffen door hernieuwde bezorgdheid over de overheidsschuldsituatie in sommige landen van het eurogebied en door het negatieve marktsentiment op de mondiale aandelenmarkten die voortvloeide uit de vooruitzichten voor de wereldeconomie op de korte termijn, met name voor de Amerikaanse economie. Daardoor belandden de aandelenkoersen in het eurogebied weer dichtbij het niveau van begin juni. Het negatieve sentiment ten aanzien van de economische vooruitzichten kwam echter niet tot uiting in de winstverwachtingen van analisten voor beursgenoteerde bedrijven die zijn opgenomen in de belangrijkste indices aan beide zijden van de Atlantische Oceaan (zie Grafiek 27). De winstgroeiverwachtingen voor de komende twaalf maanden namen sinds mei weliswaar enigszins af, maar bleven voor bedrijven in zowel de Verenigde Staten als het eurogebied ruimschoots op een robuust niveau van meer dan 2%. De winstverwachtingen voor de langere termijn bleven in de laatste drie maanden bovendien in de dubbele cijfers, dichtbij de hoogste niveaus sinds F I N A N C I E R I N G E N V E R M O G E N S P O S I T I E VA N N I E T- F I N A N C I Ë L E V E N N O OT S C H A P P E N De reële kosten van financiering voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied stegen in het tweede kwartaal van 21 aanzienlijk, vooral doordat de emissiekosten van genoteerde aandelen tot een recordhoogte stegen. In juli daalden de kosten van marktfinanciering voor het eerst in vijf maanden van voortdurend stijgende totale financieringskosten. Wat de financiële stromen betreft, nam de aanhoudende daling in de twaalfmaands groei van leningen aan niet-financiële vennootschappen in T a b e l 3 K o e r s m u t a t i e s i n d e i n d i c e s v o o r d e v e r s c h i l l e n d e e c o n o m i s c h e s e c t o r e n i n d e D o w J o n e s E U R O S T O X X (procenten van ultimokoersen) EURO STOXX Grondstoffen Olie en gas Diensten voor consumenten Consumptiegoederen Financieel Gezondheidszorg Industrie Technologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Aandeel sector in marktkapitalisatie 1, 9, 7, 14,1 7,2 25, 4, 13,1 4,3 7,6 8,8 (ultimocijfers) Koersmutaties (ultimocijfers) 29-II 16,4 19,8 3,3 17,7 9,7 34,2 3,9 18, 15,8, 9, 29-III 2,7 21,8 14,9 15,8 7,3 32,4 14,2 26,4 13,6 14,7 14,9 29-IV 2,1 15,3 3,3 9, 6,8-5,5 7,7 3,8-3,9 2,,3 21-I,8 1,6 6,8 3,5-1,7-2,6 4, 4,1 16, -4,5-3,3 21-II -11,1-8,3-7,2 3,1-13,4-17,6-7,5-7,1-17,3-12,1-18,3 juli 21 6,2 2,5 5,7 1,4 4,6 14,5-6,6 4, 1,5 9,8 6,2 augustus 21-4, -2,4-1,5-2,9-2,8-7,9 1,2-5,4-6,6 1,8-2,6 31 mei 21-1 sept. 21 3,7 4,2 6, 4,2 2,7 8,8-3,1 -,2-7,3 11,5-2,8 Bronnen: Thomson Financial Datastream en berekeningen van de. 44

45 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen het tweede kwartaal af, al heeft er zich nog geen duidelijk keerpunt voorgedaan in de dynamiek van bancaire financiering. In de verslagperiode voorzag het beroep op marktfinanciering in het grootste deel van de externe financieringsbehoeften van bedrijven in het eurogebied. De uitgifte van schuldbewijzen door niet-financiële vennootschappen bleef weliswaar op een hoog niveau, maar vertoonde in het tweede kwartaal tekenen van vertraging. F I N A N C I E R I N G S K L I M A A T De reële kosten van externe financiering van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied, berekend door de kosten van de verschillende financieringsbronnen te wegen op basis van de uitstaande bedragen (gecorrigeerd voor waarderingseffecten), stegen in het tweede kwartaal van 21 met circa 5 basispunten, alvorens in juli 21 licht te dalen tot 3,74% (zie Grafiek 28). De ontwikkelingen in de totale financieringskosten werden bepaald door een scherpe stijging van de emissiekosten, vooral in mei, bij een hogere volatiliteit op de mondiale financiële markten. In de vier maanden tot en met juli stegen de reële kosten van aandelenvermogen met 12 basispunten (1 basispunten alleen al in mei) ten opzichte van het einde van het eerste kwartaal van 21. In dezelfde periode stegen de reële kosten van in de markt gefinancierde schuld met 15 basispunten. Deze ontwikkelingen verhullen een afzwakking van de historisch hoge kosten van aandelenemissies in juli, alsmede een daling van de kosten van in de markt gefinancierde en langlopende bancaire schuld, die tezamen leidden tot de eerste matiging van de totale financieringskosten na vijf maanden van opeenvolgende stijgingen. Ontwikkelingen in de bancaire debettarieven gedurende de verslagperiode wijzen erop dat er een einde komt aan het geleidelijk doorberekenen aan particuliere bankklanten van verlagingen in de basisrentetarieven van de. Tussen maart en juli 21 daalde de reële door MFI s berekende korte rente met 13 basispunten, terwijl de reële lange rente met 13 basispunten steeg. G r a f i e k 2 7 V e r w a c h t e o n t w i k k e l i n g v a n d e b e d r i j f s w i n s t p e r a a n d e e l i n h e t e u r o g e b i e d e n d e V e r e n i g d e S t a t e n (procenten per jaar; maandgegevens) 36 eurogebied, korte termijn 1) eurogebied, lange termijn 2) Verenigde Staten, korte termijn 1) Verenigde Staten, lange termijn 2) 36 Op langere termijn bezien bleven de reële financieringskosten voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied in het tweede kwartaal van 21 en in juli voor alle componenten dichtbij het laagste niveau sinds 1999, met uitzondering van de reële kosten van aandelenvermogen, die in juni juist een recordhoogte bereikten Tussen maart en juli 21 daalde de nominale bancaire rente op nieuwe leningen aan nietfinanciële vennootschappen met langere looptijden, terwijl deze voor kortlopende leningen steeg (zie Tabel 4). De sinds november 28 dalende trend in de bancaire rente lijkt minder geprononceerd en de doorwerking van verlagingen van de basistarieven van de in de bancaire tarieven loopt waarschijnlijk bijna op zijn eind. Stijgende tarieven voor korte looptijden weer Bronnen: Thomson Financial Datastream en berekeningen van de. Toelichting: Verwachte winstgroei van bedrijven opgenomen in de Dow Jones EURO STOXX-index voor het eurogebied en de Standard & Poor s 5-index voor de Verenigde Staten. 1) Winstverwachtingen van analisten op een termijn van twaalf maanden (twaalfmaands groeicijfers). 2) Winstverwachtingen van analisten op een termijn van drie tot vijf jaar (twaalfmaands groeicijfers). 45

46 spiegelen mogelijk de recente stijgingen van de geldmarkttarieven; de ontwikkeling daarvan is in de regel van invloed op de kortlopende financieringskosten van banken. Tegelijkertijd kan de recente daling van het rendement op langlopende overheidsobligaties een dempend effect hebben op de bancaire rente op langerlopende leningen. De jongste bancaire kredietenquête voor het eurogebied bevestigde dat de toegang van banken tot marktfinanciering, evenals hun liquiditeitspositie, is verslechterd door hernieuwde spanningen op de financiële markten. Daardoor zijn de kredietvoorwaarden voor leningen aan bedrijven krapper geworden en is mogelijk afgezien van verdere verlagingen van de debettarieven. De stijging van de reële kosten van in de markt gefinancierde schuld in het tweede kwartaal van 21 werd veroorzaakt door een stijging van de rendementsecarts tussen bedrijfs- en overheidsobligaties in de lagere ratingcategorieën (zie Grafiek 29). In juli werden deze gestegen ecarts deels ongedaan gemaakt doordat de situatie op de financiële markten stabiliseerde. In augustus daalden de kosten van in de markt gefinancierde schuld tot het laagste niveau ooit doordat het rendement op obligaties van niet-financiële vennootschappen het sterk dalende patroon volgde van het rendement op overheidsobligaties en de rendementsecarts verder verkrapten. G r a f i e k 2 8 R e ë l e k o s t e n v a n d e e x t e r n e f i n a n c i e r i n g v a n d e n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t s c h a p p e n i n h e t e u r o g e b i e d (procenten per jaar; maandgegevens) totale financieringskosten reële korte bancaire rente reële lange bancaire rente reële kosten van schuldfinanciering in de markt reële kosten van genoteerde aandelen Bronnen:, Thomson Financial Datastream, Merrill Lynch en prognoses van Consensus Economics. Toelichting: De reële kosten van de externe financiering van de niet-financiële vennootschappen zijn berekend als gewogen gemiddelde van de kosten van bankkrediet, de kosten van schuldbewijzen en de kosten van aandelen, gebaseerd op de daaraan uitstaande bedragen, gedefleerd met de inflatiewerwachtingen (zie Kader 4 in het van maart 25). De invoering van de geharmoniseerde reeks bancaire rentevoeten begin 23 heeft geleid tot een statistische reeksbreuk. Het is mogelijk dat met ingang van juni 21 de gegevens niet volledig vergelijkbaar zijn met de gegevens daarvoor in verband met veranderingen in de methodiek als gevolg van de invoering van Verordeningen /28/32 en /29/7 (tot wijziging van Verordening /21/18) T a b e l 4 B a n c a i r e r e n t e o p n i e u w e l e n i n g e n a a n n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t s c h a p p e n (procenten per jaar; basispunten) 29 II 29 III 29 IV 21 I 21 juni 21 juli Mutaties in basis punten tot juli 21 1) Bancaire rente op leningen Bancaire rekening-courantkredieten aan niet-financiële vennootschappen 4,55 4,25 4,6 3,98 3,77 3, Leningen aan niet-financiële vennootschappen tot en met EUR 1 miljoen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar 3,64 3,36 3,28 3,24 3,25 3, met een initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar 4,49 4,16 3,96 4, 3,79 3, Leningen aan niet-financiële vennootschappen van meer dan EUR 1 miljoen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar 2,57 2,6 2,19 1,99 2,18 2, met een initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar 3,71 3,64 3,58 3,44 3,36 3, PM Driemaands geldmarktrente 1,22,77,71,64,73, Rendement op tweejaars overheidsobligaties 1,68 1,28 1,39 1,4 1,84 1, Rendement op zevenjaars overheidsobligaties 3,47 3,11 2,99 2,82 2,39 2, Bron:. 1) Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 29 april 21 april 21 juni 46

47 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen f i n a n c i e r i n g s s t r o m e n De meeste indicatoren van de winstgevendheid van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied duiden op een verdere verbetering gedurende het tweede kwartaal van 21 en in juni en juli. Het twaalfmaands groeitempo van de winst per aandeel van beursgenoteerde nietfinanciële vennootschappen in het eurogebied werd in juli positief en steeg in augustus 21 naar 6,4% (van -9,2% in juni) (zie Grafiek 3). Marktdeelnemers verwachten dat de winsten in de komende tijd verder zullen verbeteren. Wat externe financiering betreft, is de afname van de door MFI s verstrekte leningen aan nietfinanciële vennootschappen minder uitgesproken geworden, terwijl de uitgifte van schuldbewijzen die nog steeds een dubbelcijferige groei vertonen enigszins aan kracht heeft verloren (zie Grafiek 31). In het tweede kwartaal van 21 is het twaalfmaands groeitempo van de uitgifte van genoteerde aandelen door niet-financiële vennootschappen blijven dalen, onder invloed van een sterke stijging van de kosten van aandelenuitgifte. De uitgifte van schuldbewijzen bleef op een hoog peil maar vertoonde in de laatste twee maanden van het tweede kwartaal tekenen van matiging. Het bijzonder hoge twaalfmaands groeitempo van de uitgifte van langlopende schuldbewijzen vertraagde tegen het einde van het kwartaal doordat de marktomstandigheden door de overheidsschuldencrisis verslechterden, terwijl de uitgifte van kortlopende schuldbewijzen bleef teruglopen. In het tweede kwartaal van 21 werd de twaalfmaands groei van de bancaire kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen minder negatief (-1,7%) (zie Tabel 5). In juli bedroeg de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen -1,3%, tegen -1,6% in juni. De sterke afname van de kortlopende leningen aan niet-financiële vennootschappen (met een looptijd van maximaal een jaar), die een aanvang nam in maart 29, liep G r a f i e k 2 9 R e n d e m e n t s e c a r t s t u s s e n o b l i g a t i e s v a n n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t - s c h a p p e n e n o v e r h e i d s o b l i g a t i e s (basispunten; maandgemiddelden) in het tweede kwartaal terug, terwijl de groei van leningen met een looptijd van meer dan vijf jaar boven 3% stabiliseerde. Blijkens empirische gegevens loopt de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen in de regel substantieel achter op de conjuncturele ontwikkeling. Vooralsnog lijkt de tragere daling op jaarbasis van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen niet in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met AA-rating (links) in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met A-rating (links) in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met BBB-rating (links) in euro luidende hoogrenderende obligaties (rechts) 2,5 2, 1,5 1, 5 Bronnen: Thomson Financial Datastream en berekeningen van de. Toelichting: De rendementsecarts betreffen die ten opzichte van overheidsobligaties met AAA-rating. G r a f i e k 3 Winst per aandeel van genoteerde niet- financiële vennootschappen in het eurogebied (procenten per jaar; maandgegevens) gerealiseerd verwacht Bronnen: Thomson Financial Datastream en berekeningen van de. 47

48 te duiden op een duidelijk keerpunt in de conjuncturele dynamiek. De langdurige effecten van de zwakke economische omstandigheden op de kredietvraag en de aanhoudende overgang op financiering via de kapitaalmarkt, alsook de grotere beschikbaarheid van interne financiering, hebben een negatieve uitwerking op de opleving van de bancaire kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen. De resultaten van de jongste enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied suggereren dat de invloed van factoren aan de vraagkant, zoals investeringen in vaste activa en fusie- en overnameactiviteiten, op de kredietvraag van niet-financiële vennootschappen in het tweede kwartaal van 21 is verbeterd (zie Grafiek 32). Tegelijkertijd wees de enquête op een aanzienlijke aanscherping van de Grafiek 31 Uitsplitsing van externe financiering van niet-financiële vennootschappen naar instrument (mutaties in procenten per jaar) leningen van MFI s schuldbewijzen genoteerde aandelen Bron:. Toelichting: Genoteerde aandelen luiden in euro. acceptatiecriteria voor bedrijfsleningen ten gevolge van hernieuwde beperkingen in de toegang van banken tot financiering en liquiditeitsbeheer. Daar de additionele spanningen in de bancaire financiering die uit de bancaire kredietenquête naar voren komen zich voornamelijk in enkele landen voordoen, zou de wijdverbreide verbetering van de vraag, die net negatief bleef, de potentiële invloed van de over het algemeen krappe kredietacceptatiecriteria op de verschaffing van bancair krediet aan de economie, kunnen versterken. T a b e l 5 F i n a n c i e r i n g v a n n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t s c h a p p e n (procentuele mutaties; kwartaalultimo) 29 II Twaalfmaands groeipercentages Leningen van MFI s 2,7 -,2-2,2-2,3-1,7 tot en met één jaar -5,8-1,2-13,2-11,2-9,9 meer dan één tot en met vijf jaar 7,2 2, -1,9-4,1-4,4 meer dan vijf jaar 5,9 4,6 3,8 3, 3,6 Uitgegeven schuldbewijzen 11,6 15,4 13,9 15,8 12,6 kortlopend -24,8-26,8-4,8-24,3-15,8 langlopend, waarvan: 1) 19,1 23,8 25,4 22,4 16,4 met vaste rente 24,9 31,5 33, 26,8 19,7 met variabele rente -1,1-4,8-4,2 -,2-1,3 Uitgegeven genoteerde aandelen 1,5 1,8 1,8 1,8 1, PM 2) Totale financiering 2,6 1,7,8 1,1 - Leningen aan niet-financiële vennootschappen 3,5 1,2 -,9 -,6 - Verzekeringstechnische reserves 3),4,4,3,5 - Bronnen:, Eurostat en berekeningen van de. Toelichting: De gegevens in deze tabel (met uitzondering van de PM-posten) zijn ontleend aan de monetaire en bancaire statistieken en de statistieken aangaande effectenuitgiften. Geringe verschillen ten opzichte van de in de statistieken met betrekking tot de financiële rekeningen opgenomen cijfers vloeien in hoofdzaak voort uit verschillen in waarderings methoden. 1) Het totaal van de langlopende schuldbewijzen met een vaste en een variabele rente kan verschillen van het totale bedrag aan uitgegeven langlopende schuldbewijzen omdat langlopende nulcouponleningen, waarin waarderingseffecten zijn begrepen, in deze tabel niet apart worden vermeld. 2) De gegevens zijn ontleend aan Europese kwartaalrekeningen per institutionele sector. De totale financiering van nietfinanciële vennootschappen omvat leningen, uitgegeven schuldbewijzen, uitgegeven aandelen en deelnemingen, verzekeringstechnische reserves, overige schulden en financiële derivaten. 3) Met inbegrip van pensioenfondsreserves. 29 III 29 IV 21 I 21 II 48

49 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen G r a f i e k 3 2 G r o e i v a n e n b i j d r a g e n a a n d e v r a a g n a a r l e n i n g e n v a n n i e t - financiële vennootschappen (mutaties in procenten per jaar; netto percentages) investeringen in vaste activa (rechts) voorraden en werkkapitaal (rechts) fusies en overnames en herstructureringen (rechts) schuldherstructurering (rechts) interne financiering (rechts) leningen aan niet-financiële vennootschappen (links) Bron:. Toelichting: De netto percentages geven het verschil aan tussen het percentage banken dat aangeeft dat de desbetreffen de factor bijgedragen heeft tot een toename van de vraag en het percentage dat aangeeft dat deze factor bij ge dragen heeft tot een afname daarvan; zie ook de bancaire kredietverleningsenquête van juli 21. G r a f i e k 3 3 B e s p a r i n g e n, f i n a n c i e r i n g e n i n v e s t e r i n g e n v a n n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t s c h a p p e n (vierkwartaals voortschrijdende totalen; procenten bruto toegevoegde waarde) overige netto verwerving van deelnemingen netto verwerving van financiële activa m.u.v. deelnemingen bruto investeringen uitgifte van niet-genoteerde aandelen uitgifte van genoteerde aandelen schuldfinanciering bruto besparingen en netto kapitaaloverdrachten financieringskloof (rechts) Bron: Rekeningen van het eurogebied. Toelichting: In de schuld zijn leningen, schuldbewijzen en pensioenfondsreserves begrepen. In overige zijn finan ciële derivaten, het saldo van overige te betalen/ontvangen rekeningen en correcties begrepen. Leningen tussen bedrijven zijn gesaldeerd. De financieringskloof is de netto kredietverlening/kredietopname; dit is ruwweg het verschil tussen bruto besparingen en bruto investeringen De gewoonlijk negatieve financieringskloof (of netto kredietopname) van niet-financiële vennootschappen dat wil zeggen het verschil tussen uitgaven voor reële investeringen en intern gegenereerde financiële middelen (bruto besparingen) werd in het eerste kwartaal van 21 positief (op basis van voortschrijdende vierkwartaals totalen). Grafiek 33 toont de uitsplitsing van de besparingen, financiering en investeringen van bedrijven in het eurogebied zoals opgenomen in de rekeningen van het eurogebied (waarvoor gegevens beschikbaar zijn tot en met het eerste kwartaal van 21). De grafiek toont aan dat de reële bedrijfsinvesteringen (bruto investeringen in vaste activa) dezelfde omvang hadden als de toenames van de interne financiële middelen, terwijl de groei van de externe financiering sterk is afgenomen en een te verwaarlozen bron van bedrijfsfinanciering is geworden. Tegelijkertijd kwam de daling van de netto verwerving van financiële activa met inbegrip van deelnemingen in het eerste kwartaal van 21 tot stilstand. v e r m o g e n s P o s i t i e In het eerste kwartaal van 21 bleef de schuldpositie van niet-financiële vennootschappen praktisch ongewijzigd op het hoge niveau van 82% en 44% voor respectievelijk de schuldquote van bedrijven in verhouding tot het bbp en de schuld als percentage van het bruto exploitatieoverschot (zie Grafiek 34). Niet-financiële vennootschappen profiteerden van de lagere bancaire debetrente en marktrentes via een verdere reductie van hun rentelast in het tweede kwartaal van 21 en in juli 21 (zie Grafiek 35). Al met al zouden de lagere externe financieringsstromen en de toename van de interne financieringsbronnen sinds de tweede helft van 29 erop kunnen duiden dat bedrijven hun financiële 49

50 G r a f i e k 3 4 S c h u l d q u o t e n v a n n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t s c h a p p e n G r a f i e k 3 5 N e t t o b a n c a i r e r e n t e l a s t v a n n i e t - f i n a n c i ë l e v e n n o o t s c h a p p e n (procenten) schuld in verhouding tot het bruto exploitatieoverschot (links) schuld in verhouding tot het bbp (rechts) (basispunten) netto bancaire rentelast (links) gewogen gemiddelde debetrente (rechts) gewogen gemiddelde depositorente (rechts) Bronnen:, Eurostat en berekeningen van de. Toelichting: De gegevens aangaande de schuld zijn ontleend aan de Europese kwartaalrekeningen per institutionele sector. De schuld omvat leningen, uitgegeven schuldbewijzen en pensioenfondsreserves Bron:. Toelichting: De netto bancaire rentelast wordt gedefinieerd als het verschil tussen de gewogen gemiddelde debetrente en de gewogen gemiddelde depositorente voor niet-financiële vennootschappen en is gebaseerd op uitstaande bedragen. positie actief aan het consolideren zijn om de kwetsbaarheden op hun balansen het hoofd te bieden en financiële flexibiliteit te verwezenlijken met het oog op de conjuncturele opleving. Het schuldniveau en de daarmee samenhangende rentelast kunnen nog steeds wijzen op ruimte voor balansherstructurering in combinatie met een herstel van de kasstromen f i n a n c i e r i n g s s t ro m e n e n v e r m o g e n s p o s i t i e va n d e s e c to r h u i s h o u d e n s In het tweede kwartaal van 21 werd het financieringsklimaat voor huishoudens gekenmerkt door een verdere lichte daling van de bancaire debetrente. Tegelijkertijd bleef het netto percentage van banken die een aanscherping van de acceptatiecriteria voor kredietverlening aan huishoudens rapporteerden globaal onveranderd. De twaalfmaands groei van de kredietopname door huishoudens bij MFI s bleef in juli onveranderd ten opzichte van het tweede kwartaal van 21, nog steeds vooral onder invloed van woninghypotheken. De schuldquote van huishoudens nam licht toe, terwijl hun rentelast verder afnam. h e t f I N A N C I e r i n g s k l i m a a t De financieringskosten van huishoudens in het eurogebied lieten in het tweede kwartaal van 21 een verdere daling zien, zij het in mindere mate dan in voorgaande kwartalen. De rentetarieven op door MFI s aan huishoudens verstrekte woninghypotheken vielen tot eind juni verder terug (zie Grafiek 36). In juli vond een verdere daling plaats voor de langere looptijden, terwijl een stijging werd waargenomen voor de kortere looptijden. Hierdoor was tot eind juni een verdere verkrapping van de ecarts te zien tussen de rentetarieven op woninghypotheken en de vergelijkbare marktrente, terwijl voor de kortere looptijden een verruiming werd genoteerd. De termijnstructuur van de ren- 5

51 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen tetarieven op woninghypotheken werd wederom gekenmerkt door een aanzienlijk positief ecart tussen de rente op leningen met een lange initiële rentevaste periode (meer dan vijf jaar) en de rente op leningen met een korte initiële rentevaste periode (leningen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar). Daardoor bleven leningen met een korte initiële rentevaste periode goed voor het grootste deel (iets minder dan de helft) van de totale nieuwe productie in het tweede kwartaal. G r a f i e k 3 6 B a n c a i r e r e n t e o p w o n i n g - h y p o t h e k e n v o o r h u i s h o u d e n s (procenten per jaar; ongerekend kosten; nieuwe contracten) 6 met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar met een initiële rentevaste periode van één tot en met vijf jaar met een initiële rentevaste periode van vijf tot en met tien jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan tien jaar 6 Ook de rentetarieven op door MFI s verstrekte consumptieve kredieten daalden gemiddeld genomen in het tweede kwartaal van 21, maar lieten in juli een lichte stijging zien. Tot eind juni vond een verdere daling plaats van de tarieven op zowel leningen met een variabele rente als die met een initiële rentevaste periode tot en met één jaar, maar ook van de tarieven op leningen met een lange initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar. De ecarts tussen de rente op consumptieve kredieten en de vergelijkbare Bron:. marktrentes daalden voor korte rentevaste perioden, terwijl die op leningen met een langere rentevaste periode tot eind juni globaal onveranderd bleven. Al met al bleef de rente op leningen met een initiële rentevaste periode tot en met één jaar het laagst, terwijl de rente op leningen met een rentevaste periode van meer dan vijf jaar het hoogst bleef. De uitkomsten van de bancaire kredietenquête van juli 21 geven aan dat het netto percentage banken dat meldde de kredietacceptatiecriteria te hebben aangescherpt in het tweede kwartaal van 21 globaal onveranderd is gebleven, zowel wat betreft consumptieve en overige kredieten als wat betreft woninghypotheken. Ten aanzien van woninghypotheken rapporteerden banken een enigszins lagere bijdrage aan de aanscherping van met cliëntenrisico verband houdende factoren, zoals de vooruitzichten voor de woningmarkt en de algemene economische vooruitzichten, maar dit werd geneutraliseerd door factoren die verband houden met de eigen kapitaalkosten van banken en de balansbeperkingen bij banken die ten aanzien van de kredietverstrekking als zuivere aanbodfactoren gezien kunnen worden. Tegelijkertijd gaven banken aan dat de netto vraag naar woninghypotheken in het tweede kwartaal, na in het voorgaande kwartaal te zijn teruggelopen, aanzienlijk is gestegen, met name ten gevolge van een positievere bijdrage van de vooruitzichten voor de woningmarkt en een minder negatieve bijdrage van het consumentenvertrouwen. De netto vraag naar consumptieve en overige kredieten steeg eveneens, dankzij uitgaven aan duurzame consumptiegoederen en het consumentenvertrouwen. f I N A N C I e r i n g s s t r o m e n In het eerste kwartaal van 21 (het meest recente kwartaal waarover gegevens uit de geïntegreerde rekeningen van het eurogebied beschikbaar zijn) bleef de twaalfmaands groei van de totale kredietverlening aan huishoudens ongewijzigd op 2,1%. Daarmee werd de neerwaartse trend die sinds begin 26 was waargenomen, doorbroken. Deze ontwikkeling verhult echter een daling van de

52 twaalfmaands groei van de kredietverlening aan huishoudens door niet-mfi s tot 1,5%, van 3,6% in het voorgaande kwartaal. Deze daling was deels het gevolg van het feit dat een aantal true-sale securitisaties (waarbij leningen van de balansen van MFI s worden afgevoerd en vervolgens worden geboekt als leningen van overige financiële intermediairs) in de meest recente kwartalen waren teruggedraaid. Uit gegevens betreffende de bancaire kredietverlening en securitisaties blijkt dat de twaalfmaands groei van de totale kredietverlening aan huishoudens in het tweede kwartaal van 21 tot rond 2,8% is toegenomen (zie Grafiek 37). De twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI s aan huishoudens kwam in juli 21 uit op 2,8%, onveranderd ten opzichte van het tweede kwartaal van 21 en een stijging ten opzichte van 2,2% in het eerste kwartaal van het jaar. De meest recente ontwikkelingen duiden op een stabilisatie in de dynamiek van de kredietopname door huishoudens. Indien rekening wordt gehouden met het van de bankbalansen afvoeren van leningen in het kader van securitisaties, is het herstel van de twaalfmaands groei bij de kredietverlening aan huishoudens minder uitgesproken. Al met al zijn de ontwikkelingen echter in overeenstemming gebleven met de patronen uit het verleden, die laten zien dat de kredietopname door huishoudens zich doorgaans al vroeg in de conjunctuurcyclus verbetert. De afvlakking van het twaalfmaands groeitempo gedurende de afgelopen maanden zou een weerspiegeling kunnen vormen van het feit dat de vooruitzichten voor de woningmarkt en de inkomens nog steeds met een aanzienlijke mate van onzekerheid omgeven zijn en dat de schuldenlast van huishoudens vergeleken met de situatie in eerdere conjunctuurcycli hoog is gebleven. Binnen de bancaire kredietverlening aan huishoudens nam de twaalfmaands groei van woninghypotheken in juli 21 toe tot 3,5%, tegen gemiddeld 3,3% in het tweede kwartaal van 21, terwijl de G r a f i e k 3 7 T o t a a l l e n i n g e n a a n h u i s h o u d e n s G r a f i e k 3 8 F i n a n c i ë l e a c t i v a v a n h u i s h o u d e n s (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; kwartaalultimo) door MFI s verstrekt consumptief krediet door MFI s verstrekte woninghypotheken overige door MFI s verstrekte leningen totaal door MFI s verstrekte leningen totaal leningen Bron:. Toelichting: Het totaal van de verstrekte leningen omvat leningen aan huishoudens van alle institutionele sectoren, met inbegrip van de rest van de wereld. Het totaal van de in het tweede kwartaal van 21 aan huishoudens verstrekte leningen is geraamd op basis van de in de mone taire en bancaire statistieken opgenomen transacties. Voor nadere gegevens over de verschillen tussen de door MFI s verstrekte leningen en het totaal aan leningen in de wijze van berekening van de groeipercentages wordt verwezen naar de desbetreffende technische aantekeningen. (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten) chartaal geld en deposito s schuldbewijzen m.u.v. financiële derivaten aandelen en deelnemingen verzekeringstechnische reserves overige 1) totaal financiële activa Bronnen: en Eurostat. 1) Met inbegrip van leningen en overige vorderingen

53 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen twaalfmaands groei van consumptieve kredieten negatief bleef (en in juli uitkwam op -,6%, ten opzichte van -,4% in het tweede kwartaal). Deze uiteenlopende ontwikkeling lijkt in overeenstemming met de uitkomsten van enquêtes onder consumenten, die thans een lage en afnemende bereidheid tot het doen van grote aankopen te zien geven, hoewel het algehele consumentenvertrouwen is verbeterd. G r a f i e k 3 9 S c h u l d e n r e n t e l a s t e n v a n h u i s h o u d e n s (procenten) 1 rentelasten als percentage van het bruto besteedbaar inkomen (rechts) schuld van huishoudens als percentage van het bruto besteedbaar inkomen (links) schuld van huishoudens als percentage van het bbp (links) 4, Aan de actiefzijde van de balans van de sector huishoudens in het eurogebied zoals opgenomen in de rekeningen van het eurogebied, steeg het twaalfmaands groeitempo van de totale beleggingen in het eerste kwartaal van 21 tot 3,3% (zie Grafiek 38). Deze ontwikkeling verhult echter duidelijke portefeuilleverschuivingen. De bijdrage van beleggingen in chartaal geld en deposito s nam enigszins af. Huishoudens bleven daarentegen in toenemende mate beleggen in langerlopende en meer riskante activa onder invloed van de steile rendementscurve en het verbeterde marktsentiment. In het bijzonder namen de beleggingen in verzekerings- en pensioenproducten aanzienlijk toe. Deze beleggingscategorie bleef de grootste bijdrage leveren aan de totale groei van de beleggingen. Huishoudens voerden tevens hun aankopen van aandelen en deelnemingen licht op, terwijl zij hun directe posities in schuldbewijzen verminderden. v e r m o g e n s p o s i t i e De verhouding tussen schuld en besteedbaar inkomen van huishoudens is in het tweede kwartaal van 21 naar schatting wederom licht gestegen, tot rond 97,5%, en heeft daarmee de lichte stijging die in eerdere kwartalen werd opgetekend, voortgezet (zie Grafiek 39). Deze ontwikkeling weerspiegelt een bescheiden opleving van de kredietopname door huishoudens en de gematigde inkomensgroei die de afgelopen kwartalen is waargenomen. De schuldquote van huishoudens ten opzichte van het bbp is in het tweede kwartaal naar schatting licht verder gestegen, zij het in minder mate dan de verhouding tussen schuld en besteedbaar inkomen, als gevolg van het feit dat de algehele economische bedrijvigheid een sterkere conjuncturele opleving vertoont dan het inkomen van huishoudens. De rentelasten van de sector huishoudens zijn in het tweede kwartaal naar schatting verder afgenomen zij het veel minder sterk dan in voorgaande kwartalen en wel tot 2,2% van het besteedbare inkomen, tegen 2,3% in het voorgaande kwartaal. Gezien het feit dat de schuldinkomensquote van huishoudens licht is opgelopen, is dit toe te schrijven aan het effect van de lagere rentetarieven Bronnen: en Eurostat. Toelichting: De schuld van huishoudens omvat de totale leningen aan huishoudens van alle institutionele sectoren, met inbegrip van de rest van de wereld. De rentelasten omvatten niet alle door huishoudens betaalde financieringskosten, omdat de voor financiële dienstverlening verschuldigde vergoedingen niet zijn inbegrepen. De ge ge - vens voor het laatste kwartaal zijn deels geraamd. 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1, 53

54

55 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten 3 p r i j z e n e n K o s t e n Volgens de voorlopige raming van Eurostat bedroeg de twaalfmaands HICP-inflatie van het eurogebied in augustus 21 1,6%, tegen 1,7% in juli. Die geringe daling weerspiegelt waarschijnlijk de basiseffecten van de energiecomponent. Er wordt verwacht dat de twaalfmaands HICP-inflatie later in het jaar licht zal stijgen en enige volatiliteit zal vertonen. Vooruitblikkend zouden de inflatiecijfers in 211 al met al bescheiden moeten blijven dankzij de lage binnenlandse prijsdruk. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van de in september 21 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een twaalfmaands HICP-inflatie voorspellen tussen 1,5% en 1,7% voor 21 en tussen 1,2% en 2,2% voor 211. In vergelijking met de macro-economische projecties van medewerkers van het Eurosysteem van juni 21 werden de cijfers voornamelijk als gevolg van de hogere grondstoffenprijzen enigszinsopwaarts herzien. De risico s voor de vooruitzichten inzake het prijsverloop vertonen een licht stijgende trend c o n s u m p t i e p r i j z e n Volgens de voorlopige raming van Eurostat daalde de twaalfmaands HICP-inflatie van het eurogebied van 1,7% in juli tot 1,6% in augustus 21 (zie Tabel 6). Op langere termijn beschouwd, vonden de afgelopen twee jaar sterke schommelingen plaats. Onder invloed van de lagere prijzen voor voedingsmiddelen en energie nam de inflatie tussen medio 28 en medio 29 gestaag af tot een historisch dieptepunt van -,6% in juli van dat jaar. Vervolgens zorgden vooral de basiseffecten tijdens de laatste helft van 29 voor opnieuw positieve cijfers. Sinds maart 21 zweeft de inflatie rond 1,5%. Uit een meer gedetailleerde analyse van het HICP-verloop blijkt dat de twaalfmaands mutatie van de energieprijzen aanzienlijk is gestegen van een dieptepunt van -14,4% in juli 29 tot 8,1%. Die stijging werd zowel aangewakkerd door de forse toename van de olieprijzen sinds de vorige zomer als door positieve basiseffecten. Van de energieproducten namen die welke rechtstreeks verband houden met het verloop van de olieprijzen (vloeibare brandstoffen en parti- T a b e l 6 P r i j s o n t w i k k e l i n g e n (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) maart Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) en componenten Totale index 1 ) 3,3,3 1, 4 1, 5 1,6 1, 4 1, 7 1, 6 Energie 1,3-8,1 7, 2 9, 1 9,2 6, 2 8, 1. Onbewerkte voedingsmiddelen 3,5,2 -, 1, 7,4, 9 1, 9. Bewerkte voedingsmiddelen 6,1 1,1, 5, 6,9, 9, 9. Industriële goederen m.u.v. energie,8,6,1,2,3,4,5. Diensten 2,6 2, 1, 6 1, 2 1,3 1, 3 1, 4. Overige prijsindicatoren Industriële producentenprijzen 6,1-5,1, 9 2, 8 3,1 3,.. Olieprijzen (EUR per vat) 65,9 44,6 59,1 64, 61,6 62,2 58,9 59,9 Grondstoffenprijzen m.u.v. energie 2, -18,5 3 4, 5 5 2, 52,1 5 1, 1 5 6, 8 5 1, 9 Bronnen: Eurostat, de en berekeningen van de op basis van gegevens van Thomson Financial Datastream. Toelichting: De index voor de grondstoffenprijzen m.u.v. energie is gewogen volgens de structuur van de invoer in het eurogebied in de periode ) De HICP-inflatie voor augustus 21 berust op de voorlopige raming van Eurostat. 21 april 21 mei 21 juni 21 juli 21 aug. 55

56 culier vervoer) tijdens die periode het sterkst toe. De consumptieprijzen voor gas lijken dezelfde trend te volgen als de prijzen voor vloeibare brandstoffen en particulier vervoer, zij het met enige vertraging: het twaalfmaands mutatietempo van de gasprijzen in juli 21 was voor het eerst sinds mei 29 opnieuw positief. De elektriciteitsprijzen vertonen daarentegen meestal een meer idiosyncratisch patroon, maar hun twaalfmaands mutatietempo is in 21 ook toegenomen. Tijdens de eerste helft van het jaar hadden de hoger dan gemiddelde raffinagemarges (gemeten als het prijsverschil tussen geraffineerde producten en ruwe aardolie) ook invloed op de energieprijzen. Tijdens de zomermaanden zijn de raffinagemarges evenwel gezakt ten opzichte van de relatief hoge niveaus die eerder dit jaar werden opgetekend. Op basis van de huidige olieprijsfutures wordt voor de rest van 21 een relatief stabiele hoge inflatie van de energieprijzen verwacht, met een geringe positieve bijdrage van de indirecte belastingen, waarna in 211 een lichte daling zal volgen. De twaalfmaands groei van de totale voedselprijzen (inclusief alcohol en tabak) was eind 29 en begin 21 negatief, werd in maart 21 opnieuw positief en bleef tijdens de lente- en zomermaanden verder toenemen tot 1,3% in juli. Twee hoofdfactoren bepaalden het profiel van de HICP-inflatie voor voedselprijzen tijdens de afgelopen maanden. Ten eerste verdwenen de opwaartse basiseffecten die verband hielden met de sterke dalingen van een jaar geleden, uit de twaalfmaands vergelijkingen, en ten tweede beïnvloedden de ongunstige weersomstandigheden de component van de onbewerkte voedingsmiddelen (hoofdzakelijk fruit en groenten), die de afgelopen maanden aanzienlijk is gestegen (zie Tabel 6). Onlangs waren er ook forse stijgingen van de prijzen voor voedingsgrondstoffen op de internationale markten, maar de meest recente gegevens wijzen er niet echt op dat die ook werden doorberekend naar de consumenten (zie ook Paragraaf 1). Tot nu toe waren er twee hoofdredenen voor die matige doorwerking. Ten eerste is de weerslag van een schok gewoonlijk eerst voelbaar in de producentenprijzen, daarna pas bij de detailhandelaren en vervolgens bij de consumenten. Tot nu toe duiden weinig gegevens echter op een komende druk in de voedselproductieketen en blijft de voedingsmiddelencomponent van de producentenprijzen tamelijk gematigd. Ten tweede leert de ervaring dat het meestal zes tot twaalf maanden duurt voor de grondstoffenprijzenschok zich ook laat voelen in de voedselproductieketen en merkbaar wordt op het consumentenniveau, en zijn de meeste stijgingen van de grondstoffenprijzen in de wereldmarkten zeer recent. Bepaalde HICP-voedingsmiddelen, die meer graanproducten en andere grondstoffen bevatten en bijgevolg directer worden beïnvloed door prijsstijgingen op de wereldmarkten, lieten in juli nog altijd negatieve groeicijfers optekenen. Vooruitblikkend vormen de recente stijgingen van de grondstoffenprijzen een opwaarts risico voor het verloop van de voedselprijzen tijdens de komende maanden. Tegelijkertijd zijn de vooruitzichten voor de voedselprijzencomponent van de HICP bijzonder onzeker. Ongerekend alle voedingsmiddelen en energieproducten, die ongeveer 3% van de HICP-mand vertegenwoordigen, volgde de twaalfmaands HICP-inflatie een gestage neerwaartse trend tijdens het grootste deel van 28 en heel 29. In 21 kwam er een einde aan de neerwaartse trend en schommelde het twaalfmaands mutatietempo van de HICP-inflatie exclusief alle voedingsmiddelen en energieproducten dicht in de buurt van 1%. De laatste cijfers geven aan dat de HICP exclusief alle voedingsmiddelen en energieproducten in juli 1,% hoger lag dan 12 maanden eerder. Al met al was het verloop van de HICP-inflatie exclusief alle voedingsmiddelen en energieproducten geen weerspiegeling van de twaalfmaands groei van de totale HICP-inflatie, die na de inflatiedaling tijdens de zomer en de herfst van 29 geleidelijk steeg. Bovendien volgde deze maatstaf van de onderliggende inflatie een minder volatiel traject dan de totale HICP. 56

57 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten De HICP met uitzondering van de prijzen van voedingsmiddelen en energie weerspiegelt het prijsverloop van zijn twee componenten, namelijk de industriële goederen met uitzondering van energie en diensten, die grotendeels worden bepaald door binnenlandse factoren zoals lonen en winstopslagen. De inflatie van industriële goederen met uitzondering van energie is tijdens de afgelopen maanden in beperkte mate gestegen ten opzichte van de zeer lage, maar nog altijd positieve niveaus van begin 21. De meest recente gegevens tonen een twaalfmaands mutatietempo in de industriële goederenprijzen met uitzondering van energie van,5% in juli 21. Al met al is de inflatie van de industriële goederen met uitzondering van energie gematigd gebleven als gevolg van een zwakke consumptieve vraag en een matige loongroei. Niettemin wijst de recente lichte toename op een onderbreking van de geleidelijke daling die sinds 28 werd waargenomen. De component van de industriële goederen exclusief energie kan in drie subcomponenten worden uitgesplitst: niet-duurzame (watervoorziening, farmaceutische producten, kranten, enz.), semiduurzame (kleding, textiel, boeken enz.) en duurzame goederen (auto s, meubelen, elektronische goederen enz.). De geringe toename van de inflatie van de industriële goederen exclusief energie tijdens de afgelopen maanden was voornamelijk het resultaat van de hogere bijdragen van de semi-duurzame en de duurzame goederen. De laatste gegevens voor de prijzen van semiduurzame goederen tonen een hogere twaalfmaands mutatie bij de meeste producten, hoewel de kledingprijzen werden beïnvloed door forse seizoenskortingen. Intussen is de negatieve bijdrage van de prijzen van duurzame goederen tot de inflatie van de industriële goederen exclusief energie de afgelopen maanden geleidelijk aan gekrompen. Het twaalfmaands mutatietempo van deze subcomponent steeg in juli 21 tot nul en vertoonde aldus zijn eerste niet-negatieve waarde sinds december 27. Die ontwikkeling is voornamelijk te danken aan de autoprijzen, die in juli 21 voor het eerst sinds de lente van 29 op jaarbasis stegen als gevolg van de lagere kortingen. Deze toename compenseerde ruimschoots de verdere prijsdalingen van bepaalde elektronische producten. Omgekeerd is de inflatie van niet-duurzame goederen verder blijven dalen van 1,2% in het eerste kwartaal van het jaar tot,9% in juli. Die verdere afname weerspiegelde het lagere twaalfmaands mutatietempo van de prijzen van talrijke goederen als gevolg van de aanhoudend zwakke vraag. Vooruitblikkend wijzen de beschikbare voorlopende indicatoren voor de inflatie van industriële goederen exclusief energie, zoals het prijsverloop van de producentenprijzen voor consumptiegoederen (ongerekend voedingsmiddelen en tabak) en van de invoerprijzen van consumptiegoederen (opnieuw ongerekend voedingsmiddelen en tabak) er enerzijds op dat de binnenlandse druk op het productieproces gematigd bleef en anderzijds dat de buitenlandse prijsdruk toenam als gevolg van recente wisselkoersontwikkelingen en een hogere wereldwijde inflatie. Al met al wijst dit verloop er samen met een geleidelijk sterkere binnenlandse vraag op dat de inflatie van de industriële goederen exclusief energie tijdens de volgende kwartalen iets boven het niveau van de eerste helft van het jaar zal liggen. Het twaalfmaands groeitempo van de inflatie van de dienstenprijzen dat in april 21 tot een sinds 1991 ongekend dieptepunt van 1,2% was teruggelopen, nam geleidelijk aan toe. Uit de meest recente cijfers blijkt dat de inflatie van de dienstenprijzen in juli met 1,4% op jaarbasis is gestegen. De gegevens van de afgelopen maanden wijzen op de beëindiging van de neerwaartse trend die zich sinds de herfst van 28 in de inflatie van de dienstenprijzen aftekent. Bij de subcomponenten zijn recreatie en persoonlijke diensten de belangrijkste motoren van de stijging van de totale diensteninflatie; ze vertegenwoordigen ongeveer een derde van de dien- 57

58 stenprijzencomponent en stegen van,4% in april tot 1% in juli 21. Die subcomponent bestaat uit vrijetijdsbesteding zoals georganiseerde reizen, restaurants en logies, waarvan de inflatiecijfers tot zeer lage niveaus zijn gedaald door een zwakke consumptieve vraag en een sterke concurrentie. Het ziet ernaar uit dat de inflatie van met vrije tijd verband houdende goederen over haar dieptepunt heen is en licht aantrekt ten gevolge van de verbetering van het consumentenvertrouwen en de consumptieve bestedingen. Bij de andere diensten lijken de prijzen van vervoer ook licht op te lopen, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van eerdere olieprijsstijgingen. De inflatie van de woningsubcomponent (met name de huurprijzen) is daarentegen afgenomen van 2,1% in juli 29 tot 1,7% in juli. Die daling is wellicht in zekere mate toe te schrijven aan het vertraagde effect van de dalende woningprijzen. Voor meer details over het verloop van de vastgoedprijzen in het eurogebied wordt verwezen naar Kader 4. Het twaalfmaands mutatietempo van de prijzen voor communicatiediensten was in juli 21 -,8%, evenveel als twaalf maanden eerder, maar schommelde tijdens deze periode tussen 1,1% en -,3%. Vooruitblikkend wordt verwacht dat de inflatie van de dienstenprijzen voor de rest van 21 grotendeels stabiel zal blijven op het huidige niveau en in 211 waarschijnlijk iets zal toenemen als gevolg van de geleidelijke verbetering van de binnenlandse vraag. De stijgende grondstoffenprijzen kunnen ook enige opwaartse druk uitoefenen. Bovendien kan de inflatie van de dienstenprijzen in bepaalde landen van het eurogebied tijdens de volgende maanden worden beïnvloed door hogere indirecte belastingen en verhogingen van door de overheid gereguleerde prijzen. Die opwaartse druk zal waarschijnlijk deels worden getemperd door een matiging in het verloop van de lonen. G r a f i e k 4 U i t s p l i t s i n g H I C P - i n f l a t i e n a a r b e l a n g r i j k s t e c o m p o n e n t e n (mutaties in procenten per jaar; maandgegevens) totale HICP (links) onbewerkte voedingsmiddelen (links) energie (rechts) totale HICP m.u.v. energie en onbewerkte voedingsmiddelen (links) bewerkte voedingsmiddelen (rechts) industriële goederen m.u.v. energie (links) diensten (links) Bron: Eurostat

59 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten K a d e r 4 E E N V E R G E L I J K I N G V A N D E T E N D E N S E N I N D E P R I J Z E N V O O R C O M M E R C I E E L V A S T G O E D E N H U I Z E N I N H E T E U R O G E B I E D Hoewel de huizenmarkten en de markten voor commercieel vastgoed in talrijke opzichten verschillen, vertonen ze toch ook een aantal gemeenschappelijke drijvende krachten, waaronder niet alleen de vraag- en aanbodfactoren, 1 maar ook de structurele factoren. Aan de vraagzijde zijn inkomen en vermogen op beide markten belangrijke determinanten, terwijl aan de aanbodzijde de elasticiteit van de markten in belangrijke mate de prijs-kwantiteitsreactie op veranderingen in de vraag bepaalt. Bovendien is de reactie van het aanbod op veranderingen in de prijzen afhankelijk van de algemene financieringsvoorwaarden, de dynamiek van de inputkosten, de beschikbaarheid van gronden en andere structurele factoren, zoals de beperkingen en wetgevende belemmeringen op het verkrijgen van bouwvergunningen en vergunningen om grond te bebouwen. 2 Wat de structurele factoren betreft, vallen de eigenaarspercentages voor het eurogebied als geheel doorgaans hoger uit op de huizenmarkt dan op de commerciële vastgoedmarkt, ondanks de aanmerkelijke onderlinge verschillen tussen de landen. Wat de financieringsvoorwaarden betreft, is de typische looptijd van de leningen veel langer op de huizenmarkt dan op de commerciële vastgoedmarkt. Bovendien zou de doorgaans hogere verhouding hypotheekschuld/waarde op de huizenmarkt een gevolg kunnen zijn van de verschillen in de onderpandsvereisten om een financiering te verkrijgen. Die verschillen zijn deels toe te schrijven aan de verschillen in het gepercipieerde debiteurenrisico tussen de commerciële en particuliere sectoren. Dergelijke factoren kunnen ook bijdragen tot de verschillende reacties van de markten voor residentieel en commercieel vastgoed op de vraag- en aanbodvoorwaarden. Het is hierbij belangrijk te vermelden dat grote omzichtigheid is geboden wanneer men de prijsontwikkelingen voor huizen en handelspanden onderzoekt, aangezien factoren die verband houden met de dekking, de kwaliteit en de representativiteit van de gegevens bijdragen tot de hoge mate van onzekerheid die elke beoordeling van het prijsverloop van de huizen en handelspanden omringt. Bovendien is een vergelijking tussen de twee markten bijzonder lastig, omdat verschillende statistische en methodologische concepten worden gehanteerd voor het ramen van de prijzen. Meer bepaald is het zo dat de ramingen voor de huizenprijzen zijn gebaseerd op effectieve transacties, terwijl die voor de commerciële vastgoedprijzen zijn gebaseerd op waarderingen met betrekking tot de kapitaalwaarde van de panden, dat wil zeggen op de marktprijzen, neerwaarts aangepast voor kapitaaluitgaven, onderhoud en afschrijving. Aangezien waarderingen per definitie subjectief zijn, is het mogelijk dat er een aanzienlijke kloof bestaat tussen de ramingen van de commerciële vastgoedprijzen van de verschillende marktspelers, zoals hierna toegelicht. Deze verschillen kunnen ook te wijten zijn aan een heterogene dekking van de referentiemarkt. Rekening houdend met die voorbehouden, blijkt uit een meer gedetailleerd onderzoek van de ontwikkeling van elke markt in de afgelopen 13 jaar de langste periode waarvoor een 1 Voor een uitgebreid overzicht van de drijvende krachten achter de commerciële vastgoedmarkten, zie Commercial property markets: financial stability risks, recent developments and EU banks exposures,, december 28 en het artikel Euro area commercial property markets and their impact on banks, Monthly Bulletin,, februari Voor meer informatie over de structurele factoren die de huizenprijzen beïnvloeden, zie Structural factors in the EU housing markets,, 23 en Housing finance in the euro area, Occasional Paper Series, No 11,, maart 29; en voor de factoren die de commerciële vastgoedprijzen beïnvloeden, zie Commercial property markets: financial stability risks, recent developments and EU banks exposures, op. cit. 59

60 G r a f i e k A V a s t g o e d p r i j z e n i n h e t e u r o g e b i e d (nominale gegevens; mutaties in procenten per jaar) woningen commercieel - IPD commercieel - JLL Bronnen: Gegevens over huizenprijzen zijn gebaseerd op berekeningen van de en op nationale gegevens, die over commercieel vastgoed op de kapitaalwaarde van kantoren en eenheidswinkels van Jones Lang LaSalle (JLL) en Investment Property Databank (IPD). Toelichting: Het totaal van de huizenprijzen binnen het eurogebied wordt berekend op basis van nationale reeksen die meer dan 9% van het bbp van het eurogebied beslaan gedurende de gehele periode. De kwartaalgegevens voor de woningmarkt zijn geïnterpoleerd van de halfjaarlijkse gegevens voor de volledige steekproef en die voor de commerciële vastgoedmarkt van de twaalfmaands gegevens voor de periode voorafgaand aan volledige gegevensreeks beschikbaar is (zie Grafiek A) dat de schommelingen van de commerciële vastgoedprijzen in het eurogebied doorgaans een grotere amplitude vertoonden en de conjunctuurcyclus van heel wat dichterbij volgden dan die van de huizenprijzen. Wat de amplitude betreft, bereikte het jaarlijkse groeitempo van de componenten kantoor en eenheidswinkel (gedefinieerd als een kleinhandelszaak gelegen in een belangrijke winkelstraat) van de commerciële vastgoedprijzen een dieptepunt van nagenoeg nul rond de jaarwisseling van 22/3, en bereikte het een piekniveau van 5% tot 2% afhankelijk van de gehanteerde maatstaf in 27. Het grote verschil in amplitude tussen de twee beschikbare maatstaven van de commerciële vastgoedprijzen in het eurogebied zijn mogelijk toe te schrijven aan de dekking: de Investment Property Databank (IPD) geeft de trends van de hele markt weer, terwijl de Jones Lang LaSalle (JLL)-index alleen de kapitaalwaarden van de topkantoren en eenheidswinkels registreert. Daarentegen bleef het jaarlijkse groeitempo van de huizenprijzen relatief stabiel binnen een marge van 4,5% tot 7% tussen 21 en 27. Wat de cyclische dynamiek betreft, volgden de huizenprijzen niet de duidelijke neerwaartse beweging van de commerciële vastgoedprijzen tijdens de economische neergang van 21. De recente daling van de vastgoedprijzen was echter algemeen verspreid in beide sectoren. De schokbestendigheid van de huizenmarkt tijdens de neergang van 21 zou een weerspiegeling kunnen zijn van de bedrijfsgestuurde aard van deze neergang. In die tijd profiteerden de huizenmarkten in heel wat landen misschien nog van de overgang naar een lager rentestelsel na de invoering van de euro. Bovendien lijkt de piek in het groeitempo van de commerciële vastgoedprijzen in de periode 26-7 te zijn achtergebleven bij die van de huizenprijzen. Uit de jongste beschikbare gegevens blijkt dat de commerciële vastgoedprijzen op jaarbasis met 2,2% zijn gestegen in het tweede kwartaal van 21. Tegelijkertijd lijken de beschikbare gegevens voor een aantal eurolanden erop te wijzen dat het dalingstempo van de huizenprijzen enigszins is getemperd of tot stilstand is gekomen begin 21, wat een vroege aanwijzing zou kunnen zijn dat de prijzen zich momenteel aan het stabiliseren zijn. Op landniveau waren de schommelingen van de vastgoedprijzen veel beperkter op de huizenmarkt dan op de commerciële vastgoedmarkt (zie Grafiek B). Tegelijkertijd lijkt er in relatieve termen in alle landen minder heterogeniteit in de huizenprijzen te zijn dan in de commerciële vastgoedprijzen, zoals blijkt uit de relatief smalle interkwartielmarges. 3 3 Ondanks de sterke invloed van uitschieters, met groeipercentages van meer dan 3%, voornamelijk in 28. 6

61 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten G r a f i e k B V a s t g o e d p r i j z e n i n d e l a n d e n v a n h e t e u r o g e b i e d (mutaties in procenten per jaar; maximum, minimum, interkwartielbereik en gewogen gemiddelde) gewogen gemiddelde a) Woningen b) Commercieel Bronnen: De prijsgegevens voor woningen zijn gebaseerd op berekeningen van de, nationale gegevens en gegevens van de OESO. De prijsgegevens voor commercieel vastgoed zijn gebaseerd op de kapitaalwaarden van kantoren en eenheidswinkels van Jones Lang LaSalle. Toelichting: De bij aggregatie toegepaste gewichten zijn gebaseerd op het nominale bbp in 27. Het geraamde aggregaat voor het eurogebied is gebaseerd op geïnterpoleerde kwartaalgegevens van de OESO voor Italië en Duitsland. Voor Cyprus, Malta, Slowakije en Slovenië zijn geen gegevens over commercieel vastgoed beschikbaar. Zoals hierboven toegelicht, zijn de ontwikkelingen op zowel de huizenmarkt als de commerciële vastgoedmarkt afhankelijk van de vraagvoorwaarden, en houden ze doorgaans verband met de conjunctuurontwikkelingen. Grafiek C vergelijkt de prijsinflatie voor huizen en commercieel vastgoed met de reële bbp-groei. Hieruit blijkt dat de commerciële vastgoedprijzen veel meer gecorreleerd zijn met de conjunctuurcyclus dan de huizenprijzen. Er zijn een aantal mogelijke oorzaken voor de grotere cycliciteit van de commerciële vastgoedprijzen, namelijk: i) commerciële eigendommen, zoals kan toorgebouwen, eenheidswinkels en in dustriële gebouwen worden door de ondernemingen gebruikt als input in hun productieproces, dat nauw samenhangt met de productie- en werkgelegenheidsvooruitzichten; ii) de gegevens i.v.m. de commerciële vastgoedprijzen zijn gebaseerd op waarderingen die door de ondernemingen doorgaans op jaarlijkse of halfjaarlijkse basis worden uitgevoerd voor hun jaarverslagen, hetgeen een hogere frequentie van veranderingen suggereert in de commerciële vastgoedprijzen dan in de huizenprijzen. Dit zou een nauwer verband tussen de commerciële vastgoedprijzen en de conjunctuurontwikkelingen kunnen verklaren; iii) huizen komen vooral tegemoet aan de behoefte van de gezinnen aan onderdak, en worden derhalve gekenmerkt door een hoger eigendomspercentage dan in de G r a f i e k C V a s t g o e d p r i j z e n e n r e ë l e b b p - g r o e i (mutaties in procenten per jaar) reëel bbp (links) huizenprijzen (links) prijzen voor commercieel vastgoed (rechts) Bronnen: Eurostat, Jones Lang LaSalle en berekeningen van de op basis van nationale gegevens

62 G r a f i e k D W a a r d e r i n g s m a a t s t a v e n v o o r v a s t g o e d (index: 1997-I = 1) commercieel woningen a) Asset pricing -benadering: verhouding huur/ koopprijs b) Ruwe betaalbaarheidsratio op de vastgoedmarkten van het eurogebied Bronnen: Eurostat, Jones Lang LaSalle en berekeningen van de op basis van nationale gegevens. Toelichting: Voor de woningmarkt heeft de ruwe betaalbaarheid betrekking op de verhouding tussen inkomen en prijs; voor de commerciële vastgoedmarkt houdt deze verband met de verhouding tussen bedrijfswinsten en prijs. Bedrijfswinsten worden omschreven als het bruto exploitatieoverschot met uitzondering van het inkomen van zelfstandigen kantoor- en eenheidswinkel -segmenten van de commerciële vastgoedmarkten, een factor die hun correlatie met de economische cyclus naar alle waarschijnlijkheid tempert. Het profiel van de stijging van de vastgoedprijzen kan worden geraamd aan de hand van twee eenvoudige standaard waarderingsmethoden die de vastgoedprijzen vergelijken met de huurprijzen en de inkomstenbronnen. Deze vergelijking moet met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd, gelet op de beperkte duur van de tijdreeks een lange-termijngemiddelde is doorgaans nodig om het standaard evenwichtsniveau vast te stellen en de simplistische aard van de vermelde waarderingsmethoden. De eerste indicator (verhouding prijs/ huur) vloeit voort uit de aanname dat de waarde van een eigendom als activum niet fors mag afwijken van de geactualiseerde stromen van al haar toekomstige huurgelden, terwijl de tweede indicator (verhouding inkomen/prijs) een maatstaf is van de ruwe betaalbaarheid. 4 Volgens de verhouding prijs/huur (zie deel a) van Grafiek D), vertoonden de huizenprijzen een veel gestagere stijging van de waarderingswinsten over de beschouwde periode, terwijl de commerciële vastgoedprijzen een uitgesproken en uiterst sterke stijging vertoonden rond de piek van de jongste conjunctuurcyclus, en zich nu in een meer gevorderde fase van het huidige correctieproces lijken te bevinden dan de huizenprijzen. Op beide markten is de ruwe betaalbaarheidsratio (zie deel b) van Grafiek D) echter slechts licht verbeterd sinds het einde van 27. Samenvattend hebben de commerciële en residentiële vastgoedmarkten, ondanks enkele gemeenschappelijke stuwende krachten, tijdens de beschouwde periode een aantal uiteenlopende gedragspatronen vertoond. De schommelingen van de commerciële vastgoedprijzen 4 Hoewel verscheidene maatstaven van het inkomen kunnen worden gehanteerd om de betaalbaarheidsindices samen te stellen, wordt voor de huizen doorgaans het besteedbaar inkomen gebruikt, en voor commercieel vastgoed een maatstaf van de bedrijfswinsten uit de nationale rekeningen. 62

63 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten in het eurogebied hadden een grotere amplitude dan die van de huizenprijzen, en volgden de conjunctuurcyclus ook van dichterbij. De recente ontwikkelingen wijzen op tekenen van een nivellering van het afnametempo, of vormen een eerste aanwijzing voor een stijging van de vastgoedprijzen, zowel op de commerciële vastgoedmarkten als op de huizenmarkten 3. 2 I N D U S T R I Ë L E P RO D U C E N T E N P R I J Z E N De meest recente gegevens over de industriële producentenprijzen (exclusief de bouwnijverheid) wijzen op enige stabilisatie ten opzichte van de stijgende tendens die in de zomermaanden van 29 begon (zie Grafiek 41). Het twaalfmaands mutatietempo van de industriële producentenprijzen is sinds het dieptepunt van -8,4% in juli 29 geleidelijk aan gestegen. In maart 21 werd dat groeitempo opnieuw positief en in juni bedroeg het 3,%. De totale index kan worden uitgesplitst in prijzen van energie, halffabrikaten, consumptiegoederen en investeringsgoederen. De stijgende trend werd vooral veroorzaakt door de componenten energie en halffabrikaten en weerspiegelde de combinatie van opwaartse basiseffecten als gevolg van de wereldwijd dalende olieprijzen in het laatste deel van 28 en begin 29 en de algemene stijging van de olie- en grondstoffenprijzen sinds vorige zomer. De component van de consumptiegoederen (met uitzondering van tabak en voedingsmiddelen) leunt historisch beschouwd het dichtst aan bij het HICPverloop op korte termijn. Ook deze component groeide tijdens het laatste deel van 29 en de eerste zes maanden van 21. In juni bedroeg het twaalfmaands mutatietempo van de component van de consumptiegoederen,2%, het eerste positieve cijfer sinds december 28. De stijging werd deels veroorzaakt door de hogere producentenprijzen voor duurzame consumptiegoederen die waarschijnlijk munt sloegen uit de iets betere vooruitzichten voor de finale vraag. De mutatie op jaarbasis van de prijzen voor investeringsgoederen (met inbegrip van bijvoorbeeld G r a f i e k 4 1 U i t s p l i t s i n g i n d u s t r i ë l e producentenprijzen (mutaties in procenten per jaar; maandgegevens) totale industrie m.u.v. bouwnijverheid (links) halffabricaten (links) investeringsgoederen (links) consumptiegoederen (links) energie (rechts) Bronnen: Eurostat en berekeningen van de G r a f i e k 4 2 D o o r p r o d u c e n t e n b e t a a l d e en berekende prijzen (spreidingsindices; maandgegevens) verwerkende industrie; inputprijzen verwerkende industrie; afzetprijzen dienstensector; inputprijzen dienstensector; afzetprijzen Bron: Markit. Toelichting: Een indexwaarde hoger dan 5 geeft een prijsstijging aan, een waarde lager dan 5 een prijsdaling

64 machines, motorvoertuigen en metaalproducten) veerde onlangs ook op en bleef in mei en juni ongewijzigd op,3%, nadat tussen augustus 29 en april 21 negatieve cijfers werden opgetekend. Het geleidelijke herstel in die component weerspiegelt deels de hogere vraag naar investeringsgoederen die in het eurogebied worden geproduceerd. Enquêtegegevens over de prijsdruk in de productieketen tonen aan dat de opwaartse trend tijdens het afgelopen jaar is gestabiliseerd. Voor de Purchasing Managers Index wijzen de voorlopige prijsgegevens in augustus op gematigde veranderingen in de input- en de afzetprijzen (zie Grafiek 42). In de verwerkende industrie zijn zowel de index voor de inputprijzen als die voor de afzetprijzen enigszins gedaald in augustus, terwijl de indexcijfers in de dienstensector licht toenamen. De afzetprijzen bleven niettemin onder de drempelwaarde van 5, wat erop wijst dat ze dalen. Ondanks de stabilisatie die sinds mei wordt waargenomen, zijn alle indexcijfers al met al tamelijk fors gestegen sinds het tweede kwartaal van 29. Het feit dat de inputprijzen iets hoger zijn dan de afzetprijzen lijkt erop te wijzen dat de bedrijven nog steeds moeilijkheden ondervinden om de hogere inputprijzen door te berekenen aan de consumenten A R B E I D S KO S T E N I N D I C ATO R E N Als gevolg van de vertraging waarmee de arbeidsmarkten reageren op veranderingen in de bedrijvigheid, zijn de arbeidskostenontwikkelingen in het eurogebied tijdens de economische neergang vrij robuust gebleven, en begonnen zij pas te vertragen in het derde kwartaal van 29, ongeveer één jaar nadat de bbp-groei op kwartaalbasis van het eurogebied negatief was geworden. De veerkracht van de arbeidskosten tijdens deze periode kan worden verklaard door de gemiddelde duur van de contractuele loonakkoorden, die circa 1,5 jaar bedraagt (zoals weerspiegeld in de ontwikkelingen van de contractlonen), alsook door een mechanische impuls voor de groei van de uurlonen uitgaande van het verloop van het aantal gewerkte uren, dat scherp terugliep in de laatste maanden van 28 en begin 29. De daling van het aantal gewerkte uren vloeide deels voort uit de uitgebreide toepassing van flexibele arbeidsregelingen, vooral in Duitsland, waarbij de werknemers minder uren mogen werken op momenten van zwakke vraag zonder dat dit een weerslag heeft op hun totale loon, terwijl ze als compensatie langer moeten werken in betere tijden. Bovendien werd de versnelling van de arbeidskosten per uur in het eurogebied begin 29 ook gestimuleerd door de weerslag van de door de regeringen gesubsidieerde arbeidstijdverkorting, een beleidsmatige reactie op de inkrimping van de werkgelegenheid die anders waarschijnlijk onvermijdelijk zou zijn geweest, voornamelijk in de industrie. Binnen het kader hiervan werd aan ondernemingen de kans geboden om het aantal door hun werknemers gewerkte uren te verminderen, terwijl de nationale regeringen de totale lonen van de werknemers aanvulden. Aangezien ondernemingen er in de meeste gevallen ook mee instemden om het supplement deels te betalen, resulteerde dit ook in loonstijgingen op uurbasis. De loonsom per werknemer, van zijn kant, begon te vertragen eind 28 en nog meer in 29, vooral in de particuliere sector, omdat de ondernemingen trachtten gebruik te maken van alle beschikbare flexibele looncomponenten om de loonkosten te drukken, wat leidde tot een sterk negatieve loondrift. De ontwikkelingen in de overheidssector waren sinds eind 29 ook meer beheerst (zie ook het kader Wage developments in the euro area and the United States during the recent economic downturn: a comparative analysis in het Monthly Bulletin van mei 21 en het artikel Labour market adjustments to the recession in the euro area in het Monthly Bulletin van juli 21). 64

65 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten G r a f i e k 4 3 E n k e l e a r b e i d s k o s t e n - indicatoren (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 loonsom per werknemer contractlonen arbeidskosten per uur 1, 1, Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de. 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 Uit de recente arbeidskostenindicatoren blijkt dat de arbeidskosten in het eerste kwartaal van 21 globaal genomen zijn gestabiliseerd (zie Grafiek 43 en Tabel 7). Meer bepaald bedroeg het groeitempo op jaarbasis van de loonsom per werknemer in het eurogebied 1,5% in het eerste kwartaal van 21, iets meer dan in het voorgaande kwartaal. De sectorale uitsplitsing geeft te zien dat de enigszins toegenomen groei van de loonsom per werknemer in het eerste kwartaal van 21 in belangrijke mate werd aangewakkerd door de ontwikkelingen in de industriële sector. Ook de groei van de jaarlijkse arbeidskosten per uur in het eurogebied nam licht toe van 1,7% in het vierde kwartaal van 29 tot 2,1%. Deze stijging kan worden beschouwd als een normalisering na de scherpe achteruitgang in het vierde kwartaal van 29, toen de groei van de jaarlijkse arbeidskosten per uur met,9 procentpunt terugliep. Het groeitempo op jaarbasis van het verloop van de contractlonen in het eurogebied het enige arbeidskostengegeven dat momenteel beschikbaar is voor het tweede kwartaal van 21 bedroeg in dat kwartaal 1,8%, onveranderd ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Het groeitempo op jaarbasis dat in het eerste en tweede kwartaal van 21 werd opgetekend, is het laagste sinds het begin van de reeks in Wat de toekomst betreft, valt te verwachten dat het groeitempo op jaarbasis van de contractlonen de eerstvolgende kwartalen laag zal blijven en misschien zelfs verder zal afnemen, aangezien de nieuwe contracten slechts in bescheiden loonsverhogingen voorzien, zowel in de particuliere sector als in de overheidssector. Tot slot verbeterde het groeitempo op jaarbasis van de productiviteit van het eurogebied na het ongekend lage niveau in het eerste kwartaal van 29 gestaag in de daaropvolgende kwartalen, een gevolg van de vertraagde aanpassing van het werkgelegenheidsverloop aan het verloop van de productiegroei. In het eerste kwartaal van 21 werd de productiviteit per werknemer op jaarbasis weer positief, met een stijging van 2,1%. De toegenomen productiviteit in combinatie met het gematigde groeitempo van de loonsom per werknemer droeg bij tot het terugdringen T a b e l 7 A r b e i d s k o s t e n i n d i c a t o r e n (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) II III IV I II Contractlonen Arbeidskosten per uur Loonsom per werknemer PM: Arbeidsproductiviteit Arbeidskosten per eenheid product 3,3 2,7 2,8 2,4 2,2 1,8 1,8 3,5 2,7 3,3 2,6 1,7 2,1. 3,1 1,5 1,4 1,5 1,3 1,5. -,3-2,2-3,1-1,8, 2,1. 3,4 3,8 4,6 3,3 1,3 -,6. Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de. 65

66 G r a f i e k 4 4 A r b e i d s k o s t e n n a a r s e c t o r (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) Loonsom per werknemer: industrie m.u.v. bouwnijverheid bouwnijverheid marktgerichte dienstverlening dienstensector Arbeidskostenindex op uurbasis: industrie m.u.v. bouwnijverheid bouwnijverheid marktgerichte dienstverlening 6, 5,5 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, -, , 5,5 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, -,5 6, 5,5 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, -, , 5,5 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, -,5 Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. van het groeitempo op jaarbasis van de arbeidskosten per eenheid product van 1,3% in het vierde kwartaal van 29 tot -,6% in het eerste kwartaal van 21. Deze cijfers staan in schril contrast met de piek van bijna 6% die in het eerste kwartaal van 29 werd bereikt, en zouden de winstmarges van de ondernemingen verder moeten opstuwen. Vooruitblikkend kan worden verwacht dat de arbeidsmarktontwikkelingen samen met het aan de gang zijnde economische herstel de jaarlijkse productiviteitsgroei verder zullen schragen, wat in combinatie met de matige groei van de loonsom per werknemer zou moeten bijdragen tot een verdere afname van de groei van de arbeidskosten per eenheid product voor het eurogebied in V E R L O O P VA N D E B E D R I J F S W I N S T E N De recessie van bracht een sterke en aanhoudende inkrimping van de winsten teweeg, die voortvloeide uit de afname van de bedrijfsproductiviteit in combinatie met de veerkrachtige arbeidskosten en een minder uitgesproken aanpassing van de werkgelegenheid in vergelijking met de voorgaande conjuncturele vertragingen. 1 Tegen deze achtergrond stegen de bedrijfswinsten in het eurogebied na sinds het einde van 28 vijf kwartalen van onafgebroken inkrimping te hebben vertoond (zie Grafiek 45) met 4,4% op jaarbasis in het eerste kwartaal van 21. Deze toename werd veroorzaakt door zowel een groei van de economische bedrijvigheid (volume) als de hogere eenheidswinsten (marge per eenheid product), die profiteerden van de afgenomen groei van de arbeidskosten per eenheid product. 1 Voor een bespreking, zie het Kader Profit developments and their behaviour after periods of recession in het Monthly Bulletin van april

67 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten G r a f i e k 4 5 U i t s p l i t s i n g v a n d e w i n s t g r o e i i n h e t e u r o g e b i e d n a a r p r o d u c t i e e n winst per eenheid product (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) winst per eenheid product productie (bbp-groei) winst (bruto exploitatieoverschot) G r a f i e k 4 6 O n t w i k k e l i n g v a n b e d r i j f s - w i n s t e n i n h e t e u r o g e b i e d n a a r d e b e l a n g r i j k s t e b e d r i j f s t a k k e n (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) gehele economie marktgerichte dienstverlening industrie Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. Als we kijken naar de ontwikkelingen in de belangrijkste bedrijfstakken (industrie en marktdiensten), was de winstgroei bijzonder sterk in de industrie, waar de winst een stijging van 2% op jaarbasis liet optekenen in het eerste kwartaal van 21 (zie Grafiek 46). Deze stijging volgde op een inkrimping met bijna 28% op jaarbasis in 29, een bevestiging van het feit dat de winst in deze sector de neiging vertoont om sterker terug te lopen tijdens een neergang. Ondanks de recente toename is het winstniveau in 21 derhalve nog steeds laag, en bevindt het zich dichtbij het niveau van medio 24. De winsten in de marktdiensten namen op jaarbasis in het eerste kwartaal van 21 ook toe (met 1,5%), na een inkrimping gedurende vier opeenvolgende kwartalen in de loop van 29. Wat de toekomst betreft, zouden de verbeterende vraagverhoudingen en de verwachte cyclische productiviteitsgroei de winsttoename verder moeten opdrijven, grotendeels op dezelfde manier als tijdens de voorgaande conjuncturele oplevingen. De vooruitzichten voor deze variabele op korte termijn zijn echter nog steeds hoogst onzeker VO O R U I T Z I C H T E N vo o r d e I N F L AT I E Later op het jaar zullen de twaalfmaands HICP-inflatiepercentages naar verwachting licht stijgen, zij het niet zonder enige volatiliteit. Nog verder vooruitblikkend, zal de inflatie in 211 al met al gematigd blijven, onder impuls van de lage binnenlandse druk op de prijzen. Deze beoordeling komt ook tot uiting in de door medewerkers van de samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van september 21, die uitgaan van een twaalfmaands HICP-inflatie binnen een marge van 1,5% tot 1,7% voor 21 en van 1,2% tot 2,2% voor 211 (zie Kader 6). In vergelijking met de door medewerkers van het Eurosysteem 67

68 samengestelde macro-economische projecties van juni 21 werden de marges licht opwaarts herzien, voornamelijk als gevolg van de hogere grondstoffenprijzen. De risico s ten aanzien van de vooruitzichten voor de prijsontwikkelingen zijn licht opwaarts gericht. Ze hebben in het bijzonder te maken met het verloop van de prijzen voor energie en grondstoffen met uitzondering van olie. Verder is het mogelijk dat de toename van de indirecte belastingen en van de door de overheid gereguleerde prijzen groter uitvalt dan momenteel wordt verwacht, als gevolg van de behoefte aan begrotingsconsolidatie in de volgende jaren. Tegelijkertijd zijn de risico s voor het verloop van de binnenlandse prijzen en kosten beperkt. 68

69 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt 4 P R O D U C T I E, V R A A G E N D E A R B E I D S M A R K T De economische bedrijvigheid in het eurogebied trekt sedert medio 29 aan. Het reële bbp van het eurogebied nam sterk toe, met 1,% op kwartaalbasis in het tweede kwartaal van 21, ondersteund door de aanhoudende groei in de wereld maar ook deels als gevolg van tijdelijke binnenlandse factoren. Recente gegevens en enquêteresultaten bevestigen doorgaans de verwachte matiging voor de tweede helft van dit jaar, zowel op mondiaal vlak als binnen het eurogebied. Tegelijkertijd blijven ze, niettegenstaande de nog altijd heersende onzekerheid, wijzen op een positieve onderliggende dynamiek van het herstel in het eurogebied. Het aan de gang zijnde herstel op mondiaal niveau en de weerslag ervan op de vraag naar exportgoederen en -diensten uit het eurogebied, alsook de accommoderende monetaire beleidskoers en de maatregelen tot herstel van de werking van het financieel stelsel, zullen de economie van het eurogebied naar verwachting blijven ondersteunen. Het huidige proces van balansaanpassingen in verschillende sectoren en de arbeidsmarktvooruitzichten zullen echter naar verwachting het herstel afremmen. Deze beoordeling stemt ook overeen met de door medewerkers van de samengestelde macroeconomische projecties voor het eurogebied van september 21, volgens welke de reële bbp-groei op jaarbasis in 21 tussen 1,4% en 1,8% zal liggen, en in 211 tussen,5% en 2,3%. Met de nog altijd heersende onzekerheid verschoven de risico s voor de economische vooruitzichten enigszins in neerwaartse richting R E Ë E L B B P E N V R A A G C O M P O N E N T E N De economische bedrijvigheid in het eurogebied is sinds medio 29 opwaarts gericht, na een inkrimping tussen het tweede kwartaal van 28 en hetzelfde kwartaal van 29. Volgens de eerste raming van Eurostat groeide het reëel bbp van het eurogebied op kwartaalbasis met 1,% in het tweede kwartaal van 21, na een toename met,3% in het eerste kwartaal van 21 en met,2% in het vierde kwartaal van 29. De laatstgenoemde groeicijfers werden beide opwaarts herzien met,1 procentpunt (zie Grafiek 47). Uit de beschikbare indicatoren blijkt dat de economische bedrijvigheid na de eerste helft van 21 zal blijven groeien, zij het langzamer dan in het tweede kwartaal. Het economische herstel in het eurogebied zal naar verwachting vertragen, doordat tijdelijke ondersteunende factoren zullen wegebben. De hoge reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 21 vloeit hoofdzakelijk voort uit een positieve bijdrage van de binnenlandse vraag ten belope van,7 procentpunt. De netto uitvoer en de voorraden leverden eveneens positieve, zij het kleinere bijdragen. P A R T I C U L I E R E C O N S U M P T I E Hoewel de economische bedrijvigheid in het eurogebied in de tweede helft van 29 een G r a f i e k 4 7 R e ë l e b b p - g r o e i e n b i j d r a g e n (groei op kwartaalbasis en bijdragen in procentpunten per kwartaal; voor seizoen gecorrigeerd) 1,5 1,,5, -,5-1, binnenlandse vraag (m.u.v. voorraden) voorraadmutaties uitvoersaldo totale bbp-groei II III IV I II Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. 1,5 1,,5, -,5-1, 69

70 herstelbeweging inzette, bleef de particuliere consumptie minder dynamisch na de ernstige krimp die tijdens het dieptepunt van de recente economische neergang van eind 28 en begin 29 werd opgetekend. In het tweede kwartaal van 21 steeg de particuliere consumptie echter met,5%, tegen,2% in het eerste kwartaal. Recente indicatoren wijzen op een verdere toename van de consumptieve bestedingen in het derde kwartaal van 21. De lage groei van de consumptie ondanks het herstel van de economische bedrijvigheid werd vooral belemmerd door de zwakte op de arbeidsmarkt, die het reëel besteedbaar inkomen van huishoudens beïnvloedde. Het besteedbaar inkomen werd sterk gedrukt door de forse afname van de werkgelegenheid vanaf de tweede helft van 28 tot eind 29. Het lage niveau van de HICP-inflatie in 29 versterkte echter de inkomensgroei in reële termen. Meer recentelijk was de inflatie hoger, waardoor ze negatief bijdroeg tot de reële inkomensgroei, terwijl de werkgelegenheid zich in het eerste kwartaal van het jaar stabiliseerde. Hoewel de consumptiegroei sinds het vierde kwartaal van 29 licht positief was, wordt in de komende kwartalen geen sterke impuls verwacht van het reëel besteedbaar inkomen van huishoudens, aangezien het werkgelegenheidsverloop naar verwachting slechts langzaam zal verbeteren. Andere factoren die de consumptieve bestedingen in de afgelopen kwartalen afremden, zijn de onzekerheid omtrent de werkgelegenheidsvooruitzichten, de lagere huizenprijzen en de gecumuleerde verliezen van financieel vermogen. Bovendien werden de voorwaarden voor de consumptieve kredietverlening na de financiële crisis licht aangescherpt (zie het Kader The results of the July 21 bank lending survey for the euro area in het Monthly Bulletin van augustus 21). Tegen deze achtergrond is de spaarquote van de huishoudens, die van medio 28 tot medio 29 fors was gestegen, volgens de geïntegreerde rekeningen van het eurogebied in het eerste kwartaal van 21 weer gedaald (zie het Kader Integrated euro area accounts for the first quarter of 21 in het Monthly Bulletin van augustus 21). Hoewel de verbeterde economische vooruitzichten een rol kunnen hebben gespeeld, was die daling voor een deel wellicht ook toe te schrijven aan de hogere kosten van energie bestemd voor consumptie. Besparingen fungeren immers vaak als een buffer tegen schommelingen van de energieprijzen. Na de begin 29 bereikte dieptepunten nam het consumentenvertrouwen geleidelijk toe, als gevolg van de gunstiger beoordeling van de algemene economische situatie en de werkgelegenheid. In het tweede kwartaal van 21 bleef het consumentenvertrouwen onveranderd ten opzichte van het voorgaande kwartaal, maar de beschikbare gegevens voor het derde kwartaal wijzen op nog enige verbetering. Uit de meest recente gegevens blijkt immers dat het vertrouwen in juli en augustus sterk toenam. De positievere vooruitzichten uit de enquêtes worden tot nu toe niet weerspiegeld in kwantitatieve gegevens. De detailhandelsverkopen liepen in het tweede kwartaal van 21 met,1% op kwartaalbasis terug, na een stijging met,4% in het eerste kwartaal (zie Grafiek 48). De registraties van nieuwe personenauto s namen in het tweede kwartaal van het jaar met 7,4% af, na een vergelijkbare daling in het vorige kwartaal. Achter die ontwikkelingen gaan echter sterke verschillen tussen de landen schuil, die deels verband houden met een uiteenlopende vermindering van de invloed van budgettaire stimuleringsmaatregelen in het bijzonder stimulansen die werden geboden aan consumenten die hun oude auto inleverden en een nieuwe aankochten. Hoewel deze subsidies in 29 de autoverkopen en derhalve de consumptieve bestedingen bevorderden, leidde de intrekking ervan in een aantal landen tot een daling van de registraties van nieuwe auto s in sommige landen tijdens de eerste helft van 21. Door die stimulansen werden echter vooral relatief kleine auto s aangeschaft, terwijl de huidige autoaankopen meer 7

71 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt toegespitst lijken op wagens van de hogere klasse. Bijgevolg zou het aantal registraties van nieuwe personenauto s momenteel een onderschat beeld kunnen geven van de invloed van de autoaankopen op de reële consumptieve bestedingen. Verdere begrotingsmaatregelen die de consumptie beïnvloeden, zijn de verhogingen van de belastingen over de toegevoegde waarde die in sommige lidstaten voor het derde kwartaal van 21 waren aangekondigd. Die verhogingen zouden in het tweede kwartaal van 21 een opwaarts effect op de consumptiegroei hebben gehad als gevolg van vervroegde aankopen, terwijl ze naar verwachting een nadelige invloed zullen hebben vanaf het derde kwartaal. G r a f i e k 4 8 D e t a i l h a n d e l s v e r k o p e n, v e r t r o u w e n b i n n e n d e d e t a i l h a n d e l e n c o n s u m e n t e n v e r t r o u w e n (maandgegevens) I N V E S T E R I N G E N De bruto investeringen in vaste activa namen in het eurogebied gedurende acht opeenvolgende kwartalen af, namelijk van het tweede kwartaal van 28 tot het eerste kwartaal van 21. De zwakke vraag, de lage bezettingsgraad, de strenge kredietacceptatiecriteria en het wankele producentenvertrouwen deden alle de investeringen tijdens de recessieperiode afnemen. Doordat de factoren die de investeringen temperen, geleidelijk een geringere invloed uitoefenden, werden de vooruitzichten enigszins beter en zijn in het tweede kwartaal van dit jaar de investeringen op kwartaalbasis gestegen. Niettemin blijkt de sterke groei in het tweede kwartaal 1,8% op kwartaalbasis tegenover een daling met,4% in het voorgaande kwartaal ook te zijn beïnvloed door tijdelijke factoren, in het bijzonder de weersomstandigheden, waardoor investeringen in de bouwnijverheid werden uitgesteld tot na het eerste kwartaal. De uitsplitsing van de investeringen in het tweede kwartaal van 21 is nog niet bekendgemaakt. Op basis van de beschikbare informatie is het echter waarschijnlijk dat de stijging van de investeringen hoofdzakelijk het gevolg was van een krachtige opleving van de investeringen in de bouwnijverheid. Indien de weersgebonden volatiliteit buiten beschouwing wordt gelaten, zouden de investeringen in de bouwnijverheid echter gematigd blijven, vanwege de aanpassingen op de huizenmarkten in een aantal landen van het eurogebied na de dalingen van de huizenprijzen. De enquête van de Europese Commissie en de Purchasing Managers Index (PMI) geven immers aan dat de bedrijvigheid in de bouwnijverheid gematigd zal blijven, zij het niet zo zwak als in het verleden. De niet-bouwinvesteringen, die vooral bestaan uit bedrijfsmiddelen die worden aangewend in de productie van goederen en diensten, zijn in het tweede kwartaal van 21 wellicht ook gestegen en dit voor het eerst sinds begin 28. De lage bezettingsgraad, de negatieve winstgroei en de strenge kredietacceptatiecriteria hadden alle gedurende de crisis een nadelige invloed op totale detailhandelsverkopen 1) (links) consumentenvertrouwen 2) (rechts) vertrouwen binnen de detailhandel 2) (rechts) Bronnen: Conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie en Eurostat. Sinds mei 21 hebben de gegevens van de conjunctuurenquête van de Europese Commissie betrekking op de classificatie volgens NACE Rev. 2. 1) Mutaties in procenten per jaar; driemaands voortschrijnende gemiddelden: gecorrigeerd voor aantal werkdagen. Ongerekend brandstof. 2) Procentuele saldi; voor seizoen en afwijkingen van het gemiddelde gecorrigeerd

72 de investeringen, en veroorzaakten eind 28 en begin 29 zeer sterke dalingen. Sinds medio 29 was de inkrimping van de niet-bouwinvesteringen echter veel gematigder, dankzij de toename van de totale economische bedrijvigheid en de minder strikte financieringsvoorwaarden. Niettemin zullen de verdere balansherstructureringen in sommige bedrijfstakken een temperend effect op de investeringen blijven uitoefenen. De groei op kwartaalbasis van de industriële productie van investeringsgoederen, een indicator van de toekomstige niet-bouwinvesteringen, is in het tweede kwartaal van 21 versneld ten opzichte van het eerste kwartaal. Het vertrouwen in de verwerkende industrie verbeterde in het tweede kwartaal van 21 en bleef in juli en augustus positieve signalen afgeven. De bezettingsgraad nam, volgens de enquête van de Europese Commissie, in juli toe ten opzichte van april. De inperkingen van de productie ten gevolge van factoren aan de vraagzijde daalden tijdens die periode, terwijl de beperkingen aan de aanbodzijde, zoals een gebrek aan uitrusting of ruimte en een tekort aan arbeidskrachten, enigszins toenamen. Volgens de in juli gehouden enquête naar kredietverlening door banken werden de kredietacceptatiecriteria in het tweede kwartaal van 21 echter enigszins aangescherpt in een aantal landen (zie het Kader The results of the July 21 bank lending survey for the euro area in het Monthly Bulletin van augustus 21). Al met al wordt verwacht dat de niet-bouwinvesteringen gedurende de rest van het jaar geleidelijk zullen oplopen. De toename zal echter gering blijven wegens de nog altijd gematigde vooruitzichten voor de binnenlandse vraag, alsook wegens de financieringsbeperkingen, de algemene onzekerheid en de nog steeds hoge reservecapaciteit. Samenvattend kan worden gesteld dat de totale investeringen in het derde kwartaal naar verwachting minder sterk zullen groeien dan in het tweede kwartaal. Behalve door de omslag van het weersgebonden effect op de investeringen in de bouwnijverheid, zou dit komen doordat bepaalde begrotingsmaatregelen die in het verleden de investeringen ondersteunden, in het derde kwartaal worden ingetrokken, wat de groei op kwartaalbasis van de totale investeringen neerwaarts zou beïnvloeden. O V E R H E I D S C O N S U M P T I E De overheidsconsumptie ondersteunde de economische bedrijvigheid gedurende de economische neergang, doordat verscheidene uitgavenposten van de overheidsconsumptie relatief weinig werden beïnvloed door de conjuncturele ontwikkelingen, en in mindere mate omdat de regeringen van het eurogebied maatregelen namen om de vraag op peil te houden. De groei van de overheidsconsumptie op kwartaalbasis steeg van,2% in het eerste kwartaal tot,5% in het tweede kwartaal van 21. De overheidsconsumptie zal de binnenlandse vraag naar verwachting echter gedurende de rest van 21 en daarna slechts matig stimuleren, als gevolg van de verwachte budgettaire consolidatie-inspanningen in een aantal landen van het eurogebied. V O O R R A D E N Toen de recessie het eurogebied trof, reageerden de bedrijven hierop door hun voorraden scherp in te krimpen. Naarmate de vraag zich geleidelijk herstelde, vertraagde het tempo van de voorraadintering, wat positief bijdroeg tot de bbp-groei sinds het derde kwartaal van 29. De gecumuleerde bijdrage tijdens die kwartalen, die op 1,5 procentpunt wordt geraamd, komt grotendeels overeen met de gecumuleerde negatieve bijdrage gedurende de eerste helft van 29. Deze ontwikkelingen weerspiegelden min of meer de scherpe daling van de bbp-groei, die nu wordt gevolgd door een conjunctuurherstel. In overeenstemming met dat herstel en mede dankzij de verwachte toename van de vraag leverden de voorraadmutaties in het eerste kwartaal van 21 een aanzienlijke bijdrage van,8 procentpunt tot de bbp-groei op kwartaalbasis, ten opzichte van,2 procentpunt in het tweede kwartaal. 72

73 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt Voor de toekomst blijkt uit fragmentarische gegevens en enquêtes dat de voorraden op een relatief laag peil zullen worden gehouden, wat wijst op een neutrale bijdrage tot de bbp-groei in het eurogebied tijdens de komende kwartalen. Er bestaat evenwel enige statistische onzekerheid die verband houdt met de wijze waarop de voorraden worden geraamd. H A N D E L Na een forse inkrimping omstreeks eind 28 en begin 29, en een verdere, zij het meer gematigde daling in het tweede kwartaal van 29, zijn de invoer en de uitvoer sedert medio 29 beide gegroeid op kwartaalbasis. Die opleving deed zich voor in alle belangrijke productcategorieën. Vooral de in- en uitvoer van halffabrikaten, die bepalend waren voor de eerdere inkrimping van de handelsstromen, vertoonden een opmerkelijke stijging. De handel van het eurogebied bleef tijdens het eerste en het tweede kwartaal van 21 in een versneld tempo groeien, gedragen door het herstel van de wereldeconomie en de toename van de economische bedrijvigheid in het eurogebied. De invoer en de uitvoer groeiden beide met 4,4% in het tweede kwartaal van het jaar. Aangezien de uitvoer voor een iets groter aandeel in het bbp zorgde dan de invoer, leverde de netto uitvoer in het tweede kwartaal van 21 een positieve bijdrage van,1 procentpunt tot de bbp-groei, ten opzichte van een negatieve bijdrage van -,6 procentpunt in het voorgaande kwartaal. In de toekomst zal de groei van de wereldeconomie en van de opkomende economieën in het bijzonder naar verwachting sterk blijven, zij het iets minder uitbundig dan in de eerste helft van het jaar. Verwacht wordt dat de vraag naar producten van het eurogebied verder zal stijgen en ook profijt zal trekken van de recente depreciatie van de euro. Het is daarentegen niet uitgesloten dat de invoer enigszins trager zal groeien dan de uitvoer aangezien het herstel in het eurogebied zou matigen en minder dynamisch zou zijn dan de opleving van de wereldwijde economische bedrijvigheid. Als gevolg daarvan zal de netto uitvoer de komende kwartalen wellicht positief bijdragen tot de bbp-groei van het eurogebied P R O D U C T I E -, A A N B O D - E N A R B E I D S M A R K T O N T W I K K E L I N G E N Beschouwd vanuit het oogpunt van de toegevoegde waarde, werd het herstel in het eurogebied vooral gedragen door de industriële sector. De dienstensector liet tot eind 29 een gematigde groei optekenen, die versnelde in 21, terwijl de bouwnijverheid tot het eerste kwartaal van 21 verder kromp. De totale toegevoegde waarde steeg met,8% in het tweede kwartaal van 21, na een groei met,6% in het voorgaande kwartaal. Het verschil tussen de bbp-groei op kwartaalbasis en de toegevoegde waarde valt te verklaren doordat het eerste cijfer de belastingen min de subsidies op productie omvat, die tijdens het tweede kwartaal van 21 met 2,5% op kwartaalbasis zijn opgelopen. Ondanks de recente stijgingen is meer dan de helft van het verlies aan toegevoegde waarde door de recessie echter nog niet weggewerkt, aangezien de toegevoegde waarde slechts met 1,8% is toegenomen sinds het dieptepunt van de bedrijvigheid in het tweede kwartaal van 29. Enquêtegegevens wijzen voor het derde kwartaal van 21 op een verdere toename van de toegevoegde waarde, zij het in een lager tempo dan in het vorige kwartaal. De situatie op de arbeidsmarkt in het eurogebied stabiliseerde zich (zie de paragraaf over de arbeidsmarkt hieronder). De werkgelegenheid bleef in het eerste kwartaal van 21 stabiel, terwijl de werkloosheid van maart tot en met juli 21 onveranderd bleef op 1,%. 73

74 S E C T O R a l e P R O D U C T I E De toegevoegde waarde in de industrie (ongerekend de bouwnijverheid), die de stuwende kracht is geweest achter de stijging van de totale toegevoegde waarde sinds het derde kwartaal van 29, groeide met 1,9% in het tweede kwartaal van 21, na een toename met 2,3% in het eerste kwartaal. Deze ontwikkelingen stemmen grotendeels overeen met de gegevens over de industriële productie. Een analyse van de industriële hoofdsectoren brengt aan het licht dat de productie vooral toenam in de branches van de halffabrikaten en de investeringsgoederen. Deze sectorale verschillen zijn normaal in een vroege fase van een herstel, waarin halffabrikaten normaliter een krachtiger groei te zien geven, die deels verband houdt met de opleving van de uitvoer. Voor de toekomst wijst de opwaartse tendens van de orderontvangsten in de industrie op een breed gedragen expansie van de industriële bedrijvigheid, aangezien mag worden verwacht dat de orderontvangsten vervolgens tot uiting komen in de productie. Deze indicator nam in het tweede kwartaal van 21 veel sterker toe dan in het vorige kwartaal, wat vooral toe te schrijven was aan de sector investeringsgoederen. Bovendien blijkt uit recente gegevens in de vorm van conjunctuurenquêtes dat de groei in de industrie aan het begin van het derde kwartaal van 21 positief bleef (zie Grafiek 5). De PMI-productie-index voor de verwerkende industrie van het eurogebied liep in augustus licht terug en is nu lager dan in het tweede kwartaal, hoewel hij G r a f i e k 4 9 G r o e i v a n d e i n d u s t r i ë l e p r o d u c t i e e n b i j d r a g e n (groei in procenten en bijdragen in procentpunten; maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) investeringsgoederen consumptiegoederen halffabricaten energie totaal m.u.v. bouwnijverheid Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. Toelichting: De getoonde gegevens zijn berekend als driemaands voortschrijdende gemiddelden ten opzichte van het overeenkomstige gemiddelde drie maanden eerder. G r a f i e k 5 I n d u s t r i ë l e p r o d u c t i e, p r o d u c e n t e n v e r t r o u w e n e n P u r c h a s i n g M a n a g e r s I n d e x ( P M I ) (maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) industriële productie 1) (links) producentenvertrouwen 2) (rechts) PMI 3) (rechts) Bronnen: Eurostat, conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie, Markit en berekeningen van de. Toelichting: Alle reeksen hebben betrekking op de verwerkende industrie. Sinds mei 21 hebben de gegevens van de conjunctuurenquête van de Europese Commissie betrekking op de classificatie volgens NACE Rev. 2. 1) Procentuele mutaties per driemaands periode. 2) Procentuele saldi. 3) Afwijkingen van een indexwaarde van

75 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt nog altijd een positieve groei aangeeft. Eveneens in augustus bleef het vertrouwen in de verwerkende industrie, volgens de conjunctuurenquête van de Europese Commissie, stabiel na een stijging in juli. De bedrijvigheid in de bouwnijverheid nam in het tweede kwartaal van 21 voor het eerst sinds het eerste kwartaal van 28 toe. Dit was te danken aan de omslag van de daling in het eerste kwartaal, die samenhing met de ongunstige weersomstandigheden waarmee veel landen van het eurogebied tijdens de wintermaanden te maken kregen. De toegevoegde waarde in de bouwnijverheid steeg in het tweede kwartaal met,5% en bedraagt nu ongeveer 11% minder dan in het eerste kwartaal van 28, vóór het begin van de economische neergang. Wanneer de recente volatiliteit buiten beschouwing wordt gelaten, is de bedrijvigheid in de bouwnijverheid al met al nog bescheiden, als gevolg van de aanpassingen op de huizenmarkten in enkele landen van het eurogebied, na de daling van de huizenprijzen. Wat de enquêtes betreft, geven de enquête van de Europese Commissie en de PMI aan dat de bedrijvigheid in de bouwnijverheid na het tweede kwartaal zwak zou kunnen blijven, ondanks een verbetering ten opzichte van het zeer negatieve verloop voorheen. De bedrijvigheid in de dienstensector is veel minder gevoelig voor het conjunctuurverloop dan die in de verwerkende industrie en de bouwnijverheid. De toegevoegde waarde van de dienstensector liet in het tweede kwartaal van 21 een stijging met,6% optekenen, en versnelde zo ten opzichte van de groei met,3% in het eerste kwartaal van 21. De toegevoegde waarde van de dienstensector kon daardoor bijna de daling tijdens de recessie tenietdoen. Uit de beschikbare informatie over de belangrijkste subsectoren van de dienstensector blijkt dat de toegevoegde waarde, na de scherpe dalingen omstreeks eind 28 en begin 29, in elk van de drie subsectoren is toegenomen. Wat de toekomst betreft, geven recent gepubliceerde enquêtegegevens aan dat de dienstensector aan het begin van het derde kwartaal van 21 opnieuw gegroeid is, zij het wellicht iets minder sterk dan in het tweede kwartaal. A R B E I D S M A R K T De verbetering van de arbeidsmarktsituatie in het eurogebied bleef achter bij het herstel van de economische bedrijvigheid: de werkgelegenheid liep, op kwartaalbasis, tot het vierde kwartaal van 29 terug en stabiliseerde zich pas in het eerste kwartaal van 21, doordat veranderingen in de werkgelegenheid het conjunctuurverloop vaak met vertraging volgen. Al met al heeft de werkgelegenheid van het eurogebied tijdens de economische neergang vrij goed standgehouden, gelet op de scherpe achteruitgang van de economische bedrijvigheid. Dit kan gedeeltelijk worden verklaard doordat, tegen de achtergrond van de verscherping van de economische neergang, de werkgelegenheid in heel wat landen van het eurogebied ondersteund werd door speciale werktijdregelingen. In de praktijk is de aanpassing van de werkgelegenheid immers in ruime mate verlopen via een vermindering van het aantal gewerkte uren per werkende, veeleer dan via sterke stijgingen van de werkloosheid. De arbeidsmarktontwikkelingen liepen echter aanzienlijk uiteen tussen de economieën van het eurogebied. In totaal daalde de werkgelegenheid in de industrie (ongerekend de bouwnijverheid) en in de bouwnijverheid met respectievelijk rond 5% en 8% tussen het hoogte- en het dieptepunt van de bedrijvigheid, terwijl de werkgelegenheid in de diensten over dezelfde periode veel minder sterk afnam, namelijk met ongeveer,3%. De sterkere daling in de bouwnijverheid is gedeeltelijk toe te schrijven aan de overcapaciteit in deze sector in een aantal landen van het eurogebied en aan het feit dat de bouwnijverheid gewoonlijk een groot aantal tijdelijke werknemers in dienst heeft, wat de werkgelegenheid flexibeler maakt. De economische neergang temperde echter eveneens de groei van het arbeidsaanbod in het eurogebied, die voordien opwaarts gericht was. 75

76 T a b e l 8 W e r k g e l e g e n h e i d s g r o e i (procentuele mutaties t.o.v. voorgaande periode; voor seizoen gecorrigeerd) Twaalfmaands Kwartaalcijfers cijfers I II III IV I Gehele economie,7-1,9 -,8 -,5 -,5 -,2, waarvan: -1,8-2,2 -,6 -,7-1,2,3,1 Landbouw en visserij -,7-5,6-1,8-1,6-1,7 -,9-1,1 Industrie, -5,1-1,7-1,7-1,7-1,1 -,9 Industrie m.u.v. bouwnijverheid -2,3-6,7-2,2-1,3-1,7 -,4-1,5 Bouwnijverheid 1,4 -,6 -,5 -,1 -,1,,4 Dienstensector 1,2-1,8 -,8 -,5 -,3 -,6, Handel en transport 2,3-2,2-1,2 -,7 -,5,2,5 Financiële en zakelijke dienstverlening 1,1 1,3,1,4,3,2,5 Openbaar bestuur 1) Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. 1) Met inbegrip van onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening. Op kwartaalbasis bleef de werkgelegenheid in het eerste kwartaal van 21 stabiel. Daarmee gaf ze voor het eerst sinds het tweede kwartaal van 28 een niet-negatieve kwartaalgroei te zien. Deze ontwikkeling, die in grote mate bepaald werd door de dienstensector, betekent een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de tijdens de voorgaande kwartalen opgetekende daling, die bijzonder scherp was tijdens de eerste drie kwartalen van 29 (zie Tabel 8). Op sectoraal niveau bleef sprake van een daling van de werkgelegenheid, zij het in een trager tempo in de verwerkende industrie (industrie ongerekend de bouwnijverheid), waar de daling op kwartaalbasis,9% beliep, tegen 1,1% tijdens het voorgaande kwartaal. De ongewoon barre weersomstandigheden van de afgelopen winter leidden tot een sterkere afname van de werkgelegenheid in de bouwnijverheid, namelijk met 1,5% op kwartaalbasis, tegen,4% tijdens het vierde kwartaal van 29. Verwacht wordt evenwel dat deze daling in het tweede kwartaal van het jaar ongedaan wordt gemaakt. In de dienstensector, daarentegen, steeg de werkgelegenheid met,4%, nadat deze sedert het tweede kwartaal van 28 licht was afgenomen of stabiel gebleven. Alle subsectoren van de dienstensector lieten een stijging optekenen, met uitzondering van de subsector handel en transport, waar de werkgelegenheid stabiliseerde, na forse dalingen tijdens de voorgaande kwartalen (zie Grafiek 51). De gegevens over het totale aantal gewerkte uren tonen slechts een matige inkrimping op kwartaalbasis tijdens het eerste kwartaal van 21, na een geringe stijging in het vierde kwartaal van 29 en sterkere dalingen tijdens de voorgaande kwartalen. De vermindering van het aantal gewerkte uren op kwartaalbasis tijdens de eerste drie maanden van het jaar weerspiegelde een scherpe achteruitgang in de bouwnijverheid, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van de activiteitsinkrimping in deze sector door de strenge weersomstandigheden, alsook, in mindere mate, in de verwerkende nijverheid, terwijl het aantal gewerkte uren in de dienstensector toenam. Daarbij moet evenwel worden opgemerkt dat sectorale ontwikkelingen vaak worden bijgesteld, zoals nader wordt toegelicht in een kader over realtime gegevens voor het eurogebied (zie Kader 5). In combinatie met de vermindering van de werkgelegenheid, leidde het herstel van de productiegroei in het eurogebied tot geringere jaar-op-jaardalingen van de productiviteit tijdens het jaar tot 29. De verdere bbp-groei tijdens het eerste kwartaal van 21, samen met de stabiele werkgelegenheid, resulteerde in een jaar-op-jaarstijging van de productiviteit met 2,1%, gelet op het lage productiviteitspeil in hetzelfde kwartaal van 29 (zie Grafiek 52). De arbeidsproductiviteit 76

77 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt 2 G r a f i e k 5 1 W e r k g e l e g e n h e i d s g r o e i - e n - v e r w a c h t i n g e n (mutaties in procenten per jaar, procentuele saldi, voor seizoen gecorrigeerd) werkgelegenheidsgroei in de industrie m.u.v. de bouwnijverheid (links) werkgelegenheidsverwachtingen in de verwerkende industrie (rechts) 2 2 werkgelegenheidsverwachtingen in de bouwnijverheid werkgelegenheidsverwachtingen in de detailhandel werkgelegenheidsverwachtingen in de dienstensector Bronnen: Eurostat en conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie. Toelichting: De procentuele saldi zijn gecorrigeerd voor afwijkingen van het gemiddelde. Sinds mei 21 hebben de gegevens van de conjunctuurenquête van de Europese Commissie betrekking op de classificatie volgens NACE Rev. 2. per uur gaf een vergelijkbaar verloop te zien. Zo liet de arbeidsproductiviteit per uur in het vierde kwartaal van 29 voor het eerst een jaar-op-jaarstijging optekenen en nam ze tijdens het eerste kwartaal van 21 met 1,3% toe. De tragere groei van de productiviteit per gewerkt uur ten G r a f i e k 5 2 A r b e i d s p r o d u c t i v i t e i t (mutaties in procenten per jaar) gehele economie industrie m.u.v. bouwnijverheid dienstensector G r a f i e k 5 3 W e r k l o o s h e i d (maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) mutatie per maand, duizenden (links) % beroepsbevolking (rechts) , 1,5 1, 9,5 9, 8,5 8, 7,5 7, 6,5 21 Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. Bron: Eurostat. 77

78 opzichte van de productiviteit per werknemer is toe te schrijven aan de toename van het aantal gewerkte uren per persoon op jaarbasis. Na een geleidelijke stijging gedurende bijna twee jaar, bleef de werkloosheidsgraad van het eurogebied in juli voor de vijfde maand op rij onveranderd op 1,% (zie Grafiek 53). Recente arbeidsmarktgegevens wijzen op een algemene stabilisatie van de arbeidsmarkt, hoewel de werkloosheidsgraad hoog blijft. Wat de toekomst betreft, zijn de werkgelegenheidsvooruitzichten verbeterd ten opzichte van hun dieptepunt, wat aangeeft dat de werkloosheid tijdens de komende maanden naar verwachting niet verder significant zal verslechteren. K a d e r 5 E E N R E A L T I M E D A T A B A N K V O O R H E T E U R O G E B I E D Sedert enkele maanden stelt de in haar Statistical Data Warehouse (SDW) een realtime databank (RTDB) voor het eurogebied ter beschikking. 1) Dit Kader schetst een overzicht van de in de databank opgenomen gegevens en belicht enkele illustratieve feiten die uit deze compilatie van gegevensjaargangen kunnen worden afgeleid. 1) Zie de Statistical Data Warehouse in het gedeelte Statistics op de website van de. G r a f i e k A R e ë l e b b p - g r o e i i n h e t e u r o - g e b i e d o v e r h e t v i e r d e k w a r t a a l v a n 2 1, z o a l s g e r a p p o r t e e r d i n o p e e n - v o l g e n d e M a a n d b e r i c h t e n (mutaties in procenten; groeitempo van kwartaal op kwartaal) Bron: Realtime database van de. G r a f i e k B G e g e v e n s o v e r d e w e r k l o o s - h e i d s g r a a d v a n h e t e u r o g e b i e d (in procenten van de beroepsbevolking) gegevens vanaf november 27 gegevens van juni 22 tot en met oktober 27 gegevens tot en met mei Bron: Realtime database van de. Toelichting: De verschillende lijnen tonen de werkloosheidsreeksen voor alle beschikbare gegevens. Op ieder gegeven punt toont elke lijn het niveau van de werkloosheidsgraad op dat moment volgens de desbetreffende gegevens

79 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt H e r z i e n i n g e n v a n h e t t w a a l f m a a n d s g r o e i p e r c e n t a g e v a n i n d i c e s v o o r a r b e i d s - k o s t e n p e r u u r ( g e b a s e e r d o p d e g e g e v e n s v a n j a n u a r i 2 1 t o t e n m e t j u n i 2 1 ) (mutaties in procenten per jaar; procentpunten) Totaal Naar component Naar specifieke economische activiteit Lonen en salarissen Werkgeversbijdrage Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie Bouwnijverheid Dienstensector Gemiddelde 2,85 2,85 3,12 3,14 2,97 2,75 Gemiddelde van de herzieningen 4 maanden -,8,1 -,39 -,5 -,27 -,19 6 maanden -,8,2 -,34 -,3 -,3 -,17 8 maanden -,3,1 -,19, -,2 -,11 12 maanden -,1, -,14,5 -,21 -,11 16 maanden,3,3 -,3,2 -,5 -,3 Standaarddeviatie,62,62 1,18 1,2 1,1,67 Standaarddeviatie van de herzieningen 4 maanden,28,33,88,38,64,56 6 maanden,25,32,81,35,64,46 8 maanden,24,28,73,34,55,42 12 maanden,2,21,58,32,51,37 16 maanden,21,24,41,27,5,39 Toelichting: 4 maanden heeft bijvoorbeeld betrekking op het verschil tussen de raming vier maanden na de referentieperiode en de raming twee jaar na de referentieperiode. De databank werd opgebouwd in het kader van het RTDB-project, dat gecoördineerd werd door het Euro Area Business Cycle Network. Doelstelling van het project was het verschaffen van een gestructureerde realtime gegevensbank die gemakkelijk toegankelijk zou zijn voor het publiek en in het bijzonder voor onderzoekers die de omvang en de effecten van herzieningen van macro-economische gegevens bestuderen. De databank stelt tijdreeksen samen van gegevens die op regelmatige basis worden bekendgemaakt in het. Daarin worden, in het gedeelte over de Statistieken voor het eurogebied, de meest recente gegevens gepubliceerd die beschikbaar zijn tot op de dag vóór de eerste vergadering van de Raad van Bestuur in de maand. Terwijl in het alleen de meest recente gegevens verschijnen, bevat de RTDB, in elektronische vorm, de opeenvolgende publicaties van tijdreeksen voor verscheidene macro-economische variabelen voor het eurogebied op het ogenblik van hun oorspronkelijke publicatie, dat wil zeggen vóór alle mogelijke herzieningen. Dergelijke gegevensreeksen worden doorgaans realtime genoemd. De RTDB stelt de gebruikers in staat vergelijkende analyses uit te voeren voor een groot aantal macro-economische variabelen, aangezien de databank bij benadering 23 indicatoren bevat. Voor de meeste variabelen starten de gegevensjaargangen in januari 21, maar een beperkte deelverzameling van 38 belangrijke reeksen (die het meest relevant worden geacht voor de economische en econometrische analyse) bevat gegevens die gepubliceerd werden 79

80 vanaf oktober De tijdspanne van de reeksen gaat doorgaans terug tot medio jaren negentig, maar kan in sommige gevallen tot 35 jaar belopen (bijvoorbeeld voor VS-reeksen). 2) De databank is opgebouwd volgens een snapshot-benadering, wat betekent dat ze een momentopname toont van het ogenblik waarop de gegevens werden verzameld. Dat houdt in dat de gehanteerde methodologie voor een bepaalde reeks kan veranderen in overeenstemming met de concepten die worden gebruikt voor de in het gerapporteerde gegevens. Zo verschilt de landendekking tussen de jaargangen, als gevolg van de opeenvolgende uitbreidingen van het eurogebied. Voor bepaalde economische indicatoren kan de in de herzieningen weerspiegelde gegevensonzekerheid groot zijn. Dit impliceert onder meer dat beleidsbeoordeling op basis van herziene gegevens mogelijk misleidend is, aangezien de beslissingen werden genomen op grond van op dat ogenblik beschikbare gegevens, die later evenwel significant werden bijgesteld. 3) Academisch onderzoek heeft de empirische relevantie van gegevensherzieningen gedocumenteerd, niet enkel voor de analyse van het monetaire beleid, maar ook voor het begrotingsbeleid en andere beleidsdomeinen. 4) De analyse van realtime gegevens is eveneens relevant voor het opstellen van passende econometrische voorspellingsmodellen. Als de gegevens sterk worden bijgesteld, moeten de instrumenten op deze gegevensonzekerheid berekend zijn, namelijk door een groter gewicht toe te kennen aan data die naar verwachting minder ingrijpend zullen worden herzien. Gegevensonzekerheid kan bijdragen tot voorspellingsfouten en zo de vorming van verwachtingen door de economische subjecten beïnvloeden, alsook de parameters die worden geraamd op grond van een bepaalde gegevensjaargang. 5) Een voorbeeld van een dergelijke gegevensonzekerheid is te zien in Grafiek A. Die toont de kwartaal-op-kwartaalgroei van het bbp van het eurogebied voor het laatste kwartaal van 21, zoals weergegeven in de data die werden gepubliceerd tussen april 22 en juni 21. Wat oorspronkelijk werd beschouwd als een periode van negatieve groei, werd uiteindelijk beoordeeld als een periode van positieve groei. De belangrijkste herzieningen vonden eind 25 plaats, als gevolg van de invoering van kettingindexcijfers voor de reeksen tegen vaste prijzen. 6) De herzieningen van de reële bbp-groei van het eurogebied zijn doorgaans echter beperkt in vergelijking met die van het bbp van zowel de VS als Japan. Tevens worden de componenten van het bbp van het eurogebied doorgaans sterker bijgesteld dan het bbp, vooral de investeringen en de uitvoer. 2) Een gedetailleerdere beschrijving van de gegevensreeks is te vinden in Giannone, D., Henry, J., Lalik, M. en Modugno, M., An area-wide real-time database for the euro area, Working Paper Series, No 1145,, Frankfurt am Main, januari 21. Deze paper beschrijft de eigenschappen van de realtime gegevensstroom en -herzieningen. Meer in het bijzonder wordt uiteengezet hoe dergelijke herzieningen kunnen leiden tot onzekerheid in belangrijke macro-economische indicatoren en concepten, zoals de NAIRU (non-accelerating rate of unemployment). 3) Zie Orphanides, A., Monetary policy rules based on real-time data, American Economic Review, Vol. 91, No 4, 21, pp ) Zie Cimadomo, J., Fiscal policy in real-time data, Working Paper Series, No 919,, Frankfurt am Main, juli 28, en Coushore, D., Forecasting with real-time macroeconomic data in Elliot, G., Granger, C.W.J. en Timmermann, A. (eds.), Handbook of Economic Forecasting, North-Holland, Amsterdam, 26, pp ) Zie bijvoorbeeld Mankiw, N.G. en Shapiro, M.D., News or Noise: An Analysis of GNP Revisions, Survey of Current Business, Bureau of Economic Analysis, mei 1986, pp. 2-25, en Pesaran, H. en Timmermann, A., Real-Time Econometrics, Econometric Theory, Vol. 21, 25, pp ) Voor een overzicht van de oorzaken van herzieningen van dergelijke macro-economische gegevens, zie Branchi M., et al., Analysis of revisions to general economic statistics, Occasional Paper Series, No 74,, Frankfurt am Main, oktober 27. 8

81 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt Een van de variabelen die significant werden herzien is het werkloosheidscijfer, waarvan de tijdreeks wordt weergegeven in Grafiek B. De afzonderlijke lijnen stemmen overeen met de tijdreeksen zoals ze beschikbaar waren op het ogenblik van de publicatie van het, van januari 21 tot juni 21. De meeste herzieningen waren het gevolg van de harmonisering van de werkloosheidsdefinities en de gegevensbronnen tussen de landen. Ook de gegevens over prijzen en kosten kunnen substantieel worden bijgesteld (hoewel de herzieningen van de HICP uiterst beperkt zijn). Bij wijze van illustratie bevat de tabel hieronder een aantal samenvattende statistieken over de herzieningen van het indexcijfer betreffende de arbeidskosten per uur. Ook hier is een belangrijke oorzaak voor de herzieningen de aan de gang zijnde harmonisering van de statistieken binnen de EU. In de verschillende sectoren van de economische bedrijvigheid worden sterke herzieningen opgetekend. De standaardafwijking van de herzieningen van de arbeidskosten per uur in de dienstensector, bijvoorbeeld, beloopt bijna twee derde van de standaardafwijking van de reeks zelf. Over de sectoren heen worden de herzieningen doorgaans echter uitgemiddeld, wat betekent dat de aggregaten minder sterk worden aangepast. 7) Teneinde empirisch onderzoek over realtime thema s voor het eurogebied te vergemakkelijken, werd de databank gratis online ter beschikking gesteld in het SDW van de en wordt ze elk kwartaal bijgewerkt. De gegevensreeks moet vooral bijdragen tot het stimuleren van het onderzoek naar belangrijke thema s zoals beleidsbeoordeling, de evaluatie van voorspellingen, de vorming van verwachtingen en voorspellingsmodellen voor het eurogebied. 7) De herzieningen van aggregaten zijn mogelijk ook kleiner als gevolg van verschillen in dekking tussen de totale index en de componenten ervan. 81

82 4. 3 V O O R U I T Z I C H T E N V O O R D E E C O N O M I S C H E B E D R I J V I G H E I D VDe aan de gang zijnde groei op mondiaal niveau en het effect daarvan op de vraag naar uitvoergoederen en -diensten van het eurogebied, alsook de accommoderende monetaire beleidskoers en de maatregelen tot herstel van de werking van het financieel stelsel zouden de economie van het eurogebied moeten blijven steunen. Verwacht wordt echter dat de aanhoudende balansaanpassingen in verschillende sectoren en de arbeidsmarktvooruitzichten het hersteltempo zullen matigen. Die beoordeling strookt grotendeels met de door medewerkers van de in september 21 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die aangeven dat de reële bbp-groei op jaarbasis tussen 1,4% en 1,8% zal bedragen in 21 en tussen,5% en 2,3% in 211 (zie Kader 6). Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem in juni 21 samengestelde macro-economische projecties, is de marge voor de reële bbp-groei dit jaar opwaarts bijgesteld, als gevolg van het sterker dan verwachte herstel van de economische groei tijdens het tweede kwartaal, alsook van het beter dan verwachte verloop tijdens de zomermaanden. Ook voor 211 is de marge opwaarts herzien, voornamelijk wegens overloopeffecten van de voorziene sterkere groei naar het einde van 21. In een nog steeds onzekere omgeving zijn de risico s voor deze verbeterde economische vooruitzichten licht neerwaarts gericht. Enerzijds kan de wereldhandel het beter blijven doen dan verwacht en zo de uitvoer van het eurogebied schragen. Anderzijds blijft er bezorgdheid heersen over het ontstaan van nieuwe spanningen op de financiële markten, alsook over enige onzekerheid omtrent de groeivooruitzichten in andere ontwikkelde economieën en op mondiaal niveau. Daarenboven hangen de neerwaartse risico s samen met hernieuwde prijsstijgingen voor aardolie en andere grondstoffen alsmede met protectionistische druk en de mogelijkheid van een onordelijke correctie van mondiale onevenwichtigheden. K a d e r 6 D O O R M E D E W E R K E R S V A N D E E C B S A M E N G E S T E L D E M A C R O - E C O N O M I S C H E P R O J E C T I E S V O O R H E T E U R O G E B I E D Op basis van de tot 2 augustus 21 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld voor de macro-economische ontwikkelingen in het eurogebied. 1) De projectie is dat de gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasis in 21 tussen 1,4% en 1,8% zal liggen, en in 211 tussen,5% en 2,3%. De inflatie zal, zo wordt voorzien, globaal stabiel blijven binnen een marge van 1,5-1,7% in 21 en van 1,2-2,2% in 211. Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid De technische aannames met betrekking tot de rente en de prijzen van zowel energie- als nietenergiegrondstoffen zijn gebaseerd op marktverwachtingen (waarvoor de afsluitdatum 13 augustus 21 was). 2) De aanname voor de korte rente is van puur technische aard. De korte rente wordt afgemeten aan de driemaands EURIBOR, waarbij de marktverwachtingen worden afgeleid van de termijnrentes. Deze methodologie levert een algeheel gemiddeld niveau van de korte rente van,8% voor 21 en 1,1% voor 211 op. De technische aannames betreffen- 82

83 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt de het nominale rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied worden eveneens afgeleid van marktverwachtingen en impliceren een gemiddeld niveau van 3,6% in 21 en van 3,8% in ) De basisprojectie houdt rekening met de verdere verbeteringen van de financieringsvoorwaarden en veronderstelt dientengevolge dat gedurende de projectieperiode de ecarts tussen de bancaire debettarieven en de bovengenoemde renteniveaus zich zullen stabiliseren of enigszins kleiner zullen worden. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat de kredietaanbodsituatie gedurende de projectieperiode zal verruimen. Op grond van het prijsbeloop dat wordt geïmpliceerd door de termijnmarkten in de twee weken tot en met de afsluitdatum wordt voor grondstoffen verondersteld dat de gemiddelde olieprijs in 21 USD 78,8 per vat zal bedragen, en in 211 USD 84,. De in Amerikaanse dollar luidende prijzen van nietenergiegrondstoffen zullen, zo is de aanname, krachtig herstellen, met 39,1% in 21 en met een verdere 11,% in 211. Aangenomen wordt dat de bilaterale wisselkoersen gedurende de projectieperiode onveranderd zullen blijven op het gemiddelde niveau van de twee weken tot en met de afsluitdatum. Dit impliceert een USD/EUR-wisselkoers van 1,31 gedurende de gehele projectieperiode en een effectieve wisselkoers van de euro die in 21 gemiddeld met 6,5% deprecieert en in 211 met een verdere 1,4%. De aannames betreffende het begrotingsbeleid zijn gebaseerd op nationale begrotingsplannen in de afzonderlijke landen van het eurogebied zoals die beschikbaar waren op 17 augustus 21. Zij omvatten alle beleidsmaatregelen die reeds door het betreffende nationale parlement zijn goedgekeurd of die reeds in detail door overheden zijn uitgewerkt en het wetgevingsproces waarschijnlijk zullen doorstaan. Aannames betreffende het internationale klimaat Het herstel van de mondiale economie gaat voort, hoewel de afnemende bijdrage van de voorraadcyclus en begrotingsstimuli naar verwachting zullen leiden tot een lager tempo in de tweede helft van 21. Daarna zullen de verdere normalisatie van de financiële markten, groter vertrouwen en verbeteringen van de arbeidsmarkt naar verwachting de mondiale bedrijvigheid ondersteunen. In de meeste opkomende economieën maakt de groei een krachtige indruk, in tegenstelling tot het gematigdere herstel in ontwikkelde economieën, waar de combinatie van zwakke vooruitzichten voor de arbeidsmarkt met afbouwen van schuldposities naar verwachting de groei zal dempen. Ondanks het herstel dat voor de projectieperiode wordt voorzien, zal de economische vertraging naar verwachting in meerdere ontwikkelde economieën aanhouden. Het mondiale reële bbp buiten het eurogebied zal, zo wordt aangenomen, in 21 met gemiddeld 5,1% toenemen en in 211 met gemiddeld 4,4%. Ten gevolge van het aanzienlijke herstel in de mondiale handel zal, zo wordt aangenomen, de groei van de uitvoermarkten van het eurogebied in 21 toenemen tot 1,4%, en in 211 tot 7,1%. Projecties voor de reële bbp-groei De reële bbp-groei herstelde in het tweede kwartaal van 21 krachtig. De beschikbare gegevens wijzen erop dat de binnenlandse groei sterk toenam, deels omdat de investeringen omhoogschoten nadat het eerste kwartaal door negatieve weersomstandigheden was getroffen, terwijl het uitvoersaldo en voorraden ook bijdroegen tot de groei. Gedurende de rest van 21 zal het groeitempo naar verwachting zoals eerder voorzien licht dalen, doordat de 83

84 factoren die de groei in de eerste fase van het herstel tijdelijk hebben bevorderd, zoals de stimuleringsmaatregelen van de overheid, de voorraadcyclus en het aantrekken van de handel, aan kracht inboeten. In de verdere toekomst zal de economische bedrijvigheid volgens de projectie aantrekken, ondersteund door het herstel van de uitvoer en de geleidelijk stijgende binnenlandse vraag, die de weerslag vormen van monetaire beleidsmaatregelen uit het verleden en aanzienlijke inspanningen om de werking van het financiële stelsel te herstellen. Vergeleken met vorige conjunctuurcycli zal het herstel volgens de projectie tamelijk bescheiden zijn, doordat in verschillende sectoren de balansen op orde gebracht moeten worden. De particuliere consumptie zal naar verwachting ook worden beïnvloed door de bescheiden ontwikkeling van de inkomens. Bovendien houden de projecties ook rekening met de huidige begrotingsmaatregelen om het vertrouwen in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange termijn te consolideren. Na een daling van 4,% in 29 wordt verwacht dat de groei van het reële bbp op jaarbasis zal opleven, maar gedurende de projectieperiode gematigd zal blijven, met groeicijfers tussen 1,4% en 1,8% in 21 en tussen,5% en 2,3% in 211. Aangezien ramingen van de potentiële groei op jaarbasis volgens de projectie eveneens lager zullen uitvallen dan voor de recessie, zal de output gap gedurende de projectieperiode kleiner worden, zo wordt verwacht. T a b e l A M a c r o - e c o n o m i s c h e p r o j e c t i e s v o o r h e t e u r o g e b i e d (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) 1), 2) HICP,3 1,5-1,7 1,2-2,2 Reëel bbp -4, 1,4-1,8,5-2,3 Particuliere consumptie -1,1,-,4 -,1-1,5 Overheidsconsumptie 2,6,3-1,3 -,1-1,1 Bruto investeringen in vaste activa -11, -2,3-,7-1,6-3, Uitvoer (goederen en diensten) -13,2 7,4-1, 2,9-9,3 Invoer (goederen en diensten) -11,8 5,8-8,2 1,6-7,8 1) De projecties voor het reële bbp en zijn componenten zijn gebaseerd op voor werkdagen gecorrigeerde gegevens. Bij de projecties voor de uitvoer en de invoer is de handel binnen het eurogebied inbegrepen. 2) In de projecties voor 211 is Estland is opgenomen als deel van het eurogebied. De gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis voor 211 zijn gebaseerd op een samenstelling van het eurogebied die in 21 Estland reeds omvat. Projecties betreffende prijzen en kosten De HICP-inflatie, die in augustus 1,6% bedroeg, zal volgens de projectie tegen het einde van het jaar licht stijgen, grotendeels als gevolg van de effecten van grondstofprijsontwikkelingen. Later zal de geïmporteerde inflatie matigen, maar de binnenlandse prijsdruk zal naar verwachting toenemen met de geleidelijke verbetering van de bedrijvigheid, wat zal leiden tot een langzame stijging van de HICP-inflatie met uitzondering van voedsel en energie. Over het geheel genomen is de verwachting echter dat de inflatiedruk tot 211 gematigd zal blijven, met een totale inflatie die globaal stabiel is bij jaarcijfers van tussen 1,5% en 1,7% in 21 en tussen 1,2% en 2,2% in 211, aldus de projectie. De stijging van de uurlonen in het eurogebied zal in 21 naar verwachting afnemen. Aangezien de situatie op de arbeidsmarkt zwak blijft, wordt in 211 weinig aanvullende loondruk verwacht. Tegen de achtergrond van het verwachte krachtige herstel van de arbeidsproductiviteit impliceert het geprojecteerde loonprofiel een substantiële daling van de arbeidskosten per eenheid product in

85 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt Daardoor zal, zo wordt voorzien, een krachtig herstel van de winstmarge mogelijk worden na de substantiële krimp in 29, met een bescheidener groei daarna. Vergelijking met de projecties van juni 21 Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties die in het van juni 21 zijn gepubliceerd, ligt de geprojecteerde marge voor de reële bbp-groei in 21 aanzienlijk boven de voorgaande marge, hetgeen een weerspiegeling is van voornamelijk het boven verwachting krachtige herstel van de groei in het tweede kwartaal en van aanwijzingen dat de ontwikkelingen later in het jaar beter zullen zijn dan verwacht. De marge voor 211 is licht opwaarts bijgesteld, voornamelijk als gevolg van overloopeffecten uit hoofde van de sterkere groei die tegen het eind van 21 wordt voorzien. Wat betreft de HICP-inflatie is de marge voor 21, vergeleken met die van juni 21, marginaal opwaarts herzien, terwijl voor 211 alleen de ondergrens van de marge licht opwaarts is herzien. T a b e l B V e r g e l i j k i n g m e t d e p r o j e c t i e s v a n j u n i 2 1 (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) Reëel bbp juni 21-4,1,7-1,3,2-2,2 Reëel bbp september 21-4, 1,4-1,8,5-2,3 HICP juni 21,3 1,4-1,6 1,-2,2 HICP september 21,3 1,5-1,7 1,2-2,2 Vergelijking met prognoses door andere instellingen Diverse instellingen, zowel internationale organisaties als organisaties in de particuliere sector, hebben prognoses voor het eurogebied uitgebracht. Strikt genomen zijn deze prognoses echter niet met elkaar of met de door medewerkers van de samengestelde macro-economische projecties vergelijkbaar, aangezien zij zijn opgesteld op verschillende tijdstippen. Daarnaast maken zij gebruik van andere (deels niet nader gespecificeerde) methoden om aannames af te leiden betreffende de begrotings-, financiële en externe variabelen, waaronder de olieprijs en andere grondstoffenprijzen. Ten slotte bestaan er verschillen tussen prognoses wat betreft de methodes voor de correctie van de invloed van het aantal werkdagen (zie onderstaande tabel). Volgens de thans beschikbare prognoses van andere organisaties en instellingen zal de groei van het reële bbp van het eurogebied in 21 naar verwachting tussen,9% en 1,2% liggen. Deze cijfers liggen onder de marge van de door medewerkers van de samengestelde projecties, wat waarschijnlijk het feit weerspiegelt dat deze prognoses werden opgesteld voor de bekendmaking van gegevens waaruit een sterkere groei in het tweede kwartaal van het jaar blijkt. De marge van de projecties voor 211 ligt tussen 1,3% en 1,8%, ruim binnen de marges van de door medewerkers van de samengestelde projecties. Ten aanzien van de inflatie voorzien de beschikbare prognoses een gemiddelde HICP-inflatie op jaarbasis van 85

86 T a b e l C V e r g e l i j k i n g v a n p r o g n o s e s v o o r d e r e ë l e b b p - g r o e i e n d e H I C P - i n f l a t i e v a n h e t e u r o g e b i e d (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) Publicatiedatum Bbp-groei HICP-inflatie OESO mei 21 1,2 1,8 1,4 1, Europese Commissie mei 21,9 1,5 1,5 1,7 IMF juli 21 1, 1,3 1,1 1,3 Survey of Professional Forecasters juli 21 1,1 1,4 1,4 1,5 Consensus Economics Forecasts augustus 21 1,2 1,4 1,5 1,6 Door medewerkers van de samengestelde projecties september 21 1,4 1,8,5 2,3 1,5 1,7 1,2 2,2 Bronnen: European Commission spring forecast, mei 21; IMF World Economic Outlook, april 21 (inflatie) en World Economic Outlook Update, juli 21 (bbp-groei); OECD Economic Outlook, mei 21; Consensus Economics Forecasts; en de Survey of Professional Forecasters van de. Toelichting: De door medewerkers van de samengestelde macro-economische projecties en de OESO-prognoses hanteren voor het aantal werkdagen gecorrigeerde groeicijfers op jaarbasis, terwijl bij de Europese Commissie en het IMF de groeicijfers op jaarbasis niet zijn gecorrigeerd voor het aantal werkdagen per jaar. Uit de andere prognoses wordt niet duidelijk of de gegevens al dan niet zijn gecorrigeerd voor het aantal werkdagen. tussen 1,1% en 1,5% in 21, iets lager dan de marge van de door medewerkers van de samengestelde projecties. De prognoses voor de HICP-inflatie voor 211 variëren van 1,% tot 1,7%, en afgezien van de prognose van de OESO liggen zij alle binnen de marge van de door medewerkers van de samengestelde projecties. 86

87 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen 5 B E G R O T I N G S O N T W I K K E L I N G E N De meest recente kwartaalstatistieken met betrekking tot de overheidsfinanciën in het eurogebied en de ontwikkelingen in verscheidene eurolanden bevestigen globaal de verwachte stabilisatie van de begrotingsvooruitzichten voor 21. Daarmee zal dit jaar waarschijnlijk een keerpunt vormen, waarbij een einde komt aan de sterke stijging van de tekorten voorafgaand aan de voorgenomen reductie vanaf 211. Het is van het grootste belang dat de overheden scherp toezicht houden op de begrotingsuitvoering in 21 en ambitieuze begrotingen opstellen voor 211 alsmede ambitieuze plannen voor de middellange termijn. Zij moeten daarnaast waar nodig bereid zijn de consolidatie te versnellen om hun buitensporige tekorten binnen de in de Raadsaanbevelingen gestelde termijnen te redresseren en om snel weer tot gezonde en houdbare overheidsfinanciën te komen. Daarbij vormen de door de Europese Raad op basis van een voorlopig rapport van de Taskforce economische governance vastgestelde richtlijnen een welkome aanvulling; deze moeten op korte termijn in de praktijk worden gebracht. B E G R O T I N G S O N T W I K K E L I N G E N I N 2 1 De meest recente kwartaalstatistieken met betrekking tot de overheidsfinanciën, die tot en met het eerste kwartaal van 21 beschikbaar zijn, bevestigen het beeld van de stabilisatie van de overheidsfinanciën zoals die in de economische voorjaarsprognose 21 van de Europese Commissie was verwacht. Met name duiden de gegevens voor het eurogebied op een herstel van de groei van de nominale overheidsontvangsten. Hoewel de groei van de ontvangsten in het eerste kwartaal van 21 negatief bleef (uitgedrukt als de groei van jaar op jaar van voortschrijdende vierkwartaals G r a f i e k 5 4 K w a r t a a l s t a t i s t i e k e n e n - p r o j e c t i e s m e t b e t r e k k i n g t o t d e o v e r h e i d s - f i n a n c i ë n v o o r h e t e u r o g e b i e d totale inkomsten, op kwartaalbasis totale uitgaven, op kwartaalbasis totale inkomsten, op jaarbasis (EC) totale uitgaven, op jaarbasis (EC) a) jaar-op-jaar procentuele groei als vierkwartaals voortschrijdende totalen b) vierkwartaals voortschrijdende totalen in procenten bbp Bronnen: Berekeningen van de op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens, economische voorjaarsprognose 21 van de Europese Commissie. Toelichting: De grafieken tonen de ontwikkeling van de totale inkomsten en totale uitgaven als vierkwartaals voortschrijdende totalen voor de periode van 27-I tot en met 21-I en de jaarlijkse projecties voor 21 en 211 uit de voorjaarsprognose 21 van de Europese Commissie. 87

88 totalen), was deze hoger dan aan het einde van 29 en zal naar verwachting later dit jaar weer positief worden en in 211 verder toenemen (zie Grafiek 54a). Tegelijkertijd is de groei van de nominale overheidsuitgaven in het eerste kwartaal van 21 enigszins afgenomen, conform de verwachting van de Commissie dat de uitgavengroei in 21 en 211 zal vertragen. Het beloop van de ontvangstenquote en de uitgavenquote van het eurogebied voor het eerste kwartaal van 21 bevestigt het uit de prognose van de Commissie blijkende patroon dat de uitgavenquote in 21 zal stabiliseren alvorens in 211 licht te dalen, terwijl de ontvangstenquote in naar verwachting enigszins verder zal afnemen (zie Grafiek 54b). G r a f i e k 5 5 O v e r h e i d s t e k o r t e n m u t a t i e i n o v e r h e i d s s c h u l d i n h e t e u r o g e b i e d (vierkwartaals voortschrijdende totalen in procenten bbp) tekort mutatie in schuld tekort, op jaarbasis (EC-prognose) mutatie in schuld, op jaarbasis (EC-prognose) Al met al zal voor de overheidsfinanciën 21 daarmee waarschijnlijk een keerpunt vormen. Na de sterke verslechtering in 29 zal het totale overheidstekort in het eurogebied zich naar verwachting in 21 globaal stabiliseren. De geprognosticeerde marginale stijging van het tekort wordt in hoofdzaak veroorzaakt door aanhoudend ongunstige conjuncturele factoren en, in mindere mate, door de nog steeds gevoelde invloed van stimuleringsmaatregelen vanuit de begroting, enkele tegenvallers aan de ontvangstenkant en een lichte stijging van de rentelasten. Verwacht wordt dat de begrotingskoers in het eurogebied, in termen van het voor de conjunctuur gecorrigeerde primaire begrotingssaldo, in 21 ruwweg neutraal zal zijn, waarmee aldus een begin wordt gemaakt met de omslag van de verruimende koers in naar de verwachte verkrapping in 211. De schuldquote voor het eurogebied zal in 21 waarschijnlijk nog een snelle stijging vertonen, zij het minder snel dan in 29. In de voorgaande jaren was de stijging van de schuldquote groter dan kon worden toegeschreven aan het overheidstekort, als gevolg van de sterke daling van het nominale bbp en grote standen-stromenaanpassingen, die in hoofdzaak voortvloeiden uit maatregelen ter ondersteuning van de financiële sector. 1 In 21 en met name in 211 zal de stijging van de schuldquote daarentegen lager zijn dan het tekort, als gevolg van een gunstigere effecten vanuit de nominale bbp-groei, alsmede geringere standen-stromenaanpassingen (zie Grafiek 55). H u i d i g e B E G R O T I N G S o n t w i k k e l i n g e n e n p l a n n e n v o o r e n l a t e r Aangezien de meeste landen van het eurogebied thans doende zijn de conceptbegroting voor 211 op te stellen en hun begrotingsplannen voor de middellange termijn te actualiseren, kan een beoordeling van de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën in het eurogebied als geheel in dit Bronnen: Berekeningen van de op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens alsmede de economische voorjaarsprognose 21 van de Europese Commissie Zie het kader Overheidssteun aan de banksector tijdens de financiële crisis van 28-9 en invloed daarvan op de overheidsfinanciën in het eurogebied in het Jaarverslag 29 van de. 88

89 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen stadium slechts voorlopig van aard zijn. Het onderstaande overzicht van de huidige begrotingsontwikkelingen en plannen beperkt zich tot de grootste eurolanden en de landen met de hoogste tekorten. In Duitsland zal, volgens de door het Ministerie van Financiën in juli 21 bekendgemaakte geactualiseerde begrotingsprojecties, het begrotingstekort voor de totale overheid naar verwachting toenemen van 3,1% bbp in 29 tot 4½% bbp in 21, iets onder het niveau zoals dat is voorzien in de economische voorjaarsprognose 21 van de Europese Commissie. De gunstigere ontwikkeling van de begrotingspositie in 21 houdt in hoofdzaak verband met de verbeterde macro-economische vooruitzichten. De Duitse regering voorziet een geleidelijke begrotingsverbetering vanaf 211, waarbij het tekort naar verwachting zal afnemen tot 3% bbp in 212 en 1½% bbp in 214. In dit kader heeft de regering in juni 21 overeenstemming bereikt over de hoekstenen van een meerdere jaren omspannende consolidatiestrategie die is gericht op uitgavenbeheersing alsmede enige belastingverhogingen en die, bij volledige tenuitvoerlegging, in de periode een cumulatief tekortreducerend effect zal hebben van ongeveer 3½% bbp. In Frankrijk zal, volgens de begrotingsprojecties van de regering, het tekort van de totale overheid naar verwachting in 21 uitkomen op 8,% bbp, tegen 7,5% bbp in 29. De verwachte verslechtering van het begrotingssaldo is in overeenstemming met de economische voorjaarsprognose 21 van de Commissie en vloeit in hoofdzaak voort uit ongunstige conjuncturele ontwikkelingen en verruimende effecten van het economische herstelprogramma van de regering. Hoewel de regering de veronderstelde reële bbp-groei voor 211 in augustus 21 neerwaarts heeft bijgesteld, heeft zij bevestigd te blijven streven naar de verwezenlijking van de in de meest recente actualisatie van het stabilisatieprogramma uiteengezette begrotingsdoelstellingen, die neerkomen op een daling van de tekortquote tot 6% bbp in 211, 4,6% bbp in 212 en 3% bbp in 213. Een dergelijk beloop van het tekort zou in overeenstemming zijn met de door Frankrijk op zich genomen verplichting het buitensporige tekort uiterlijk in 213 te redresseren. Om deze doelstelling te realiseren heeft de Franse regering een reeks consolidatiemaatregelen voorgesteld, waaronder een afname van de door de overheid geboden werkgelegenheid, een uitgavenstop voor de centrale overheid en een verhoging van zowel de pensioenleeftijd als de directe belastingen voor huishoudens en bedrijven ter financiering van het pensioenstelsel. In Italië heeft de regering onlangs de in de actualisatie van januari 21 van het stabiliteitsprogramma opgenomen begrotingsdoelstellingen bevestigd. Volgens de projecties van de regering zal het tekort van de totale overheid, dat in 29 5,3% bbp bedroeg, dalen tot 5,% in 21, 3,9% bbp in 211 en 2,7% bbp in 212. Aan deze ontwikkelingen ligt een door het Italiaanse parlement in juli 21 goedgekeurd pakket herstelmaatregelen ten grondslag. Dit pakket bestaat uit consolidatiemaatregelen ten bedrage van cumulatief ongeveer 1,6% bbp in 211 en 212. De maatregelen betreffen in hoofdzaak de uitgavenkant van de begroting, en zijn vooral gericht op de overheidssalarissen, de pensioenuitgaven, de overdrachtsuitgaven aan de lagere overheid en het intermediaire verbruik. Aan de ontvangstenkant zullen ook enkele corrigerende maatregelen worden genomen, zoals maatregelen ter bestrijding van belastingontduiking. In Spanje streeft de regering ernaar het tekort te verminderen van 11,2% bbp in 29 tot 9,3% bbp in 21 en 6% bbp in 211. De regering heeft vastgesteld dat de begrotingsuitvoering tot juni 21 in overeenstemming is geweest met de tekortdoelstelling voor 21. Als onderdeel van het begrotingsproces voor 211, zijn de uitgavenplafonds voor 211 in juli 21 door het Spaanse parlement goedgekeurd. De regering is van mening dat de bestaande consolidatiemaatregelen voldoende zijn om de tekortdoelstelling in 211 te realiseren, ongeacht recente aankondigingen van 89

90 een zekere herverdeling tussen de verschillende uitgavenposten. Regeringsfunctionarissen hebben aangegeven dat zo nodig aanvullende consolidatiemaatregelen zullen worden genomen. In Griekenland was het oorspronkelijke, in mei overeengekomen, programma voor de begrotingsaanpassing erop gericht het tekort van de totale overheid terug te brengen van 13,6% bbp in 29 tot 8,% bbp in 21, 7,6% bbp in 211, 6,5% bbp in 212 en minder dan 3% bbp in 214. Met een hogere inflatie en daarmee een hoger nominaal bbp dan oorspronkelijk geraamd, leiden de in het programma opgenomen bindende plafonds voor het nominale begrotingstekort tot iets lagere tekortquoten voor 21 en de daaropvolgende jaren. In de eerste helft van 21 heeft Griekenland alle in het programma opgenomen bindende begrotingsdoelstellingen verwezenlijkt, waarbij de gunstige begrotingsrealisatie bij de centrale overheid de tekortschietende prestaties op het niveau van de lagere overheid, de gezondheidszorg en de sociale fondsen meer dan teniet heeft gedaan. Voor de rest van het jaar doen zich echter nog neerwaartse begrotingsrisico s voor als gevolg van het feit dat de uitgaven naar verwachting de in de begroting toegewezen plafonds zullen bereiken, alsmede als gevolg van een geprognosticeerde tegenvaller aan de ontvangstenkant, tegenvallende overschotten bij de lagere overheid en de sociale fondsen en negatieve aanpassingen van kas- naar transactiebasis. Als compensatie voor deze risico s en om te waarborgen dat de begrotingsdoelstellingen worden verwezenlijkt, zijn de Griekse autoriteiten in het kader van de gezamenlijke eerste controlemissie van de EC, de en het IMF akkoord gegaan met lager dan eerder vastgestelde begrotingsuitgaven van de centrale overheid, waarbij toch in alle noodzakelijke betalingen aan de lagere overheid en de sociale fondsen wordt voorzien om deze in staat te stellen aan hun lopende verplichtingen te voldoen. In Ierland zal, volgens de door de regering in augustus 21 bekendgemaakte prognoses, het tekort van de totale overheid naar verwachting in 21 11,5% bbp bedragen, hetgeen globaal in overeenstemming is met de economische voorjaarsprognose 21 van de Europese Commissie en de actualisatie van december 29 van het stabiliteitsprogramma. Het tekort van de totale overheid voor 21 zal evenwel uiteindelijk ruim boven deze doelstelling uitkomen, aangezien daarin ook enkele van de ter ondersteuning van het bankwezen gedane uitgaven zullen worden opgenomen. Tot nu toe bedragen die uitgaven, die bij het tekort moeten worden opgeteld, voor 21 ongeveer 8% bbp. Als de in dit verband in zowel 29 als 21 gedane uitgaven buiten beschouwing worden gelaten, zal het begrotingssaldo naar verwachting in 21 een lichte verbetering laten zien, deels als gevolg van meevallende macro-economische ontwikkelingen. Voor 211 en de daaropvolgende jaren zal het begrotingssaldo niet rechtstreeks worden beïnvloed door de ten behoeve van het bankwezen in 29 en 21 gedane uitgaven. Voor 211 is in het stabiliteitsprogramma een tekortdoelstelling opgenomen van 1,% bbp, waarvoor aanzienlijke verdere consolidatie is vereist. In dit kader hebben de Ierse autoriteiten in juli 21 een nieuw overheidsinvesteringsprogramma bekendgemaakt ter ondersteuning van de begrotingsdoelstellingen. Desondanks zullen additionele maatregelen nodig zijn om het overeengekomen consolidatietraject te realiseren en het tekort in 214 tot minder dan 3% bbp terug te brengen. Al met al geven de meeste recente kwartaalgegevens en overheidsprojecties aan dat de begrotingsontwikkelingen tot dusverre in overeenstemming zijn met de verwachtingen en dat de doelstellingen voor 21 waarschijnlijk zullen worden gerealiseerd, in een aantal gevallen mede als gevolg van de meevallende macro-economische vooruitzichten. Het is derhalve van belang dat de regeringen de tenuitvoerlegging van de begroting voor 21 nauwgezet blijven volgen en waar nodig bereid zijn aanvullende consolidatiemaatregelen uit te voeren. Met name moeten, als eerder gemaakte, al te optimistische macro-economische prognoses niet uitkomen, landen snel aanvullende consolidatiemaatregelen nemen om te waarborgen dat aan de op zich genomen verplichtingen 9

91 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen wordt voldaan. Daarentegen moeten begrotingsmeevallers (zoals het effect van een gunstiger dan verwacht macro-economisch klimaat) aanleiding vormen tot het vervroegen van de vereiste consolidatie om aldus de realisatie van de begrotingsdoelstellingen voor dit jaar en de verdere toekomst met een grotere mate van zekerheid veilig te stellen. t e n u i t v o e r l e g g i n g e n v e r s t e r k i n g v a n h e t b e g r o t i n g s k a d e r v a n d e e u Op 13 juli 21 heeft de Ecofin-Raad besloten dat buitensporige tekorten bestonden in Cyprus en Finland. De Raad riep beide landen op vóór 13 januari 211 corrigerende maatregelen te treffen en stelde termijnen (211 voor Finland en 212 voor Cyprus) om het tekort van de totale overheid in deze landen weer terug te brengen tot onder de referentiewaarde van 3% bbp. Na deze besluiten zijn thans alle eurolanden, met uitzondering van Luxemburg, onderworpen aan buitensporigetekortprocedures, waarbij termijnen voor redressering gelden variërend van 211 tot 214. Op dezelfde dag heeft de Raad ook de door elf van de aan buitensporige-tekortprocedures onderworpen eurolanden (België, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Slowakije) genomen maatregelen aan een beoordeling onderworpen. De Raad besloot daarbij dat alle landen tot dan toe hadden gehandeld in overeenstemming met de in het kader van de buitensporige-tekortprocedures gedane aanbevelingen en dat in het huidige stadium ten aanzien van deze procedures geen aanvullende maatregelen waren vereist. Juist in een periode waarin de regeringen doende zijn hun begrotingsplannen voor 211 en de daaropvolgende jaren af te ronden, is het van het grootste belang dat aan de gestelde termijnen voor de redressering van de buitensporige tekorten strikt de hand moet worden gehouden. Voor vele landen betekent dit dat de begrotingsplannen zeer ambitieus zullen moeten zijn en dat daaraan goed uitgewerkte maatregelen ten grondslag moeten liggen, waaronder aanvullende maatregelen in die gevallen waarin de macro-economische realisaties in 21 leiden tot een verbreding van de consolidatiekloof ten opzichte van de oorspronkelijke plannen. Wat de verdere toekomst betreft, verschaft in een onzeker klimaat een geloofwaardige inzet voor begrotingsconsolidatie op de langere termijn en structurele hervormingen een anker voor de begroting en wordt daarmee voorkomen dat vanuit de begroting een last wordt gelegd op de groei op de langere termijn (zie Kader 7). In dit kader zijn verschillende stappen gezet ter verbetering van het begrotingstoezicht en het verzamelen van statistische gegevens binnen de EU. Op 17 juni 21 heeft de door Herman Van Rompuy, Voorzitter van de Europese Raad, voorgezeten Taskforce economische governance een voortgangsrapport aan de Europese Raad voorgelegd, op basis waarvan de Raad is overeengekomen te streven naar: a. versterking van zowel de preventieve als de correctieve instrumenten van het Stabiliteits- en Groeipact; b. een grotere rol voor het schuldcriterium; c. de invoering van een Europees semester, waarbij de indiening van stabiliteits- en convergentieprogamma s naar het voorjaar wordt verplaatst, voorafgaand aan de opstelling van de nationale begrotingen in het najaar; d. versterking van de nationale begrotingsregels en de begrotingskaders voor de middellange termijn; e. verbetering van de kwaliteit van statistieken. 91

92 De Taskforce economische governance en de Europese Commissie is verzocht de komende maanden een en ander ten uitvoer te leggen. Dit betreft met name aanpassing van de gedragscode met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en Groeipact om zodoende een nieuw indieningsschema voor de stabiliteits- en convergentieprogamma s, met de daarbij behorende informatievereisten, op te kunnen stellen. Verwacht wordt dat de Taskforce het definitieve rapport in oktober 21 aan de Europese Raad zal voorleggen. Tot slot kan worden vermeld dat op 26 juli 21 de Raad van de EU een verordening heeft vastgesteld, gericht op het versterken van de regels met betrekking tot de statistische gegevens die worden gebruikt in het kader van de buitensporigetekortprocedure (Raadsdocument 11551/1). K a d e r 7 D E B E G R O T I N G V E R A N K E R E N I N T I J D E N V A N O N Z E K E R H E I D Sinds de recente financiële crisis en ernstige conjuncturele teruggang, zijn de schuldquotes van veel landen in het eurogebied tot een zeer hoog niveau gestegen. Tegelijkertijd is de risicoaversie op de financiële markten toegenomen. Aangezien deze combinatie potentieel grote macro-economische risico s in zich draagt, zet dit Kader de voordelen van begrotingsconsolidatie, met name bij een hoge schuldpositie, nog eens op een rij. De kosten en baten van begrotingsconsolidatie Op de korte termijn zal begrotingsconsolidatie de totale vraag drukken en daarmee de economische bedrijvigheid. Echter, geloofwaardige en ambitieuze consolidatie versterkt de kans op toekomstige economische groei en lokt economische reacties uit die het vraageffect op de korte termijn kunnen compenseren. In het huidige economische klimaat zijn de omstandigheden waaronder volgens de literatuur de te verwachten gunstige effecten vooral zullen optreden waarschijnlijk in ruime mate aanwezig. Hiertoe horen met name een gering vertrouwen in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid, en de aankondiging van ambitieuze, geloofwaardige consolidatieplannen gebaseerd op groeibevorderende aanpassingen van het begrotingsbeleid als geheel. 1 Deze gunstige verwachtingseffecten op de korte termijn worden teweeggebracht door de onmiskenbare groeibevorderende werking van structurele hervormingen van het begrotingsbeleid op de langere termijn. Een verlaagde financieringsbehoefte van de overheid leidt tot een lagere lange rente, dankzij een geringere vraag naar besparingen en dalende risicopremies. Hierdoor neemt het financieringsklimaat in de particuliere sector toe, wat de investeringen in productiemiddelen stimuleert. Bij de overheid ontstaat ruimte om concurrentievervalsende belastingen te verlagen en productiever te investeren. Bovendien kunnen bij een solide begrotingspositie particulieren en bedrijven erop vertrouwen dat de overheid in staat zal zijn om economische schommelingen op te vangen via de werking van de automatische stabilisatoren. Alleen in een veilig macro-economisch klimaat vinden productieve lange-termijninvesteringen plaats, hetzij in fysieke kapitaalgoederen hetzij in menselijk kapitaal via het onderwijs. 1 Zie voor een overzicht van de kosten en baten van begrotingsconsolidatie het Kader Begrotingsconsolidatie: ervaringen uit het verleden, kosten en baten in het van juni 21 en het artikel The effectiveness of euro area fiscal policies in het Monthly Bulletin van juli

93 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen Empirisch onderzoek over een breed spectrum van industrielanden en perioden verschaft zwaarwegende aanwijzingen dat een hoge overheidsschuld de economische groei remt. In een aantal recente studies wordt met name een negatief verband geconstateerd tussen schuldquotes boven 9% bbp en economische groei. 2 Maar terwijl de waargenomen grenswaarde van rond 9% bbp bij diverse gegevensreeksen en onderzoeksmethoden wordt gevonden, geldt die invariantie hoogstwaarschijnlijk niet bij veranderingen in het economische klimaat. In het huidige klimaat van aanzienlijke onzekerheden kan het groeiremmende effect van overheidsschuld al bij lagere schuldquotes optreden. Consolidatie in een ongewis klimaat Nog afgezien van de positieve gevolgen voor de groei, kunnen budgettaire consolidatiemaatregelen het risico op negatieve, elkaar versterkende correlaties tussen overheidsfinanciën, de financiële sector en de rest van de economie verkleinen. Door de toegenomen risicoaversie waardoor de financiële crisis werd gekenmerkt, zijn beleggers scherper onderscheid gaan maken tussen emitterende overheden, hetgeen tot uiting kwam in de toenemende spreiding in de rendementsecarts tussen obligaties van verschillende overheden. In het geval van Griekenland had de overheid als gevolg van bezorgdheid omtrent de houdbaarheid van de overheidsfinanciën moeite zichzelf via de markt te financieren, en dreigde dit probleem zich uit te breiden naar andere eurolanden. De risico s van een verlies aan vertrouwen in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van een land blijven niet beperkt tot overloop naar andere markten voor overheidsschuld. De gevolgen van een begrotingscrisis voor houders van overheidspapier, zoals banken, pensioenfondsen en individuele beleggers, kunnen de financiële stabiliteit en de vooruitzichten voor de reële economie ondermijnen. In het bijzonder, zo is gebleken tijdens de financiële crisis, kan onzekerheid gemakkelijk van de ene vermogensmarkt naar de andere overslaan: volatiliteit op de markten voor overheidsobligaties kan dan schadelijk zijn voor andere segmenten van de financiële markt. Een van de mogelijke gevolgen hiervan is een daling van de kredietverstrekking. Het feit dat overheidsobligaties veelal als onderpand voor financiële transacties worden aangewend draagt verder bij aan de ernst van dit soort risico s. Het vertrouwen dat markten stellen in de houdbaarheid van overheidsfinanciën hangt af van een aantal landspecifieke en tijdafhankelijke factoren, zoals de schuld- en tekortquotes, impliciete overheidsverplichtingen, de financieringsstructuur van de lopende schuld, de groeivooruitzichten en de historische begrotingsdiscipline van het land. Het valt dan ook niet met zekerheid te voorspellen bij welke schuldquote het vertrouwen in de houdbaarheid van de openbare financiën gewaarborgd is. Vanzelfsprekend zijn de voordelen van een houdbaarheid-bevorderend beleid in het huidige risicoaverse klimaat groot. In een mondiaal klimaat van hoge overheidsschulden wordt dit voordeel van macro-economische stabiliteit nog ver- 2 De correlatie tussen hoge staatsschuld en tragere groei is voor de zeer lange termijn vastgesteld door Reinhart, C.M. en Rogoff, K.S., Growth in a time of debt, NBER Working Paper Series, No. w15639, National Bureau of Economic Research, januari 21. Sterke econometrische bewijzen worden aangedragen door Checherita, C. en Rother, P., The impact of high and growing government debt on economic growth: an empirical investigation for the euro area, Working Paper Series, No 1237,, 21. Zie ook Kumar, M. en Woo, J., Public debt and growth, Working Paper Series, No. 1/174, IMF,

94 sterkt, aangezien deze het risico op overloop naar andere landen verkleint. In het verleden 3 is in eurolanden gebleken dat om een sterke reductie van de overheidsschuld te verwezenlijken en de vruchten van begrotingsconsolidatie te plukken, regeringen harde afspraken moeten maken over consolidatie op de langere termijn, moeten streven naar uitgavenreductie en parallel daaraan structurele hervormingen moeten invoeren die de potentiële groei ondersteunen. Dit zal voorzien in een fiscaal anker in het huidige ongewisse klimaat en zal voorkomen dat de schuldenlasten op termijn de economische groei afremmen. 3 Zie Nickel, C., Rother, P. en Zimmerman, L., Major public debt reductions Lessons from the past, lessons for the future, Working Paper Series, No. 1241,, 21, het Kader Ervaring met de reductie van de overheidsschuld in landen van het eurogebied in het van september 29, en het Kader The Greek economic and financial adjustment programme in het Monthly Bulletin van mei

95 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN 6 W I S S E L K O E R S - E N B E T A L I N G S B A L A N S O N T W I K K E L I N G E N Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen 6. 1 W I S S E L KO E R S E N Sinds begin 21 is de nominaal-effectieve wisselkoers van de euro gedaald. Gedurende de afgelopen drie maanden is deze daling echter afgevlakt, deels als gevolg van de waardestijging van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar tussen medio juni en medio augustus. E F F E C T I E V E W I S S E L K O E R S V A N D E E U R O Na in de loop van 29 in waarde te zijn gestegen, is de euro sinds begin 21 gestaag in waarde gedaald. Gedurende de afgelopen drie maanden is deze tendens echter afgevlakt, waarbij de euro nominaal-effectief nog slechts in geringe mate in waarde is gedaald (zie Grafiek 56). Op 1 september 21 was de nominaal-effectieve wisselkoers van de euro afgemeten aan de valuta s van 21 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied slechts,1% lager dan eind mei, al lag deze wel 9,1% onder het gemiddelde niveau van 29. Deze waardedaling van de euro was in hoofdzaak het gevolg van een hernieuwde risicoaversie bij beleggers, gevoed door toenemende zorgen in de markt over de budgettaire en economische vooruitzichten van enkele landen van het eurogebied alsook over de kracht van het mondiale economische herstel. De waardedaling van de euro gedurende de afgelopen drie maanden is met name sterk geweest ten opzichte van de Japanse yen en de Zwitserse frank, terwijl de euro daarentegen in waarde is gestegen ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De impliciete volatiliteit van de bilaterale wisselkoersen van de euro ten opzichte van andere belangrijke valuta s is gedurende de verslagperiode afgenomen, zowel voor de korte als de lange looptijden. G r a f i e k 5 6 D e e f f e c t i e v e w i s s e l k o e r s v a n d e e u r o ( E E R ) : b e l o o p e n u i t s p l i t s i n g 1 ) (daggegevens) 118 Index: 1999-I = , Bijdragen aan de mutaties van de effectieve wisselkoersen van de euro 2) 31 mei - 1 september 21 (procentpunten) 2, ,5 1, ,,5, -,5 1,,5, -, , -1, 1 1-1,5-1,5 97 III IV I II III , USD JPY CHF OMS EER-21 GBP CNY SEK overig Bron:. 1) Een stijging van de index betekent een appreciatie van de euro ten opzichte van de valuta s van 21 van de belangrijke handelspartners van het eurogebied en alle niet aan het eurogebied deelnemende lidstaten van de EU. 2) De bijdragen aan de mutaties van de effectieve wisselkoersen van de euro ten opzichte van de valuta s van zes van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied worden afzonderlijk getoond. OLS betreft de geaggregeerde bijdrage van de munt eenheden van de niet aan het eurogebied deelnemende lidstaten van de EU (met uitzondering van GBP en SEK). Overige betreft de geaggregeerde bijdrage van de valuta s van de resterende zes handelspartners van het eurogebied aan de effectieve koers index voor de groep van 21 handelspartners. De mutaties zijn berekend met behulp van de overeenkomstige totale handels gewichten in de effectieve koersindex voor de groep van 21 handelspartners. -2, 95

96 G r a f i e k 5 7 N o m i n a a l - e n r e ë e l - e f f e c t i e v e w i s s e l k o e r s e n v a n d e e u r o 1 ) G r a f i e k 5 8 W i s s e l k o e r s e n e n i m p l i c i e t e v o l a t i l i t e i t e n (maand-/kwartaalgegevens; index 1999-I = 1) 12 nominaal reëel, gedefleerd met de CPI reëel, gedefleerd met bbp reëel, gedefleerd met de arbeidskosten per eenheid product in de totale economie 12 (daggegevens) 1,6 1,5 Wisselkoersen USD/EUR (links) JPY/EUR (rechts) , , Bron:. 1) Een stijging van de effectieve koersindices voor de groep van 21 handelspartners betekent een appreciatie van de euro. De meest recente waarnemingen voor de maandgegevens betreffen augustus 21, terwijl die voor de reëeleffectieve wisselkoersindices voor de groep van 21 handelspartners op basis van het bbp en de arbeidskosten per eenheid product in de totale economie het eerste kwartaal van 21 betreffen en deels gebaseerd zijn op ramingen , ,1 15 aug. nov. feb. mei aug ,,95,9,85 GBP/EUR (links) CHF/EUR (rechts) 1,55 1,5 1,45 1,4,8 1,35 Wat de indicatoren van het internationale concurrentievermogen van het eurogebied in termen van prijzen en kosten betreft, lag de reëel-effectieve wisselkoers van de euro op basis van consumptieprijzen in augustus 21 ongeveer 8,9% onder het gemiddelde van 29 (zie Grafiek 57).,7 1,25 aug. nov. feb. mei aug A M E R I K A A N S E D O L L A R / E U R O 2 2 Na een sterke waardedaling sinds begin is de euro tussen medio juni en medio augustus aanzienlijk in waarde gestegen ten opzichte van de Amerikaanse dollar, alvorens gedurende de afgelopen weken weer licht in waarde te dalen. 1 1 Per saldo is in de driemaands periode tot en met 8 8 aug. nov. feb. mei aug. 1 september 21 de euro in waarde gestegen ten opzichte van de Amerikaanse dollar (zie Bronnen: Bloomberg en de. Grafiek 58), en wel met 4,% ten opzichte van eind mei; op 1 september noteerde de euro USD 1,28, ongeveer 8,2% onder het gemiddelde van 29. De publicatie van tegenvallende economische gegevens voor de Amerikaanse economie met betrekking tot het tweede kwartaal van 21 alsmede enkele tekenen van een vertraging bij het Amerikaanse economische herstel bleef niet zonder gevolgen voor de Amerikaanse dollar. Gedurende dezelfde periode nam de impliciete volatiliteit van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar af (zie Grafiek 58). De afname van de volatiliteit over het, USD/EUR GBP/EUR JPY/EUR 1,3 Impliciete volatiliteiten in wisselkoersen (driemaands)

97 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen gehele looptijdenspectrum van beschikbare optiecontracten (tot en met een jaar) duidt erop dat marktpartijen verwachten dat op de middellange termijn de onzekerheid in de markt zal afnemen. J A P A N S E Y E N / E U R O Gedurende de driemaands periode tot en met 1 september 21 is de euro verder in waarde gedaald ten opzichte van de Japanse yen, waarbij de waardestijging van 29 volledig ongedaan is gemaakt en een niveau werd bereikt dat zich sinds ultimo 21 niet meer had voorgedaan. Op 1 september noteerde de euro JPY 17,5, 4,5% onder het niveau van eind mei en 17,5% onder het gemiddelde van 29. Gedurende dezelfde periode nam de impliciete volatiliteit van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de Japanse yen af (zie Grafiek 58). De waardestijging van de Japanse yen werd, in een klimaat gekenmerkt door toenemende risicoaversie, gesteund door de verzwakking van de Amerikaanse dollar. V A L U T A S V A N D E E U - L I D S T A T E N Gedurende de afgelopen drie maanden zijn de aan het ERM-II deelnemende valuta s globaal stabiel gebleven ten opzichte van de euro en noteerden zij op of rond hun respectieve spilkoersen (zie Grafiek 59). Tegelijkertijd bleef de Letlandse lats aan de onderkant van de unilateraal vastgestelde fluctuatiemarge van 1% aan beide zijden van de spilkoers. Wat de valuta s van de niet aan het ERM-II deelnemende lidstaten van de EU betreft, is de euro vergeleken met eind mei 21 2,1% in waarde gedaald ten opzichte van het Britse pond; op 1 september noteerde de euro GBP,83. Tegelijkertijd is de impliciete volatiliteit van de koers van de euro ten opzichte van het Britse pond afgenomen (zie Grafiek 58). De euro is in waarde gedaald ten opzichte van de Poolse zloty (met 2,2%) en de Tsjechische kroon (met 3,%) en is in waarde gestegen ten opzichte van de Hongaarse forint (met 3,9%). O V E R I G E V A L U T A S De euro is aanzienlijk in waarde gedaald ten opzichte van de Zwitserse frank, en wel met 8,9% tussen eind mei en 1 september tot een niveau van CHF 1,3, aangezien de Zwitserse munt bleef profiteren van de vlucht naar veiligheid door internationale beleggers. Gedurende dezelfde periode volgden de bilaterale wisselkoersen van de euro ten opzichte van de Chinese renminbi en de Hongkong dollar het koersbeloop van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Gedurende deze periode liet de koersontwikkeling van de euro ten opzichte van de valuta s van de belangrijkste grondstoffenexporterende landen een wisselend beeld zien; de euro is in waarde gestegen ten opzichte van de Canadese dollar (met 5,2%) en in waarde gedaald ten opzichte van de Australische dollar (met 3,%). G r a f i e k 5 9 W i s s e l k o e r s e n b i n n e n h e t E R M - I I (daggegevens; afwijking van de spilkoers in procentpunten) EEK/EUR DKK/EUR LTL/EUR LVI/EUR III IV I II III Bron:. Toelichting: Een positieve/negatieve afwijking van de spilkoers ten opzichte van de euro geeft aan dat de valuta zich aan de zwakke/sterke kant van de bandbreedte bevindt. De fluctuatiemarge aan beide zijden van de spilkoers bedraagt 2,25% van de Deense kroon en 15% voor alle andere valuta s

98 6. 2 B E TA L I N G S B A L A N S Na een sterke opleving aan het begin van 21, is de goederenhandel met de landen buiten het eurogebied in het tweede kwartaal verder toegenomen, hoewel zich enkele tekenen van een matiging van het groeitempo voordeden. In juni was het twaalfmaands gecumuleerde tekort op de lopende rekening van het eurogebied, met EUR 45,1 miljard (ongeveer,5% van het bbp van het eurogebied), aanzienlijk geringer dan in dezelfde periode een jaar eerder. Op de financiële rekening nam de netto kapitaalinstroom uit hoofde van de directe investeringen en het effectenverkeer tezamen verder af tot een cumulatief totaal van EUR 173,7 miljard in de twaalf maanden tot en met juni. H A N D E L S B A L A N S E N L O P E N D E R E K E N I N G Na een sterke opleving aan het begin van 21, is de goederenhandel met de landen buiten het eurogebied in het tweede kwartaal verder toegenomen, hoewel zich enkele tekenen van een matiging van het groeitempo voordeden. Volgens de betalingsbalansgegevens bedroeg de groei op kwartaalbasis van de waarde van de goederenuitvoer naar de landen buiten het eurogebied in het tweede kwartaal van 21 7,5%, tegen 9,3% in het voorgaande kwartaal (zie Grafiek 6 en Tabel 9). Aan deze groei lag een sterke stijging van de vraag van de zijde van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied ten grondslag alsmede, tot op zekere hoogte, een toegenomen prijsconcurrentievermogen. Het geleidelijk wegebben van het effect van tijdelijke factoren zoals de stimuleringsmaatregelen vanuit het begrotingsbeleid en de voorraadcyclus heeft echter waarschijnlijk bijgedragen aan de vertraging van het groeitempo. De geografische uitsplitsing van de goederenhandel met de landen buiten het eurogebied, zoals die door Eurostat wordt gepubliceerd, duidt op een matiging van het groeitempo van kwartaal op kwartaal van de uitvoer naar Azië en de OPEC-landen in het tweede kwartaal van 21. Het groeitempo van de G r a f i e k 6 E x t e r n e g o e d e r e n h a n d e l v a n h e t e u r o g e b i e d (procentuele mutaties per driemaands periode; EUR miljard voor de goederenrekening; driemaands voortschrijdende gemiddelden; maandgegevens; voor aantal werkdagen en seizoen gecorrigeerd) goederensaldo goederenuitvoer goedereninvoer G r a f i e k 6 1 E x t e r n e d i e n s t e n h a n d e l v a n h e t e u r o g e b i e d (procentuele mutaties per driemaands periode; EUR miljard; driemaands voortschrijdende gemiddelden; maandgegevens; voor aantal werkdagen en seizoen gecorrigeerd) 15 dienstensaldo dienstenuitvoer diensteninvoer Bron:. Bron:. 98

99 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen T a b e l 9 B e l a n g r i j k s t e o n d e r d e l e n v a n d e b e t a l i n g s b a l a n s v a n h e t e u r o g e b i e d (voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven) Driemaands gemiddelden Twaalfmaands gecumuleerde cijfers II mei juni III IV I II juni juni EUR miljard Lopende rekening Goederenrekening Uitvoer Invoer Dienstenrekening Uitvoer Invoer Inkomensrekening Inkomensoverdrachtenrekening Financiële rekening 1) Netto directe investeringen en effectenverkeer tezamen Netto directe investeringen Netto effectenverkeer Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overig financieel verkeer Goederen en diensten Uitvoer Invoer Goederen Uitvoer Invoer Diensten Uitvoer Invoer -7,4-4,6-3,6-2,4-3,2-5,9-147,9-45,1 2,9 2,6 4,5 5, 3,4 2,1-1,2 45,2 132,2 134, 15,4 11,9 121,2 13,2 1,41,8 1,43,1 129,3 131,4 1,9 15,9 117,7 128,2 1,412, 1,358, 3,3 2,2 2,7 2,9 3,1 3,2 29,7 35,6 41,4 41,1 38,4 39,1 4,2 4,9 494,6 476, 38,1 38,9 35,7 36,2 37,2 37,8 464,9 44,4-6, -1,6-4, -3,3 -,7-3,5-7,2-34,5-7,6-7,8-6,9-7,1-9, -7,5-97,2-91,3 16,3-1, -4,2-2,1 8,1 8, 157,3 29,6 52,1-4, 18,1 21, -4,2 23, 284,6 173,7-12,4-7,2-7,9 3, -11,6-1,3-158,5-8,6 64,4 3,2 26,1 18, 7,5 33,3 443,1 254,3 19,7 15,9 16,6, -9,9 8,4-43,7 45,4 44,7-12,7 9,4 18, 17,3 24,9 486,8 28,9 4,5 4,7-15,5 2,4 6,8 26,9 195,5 61,7 4,3-17,4 25, 15,6 1,5-2, 291,3 147,2-33,1,6-21, -25,6 13,3-15, -152,1-145,1 Procentuele mutaties t.o.v. voorgaande periode 5,4,9 -,6 4,3 7,6 6, -9,3 -,9 4,5 1,8-1,8 4, 9,1 7,1-7,2-4,2 6,3 1,4 -,5 5,2 9,3 7,5-11,2,1 4,4 1,7-1,2 5, 11,2 8,9-9,4-3,8 2,7 -,6-1,1 1,8 2,9 1,7-3,7-3,7 4,9 2,1-3,5 1,3 2,8 1,6, -5,3 Bron:. Toelichting: Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 1) De cijfers hebben betrekking op saldi (netto stromen). Een positief (negatief) teken geeft een netto instroom (uitstroom) aan. Niet voor seizoen gecorrigeerd. uitvoer naar de Verenigde Staten en de niet aan het eurogebied deelnemende lidstaten van de EU liet daarentegen enige versnelling zien. De waarde van de goedereninvoer vanuit de landen buiten het eurogebied is in het tweede kwartaal van 21 ook aanzienlijk toegenomen, zij het minder sterk dan aan het begin van het jaar. De groei van de waarde van de invoer op kwartaalbasis bedroeg in het tweede kwartaal van 21 8,9%, tegen 11,2% in het voorgaande kwartaal. De invoer vanuit de landen buiten het eurogebied werd in toenemende mate gesteund door een sterkere binnenlandse vraag alsmede een aanhoudende, vanuit de uitvoer gestimuleerde vraag naar ingevoerde grondstoffen en halffabrikaten. De hogere waarde van de goedereninvoer werd tot op zekere hoogte ook veroorzaakt door een aanzienlijke stijging van de invoerprijzen, deels als gevolg van ontwikkelingen in de wisselkoersen en grondstoffenprijzen. In het tweede kwartaal van 21 deed zich binnen de invoer vanuit de landen buiten het eurogebied een vertraging voor in de groei op kwartaalbasis van de invoer vanuit de OPEC-landen, Azië en de niet aan het eurogebied deelnemende lidstaten van de EU, terwijl de invoer vanuit de Verenigde Staten een sterke toename liet zien. 99

100 De groei van de dienstenhandel met de landen buiten het eurogebied bleef in het tweede kwartaal van 21 aanzienlijk achter bij die van de goederenhandel. De waarde van de uitvoer en de invoer van diensten nam op kwartaalbasis met respectievelijk 1,7% en 1,6% toe, ongeveer 1 procentpunt lager dan in het voorgaande kwartaal (zie Grafiek 61 en Tabel 9). Aangezien de handel in diensten na de verheviging van de financiële crisis minder sterk was afgenomen dan de goederenhandel, lag voor de herstelperiode een lager groeitempo van de dienstenhandel in de lijn der verwachting. Op de langere termijn bezien, liet het twaalfmaands gecumuleerde tekort op de lopende rekening in juni een sterke daling zien (zie Grafiek 62 en Tabel 9) tot EUR 45,1 miljard (ongeveer,5% bbp), tegen EUR 147,9 miljard een jaar eerder. Dit was het gevolg van een omslag van een tekort naar een overschot op de goederenrekening, een lichte stijging van het overschot op de dienstenrekening en een afname van de tekorten op de inkomensrekening en de inkomensoverdrachtenrekening. Wat de toekomst betreft, wordt verwacht dat de uitvoer van goederen naar de landen buiten het eurogebied, zoals dat ook door de beschikbare indicatoren wordt aangegeven, op de korte termijn zal blijven groeien. Het is echter wel mogelijk dat het groeitempo verder zal vertragen als gevolg van het beloop van de mondiale economische bedrijvigheid. Hoewel de Purchasing Managers Index voor nieuwe uitvoerorders in de verwerkende industrie in het eurogebied zich in augustus ruim boven de drempel van 5 tussen groei en krimp handhaafde, heeft zich sinds april wel een daling voorgedaan. F I N A N C I Ë L E R E K E N I N G In het laatste kwartaal van 29 en de eerste helft van 21 is de totale financiële rekening van het eurogebied globaal stabiel gebleven, waarbij de kapitaalstromen uit hoofde van de directe investeringen en het effectenverkeer tezamen werden gecompenseerd door die uit hoofde van het overige financiële verkeer (in hoofdzaak leningen en deposito s). De uitsplitsing naar beleggingscategorie duidt er echter op dat zich in het tweede kwartaal van 21 enkele tamelijk belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan in het beleggingsgedrag, die binnen de financiële rekening in hoofdzaak in de saldi voor het effectenverkeer en het overige financiële verkeer tot uiting zijn gekomen. In feite is het zo dat, waar het saldo uit hoofde van de directe investeringen en het effectenverkeer tezamen tot en met het eerste kwartaal van 21 werd bepaald door veranderingen van een gelijksoortige omvang in beide componenten, in het tweede kwartaal van 21 de omslag van een netto kapitaaluitstroom naar een netto kapitaalinstroom vrijwel geheel het gevolg is geweest van een sterke toename van de netto kapitaalinstroom G r a f i e k 6 2 B e l a n g r i j k s t e p o s t e n o p d e l o p e n d e r e k e n i n g (EUR miljard; twaalfmaands gecumuleerde stromen; maandgegevens; voor aantal werkdagen en seizoen gecorrigeerd) Bron:. inkomensoverdrachtenrekening inkomensrekening dienstenrekening goederenrekening saldo op de lopende rekening

101 ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen uit hoofde van het effectenverkeer (zie Tabel 9). Bij het overige financiële verkeer vond een omslag plaats van een netto kapitaalinstroom naar een netto kapitaaluitstroom, die grotendeels het gevolg was van grensoverschrijdende transacties van niet-ingezetenen van het eurogebied met betrekking tot leningen en deposito s. Meer in het bijzonder heeft zich bij de directe investeringen het patroon van een netto kapitaaluitstroom, die zich in het eerste kwartaal van 21 begon te manifesteren, in het tweede kwartaal voortgezet als gevolg van een grotere stijging bij de directe investeringen in het buitenland dan bij de directe investeringen vanuit het buitenland maar daarbij hebben zich wel enkele tekenen van een verzwakking voorgedaan. Lagere directe investeringen in aandelenvermogen zijn gepaard gegaan met een belangrijke afname van intragroepstransacties, met name van de zijde van niet-ingezetenen van het eurogebied. Met betrekking tot het effectenverkeer zijn de ontwikkelingen van kwartaal op kwartaal wisselender geweest dan die bij de directe investeringen, met name in het tweede kwartaal van het jaar, toen het marksentiment onderhevig was aan aanzienlijke schommelingen. De netto kapitaalinstroom uit hoofde van het effectenverkeer is in het tweede kwartaal van 21 gestegen, als gevolg van een omslag van een netto kapitaaluitstroom naar een netto kapitaalinstroom uit hoofde van het aandelenverkeer, in combinatie met een hogere netto kapitaalinstroom uit hoofde van transacties in schuldbewijzen, met name obligaties en notes (zie Grafiek 63 en Tabel 9). De financiële stromen uit hoofde van het overige financiële verkeer hebben ook aanzienlijke schommelingen laten zien. Deze ontwikkelingen binnen het effectenverkeer en de overige financiële transacties zijn in overeenstemming met een hernieuwde toename van de risicoaversie bij beleggers gedurende G r a f i e k 6 3 B e l a n g r i j k s t e p o s t e n o p d e f i n a n c i ë l e r e k e n i n g (EUR miljard; twaalfmaands gecumuleerde netto stromen; maandgegevens) aandelen geldmarktinstrumenten obligaties en notes directe investeringen directe investeringen en effectenverkeer tezamen Bron:. 11

102 de afgelopen maanden, in een klimaat van sinds mei weer oplevende spanningen op de financiële markten. Met name binnen het effectenverkeer maskeerde de omslag van een netto kapitaaluitstroom naar een netto kapitaalinstroom uit hoofde van het aandelenverkeer een proces waarbij door ingezetenen van het eurogebied buitenlandse aandelenposities werden afgebouwd en middelen werden gerepatrieerd, tegen de achtergrond van dalende en schommelende aandelenkoersen op het mondiale niveau. In het tweede kwartaal van 21 kon bij de beleggingen in schuldbewijzen een voorkeur voor de thuismarkt worden waargenomen. De beleggingen door niet-ingezetenen van het eurogebied in binnen het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen namen in april en mei sterk toe maar dit werd weer deels teniet gedaan door een netto kapitaaluitstroom in juni, zodat over het gehele kwartaal genomen slechts een geringe mutatie overbleef. Wat de beleggingen door ingezetenen van het eurogebied betreft, leidde een aanzienlijke kapitaalinstroom in juni als gevolg van verkopen van buitenlandse schuldbewijzen op kwartaalbasis echter tot een omslag van een netto kapitaaluitstroom naar een netto kapitaalinstroom, die van invloed was op het totale saldo uit hoofde van grensoverschrijdende transacties in schuldbewijzen. Naast een toegenomen risicoaversie lijken de ontwikkelingen binnen de grensoverschrijdende transacties in schuldbewijzen mede te zijn beïnvloed door een voortgaande vlucht naar kwaliteit. Op de langere termijn bezien, is in de twaalf maanden tot en met juni 21 de netto kapitaalinstroom uit hoofde van de directe investeringen en het effectenverkeer tezamen afgenomen tot EUR 173,7 miljard, tegen EUR 284,6 miljard gedurende dezelfde periode een jaar eerder. Deze daling is nog steeds grotendeels toe te schrijven aan een lagere netto kapitaalinstroom uit hoofde van het effectenverkeer (zie Tabel 9). De uitsplitsing van het effectenverkeer naar instrument duidt erop dat dit in hoofdzaak het gevolg was van een sterke afname van de netto kapitaalinstroom uit hoofde van transacties in schuldbewijzen, die een omslag van een netto kapitaaluitstroom naar een netto kapitaalinstroom uit hoofde van het aandelenverkeer meer dan teniet deed (zie Grafiek 63). Al met al bleven de ontwikkelingen binnen het grensoverschrijdende financiële verkeer gedurende de twaalf maanden tot en met juni 21 in het teken staan van de normalisering van de kapitaalstromen uit hoofde van transacties in schuldbewijzen na de uitzonderlijk hoge niveaus die gedurende de financiële crisis zijn genoteerd alsmede van het krachtige herstel van de beleggingen in aandelen door ingezetenen en niet-ingezetenen van het eurogebied in de tweede helft van

103 S t a t i s t i e k e n v o o r h e t e u r o g e b i e d S 1

104

105 Inhoud 1 O V E R Z I C H T S T A B E L V O O R H E T E U R O G E B I E D Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied S 5 1 S T A T I S T I E K E N M O N E T A I R B E L E I D 1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem S Belangrijkste rentetarieven van de S Monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenderprocedures S Statistieken minimumreserves en liquiditeit S 9 2 M O N E T A I R E, B A N C A I R E O N T W I K K E L I N G E N E N B E L E G G I N G S F O N D S E N 2.1 Geaggregeerde balans van de MFI s in het eurogebied S Geconsolideerde balans van de MFI s in het eurogebied S Monetaire statistieken S Leningen van MFI s: uitsplitsing S Bij MFI s aangehouden deposito s: uitsplitsing S Door MFI s aangehouden effecten: uitsplitsing S Herwaardering van enkele posten op de balans van de MFI s S Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI s S Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied S Door beleggingsfondsen aangehouden effecten, uitgesplitst naar emittent van de effecten S R E K E N I N G E N V A N H E T E U R O G E B I E D 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector S Niet-financiële rekeningen van het eurogebied S Huishoudens S Niet-financiële vennootschappen S Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen S F I N A N C I Ë L E M A R K T E N 4.1 Effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta S Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype S Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied S Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied S Door MFI s op in euro luidende deposito s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven S Geldmarktrente S Rendementscurves in het eurogebied S Effectenbeursindices S P R I J Z E N, P R O D U C T I E, V R A A G E N A R B E I D S M A R K T 5.1 HICP, andere prijzen en kosten S Productie en vraag S Arbeidsmarkt S 5 4 1) Nadere gegevens zijn te vinden op: statistics@ecb.europa.eu. Op de website van de (in het Statistical Data Warehouse in het Statistics-deel) op europa.eu zijn langere reeksen en gedetailleerdere gegevens te vinden. S 3

106 6 O V E R H E I D S F I N A N C I Ë N 6.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot S Schuld S Schuldmutatie S Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis S Schuld en schuldmutatie op kwartaalbasis S 6 7 E X T E R N E S T R O M E N E N S T A N D E N 7.1 Samenvattende betalingsbalans S Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening S Financiële rekening S Monetaire opstelling van de betalingsbalans S Goederenhandel S W I S S E L K O E R S E N 8.1 Effectieve wisselkoersen S Bilaterale wisselkoersen S O N T W I K K E L I N G E N B U I T E N H E T E U R O G E B I E D 9.1 In andere EU-lidstaten S In de Verenigde Staten en Japan S 7 6 G R A F I E K E N S 7 7 T E C H N I S C H E A A N T E K E N I N G E N S 7 9 T O E L I C H T I N G S 8 5 Verklaring der tekens S 4 - geen gegevens beschikbaar. gegevens nog niet beschikbaar nul of verwaarloosbaar (v) voorlopig

107 O v e r z i c h t s t a b e l v o o r h e t e u r o g e b i e d Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 1. Monetaire ontwikkelingen en rentevoeten 1) M1 2) M2 2) M3 2), 3) 2), 3) M3 voortschrijdend driemaands gemiddelde (gecentreerd) Leningen van MFI s aan ingezetenen van het eurogebied m.u.v. MFI s en overheid 2) In euro luidende effecten m.u.v. aan delen uitgegeven door niet-financiële en niet-monetaire financiële vennoot schappen 2) Driemaands rentevoet (EURIBOR; % per jaar; gemiddelden per periode) 1-jaars spot-rente (% per jaar, ultimocijfers) 4) ,4 9,7 9,7-9,5 19,6 4,64 3, ,5 4,8 3,3-1,6 23,9 1,22 3,76 29 III 12,2 4,5 2,7 -,4 23,9,87 3,64 IV 12,3 2,2,3 - -,6 19,,72 3,76 21 I 11,3 1,7 -,2 - -,4 8,9,66 3,46 II 1,3 1,4 -,1 -,2 4,9,69 3,3 21 maart 1,8 1,6 -,1 -,3 -,2 6,9,64 3,46 april 1,7 1,3 -,2 -,1,2 5,7,64 3,4 mei 1,3 1,5,,,2 4,3,69 3, juni 9,2 1,4,2,1,5 3,,73 3,3 juli 8,1 1,4,2.,9.,85 3,1 aug ,9 2,48 2. Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt HICP 1) Industriële producentenprijzen Arbeidskosten per uur Reëel bbp (seizoenvrij) Industriële productie m.u.v. bouwnijverheid Bezettingsgraad in verwerkende industrie (%) Werkgelegenheid (seizoenvrij) Werkloosheid (% beroepsbevolking; seizoenvrij) ,3 6,1 3,5,5-1,8 81,8,7 7,5 29,3-5,1 2,7-4,1-14,9 71,1-1,9 9,4 29 IV,4-4,6 1,7-2, -7,4 71,7-2,1 9,8 I 1,1 -,2 2,1,8 4,9 73,9-1,3 9,9 21 II 1,5 3,. 1,9 9,2 76,5. 1, 21 maart 1,4, , , april 1,5 2, ,5 75,5-1, mei 1,6 3, , - - 1, juni 1,4 3, - - 8, , juli 1, ,4-1, aug. 1, Externe statistieken (EUR miljard, tenzij anders aangegeven) Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening Betalingsbalans (netto stromen) Officiële Netto internationale investe- schuld (als % 21 handelspartners 5) (1999 I = 1) Bruto externe Effectieve wisselkoers euro t.o.v. reserves Directe (standen per ringspositie (als van bbp) investeringen en Goederen ultimo) % van bbp) effectenverkeer Nominaal Reëel (CPI) samengenomen USD/EUR wisselkoers , -19,1 145,4 374,2-17,7 118,4 11,5 11,1 1, ,7 4,7 229,8 462,4-15,5 116, 111,7 11,6 1, III -2,2 13,8 54,4 43,9-17,8 116,2 112,1 11,9 1,433 IV 8, 2,5 62,9 462,4-15,5 116, 113,8 112,2 1, I -22,9 2,8-12,6 498,7-14,9 12, 18,7 17, 1,3829 II -22,6 8,9 68,9 583,3.. 13,1 11,8 1, maart -2,1 6,2-27,8 498,7.. 17,4 15,7 1,3569 april -7,7 2,9 2,9 521,6.. 16,1 14,6 1,346 mei -16,,4 52,1 563,6.. 12,8 11,4 1,2565 juni 1, 5,6-4, 583,3.. 1,7 99,4 1,229 juli ,6.. 12,5 11,2 1,277 aug ,1 1,8 1,2894 Bronnen:, Europese Commissie (Eurostat en DG Economische en financiële aangelegenheden) en Reuters. Toelichting: Voor meer gegevens wordt verwezen naar de desbetreffende tabellen verder in deze reeks. 1)De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2)De mutaties in procenten per jaar in de maandgegevens verwijzen naar de maandultimo, terwijl die in kwartaal- en jaargegevens verwijzen naar de twaalfmaands mutatie in het gemiddelde per periode van de reeks. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. 3)In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen. 4)Gebaseerd op eurogebiedrendementscurves voor overheidsobligaties met een AAA-rating. Voor meer informatie, zie Tabel )Voor een definitie van de groepen handelspartners en overige informatie wordt verwezen naar de Toelichting. S 5

108 1 statistieken Monetair beleid 1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem (EUR miljoen) 1. Activa 6 augustus augustus 21 2 augustus augustus 21 Goud en goudvorderingen Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Kredietverlening aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Basis-herfinancieringstransacties Langerlopende herfinancieringstransacties Fine-tuning -transacties met wederinkoop Structurele transacties met wederinkoop Marginale beleningsfaciliteit Kredieten u.h.v. margestortingen Overige vorderingen op kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Effecten uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Voor monetaire-beleidsdoeleinden aangehouden effecten Overige effecten Overheidsschuld, luidende in euro Overige activa Totaal Passiva 6 augustus augustus 21 2 augustus augustus 21 Bankbiljetten in omloop Verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Rekeningen-courant (met inbegrip van reserveverplichtingen) Depositofaciliteit Termijndeposito s Fine-tuning -transacties met wederinkoop Deposito s u.h.v. margestortingen Overige verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Uitgegeven schuldbewijzen Verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het IMF Overige passiva Herwaarderingsrekeningen Kapitaal en reserves Totaal Bron:. S 6

109 statistieken voor het eurogebied Statistieken monetair beleid 1.2 Belangrijke rentetarieven van de (niveaus in procenten per jaar; mutaties in procentpunten) Per: 1) Depositofaciliteit Basis-herfinancieringstransacties Marginale beleningsfaciliteit Vasterentetenders Variabelerentetenders Vaste rentevoet Minimale inschrijvingsrente Niveau Mutatie Niveau Niveau Mutatie Niveau Mutatie jan. 2, - 3, - - 4,5-4 2) 2,75,75 3, ,25-1, , -,75 3, ,5 1,25 9 april 1,5 -,5 2,5 - -,5 3,5-1, 5 nov. 2,,5 3, -,5 4,,5 2 4 feb. 2,25,25 3,25 -,25 4,25,25 17 maart 2,5,25 3,5 -,25 4,5,25 28 april 2,75,25 3,75 -,25 4,75,25 9 juni 3,25,5 4,25 -,5 5,25,5 28 3) 3, , , sept. 3,5,25-4,5,25 5,5,25 6 okt. 3,75,25-4,75,25 5,75, mei 3,5 -,25-4,5 -,25 5,5 -,25 31 aug. 3,25 -,25-4,25 -,25 5,25 -,25 18 sept. 2,75 -,5-3,75 -,5 4,75 -,5 9 nov. 2,25 -,5-3,25 -,5 4,25 -, dec. 1,75 -,5-2,75 -,5 3,75 -, maart 1,5 -,25-2,5 -,25 3,5 -,25 6 juni 1, -,5-2, -,5 3, -, dec. 1,25,25-2,25,25 3,25, maart 1,5,25-2,5,25 3,5,25 15 juni 1,75,25-2,75,25 3,75,25 9 aug. 2,,25-3,,25 4,,25 11 okt. 2,25,25-3,25,25 4,25,25 13 dec. 2,5,25-3,5,25 4,5, maart 2,75,25-3,75,25 4,75,25 13 juni 3,,25-4,,25 5,, juli 3,25,25-4,25,25 5,25,25 8 okt. 2,75 -, ,75 -,5 9 4) 3,25, ,25 -,5 15 5) 3, ,75 - -,5 4, nov. 2,75 -,5 3,25 - -,5 3,75 -,5 1 dec. 2, -,75 2,5 - -,75 3, -, jan. 1, -1, 2, - -,5 3, maart,5 -,5 1,5 - -,5 2,5 -,5 8 april,25 -,25 1,25 - -,25 2,25 -,25 13 mei, , - -,25 1,75 -,5 Bron:. 1)Tussen 1 januari 1999 en 9 maart 24 hebben de data betrekking op de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit. Voor de basis-herfinancieringstransacties gaan mutaties in de rentevoet in per de eerste transactie na de aangegeven datum. De mutatie per 18 september 21 is op diezelfde dag ingegaan. Met ingang van 1 maart 24 hebben de data betrekking op zowel de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit, als de basis-herfinancieringstransacties (waarbij de mutaties ingaan per de eerste basis-herfinancieringstransactie die plaatsvindt na het besluit van de Raad van Bestuur) tenzij anders aangegeven. 2)Op 22 december 1998 heeft de aangekondigd dat, bij wijze van uitzondering, tussen 4 en 21 januari 1999 een smalle bandbreedte van 5 basispunten zou gelden tussen de marginale beleningsrente en de depositorente, om de overgang voor de marktdeelnemers naar het nieuwe stelsel te vergemakkelijken. 3)Op 8 juni 2 heeft de aangekondigd dat de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, met ingang van de op 28 juni 2 te verrekenen transactie, zouden worden uitgevoerd als variabele-rentetenders. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen. 4)De heeft per 9 oktober 28 de bandbreedte van de permanente faciliteiten teruggebracht van 2 basispunten tot 1 basispunten rond de rentevoet op de basis-herfinancieringstransacties. Per 21 januari 29 is de bandbreedte van de permanente faciliteiten weer teruggebracht tot 2 basispunten. 5)Op 8 oktober 28 heeft de aangekondigd dat, met ingang van de op 15 oktober te verrekenen transactie, de wekelijkse basis-herfinancieringstransacties zouden worden uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender, met volledige toewijzing tegen de rentevoet op de basis-herfinancieringstransacties. dece verandering ging voorbij aan de eerdere (op dezelfde dag genomen) beslissing de minimale inschrijvingsrente op de als variabele-rentetenders uitgevoerde basis-herfinancieringstransacties met 5 basispunten te verlagen. S 7

110 1.3 Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenderprocedures 1) (EUR miljoen; rentevoeten in procenten per jaar) 1. Basis- en langerlopende herfinancieringstransacties 3) Datum verrekening S 8 Inschrijvingen (bedrag) Aantal deelnemers Toewijzing (bedrag) Vaste rente tenderprocedures 2) Variabele-rentetenderprocedures Looptijd (...) dagen Vaste rentevoet Minimale inschrijvingsrente Marginale rentevoet 4) Gewogen gemiddelde rentevoet Basis-herfinancieringstransacties 21 5 mei , , , , juni , , , , , juli , , , , aug , , , , sept , Langerlopende herfinancieringstransacties 21 1 april 5) , ) , 1, 1, mei , ) , juni , juli , , , aug , , Overige tendertransacties Datum verrekening Soort transactie Inschrijvingen (bedrag) Aantal deelnemers Toewijzing (bedrag) Vaste 2) Variabele-rentetenderprocedures Looptijd procedures 2) rente tender- (...) dagen Vaste rentevoet Minimale inschrijvingsrente Maximale inschrijvingsrente Marginale rentevoet 4) Gewogen gemiddelde rentevoet juni Aantrekken van termijndeposito s ,,3, Aantrekken van termijndeposito s ,,4, Aantrekken van termijndeposito s , 1,, juli Omgekeerde transactie , Aantrekken van termijndeposito s ,,75, Aantrekken van termijndeposito s ,,8, Aantrekken van termijndeposito s ,,65, Aantrekken van termijndeposito s ,,64, Aantrekken van termijndeposito s ,,6, aug. Aantrekken van termijndeposito s ,,5, Aantrekken van termijndeposito s ,,8, Aantrekken van termijndeposito s ,,47, Aantrekken van termijndeposito s ,,4, Aantrekken van termijndeposito s ,,37, sept. Aantrekken van termijndeposito s ,,35,33 7 Bron:. 1) De opgenomen bedragen kunnen enigszins afwijken van die in de Tabellenreeks 1.1 als gevolg van wel toegewezen maar niet verrekende transacties. 2) Met ingang van april 22 worden gesplitste tendertransacties, d.w.z. transacties met een looptijd van een week die als standaardtenderprocedures worden uitgevoerd naast een basis-herfinancieringstransactie, aangemerkt als basis-herfinancieringstransacties. Zie Tabel voor gesplitste tendertransacties die vóór april 22 zijn uitgevoerd. 3) Op 8 juni 2 heeft de aangekondigd dat met ingang van de transactie die op 28 juni 2 zou worden verrekend, de basisherfinancieringstransacties van het Eurosysteem als variabele-rentetenderprocedures zouden worden uitgevoerd. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen. Op 8 oktober 28 heeft de aangekondigd dat met ingang van de op 15 oktober 28 te verrekenen transactie, de wekelijkse basisherfinancieringstransacties zouden worden uitgevoerd door middel van een vaste-rentetenderprocedure, met volledige toewijzing tegen de rentevoet op de basisherfinancieringstransacties. Op 4 maart 21 heeft de besloten terug te keren naar variabele-rentetenderprocedures bij de reguliere driemaands langerlopende herfinancieringstransacties, met ingang van de transactie die zou worden toegewezen op 28 april 21 en worden verrekend op 29 april 21. 4) Bij liquiditeitsverruimende (-verkrappende) transacties is de marginale rentevoet de laagste (hoogste) rente waartegen middelen worden toegewezen. 5) Bij de laatste langerlopende herfinancieringstransactie met een looptijd van één jaar, die werd verrekend op 17 december 29, en bij de langerlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van zes maanden, die op 1 april en 13 mei 21 zijn verrekend, is de rentevoet waartegen alle inschrijvingen werden toegewezen geïndexeerd aan de gemiddelde minimale inschrijvingsrente bij de herfinancieringstransacties gedurende de gehele looptijd van de transactie.

111 statistieken voor het eurogebied Statistieken monetair beleid 1.4 Statistieken minimumreserves en liquiditeit (EUR miljard; gemiddelden per periode van dagposities. tenzij anders aangegeven; rente in procenten per jaar) 1. Reservebasis van reserveplichtige kredietinstellingen Reserve basis Totaal Passiva waarop een reservecoëfficiënt per: 1) van 2% wordt toegepast Girale deposito s en Schuldbewijzen deposito s met een vaste uitgegeven met een vaste looptijd of opzegtermijn tot en met 2 looptijd tot en met 2 jaar jaar Passiva waarop een reservecoëfficiënt van % wordt toegepast Deposito s met vaste looptijd of opzegtermijn van meer dan 2 jaar Repo s Schuldbewijzen uitgegeven met een vaste looptijd van meer dan 2 jaar ,6 1.56,8 848, , , , ,2 9.88,5 76, ,7 1.17,1 4.13,5 21 feb , ,1 759, , , ,8 maart ,9 9.87,3 782,8 2.56, ,5 4.27,6 april , , 764, , , ,8 mei 19.45, ,2 746,7 2.6, ,7 4.29, juni , ,9 721, , 1.315, 4.269, 2. Reserve-aanhoudingen Aanhoudingsperiode eindigend: Verplichte reserves Rekeningen-courant van kredietinstellingen Overreserves Tekorten Rente op verplichte reserves ,2 218,7 1,5, 3, ,2 211,4 1,2, 1, april 211,4 212,5 1,2, 1, 11 mei 211,2 212,4 1,2, 1, 15 juni 211,3 212,5 1,3, 1, 13 juli 213, 214,4 1,4, 1, 1 aug. 214,3 215,7 1,4, 1, 7 sept. 213, Liquiditeit Aanhoudingsperiode eindigend: Netto activa van het Eurosysteem in goud en vreemde valuta Liquiditeitsverruimende factoren Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem Depositofaciliteit Liquiditeitsverkrappende factoren Rekeningen-courant van kredietinstellingen Basisherfinancieringstransacties Langerlopende herfinancieringstransacties Marginale beleningsfaciliteit Overige liquiditeitsverruimende transacties 2) Overige Bankbiljetten liquiditeits- in omloop verkrap- pende trans- acties 3) Tegoeden van de centrale overheid bij het Eurosysteem Overige factoren (per saldo) Basisgeld ,5 337,3 457,2 2,7, 2,9 4,9 731,1 17,8 114,3 218,7 1.15, ,6 55,8 593,4,7 24,6 65,7 9,9 775,2 15,1-13,2 211,4 1.52, maart 426,9 8,5 641,1,9 38, 186,4 1,5 784,6 113,2-119,3 211, ,9 13 april 439,8 77,7 65,5,4 43,6 2,7 8,4 792,9 113,6-116,1 212,5 1.26,1 11 mei 457, 76,7 666,4,9 49,4 218,2 11,4 796,6 112,1-1,3 212, ,2 15 juni 462,4 11, 76,7,3 86,9 288,8 34,1 86,2 123,1-98,4 212,5 1.37,5 13 juli 5,9 167,5 573,2,3 14,2 23,4 54,4 813, 126,5-56,5 214, ,8 1 aug. 543,4 185,4 432,2,1 121,4 96,7 67,5 819,3 95,2-11,8 215, ,7 Bron: 1) Ultimo. 2) Met inbegrip van liquiditeit verschaft via het Eurosysteem-programma voor aankoop van gedekte obligaties en het Eurosysteem-Programma voor de effectenmarkten. 3) Met inbegrip van liquiditeit geabsorbeerd ten gevolge van deviezenswaptransacties van het Eurosysteem. Zie voor meer informatie: S 9

112 2 Monetaire EN BANCAIRE ONTWIKKELINGEN EN BELEGGINGSFONDSEN 2.1 geaggregeerde balans van de MFI s in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo) 1. Activa Totaal Leningen aan ingezetenen van het eurogebied Totaal Overheid Overige ingezetenen van het eurogebied Aangehouden effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied MFI s Totaal Overheid Overige MFI s ingezetenen van het eurogebied Aandelen/participaties in geldmarktfondsen 2) Aangehouden aandelen/ deelnemingen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied Eurosysteem ,9 1.83, 2,6, ,8 362,3 319,5 3,3 39,4-14,4 484,7 8,6 39, , ,6 19,5, ,4 451,7 368,3 7,5 75,9-16,5 556,7 8,5 321, 21 I 2.88, ,1 19,6, ,9 474,8 378,5 8,4 87,8-16,6 583,3 8,4 321,7 II 3.39, ,1 18,8,9 1.82,4 526,7 416,5 9,7 1,5-15,8 67,4 8,6 346,7 21 april 2.946, ,9 19,, ,3 478,9 377,6 8,8 92,5-16,4 61,1 8,4 32,8 mei 3.259, ,5 19,, ,9 516,5 48,6 9,2 98,7-15,9 665,6 8,5 32,3 juni 3.39, ,1 18,8,9 1.82,4 526,7 416,5 9,7 1,5-15,8 67,4 8,6 346,7 juli (v) 3.14, ,7 18,7,9 1.55, 53,6 421,4 9,6 99,7-16,1 62,1 8,6 359,1 MFI s met uitzondering van het Eurosysteem , ,6 968, , , 4.63, 1.245,9 1.46, ,4 98, , ,3 211, , , ,7 1.2,3 1.78, ,1 5.61, , ,4 2.8,9 85, , , 22,4 2.59,2 21 I 31.57, ,6 1.33, , , ,5 1.55, ,4 2.93,3 77, ,2 4.42,5 217, ,5 II , ,1 1.68,1 1.98,1 6.28,9 5.14, ,4 1.53,8 2.31,3 67, , 4.581,4 221, ,1 21 april , ,5 1.37, ,9 6.49, , 1.56,9 1.49,7 2.79,3 76, , ,5 217, ,3 mei , ,1 1.51, , 6.269,6 5.8, , ,7 2.58,3 74, , ,2 218, ,7 juni , ,1 1.68,1 1.98,1 6.28,9 5.14, ,4 1.53,8 2.31,3 67, , 4.581,4 221, ,1 juli (v) 32.75, ,1 1.57, ,1 6.19,5 5.91, 1.568, , ,4 64, , ,3 219, ,7 2. Passiva Totaal Chartale geldomloop Deposito s van ingezetenen van het eurogebied Totaal Centrale Overige MFI s overheid overheid/ overige ingezetenen van het eurogebied Aandelen/ participaties in geldmarktfondsen 3) Uitgegeven schuldbewijzen 4) Kapitaal en reserves Eurosysteem ,9 784,7 1.24,7 68,8 16, ,2 -,1 273,8 378,3 35, ,9 829, ,1 12,6 22,1 1.6,5 -,1 32,9 14, 354,5 21 I 2.88,9 819, ,8 11,2 21, 1.99,6 -,1 353, 135,1 35,9 II 3.39,3 835, ,2 137,2 21, ,6 -,1 413,5 142,5 375,7 21 april 2.946,5 821, ,6 87,8 21, ,4 -,1 369,2 14,7 351,9 mei 3.259,3 828,4 1.51,9 128,8 22, ,5 -,1 47, 155,3 357,6 juni 3.39,3 835, ,2 137,2 21, ,6 -,1 413,5 142,5 375,7 juli (v) 3.14,2 844, ,9 12,8 11, ,2 -,1 396,5 137,5 364,1 MFI s met uitzondering van het Eurosysteem , ,2 191, 9.69, ,8 825, 4.848, ,6 4.44, , , ,8 144,2 1.34, ,1 732, , ,1 4.99,7 3.15,9 21 I 31.57, ,8 166,3 1.25, 6.226,5 76,1 5.18,8 1.93,1 4.29,5 3.26,9 II , ,6 167, , ,6 67, , , , ,8 21 april , ,5 159, ,7 6.32,1 71,9 5.24, ,9 4.41, ,9 mei , ,7 155, , , 74,9 5.35, 1.941,1 4.55, ,2 juni , ,6 167, , ,6 67, , , , ,8 juli (v) 32.75, ,6 179,6 1.26,2 6.38,8 659, , , , ,4 Bron:. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied uitgegeven bedragen zijn begrepen in de externe activa. 3) Door ingezeten van het eurogebied aangehouden bedragen. 4) De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen aan schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar zijn begrepen in de externe passiva. Externe activa Vaste activa Externe passiva Overige activa Overige passiva S 1

113 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 2.2 Geconsolideerde balans van de MFI s in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode) 1. Activa Totaal Leningen aan ingezetenen van het eurogebied Totaal Overheid Overige ingezetenen van het eurogebied Aangehouden effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied Totaal Overheid Overige ingezetenen van het eurogebied Aangehouden aandelen/ deelnemingen uitgegeven door overige ingezetenen van het eurogebied Externe activa Vaste activa Overige activa Uitstaande bedragen , ,8 989, 1.772, , ,4 1.41,1 784, , 22, 3.147, , ,7 1.21, , 3.356, ,5 1.54,9 811, ,7 228, , 21 I , ,5 1.52, , , , ,8 793,4 5.3,8 226,3 3.19, II , ,9 1.86, , 3.499, , ,5 781, ,8 229,7 3.48, 21 april , ,7 1.56, , , , ,6 825, ,6 226, ,7 mei 25.24, ,1 1.7, , ,8 1.96, ,9 8, ,8 227, 3.486,7 juni , ,9 1.86, , 3.499, , ,5 781, ,8 229,7 3.48, juli (v) , ,3 1.76, , , , , 785,2 5.53,4 228,4 3.32,7 Transacties ,4 599, 12,8 586,2 499,5 9,1 49,4-56, -73,3-3, 731, ,2 2,4 34,9-14,4 364,6 269,3 95,4 12,8-466,7 7,8-586,1 21 I 268,2 31,1 3,5,6 55,5 74, -18,5-13,2 51, -2,7 146,5 II 57,4 152,5 35,3 117,2 33,1 56,5-23,5-2,3-66,3 3,3 387,6 21 april 282,8 33,5 3,2 3,3 18,5 11,5 7, 35,4 71,4,1 124, mei 392, 36,4 13,7 22,7 -,5 2,9-21,4-2,6 3,7,7 345,2 juni -167,4 82,6 18,3 64,3 15,1 24,2-9,1-17,1-168,4 2,5-81,6 juli (v) -137,9 -,7-1,4 9,7 2,6. -,3 2,8-2,9-46,6-1,3-16,9 2. Passiva Totaal Chartale geldomloop Deposito s van de centrale overheid Deposito s van overige overheid/overige ingezetenen van het eurogebied Aandelen/ participaties in geldmarktfondsen 2) Uitgegeven schuldbewijzen 3) Kapitaal en reserves Externe passiva Overige passiva Overschot inter-mfi passiva t.o.v. inter-mfi activa Uitstaande bedragen ,8 722,9 259,8 9.77,1 725, , , , ,3-79, ,8 77,1 246,8 1.56,7 647, ,3 1.82, ,8 3.37,3-29, 21 I ,4 768,7 267,5 1.46, 628, , , , ,9-49, II ,8 785,6 34,7 1.3,9 63, , , 4.65, ,5 -,1 21 april ,8 772,7 247, ,1 634, 2.853, 1.84, , ,7-67,2 mei 25.24,2 779,1 284,3 1.16,8 63, 2.878, ,5 4.75, ,7-49, juni ,8 785,6 34,7 1.3,9 63, , , 4.65, ,5 -,1 juli (v) ,6 794,1 282, ,2 594, , , , ,5-13,5 Transacties ,4 83,3 16,1 7,9 29,6-31,8 139, 91,2 62,6-24, ,2 45,8-4,5 288,2-12,2-54,9 142,8-591,6-52,3 42,5 21 I 268,2-1,3 2,7-32,7-2,1 49,6,5 77,1 188,2-13,8 II 57,4 16,9 37,1 135,3-29, -33,5 38,4-63,9 376,3 29,6 21 april 282,8 4, -2, 85,1 1,6 7,9,1 96,2 119,8-12,3 mei 392, 6,4 36,8 5,9-4, -14,9 14, 4, 322,5 21,3 juni -167,4 6,5 2,3 44,2-26,6-26,5 24,2-164,1-66, 2,6 juli (v) -137,9 8,5-22,4-15,5-8,9 8,9 13,1-6, -97,2-18,3 Bron:. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. 3) De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen aan schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar zijn begrepen in de externe passiva. S 11

114 2.3 Monetaire statistieken 1) (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo, transacties gedurende de periode) 1. Monetaire aggregaten 2) en tegenposten M3 M1 M2-M1 M3 voortschr. Langerlopende Kredietverlening aan Kredietverlening aan overige ingezetenen van het eurogebied M2 M3-M2 3-maands gemiddelde (gecentreerd) financiële de overheid passiva Leningen PM Leningen gecorrigeerd voor verkopen en securitisatie 4) Netto externe activa 3) Uitstaande bedragen ,2 4.33,1 8.13, , , , , , ,2-436, , ,4 8.18, , , , , , ,2-554,8 21 I 4.566, ,8 8.22,6 1.11, ,4-6.98, , ,6 1.82,9-589,8 II 4.661, ,1 8.29, , , ,5 3.49, , ,6-652, 21 april 4.648, 3.616, ,5 1.12, 9.384, , , , ,4-63,8 mei 4.645,6 3.63, 8.275,6 1.13, ,5-7.21,6 3.24, , , - 69,2 juni 4.661, ,1 8.29, , , ,5 3.49, , ,6-652, juli (v) 4.686, , ,2 1.12,3 9.42,4-7.94,8 3.57, , ,3-563,1 Transacties 28 13,7 484, 614,7 47,9 662,6-253,3 13, 928,1 581,9 737,8-165, ,4-368,3 127,1-157,6-3,4-42,7 38,2 84,3-2,7 19,5 124,6 21 I 71,2-45,1 26,1-45,2-19,1-83,9 77,7-6,8 7,5-2,2 5,6 II 76, -3,8 45,2 22,8 67,9 - -8,2 69,1 38,9 84,9 92,2-8,1 21 april 8,2-39,4 4,8 14,2 54,9-36,4 3,7 17,2 27,1 28,5-9,2 mei -9,4 6,8-2,6-16,3-19, - -9,4 39,5-17,2 18,1 18,7 41,3 juni 5,2 1,8 7,1 24,9 32, - -35,2 25,9 38,9 39,7 45, -4,3 juli (v) 3,2 7, 37,2-27,7 9,6-26,1 4,7 5,9 14,3 27,7-43,2 Groeipercentages 28 3,4 13,7 8,3 3,6 7,6 7,1 4,2 4,2 7,7 5,7 7,1-165, ,4-9,1 1,6-11,6 -,3 -,2 6,7 11,9,6 -,2,2 124,6 21 I 1,8-8, 1,6-11, -,1 -,3 5,9 9,8,2 -,2 -,1 152,8 II 9,2-7,1 1,4-7,6,2,1 3,8 8,1,1,5,5 47, 21 april 1,7-8,6 1,3-1, -,2 -,1 6, 8,7,4,2,2 86,8 mei 1,3-8, 1,5-9,8,, 5,1 9,4,1,2,2 94,5 juni 9,2-7,1 1,4-7,6,2,1 3,8 8,1,1,5,5 47, juli (v) 8,1-6, 1,4-8,3,2. 3,7 7,6,6,9 1, -2,4 G1. Monetaire aggregaten 1) (twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd) 2 M1 M3 2 G2. Tegenposten 1) (twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd) 2 langerlopende financiële passiva leningen aan de overheid leningen aan overige ingezetenen van het eurogebied Bron:. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. Maandelijkse en overige korte-termijngroeipercentages voor bepaalde posten zijn beschikbaar op 2) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van de MFI s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van de niet tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid (voor de definities van M1, M2 en M3 wordt verwezen naar de Lijst van termen). 3) De cijfers in het onderdeel Groeipercentages zijn totalen van transacties gedurende de twaalf maanden die aflopen in de aangegeven periode. 4) Correctie voor het niet langer opnemen van leningen in de balans van de MFI-sector ten gevolge van hun verkoop of securitisatie. S 12

115 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 2.3 Monetaire statistieken 1) (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 2. Componenten van de monetaire aggregaten en van de langerlopende financiële passiva Chartale geldomloop Girale deposito s Repo s Deposito s met vaste looptijd tot en met 2 jaar Deposito s met opzegtermijn tot en met 3 maanden Aandelen/ participaties in geldmarktfondsen Schuldbewijzen met looptijd tot en met 2 jaar Schuldbewijzen met looptijd van meer dan 2 jaar Deposito s met opzegtermijn van meer dan 3 maanden Deposito s met vaste looptijd van meer dan 2 jaar Kapitaal en reserves Uitstaande bedragen 28 71, , , ,6 35,3 755,1 266, ,9 121, ,4 1.63, , , , 1.85,4 34,3 673,8 132, ,3 131, , ,2 21 I 775, , , ,6 341,6 625,5 134,7 2.74,8 132, , 1.829,9 II 785, , ,9 1.84,2 41,9 64,1 122,7 2.72,8 127, , ,8 21 april 769, , , , 359,2 624,5 136, ,1 131, , ,8 mei 78, , , ,8 358,2 616,2 129, ,9 129, 2.254, ,4 juni 785, , ,9 1.84,2 41,9 64,1 122,7 2.72,8 127, , ,8 juli (v) 782,4 3.93, , ,8 39,3 585,9 126, ,1 125, , ,4 Transacties 28 83,6 47,1 463,4 2,5 47, 32,8-31,9 1,4,7 114,6 136, ,4 452, -65,7 237,4-1,1-13,1-134,4 79,5 8,9 191,4 14,9 21 I 2,2 51, -75,3 3,2 1,2-49,5 3,1 35,4,3 36,3 11,9 II 9,6 66,4-45,5 14,7 6, -25,5-11,8-37,7-1,9-9,3 4,6 21 april -6,2 86,4-45,6 6,2 17,5-5,1 1,7 9,,2 17,2 1, mei 11,1-2,6 4,4 2,4-1,2-8,3-6,9-18,1-1,1-13,8 23,5 juni 4,7,5-4,3 6,1 43,7-12,1-6,6-28,6-1, -12,7 7,1 juli (v) -2,7 32,9-5,6 12,7-11,4-18,2 2, 5,7 -,7 8,4 12,7 Groeipercentages 28 13,3 1,5 23,3 1,3 15,3 4,7-1,6,1,5 6,1 9,3 29 6,1 13,7-24,4 15,1-2,8-1,8-5,1 3,1 7,2 9,6 8,6 21 I 6,8 11,7-22, 11,8,9-11,8-29,5 3,6 5,5 7, 8,3 II 6,9 9,6-19,6 9, 16,7-13,6-31,1 1,5,6 4,2 6,8 21 april 5,5 11,8-22,6 1,6 7,2-11,8-32,4 4,1 4,7 7, 7,8 mei 6,8 11, -21,2 9,7 9,8-12,4-33, 2,8 2,3 5,6 8,1 juni 6,9 9,6-19,6 9, 16,7-13,6-31,1 1,5,6 4,2 6,8 juli (v) 6,6 8,4-17,5 8,2 17,9-16,6-25,2 1,2-1, 3,9 7,6 G3. Componenten van de monetaire aggregaten 1) (twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd) G4. Componenten van de langerlopende financiële passiva 1) (twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd) 6 chartale geldomloop girale deposito s deposito s met opzegtermijn tot en met 3 maanden 6 2 schuldbewijzen met looptijd van meer dan 2 jaar deposito s met vaste looptijd van meer dan 2 jaar kapitaal en reserves Bron:. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. S 13

116 2.4 Leningen van MFI s: uitsplitsing 1), 2) (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 1. Leningen aan financiële intermediairs, niet-financiële vennootschappen en huishoudens Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Overige financiële intermediairs 3) Niet-financiële vennootschappen Huishoudens totaal 4) Totaal Totaal Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 5 jaar Totaal Consumptief krediet Woninghypotheken Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Overige leningen Uitstaande bedragen 28 14,9 973, 4.822, ,6 961, , ,8 631, 3.482,3 763,5 29 9, 1.59, , ,8 936, , ,4 63, ,4 77,7 21 I 87,4 1.48, , ,7 926, , ,3 622,5 3.58,9 778,8 II 85,4 1.16,1 4.68, ,1 92, ,7 5.82,1 642,8 3.63,1 89,2 21 april 9,5 1.69, , , 921, , , 623, ,5 779,7 mei 9,2 1.7, , ,2 92,9 2.64,1 5.8,7 623,1 3.64,7 781, juni 85,4 1.16,1 4.68, ,1 92, ,7 5.82,1 642,8 3.63,1 89,2 juli (v) 91, , 4.656, ,5 912, , 5.83,3 64, ,5 84,1 Transacties 28-3,7 87,2 418,7 86,8 119,8 212, 79,8 1,4 52,3 17, ,6 35,9-15,7-181, -18,2 93,5 62,6 -,9 51,2 12,3 21 I -2,8-32,2 2,3-1,5-8,2 21, 4,2-4, 36,3 7,9 II -1,2 48,5 -,4-29,1-2,7 31,3 38,, 31,1 6,9 21 april 3,1 19,3-11,3-16,3-1,3 6,3 16,, 12,6 3,4 mei -,5-8,5 17,8 9,8-1,7 9,8 9,2-1,3 9, 1,5 juni -3,8 37,7-7, -22,5,3 15,3 12,7 1,2 9,5 2, juli (v) 6,6 12,5-1,5-6,7-4,8 1, 5,7-1,6 1,9-3,7 Groeipercentages 28-3,5 1, 9,5 6,7 13,9 9,4 1,7 1,7 1,5 2, , 3,6-2,2-13,1-1,9 3,8 1,3 -,1 1,5 1,6 21 I -11,4,1-2,3-11,2-4,1 3, 2,2-1, 2,6 2,8 II -13,5 1, -1,6-9,9-4,4 3,6 2,8 -,4 3,3 3, 21 april -7,4 2,3-2,5-11,4-4,7 3, 2,5 -,3 2,9 3,1 mei -7,8,4-2,1-1,4-4,7 3,2 2,6 -,3 3,1 2,9 juni -13,5 1, -1,6-9,9-4,4 3,6 2,8 -,4 3,3 3, juli (v) -1,1 2,2-1,3-8,2-4,4 3,2 2,8 -,6 3,5 2,6 G5. Leningen aan overige financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen 2) (twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd) G6. Leningen aan huishoudens 2) (twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd) 35 overige financiële intermediairs niet-financiële vennootschappen consumptief krediet woninghypotheken overige leningen Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van beleggingsfondsen. 4) Tot deze categorie behoren instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens S 14

117 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 2.4 Leningen van MFI s: uitsplitsing 1), 2) (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 2. Leningen aan financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Overige financiële intermediairs 3) Niet-financiële vennootschappen Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Uitstaande bedragen 29 8,3 57,4 7, 15,9 1.52,9 593,4 186,2 273, , ,7 937, ,2 21 I 87, 65,2 5,9 15,9 1.56,4 594,5 184,9 277, 4.681, ,5 927, , II 89,6 68,1 5,7 15, ,7 592,2 216,1 38, , ,2 92, , 21 mei 93,8 71,7 5,8 16,3 1.83,4 616,9 186, 28, , , 922,9 2.64,3 juni 89,6 68,1 5,7 15, ,7 592,2 216,1 38, , ,2 92, , juli (v) 95,2 74,1 5,3 15,8 1.16,7 58,6 216,1 31, 4.674, ,6 915, 2.623,7 Transacties 29-11,9-11,8,9 -,9 39,3 24,4 7,5 7,4-15, -18,8-18, 93,8 21 I 6,5 7,7-1,2, -17,6-15, -5,8 3,1-7,5-9,7-7,4 9,6 II 3,4 3,8 -,3 -,1 51,5 3,7 6,4 14,4 11,2-13,7-4, 29, 21 mei 1,5 1,5 -,4,4-3,7-3, -1,4,8 12,6 2,8-1,3 11, juni -3,2-2,7 -,1 -,5 35,7 15,6 7,1 12,9 2,6-7,1-1,8 11,4 juli (v) 5,7 6,1 -,3 -,1-4,5-8,4,9 3, -,6-5,7-2,3 7,4 Groeipercentages 29-13,1-17,1 14,2-4,8 4,1 4,3 4,4 3,1-2,2-13,1-1,9 3,8 21 I -11,3-12,7-12, -3,2 -,1 -,7-5,6 5,4-2,3-11,2-4,1 3, II -13,2-14,9-28,5 3,9 1,2 -,8-3,3 9,2-1,7-9,9-4,4 3,6 21 mei -7,9-8,5-7,9-4,,4,4-6, 5, -2,1-1,3-4,8 3,2 juni -13,2-14,9-28,5 3,9 1,2 -,8-3,3 9,2-1,7-9,9-4,4 3,6 juli (v) -1,1,8-3,9 5,1 2,4 1,7-4, 8,4-1,4-8,2-4,4 3,2 3. Leningen aan huishoudens 4) Totaal Consumptief krediet Woninghypotheken Overige leningen Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Uitstaande bedragen ,8 632,3 135,5 195, 31,8 3.55,9 14,8 6, ,1 771,6 146,2 87,3 538,1 21 I 4.972,7 62,3 129,3 191,5 299, ,3 14,5 59, 3.51,7 777,2 146,8 85,7 544,6 II 5.85,5 646,1 146,4 191,9 37, , 13,9 56, ,6 814,4 151,3 86,3 576,7 21 mei 4.995,7 621, 13, 19,1 3, ,9 14,7 58, ,5 778,8 144,6 84,2 55, juni 5.85,5 646,1 146,4 191,9 37, , 13,9 56, ,6 814,4 151,3 86,3 576,7 juli (v) 5.9,1 644,3 144,2 192,5 37, ,3 14, 57,2 3.57,1 84,4 144,2 86,2 574,1 Transacties 29 63,1 -,8-1,3-4,3 4,8 51,5-2,6-8,2 62,4 12,3-7,8-1,7 21,9 21 I 19,2-8,3-5,2-2,3 -,7 22,2 -,2-1,6 24, 5,3,1 -,8 6,1 II 5,7 5,5 3,9-2,4 3,9 31,8 -,7-2,5 34,9 13,5-4,1-2,1 19,6 21 mei 12,3-1,1,3-1,5,1 11,1,2 -,3 11,3 2,3 -,1, 2,4 juni 28,9 6,6 4, -,4 3, 13,2 -,9-2,1 16,1 9,1-2,6-1,6 13,3 juli (v) 9, -1,3-1,9,7 -,1 18,8,1,7 17,9-8,5-6,5, -1,9 Groeipercentages 29 1,3 -,1 -,9-2,1 1,6 1,5-15,2-12, 1,8 1,6-5,1-1,9 4,2 21 I 2,2-1, -2,9-2,3,8 2,6-11,7-9,9 2,9 2,8-2,4-1,2 5, II 2,8 -,4 -,5-3, 1,4 3,3-11,3-11,6 3,6 3, -7,5-3,6 7,1 21 mei 2,6 -,4 -,9-2,3 1,1 3,1-8,1-1,2 3,4 2,9-1,2-2,1 4,9 juni 2,8 -,4 -,5-3, 1,4 3,3-11,3-11,6 3,6 3, -7,5-3,6 7,1 juli (v) 2,8 -,6 -,6-3, 1,1 3,4-1,7-1,7 3,8 2,5-7,3-4, 6,4 Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van beleggingsfondsen. 4) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. S 15

118 1), 2) 2.4 Leningen van MFI s: uitsplitsing (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 4. Leningen aan de overheid en aan niet-ingezetenen van het eurogebied Overheid Niet-ingezetenen van het eurogebied Totaal Centrale Overige overheid Totaal Banken 3) Niet-banken overheid Deelstaatoverheid Lagere Wettelijke Totaal Overheid Overige overheid sociale- verzekeringsinstellingen Uitstaande bedragen ,5 213,4 217,6 494,1 29,4 3.3, ,5 955,7 59,8 895, ,4 227,1 21,1 59, 22, , , 965,8 57,8 98,1 29 III 994,7 235,9 29,7 518,3 3,7 2.88, ,1 914, 47,7 866,2 IV 1.2,3 229,9 21,1 528,5 33, , ,4 98,8 46,3 862,5 21 I 1.33,2 242,9 29,3 538,7 42, , ,8 966,8 47, 919,8 II (v) 1.68,1 25,3 225,4 547,6 44,9 3.81,5 2.79,2 1.2,9 51,7 951,2 Transacties 27-8, -4,5-13, 6, 3,6 54,7 381,5 159,3,3 159, 28 13,7 12,4-8,1 16,5-7,2-59,3-85,8 26,4,3 26,1 29 III -4,2-13,4 3,2 3,9 2,1-75,1-7, -5,1,8-5,9 IV 1,2-6,2,4 12,9 3,1-4,1 11,1-15,2-1,4-13,9 21 I 3,4 12,6 -,8 1,2 8,5 53,9 24,1 29,6 -,6 3,2 II (v) 36,1 9,1 16, 8,7 2,6-26,6-5,3-24,5 -,2-24,3 Groeipercentages 27-1, -4,3-5,6 1,3 13,8 18,6 18,5 18,8,5 2,2 28 1,4 5,8-3,7 3,3-24,5-1,8-3,6 2,8,5 3, 29 III 1,7 4,5 -,2 4,4-32,3-18,2-21,9-9,4-1,3-9,9 IV 3,7 1,2,1 4,2 52, -11,8-15,1-4,1-3,1-4,2 21 I 6,6 4,2 1,8 5,8 11, -3,2-5,4 1,7-4,7 2,1 II (v) 7,3,8 9,1 6,9 56,7-1,7-2, -1,6-3,2-1,5 G7. Leningen aan de overheid 2) (twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd) G8. Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied 2) (twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd) 15 overheid overige overheid 15 4 niet-ingezeten banken niet-ingezeten niet-banken Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met banken worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI s. S 16

119 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 1), 2) 2.5 Bij MFI s aangehouden deposito s: uitsplitsing (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 1. Door financiële intermediairs aangehouden deposito s Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Overige financiële intermediairs 3) Totaal Giraal Met vaste looptijd Met opzegtermijn Repo s Totaal Giraal Met vaste looptijd Met opzegtermijn Repo s Tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar Tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar Tot en met 3 maanden Meer dan 3 maanden Tot en met 3 maanden Meer dan 3 maanden Uitstaande bedragen ,9 84,4 114,3 537,5 1,1 1,5 23,1 1.83,1 32,3 42,6 852,9 12,3,1 197, ,3 84,2 87, 543,3 2,2 1,4 2, ,1 313,4 335,3 957,6 15,9, 25,9 21 I 735,7 87, 84,8 539,7 2,5 1,4 2, ,1 329,3 312, 957,9 17,1,1 27,7 II 739,5 94,6 84,8 535,8 2,3,3 21,8 2.62,9 367,7 293,9 1.52,5 9,,2 339,6 21 april 735,9 88,4 84,7 54,6 2,5 1,4 18,3 1.95,5 367,5 31,9 967,2 18,3,2 295,4 mei 732,7 91,3 87,3 536,4 2,4,3 15, 1.954, 369,4 299,8 967,4 12,4,2 34,8 juni 739,5 94,6 84,8 535,8 2,3,3 21,8 2.62,9 367,7 293,9 1.52,5 9,,2 339,6 juli (v) 737,3 93,7 87,3 535,1 2,4,3 18,5 2.4,1 36,6 31,8 1.48,9 8,9,3 319,6 Transacties 28 69,4 12,4 42,8 12,3 -,3,1 2,2 268,9 4,5 71,8 142,3 -,3 -,3 51, 29-27,7-1, -3,5 5,6 1,1 -,1-2,8 56,6 6,8-93,7 85,8 3,7, 54,1 21 I -3,9 2,7-3,2-3,7,3,, -2,7 13,7-3,1-7,1 1,,1 19,6 II,1 3,7, -7,2 -,2 2,2 1,5 68,4 33,7-25,1-1, -8,,1 68,6 21 april,1 1,3 -,2 -,2, 1,1-1,9 6,1 37,3-11,6 8,4 1,2, 24,7 mei -5,2 2,6 2,3-6,6 -,1, -3,3-4,9 -,6-3,8-3,8-6,,1 9,2 juni 5,2 -,2-2, -,3 -,1 1,1 6,8 13,2-3, -9,6-5,6-3,3, 34,7 juli (v) -1,2 -,2 2,8-1,7,1 1,1-3,2-16,6-5,9 9,4 -,2 -,1, -19,8 Groeipercentages 28 1, 17,3 6, 2,3-23,4-1,5 17,6 1,4 2,9 2, -2,5-34,6 29-3,6-1,1-26,5 1, 96, ,3 3,1 2, -22, 1, 3, - 27,4 21 I -3,6-4,7-16,5-1,1 53,8 - -5,6 1,1 2,7-15,2 3,1 18,1-15,3 II -2, 5,9-7,6-3,3 33,3-14,3 1,4 6,8-17,6-1,5-36,5-33, 21 april -3,6-2,1-15,6-1,8 42, ,1 2,8 11,4-2, 3,3 21,6-24,1 mei -3,4 8,4-12,6-3,2 28, ,8 2,6 16,7-2,,9-17,1-27,3 juni -2, 5,9-7,6-3,3 33,3-14,3 1,4 6,8-17,6-1,5-36,5-33, juli (v) -1,9 4,8-4,4-3,6 3,1-9,4 3, 14,4-15,7-1,6-39,4-37,2 G9. Totale deposito s naar sector 2) (groeipercentages op jaarbasis) G1. Totale deposito s en in M3 begrepen deposito s naar sector 2) (groeipercentages op jaarbasis) 4 verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (totaal) overige financiële intermediairs (totaal) 4 4 verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (totaal) overige financiële intermediairs (totaal) verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (opgenomen in M3) 4) overige financiële intermediairs (opgenomen in M3) 5) Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Omvat beleggingsfondsen. 4) Omvat deposito s in kolommen 2, 3, 5 en 7. 5) Omvat deposito s in kolommen 9, 1, 12 en S 17

120 1), 2) 2.5 Bij MFI s aangehouden deposito s: uitsplitsing (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 2. Door niet-financiële vennootschappen en huishoudens aangehouden deposito s Niet-financiële vennootschappen Huishoudens 3) Totaal Giraal Met vaste looptijd Met opzegtermijn Repo s Totaal Giraal Met vaste looptijd Met opzegtermijn Repo s Tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar Tot en met 3 maanden Meer dan 3 maanden Tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar Tot en met 3 maanden Meer dan 3 maanden Uitstaande bedragen ,8 883,4 52,2 64,4 27,9 1,3 23, , ,3 1.35, 517,9 1.49,2 113,6 83, ,3 1.1,2 434,7 8,7 68,7 1,7 16,3 5.59, ,6 988,5 65,6 1.68,2 123,7 37,3 21 I 1.576,3 982,1 424,4 82,6 72,9 1,8 12, , ,8 924,8 631, ,3 121,7 36,1 II 1.582,1 1.1,6 413,2 82,2 7,8 1,8 12, , ,9 899,3 642, 1.729,6 116,4 3,5 21 april 1.587,9 995,3 417,9 86,3 73,7 1,9 12,8 5.69, ,7 98,1 636, 1.728,7 119,8 33,9 mei 1.596,1 1.4, 415,5 88,1 74,1 1,8 12, , ,1 92,1 641, ,2 118,1 32,3 juni 1.582,1 1.1,6 413,2 82,2 7,8 1,8 12, , ,9 899,3 642, 1.729,6 116,4 3,5 juli (v) 1.58,6 987,9 423,3 84,1 71,8 1,8 11, , , 893,6 646, ,5 114,6 32,4 Transacties 28 7,8-5,1 13,3 3,2-3,4 -,3, 347,5 28,7 335,5-43,1 28,1 1,7-3, , 114,2-7,1 15, 4,8,4-7,4 187,6 32,5-371,3 85,6 19,5 8,6-46,3 21 I -28,6-2,5-1,8 2,1 4,2,1-3,7 1,2 2,1-64,7 25,9 41,2-2, -1,2 II,2 17,8-17,1 -,5,1,, 52,6 65,8-29,9 11,7 16,3-5,7-5,6 21 april 11,3 13,2-6,7 3,7,8,,2 14,6 24,9-16,7 4,3 6,2-1,8-2,2 mei 2,1 5,8-5,2 1,4,2, -,1 6,6 7,2-7,5 4,9 5,3-1,7-1,6 juni -13,1-1,2-5,2-5,6-1,, -,1 31,4 33,7-5,6 2,5 4,8-2,2-1,8 juli (v) 2,5-11,2 11,5 2, 1, -,1 -,8 19,5 11, -4,8 4,2 9, -1,8 2, Groeipercentages 28,5 -,6 2,8 5,4-11, -16,2, 6,9 1,6 33,2-7,7 1,9 1,5-3,9 29 6,2 12,9-13,9 23,1 146,6 28,3-31,2 3,5 17,5-27,3 16,4 12,8 7,5-55,4 21 I 6,9 12,7-1,6 17,2 89,7 37,2-29,8 2,7 13,6-27,8 2,5 1, 5,3-41,2 II 3,8 9, -11,2 14,6 46,7 23,3-36, 2,5 1,6-24,6 2, 8,3-1,9-4,1 21 april 6,6 13,8-12,7 2,5 68, 33,7-35,2 2,3 11,6-26,8 2,5 9,1 3,5-4,3 mei 5,8 12,2-12,2 21,7 56,8 3,4-37,8 2,1 1,3-25,9 2,5 8,7,7-4,4 juni 3,8 9, -11,2 14,6 46,7 23,3-36, 2,5 1,6-24,6 2, 8,3-1,9-4,1 juli (v) 3,9 8,2-8,6 14, 37,8 16,5-36,3 2,7 1,2-22,9 19, 8, -4,4-36,3 G11. Totale deposito s naar sector 2) (groeicijfers op jaarbasis) G12. Totale deposito s en in M3 begrepen deposito s naar sector 2) (groeicijfers op jaarbasis) 14 niet-financiële vennootschappen (totaal) huishoudens (totaal) 14 2 niet-financiële vennootschappen (totaal) huishoudens (totaal) niet-financiële vennootschappen (opgenomen in M3) 4) huishoudens (opgenomen in M3) 5) Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. 4) Omvat deposito s in kolommen 2, 3, 5 en 7. 5) Omvat deposito s in kolommen 9, 1, 12 en 14. S 18

121 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 2.5 Bij MFI s aangehouden deposito s: uitsplitsing 1), 2) (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) 3. Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito s Totaal Centrale overheid Overheid Deelstaatoverheid Niet-ingezetenen van het eurogebied Overige overheid Totaal Banken 3) Niet-banken Lagere Totaal Overheid Overige overheid Wettelijke sociale- verzekeringsinstellingen Uitstaande bedragen ,7 126,9 59, 17,6 8, , ,9 98,2 143,3 764, , 191, 52,3 115,9 85, , ,1 897,4 65,8 831,7 29 III 43, 157, 51,2 123, 71, , , 858,5 63,5 795, IV 373,1 144,2 43,4 114,3 71,2 3.37, ,1 836,3 56,9 779,5 21 I 397,8 166,3 5,5 18,3 72, ,5 2.64,4 95,1 67, 838,1 II (v) 412,7 167,5 54,6 113,7 77, 3.71,8 2.7,7 1.,5 67,1 933,4 Transacties 28 72,8 63,5-6,5 8,7 7,1-183,5-165,9-17,6-36,9 19, ,9-38,2-8,8-2,4-15,5-331,6-275,8-55,8-4,5-51,3 29 III -62,1-58,9 2,3 4,1-9,6-8,1-73,1-7, -,2-6,9 IV -3,2-12,8-7,7-8,7 -,9-8,5-56,4-24,1-2,7-21,5 21 I 24,6 22,1 7, -5,9 1,5 95,3 49,6 45,7 9,1 36,6 II (v) 14,5 1,1 4, 5, 4,3-31, -38,8, 17,5-17,5 Groeipercentages 27 9,7-2,4 29,9 1,7 16,9 17,9 21,3 7,7 15,8 6, ,5 49,9-11, 8,1 8,8-4,6-5,6-1,8-25,6 2,7 29 III 2,9 18,6-16,6 8,2-15,4-16,3-17,4-12,7-27, -1,3 IV -14,6-2,1-16,8-2,1-17,9-8,9-9,8-6,2-6,9-6,2 21 I -12,1-17,5 -,3-5,3-13,3-3,5-5,4 2,4 11,9 1,7 II (v) -11,1-21, 11,3-4,7-5,9-2,7-4,4 1,7 39,7-1,1 G13. Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito s 2) (groeipercentages) overheid niet-ingezeten banken niet-ingezeten niet-banken Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met banken worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI s. S 19

122 1), 2) 2.6 Door MFI s aangehouden effecten: uitsplitsing (EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) Effecten m.u.v. aandelen Totaal MFI s Overheid Overige ingezetenen van het eurogebied Euro Andere Euro Andere Euro Andere valuta s valuta s valuta s Nietingezetenen van het eurogebied Aandelen en deelnemingen Totaal MFI s Niet-MFI s Nietingezetenen van het eurogebied Uitstaande bedragen , ,9 92, ,6 19, ,6 51, , ,3 421,7 774,4 277, , ,7 19, ,2 16, , 39, , 1.515,9 434,8 8,1 281, 21 I 6.31, ,5 113, ,1 16, ,4 4, 1.174, ,9 446,5 781,7 288,6 II 6.35, , 117,3 1.55,9 18, , 28,8 1.2, ,8 456,1 77,9 295,8 21 april 6.38, ,4 113, ,9 17, 1.45,4 4, , ,4 457,5 813,7 29,2 mei 6.272, ,6 115, ,5 17, ,3 28, , 1.544,3 465,7 789,5 289, juni 6.35, , 117,3 1.55,9 18, , 28,8 1.2, ,8 456,1 77,9 295,8 juli (v) 6.255, ,4 15, 1.551,3 16, ,5 27, , ,7 455,8 774, 289, Transacties ,1 214,4 5,9 38,3 1,9 389,7 19, 26,9-84,8 22,4-56,5-5, ,4 83,1 16,6 23,1-3,2 13,4-12, -64,6 43,2 29,3 12, 1,9 21 I 46,4 6,3 -,4 65,1 -,3-17,3-2,1-4,9 1,1 13,3-13,2 1, II -11,2-55,3-6,9 14,5 -,4-1,2-14,6-37,2 15,1 1,9-2,3 6,5 21 april -3, -12,3-1,4 1,9 -,1 6,8 -,2-6,6 49,2 12,6 35,4 1,3 mei -85,8-21,4-5,1-9,8 -,6-7,3-14,3-27,2-1,8 9,4-2,6,3 juni -21,5-21,6 -,4 13,4,3-9,6 -,1-3,5-23,3-11,1-17,1 4,9 juli (v) -6,8-22,2-6,2-3, -,9 2,6,3 4,5-11,6-1,6-2,9-7,2 Groeipercentages 28 13,4 12,8 8,1 3,2 9,9 39,9 57,2 2,2-5,3 5,3-6,7-15,3 29 6, 4,4 17,5 18,6-16, 7,6-23,2-5,3 2,9 7, 1,5,7 21 I 2,3 -,5 7,7 12, -19,1 3,1-23,2-4,1 3,5 7,5,6 5,8 II -2,2-4,9-2,7 6,6-23, -1,4-49,3-7,1 3,2 8,2 -,8 6,8 21 april 1,2-2,6 9,6 11,4-19,8 1,8-23,1-4,1 4,8 9, 2,3 5,5 mei -1,2-4,9-1,9 8,9-19,7,3-48,9-6,5 4, 1,,1 5,8 juni -2,2-4,9-2,7 6,6-23, -1,4-49,3-7,1 3,2 8,2 -,8 6,8 juli (v) -2,5-6,8-8,6 5,8-22,,3-49,3-6, 2,1 6,2 -,3 2,3 G14. Door MFI s aangehouden effecten 2) (twaalfmaands groeipercentages) effecten m.u.v. aandelen aandelen en deelnemingen Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. S 2

123 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 1), 2) 2.7 Herwaardering van enkele posten op de balans van de MFI s (EUR miljard) 1. Afboeking/afwaardering van leningen aan huishoudens 3) Totaal Consumptief krediet Woninghypotheken Overige leningen Tot en met Meer dan Totaal Tot en met Meer dan Totaal Tot en met 1 jaar 5 jaar 1 jaar 5 jaar 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar ,2-1,2-1,4-1,6-2,7 -,2 -,2-2,3-6,9 -,8-2,3-3,7 28-4,6-1,1-1,5-1,9-2,7, -,2-2,5-6,7-1,2-2,3-3,2 29-7,5-1,8-2,3-3,4-4, -,1 -,2-3,7-7,4-1,6-1,3-4,5 29 IV -2,5 -,8 -,8 -,9-1,1, -,1-1, -2,3 -,4 -,6-1,2 21 I -1,9-1,1 -,6 -,2-1,1,, -1,1-2,3 -,5 -,3-1,4 II -1,6 -,4 -,4 -,8-1,1,, -1, -1,9 -,3 -,4-1,3 21 april -,3, -,1 -,2 -,2,, -,2 -,4 -,1 -,1 -,3 mei -,4 -,1 -,1 -,2 -,4,, -,4 -,5 -,1 -,1 -,3 juni -,9 -,3 -,2 -,4 -,4,, -,4 -,9 -,1 -,2 -,6 juli (v) -,4 -,1 -,1 -,2 -,2,, -,2 -,5 -,1 -,2 -,3 2. Afboeking/afwaardering van leningen aan niet-financiële vennootschappen en niet-ingezetenen van het eurogebied Niet-financiële vennootschappen Niet-ingezetenen van het eurogebied Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Totaal Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar ,5-2,1-5,4-4,9-5,2-3,4-1, ,8-4,1-9,1-4,6-6,6-3,4-3, ,4-12,7-12,5-1,2-6,8-2,6-4,2 29 IV -15,2-5,3-6,3-3,7-2,1 -,5-1,6 21 I -11,4-7,1-4, -,3-1, -,4 -,6 II -17,8-5,5-6,4-6, -,9 -,4 -,5 21 april -6,5-1,2-2,4-3, -,1 -,1 -,1 mei -5,2-2,2-1,6-1,4 -,5 -,1 -,3 juni -6, -2,1-2,3-1,6 -,3 -,2 -,1 (v) juli -3,4-2,1 -,4-1, -,1 -,2,1 3. Herwaardering van door MFI s aangehouden effecten Effecten m.u.v. aandelen Totaal MFI s Overheid Overige ingezetenen van het eurogebied Euro Andere Euro Andere Euro Andere valuta s valuta s valuta s Nietingezetenen van het eurogebied Aandelen en deelnemingen Totaal MFI s Niet-MFI s Nietingezetenen van het eurogebied ,2-3,3,1 -,4 -,2-3,2 -,6-6,7 27,6 3,8 11,7 12,1 28-6,5-12,1, 4,5, -19,1-2,2-31,7-63,6-9,2-46,2-8,2 29 4,3 8,2,2 -,8 -,1 -,9,8-2,9 1, -5,9 3,4 3,5 29 IV 1,1 1,2,1-1,5 -,1,2 -,1 1,2 -,4-1,7,6,8 21 I 14,3 3,2,3 4,5,1 2,4,1 3,7,4-1, -,2 1,7 II -12,2-2,5,4-9,,5-3,6,1 1,9-15,3-3,7-7,5-4, 21 april -4,6-2,, -4,2,2,1, 1,3-4,5-1,6-3,4,4 mei -,8-1,2,3,1,3-1,6, 1,4-6,4-1,2-3,6-1,6 juni -6,8,8,1-4,8, -2,, -,8-4,4 -,9 -,6-2,8 (v) juli 7, 1,6,1 3,4,,9, 1, 7,6 1,3 5,9,3 Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. S 21

124 1), 2) 2.8 Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI s (percentages van totaal; uitstaande bedragen in EUR miljard; ultimocijfers) 1. Deposito s Alle valuta s (uitstaand bedrag) MFI s 3) Niet-MFI s Euro 4) Andere valuta s Alle Euro 4) Andere valuta s Totaal valuta s Totaal (uitstaand USD JPY CHF GBP bedrag) USD JPY CHF GBP Van ingezetenen van het eurogebied ,2 81,5 18,5 9,2 1,7 1,9 3, ,2 81,5 18,5 9,2 1,7 1,9 3, ,7 83,3 16,7 8,4 2, 1,9 2, ,7 83,3 16,7 8,4 2, 1,9 2,5 29 III 5.23,1 84, 16, 8,2 1,8 1,9 2,3 5.23,1 84, 16, 8,2 1,8 1,9 2,3 IV 5.179,1 83,3 16,7 8,7 1,7 1,9 2, ,1 83,3 16,7 8,7 1,7 1,9 2,5 21 I 5.294,8 82,5 17,5 9,5 1,6 1,9 2, ,8 82,5 17,5 9,5 1,6 1,9 2,5 II (v) 5.254,7 81,6 18,4 1,1 1,8 2, 2, ,7 81,6 18,4 1,1 1,8 2, 2,5 Van niet-ingezetenen van het eurogebied ,9 47, 53, 33,5 2,9 2,4 11, 98,2 5,1 49,9 32,9 1,6 1,8 9, ,1 48,3 51,7 33,4 2,8 2,6 1,2 897,4 54,9 45,1 28,7 1,4 1,9 9,4 29 III 2.564, 49,1 5,9 34,3 1,5 2,5 9,5 858,5 54,1 45,9 3,6 1,5 1,6 7,7 IV 2.534,1 49,2 5,8 34,2 1,8 2,2 9,6 836,3 53,5 46,5 31,4 1,1 1,8 7,5 21 I 2.64,4 5,1 49,9 32,9 2,2 2,2 9,4 95,1 54,9 45,1 31,9 1,1 1,3 6,1 II (v) 2.7,7 53,1 46,9 3,8 2,1 1,6 9,4 1.,5 51,2 48,8 31,7 1,1 1,4 6,4 2. Schuldbewijzen uitgegeven door MFI s in het eurogebied Alle valuta s Euro 4) Andere valuta s (uitstaand Totaal bedrag) USD JPY CHF GBP ,2 81,5 18,5 9,2 1,7 1,9 3, ,7 83,3 16,7 8,4 2, 1,9 2,5 29 III 5.23,1 84, 16, 8,2 1,8 1,9 2,3 IV 5.179,1 83,3 16,7 8,7 1,7 1,9 2,5 21 I 5.294,8 82,5 17,5 9,5 1,6 1,9 2,5 II (v) 5.254,7 81,6 18,4 1,1 1,8 2, 2,5 Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) Gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Zie voor aanvullende informatie de toelichting. 3) Voor niet-ingezetenen van het eurogebied duidt de term MFI s op instellingen die vergelijkbaar zijn met MFI s in het eurogebied. 4) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro. S 22

125 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 1), 2) 2.8 Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI s (percentages van totaal; uitstaande bedragen in EUR miljard; ultimocijfers) 3. Leningen Alle valuta s (uitstaand bedrag) MFI s 3) Niet-MFI s Euro 4) Andere valuta s Alle Euro 4) Andere valuta s Totaal valuta s Totaal (uitstaand USD JPY CHF GBP bedrag) USD JPY CHF GBP Aan ingezetenen van het eurogebied , ,9 96,2 3,8 1,8,2,9, , ,6 95,9 4,1 2,1,3 1,,4 29 III 5.911, ,1 96,2 3,8 1,9,2 1,,4 IV 5.921, ,6 96,2 3,8 1,9,2 1,,4 21 I 5.919, ,3 96,1 3,9 2,,2 1,,4 II (v) 6.28, ,3 95,8 4,2 2,2,3 1,,4 Aan niet-ingezetenen van het eurogebied ,5 48,2 51,8 28,8 2,3 2,4 12,7 955,7 4,9 59,1 41,2 1,2 3,7 8, , 45,8 54,2 31,8 3, 2,6 11,3 965,8 4,5 59,5 41,9 1,4 4,3 7,4 29 III 1.894,1 45,5 54,5 29,9 2,7 3,1 12,6 914, 4,4 59,6 41,9 1,5 3,8 7,6 IV 1.917,4 45,8 54,2 29,4 2,7 2,9 12,6 98,8 4,1 59,9 42, 1,2 3,7 8, 21 I 1.987,8 46,6 53,4 29,8 2,6 3, 11,2 966,8 4,2 59,8 42,5 1,3 3,4 7,5 II (v) 2.79,2 46,5 53,5 29,8 2,8 3,1 12, 1.2,9 39,2 6,8 43,3 1,4 3,5 7,7 4. Aangehouden effecten m.u.v. aandelen Alle valuta s (uitstaand bedrag) Uitgegeven door MFI s 3) Uitgegeven door niet-mfi s Euro 4) Andere valuta s Alle Euro 4) Andere valuta s Totaal valuta s Totaal (uitstaand USD JPY CHF GBP bedrag) USD JPY CHF GBP Van ingezetenen van het eurogebied ,3 95,2 4,8 2,4,3,3 1,5 2.21,3 97,7 2,3 1,4,2,1, ,4 95,3 4,7 2,6,4,2 1, ,7 97,3 2,7 1,7,3,1,4 29 III 2.118,3 95,1 4,9 2,9,2,3 1, ,1 97,9 2,1 1,4,2,1,4 IV 2.8,9 94,8 5,2 3,1,2,3 1,4 2.98,7 98,1 1,9 1,2,2,1,3 21 I 2.93,3 94,6 5,4 3,2,2,3 1,4 3.34,2 98,1 1,9 1,2,2,1,3 II (v) 2.31,3 94,2 5,8 3,5,2,3 1,5 3.73,2 98,5 1,5,8,2,1,4 Van niet-ingezetenen van het eurogebied ,4 53,9 46,1 27,3,7,4 14,4 652,3 35,9 64,1 39,3 4,5,8 12, ,7 54,1 45,9 28,6,9,5 13,3 646,8 39, 61, 37,1 6,4,8 11, 29 III 562,7 56,3 43,7 25,3,6,5 14,7 618,5 34,8 65,2 39,3 4,2,9 15,1 IV 546,9 55,8 44,2 26,3,4,5 14,8 61,1 34,9 65,1 38,5 4,2,9 15,2 21 I 562,2 55,3 44,7 28,,4,5 14,8 612,1 32,9 67,1 39,9 4,2,9 14,9 II (v) 559,3 53,4 46,6 27,4,5,9 15,2 641,5 29,1 7,9 43,5 4,6,6 15,1 Bron:. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) Gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Zie voor aanvullende informatie de Toelichting. 3) Voor niet-ingezetenen van het eurogebied duidt de term MFI s op instellingen die vergelijkbaar zijn met MFI s in het eurogebied. 4) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro. S 23

126 2.9 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode) 1. Activa Totaal Deposito s en leningsvorderingen Effecten m.u.v. aandelen Aandelen en deelnemingen (m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen/ geldmarktfondsen) Niet-financiële activa Overige activa (m.i.v. financiële derivaten) Uitstaande bedragen 29 dec. 5.37,6 343,7 2.76, ,4 79, 212,6 355,2 21 jan ,3 353, , , 727,1 215,5 387, feb ,7 356, , ,6 741,7 216,7 396,9 maart 5.787,7 351,3 2.29,7 1.89,5 767,7 233,3 416,2 april 5.893,1 367, , ,2 786,7 235,7 441, mei 5.849, 375, , ,8 776,2 237,3 446,6 juni (v) 5.811,9 381, , 1.714,2 78,3 237,7 434,8 Transacties 29 IV 87,2-11,9 58,2 42,7 15,5 5,9-23,2 21 I 185,6-2,5 66, 3,2 29,9 17,5 44,5 II (v) 1,6 26,8 3,1-36,2 8,1,7 -,9 2. Passiva Totaal Ontvangen deposito s en leningen Totaal Uitgegeven aandelen in beleggingsfondsen Aangehouden door ingezetenen van het eurogebied Aangehouden door niet-ingezetenen van het eurogebied Overige passiva (m.i.v. financiële derivaten) Beleggingsfondsen Uitstaande bedragen 29 dec. 5.37,6 11, ,2 4.2,1 539,6 945,1 34,2 21 jan ,3 11,2 5.18,2 4.44,9 545,4 973,3 337,9 feb ,7 11,1 5.83, 4.86,3 555,9 996,7 349,6 maart 5.787,7 113,3 5.3, ,4 585, 1.73,5 373,6 april 5.893,1 122,5 5.38, ,5 596, ,3 389,9 mei 5.849, 121, 5.316, ,5 581, 1.132,4 411,1 juni (v) 5.811,9 123, , ,2 581, ,9 395, Transacties 29 IV 87,2 4, 17,7 77,1 15,3 3,6-24,5 21 I 185,6 5,5 132,6 95,3 23,6 37,1 47,4 II (v) 1,6 12,2 22,7-16,3 -,1 39, -33,3 3. Uitgegeven aandelen in beleggingsfondsen, uitgesplitst naar beleggingsbeleid en type fonds Totaal Fondsen naar beleggingsbeleid Fondsen naar type PM: Obligatiefondsen Aandelenfondsen Gemengde Vastgoedfondsen Hedge funds Overige fondsen fondsen Open-end fondsen Closed-end fondsen Aandelen in beleggingsfondsen/geldmarktfondsen Geldmarktfondsen Uitstaande bedragen 29 nov. 4.88, 1.561,5 1.35, ,1 234,9 78,8 388,3 4.74,5 67, ,1 dec , , , ,6 24,3 84,4 396, ,8 71,4 1.21,9 21 jan. 5.18, , , ,2 242,3 93,7 45, , 71, ,8 feb. 5.83, 1.639, 1.445, ,4 244,3 95,5 49,2 5.11,2 71,8 1.22,3 maart 5.3,9 1.71, , ,9 249,7 97,9 42, ,4 75, ,1 april 5.38, , , , 252,3 11,9 429,6 5.35,4 75, ,8 mei 5.316,9 1.74,8 1.59, ,7 25,9 16,8 424, ,6 77,3 1.19,4 juni (v) 5.293, , , ,3 247,7 14,8 423, ,2 78, 1.167,1 Transacties 29 dec. 51,1 4,9 18,8 15,4 7, 2,7 2,2 47,3 3,7-36,6 21 jan. 61, 19,5 11, 11,6 7,5 7,4 4, 6,6,4 3, feb. 21,9 13,4 4,1 3, 1,,3,1 21,8,1-16,7 maart 49,7 39,6 2,9-6,,9 3,6 8,8 48,4 1,4-3,1 april 3,9 14,2 1,5 11,6 2,1 -,1 1,7 31,4 -,5-2,3 mei -8, 2,6-15,7 2, -1,1 1,7 2,5-9,7 1,7-16,5 juni (v) -,2,3-5,3 3,1 1,,3,5 -,7,5-29,6 Bron:. 1) Niet zijnde geldmarktfondsen (die als PM-post worden getoond in kolom 1 in Tabel 3 in deze reeks). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. S 24

127 statistieken voor het eurogebied Monetaire en bancaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen 2.1 Door beleggingsfondsen 1) aangehouden effecten, uitgesplitst naar emittent van de effecten (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode) 1. Effecten m.u.v. aandelen Totaal Eurogebied Totaal MFI s Overheid Overige financiële intermediairs Rest van de wereld Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Nietfinanciële vennootschappen EU-lidstaten buiten het eurogebied Verenigde Staten Japan Uitstaande bedragen 29 III 1 998, ,6 388,6 669, 186, 4,9 136,2 614, 18,2 234,4 21,8 IV 2 76, ,3 387,7 689,1 186,8 5,5 144,3 663,3 198,8 252, 15,9 21 I 2 29, ,5 392,4 71,5 199,5 5,9 155,1 746,2 211,5 29,1 15,3 II (v) 2 263, 1 441,1 381,9 79,5 192,5 6, 151,2 822, 227,7 325,9 16,6 Transacties 29 IV 58,2 23,9-2,9 19,,2,5 7,1 34,3 15,9 13,3-6,2 21 I 66, 24,7,3 9,3 8,2, 6,9 41,3 1,8 16,2-1,6 II (v) 3,1-26,9-12,7-5,3-4,3,4-5, 3, 5,8 13,3-1,4 2. Aandelen en deelnemingen (m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen en geldmarktfondsen) Totaal Eurogebied Totaal MFI s Overheid Overige financiële intermediairs Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Nietfinanciële vennootschappen EU-lidstaten buiten het eurogebied Rest van de wereld Verenigde Staten Uitstaande bedragen 29 III 1 544,6 71,4 97,2-35,8 24,8 543,4 843,2 127, 265,1 61,8 IV 1 673,4 723,3 97,5-36,1 23,8 565,7 95,1 138,4 295,4 65,8 21 I 1 89,5 747,5 94, - 37, 28,3 588, 1 62, 147,4 328, 75,3 II (v) 1 714,2 67,7 73,5-34,4 23,9 538,5 1 43,5 141,2 313,7 76,1 Transacties 29 IV 42,7 3,4 4,6-1, -,7-1,5 39,3 3,2 7,4 3,5 21 I 3,2 8,8,2 -,3 1,7 6,6 21,3,3 1,3,9 II (v) -36,2-26,3-8,1 - -1,1-1,2-15,8-1, -2,1-6,2 3,6 3. Aandelen in beleggingsfondsen/geldmarktfondsen 2) Totaal Eurogebied Totaal MFI s 2) Overheid Overige financiële intermediairs 2) Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Nietfinanciële vennootschappen EU-lidstaten buiten het eurogebied Rest van de wereld Verenigde Staten Uitstaande bedragen 29 III 68,4 592, 78,1-514, ,4 14,5 18,9,3 IV 79, 614,1 74,4-539, , 15,7 19,,3 21 I 767,7 655,6 7,6-585, ,1 18,2 32,8,5 II (v) 78,3 658, 76,9-581, ,3 19, 35,5,5 Transacties 29 IV 15,5 1,9-4,4-15, ,6,9 -,4,1 21 I 29,9 19, -4,7-23, ,9 1,3 11,7,2 II (v) 8,1 4,9 5,1 - -, ,1,9 -,5 -,1 Bron:. 1) Niet zijnde geldmarktfondsen. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. 2)Aandelen in beleggingsfondsen (m.u.v. aandelen in geldmarktfondsen) worden uitgegeven door overige financiële intermediairs. Aandelen in geldmarktfondsen worden uitgegeven door MFI s. Japan Japan S 25

128 3 Rekeningen van het eurogebied 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (EUR miljard) Aanwendingen Eurogebied Huishoudens Nietfinanciële vennootschappen Financiële vennootschappen Overheid Rest van de wereld 21 I Externe rekening Uitvoer van goederen en diensten 461,8 Handelsbalans 1) -4,3 Gegenereerde inkomsten-rekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) Loonsom 1.49,1 15,7 658,8 52,7 232, Overige belastingen minus productiesubsidies 17,6 3,3 7,3 3,2 3,8 Verbruik vast kapitaal 353,1 97,5 197,3 11,6 46,7 Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 1) 557,5 279,9 237,3 39,7,5 Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom 4,9 Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed 623,5 36,4 234,3 29,8 62, 86,2 Rente 363,9 34, 62,6 25,4 62, 48,2 Overige inkomsten uit onroerend goed 259,6 2,4 171,7 85,4, 38, Netto nationaal inkomen 1) 1.843, ,1 78,8 42,3 2,8 Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. 221,4 197,8 19, 4,5,2 1,5 Sociale bijdragen 44,4 44,4,7 Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura 444, 1,5 15,9 33, 393,6 1,1 Overige inkomensoverdrachten 199,2 7,6 26,8 46,4 55,4 8,1 Netto schadeverzekeringspremies 44,7 32,3 1,8,9,7 1,5 Schadeverzekeringsaanspraken 44,8 44,8,6 Overige 19,7 38,2 16,,7 54,7 6, Netto besteedbaar inkomen 1) 1.86,5 1.38,3 44,4 51,4 33,4 Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven 1.774, ,3 478,7 Individuele consumptie-uitgaven 1.587, ,3 292,5 Collectieve consumptie-uitgaven 186,3 186,3 Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves 14,,1,4 13,5,, Netto besparingen / lopende externe rekening 1) 32,5 98,9 44, 38, -148,4 38,4 Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen / lopende externe rekening Bruto investeringen in activa 424, 13, 237,1 1,1 46,9 Bruto investeringen in vaste activa 47,6 127,8 223,3 1, 46,6 Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden 16,4 2,2 13,8,1,2 Verbruik vast kapitaal Saldo aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa -,1-1,6 1,1 -,1,5,1 Kapitaaloverdrachten 4,2 7,9 -,8 1, 32,1 4,8 Kapitaalbelastingen 5,5 5,3,2,, Overige kapitaaloverdrachten 34,8 2,6-1, 1, 32,1 4,8 Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) 1) -35,9 73,7 19,6 48,6-177,8 35,9 Statistische discrepantie, 3,5-3,5,,, Bronnen: en Eurostat. 1) Zie de Technische aantekeningen voor details betreffende de berekening van de sluitposten. S 26

129 statistieken voor het eurogebied Rekeningen van het eurogebied 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg) (EUR miljard) Middelen Eurogebied Huishoudens Nietfinanciële vennootschappen Financiële vennootschappen Overheid Rest van de wereld 21 I Externe rekening Invoer van goederen en diensten 457,5 Handelsbalans Gegenereerde inkomsten-rekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) 457,5 486,4 1.1,7 17,3 283, Belastingen minus subsidies op producten 225,1 Bruto binnenlands product (marktprijzen) 2) 2.22,4 Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 557,5 279,9 237,3 39,7,5 Loonsom 1.51,7 1.51,7 2,4 Belastingen minus productiesubsidies 241,7 241,7 1, Inkomsten uit onroerend goed 615,8 225,9 75,7 293,4 2,7 93,9 Rente 348,3 54, 32,8 254,6 6,9 63,8 Overige inkomsten uit onroerend goed 267,5 172, 42,9 38,9 13,7 3,1 Netto nationaal inkomen Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen 1.843, ,1 78,8 42,3 2,8 Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. 222, 222,,9 Sociale bijdragen 44, 1,2 16,2 47,2 339,4 1,2 Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura 442,3 442,3 2,8 Overige inkomensoverdrachten 164,2 89,9 11, 45,8 17,4 43,1 Netto schadeverzekeringspremies 44,8 44,8 1,5 Schadeverzekeringsaanspraken 43,7 34,6 8,1,6,3 1,6 Overige 75,7 55,3 2,9,4 17,1 4, Netto besteedbaar inkomen Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen 1.86,5 1.38,3 44,4 51,4 33,4 Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen / lopende externe rekening Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen / lopende externe rekening 14, 32,5 14, 98,9 44, 38, -148,4, 38,4 Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden 353,1 97,5 197,3 11,6 46,7 Verbruik vast kapitaal Saldo aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten 42,7 13,7 15,7 9,9 3,4 2,3 Kapitaalbelastingen 5,5 5,5, Overige kapitaaloverdrachten 37,2 13,7 15,7 9,9-2,1 2,3 Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) Statistische discrepantie Bronnen: en Eurostat. 2) Bruto binnenlands product is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde van alle binnenlandse sectoren plus de netto belastingen (belastingen minus subsidies) op producten. S 27

130 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg) (EUR miljard) Activa Huishoudens Eurogebied Nietfinanciële vennootschappen MFI s Overige financiële intermediairs Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Overheid Rest van de wereld 21 I Openingsbalans, financiële activa Totaal financiële activa , , , , ,6 3.42, ,2 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) 316,9 Chartaal geld en deposito s 6.425, , , ,6 852,3 652, ,9 Kortlopende schuldbewijzen 45, 141,1 611, 291,7 386,2 35,2 833,9 Langlopende schuldbewijzen 1.374,6 216,6 6.31, , 2.74,6 35, ,1 Leningen 73, , , ,5 421,6 452, 1.766, waarvan: Langlopend 57, 1.632, , ,3 317,1 366,5. Aandelen en overige deelnemingen 4.264, ,3 2.62, , , , 5.21,7 Beursgenoteerde aandelen 737, ,5 53, ,9 423,3 283,8. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 2.117, , , ,7 481,3 854,9. Beleggingsfondsaandelen 1.49,9 379, 334,9 681, 1.367,7 147,4. Verzekeringstechnische reserves 5.475,8 145,1 1,9, 198,8 3,9 181,3 Overige te ontvangen posten en financiële derivaten 52,8 3.43,4 945, 253,2 262,8 64,2 395,2 Netto financiële waarde Financiële rekening, transacties in financiële activa Totaal transacties in financiële activa 15, 99,8 155,4 153,6 123,6-13,2 241,9 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) -,2,2 Chartaal geld en deposito s -3,5-3,9 3,2-2,4-2,9 7,4 89,1 Kortlopende schuldbewijzen -6,5 9,1 17, -4,,6-9,1 2,3 Langlopende schuldbewijzen -9,2 12,5 57,5 69,2 75,9-4,5 79,8 Leningen -1,7 76,5 26,9 83,7 6,8-2,5-15,1 waarvan: Langlopend -1,7 3,9 27,1 38,4 6, -1,1. Aandelen en overige deelnemingen 27,9 24,8-11, 24,1 31, 9,6 7,3 Beursgenoteerde aandelen 11, 15,8 8,1 16,6-1,7,3. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 13,7 12,6-15,7-21,6 2,4 6,1. Beleggingsfondsaandelen 3,1-3,6-3,4 29,1 3,3 3,2. Verzekeringstechnische reserves 87,6 2,1,, 6,7, 4,4 Overige te ontvangen posten en financiële derivaten 1,5 5,7 62,1,9 5,6-14, 1,9 Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties Overige mutaties-rekening, financiële activa Totaal overige mutaties in financiële activa 18,3 262,6 179,8 235,7 12,5 14, 375,9 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) 23,3 Chartaal geld en deposito s 3,8 4,3 53,7 29, 2,2 -,2 84,3 Kortlopende schuldbewijzen 1,6 4,5 3,2 11,1,8,6 2,7 Langlopende schuldbewijzen -4, 3, 3,4 35,4 18,6 4, 96,3 Leningen, 26,3 45,4 2,7,1 -,3 12,1 waarvan: Langlopend, 15,5 15,3 6,4 -,5-5,3. Aandelen en overige deelnemingen 52, 211,2 23,2 155,6 74,9 8,8 176,2 Beursgenoteerde aandelen 29, 34,3 11, 88,8 14,7 8,. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 3,9 16,2 8,9 59,4 6,2-2,7. Beleggingsfondsaandelen 19,1 16,7 3,4 7,4 54, 3,5. Verzekeringstechnische reserves 58,2,1,, 3,9, -1,5 Overige te ontvangen posten en financiële derivaten -3,3 13,1,5 2, 2, 1, 5,8 Overige mutaties in netto financiële waarde Eindbalans, financiële activa Totaal financiële activa , , , , , , ,8 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) 34, Chartaal geld en deposito s 6.425,6 1.81, , ,2 851,6 659,9 3.88,3 Kortlopende schuldbewijzen 4, 154,7 631,2 298,8 387,6 26,7 838,9 Langlopende schuldbewijzen 1.361,4 232, , , ,1 349,8 3.42,1 Leningen 72, , , 3.285,8 428,5 449, , waarvan: Langlopend 55, , 9.862, ,1 322,7 36,2. Aandelen en overige deelnemingen 4.344, ,3 2.75, , ,3 1.34, ,1 Beursgenoteerde aandelen 777, ,6 522,6 1.93,3 436,4 292,1. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 2.134, , , ,5 489,9 858,2. Beleggingsfondsaandelen 1.432,1 392,1 334,9 717, , 154,1. Verzekeringstechnische reserves 5.621,6 147,3 1,9, 29,3 3,9 184,2 Overige te ontvangen posten en financiële derivaten 51, 3.422,3 1.7,5 256, 27,4 627,2 411,9 Netto financiële waarde Bron:. S 28

131 statistieken voor het eurogebied Rekeningen van het eurogebied 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg) (EUR miljard) Passiva Huishoudens Eurogebied Nietfinanciële vennootschappen MFI s Overige financiële intermediairs Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Overheid Rest van de wereld 21 I Openingsbalans, passiva Totaal passiva 6.571, , , , ,3 8.26, ,2 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) Chartaal geld en deposito s 29, ,3 23,8, 233,9 2.5,2 Kortlopende schuldbewijzen 33, 688, 69, 9,6 1.7,6 266,9 Langlopende schuldbewijzen 524, ,1 2.64,2 4, , ,9 Leningen 5.891,5 8.26, 2.894, 244, , ,3 waarvan: Langlopend 5.532, , ,4 96, ,3. Aandelen en overige deelnemingen , , ,6 491,6 6, ,3 Beursgenoteerde aandelen 3.398,8 573,4 192, 171,8,. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 6, , , ,2 318,8 6,3. Beleggingsfondsaandelen 1.21, ,3. Verzekeringstechnische reserves 34,1 331,5 65,6, ,3,5 Overige te betalen posten en financiële derivaten 638,8 3.17, ,5 195, 196,4 439,6 48,6 Netto financiële waarde 1) -1.2, , ,1 764,6 11,2-88, ,9 Financiële rekening, transacties in passiva Totaal transacties in passiva 27,8 83,8 143,8 124,3 115,9 164,6 26, Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) Chartaal geld en deposito s,1 4,7 -,4, -11,3 12,9 Kortlopende schuldbewijzen 7,9 28,4,3 1,2-15,2-13,2 Langlopende schuldbewijzen 27,6 45,9-18,1,1 178,5 47, Leningen 13,9 21,8 4,7 12,3 18,6 13,2 waarvan: Langlopend 19,6 18,1-12,,9 3,4. Aandelen en overige deelnemingen 5,7-41,3 125,7,7, 4,8 Beursgenoteerde aandelen 1,3 5,7,3,,. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen, 4,4-3,2-4,6,7,. Beleggingsfondsaandelen -43,9 13,. Verzekeringstechnische reserves,1 1, -1,6, 11,3, Overige te betalen posten en financiële derivaten 13,7-25,5 71,8 12,1,3-6,1 15,2 Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties 1) -35,9 77,2 16,1 11,6 29,3 7,7-177,8 35,9 Overige mutaties-rekening, passiva Totaal overige mutaties in passiva -,8 252,9 129,6 319,7 77,3 46,2 43,6 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) Chartaal geld en deposito s, 112,,,, 65, Kortlopende schuldbewijzen 6,3 7,7 1,3,1,7 8,5 Langlopende schuldbewijzen 7,7 36,6 31,6,8 42,9 64,1 Leningen -9,3 1,4 29,7 -,2 1,1 54,7 waarvan: Langlopend -8,2 5,9 11,3 -,3 1,3. Aandelen en overige deelnemingen 188,5 21,5 246,5 2,1 -,1 225,5 Beursgenoteerde aandelen 81,3-27, 14,5 6,7,. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen,1 17,2 31,1 38,8 13,4 -,1. Beleggingsfondsaandelen 17,4 193,2. Verzekeringstechnische reserves,,,, 6,8, Overige te betalen posten en financiële derivaten 8,5 4, -48,3 1,6-4,2 1,6 12,9 Overige mutaties in netto financiële waarde 1) 78, 19,1 9,7 5,3-84, 25,2-32,2-54,7 Eindbalans, passiva Totaal passiva 6.598,1 25.8, , ,3 6.75, , ,8 Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s) Chartaal geld en deposito s 29, , 23,4, 222, ,1 Kortlopende schuldbewijzen 317,3 724,1 7,6 1,8 993,1 262,2 Langlopende schuldbewijzen 559, , ,8 41, ,2 2.88, Leningen 5.896, , ,3 256, ,3 3.55,2 waarvan: Langlopend 5.543, , ,7 97, ,9. Aandelen en overige deelnemingen , , ,8 512,5 6,2 5.83,5 Beursgenoteerde aandelen 3.49,3 552, 26,8 178,5,. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 6, ,2 1.17,7 2.28,4 332,9 6,2. Beleggingsfondsaandelen 1.174,8 5.78,6. Verzekeringstechnische reserves 34,2 332,5 64,, ,4,6 Overige te betalen posten en financiële derivaten 661, 3.122, , 217,7 192,5 435,2 58,8 Netto financiële waarde 1) , , ,4 826,5 55,5-55, ,9 Bron:. S 29

132 3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied (EUR miljard, vierkwartaalsstromen gecumuleerd) Aanwendingen 28 II - 28 III - 28 IV - 29 I - 29 II I 29 II 29 III 29 IV 21 I Gegenereerde inkomsten-rekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) Loonsom 4.7, , , 4.438, 4.434, , , ,3 Overige belastingen minus productiesubsidies 128,5 136,2 133,1 129,7 122,7 117,2 11,8 16,6 Verbruik vast kapitaal 1.251, , , , ,7 1.41,7 1.45,1 1.48,3 Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 1) 2.186, 2.334, , , 2.198, , , , Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed 3.21, , , , ,1 3.28, ,6 2.85,3 Rente 1.649,2 2.67, , ,8 2.57, , , ,8 Overige inkomsten uit onroerend goed 1.372, , , , , , , ,5 Netto nationaal inkomen 1) 7.327, , ,9 7.77, , ,8 7.53, ,7 Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. 1.28, , ,4 1.16, 1.68,4 1.38, 1.12,5 1.1,7 Sociale bijdragen 1.54, ,6 1.66, , , , , ,4 Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura 1.554, 1.6, , , , , ,9 1.83,9 Overige inkomensoverdrachten 722,9 752,9 786, 782,4 777,8 772,2 772,1 776,8 Netto schadeverzekeringspremies 179,9 184,3 187,8 185,6 183,2 179,9 176,9 177,6 Schadeverzekeringsaanspraken 18,2 184,1 188,8 186,6 183,9 18,4 177,1 177,7 Overige 362,8 384,5 49,4 41,2 41,7 412, 418,2 421,6 Netto besteedbaar inkomen 1) 7.234, ,8 7.69,4 7.63, 7.56,7 7.44, , ,1 Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven 6.635, , , , 7.159, , , ,1 Individuele consumptie-uitgaven 5.948, , 6.411, 6.43, , , 6.376,3 6.45, Collectieve consumptie-uitgaven 687, 712,5 751,4 764,8 774, 783,4 791, 791,1 Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves 63,4 6,4 65,1 64,9 63,2 61,2 59,9 59,2 Netto besparingen 1) 599,7 721,4 528, 435, 346,8 289,2 254,9 245,1 Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen Bruto investeringen in activa 1.878,5 2.21,7 2.57, , 1.89,5 1.89, , ,6 Bruto investeringen in vaste activa 1.855, ,3 2.22, , , , , ,1 Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden 22,9 3,4 34,6 19,3-7,7-27,2-56,8-51,4 Verbruik vast kapitaal Saldo aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiëleactiva -,4-1,2,7 1,1,7,3 1,4 1,2 Kapitaaloverdrachten 169,6 151,9 16,5 159,4 171,1 174,2 182,3 187,3 Kapitaalbelastingen 22,5 24,3 23,8 23,6 28,6 29, 33,9 34,3 Overige kapitaaloverdrachten 147,1 127,7 136,7 135,8 142,5 145,2 148,4 153, Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) 1) -11,9 34,3-137,3-155,4-138,5-11,3-67,3-53,8 Bronnen: en Eurostat. 1) Zie de Technische aantekeningen voor details betreffende de berekening van de sluitposten. S 3

133 statistieken voor het eurogebied Rekeningen van het eurogebied 3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied (vervolg) (EUR miljard, vierkwartaalsstromen gecumuleerd) Middelen 28 II - 28 III - 28 IV - 29 I - 29 II I 29 II 29 III 29 IV 21 I Gegenereerde inkomsten-rekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) 7.637,1 8.46, , , ,4 8.98,1 8.7,3 8.91,2 Belastingen minus subsidies op producten 914,8 96, 946, 929,5 912,5 91,3 894,5 894,4 Bruto binnenlands product (marktprijzen) 2) 8.551,9 9.6, , ,1 9.65, , , ,6 Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 2.186, 2.334, , , 2.198, , , , Loonsom 4.78, , , , , , , ,7 Belastingen minus productiesubsidies 1.55,4 1.14, 1.85,6 1.65,5 1.42,8 1.27,9 1.22,2 1.18,4 Inkomsten uit onroerend goed 3.29, 3.63,9 3.83, 3.664, , , ,1 2.82,8 Rente 1.619,5 2.27, , ,1 1.99, , , , Overige inkomsten uit onroerend goed 1.49, , ,2 1.57, , 1.373, ,8 1.33,8 Netto nationaal inkomen Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen 7.327, , ,9 7.77, , ,8 7.53, ,7 Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. 1.33, 1.119, , , 1.74,8 1.43,7 1.18,4 1.16,2 Sociale bijdragen 1.539, ,8 1.66, , , , , ,7 Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura 1.545, , , , 1.715, , , ,7 Overige inkomensoverdrachten 634,5 66, 681, 678,2 674,2 667,7 665,9 665,7 Netto schadeverzekeringspremies 18,2 184,1 188,8 186,6 183,9 18,4 177,1 177,7 Schadeverzekeringsaanspraken 177,1 181,4 185,2 182,9 18,4 176,9 173,8 174,2 Overige 277,2 294,4 37, 38,7 31, 31,5 315, 313,8 Netto besteedbaar inkomen Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen 7.234, ,8 7.69,4 7.63, 7.56,7 7.44, , ,1 Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves 63,6 6,6 65,1 64,9 63,2 61,2 59,9 59,2 Netto besparingen Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen 599,7 721,4 528, 435, 346,8 289,2 254,9 245,1 Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal 1.251, , , , ,7 1.41,7 1.45,1 1.48,3 Saldo aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten 184,2 166,4 17,8 167,2 179,2 182,8 191,1 197, Kapitaalbelastingen 22,5 24,3 23,8 23,6 28,6 29, 33,9 34,3 Overige kapitaaloverdrachten 161,7 142,2 146,9 143,6 15,7 153,8 157,2 162,7 Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) Bronnen: en Eurostat. 2) Bruto binnenlands product is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde van alle binnenlandse sectoren plus de netto belastingen (belastingen minus subsidies) op producten. S 31

134 3.3 Huishoudens (EUR miljard, vierkwartaalsstromen gecumuleerd, uitstaande bedragen aan het einde van de periode) 28 II - 28 III - 28 IV - 29 I - 29 II I 29 II 29 III 29 IV 21 I Inkomsten, besparingen en mutaties in netto waarde Loonsom (+) 4.78, , , , , , , ,7 Bruto exploitatieoverschot en gemengd inkomen (+) 1.416, , , , ,2 1.59,9 1.52,8 1.54,3 Te ontvangen rente (+) 263,6 38,8 343,4 328,9 35, 273,5 246,2 231,4 Te betalen rente (-) 165,7 213,3 238,6 223,5 2,1 172,9 149,7 141,3 Overige te ontvangen inkomsten uit onroerend goed (+) 748,4 793,4 799,3 79, 763, 743,3 733,7 725,3 Overige te betalen inkomsten uit onroerend goed (-) 9,8 1, 1,1 1,2 1,3 1,3 1,2 1,2 Lopende belastingen op inkomen en vermogen (-). 794,4 851,7 892,6 89, 877,5 87,5 859,3 855,6 Netto sociale bijdragen (-) 1.536,6 1.59, , , , , 1.664, ,6 Netto sociale uitkeringen (+) 1.54, , , ,1 1.71, 1.741,4 1.77,7 1.79,7 Netto te ontvangen inkomensoverdrachten (+) 66,9 69,5 7,5 72,3 75,3 79,2 82,2 81,8 = Bruto besteedbaar inkomen 5.67, ,6 6.58, 6.66,9 6.68,5 6.62,2 6.74,8 6.83,5 Finale-consumptie-uitgaven (-) 4.9,9 5.94, , ,7 5.22,2 5.19, 5.189,3 5.29,5 Mutaties in netto waarde in pensioenfondsen (+) 63,2 6,1 64,8 64,5 62,9 6,9 59,6 58,9 = Bruto besparingen 769,4 819,3 854, 883,7 911,2 933,1 945,1 932,8 Verbruik vast kapitaal (-) 345,9 367,3 385,4 387,4 388,5 389,1 389,1 389,3 Netto te ontvangen kapitaaloverdrachten (+) 19, 11,6 13,1 12,8 13,8 15,2 1, 7,8 Overige mutaties in netto waarde 1) (+) 524,2 7, ,2-1.27,3-651,4 21,9 486, 87,3 = Mutaties in netto waarde 1) 966,7 534,4-1.52,5-698,2-114,9 581,1 1.52, 1.421,7 Investeringen, financiering en mutaties in netto waarde Netto verwerving van niet-financiële activa (+) 66,2 641,6 639,3 619,9 594,3 571,2 553,4 542,9 Verbruik vast kapitaal (-) 345,9 367,3 385,4 387,4 388,5 389,1 389,1 389,3 Beleggingen (+) Kortlopende activa 327, 44,4 437,1 365,8 263,9 153,4-23,2-97,5 Chartaal geld en deposito s 284,1 349,8 436,7 397,4 335,2 256,8 121,3 64,6 Aandelen in geldmarktfondsen 7,3 58, -17,3-12,2-28,5-3,1-61,8-89, Schuldbewijzen 2) 35,5 32,7 17,8-19,3-42,8-73,3-82,7-73,1 Langlopende activa 36,5 142,4 39,6 8, 189,8 343,3 496,3 574,8 Deposito s 1, -31,5-35,1-13,3 15,5 56,9 95,3 121,3 Schuldbewijzen 33,9 52, 41,3 22,9 13,7 8,9-9,5-23,7 Aandelen en overige deelnemingen -26,8-1,5-94,6-65, -3,7 86,7 167,2 22,6 Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen -3,8-2,7 3,2 35,8 51,5 88,6 77,9 91,3 Beleggingsfondsaandelen -23, -97,8-124,8-1,8-55,1-1,8 89,3 111,3 Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves 298,4 222,5 128, 135,4 164,2 19,7 243,2 274,7 Financiering (-) Leningen 41,5 357,9 21, 153,7 126,1 96,6 96,1 119,7 waarvan: Bij MFI s binnen het eurogebied 355,3 283,7 82,7 2,4 1,6-15,8 63,1 74, Overige mutaties in financiële activa (+) Aandelen en overige deelnemingen 463,8 44, ,7-97, -574,8-16,1 271,1 532, Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves 46,5 24,9-25,8-199,9-97,5 59,4 155,6 254,6 Resterende netto stromen (+) -35,9-34,5-54,8-52,9 23,9 45,6 84,1 123,9 = Mutaties in netto waarde 1) 966,7 534,4-1.52,5-698,2-114,9 581,1 1.52, 1.421,7 Financiële balans Financiële activa (+) Kortlopende activa 4.838,2 5.38, , , , , , ,4 Chartaal geld en deposito s 4.454, , 5.312, , , , , ,6 Aandelen in geldmarktfondsen 29,9 347,3 371,5 389,6 354,3 348,6 276,3 268,3 Schuldbewijzen 2) 93,1 118,4 141,3 123,1 17,5 82,3 56,1 5,5 Langlopende activa , ,6 1.46, , , , , ,4 Deposito s 1.15,5 953,5 886,1 863,7 882,6 914,4 959,6 987, Schuldbewijzen 1.247, , , , , , ,5 1.35,9 Aandelen en overige deelnemingen 4.974,4 4.92, ,6 3.39, , , ,2 4.76,1 Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 3.581,2 3.67, , , ,4 2.83, , ,3 Beleggingsfondsaandelen 1.393, , 928,5 892, 977,3 1.44, , ,8 Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves 4.612, , , 4.747, , 5.46, , ,4 Resterende netto activa (+) 243, 228,5 234,1 223, 248,2 237,6 237,1 225,4 Passiva (-) Leningen 5.247, , 5.82, , , , , ,1 waarvan: Bij MFI s binnen het eurogebied 4.553, ,5 4.91, , 4.899, , , ,8 = Netto financieel vermogen , , , , , , , ,2 Bronnen: en Eurostat. 1) M.u.v. mutaties in netto waarde ten gevolge van overige mutaties in niet-financiële activa, zoals herwaarderingen van woningen. 2) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar. S 32

135 statistieken voor het eurogebied Rekeningen van het eurogebied 3.4 Niet-financiële vennootschappen (EUR miljard, vierkwartaalsstromen gecumuleerd, uitstaande bedragen aan het einde van de periode) 28 II - 28 III - 28 IV - 29 I - 29 II I 29 II 29 III 29 IV 21 I Inkomsten en besparingen Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) (+) 4.372, , , ,9 4.61,7 4.55, , , Loonsom (-) 2.585, , , , , , , , Overige belastingen minus productiesubsidies (-) 75, 79,6 77,2 74,8 69,2 64, 59,8 55, = Bruto exploitatieoverschot (+) 1.712, , , , , , ,8 1.69,1 Verbruik van vast kapitaal (-) 72,2 738, 773,3 779,1 782,4 784,8 787,4 789, = Netto exploitatieoverschot (+) 1.1,5 1.98, 1.75,8 1.15,4 942,9 92,9 885,4 91,1 Te ontvangen inkomsten uit onroerend goed (+) 57,4 587,1 59,3 565,3 529,5 53, 478,3 469,2 Te ontvangen rente 17,3 21,6 219,2 26,9 189,9 169,3 151,6 141,7 Overige te ontvangen inkomsten uit onroerend goed 337,1 385,6 371,1 358,4 339,6 333,7 326,7 327,4 Te betalen rente en huren (-) 285,3 348,7 43,5 388, 36,5 324,2 292,2 275,7 = Netto inkomsten uit onderneming (+) 1.232, , , , , 1.81,6 1.71,5 1.94,6 Uitgekeerde inkomsten (-) 927,6 99, 1.22, 1.6,2 963,5 926,2 9,4 885,6 Te betalen belastingen op inkomen en vermogen (-) 189,8 212, 193,6 181,3 159, 137,5 125, 126, Te ontvangen sociale bijdragen (+) 74,8 63,5 65,8 65,5 65,4 65,3 65,3 65,5 Te betalen sociale uitkeringen (-) 6,6 61,8 63,3 63,5 63,7 64, 64, 64, Netto overige te betalen inkomensoverdrachten (-) 65,4 56,4 58,3 57,9 58,3 6,1 61,2 62,1 = Netto besparingen 64,1 79,8-8,7-5,7-67,1-4,8-13,7 22,4 Investeringen, financiering en besparingen Netto verwerving van niet-financiële activa (+) 313,4 369,6 356,8 299,4 215,9 154,7 97,3 89,7 Bruto investeringen in vaste activa (+) 99,6 1.77,3 1.96,3 1.6,4 1.7,6 968, 941,1 929,6 Verbruik van vast kapitaal (-) 72,2 738, 773,3 779,1 782,4 784,8 787,4 789, Netto verwerving van overige niet-financiële activa (+) 24,9 3,4 33,8 18,1-9,3-28,4-56,4-51, Beleggingen (+) Kortlopende activa 168,7 169,8 61,7 2,7 38,2 84, 11,2 99,1 Chartaal geld en deposito s 146,2 154,4 15,5-5,5 1,4 37,5 89,8 97,3 Aandelen in geldmarktfondsen 1,3-15,1 27,5 27,2 38, 45,6 4,4 8,9 Schuldbewijzen 1) 12,1 3,5 18,7-18,9-1,1,9-2, -7,2 Langlopende activa 51,5 758,8 659, 661,7 528,6 343,4 13,9 142,7 Deposito s 29,4-12,3 27,9 4,3 47,5 28,7 17,1 5, Schuldbewijzen 13,9-21,5-71,1 4,7 21,3,3 12,1 13,9 Aandelen en overige deelnemingen 263,2 451,4 347,6 358,5 331,6 253,1 98, 65,3 Overige (voornamelijk intragroepsleningen) 24, 341,2 354,6 258,2 128,1 61,3 3,6 58,5 Resterende netto activa (+) 13,7 127,6 29,1-114,9-91,8-45,5-46,2 22,5 Financiering (-) Schuld 74,1 864,4 73,8 533,8 36,3 187,6 4,5 48,1 waarvan: Leningen bij MFI s binnen het eurogebied 457,9 543,7 392,7 251,6 97,6-35,5-152,9-114,5 waarvan: Schuldbewijzen 39,6 36,8 59,4 65,4 78,3 88,7 78,5 97,8 Aandelen en overige deelnemingen 219,5 413,1 36,5 284, 315,6 35,8 217,2 2,8 Beursgenoteerde aandelen 38,2 7,3 2,6 13,3 47,1 57,8 59,6 6,4 Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 181,3 342,8 33,8 27,8 268,5 247,9 157,6 14,3 Netto te ontvangen kapitaaloverdrachten (-) 72, 69,4 75,6 78,1 77,2 78,8 81, 8,5 = Netto besparingen 64,1 79,8-8,7-5,7-67,1-4,8-13,7 22,4 Financiële balans Financiële activa Kortlopende activa 1.73, , ,5 1.92, ,4 1.98,7 2.24,8 2.,6 Chartaal geld en deposito s 1.367,2 1.57, , , , , ,5 1.65,2 Aandelen in geldmarktfondsen 28,7 188,8 212,8 236,8 242,7 247,9 232,8 226, Schuldbewijzen 1) 127,8 158,9 163,5 154, 14, 151,7 156,5 169,4 Langlopende activa 1.148, , , , ,5 1.12, , ,8 Deposito s 149,7 169,4 193,4 199,1 192,8 192,5 192,4 196,1 Schuldbewijzen 281,2 257,7 19,5 192,1 167,8 159,7 21,2 217,4 Aandelen en overige deelnemingen 7.57, , , , , ,6 7.1, ,3 Overige (voornamelijk intragroepsleningen) 2.21, , ,6 2.97, , 2.871, , , Resterende netto activa 353,7 39,8 444,8 434,1 457, 442,5 47,2 476,8 Passiva Schuld 7.883, , , , 9.49, , , ,4 waarvan: Leningen bij MFI s binnen het eurogebied 3.983, 4.58, , , , ,7 4.7, ,3 waarvan: Schuldbewijzen 685,6 685,8 744,4 749,6 78,8 823,2 827,1 876,8 Aandelen en overige deelnemingen , , ,6 1.17,9 1.83, , , ,5 Beursgenoteerde aandelen 4.511, , 2.84, , , , 3.398,8 3.49,3 Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 8.676, , , ,2 8.3, , , ,2 Bronnen: en Eurostat. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar. S 33

136 3.5 Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (EUR miljard, gecumuleerde stromen op jaarbasis, uitstaande bedragen 28 II - 28 III - 28 IV - 29 I - 29 II I 29 II 29 III 29 IV 21 I Financiële rekening, financiële transacties Beleggingen (+) Kortlopende activa 68,2 76,4 116,8 66,8 51,3 4,4 16,8,3 Chartaal geld en deposito s 1,6 6,4 57, 18,6 11,8 -,7-33,1-2,8 Aandelen in geldmarktfondsen 7,2 6,8 19,2 16,8 1,9 6,1 7,7-9,4 Schuldbewijzen 1) 5,4 63,1 4,7 31,5 28,6 35, 42,2 3,5 Langlopende activa 29,1 162,8 66,6 69,4 92,7 126, 26,2 276,4 Deposito s 67,4 49,8,8 13,5 13, 19,9 16,2 -,3 Schuldbewijzen 112,3 45,9 17,3 44,8 -,2 1,9 7,2 95,3 Leningen -1,2-15,2 22,4 1,1 11,1 8,7 6, 9,5 Beursgenoteerde aandelen -2,7 -,7-14,3-19,8-24,4-99,9-86,9-8,8 Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 3,2 21,5 3, 23, 15,4 3,9-7,1,2 Beleggingsfondsaandelen 84,1 61,5 1,4 6,7 77,8 182,4 27,9 252,6 Resterende netto activa (+) 1,1-7,8 26,6 14,5 36,3 34,1 34,6 46,4 Financiering (-) Schuldbewijzen 5,8 3, 11,7 13,9 9,9 1,1 1, -,1 Leningen 44,3-5, 27,2 2,9 14,9 9,5-24,1-14,2 Aandelen en overige deelnemingen 9,3 1, 3,3 5,5 4,9 6,2 5,1 3,9 Verzekeringstechnische reserves 312, 247,5 142,6 143,1 171,4 198,3 272,5 319,1 Netto kapitaal van huishoudens in levensverzekerings- en pensioenfondsreserves 34,6 243,2 125,3 133,3 164,7 194,3 259,9 34,4 Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken 7,4 4,3 17,2 9,8 6,7 4, 12,6 14,7 = Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties -2,9-15,1 25,3-14,7-2,9-23,6 3,1 14,4 Overige mutaties-rekening Overige mutaties in financiële activa (+) Aandelen en overige deelnemingen 18,1 18,1-566,1-431, -265,3-31, 28,8 354,4 Resterende netto activa -41,5-41,4 43,5 24,5 44,9 78,3 65,3 14,3 Overige mutaties in passiva (-) Aandelen en overige deelnemingen 41,4-32,5-18,1-189, -123,8-52,6 15,6 96,7 Verzekeringstechnische reserves 51,2 22,2-243, -199,9-95,1 64,5 159,3 263, Netto kapitaal van huishoudens in levensverzekerings- en pensioenfondsreserves 47,7 23,7-242,8-193,4-91,4 65,4 162, 26,2 Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken 3,5-1,5 -,2-6,4-3,7-1, -2,7 2,8 = Overige mutaties in netto financiële waarde 46, -13,1-99,6-17,6-1,6 35,4 99,1 99, Financiële balans Financiële activa (+) Kortlopende activa 515,6 586,2 77,7 726,9 723,1 711,1 732,5 729,7 Chartaal geld en deposito s 156,6 163,1 223,9 212,9 195,6 189,8 194,7 195,7 Aandelen in geldmarktfondsen 92,1 96,8 113,6 127,1 117,7 115,9 111,6 18,3 Schuldbewijzen 1) 266,8 326,3 37,2 386,9 49,8 45,4 426,3 425,6 Langlopende activa 5.114, , , , , , , ,4 Deposito s 59,6 64,8 644,1 657,9 66,7 664,3 657,7 655,9 Schuldbewijzen 1.852, , , , , ,1 2.34, ,1 Leningen 47,8 394,3 415,6 419,2 422,1 422, 421,6 428,5 Beursgenoteerde aandelen 721,8 716,7 42,4 376,4 438,3 414,4 423,3 436,4 Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen 489,7 528,7 452,1 434,1 442,5 473,5 481,3 489,9 Beleggingsfondsaandelen 1.52,1 1.12,6 955,8 923,7 1.37, , , ,6 Resterende netto activa (+) 213,8 197,1 245,6 246,8 261,2 267,5 265,2 287,2 Passiva (-) Schuldbewijzen 35,9 29,4 46,4 45,6 45, 48,8 5,3 52,4 Leningen 244, 235,2 269,8 274,6 273, 263,3 244,6 256,7 Aandelen en overige deelnemingen 679,2 647,7 47,9 411,9 438,1 492,2 491,6 512,5 Verzekeringstechnische reserves 4.973, , 5.142, ,3 5.31, , , ,4 Netto aandeel van huishoudens in levensverzekerings- en pensioenfondsreserves 4.263,2 4.53, , , , , , ,3 Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken 71,1 712,9 729,9 73,5 734,3 737,4 739,8 748, = Netto financieel vermogen -88,3-116,5-19,9-169,2-159,3-161,2-88,6-55,7 Bron:. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar. S 34

137 Financiële markten Effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta (EUR miljard en groeipercentages gedurende de periode; voor seizoen gecorrigeerd; transacties gedurende de maand en uitstaande bedragen per ultimo; nominale bedragen) Uitstaande bedragen Totaal in euro 1) Bruto uitgiften Netto uitgiften Uitstaande bedragen In euro Bruto uitgiften Netto uitgiften Door ingezetenen van het eurogebied Uitstaande bedragen Bruto uitgiften In alle valuta s Netto Twaalfmaands uitgiften groei Seizoenvrij 2) Netto Zesmaands uitgiften groei Totaal 29 juni ,3 1.97,9 89, ,3 1.15,7 59, ,8 1.97,2 73,8 11,7 92,6 1,3 juli , ,8 31, ,6 1.77,1 55, , 1.155,3 7,1 11,5 14,5 1,3 aug , 881,4 47, ,2 825,5 28, , 888,5 2,9 1,7 59,3 8,8 sept ,5 962,2 16, ,9 879, 79, ,2 962,2 84,7 11,8 151,5 9, okt ,3 95, 1, ,4 9,4 3, ,6 97,6 38,3 1,8 1,4 7,8 nov ,3 886,8 5, ,6 844,6 52, ,7 99,7 64,2 9,5 39,3 6,6 dec ,1 936,6-59, ,2 883,1-58, ,7 967,7-58,2 7,9 13, 5,2 21 jan , 1.91,1 44, ,7 1.28,4 46, ,1 1.14,7 68, 7,3 44,7 4,2 feb. 16.7,2 86, 38, ,5 811,1 4, ,6 9,3 34,1 6, -19, 3,1 maart ,9 1.27,8 144, ,3 923,6 12, ,9 1.31,3 19,6 5,6 99,7 2,3 april 16.22,4 1.3,7 51, ,9 947,8 59, ,9 1.54,2 81,3 5,4 66,4 3, mei 16.28,5 867,8 7, ,4 839,9 37, ,5 946,1 5, 4,4-16,2 2,3 juni 16.23,9 1.45,5 2, ,5 979,3 1, ,5 1.76,6-4,3 3,8 11,5 2,4 Langlopend 29 juni ,1 314,6 118, , 276, 16, ,1 39,9 129,5 1,6 11,8 11,7 juli ,6 27, 27, ,1 248,6 34, , 273,5 45,2 1,7 88,1 11,1 aug ,8 132,5 58, ,2 19,9 43, ,4 122,9 47,7 1,3 97,5 1,3 sept ,6 224,6 72, ,3 198, 74, ,4 223,6 76, 11,3 125,1 1, okt ,9 245,4 64, ,6 216,9 6, ,3 236,3 66,4 11,6 61,1 9,8 nov ,6 21, 81, ,1 18,2 77, ,1 195,4 81,8 1,7 47, 8,6 dec ,3 169,6-33, ,7 154,1-23, ,6 166,1-32, 9, -35,4 6, 21 jan ,8 39,7 43, ,8 278,1 36, ,5 315,9 55,9 8,6 12,4 6,1 feb ,5 212,2 57, ,1 193,7 63, ,3 211,7 6,1 7,6 18,1 4,7 maart 14.61,5 31,5 133, ,2 25,3 18, ,2 281,6 113,6 7,2 119,4 4,5 april , 246,8 53, ,4 223,5 53,8 14.7,2 255,2 73,5 7,2 7,8 4,6 mei ,6 154,8 11, ,8 148,7 32, ,5 183,7 52,7 6, -17,7 3,5 juni 14.79, 27, 44, ,1 241,9 44, ,3 261,7 36,6 5,2 6,9 4,4 G15. Totale uitstaande bedragen en bruto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen door ingezetenen van het eurogebied (EUR miljard) 18 totale bruto uitgiften (rechterschaal) totale uitstaande bedragen (linkerschaal) uitstaande bedragen in euro (linkerschaal) Bronnen: en BIS.(voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied). 1) Totale in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen, uitgegeven door ingezetenen en niet-ingezetenen van het eurogebied. 2) Voor details betreffende de berekening van de groei wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De zesmaands groeipercentages zijn op jaarbasis. S 35

138 4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype (EUR miljard; transacties gedurende de maand en uitstaande bedragen per ultimo; nominale bedragen) 1. Uitstaande bedragen en bruto uitgiften Uitstaande bedragen Bruto uitgiften 1) Totaal MFI s Niet-MFI s Overheid Totaal MFI s Niet-MFI s (m.i.v. het Centrale Overige (m.i.v. het Eurosysteem) overheid overheid Eurosysteem) Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Overheid Centrale overheid Overige overheid Totaal III IV I II maart april mei juni Kortlopend III IV I II maart april mei juni Langlopend 2) III IV I II maart april mei juni waarvan: Langlopend met vaste rente III IV I II maart april mei juni waarvan: Langlopend met variabele rente III IV I II maart april mei juni Bron:. 1) Maandgegevens betreffende bruto uitgiften hebben betrekking op transacties gedurende de maand. Voor vergelijkingsdoeleinden hebben kwartaal- en jaargegevens betrekking op de respectieve maandgemiddelden. 2) Het verschil tussen het totaal aan langlopende schuldbewijzen en langlopende schuldbewijzen met een vaste of variabele rente bestaat uit obligaties met een nul-couponrente en herwaarderingseffecten. S 36

139 statistieken voor het eurogebied Financiële markten 4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype (EUR miljard; transacties gedurende de periode; nominale bedragen) 2. Netto uitgiften Totaal MFI s (m.i.v. het Eurosysteem) Niet seizoenvrij 1) Seizoenvrij 1) Niet-MFI s Niet-MFI s Overheid Totaal MFI s Centrale overheid Overige overheid (m.i.v. het Eurosysteem) Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Overheid Centrale overheid Overige overheid Totaal 28 96,5 22,9 36,5 4,3 31,7 1,1 97,2 23,1 35,6 4,5 33,1, ,6 1,5 21, 8,1 46,2 2,8 88,4 1,2 2,5 7,7 47,1 2,9 29 III 58,5,9 9,5 1,5 35,3 2,3 15,1 1,4 3,9 13,3 47, 3,5 IV 14,8-21,4 15,1 4, 11,9 5,1 2,9-11,7-19,7 6, 43,7 2,5 21 I 7,5 25,8-15,9 11,2 46,4 3,1 41,8 7,9 1,5 1,8 17, 4,5 II 42,3-11,2 7,2 6, 34,8 5,6 2,6-13,4 7,8 1,3 19,2 5,8 21 maart 19,6 54,7-7,8 11,4 43,1 8,3 99,7 5,8 2,8 13,1 25,4 7,6 april 81,3 21, 12,4 13,3 28,7 5,9 66,4 1,3 19,8 9,6 21,5 5,2 mei 5, -25,3 15,4 9,7 52,9-2,7-16,2-52,4 13,1,7 24,1-1,7 juni -4,3-29,4-6,3-5,1 22,9 13,7 11,5 1,9-9,5-6,6 12, 13,7 Langlopend 28 65,9 16, 33,3 2,7 13,3,5 65,2 16,1 32,5 2,8 13,3, ,5 15,3 23,4 12,2 34,5 3,2 88,2 15,3 22,9 12,3 34,6 3,1 29 III 56,3 12,8 12,9 11,8 17,4 1,4 13,6 23, 34,7 13,6 29,8 2,5 IV 38,7-13,7 13, 7,8 27,3 4,4 24,3-4,1-21,4 8,3 38,1 3,5 21 I 76,5 22,5-12,8 9,7 52,8 4,3 8, 13,8 5,1 11,4 45,4 4,3 II 54,3-6,2 5, 7, 43,9 4,5 2, -17,8 3,9 2,6 26,8 4,4 21 maart 113,6 44, -8,2 12,2 58, 7,5 119,4 38, 4,3 14,8 55,5 6,8 april 73,5 12,8 8,7 11, 37,4 3,6 7,8 3,2 17, 9,1 38,7 2,7 mei 52,7-22,8 9,5 6, 64,3-4,4-17,7-46,8 3,4-1,9 31,5-4, juni 36,6-8,6-3,2 4, 3, 14,4 6,9-9,7-8,6,5 1, 14,5 G16. Netto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen: wel en niet voor seizoen gecorrigeerd (EUR miljard; transacties gedurende de maand; nominale bedragen) 25 netto uitgiften netto uitgiften, seizoenvrij Bron:. 1) Maandgegevens betreffende netto uitgiften hebben betrekking op transacties gedurende de maand. Voor vergelijkingsdoeleinden hebben kwartaal- en jaargegevens betrekking op de respectieve maandgemiddelden. S 37

140 4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1) (mutaties in procenten) Totaal MFI s (m.i.v. het Eurosysteem) Twaalfmaands groei (niet seizoenvrij) Zesmaands groei (seizoenvrij) Niet-MFI s Overheid Totaal MFI s Niet-MFI s Centrale Overige (m.i.v. het overheid overheid Eurosysteem) Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Overheid Centrale overheid Overige overheid Totaal 29 juni 11,7 4,8 27,9 11,6 13,7 9,7 1,3 4,8 2,5 1,1 12, 1,1 juli 11,5 4,2 28,4 13,1 13,5 9,5 1,3 4,9 2,6 14,3 11,1 1,7 aug. 1,7 3,5 24,6 12,7 13,4 9,1 8,8 3,2 16,3 13,2 1,7 11, sept. 11,8 4,2 24,9 15,4 14,9 1,7 9, 3,6 16,2 18,5 1,2 11,5 okt. 1,8 3, 24,3 16,3 13,5 1,5 7,8,2 12,9 18,1 12,1 9,6 nov. 9,5 2,6 19,5 16, 12,1 1,7 6,6 -,5 9,3 17,2 11,3 9,4 dec. 7,9 2,4 11,2 13,9 11,2 1, 5,2 -,1 2,5 16,2 1,6 1,5 21 jan. 7,3 2,4 1,2 13,1 1,1 9,4 4,2,1,6 11,8 9,3 8, feb. 6,,7 6,9 14,7 9,7 11, 3,1-1,7-1,9 15,9 8,7 11,1 maart 5,6 1,5 5,2 15,8 8,5 11,8 2,3 -,4-4,7 13,3 6,8 12, april 5,4 1,4 4,3 15,8 8,4 11,1 3, 2,7-3,6 14, 4,9 12,6 mei 4,4 -,1 3,2 14,9 8, 1,3 2,3,2-2,5 12,9 4,8 11,4 juni 3,8 -,3 2,1 12,6 7,2 13,6 2,4 -,6 1,8 9,2 3,9 17, Langlopend 29 juni 1,6 4,8 29,8 19,1 8,5 8,5 11,7 5,7 23,8 3,2 9,8 13, juli 1,7 4,6 31,3 21,8 7,8 8,1 11,1 6,2 22, 28,4 8,6 12,4 aug. 1,3 4,9 27,9 21,4 7,8 8,1 1,3 6,8 17,8 24,1 8,3 13,5 sept. 11,3 5,1 28,2 23,8 9,6 9,4 1, 6,5 17,6 27,5 7,5 11,6 okt. 11,6 4,9 27,2 26,2 1,4 1,6 9,8 4,8 13,4 26,2 11, 9,2 nov. 1,7 5,1 21,9 27,5 9,6 11, 8,6 4,5 9,7 24,4 1,1 7,6 dec. 9, 4,1 13,1 25,4 9,5 12, 6, 2,5 3,1 21, 9, 1,9 21 jan. 8,6 4,8 1,7 22,3 9,5 11,6 6,1 3,4,3 16,5 1,5 1,7 feb. 7,6 3,3 7,5 22,3 9,7 12,4 4,7 -,1-2, 2,5 11,2 11,5 maart 7,2 3,8 5,9 22,4 9,2 12,8 4,5 1,2-4,6 17,6 1,9 14, april 7,2 3,3 4,9 21,4 1,4 11, 4,6 1,7-3, 16,7 9,8 12,7 mei 6, 1,7 3,5 18,7 1,1 8,9 3,5-1,1-2,5 13,2 1,2 1,1 juni 5,2 1, 2,4 16,4 9,1 12,8 4,4 -,5 1,8 11,9 9,2 14,9 G17. Twaalfmaands groei langlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta s tezamen (mutaties in procenten per jaar) 35 overheid MFI s (m.i.v. het Eurosysteem) niet-mfi s Bron:. 1) Voor details betreffende de berekening van de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De zesmaands groeipercentages zijn op jaarbasis. S 38

141 statistieken voor het eurogebied Financiële markten 4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1) (vervolg) (mutaties in procenten) Totaal MFI s (m.i.v. het Eurosysteem) Langlopend met vaste rente Langlopend met variabele rente Niet-MFI s Niet-MFI s Overheid Totaal MFI s Centrale overheid Overige overheid (m.i.v. het Eurosysteem) Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Nietmonetaire financiële vennootschappen Nietfinanciële vennootschappen Overheid Centrale overheid Overige overheid In alle valuta s tezamen 28 3,1 4,9 6,2 4,9 1,5 1,4 12,8 5,4 33,5 7,2 7,6 3,2 29 9,5 7,1 19, 24,1 8,1 4,3 12,1 1,9 36, -1,9,1 2,7 29 III 1,6 7,3 22,1 28,1 9, 4, 11,3 1, 35,2-3,2-1,6 25,2 IV 12,3 9,1 21,9 34, 1,3 6,8 7,5-1,6 24, -4,1 2, 26,2 21 I 11,2 9,8 14,2 28,4 9,6 8,3 1,4-3,8 6,2-2,3 4,6 26,8 II 9,7 7,3 7,7 23,3 1,2 7,5 -,7-4,1 1, -,5 5,5 23,3 21 jan. 11,5 1,8 16,3 28,2 9,3 7,2 2,4-3,2 7,5-3,2 7,3 28,3 feb. 1,8 9,1 11,7 27,2 1, 8,5,5-4,3 4,8-1,5 3,2 27,1 maart 1,5 9,3 1,3 26,8 9,4 9,6 -,1-3,7 2,6 -,2 3,5 24,5 april 1,7 8,9 8,5 25,5 1,7 8, -,4-4,3 1,6 -,5 7,7 22,1 mei 9,3 6,2 7,1 21,5 1,5 5,9-1, -4,3,2 -,4 6,1 2, juni 8, 4,4 4,7 19,7 9,5 7,5 -,9-3,5,1-1,3 2, 3,8 In euro 28 3, 4,8 6,7 3,2 1,7 1,3 14,4 6,6 35,2 7,4 7,9 2, 29 1,1 9, 22,5 22,4 8,2 3,7 14,5 3,9 38,5-2,5 -,4 21,8 29 III 11,3 9,5 25,6 26,8 9,2 3,4 13,6 2,9 37,9-3,8-2,4 27,5 IV 12,8 11,4 24,2 33,4 1,4 6,3 9,1 -,1 25,6-4,9,7 26,9 21 I 11,5 1,8 15,5 29,2 9,7 8, 1,8-3,3 6,7-2,6 3,2 26,7 II 9,9 7,4 8,4 24, 1,2 7,2 -,7-3,7,6 -,7 4,1 23,2 21 jan. 11,7 11,8 18, 28,8 9,3 6,8 2,9-2,8 8,1-3,6 5,9 28,4 feb. 11,2 1, 12,7 28,2 1,1 8,2,8-4,1 5,2-1,7 1,8 27, maart 1,7 9,9 11,6 27,9 9,4 9,5,3-3,3 3,,1 2,1 24,5 april 1,9 9,1 9, 26,7 1,7 7,7 -,2-3,8 1,4 -,4 6,3 22, mei 9,5 6,1 7,7 21,8 1,5 5,4-1,4-4,3 -,6 -,4 4,7 19,8 juni 8,3 4,5 5,5 19,8 9,6 7,2-1,1-2,9-1, -2,5,7 31, G18. Twaalfmaands groei kortlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta s tezamen (mutaties in procenten per jaar) 8 overheid MFI s (m.i.v. het Eurosysteem) niet-mfi s Bron:. 1) De mutaties in procenten per jaar in maandgegevens hebben betrekking op het einde van de maand, die in de kwartaal- en jaargegevens hebben daarentegen betrekking op de mutatie op jaarbasis van het periodegemiddelde. Zie voor details de Technische aantekeningen. S 39

142 4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1) (EUR miljard, tenzij anders aangegeven; marktwaarde) 1. Uitstaande bedragen en twaalfmaands groeipercentages (uitstaande bedragen per ultimo) Totaal MFI s Niet-monetaire financiële vennootschappen Totaal Index december 21 = 1 Twaalfmaands groeipercentage Totaal Twaalfsmaands groeipercentage Totaal Twaalfsmaands groeipercentage Niet-financiële vennootschappen Totaal Twaalfsmaands groeipercentage juni 5.1,2 14,5,6 666,5 1,8 435,8 2, ,9,2 juli 4.991,5 14,7,6 692,8 2,7 428,2 2,5 3.87,5, aug. 5.17,9 14,6,7 666,7 2,8 438,4 2, ,7, sept ,1 14,7,7 613,3 3,6 382,3 2, ,5, okt. 3.76, 15,,7 452,9 4,2 28,5 2,8 3.26,6 -,1 nov. 3.54,9 15,2,9 395,6 5,9 265,4 2, ,9 -,1 dec ,7 15,4 1, 378,1 5,8 282,5 2, ,1 -,1 29 jan ,7 15,6 1,1 343,7 7,4 259, 2, ,9 -,1 feb ,5 15,6 1,1 275,9 7,3 26,3 2, ,3 -,1 maart 3.27,4 16,1 1,5 315,5 7,9 223,9 2, ,,4 april 3.461, 16,2 1,6 413,7 8,2 274,6 3, 2.772,7,5 mei 3.69,3 16,5 1,9 454,1 8,9 283,3 2, ,9,8 juni 3.56,2 17,3 2,7 449,5 9,8 279,4 3, ,4 1,5 juli 3.846,1 17,5 2,7 51,4 9,5 31,1 3,6 3.34,6 1,6 aug. 4.44,3 17,5 2,7 573,3 9,4 321,7 4, 3.149,3 1,6 sept ,9 17,6 2,8 594, 8,4 351,6 4, ,3 1,8 okt. 4.68,7 17,8 2,7 569, 9, 326,2 1, ,6 1,9 nov. 4.82,3 18,1 2,7 568,5 8,8 317,9 2, ,9 1,9 dec ,9 18,5 3, 572,1 9,1 348,8 5,3 3.58, 1,8 21 jan ,5 18,7 2,9 522,5 8,3 338,7 5,3 3.4,3 1,9 feb ,3 18,7 3, 53,6 8,2 337,2 5, ,4 2, maart 4.492,7 19, 2,8 548,3 7,4 363,3 5, ,1 1,8 april 4.427,9 19, 2,7 512,7 7, 343,8 5, ,5 1,7 mei 4.11,2 19,1 2,4 449,6 6,3 32,9 5, ,7 1,5 juni 4.72,6 19,3 1,9 449,9 5,7 313,8 4,3 3.38,9 1, G19. Twaalfmaands groei van genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied (mutaties in procenten per jaar) 12, MFI s niet-monetaire financiële vennootschappen niet-financiële vennootschappen 12, 1, 1, 8, 8, 6, 6, 4, 4, 2, 2,,, -2, -2, -4, , Bron:. 1) Voor details betreffende de berekening van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. S 4

143 statistieken voor het eurogebied Financiële markten 4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1) (EUR miljard; marktwaarde) 2. Transacties gedurende de maand Totaal MFI s Niet-monetaire financiële vennootschappen Niet-financiële vennootschappen Bruto uitgiften Aflossingen Netto uitgiften Bruto uitgiften Aflossingen Netto uitgiften Bruto uitgiften Aflossingen Netto uitgiften Bruto uitgiften Aflossingen Netto uitgiften juni 3,9 4,8 -,9 1,3, 1,3,5,1,4 2,1 4,7-2,6 juli 12,7 3,4 9,4 6,7, 6,7 1,5,5 1, 4,5 2,9 1,6 aug. 1,6 3, -1,4,3,,3,1,,1 1,1 3, -1,9 sept. 7,8 2,9 5, 7,, 7,,,1 -,1,8 2,8-2, okt. 12,9,6 12,2 1,4, 1,4 1,7, 1,7,8,6,1 nov. 1,6 2,9 7,7 8,4,5 8,,5 2,1-1,6 1,7,3 1,4 dec. 8,5 2,6 6,,,,,5,,4 8, 2,5 5,5 29 jan. 6,3,5 5,8 5,7, 5,7,1,,,5,4,1 feb.,2,9 -,7,,,,,1 -,1,2,8 -,6 maart 13,7,2 13,4 3,6, 3,6,2,,1 9,9,2 9,7 april 3,7,3 3,4 1,2, 1,2,1,, 2,4,3 2,1 mei 11,4,3 11,1 4,4, 4,4,2,,1 6,8,3 6,5 juni 27,8 2, 25,8 4,8, 4,8 3,3,3 3, 19,7 1,8 18, juli 7,2,2 7, 3,, 3,,,, 4,1,2 4, aug. 4, 3,3,7,,, 1,3, 1,3 2,7 3,3 -,6 sept. 5,,3 4,7,6,,6,2,,1 4,2,2 3,9 okt. 7,7,3 7,4 4,5, 4,5,1,,1 3,1,2 2,8 nov. 11,6,2 11,4 9,, 9, 1,, 1, 1,6,2 1,4 dec. 16,2,2 16,1 1,9, 1,9 1,4,1 1,3 4,,1 3,9 21 jan. 6,4, 6,4 4,1, 4,1,1,,1 2,3, 2,3 feb. 2,2,3 1,9,,,,2,,2 2,,3 1,7 maart 9,6,2 9,4 2,6, 2,6,1,,1 6,9,2 6,7 april 1,8,4 1,5,1,,,,, 1,8,3 1,5 mei 3,2,8 2,4 1,9, 1,9,1,,1 1,3,8,4 juni 8,4,4 8, 2,2, 2,2,4,,4 5,8,4 5,4 G2. Bruto uitgiften van genoteerde aandelen, naar sector van de emittent (EUR miljard; transacties gedurende de maand; marktwaarde) 4 niet-financiële vennootschappen MFI s niet-monetaire financiële vennootschappen Bron:. 1) Voor details betreffende de berekening van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. S 41

144 4.5 Door MFI s op in euro luidende deposito s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 1) (procenten per jaar; uitstaande bedragen per ultimo; nieuwe contracten als gemiddelden per periode, tenzij anders aangegeven) 1. Rente op deposito s (nieuwe contracten) Deposito s van huishoudens Deposito s van niet-financiële vennootschappen Repo s Giraal 2) Met vaste looptijd Met opzegtermijn 2), 3) Giraal 2) Met vaste looptijd Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar Tot en met 3 maanden Meer dan 3 maanden Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar aug.,5 1,72 2,32 2,64 1,64 3,23,54,71 2,6 2,93,57 sept.,49 1,61 2,27 2,52 1,6 3,12,52,69 2,1 2,74,58 okt.,46 1,68 2,11 2,55 1,55 2,97,49,66 1,99 2,72,56 nov.,46 1,67 2,23 2,56 1,52 2,76,48,7 2,11 2,92,58 dec.,45 1,67 2,31 2,4 1,53 2,45,47,77 2, 2,53,64 21 jan.,43 1,74 2,33 2,52 1,47 2,23,45,72 1,95 2,44,53 feb.,42 1,75 2,24 2,36 1,45 2,11,44,73 2,11 2,39,53 maart,42 1,9 2,38 2,24 1,45 2,5,44,8 2,73 2,34,5 april,41 2,2 2,64 2,14 1,42 2,1,43,78 2,78 2,3,58 mei,4 2,4 2,73 2,24 1,4 1,98,43,77 2,78 2,26,52 juni,43 2,15 2,1 2,48 1,41 1,96,43,88 1,79 2,29,66 juli,42 2,31 2,59 2,34 1,4 1,93,45 1,5 2,7 2,17,74 2. Rente op leningen aan huishoudens (nieuwe contracten) Doorlopende Consumptief krediet Woninghypotheken Overige leningen kredieten en Naar oorspronkelijke rentelooptijd Effectieve Naar oorspronkelijke rentelooptijd Effectieve naar oorspronkelijke rentelooptijd rekening- rente in rente in courant kredieten, Variabele Meer dan Meer dan procenten Variabele Meer dan Meer dan Meer dan procenten Variabele Meer dan Meer dan gemaks- en verlengde krediet- rente tot 1 jaar tot 5 jaar tot 1 jaar per jaar 4) rente tot 1 jaar tot 5 jaar rente tot 1 jaar tot 5 jaar per jaar en met 1 en met en met 1 en met en met en met 1 en met kaartschuld 2) jaar 5 jaar jaar 5 jaar 1 jaar jaar 5 jaar aug. 9,26 7,93 6,54 7,96 8,17 3, 4,1 4,54 4,45 4,6 3,24 4,74 4,82 sept. 9,26 7,69 6,45 7,91 8, 2,81 4,5 4,48 4,45 3,92 3,13 4,66 4,74 okt. 9,16 7,32 6,38 7,94 7,87 2,77 4,2 4,45 4,4 3,85 3,21 4,73 4,72 nov. 9,7 7,3 6,29 7,87 7,76 2,71 3,97 4,46 4,32 3,78 3,16 4,57 4,66 dec. 8,99 6,42 6,26 7,56 7,43 2,71 3,96 4,42 4,26 3,81 3,8 4,4 4,35 21 jan. 8,94 6,83 6,42 8,4 7,86 2,71 3,94 4,38 4,26 3,79 3,12 4,45 4,46 feb. 9,1 6,72 6,25 7,98 7,78 2,68 3,83 4,32 4,18 3,74 3,16 4,48 4,74 maart 8,82 6,35 6,21 7,94 7,59 2,63 3,72 4,21 4,15 3,66 3,5 4,61 4,55 april 8,77 6,77 6,12 7,92 7,66 2,62 3,7 4,18 4,12 3,67 3,6 4,32 4,53 mei 8,77 6,69 6,14 7,84 7,62 2,58 3,65 4,14 4,1 3,58 3,9 4,45 4,5 juni 8,77 5,25 6,13 7,73 7,12 2,56 3,59 4,6 3,9 3,55 3,4 4,22 4,27 juli 8,74 5,56 6,21 7,77 7,35 2,67 3,6 3,95 3,84 3,63 3,16 4,27 4,27 3. Rente op leningen aan niet-financiële vennootschappen (nieuwe contracten) Doorlopende kredieten Overige leningen tot en met EUR 1 miljoen en rekening- naar oorspronkelijke rentelooptijd courant kredieten, Variabele rente Meer dan 1 jaar Meer dan 5 jaar gemaks- en verlengde tot en met 1 jaar tot en met 5 jaar kredietkaartschuld 2) Overige leningen van meer dan EUR 1 miljoen naar oorspronkelijke rentelooptijd Variabele rente Meer dan 1 jaar Meer dan 5 jaar tot en met 1 jaar tot en met 5 jaar aug. 4,23 3,42 4,67 4,24 2,3 2,8 3,83 sept. 4,25 3,36 4,54 4,16 2,6 2,89 3,64 okt. 4,18 3,33 4,49 4,18 2,14 2,73 3,64 nov. 4,11 3,34 4,49 4,1 2,22 2,74 3,8 dec. 4,6 3,28 4,22 3,96 2,19 3,15 3,58 21 jan. 4,5 3,25 4,2 3,99 2,2 2,88 3,65 feb. 4,3 3,25 4,22 4,5 1,94 2,9 3,61 maart 3,98 3,24 4,21 4, 1,99 2,54 3,44 april 3,98 3,19 4,17 3,9 2, 2,72 3,45 mei 3,97 3,25 4,12 3,86 1,96 2,83 3,41 juni 3,77 3,25 4,11 3,79 2,18 2,91 3,36 juli 3,73 3,33 4,14 3,85 2,25 2,84 3,26 Bron:. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Voor deze categorie zijn de nieuwe contracten en de uitstaande bedragen hetzelfde. Ultimocijfers. Het kan zijn dat gegevens per juni 21 niet geheel vergelijkbaar zijn met die van vóór deze datum als gevolg van methodologische veranderingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van Verordeningen /28/32 en /29/7 (tot wijziging van Verordening /21/18). 3) Voor deze categorie zijn de huishoudens en de niet-financiële vennootschappen tezamen genomen en toegewezen aan huishoudens omdat de uitstaande bedragen van de niet-financiële vennootschappen te verwaarlozen zijn vergeleken bij die van huishoudens wanneer alle deelnemende lidstaten tezamen worden genomen. 4) De effectieve rente in procenten per jaar omvat de totale kosten van een lening. Deze totale kosten omvatten zowel rente als andere (aanverwante) kosten zoals informatiekosten, beheerskosten, documentaire kosten en garanties. S 42

145 statistieken voor het eurogebied Financiële markten 4.5 Door MFI s op in euro luidende deposito s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 1) (procenten per jaar; uitstaande bedragen per ultimo; nieuwe contracten als gemiddelden per periode, tenzij anders aangegeven) 4. Rente op deposito s (uitstaande bedragen) Deposito s van huishoudens Deposito s van niet-financiële vennootschappen Repo s Giraal 2) Met vaste looptijd Met opzegtermijn 2), 3) Giraal 2) Met vaste looptijd Tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar Tot en met 3 maanden Meer dan 3 maanden Tot en met 2 jaar Meer dan 2 jaar aug.,5 2,94 3,1 1,64 3,23,54 1,89 3,39 1,53 sept.,49 2,83 3,1 1,6 3,12,52 1,8 3,39 1,45 okt.,46 2,64 2,96 1,55 2,97,49 1,7 3,34 1,35 nov.,46 2,5 2,95 1,52 2,76,48 1,62 3,37 1,28 dec.,45 2,36 2,91 1,53 2,45,47 1,56 3,3 1,21 21 jan.,43 2,2 2,8 1,47 2,23,45 1,45 3,23 1,2 feb.,42 2,15 2,84 1,45 2,11,44 1,42 3,31 1,2 maart,42 2,13 2,74 1,45 2,5,44 1,38 3,26 1,16 april,41 2,13 2,74 1,42 2,1,43 1,37 3,24 1,16 mei,4 2,13 2,71 1,4 1,98,43 1,42 3,22 1,14 juni,43 2,14 2,72 1,41 1,96,43 1,46 3,12 1,24 juli,42 2,16 2,73 1,4 1,93,45 1,51 3,15 1,24 5. Rente op leningen (uitstaande bedragen) Woninghypotheken, met een looptijd van Tot en met Meer dan Meer dan 5 jaar 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar Leningen aan huishoudens Consumptief krediet en overige leningen, met een looptijd van Tot en met Meer dan Meer dan 5 jaar 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar Leningen aan niet-financiële vennootschappen Tot en met 1 jaar Met een looptijd van Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar aug. 4,23 4,25 4,28 7,82 6,74 5,65 3,65 3,5 3,73 sept. 4,18 4,26 4,25 7,8 6,71 5,63 3,62 3,43 3,68 okt. 4,5 4,19 4,18 7,69 6,66 5,54 3,56 3,37 3,6 nov. 4,1 4,15 4,12 7,56 6,66 5,51 3,53 3,36 3,57 dec. 4,7 4,11 4,7 7,55 6,57 5,43 3,46 3,35 3,5 21 jan. 3,99 4,5 4, 7,51 6,52 5,38 3,47 3,31 3,45 feb. 4,4 4,11 4,3 7,49 6,61 5,43 3,45 3,33 3,43 maart 3,98 4,4 3,98 7,44 6,52 5,36 3,43 3,26 3,37 april 3,89 4,1 3,92 7,38 6,51 5,3 3,42 3,21 3,33 mei 3,87 3,97 3,89 7,4 6,46 5,29 3,41 3,2 3,31 juni 3,79 3,96 3,84 7,6 6,48 5,21 3,28 3,21 3,3 juli 3,74 3,93 3,82 7,62 6,5 5,2 3,31 3,23 3,31 G21. Nieuwe deposito s met vaste looptijd (procenten per jaar, exclusief administratiekosten; gemiddelden per periode) G22. Nieuwe leningen met een variabele rente en met een voor maximaal 1 jaar vaste rente (procenten per jaar, exclusief administratiekosten; gemiddelden per periode) 5, huishoudens, tot en met 1 jaar niet-financiële vennootschappen, tot en met 1 jaar huishoudens, meer dan 2 jaar niet-financiële vennootschappen, meer dan 2 jaar 5, 9, huishoudens, consumptief krediet huishoudens, woninghypotheken niet-financiële vennootschappen, tot en met EUR 1 miljoen niet-financiële vennootschappen, meer dan EUR 1 miljoen 9, 4,5 4,5 8, 8, 4, 4, 7, 7, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 3,5 3, 2,5 2, 1,5 6, 5, 4, 3, 6, 5, 4, 3, 1, 1, 2, 2,, ,5 Bron:. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 1, , S 43

146 4.6 Geldmarktrente (procenten per jaar; gemiddelden per periode) Girale deposito s (EONIA) Eenmaands deposito s (EURIBOR) Eurogebied 1), 2) Verenigde Staten Japan Driemaands Zesmaands Twaalfmaands Driemaands Driemaands deposito s deposito s (EURIBOR) deposito s deposito s (EURIBOR) (EURIBOR) (LIBOR) (LIBOR) ,87 4,8 4,28 4,35 4,45 5,3, ,87 4,28 4,64 4,73 4,83 2,93,93 29,71,89 1,22 1,43 1,61,69,47 29 II,77,94 1,31 1,51 1,67,84,53 III,36,53,87 1,13 1,34,41,4 IV,36,45,72 1, 1,24,27,31 21 I,34,42,66,96 1,22,26,25 II,35,43,69,98 1,25,44,24 29 aug.,35,51,86 1,12 1,33,42,4 sept.,36,46,77 1,4 1,26,3,36 okt.,36,43,74 1,2 1,24,28,33 nov.,36,44,72,99 1,23,27,31 dec.,35,48,71 1, 1,24,25,28 21 jan.,34,44,68,98 1,23,25,26 feb.,34,42,66,96 1,23,25,25 maart,35,41,64,95 1,22,27,25 april,35,4,64,96 1,23,31,24 mei,34,42,69,98 1,25,46,24 juni,35,45,73 1,1 1,28,54,24 juli,48,58,85 1,1 1,37,51,24 aug.,43,64,9 1,15 1,42,36,24 1), 2) G23. Geldmarktrente in het eurogebied (maandgemiddelden; procenten per jaar) G24. Driemaands geldmarktrente (maandgemiddelden; procenten per jaar) 9, eenmaands driemaands twaalfmaands 9, 9, eurogebied 1), 2) Japan Verenigde Staten 9, 8, 8, 8, 8, 7, 7, 7, 7, 6, 6, 6, 6, 5, 5, 5, 5, 4, 4, 4, 4, 3, 3, 3, 3, 2, 2, 2, 2, 1, 1, 1, 1,, ,, , Bron:. 1) Vóór januari 1999 werden op basis van de nationale, met het bbp gewogen rentevoeten, rentevoeten voor het eurogebied geconstrueerd. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. 2) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. S 44

147 statistieken voor het eurogebied Financiële markten 4.7 Rendementscurves in het eurogebied 1) (overheidsobligaties, eurogebied met AAA-rating; ultimo rentes in procenten per jaar; ecarts in procentpunten) Spot-rentes Onmiddellijke termijnrentes 3 maanden 1 jaar 2 jaar 5 jaar 7 jaar 1 jaar 1 jaar 1 jaar 1 jaar 2 jaar 5 jaar 1 jaar - 3 maanden (ecart) - 2 jaar (ecart) ,85 4, 4,1 4,11 4,23 4,38,52,36 4,6 4,2 4,4 4, ,75 1,85 2,14 2,95 3,32 3,69 1,94 1,55 2,9 2,76 4,4 4,6 29,38,81 1,38 2,64 3,2 3,76 3,38 2,38 1,41 2,44 4,27 5,2 29 II,62,9 1,5 2,85 3,42 3,99 3,37 2,49 1,47 2,67 4,54 5,42 III,41,7 1,33 2,59 3,12 3,64 3,23 2,31 1,34 2,47 4,14 4,96 IV,38,81 1,38 2,64 3,2 3,76 3,38 2,38 1,41 2,44 4,27 5,2 21 I,33,6 1,5 2,28 2,86 3,46 3,13 2,41 1,2 1,98 3,96 5,2 II,34,42,69 1,79 2,41 3,3 2,68 2,33,62 1,35 3,54 4,52 29 aug.,44,74 1,46 2,69 3,19 3,68 3,24 2,22 1,55 2,66 4,16 4,95 sept.,41,7 1,33 2,59 3,12 3,64 3,23 2,31 1,34 2,47 4,14 4,96 okt.,5,81 1,43 2,61 3,13 3,68 3,18 2,25 1,49 2,5 4,12 5,11 nov.,44,8 1,34 2,49 3,1 3,57 3,13 2,23 1,38 2,32 4, 5,4 dec.,38,81 1,38 2,64 3,2 3,76 3,38 2,38 1,41 2,44 4,27 5,2 21 jan.,28,71 1,25 2,48 3,6 3,66 3,38 2,42 1,28 2,25 4,15 5,23 feb.,3,54 1,2 2,29 2,88 3,49 3,19 2,46,98 2,1 3,99 5,8 maart,33,6 1,5 2,28 2,86 3,46 3,13 2,41 1,2 1,98 3,96 5,2 april,32,6 1,1 2,18 2,78 3,4 3,7 2,39 1, 1,85 3,89 4,94 mei,21,28,57 1,75 2,39 3, 2,78 2,43,47 1,28 3,58 4,46 juni,34,42,69 1,79 2,41 3,3 2,68 2,33,62 1,35 3,54 4,52 juli,45,59,87 1,88 2,44 3,1 2,56 2,14,82 1,51 3,45 4,43 aug.,43,45,62 1,47 1,97 2,48 2,5 1,85,55 1,9 2,87 3,7 G25. Spot-rendementscurves, eurogebied (procenten per jaar; ultimo) G26. Spot-rentes en ecarts, eurogebied (daggegevens; rentes in procenten per jaar; ecarts in procentpunten) 5, aug. 21 juli 21 juni 21 5, 1-jaars rente (linkerschaal) 1-jaars rente (linkerschaal) ecart tussen 1-jaars en 3-maandsrentes (rechterschaal) ecart tussen 1-jaars en 2-jaarsrentes (rechterschaal) 5, 4,5 4,5 4,5 4, 4, 4, 3,5 3,5 3,5 3, 3, 3, 2,5 2,5 2,5 2, 2, 2, 1,5 1,5 1,5 1, 1, 1,,5,5,5,,, -,5 5 jaar 1 jaar 15 jaar 2 jaar 25 jaar 3 jaar -, ,5 Bron: -berekeningen gebaseerd op onderliggende gegevens verschaft door EuroMTS en op ratings verschaft door Fitch Ratings. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. S 45

148 4.8 Effectenbeursindices (indices in punten; gemiddelden per periode) Referentie Ruime index 5 Grondstoffen Diensten voor consumenten Dow Jones EURO STOXX indices 1) Belangrijkste sectoren Consump- Olie en gas Financieel Industrie Technologitiegoederen Nutsbedrijven Telecommunicatie Gezondheidszorg Verenigde Staten Standard & Poor s 5 Japan Nikkei , ,8 543,8 235,4 366,5 449,6 48,3 488,4 383,4 561,4 492,7 519, , , , ,5 48,4 169,3 29,7 38,9 265, 35,9 282,5 52, 431,5 411,5 1.22, , , , 353,2 14,5 244,5 293,5 172,1 269,7 2,7 353,7 38,4 363,5 946, ,6 29 II 22, ,6 326,9 136,6 229,5 287,3 158,6 251, 21,1 337,7 351,5 343,8 892, 9.274,8 III 247,2 2.66,6 369, 142, 257,1 296,8 192,7 286, 211,3 361,1 386, 365,1 994, ,3 IV 268, ,7 422,1 151,5 282,8 316,9 29,7 317,7 214,1 375,3 416,5 399,3 1.88, ,2 21 I 268, 2.849, 445, 159,3 294,9 32, 195,5 326,7 229,9 372,4 398,8 426, , ,2 II 261, ,7 446,3 163,7 312,9 35, 178,8 334,3 229,1 349,6 372,2 412, 1.134, ,9 29 aug. 25,7 2.72,7 377,6 142,1 261,8 293,2 198,6 29,3 28,5 365,7 387,2 364,1 1.9,7 1.43,4 sept. 264, 2.827,9 393,3 149,5 266,5 38,7 21,2 312,5 227,2 384,4 47, 378,8 1.44,6 1.32,9 okt. 268, ,5 43,7 15,1 277,5 314,2 216, 318,4 221,3 375,4 415, 393,6 1.67,7 1.66,2 nov. 265, ,8 415,4 149,5 28, 315,3 28,7 313,6 29,9 369,8 414,5 391,5 1.88, , dec. 27,1 2.97,6 447, 155, 29,9 321,1 24,3 321, 211, 38,5 419,8 412,4 1.11, , 21 jan. 273, ,7 449,4 158,9 295,7 329,8 24,6 331,6 223,1 384,1 47,4 425, , ,6 feb. 257, 2.727,5 427,9 154,3 285,3 39,8 183,9 312,3 222,7 36,9 386,8 415, 1.89, ,1 maart 272,6 2.89,5 456, 164, 32,4 32,3 197,7 335, 242,2 372,2 41,9 436, , 1.671,5 april 278, ,3 47,9 171,7 313,8 328,6 199,7 349, 248,8 378,9 396,7 43, 1.197, ,8 mei 252, ,1 431,4 159,6 35,2 295,4 17,8 324,8 221,9 341,7 36, 41, 1.125,1 1.14, juni 253, ,7 438,1 16,4 319,5 292,7 167,5 33, 218,3 33,5 361,6 46,1 1.83, ,1 juli 255, ,5 435, 16,8 32,8 289,3 178, 324,2 212,3 32,3 369,7 389,2 1.79, ,8 aug. 258, ,2 441,5 163,2 315,6 296, 183,7 324,9 26,8 328,5 392,2 383,1 1.87, ,2 G27. Dow Jones EURO STOXX ruime index, Standard & Poor s 5 en Nikkei 225 (januari 1994 = 1; maandgemiddelden) 35 Dow Jones EURO STOXX ruime index 1) Standard & Poor s 5 Nikkei Bron:. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. S 46

149 PRIJZEN, PRODUCTIE, VRAAG EN ARBEIDSMARKT HICP, andere prijzen en kosten (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 1. Geharmoniseerde consumptieprijsindex 1) Index: 25 = 1 Totaal Totaal (seizoenvrij; procentuele mutatie t.o.v. voorgaande periode) Totaal Goederen Diensten Totaal Bewerkte Onbewerkte Diensten voedingsmiddelenl voedingsmiddelen Totaal m.u.v. onbewerkte voedingsmiddelen en energie Industriële goederen m.u.v. energie Energie (niet seizoenvrij) Memorandumpost: Door de overheid gereguleerde prijzen 2) Totaal HICP uitgezonderd door de overheid gereguleerde prijzen Door de overheid gereguleerde prijzen % totaal 3) 1, 1, 83,1 58, 42, 1, 11,9 7,3 29,3 9,6 42, 88,9 11, ,2 2,2 1,5 2,3 2, ,1 2, ,4 2,1 2, 1,9 2, ,1 2, ,8 3,3 2,4 3,8 2, ,4 2, ,1,3 1,3 -,9 2, ,1 1,7 29 II 18,3,2 1,5-1,2 2,2,3,1 -,8,1,7,5, 1,8 III 18, -,4 1,2-1,9 1,8,2,3 -,9,,8,4 -,6 1,2 IV 18,6,4 1, -,4 1,7,2,1,1,1,3,4,4,8 21 I 18,6 1,1,9,9 1,5,5,,8, 3,,3 1,2,4 II 11, 1,5,8 1,7 1,2,6,3,7,2 3,9,3 1,5 1,3 21 maart 19,4 1,4,9 1,3 1,6,4,,6, 2,6,3 1,6,4 april 19,9 1,5,8 1,8 1,2,2,1,5,1 2, -,1 1,6 1,2 mei 11, 1,6,9 1,9 1,3,1,2 -,6,1,6,1 1,6 1,4 juni 11, 1,4,9 1,5 1,3,1,2,2,1 -,4,1 1,4 1,4 juli 19,7 1,7 1, 2, 1,4,2,1,5,1,,2 1,7 2, aug. 4). 1, Goederen Voedingsmiddelen (m.i.v. alcoholische dranken en tabak) Totaal Bewerkte Onbewerkte voedingsmiddelen voedingsmiddelen Diensten Industriële goederen Huisvesting Transport Communicatie Recreatie en persoonlijke Totaal Industriële Energie Huur diensten goederen m.u.v. energie Diversen % totaal 3) 19,2 11,9 7,3 38,9 29,3 9,6 1,2 6, 6,6 3,3 14,9 7, ,4 2,1 2,8 2,3,6 7,7 2,5 2,1 2,5-3,3 2,3 2,3 27 2,8 2,8 3, 1,4 1, 2,6 2,7 2, 2,6-1,9 2,9 3,2 28 5,1 6,1 3,5 3,1,8 1,3 2,3 1,9 3,9-2,2 3,2 2,5 29,7 1,1,2-1,7,6-8,1 2, 1,8 2,9-1, 2,1 2,1 29 II 1, 1,1,8-2,3,7-1,7 2,1 1,8 3,1-1,2 2,7 2, III -,1,6-1,2-2,8,5-11,9 2, 1,8 2,5 -,6 1,8 2,1 IV -,2,5-1,5 -,5,3-3,2 1,9 1,7 2,5 -,6 1,4 2,2 21 I,,6 -,8 1,3,1 4,8 1,9 1,6 2,5 -,5 1,1 1,6 II,7,8,7 2,2,3 8,1 1,8 1,5 2,3 -,9,8 1,5 21 feb. -,1,6-1,2,9,1 3,3 1,9 1,6 2,2 -,4,9 1,6 maart,3,5 -,1 1,8,1 7,2 1,9 1,6 2,7 -,3 1,4 1,5 april,7,6,7 2,3,2 9,1 1,9 1,5 2,4 -,6,4 1,4 mei,7,9,4 2,5,3 9,2 1,8 1,5 2,2-1,1,9 1,5 juni,9,9,9 1,8,4 6,2 1,8 1,5 2,3-1,1 1, 1,5 juli 1,3,9 1,9 2,4,5 8,1 1,7 1,3 2,7 -,8 1, 1,5 Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Deze experimentele statistieken bieden slechts een ruwe maatstaf voor prijsregulering aangezien wijzigingen in door de overheid gereguleerde prijzen niet volledig kunnen worden geïsoleerd van de andere invloeden. Zie de website van Eurostat ( waar de methodologie wordt toegelicht die is gebruikt bij het samenstellen van deze indicator. 3) In 21 gebruikte weging. 4) Een raming op basis van voorlopige nationale cijfers, die gewoonlijk rond 95% van het eurogebied dekken, alsmede vroege gegevens omtrent energieprijzen. S 47

150 5.1 HICP, andere prijzen en kosten (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 2. Industrie, bouwnijverheid en woningen Industriële producentenprijzen m.u.v. bouwnijverheid Totaal Totaal Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector Energie (index: Totaal Halffabrikaten Investerings- 25 = 1) goederen Verwerkende industrie Bouwnijverheid 1) Woningen 2) % totaal 3) 1, 1, 83, 75,8 3,1 21,9 23,7 2,7 21, 24, ,1 5,1 3,5 2,7 4,6 1,6 1,4 1,4 1,4 13,5 4,6 6, ,9 2,7 3, 3,2 4,6 2,2 2,2 2,4 2,2 1,2 4,1 4, ,4 6,1 4,8 3,4 3,9 2,1 3,9 2,8 4,1 14,2 3,8 1, ,6-5,1-5,4-2,8-5,3,4-2, 1,2-2,5-11,7,1-3,1 29 II 18,2-5,8-6,8-3, -5,8,7-2, 1,5-2,5-13,6 -,2-3,1 4) III 18, -7,9-7,4-4,1-7,5 -,1-2,6 1, -3,1-18,2-1,7 - IV 18,4-4,6-3, -3,1-5, -,6-2,4,5-2,8-9,5 -,2-3, 4) 21 I 19,6 -,2 1,7 -,5 -,4 -,5 -,5,3 -,7,3,2 - II 111,5 3, 3,8 1,6 3,7,2,,6 -,1 7,.. 21 jan. 19,3-1,,9-1, -1,5 -,6 -,7,5 -,8-1,5 - - feb. 19,4 -,4 1,5 -,5 -,4 -,5 -,5,2 -,6 -,6 - - maart 11,1,9 2,7,1,8 -,3 -,4,3 -,5 3, - - april 111,1 2,8 3,7 1, 2,7, -,3,4 -,4 7,8 - - mei 111,5 3,1 4,1 1,7 3,9,3,,7 -,2 7,2 - - juni 111,8 3, 3,6 2, 4,3,4,2,8,1 6, Grondstoffen en bbp-deflatoren 1) Consumptiegoederen Totaal Duurzaam Nietduurzaam Olie-prijzen 5) (EUR per vat) Grondstoffenprijzen exclusief energie Invoergewogen 6) Aanwendingsgewogen 7) Totaal Totaal Voedingsmiddelevoedingsmiddelevoedingsvrij Niet- Totaal Voedings- Niet- (seizoensmiddelemiddelen index: 2 = 1) Bbp deflatoren Totaal Binnenlandse vraag Uitvoer 8) Invoer 8) Totaal Particuliere Overheidsconsumptie consumptie Bruto investeringen in vaste activa % totaal 1, 35, 65, 1, 45, 55, ,9 27,7 5,8 37,9 24,5 6, 38,2 113,7 1,9 2,4 2,2 2, 2,9 2,6 3, ,8 7,8 14,3 5,5 5,3 9,4 2,9 116,4 2,4 2,3 2,3 1,7 2,7 1,6 1, ,9 1,9 18,4-4,5-1,7 9,7-8,6 118,8 2,1 2,5 2,7 2,5 2,4 2,6 3, ,6-18,5-8,9-23,1-18, -11,5-22,8 119,9 1,, -,2 2,1 -,7-3,4-5,9 29 II 43,8-24,5-11,2-3,9-22,6-1, -31,4 119,9 1, -,2 -,4 1,6 -,7-3,8-7, III 48,1-18,5-12,6-21,4-18,7-15,2-21,3 12,,8 -,6 -,8 2,5-1,6-4,5-8,3 IV 51,2 3,1 5,7 1,8 2,4-1,1 5, 12,1,3,,1 1,5-1,1-2,9-4, 21 I 56, 28,9 7,4 42,6 27,3 7,4 46,5 12,3,3,1 1,3 1,4 -,3 2,4 1,6 II 62,6 51,7 12,5 76, 43,9 14, 71,6 12,7,7,9 1,8 1,5,7 4,8 5,5 21 maart 59,1 34,5 8,9 5,5 31,5 7,7 54, april 64, 52, 8,2 78,8 43,9 9, 76, mei 61,6 52,1 11,5 77,8 43,6 12, 73, juni 62,2 51,1 17,7 71,6 44,2 21, 65, juli 58,9 56,8 26, 74,1 5,1 32, 65, aug. 59,9 51,9 27,9 64,5 49,1 4,5 55, Bronnen: Eurostat, berekeningen van de op basis van Eurostat-gegevens (kolom 7 in Tabel en kolommen 8-15 in Tabel 5.1.3), berekeningen van de op basis van Thomson Financial Datastream (kolom 1 in Tabel 5.1.3) en berekeningen van de (kolom 12 in Tabel en kolommen 2-7 in Tabel 5.1.3). 1) Inputprijzen voor woningen. 2) Experimentele gegevens op basis van niet-geharmoniseerde nationale bronnen (zie voor nadere details). 3) In 25. 4)De kwartaalgegevens voor het tweede en vierde kwartaal hebben betrekking op de halfjaarlijkse gemiddelden van respectievelijk de eerste en tweede helft van het jaar. Aangezien sommige nationale gegevens alleen jaarlijks beschikbaar komen, wordt de halfjaarlijkse raming deels afgeleid uit jaargegevens; de halfjaarcijfers zijn daardoor minder nauwkeurig dan de jaarcijfers. 5) Brent Blend (voor levering op termijn van één maand). 6) Heeft betrekking op in euro luidende prijzen. Gewogen naar de structuur van de invoer van het eurogebied in de periode )Heeft betrekking op in euro luidende prijzen. Gewogen naar de binnenlandse vraag van het eurogebied (binnenlandse productie plus invoer minus uitvoer) in de periode Experimentele gegevens (zie zie voor nadere details). 8) De deflatoren voor de uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten, met inbegrip van de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied. S 48

151 statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt 5.1 HICP, andere prijzen en kosten (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 4. Arbeidskosten per eenheid product, loonsom per arbeidsinzet en arbeidsproductiviteit (voor seizoen gecorrigeerd) Totaal (index: 2 = 1) Totaal Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie Naar bedrijfstak Bouwnijverheid Handel, herstel, horeca, transport en communicatie Financiële dienstverlening, diensten ter zake van onroerend goed en verhuur, en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening Arbeidskosten per eenheid product 1) ,3 3,4 1,8 5,1 3,9 2,5 3,2 2, ,7 3,8-1,9 9,7 1, 4,9,8 2,6 29 II 12,1 4,6-1,1 13,8,6 6,1 1,3 1,8 III 119,6 3,3-2,8 8,3,2 3,7,1 3,4 IV 119,5 1,3-1,7 1,2 1,4 2,3,5 1,8 21 I 119,4 -,6 -,7-7, 1,6 -,4 1,1 1,4 Loonsom per werknemer ,5 3,1 3,9 3, 4,4 2,7 2,7 3, ,3 1,5 2,2,2 2,1 1,4 1,4 2,6 29 II 122,9 1,4 2,4, 2,6 2, 1,9 1,9 III 123,6 1,5 2,,4 2,1,4 1,4 3,3 IV 124, 1,3 2,3,4 1,7 1, 1,8 2,1 21 I 124,3 1,5 1,4 2,1,4 1,3 2, 1,3 Arbeidsproductiviteit per werknemer 2) 28 15,3 -,3 2,1-2,,5,2 -,5, , -2,2 4,2-8,6 1,1-3,4,7, 29 II 12,4-3,1 3,5-12,2 2, -3,8,6, III 13,4-1,8 4,9-7,3 1,9-3,2 1,3 -,1 IV 13,8, 4,1 -,8,4-1,2 1,2,3 21 I 14,1 2,1 2,2 9,8-1,2 1,7 1, -,1 Loonsom per gewerkt uur ,7 3,1 2,8 3,5 3,8 2,7 2,3 3, ,5 3,1 3,2 4,5 4,2 2,2 2,6 3, 29 II 127,5 3,5 2,5 5,9 4,6 2,9 3,2 2,6 III 127,8 3,1 2,7 4,8 4, 1,2 2,6 3,6 IV 127,8 2,1 3,2 1,5 3,8 1,4 2,5 2,3 21 I 128,,7 2,, -,9,2 1,9 1,1 Arbeidsproductiviteit per uur 2) 28 18, -,2 2,3-1,6,2,4 -,8, ,1 -,9 4,3-5, 2,9-2,7 1,9,3 29 II 16,7-1,4 2,5-7,2 3,7-3, 2,1,5 III 17,4 -,5 5, -3,6 3,5-2,6 2,7, IV 17,5,6 4,,1 1,7-1,2 2,,4 21 I 17,9 1,4 3,4 7,6-2,3,9,7 -,6 5. Arbeidskosten per uur 3) Totaal (seizoenvrij, index: 28 = 1) Totaal Naar component Naar bedrijfstak PM: indicatoren van Lonen Bouwnijverheid Dienstensector contractlonen 4) Door werkgevers betaalde socialeverzekeringspremies Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie % totaal 5) 1, 1, 75,2 24,8 32,4 9, 58, , 3,5 3,6 3,4 3,8 4,7 3,1 3, ,6 2,7 2,6 3, 3,1 3,7 2,3 2,7 29 III 12,9 2,6 2,7 2,6 3,5 2,5 2,2 2,4 IV 13,3 1,7 1,6 2,,6 3,3 2,1 2,2 21 I 14, 2,1 2, 2,1 1,8 2,1 2,2 1,8 II ,8 Bronnen: Eurostat, berekeningen van de op basis van Eurostat-gegevens (Tabel 5.1.4) en berekeningen van de (kolom 8 in Tabel 5.1.5). 1) Loonsom (tegen lopende prijzen) per werknemer gedeeld door de toegevoegde waarde (volumes) per werknemer. 2) Toegevoegde waarde (volumes) per arbeidsinzet (werknemers en gewerkte uren). 3)De arbeidskosten per uur voor de gehele economie, met uitzondering van landbouw, openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en diensten die niet elders zijn gerubriceerd. Door verschillen in dekking kan het voorkomen dat de schattingen voor de componenten niet consistent zijn met het totaal. 4) Experimentele gegevens (zie voor nadere details). 5) In 28. S 49

152 5.2 Productie en vraag 1. Bbp en uitgavencomponenten Bruto investeringen in vaste activa Bbp Totaal Binnenlandse vraag Extern saldo 1) Totaal Particuliere consumptie Overheidsconsupties Voorraadmutaties Totaal Uitvoer 1) Invoer 1) 2) Lopende prijzen (EUR miljard; seizoenvrij) , , 4.874, , ,5 26,6 98, , , , ,7 5.72,4 1.82, ,3 4,9 138, , , , , , 1.891, ,1 25,6 11, , 3.757, , , , , ,5-65,8 122, , ,9 29 II 2.231,7 2.21, ,9 492,9 44,9-21,1 3, 789,5 759,5 III 2.244,2 2.28,1 1.29,3 499, 435,2-16,5 36,1 814,5 778,4 IV 2.249,1 2.27, ,8 497,2 43,4-19,2 42, 836,7 794,8 21 I 2.259,8 2.23,7 1.38,1 52,4 429,7-9,5 29,1 875,4 846,3 II 2.289, , ,6 55,7 439,9-1,7 23,7 926,9 93,2 % bbp 29 1, 98,6 57,7 22,1 19,6 -,7 1,4 - - Kettingvolumes (prijzen van het voorgaande jaar; seizoenvrij 3) ) mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 29 II -,1 -,7,,6-2, ,3-2,8 III,4,3 -,1,5-1, ,8 2,6 IV,2 -,1,2 -,1-1, , 1,3 21 I,3,9,2,2 -, ,4 4, II 1,,9,5,5 1, ,4 4,4 mutaties in procenten per jaar 26 3, 2,9 2,1 2, 5, ,6 8,5 27 2,9 2,6 1,7 2,2 4, ,3 5,6 28,5,4,4 2,3 -,8 - -,9,7 29-4,1-3,4-1,1 2,4-11, ,1-11,7 29 II -4,9-3,8-1,1 2,6-12, ,8-14,6 III -4, -3,3-1,2 2,6-11, ,4-12,1 IV -2, -2,7 -,4 1,7-9, ,7-6,5 21 I,8,4,3 1,2-4, ,9 5, II 1,9 2,,8 1,1-1, , 12,8 bijdrage tot de mutaties in procenten in het bbp van kwartaal op kwartaal; procentpunten 29 II -,1 -,7,,1 -,4 -,4,6 - - III,4,3 -,1,1 -,2,5,1 - - IV,2 -,1,1, -,2,, I,3,9,1,1 -,1,8 -,6 - - II 1,,9,3,1,3,2,1 - - bijdrage tot de mutaties in procenten per jaar in het bbp; procentpunten 26 3, 2,9 1,2,4 1,1,2, ,9 2,5,9,5 1,,1, ,5,4,2,5 -,2 -,2, ,1-3,4 -,6,5-2,4 -,8 -, II -4,9-3,7 -,6,5-2,6-1, -1,2 - - III -4, -3,3 -,7,5-2,5 -,6 -,7 - - IV -2, -2,7 -,2,4-2, -,9, I,8,4,2,3 -,9,9,4 - - II 1,9 2,,4,2 -,2 1,5 -,1 - - Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. 1)Uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten mede de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied. Zij stemmen niet geheel overeen met de gegevens in Tabellen 3.1, 7.1.1, en en ) Inclusief aankopen minus verkopen van waarden. 3) Jaargegevens worden niet gecorrigeerd voor het aantal werkdagen. S 5

153 statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt 5.2 Productie en vraag 2. Toegevoegde waarde naar bedrijfstak Totaal Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie Bouwnijverheid Handel, herstel, horeca, transport en communicatie Financiële dienstverlening, diensten ter zake van onroerend goed en verhuur, en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening Belastingen minus subsidies op producten Lopende prijzen (EUR miljard; seizoenvrij) ,5 14, , 478, , , , 913, ,2 153, ,7 51, , ,5 1.82,1 958, ,3 147, ,5 528, , , ,6 945, ,7 133,2 1.43,3 512, , , ,8 891,7 29 II 2.11,3 33,4 352,5 128,9 417,5 59,6 488,4 22,4 III 2.21,9 32,5 36,1 127,3 418,1 592,7 491,3 222,2 IV 2.23,9 32,7 362,1 125,4 417,3 594,1 492,4 225,3 21 I 2.36,5 33,7 367,8 123, 419,5 596, 496,6 223,2 II 2.57,6 33,5 377,6 124,3 423,5 598,4 5,4 231,5 % toegevoegde waarde 29 1, 1,7 17,7 6,3 2,7 29,3 24,3 - Kettingvolumes (prijzen van het voorgaande jaar; seizoenvrij 1) ) mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 29 II -,2 -,3-1,1-1,5,,1,5,2 III,4,3 2,2-1,5,1,1,2,6 IV,1 -,2,6-1,6 -,1,,3 1, 21 I,6,9 2,3-1,5,3,2,4-1,8 II,8 -,5 1,9,5,9,6,3 2,4 mutaties in procenten per jaar 26 3,, 3,7 2,9 2,9 4,1 1,5 3,1 27 3,1 1,2 3,4 2,1 3,6 4, 1,8,8 28,7,2-2, -1,8 1,4 1,7 1,9-1,3 29-4,2 1,9-13,3-5,7-5,1-1,6 1,4-3, 29 II -5, 1,6-16,5-5,4-5,5-1,8 1,5-3,9 III -4,1 2,2-13, -5,5-5, -1,6 1,3-3, IV -2,2 1,8-6,9-5,1-3,4 -,9 1,4 -,2 21 I,9,7 3,9-5,9,3,5 1,4, II 1,8,5 7,1-4, 1,3 1, 1,2 2,2 bijdrage tot de mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal in de toegevoegde waarde, procentpunten 29 II -,2, -,2 -,1,,,1 - III,4,,4 -,1,,,1 - IV,1,,1 -,1,,,1-21 I,6,,4 -,1,1,1,1 - II,8,,4,,2,2,1 - bijdrage tot de mutaties in procenten per jaar in de toegevoegde waarde, procentpunten 26 3,,,8,2,6 1,1,3-27 3,1,,7,1,7 1,1,4-28,7, -,4 -,1,3,5, ,2, -2,7 -,4-1,1 -,4,3-29 II -5,, -3,4 -,3-1,2 -,5,3 - III -4,1, -2,6 -,3-1, -,5,3 - IV -2,2, -1,3 -,3 -,7 -,3,3-21 I,9,,7 -,4,1,1,3 - II 1,8, 1,3 -,3,3,3,3 - Bronnen: Eurostat en berekeningen van de. 1) Jaargegevens worden niet gecorrigeerd voor het aantal werkdagen. S 51

154 Totaal (seizoenvrij; index: 25 = 1 Totaal Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector Energie Verwerkendfabrikaterings- Totaal Duurzaam Niet- Totaal Half- Investe- Consumptiegoederen industrie goederen duurzaam 5.2 Productie en vraag (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 3. Industriële productie Totaal Industrie m.u.v. bouwnijverheid Bouwnijverheid % totaal 1) 1, 78, 78, 69,4 68,8 28,2 22,1 18,5 2,6 15,9 9,1 22, ,2 18,1 3,7 4,1 4,3 3,8 6,6 2,4 1,4 2,5 -,9 1,3 28-2,5 16,2-1,8-1,9-2, -3,5 -,2-2, -5,7-1,4,3-5, ,8 9,4-14,9-15,9-16,4-19,2-21, -5, -17,5-3, -5,5-8,2 29 III -13,7 9,9-14,4-15,2-15,7-18,3-21, -4, -18,4-1,9-5,7-9,1 IV -7,3 92,1-7,4-8, -8,4-6,7-14, -2,6-1,1-1,5-3,8-5,9 21 I 2, 94,4 4,9 5,1 5,2 8,2 2,8 3,6, 4,1 3, -9,7 II 6,3 96,7 9,2 9,3 9,3 14,1 8,9 3,6 4,7 3,5 6,3-3,7 21 jan. -,2 94,2 2,2 2,3 2,6 4,9, 1,8-2,6 2,3 1,1-1,4 feb.,9 93,6 4,4 4,7 4,8 7,3 3,2 2,8 1, 3, 2,5-14,1 maart 5,2 95,3 7,8 8,1 7,8 11,9 4,8 6, 1,5 6,7 5,8-5,1 april 6, 96, 9,5 9,7 9,8 15,8 9,1 3,,3 3,4 5,2-5,9 mei 6,2 97,2 1, 9,9 1, 14,9 9, 4,4 6,6 4,1 7,5-6,8 juni 6,8 97, 8,2 8,4 8,3 11,7 8,5 3,5 7,2 3, 6,1 1,6 mutaties in procenten van maand op maand (seizoenvrij) 21 jan. 1,7-2,4 1,9,6 2,4 3,2 1,2 2,6 1,1 3,3-1,7 feb. -1,1 - -,7,6,9,5-1,2 -,1 -,5 -,1 -,1-6, maart 2,4-1,8 1,6 1,6 2,4 1,9 1,5,4 1,8-1,6 6,5 april,3 -,8,5,9 2,1 1,7-1,3 -,3-1,3 -,7,1 mei,7-1,2,6,4,8 1,4,9 3,1,7 2,1 -,8 juni,8 - -,1 -,5 -,2 -,7,2 -,2-1, -,1,2 2,3 4. Orderontvangsten en omzet in de industrie, detailhandelsverkopen en registratie nieuwe personenauto s Orderontvangsten in de industrie Omzet in de Industrie Detailhandelsverkopen m.u.v. autobrandstoffen Verwerkende industrie 2) (lopende prijzen) Totaal Totaal (seizoenvrij; index: 25 = 1) Verwerkende industrie (lopende prijzen) Totaal (seizoenvrij; index: 25 = 1) Lopende prijzen Totaal Totaal Totaal (seizoenvrij; index: 25 = 1) Totaal Constante prijzen Voedingsmiddelen, dranken en tabak Niet-voedingsmiddelen Textiel, Huishoudartikelen kleding en schoeisel % totaal 1) 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 42,9 57,1 9,9 13,9 Registratie nieuwe personenauto s Totaal (seizoenvrij; duizenden) 3) ,9 8,6 115, 6,5 2,6 14,3 1,8, 3,1 4, 3, , ,2-5,3 116,9 1,9 1,7 13,4 -,8-1,9 -,1-1,8-1, , 29 87,7-22,8 95,5-18,5-2,7 11,6-1,8-1,6-1,9-1,2-3, ,2 29 III 9,8-21,4 95,8-18,9-3,5 11,5-2, -1,4-2,5-2,8-3, ,1 IV 92,1-2,8 97,5-9,3-1,5 11,8 -,5 -,5 -,6,6 -, ,7 21 I 95,2 13,8 11,2 6,3,8 12,2 1, 1,4,9 3,4 1, 892 7,5 II 12,8 22,7 15,1 13, 1,2 12,1,8,2 1,3,7 2, ,6 21 jan. 92,2 7,5 99,4 1,1 -,9 12, -,2,7 -,6 2,2-1, ,3 feb. 94, 12,6 1,5 6,,5 12,,7,6,9 2,9, ,9 maart 99,4 2,5 13,6 11, 2,8 12,7 2,4 2,8 2,3 5,5 4, 939 1,3 april 99,2 22,1 11,5 1,,3 11,8, -,9,5, 1, 839-1, mei 13,2 23, 16,1 13, 1,5 12,4 1,3,9 1,6-1,2 4, ,2 juni 15,9 22,9 17,6 15,6 1,7 12,3 1,2,5 1,8 3,2 3, ,8 mutaties in procenten van maand op maand (seizoenvrij) 21 feb. - 2, - 1,1,2 -,1 -,1,2 -,7,6-2,3 maart - 5,7-3,,9 -,6,5,6 1,7 1,5-6,8 april - -,2 - -2, -1, - -,9-1, -,8-2,5-1,1 - -1,6 mei - 4,1-4,5,6 -,6,8,4 -,6 1,3 - -6,3 juni - 2,6-1,4, - -,1 -,6,3 2,2 -,1-8,5 Bronnen: Eurostat, met uitzondering van de kolommen 12 en 13 in Tabel die bestaan uit berekeningen van de op basis van gegevens van de European Automobile Manufacturers Association. 1) In 25. 2) Met inbegrip van segmenten die voornamelijk op basis van orders werken, die in 25 61,2% van de totale verwerkende industrie uitmaakten. 3) De jaar- en kwartaalcijfers zijn gemiddelden van maandcijfers in de desbetreffende periode. Totaal S 52

155 statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt 5.2 Productie en vraag (procentuele saldi 1), tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd) 5. Conjunctuurenquêtes onder producenten en consumenten Conjunctuurindicator 2) (langlopend gemiddelde = 1) Totaal 4) Verwerkende industrie Voorraden gereed product Indicator van producentenvertrouwen Orderportefeuille Productieverwachtingen Bezettingsgraad 3) (%) Totaal 4) Indicator van consumentenvertrouwen Financiële situatie in komende 12 maanden Economische situatie in komende 12 maanden Werkloosheid in komende 12 maanden Besparing in komende 12 maanden , , , , , , , , II 75, , III 84, , IV 91, , I 96, , II 99, , maart 97, april 1, , mei 98, juni 98, juli 11, , aug. 11, Indicator van vertrouwen bouwnijverheid Totaal 4) Orderportefeuille Verwachtingen ten aanzien van werkgelegenheid Indicator van vertrouwen detailhandel Totaal 4) Huidig ondernemingsklimaat Volume voorraden Verwacht ondernemingsklimaat Indicator van vertrouwen dienstensector Totaal 4) Ondernemingsklimaat Vraag afgelopen maanden Vraag komende maanden II III IV I II maart april mei juni juli aug Bron: Europese Commissie (DG Economische en financiële aangelegenheden). 1) Het verschil tussen het percentage positieve en het percentage negatieve antwoorden. 2) Vanaf mei 21 hebben de gegevens betrekking op de nieuwe versie van de classificatie van economische activiteiten in de Europese Unie ( NACE-Herziening 2 ). 3) De conjunctuurindicator is samengesteld uit de vertrouwensindicatoren voor producenten, diensten, consumenten, de bouwnijverheid en de detailhandel; aan de indicator van producentenvertrouwen wordt een gewicht van 4% toegekend, aan de indicator van vertrouwen in de dienstensector een gewicht van 3%, aan de indicator van consumentenvertrouwen een gewicht van 2% en aan de overige twee indicatoren een gewicht van elk 5%. Waarden van de conjunctuurindicator van meer (minder) dan.1 geven een boven (beneden) gemiddelde beoordeling van het economisch sentiment voor de periode ) De gegevens worden jaarlijks verzameld in januari, april, juli en oktober. De kwartaalcijfers zijn het gemiddelde van twee opeenvolgende enqûetes. De jaarcijfers zijn afgeleid uit kwartaalgemiddelden. 5) De vertrouwensindicatoren worden berekend als enkelvoudig gemiddelde van de aangegeven componenten; de beoordelingen van de voorraden (de kolommen 4 en 17) en de werkloosheid (kolom 1) krijgen bij de berekening van de vertrouwensindicatoren een omgekeerd teken. S 53

156 5.3 arbeidsmarkt 1) (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd) 1. Werkgelegenheid in termen van werknemers Gehele economie Naar soort werkgelegenheid Naar bedrijfstak Totaal (miljoenen) Totaal Werknemers Zelfstandigen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie Bouwnijverheid Handel, herstel, horeca, transport en communicatie Financiële dienst- verlening, diensten ter zake van onroe- rend goed en ver- huur, en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening % totaal 2) 1, 1, 85,3 14,7 3,8 17,1 7,5 25,5 16,1 3, ,754 1,8 2,,7-1,6,3 3,6 1,9 4,3 1, ,846,7,9 -,3-1,8, -2,3 1,2 2,3 1, ,79-1,9-1,8-2,1-2,2-5,1-6,7-1,8-2,2 1,3 29 II 145,362-1,9-1,9-2, -1,9-5, -7,3-1,8-2,4 1,4 III 144,587-2,2-2,2-2,2-2,5-6,1-7,2-1,9-2,8 1,4 IV 144,258-2,1-2,1-2,2-2,1-6,1-5,4-2,2-2,1 1,1 21 I 144,261-1,3-1,3 -,9-1,5-5,4-4,8-1,3 -,5 1,5 mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 29 II -,752 -,5 -,5 -,5 -,7-1,7-1,3 -,5 -,7,4 III -,775 -,5 -,5 -,6-1,2-1,7-1,7 -,3 -,5,3 IV -,329 -,2 -,2 -,3,3-1,1 -,4 -,6,2,2 21 I,4, -,1,4,1 -,9-1,5,,5,5 2. Werkgelegenheid in termen van gewerkte uren Gehele economie Naar soort werkgelegenheid Naar bedrijfstak Totaal (miljoenen) Totaal Werknemers Zelfstandigen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie Bouwnijverheid Handel, herstel, horeca, transport en communicatie Financiële dienst- verlening, diensten ter zake van onroe- rend goed en ver- huur, en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening % totaal 2) 1, 1, 8,4 19,6 5, 17,1 8,4 26,9 15,6 27, ,4 1,8 2,,8-2,3,6 3,6 1,9 4,3 1, ,1,7 1, -,6-2, -,5-2, 1, 2,6 1, ,5-3,2-3,3-2,7-2,2-8,7-8,3-2,5-3,4 1,1 29 II ,5-3,6-3,8-2,7 -,9-1,1-8,8-2,6-3,8 1, III ,7-3,5-3,7-2,7-2,6-9,8-8,7-2,5-4,2 1,2 IV ,2-2,6-2,8-1,9-2,1-7, -6,7-2,2-2,9,9 21 I ,3 -,6 -,6 -,6-2,6-3,5-3,7 -,6 -,2 2, mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 29 II -215,7 -,4 -,5,1, -1,9 -,2 -,2 -,7,5 III -182,8 -,3 -,3 -,6-1,3 -,8-1,1 -,4 -,5,5 IV 74,5,1,2, -,2 -,3 -,5,,6,4 21 I -3,9 -,1, -,1-1,1 -,5-1,9,,4,6 3. Gewerkte uren per werknemer Gehele economie Naar soort werkgelegenheid Naar bedrijfstak Totaal (duizenden) Totaal Werknemers Zelfstandigen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning, verwerkende industrie en energie Bouwnijverheid Handel, herstel, horeca, transport en communicatie Financiële dienst- verlening, diensten ter zake van onroe- rend goed en ver- huur, en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening ,615,,,2 -,7,3,,, -,1 28 1,614 -,1,1 -,3 -,2 -,5,3 -,2,3,3 29 1,592-1,4-1,5 -,6 -,1-3,8-1,7 -,7-1,2 -,3 29 II,397-1,7-2, -,7 1, -5,3-1,6 -,9-1,5 -,5 III,398-1,4-1,6 -,5 -,1-3,8-1,6 -,6-1,4 -,2 IV,4 -,5 -,7,3,1 -,9-1,4, -,8 -,1 21 I,399,7,7,3-1,2 2, 1,2,8,2,6 Bron: Eurostat. 1)De werkloosheidsgegevens hebben betrekking op personen en zijn gebaseerd op ESR 95. 2) In 29. S 54

157 statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt 5.3 arbeidsmarkt 4. Werkloosheid 1) (voor seizoen gecorrigeerd) Miljoenen Totaal Naar leeftijd 2) Naar geslacht 3) % beroepsbevolking Volwassenen Jeugd Mannen Vrouwen Miljoenen % beroepsbevolking Miljoenen % beroepsbevolking Miljoenen % beroepsbevolking Miljoenen % beroepsbevolking % totaal 4) 1, 78,4 21,6 53,8 46, ,877 8,3 1,53 7,3 2,824 16,4 6,389 7,5 6,488 9, ,679 7,5 9,127 6,6 2,552 14,9 5,737 6,7 5,942 8, ,891 7,6 9,265 6,6 2,626 15,4 5,998 6,9 5,893 8, ,866 9,4 11,646 8,2 3,22 19,4 7,997 9,3 6,869 9,6 29 II 14,762 9,3 11,535 8,2 3,227 19,3 7,945 9,2 6,817 9,5 III 15,294 9,7 11,993 8,5 3,3 19,9 8,26 9,6 7,34 9,8 IV 15,517 9,8 12,25 8,7 3,267 2, 8,43 9,8 7,87 9,9 21 I 15,671 9,9 12,419 8,8 3,252 2,1 8,486 9,8 7,185 1, II 15,821 1, 12,618 8,9 3,23 2, 8,495 9,9 7,327 1,2 21 feb. 15,673 9,9 12,4 8,7 3,273 2,2 8,53 9,9 7,17 1, maart 15,75 1, 12,512 8,8 3,237 2, 8,491 9,9 7,259 1,1 april 15,785 1, 12,539 8,8 3,246 2,1 8,53 9,9 7,282 1,1 mei 15,838 1, 12,626 8,9 3,212 2, 8,52 9,9 7,336 1,2 juni 15,841 1, 12,69 8,9 3,151 19,8 8,479 9,8 7,362 1,2 juli 15,833 1, 12,729 9, 3,14 19,6 8,428 9,8 7,45 1,3 Bron: Eurostat. 1)De werkloosheidsgegevens hebben betrekking op personen en zijn berekend volgens de aanbevelingen van de ILO. 2) Volwassenen: 25 jaar en ouder; jeugd: onder de 25; de cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor de desbetreffende leeftijdsgroep. 3) De cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor het desbetreffende geslacht. 4) In 29. S 55

158 6 Overheidsfinanciën 6.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot 1) (% bbp) 1. Eurogebied ontvangsten Totaal Lopende ontvangsten Kapitaalontvangsten PM: Directe belastingdruk 2) Indirecte Verkopen belastingehoudengegevernemers Huis- Bedrijven belastin- Werk- Werk- Vermogensbelasting Ontvangen door EUinstellingen Socialeverzekeringspremies ,7 45,4 12,2 9,4 2,8 13,5,5 15,6 8,1 4,7 2,1,2,3 41, ,1 44,8 11,8 9,2 2,5 13,5,4 15,6 8,1 4,6 2,1,3,3 41, , 44,3 11,4 9, 2,3 13,5,4 15,7 8,2 4,6 2,1,6,5 41, ,5 44, 11,3 8,7 2,5 13,5,3 15,5 8,1 4,5 2,1,5,4 4, ,8 44,3 11,5 8,7 2,7 13,7,3 15,4 8,1 4,5 2,2,4,3 4, ,3 45, 12,1 8,9 3, 13,9,3 15,3 8, 4,5 2,1,3,3 41, ,4 45,1 12,4 9,1 3,2 13,8,3 15,1 8, 4,4 2,1,3,3 41, ,9 44,7 12,2 9,3 2,8 13,3,3 15,3 8, 4,5 2,1,2,3 41, 29 44,5 44,2 11,3 9,2 2, 13,1,3 15,7 8,2 4,5 2,2,3,4 4,5 2. Eurogebied uitgaven Totaal Totaal Loonsom Intermediaire consumptie Lopende uitgaven Kapitaaluitgaven PM: primaire uitgaven 3) Sociale uitkeringen Subsidies Betaald door EU- instellingen Rente Inkomensoverdrachten Investeringen Kapitaaloverdrachten Betaald door EU- instellingen ,5 43,6 1,3 4,8 3,8 24,7 21,7 1,9,5 3,9 2,5 1,4, 43, ,7 43,9 1,4 4,9 3,5 25,1 22,2 1,9,5 3,8 2,4 1,4,1 44, ,1 44,1 1,5 5, 3,3 25,4 22,5 1,9,5 3,9 2,5 1,4,1 44, ,5 43,5 1,4 5, 3,1 25,1 22,3 1,7,5 3,9 2,5 1,5,1 44, ,3 43,4 1,4 5,1 3, 25, 22,3 1,7,5 3,9 2,5 1,4, 44, ,7 42,8 1,2 5, 2,9 24,8 22, 1,7,5 3,8 2,5 1,4, 43, , 42,3 1, 5, 3, 24,3 21,6 1,6,4 3,8 2,6 1,2, 43, ,9 43, 1,1 5,1 3, 24,8 22, 1,6,4 3,8 2,5 1,3, 43,9 29 5,7 46,5 1,8 5,6 2,8 27,3 24,2 1,8,5 4,2 2,8 1,4, 47,9 Intermediaire consumptie Overheidsconsumptie 4) Ovedrachten in natura via marktproducenten Verbruik vast kapitaal Verkopen ( ) 3. Eurogebied tekort/overschot, primair tekort/overschot en overheidsconsumptie Tekort (-)/overschot (+) Primair Totaal Centrale Deelstaat- Lagere Wettelijke tekort (-)/ Totaal overschot (+) Loonsom overheid overheid overheid sociale verzekeringsinstellingen Collectieve consumptie Individuele consumptie ,9-1,7 -,4 -,1,3 1,9 19,8 1,3 4,8 4,9 1,8 2,1 8,2 11,7 22-2,6-2,1 -,5 -,2,2,9 2,2 1,4 4,9 5,1 1,8 2,1 8,3 12, 23-3,1-2,4 -,5 -,2,,2 2,5 1,5 5, 5,2 1,9 2,1 8,3 12,2 24-3, -2,5 -,4 -,3,1,1 2,4 1,4 5, 5,1 1,9 2,1 8,3 12,1 25-2,6-2,2 -,3 -,2,2,4 2,4 1,4 5,1 5,1 1,9 2,2 8,2 12,3 26-1,3-1,5 -,1 -,2,4 1,6 2,3 1,2 5, 5,2 1,9 2,1 8, 12,2 27 -,6-1,1, -,1,5 2,3 2, 1, 5, 5,2 1,9 2,1 7,9 12,1 28-2, -2, -,2 -,2,4 1, 2,4 1,1 5,1 5,3 1,9 2,1 8,1 12,3 29-6,2-5, -,5 -,3 -,4-3,4 22,1 1,8 5,6 5,8 2, 2,2 8,8 13,2 4. Landen van het eurogebied tekort (-)/overschot (+) 5) BE DE IE GR ES FR IT CY LU MT NL AT PT SI SK FI ,3-1,6 3, -3,6 2, -2,3-3,3-1,2 1,4-2,6,5-1,5-3,9-1,3-3,5 4, 27 -,2,2,1-5,1 1,9-2,7-1,5 3,4 3,6-2,2,2 -,4-2,6, -1,9 5,2 28-1,2, -7,3-7,7-4,1-3,3-2,7,9 2,9-4,5,7 -,4-2,8-1,7-2,3 4,2 29-6, -3,3-14,3-13,6-11,2-7,5-5,3-6,1 -,7-3,8-5,3-3,4-9,4-5,5-6,8-2,2 Bronnen: voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende het tekort/overschot van landen. 1) De gegevens voor het eurogebied verwijzen naar de Euro 16. De begrippen ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot zijn op basis van ESR 95, maar de cijfers omvatten geen opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties in 2 (met inbegrip van deze opbrengsten komt het tekort/overschot van het eurogebied uit op,% bbp). Transacties waarbij de begroting van de EU is betrokken zijn inbegrepen en geconsolideerd. Transacties tussen overheden van lidstaten zijn niet geconsolideerd. 2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies. 3) Omvat totale uitgaven minus rentebetalingen. 4) Komt overeen met de finale-consumptie-uitgaven (P.3) van de overheid in ESR 95. 5) Met inbegrip van opbrengsten uit de verkoop van UMTS-licenties alsmede verrekeningen van swaps en rente-termijntransacties. S 56

159 statistieken voor het eurogebied Overheidsfinanciën 6.2 Schuld 1) (% bbp) 1. Eurogebied naar financieel instrument en houderschap Totaal Financiële instrumenten Houders Munten en deposito s Leningen Kortlopende effecten Langlopende effecten Binnenlandse crediteuren 2) Overige sectoren Overige crediteuren 3) ,2 2,7 13,2 3,7 49,6 43,8 22,1 12,3 9,5 25, ,2 2,8 12,4 4, 48,9 42, 2,6 11, 1,4 26, ,9 2,7 11,8 4,6 48,9 4,5 19,4 1,6 1,5 27, , 2,1 12,4 5, 49,6 39,7 19,6 11, 9,1 29, ,4 2,2 12, 5, 5,3 38,2 18,5 1,7 9, 31,2 25 7, 2,4 11,8 4,7 51,1 36,3 17,2 11,1 7,9 33, ,2 2,4 11,5 4,1 5,2 34,4 17,4 9,3 7,7 33, ,9 2,2 1,8 4,2 48,7 32,6 16,7 8,5 7,3 33, ,3 2,3 11, 6,7 49,4 32,4 16,6 7,9 7,8 37, 29 78,7 2,4 11,9 8,6 55,8 36,6 19,6 8,7 8,2 42,2 2. Eurogebied naar emittent, looptijd en valuta Totaal Uitgegeven door 4) Oorspronkelijke looptijd Resterende looptijd Valuta s Centrale overheid Totaal MFI s Overige financiële vennootschappen Deelstaatoverheid Lagere Wettelijke Tot en met overheid sociale- verzekeringsinstellingen 1 jaar Meer dan 1 jaar Variabele rente Tot en met 1 jaar Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar Meer dan 5 jaar Euro of deelnemende valuta s Overige valuta s ,2 58,1 5,8 4,8,4 6,5 62,7 6,2 13,4 27,8 28, 67,4 1, ,2 57, 6, 4,7,4 7, 61,1 5,3 13,7 26,6 27,9 66,6 1, ,9 56,6 6,2 4,7,4 7,6 6,3 5,2 15,5 25,3 27,2 66,7 1, , 56,9 6,5 5,1,6 7,8 61,2 5, 14,9 26, 28,2 68,1, ,4 57,3 6,6 5,1,4 7,8 61,6 4,6 14,8 26,2 28,4 68,6,9 25 7, 57,6 6,7 5,2,5 7,9 62,1 4,6 14,8 25,5 29,6 69, 1, 26 68,2 55,9 6,5 5,3,5 7,4 6,8 4,3 14,4 24, 29,8 67,6, ,9 53,9 6,2 5,2,5 7,4 58,5 4,3 14,6 23,5 27,8 65,4, ,3 57,1 6,6 5,2,4 1,2 59,2 4,4 17,7 23,3 28,3 68,6, ,7 64,9 7,5 5,6,6 12,2 66,5 4,5 19,8 26,7 32,2 78,,8 3. Landen van het eurogebied BE DE IE GR ES FR IT CY LU MT NL AT PT SI SK FI ,1 67,6 24,9 97,8 39,6 63,7 16,5 64,6 6,5 63,7 47,4 62,2 64,7 26,7 3,5 39, ,2 65, 25, 95,7 36,2 63,8 13,5 58,3 6,7 61,9 45,5 59,5 63,6 23,4 29,3 35, ,8 66, 43,9 99,2 39,7 67,5 16,1 48,4 13,7 63,7 58,2 62,6 66,3 22,6 27,7 34, ,7 73,2 64, 115,1 53,2 77,6 115,8 56,2 14,5 69,1 6,9 66,5 76,8 35,9 35,7 44, Bronnen: voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende de schulden van landen. 1) De gegevens voor het eurogebied verwijzen naar de Euro 16. Bruto, tussen subsectoren van de overheid geconsolideerde, nominale overheidsschuld. De door niet-ingezeten overheden aangehouden schuld is niet geconsolideerd. De gegevens zijn deels geraamd. 2) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 3) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 4) Uitgezonderd schuld aangehouden door overheidsinstanties in het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. S 57

160 6.3 Schuldmutatie 1) (% bbp) 1. Eurogebied naar bron, financieel instrument en houderschap Totaal Mutatiebron Financiële instrumenten Houders Finan- Waarde- Overige Chartaal Leningen Kortlopende Lang- Binnenlandse credi- MFI s Overige cierings- behoefte 2) effecten 3) mutaties 4) deposito s effecten teuren 5) financiële rings- volume- geld en effecten lopende vennootschappen Overige crediteuren 6) ,9 1,9 -,1,1,2 -,2,5 1,5, -,5 -,8 1,9 22 2,1 2,7 -,5,, -,2,7 1,6, -,5 -,1 2,1 23 3,1 3,3 -,2, -,6,9,6 2,1,4,8,8 2,7 24 3,1 3,2 -,1,,2,1,1 2,7,1 -,3,1 3,1 25 3,1 3,,,,3,3 -,1 2,6 -,6 -,7,8 3,6 26 1,5 1,4,1,,2,2 -,4 1,5 -,1 1, -1,2 1,6 27 1,1 1,1,, -,1 -,1,3 1, -,2,2 -,3 1,2 28 5,2 5,1,1,,1,4 2,6 2,,7,4 -,4 4,5 29 7,1 7,3 -,2,,1,6 1,6 4,8 3,1 2,5,5 4, 2. Eurogebied tekort-schuldaanpassing Schuldmutaties (-)/ Tekort Tekort-schuldaanpassing 8) overschot Totaal Transacties in de belangrijkste door de overheid aangehouden financiële activa Waarde- (+) 7) rings- effecten Totaal Chartaal Leningen Effecten 1) Aandelen en geld en overige deelnemingeseringen Privati- Kapitaal- deposito s donaties Overige volumemutaties Wisselkoerseffecten Overige 9) ,9-1,9, -,5 -,6,1,1 -,1 -,3,1 -,1,,1,6 22 2,1-2,6 -,5,1,1,, -,1 -,4,1 -,5 -,1,, 23 3,1-3,1,,1,1,,,1 -,2,1 -,2 -,1,,1 24 3,1-3,,2,2,2,,1, -,5,2 -,1,,,1 25 3,1-2,6,5,6,3,1,2,1 -,3,2,,, -,1 26 1,5-1,3,2,3,3 -,1,3 -,2 -,4,1,1,, -,2 27 1,1 -,6,4,6,2,,2,1 -,2,2,,, -,1 28 5,2-2, 3,3 3,1,8,7,8,8,,6,1,,,1 29 7,1-6,2,9 1,,4,,2,4 -,2,5 -,2,,, Bron:. 1) De gegevens verwijzen naar de Euro 16 en zijn deels geraamd. Jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld als percentage van het bbp [schuld(t) schuld (t-1)] bbp(t). 2) De financieringsbehoefte is per definitie gelijk aan de transacties in de schuld. 3) Waaronder, naast het effect van wisselkoersontwikkelingen, effecten die verband houden met de meting tegen nominale waarde (bijvoorbeeld agio en disagio op uitgegeven effecten). 4) Omvat met name het effect van herrubriceringen van participaties en bepaalde soorten schuldverwerving. 5) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 6) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 7) Met inbegrip van opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties. 8) Het verschil tussen de jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld en het tekort als percentage van het bbp. 9) Omvat voornamelijk transacties in andere activa en passiva (handelskrediet, overige te ontvangen of betalen bedragen en financiële derivaten). 1) Met uitzondering van financiële derivaten. S 58

161 statistieken voor het eurogebied Overheidsfinanciën 6.4 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis 1) (% bbp) 1. Eurogebied ontvangsten op kwartaalbasis Totaal Lopende ontvangsten Kapitaalontvangsten PM: Directe belastingen Indirecte belastingen Verkopen Inkomsten uit onroerend goed Socialeverzekeringspremies Vermogensbelasting belastingdruk 2) I 41,3 4,9 9,5 12,9 15,3 1,7,6,4,3 38, II 44,7 43,9 11,9 12,9 15,3 2, 1,1,8,6 4,7 III 42,8 42,3 1,7 12,8 15,3 1,9,7,5,3 39,1 IV 48,9 48, 12,9 14,2 16,1 2,9,7 1,,4 43,7 25 I 42, 41,5 1, 13, 15,2 1,7,6,5,3 38,5 II 44,3 43,6 11,5 13,2 15,1 2, 1,1,6,3 4,1 III 43,5 42,8 11,1 13, 15,2 1,9,7,7,3 39,7 IV 49, 48,2 13,3 14,2 16,1 2,9,8,7,3 43,9 26 I 42,4 42, 1,3 13,4 15,1 1,6,8,4,3 39, II 45,3 44,9 12,2 13,5 15,1 1,9 1,3,5,3 41,1 III 43,8 43,3 11,6 13, 15,1 2,,8,5,3 4, IV 49,3 48,7 14, 14,2 15,8 2,9,9,6,3 44,4 27 I 42,1 41,7 1,2 13,5 14,8 1,7,8,4,3 38,8 II 45,6 45,2 12,7 13,5 15, 1,8 1,5,4,3 41,4 III 43,7 43,3 12,2 12,8 14,8 1,9,8,5,3 4,1 IV 49,6 49,1 14,4 14,1 15,7 3,,9,5,3 44,6 28 I 42,2 41,9 1,7 12,9 14,8 1,7 1,,3,2 38,6 II 44,9 44,5 12,6 12,8 15, 1,9 1,5,4,3 4,7 III 43,2 42,9 11,9 12,4 15, 1,9,8,3,3 39,7 IV 48,8 48,3 13,6 13,6 16,2 3, 1,,5,3 43,7 29 I 41,9 41,8 1,3 12,5 15,4 1,8 1,,2,2 38,4 II 44,4 43,8 11,5 12,6 15,5 2, 1,5,6,5 4,1 III 42,6 42,2 1,9 12,3 15,5 2,,8,3,3 39, IV 48,5 47,9 12,7 13,7 16,4 3,2 1,,7,5 43,2 21 I 41,4 41,3 1, 12,3 15,3 1,8,9,2,2 38, 2. Eurogebied uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis Totaal Lopende uitgaven Kapitaaluitgaven Tekort (-)/ Totaal Loonsom Intermediaire consumptie Rente Sociale uitkeringen Subsidies Inkomensoverdrachten Investeringen Kapitaaloverdrachten overschot (+) Primair tekort (-)/ overschot (+) I 46,3 42,9 1,3 4,6 3,2 24,9 21,3 1,2 3,4 1,9 1,5-5, -1,8 II 46,6 43,2 1,4 4,8 3,2 24,7 21,4 1,3 3,4 2,3 1,1-1,9 1,4 III 46, 42,6 9,9 4,7 3,1 24,9 21,5 1,3 3,4 2,4 1, -3,2 -,1 IV 5,8 45,6 11, 5,7 2,9 26, 22,6 1,4 5,2 3,1 2,1-1,9 1, 25 I 46,7 43, 1,2 4,6 3,1 25,1 21,3 1,2 3,7 1,9 1,8-4,8-1,7 II 46,1 42,8 1,2 4,9 3,2 24,5 21,3 1,1 3,4 2,3 1,1-1,9 1,3 III 45,7 42,3 9,9 4,8 3, 24,6 21,3 1,2 3,4 2,5 1, -2,2,8 IV 5,5 45,7 11,1 5,8 2,7 26, 22,5 1,3 4,8 3,1 1,7-1,5 1,2 26 I 45,3 42,1 1, 4,6 3, 24,6 21,1 1,2 3,1 1,9 1,2-2,9,1 II 45,4 42,2 1,2 4,9 3,1 24, 21, 1,1 3,2 2,3,9 -,1 3, III 45,3 41,9 9,8 4,7 2,9 24,5 21,1 1,2 3,4 2,4 1, -1,5 1,4 IV 5,3 45, 1,7 5,7 2,7 25,9 22,2 1,4 5,3 3,2 2,2-1, 1,7 27 I 44,3 41,1 9,8 4,5 2,9 23,9 2,5 1,2 3,2 2, 1,2-2,2,8 II 44,6 41,4 9,9 4,8 3,2 23,5 2,5 1,1 3,2 2,3,9 1, 4,2 III 44,5 41,1 9,5 4,7 2,9 23,9 2,6 1,2 3,4 2,5,9 -,8 2,1 IV 5,3 45,2 1,6 5,8 2,8 26, 22,2 1,5 5,1 3,4 1,7 -,7 2,1 28 I 44,6 41,4 9,7 4,6 3, 24,1 2,5 1,2 3,2 2, 1,2-2,4,6 II 45,2 41,9 1,1 4,9 3,2 23,7 2,6 1,1 3,3 2,3 1, -,3 2,9 III 45,4 41,9 9,6 4,8 3,1 24,4 21,2 1,2 3,5 2,5 1, -2,2,9 IV 51,8 46,8 11, 6,1 2,8 26,9 23, 1,4 5, 3,4 1,6-3, -,2 29 I 48,4 44,9 1,5 5,3 2,9 26,3 22,4 1,3 3,4 2,2 1,2-6,4-3,6 II 5,1 46,1 1,9 5,5 3,2 26,6 23,1 1,3 4, 2,7 1,3-5,7-2,6 III 49,2 45,3 1,3 5,2 2,7 27, 23,4 1,4 3,8 2,6 1,1-6,6-3,9 IV 54,7 49,4 11,4 6,3 2,5 29,1 24,8 1,6 5,4 3,4 1,9-6,2-3,7 21 I 49,5 45,9 1,5 5,2 2,8 27,4 23,3 1,4 3,6 2,1 1,5-8, -5,2 Bronnen: Berekeningen van de op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens. 1) De gegevens verwijzen naar de Euro 16. De begrippen ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot zijn op basis van ESR 95. Transacties tussen de begroting van de EU en entiteiten buiten de overheidssector zijn niet inbegrepen. Voor het overige zijn, met uitzondering van verschillende uiterste data voor de aanlevering van de gegevens, de kwartaalgegevens in overeenstemming met de gegevens op jaarbasis. De gegevens zijn niet seizoenvrij. 2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies. S 59

162 6.5 Schuld en schuldmutatie op kwartaalbasis (% bbp) 1. Eurogebied Maastricht-schuld naar financieel instrument 1) Totaal Financiële instrumenten Chartaal geld en deposito s Leningen Kortlopende effecten Langlopende effecten II 68,6 2,2 11,2 5,1 5,2 III 67,6 2,1 11,1 5,1 49,3 IV 65,9 2,2 1,8 4,2 48,7 28 I 67, 2,1 11,2 5, 48,7 II 67,3 2,1 11,2 4,9 49, III 67,4 2,1 11,1 5,5 48,6 IV 69,3 2,3 11, 6,7 49,4 29 I 72,8 2,3 11,3 7,9 51,4 II 76,1 2,3 11,6 8,4 53,7 III 77,9 2,3 11,8 9,2 54,6 IV 78,7 2,4 11,9 8,6 55,8 21 I 8,5 2,4 12,2 8,4 57,6 2. Eurogebied tekort-schuldaanpassing Schuldmutaties Tekort (-)/ overschot (+) Tekort-schuldaanpassing Totaal Transacties in de belangrijkste door de overheid aangehouden financiële activa Waarderingseffecten en Totaal Chartaal geld Leningen Effecten Aandelen en en deposito s overige overige deelnemingen volumemutaties Overige PM: Financieringsbehoefte II 4,2 1, 5,2 4,9 4,1,,5,3,6 -,3 3,5 III -,6 -,8-1,4-1,4-2,1,,4,2,1 -,1 -,6 IV -3,6 -,7-4,2-2,9-2,1, -,6 -,2 -,1-1,2-3,4 28 I 6,7-2,4 4,3 3,4 2,, 1,1,3,1,9 6,6 II 4, -,3 3,7 3,9 1,8,3 1,3,4, -,2 3,9 III 2,2-2,2, -,9-1,6,,2,5,5,4 1,8 IV 7,9-3, 5, 5,8,8 2,6,5 1,9 -,1 -,8 8, 29 I 12,1-6,4 5,6 6,5 5,1 -,1,8,7-1,1,2 13,2 II 9,9-5,7 4,2 3,3 2,5 -,6,1 1,2,6,3 9,3 III 4,7-6,6-1,9-2,9-3,1,7 -,1 -,4,2,8 4,5 IV 2,1-6,2-4,1-2,6-2,7,,,1 -,3-1,1 2,4 21 I 8,3-8,,2,7,7, -,4,4 -,1 -,4 8,4 G28. Tekort, financieringsbehoefte en schuldmutatie (voortschrijdend vierkwartaals totaal als % bbp) G29. Maastricht-schuld (jaarlijkse mutatie van de schuldquote en onderliggende factoren) 9, tekort schuldmutatie financieringsbehoefte 9, 12, tekort-schuldaanpassing primair tekort/overschot groei/renteverschil mutatie van de schuldquote 12, 8, 8, 1, 1, 7, 7, 8, 8, 6, 5, 4, 3, 6, 5, 4, 3, 6, 4, 2, 6, 4, 2, 2, 2,,, 1, 1, -2, -2,, , -4, Bronnen: Berekeningen van de op basis van gegevens van Eurostat en van nationale gegevens. 1) De standen in kwartaal t zijn uitgedrukt als een percentage van het totaal van het bbp in t en de drie daaraan voorafgaande kwartalen. -4, S 6

163 externe STROMEN EN STANDEN Samenvattende betalingsbalans 1) (EUR miljard; netto stromen) Lopende rekening Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensoverdrachten Vermogensover-drachtenrekening Vorderingensaldo t.o.v. rest van de wereld (kolommen 1+6) Totaal Financiële rekening Directe investeringen Effectenverkeer Financiële- derivaten Overige financiële transacties Officiële reserves Statistische verschillen ,5 48, 49,6 2,9-87, 5, 18,5-1,7-73,7 151,5-63,7-19,6-5,1-7, ,8-19,1 41,4-76,6-99,5 9,8-144, 163,2-198,7 344,1-62,5 83,7-3,4-19, ,9 4,7 29,9-38,2-88,2 6,2-49,7 43, -78,9 38,7 42,1-233,3 4,5 6,8 29 II -22, 14, 6,9-25,5-17,3 2,2-19,8 1,9,3 7,8 22,9-81,7-1,4 8,9 III -3,6 13,8 12,2-6,7-22,8 1,4-2,2-12,6-23,7 78,2-4,5-62,9,3 14,8 IV 6,8 2,5 9,1-3,1-19,7 1,2 8, -6,2 9, 53,9 7,9-76,9 -,1-1,8 21 I -25,4 2,8 3,3 3,3-34,8 2,6-22,9 24,4-34,9 22,4 1,8 39,8-4,6-1,6 II -24,4 8,9 1,9-26,6-17,7 1,8-22,6 23,9-31, 99,8 -,9-45,1 1, -1,3 29 juni 1,5 7,3 1,8-6,2-1,3,3 1,8-16,6-24,8 42,3,5-34,2 -,4 14,8 juli 8,1 14,1 3,9-3, -6,9,9 9, -19,4 7,2-26,5 6,4-2,9-3,7 1,4 aug. -6,1-1,9 4,1, -8,3,5-5,5-1,8 1,7 25,7-9,8-29,2,8 16,3 sept. -5,6 1,5 4,1-3,7-7,5, -5,6 17,6-32,6 78,9-1,1-3,8 3,3-11,9 okt. -1,3 8,7 2,9,2-13,2 -,3-1,6 1,1 3,8 6,2 1,6-9,8 -,6,5 nov. -2,4 5,5 1,2-3,1-6, 1, -1,4 3,4-3,5-7,3 -,1 13, 1,4-2, dec. 1,6 6,4 4,9 -,2 -,6,5 11, -1,6 8,8 55,1 6,4-8,1 -,8 -,4 21 jan. -14,4-7,7,8,9-8,5 1,6-12,8 32, 9,2 21,4 3,6-3,6 1,5-19,2 feb. -8,7 4,2 1,2 1,9-16,1,8-7,9-8,4-17,6 2,4 -,7 11,3-3,7 16,3 maart -2,2 6,2 1,3,4-1,2,1-2,1,8-26,5-1,4-1, 32,1-2,5 1,3 april -7,5 2,9 3,2-5,8-7,7 -,2-7,7 8,6-11,4 32,3,3-12,5, -1, mei -17,9,4 3,9-16,9-5,4 2, -16, 16,3-12,4 64,4-2,5-33,1 -,1 -,3 juni 1, 5,6 3,8-3,9-4,6, 1, -1, -7,2 3,2 1,3,6 1,2, twaalfmaands gecumuleerde transacties 21 juni -46,6 46, 35,5-33, -95, 6,9-39,7 29,6-8,6 254,3 4,4-145,1-3,4 1,1 twaalfmaands gecumuleerde transacties in % bbp 21 juni -,5,5,4 -,4-1,1,1 -,4,3 -,9 2,8, -1,6,,1 G3. Betalingsbalans van het eurogebied: saldo op de lopende rekening (voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) lopende rekening balans G31. Betalingsbalans van het eurogebied: directe investeringen en effectenverkeer samengenomen (twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) netto directe investeringen netto effectenverkeer 1, 1, 6, 6,,5,5 5, 4, 5, 4,,, 3, 3, -,5-1, -,5-1, 2, 1,, 2, 1,, -1,5-1,5-1, -2, -1, -2, -2, , -3, , Bron:. 1) De tekens worden verklaard in de Toelichting. S 61

164 7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening (EUR miljard; stromen) 1. Samenvattende lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening Lopende rekening Vermogens - Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensoverdrachten overdrachten - rekening Ontvangstevangsten vangsten Ont- Uitgaven Ontvangsten Uitgaven Ont- Uitgaven Netto Uitvoer invoer Ontvangsten Overboeking Overboeking door werknemers door werknemers , ,2 13, , 1.47,1 494,9 445,3 598,7 595,8 91, 6,4 178,1 2,7 25,7 2, , ,3-153,8 1.58, ,5 517,6 476,2 546,1 622,6 88,5 6,7 188, 21,4 24,2 14, , ,8-55, ,2 1.25,5 469,8 439,9 416, 454,2 92,9 6,1 181,1 21,6 19, 12,8 29 II 559,5 581,4-22, 312,5 298,5 114,8 17,9 111,2 136,7 21, 1,6 38,3 5,4 4,9 2,8 III 556, 559,6-3,6 322,5 38,7 124, 111,9 95,1 11,8 14,3 1,6 37,2 5,5 3,9 2,4 IV 597,3 59,4 6,8 348,8 328,2 12,6 111,5 96,2 99,2 31,7 1,5 51,4 5,7 6, 4,9 21 I 579, 64,4-25,4 348,7 346, 11,1 16,8 99,1 95,7 21, 1,4 55,8 5, 5,1 2,5 II 622,8 647,2-24,4 387,8 378,9 121,7 11,8 96,3 122,8 17,1. 34,7. 4,2 2,5 21 april 195,4 22,9-7,5 122,9 12, 38,2 35, 3,2 36, 4,1. 11,8.,7,9 mei 23,7 221,6-17,9 124,6 124,1 4, 36,2 31,5 48,4 7,6. 13,. 2,7,8 juni 223,7 222,7 1, 14,3 134,7 43,4 39,6 34,6 38,5 5,4. 9,9.,8,8 voor seizoen gecorrigeerd 29 IV 568,6 575,7-7,1 332,7 317,6 117,3 18,5 92,1 11,8 26,5. 47, I 66,5 616, -9,6 363,6 353,2 12,7 111,5 12,5 14,7 19,7. 46,6... II 625,9 643,5-17,6 39,7 384,5 122,8 113,3 93,8 14,4 18,6. 41, april 2,2 25,8-5,6 124,4 123,8 4,3 36,3 3,2 33,1 5,3. 12,5... mei 212,8 22,2-7,4 132,2 129,3 41,4 38,1 31, 37, 8,2. 15,8... juni 212,9 217,5-4,6 134, 131,4 41,1 38,9 32,7 34,3 5,1. 12,9... twaalfmaands gecumuleerde transacties 21 juni 2.351, ,6-45,1 1 43, , 476, 44,4 385,8 42,3 86,6. 177,9... twaalfmaands gecumuleerde transacties in % bbp 21 juni 26, 26,5 -,5 15,5 15, 5,3 4,9 4,3 4,6 1,. 2,... G32. Betalingsbalans van het eurogebied: goederenverkeer (voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) G33. Betalingsbalans van het eurogebied: dienstenverkeer (voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) 18, uitvoer (ontvangsten) invoer (uitgaven) 18, 6, uitvoer (ontvangsten) invoer (uitgaven) 6, 17, 16, 17, 16, 5,5 5,5 15, 15, 5, 5, 14, 13, 12, 14, 13, 12, 4,5 4, 4,5 4, 11, 11, 3,5 3,5 1, 9, 1, 9, 3, 3, 8, , 2, ,5 Bron:. S 62

165 statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen 7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening (EUR miljard) 2. Inkomensrekening (stromen) EU- instellingen Inkomen uit Inkomen uit kapitaal arbeid Ontvangsten Uitgaven Totaal Directe investeringen Inkomen uit effecten Overige financiële transacties Ontvangsten Uitgaven Aandelen Schuld Aandelen Schuld Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten Uitgaven vangsten Ont- Uitgaven vangsten Ont- Uitgaven Herinvestering van winsten 6 7 Herinvestering van winsten ,8 1,3 579,9 585,5 28,7 7,9 137,7 44,2 26,6 25,2 45,3 113,7 118,8 111,1 18,5 197, ,9 1,4 527,1 612,2 154,4 17,9 147, 5, 29,9 24,8 43, 119, 125,2 125,3 174,5 196, , 11,6 397, 442,7 129,1 21,9 14,8 31,9 2,3 2,7 3,9 79,6 18,6 139,8 18,2 97,8 29 I 4,7 2,1 18,8 114,4 34,1 7,8 26,7 15,2 5,2 5,1 6,9 13,3 29,4 37,5 33,3 31,9 II 4,6 2,6 16,6 134,2 33,1 1,5 25,6 4,3 5,6 5,9 1,6 38,8 27,5 36,6 29,8 27,2 III 4,6 3,5 9,5 98,4 29, 7,5 25,1 8,5 4,1 4,7 7,1 13,9 27,4 34,8 22,9 19,9 IV 5,1 3,5 91,1 95,8 32,9 5, 27,4 3,8 5,4 5, 6,3 13,7 24,3 3,9 22,2 18,8 21 I 4,9 2,1 94,2 93,6 37,8 2,8 28,2 12,3 4,5 4,3 5,8 12, 25, 31,7 21, 17,3 3. Geografische uitsplitsing (gecumuleerde stromen) Totaal EU-lidstaten buiten het eurogebied Brazilië Totaal Denemarken Zweden Ver. Koninkrijk Overige EUlanden Canada China India Japan Rusland Zwitser land - II 29 - I Ontvangsten Lopende rekening 2.291,7 82,5 45,1 67,5 391,9 237,5 6,4 36,6 3,8 93,5 31,3 46,8 71,4 168,5 37,6 72,8 Goederen 1.332,5 44, 27,4 42,9 188,3 181,2,2 2,2 15,8 76, 23,3 29,7 51,3 84,7 156,6 434,9 Diensten 469,6 157,6 1,9 12,5 11,8 26,8 5,5 7,1 6,5 12,8 6,3 1,4 13, 5, 7,6 135,2 Inkomens 41,6 14,6 6,2 1,8 89,9 26,2 7,6 8,9 7,6 4,5 1,6 6,5 6,7 26,7 75,7 122,9 waarvan inkomen uit kapitaal 382,4 133,8 6,1 1,7 88,2 25,5 3,4 8,9 7,5 4,4 1,5 6,5 6,7 19,3 73,8 119,9 Inkomensoverdrachten 88,1 64,3,7 1,2 11,9 3,3 47,2,4,8,2,,2,3 7,1 4,8 9,9 Vermogensoverdrachtenrekening 19,9 16,1,,,8,3 14,8,,,,,,,4,4 2,9 Uitgaven Lopende rekening 2.335,8 751,3 39,7 66,9 332,5 212,8 99,4-24, ,4-157,3 315,6 - Goederen 1.281,4 369,8 25,7 37,8 14,5 165,8, 2,5 1,3 157,7 18,8 42,1 85,1 71,7 117, 388,5 Diensten 438,1 132,6 7, 1,3 83,2 31,9,2 5,5 5,5 1,1 4,4 7,8 7,8 42, 92,3 13,1 Inkomens 433,5 136,8 6,2 17,7 96,4 1,9 5,7-6, ,2-37,3 99,7 - waarvan inkomen uit kapitaal 421,9 129,3 6,1 17,6 94,8 5,2 5,7-6, ,1-36,7 98,8 - Inkomensoverdrachten 182,7 112,1,8 1,1 12,5 4,2 93,5 1,4 1,8 2,9,7,4,5 6,2 6,7 5, Vermogensoverdrachtenrekening 12,6 2,4,1,1 1,,2 1,,2,1,1,1,1,1,5 1,3 7,8 Netto Lopende rekening -44,1 51,1 5,4,6 59,4 24,7-39, - 6, ,6-11,2-8, - Goederen 51,1 7,2 1,6 5,1 47,8 15,4,2 -,3 5,5-81,6 4,5-12,4-33,8 13, 39,6 46,3 Diensten 31,4 24,9 3,9 2,2 18,7-5, 5,2 1,7 1,1 2,7 1,9 2,6 5,3 7,9-21,7 5,1 Inkomens -32, 3,8, -6,9-6,5 15,3 1,9 -, ,6 - -1,6-24, - waarvan inkomen uit kapitaal -39,6 4,5, -6,9-6,5 2,3-2,3 -, , ,4-25,1 - Inkomensoverdrachten -94,6-47,8 -,1,1 -,6 -,9-46,3-1,1 -,9-2,7 -,6 -,2 -,2,9-1,9-4,1 Vermogensoverdrachtenrekening 7,3 13,7 -,1 -,1 -,1,1 13,8 -,1 -,1 -,1 -,1 -,1, -,1 -,8-4,9 Bron:. Verenigde Staten Overige landen S 63

166 7.3 Financiële rekening (EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis;uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen en andere mutaties gedurende periode) 1. Samenvattende financiële rekening Totaal 1) Totaal als % bbp Directe investeringen Effectenverkeer Netto financiële derivaten Overige investeringen Officiële reserves Activa Passiva Netto Activa Passiva Netto Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) , ,8-1.15,5 144,7 156,5-11, , , ,1 5.95, -2, ,8 4.72,4 325, , , ,3 154,2 168, -13, ,8 3.13, , ,5-26, 5.382, ,6 347, , , , 143,9 161,6-17, , , 3.763,9 6.78,6-36, , ,6 374,2 29 III , , ,5 148,7 166,5-17,8 4.42, ,1 4.59, ,7-6,1 4.98,9 5.7,2 43,8 IV , , ,5 153, 168,5-15, , , , ,8-45, ,1 4.92,1 462,4 21 I , , , 159,8 174,6-14, , , ,4 7.12, -37, , ,9 498,7 Mutaties uitstaande bedragen ,7 2.7,3 139,3 27,1 25,4 1,7 522,1 29, 842,5 1.12,3 16, 79, 849,1 39, , ,7-299,9 18,1 21,6-3,5 362,6 285,1 484,6 892,2,6 692,3 668,4 5, , , -231,9 16,9 19,5-2,6 419,4 41,3 259,5 66,5-5,2 829,1 748,1 21, ,3-26,6-386,6-6,4-2,2-4,2 171,7 86,3-867,7-478, -1,2 85,9 185,1 27, 29 IV 335,7 126,7 29, 14,4 5,5 9, 132,6 78,7 136,8 135,1 14,5 2,3-87,1 31,5 21 I 648,2 595,6 52,6 29,3 26,9 2,4 144, 45,6 256,8 34,2 8,2 22,9 29,8 36,3 Transacties , ,1 9,4 2,2 2,1,1 417,6 257,4 519,8 78,5,6 789,3 753,2 1, , ,9 1,7 21,6 21,5,1 476,5 42,9 438,5 589,9 63,7 962,8 943,1 5, ,8 628, -163,2 5, 6,8-1,8 323,8 125,1-1,2 333,9 62,5 85,3 169, 3, ,6-121,7-48,9-1,9-1,4 -,5 289,8 21,9 68,2 391,8-42,1-482,1-724,3-4,5 29 IV 41,1 34,9 6,2 1,8 1,5,3 38,3 47,3 32, 85,9-7,9-21,4-98,3,1 21 I 192,5 216,9-24,4 8,7 9,8-1,1 4,4 5,5 64,9 87,3-1,8 84,4 124,2 4,6 II 72,5 96,5-23,9 3,2 4,2-1, 38,4 7,4-6,7 93,1,9 41, -4,1-1, 21 feb. 56,2 47,9 8, ,1-1,6 8,4 1,7,7 27,4 38,7 3,7 maart 5,6 51,4 -,8... 3,6 4,1 25,2 23,9 1, -8,7 23,4 2,5 april 128,9 137,5-8, ,7 4,3 17,3 49,6 -,3 96,2 83,7, mei 96,9 113,2-16, ,9 1,6-12,3 52,1 2,5 92,7 59,5,1 juni -153,2-154,2 1,... 8,7 1,5-11,7-8,5-1,3-147,8-147,2-1,2 Overige mutaties ,4 749,6 11,7 1,4 9,2 1,2 163,7 56,5 426,3 487,7-1,4 25,7 25,4 57, ,7 126,6-39,3-2,1 1,5-3,6-55, 27,7-35,2 183,7, -97, -84,8 4, ,5-179,9-242,5-4,7-2, -2,7-57,1-1,5-179, 16,6-69, -133,6-195, 16, , -834,6-223,4-11,4-9, -2,4-152,1-38,8-857,5-811,8-72,7,6 16,1 23,6 t.g.v. wisselkoersmutaties ,2 245, 149,2 4,8 3, 1,8 89,8 5,7 158,3 11,4. 129,2 137,9 17, ,3-228,5-114,8-4, -2,7-1,3-72,1-4,2-151,6-11,1. -15,7-123,2-13, ,1-291,5-239,6-5,9-3,2-2,7-113,3-5,9-219,2-16,. -185, -179,6-13,7 28-4,3 59,3-99,6 -,4,6-1,1-17,3 -,2 1,8 42,. -34, 17,5 9,2 t.g.v. prijsmutaties ,5 43,3-145,8 3,5 5,3-1,8 45, 4,8 199, 389,5-1,4.. 41, ,6 298,4-9,8 3,4 3,5 -,1 45,4 33,5 226, 264,9,.. 17, ,4 124,7-42,4,9 1,4 -,5 46,5 12,5 75, 112,2-69,8.. 3, ,8-1 12,1 88,3-11, -11,9 1, -155,6-138,4-83,6-963,7-75,9.. 21,2 t.g.v. andere aanpassingen ,7 74,3 98,3 2,1,9 1,2 29, 1, 69, -3,1. 76,5 67,4-1, ,1 56,7-184,7-1,5,7-2,2-28,3-1,6-19,6 19,8. 8,7 38,4 1,2 27 3,7-16,9 47,6,3 -,2,5 5, -13,6-33, 12,4. 59,5-15,7 -,8 28-2,9 191,6-212,5 -,2 2,1-2,3 18, 87,4-56,9 12,2. 25,4 2, -7,3 Groeipercentages van de uitstaande bedragen 25 15,2 13, ,2 6,8 13,1 12,1. 18,5 19,5-5, ,1 14, , 1,5 13,6 13,7. 2,5 18,7, ,7 14, ,1 14,7 1, 9,8. 21,2 2, 1,6 28 3,3 4, ,2 4, -,5 5,3. 1,6 3,2 1, 29 IV -1,3 -, ,7 6,6 1,7 6,3. -9, -12,7-1,2 21 I 1,9 1, ,8 5,5 5,3 6,4. -3, -6,5 1,3 II 2,6 2, ,4 3, 3,4 5,6.,6-2,5,7 Bron:. 1) Netto financiële derivaten zijn opgenomen in activa. S 64

167 statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen 7.3 Financiële rekening (EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode) 2. Directe investeringen Totaal Door ingezetenen buiten het eurogebied Kapitaaldeelnemingen en herinvestering van winsten Totaal MFI s Niet- MFI s Overig kapitaal (voornamelijk intragroepsleningen) Totaal MFI s Niet- MFI s Totaal Door niet-ingezetenen in het eurogebied Kapitaaldeelnemingen en herinvestering van winsten Totaal MFI s Niet- MFI s Overig kapitaal (voornamelijk intragroepsleningen) Totaal MFI s Niet- MFI s Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) , ,7 24, ,9 686,1 6,4 679,7 3.13,7 2.41, 69, ,5 729,8 15,4 714, , ,9 234, ,1 797,5 9,3 788, , 2.45,5 77, 2.328,5 811,6 16,4 795,1 29 IV 4.174, ,5 252, ,2 923,1 14,6 98, ,8 2.55,2 77, ,3 873,6 14,7 858,9 21 I 4.318, ,2 264,9 3.97,3 956,4 15,3 941, ,4 2.64,3 8, 2.56,2 829,1 14,9 814,2 Transacties ,8 195,1-4,8 199,9 128,7 -,2 128,9 125,1 93, -1,3 94,3 32,1 1,6 3, ,8 214,6 23,2 191,4 75,2 3,4 71,9 21,9 27,7 7,9 199,8 3,2 -,7 3,9 29 IV 38,3 52,, 52, -13,7 1,7-15,4 47,3 56,3 2,8 53,5-9, -,1-9, 21 I 4,4 8,4 6,2 2,2 32,,2 31,7 5,5 67,5 1,4 66,1-62,1 -,2-61,9 II 38,4 3,2 -,2 3,4 35,2,5 34,7 7,4 8,8 2, 6,8-1,4,4-1,8 21 feb. 16,1 6,9 3,9 2,9 9,2,2 9, -1,6 49,3, 49,3-5,9 4,5-55,3 maart 3,6 13,8 1,6 12,2 16,8, 16,8 4,1 11,2,2 11, -7,1-2,1-5, april 15,7 1,3,8,5 14,4,3 14,1 4,3 5,3,4 4,9-1, 1,5-2,5 mei 13,9 3,3-1,4 4,7 1,6,2 1,3 1,6 1,7,8,9 -,2 1, -1,2 juni 8,7-1,5,3-1,8 1,2, 1,3 1,5 1,8,8 1, -,3-2,2 1,9 Groeipercentages 27 15,1 14,4 8,3 15, 18,5-55, 18,7 14,7 14,6 8,8 14,7 15,3 6,3 15,4 28 9,2 6,8-2, 7,6 18,9-2, 19,1 4, 3,9-1,8 4,1 4,5 9,9 4,4 29 IV 7,7 7,2 9,9 7, 9,4 36,9 9,1 6,6 8,7 11, 8,6,4-4,5,5 21 I 5,8 5,6 4,6 5,7 6,8 27,2 6,5 5,5 9,7 11,5 9,7-6,3-6,8-6,3 II 4,4 3,2 1,7 3,3 8,7 25,2 8,5 3, 6,8 12, 6,6-8, -5,5-8, G34. Internationale investeringpositie van het eurogebied (uitstaande bedragen per ultimo; als % bbp) netto internationale investeringpositie G35. Directe investeringen- en effectenverkeerpositie van het eurogebied (uitstaande bedragen per ultimo; als % bbp) netto directe investeringen netto effectenverkeer -4, -4, 2, 2, -6, -8, -6, -8, 1, 1, -1, -1,,, -12, -12, -1, -1, -14, -16, -14, -16, -2, -2, -18, -18, -3, -3, -2, , -4, , Bron:. S 65

168 7.3 Financiële rekening (EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode) 3. Effectenverkeer: activa Totaal Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Totaal MFI s Niet-MFI s Totaal MFI s Niet-MFI s Totaal MFI s Niet-MFI s Eurosystem Overheid Overheid Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) Eurosystem 9 1 Eurosystem Overheid , ,8 136,7 2, ,1 44, ,7 99,2 16, ,5 17,2 39,1 297,3 34,6 92,8, , ,7 68,4 3, 1.94,3 27, ,1 97,9 19,9 1.28,2 18,4 422,1 353,3 61,6 68,8 1,3 29 IV 4.196, ,4 79,2 3, ,2 34, ,7 916,7 17, 1.411, 38,3 394,5 329,3 44,9 65,2 2, 21 I 4.453, ,6 9,2 3, ,3 39, ,9 939, 17, ,9 35,7 385,9 316,7 41, 69,2,6 Transacties ,5 64,7 26,7, 38, 8,2 29,5 148, 4,9 142,4 3,3 83,3 63,3 26,3 2,,8 28-1,2-13,9-38,4,6-65,6 -,2 96,7 44,1 3,2 52,6 2,6-3, 26,8 15,1-29,8, ,2 45,1-2,9 -,2 48, 1,6 24,3-11,5-3,5 125,8 17,2-1,2 3,1-12,7-4,3 1, 29 IV 32, 34,3 -,5 -,2 34,9,4 2,1-12,2 -,5 32,3-1,5-22,4-2,3 1,3-2,1,8 21 I 64,9 34,5 9,2, 25,3 1, 51,7 3,7,2 48, -1,8-21,4-2,2-6,1-1,1-1,5 II -6,7-6,1,4 -,2-6,6. 8, -18,1,8 26,1. -8,6-16,2-5,4 7,5. 21 feb. 8,4 4, 2,, 1,9. 14,1 4,1, 9,9. -9,6-1,2-1,,5. maart 25,2 18,4 6,5, 11,8. 33,5 5,,1 28,5. -26,6-22,6-7,4-4,. april 17,3 6,4 2,7 -,2 3,7. 14,3 5,3,6 9,. -3,4-6,9,7 3,4. mei -12,3-15,6 -,9, -14,7. -1,1-14,5 1, 13,4. 4,3 -,4 7,8 4,7. juni -11,7 3, -1,4, 4,4. -5,2-8,9 -,8 3,8. -9,5-8,9-13,9 -,7. Groeipercentages 27 1, 3,3 22,3 -,5 2, 21,3 13,9 16,6 38,9 11,9 23,2 23,9 23,7 272,7 29,4 277,4 28 -,5-6,2-3, 24,6-4,5 -,5 4,3 4,6 2,4 4,1 15,6 -,6 9,1 41,9-32,3 71,6 29 IV 1,7 3,3-4,5-7,2 3,7 5,8 1, -1,3-17,7 1,3 93,2 -,9,1-22, -5,9 73,2 21 I 5,3 9,3 16,5-7, 8,9 7,4 5,9-5,2-5,6 14,6 93,7-11,1-11,4-32,1-9,8-67, II 3,4 7,9 17,4-1,7 7,4. 4,7-3,6-1,7 1,5. -16,9-18,6-39,1-9,5. 4. Effectenverkeer: passiva Totaal Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Totaal MFI s Niet-MFI s Totaal MFI s Niet-MFI s Totaal MFI s Niet-MFI s Overheid Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) Overheid , ,5 594, ,9 3.41, , , ,5 243, 141,5 11,5 76, , ,7 64, , 3.466, ,8 2.22, ,1 443,3 18,9 334,4 272,9 29 IV 6.761, ,9 689,3 2.3,6 3.51,1 1.15, 2.36, ,3 558,8 86,9 471,8 418,5 21 I 7.12, 2.813,9 663,2 2.15, , , , 1.656,9 554,6 113,4 441,1 389,4 Transacties ,9-17,1 94,8-21,9 236,3 26,3 21, 196,7 24,7-2,1 224,8 194, ,9 123,7 9,3 114,4 119,1-16,3 135,4 127,8 134,1 1,2 132,9 156,4 29 IV 85,9 34,2-4,2 38,4 27,3 5,4 22, 11,1 24,4 18,2 6,2 4,4 21 I 87,3 4,9-21,5 26,4 72,2 13,6 58,6 84,4 1,2 35,5-25,3-18,2 II 93,1 19,1 3,9 15,2 88,6-3,1 91,7. -14,6-6,2-8,4. 21 feb. 1,7 22,1-8,5 3,6-11,4-17,5 6,2., 13,5-13,5. maart 23,9 -,1-3,3 3,2 31,1,2 3,9. -7,1 13,1-2,2. april 49,6-3,9 1, -4,9 49,7 17,9 31,8. 3,8 5,7-2,. mei 52,1 4,1-9,9 14, 39,4-7,5 46,8. 8,6 1,6 7,. juni -8,5 18,9 12,8 6,1 -,5-13,5 13,1. -26,9-13,5-13,5. Groeipercentages 27 9,8 5,5 4,4 5,8 13,3 15,5 12,1 13,9 29,6 55,3 1,1 32, 28 5,3-4,7 16,2-9,8 7,8 2,3 11,1 17,6 81,5-13,3 215,6 271,7 29 IV 6,3 5,6 1,4 7,3 3,4-1,3 6,1 9,4 3,2 7,7 39,3 58, 21 I 6,4 6,6-1,7 9,7 3,4,8 4,7 1, 29,7 89,1 2,5 29,3 II 5,6 5, -1,5 7,3 4,7,6 6,7. 14,8 9,4 3,8. Bron:. S 66

169 statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen 7.3 Financiële rekening (EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode) 5. Overige financiële transacties: activa Totaal Eurosystem MFI s (m.u.v. Eurosysteem) Overheid Overige sectoren Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito s Overige Activa Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito s Overige Activa Leningen/chartaal geld en deposito s Chartaal geld en deposito s Handelskrediet Handelskrediet Leningen/chartaal geld en deposito s Chartaal geld en deposito s Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) ,9 36,9 35,6 1, , ,2 71,2 17,8 12,7 48,8 13, ,7 196,2 1.52, 473, ,8 28,8 27,7 1, 3.28, ,6 59,1 11, 12,1 4,9 7,2 2.58,3 186, ,7 461,7 29 IV 4.929,1 29,7 29,4, , ,7 3,6 123,8 8,4 62,2 1, 1.933,3 184, ,8 49,3 21 I 5.132,1 24,1 23,8, , ,1 33,8 122,2 8,4 58,3 6,5 2.18,9 187, 1.584,5 425,4 Transacties ,8 22, 22,, 546,7 539,5 7,2-7,8-1,4-7,4-5,5 41,9 14,1 344,9 54, ,3-9,4-9,4, -48,4-64,8 16,5-7, -1,1-7,2-6, 15, 2,8 88,3-41, , -2,4-2,4, -417,4-396,9-2,5 9,6 -,3 8, 1,1-8,9 3, -86,6-21,3 29 IV -21,4 5,5 5,5, -7,3-5,2-2,1 6,7, 6,3 1,1-26,2,5-28,3-2,3 21 I 84,4-7, -7,, 55,7 52,6 3,2-7,3 -,1-8, -3,7 43, -1, 31,4 -,8 II 41, -3,2.. 2,9.. 5,9.. 5,7 35,4.. 8,9 21 feb. 27,4-1,7.. 15,3.. -1,..,9 14,9.. 4, maart -8,7 -, ,1.. -2,2.. -1,6 15,8.. -4,1 april 96,2 1,2.. 7,7.. 4,9.. 4,9 19,4.. 5,7 mei 92,7-3,9.. 74,4..,5..,6 21,6.. 12,1 juni -147,8 -, ,2..,5..,2-5,6.. -8,9 Groeipercentages 27 21,2 157,3 173,7-1,7 18,6 18,8 11,3-6,5-9,8-12,6-28,6 27,2 7,5 29,6 13,9 28 1,6-26,2-26,9 5, -1,4-2, 23,4-6,5-8,9-14,7-43,8 8, 1,4 5,9-8,9 29 IV -9, -1,6-11,7,2-12,7-12,3-36,8 9, -2,4 16,5 16,2-3,9 1,5-5,5-3,7 21 I -3, -4,7-4,8 1,6-4, -3,6-27,8-3,7-3,5-11,1-67,2-1,2 2,8-3, -3,2 II,6-37,6.. -1,1.. 4, ,3 3,6.. 1,8 6. Overige financiële transacties: passiva Totaal Eurosystem MFI s (m.u.v. Eurosysteem) Overheid Overige sectoren Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito s Overige Passiva Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito s Overige Passiva Totaal Leningen Overige Passiva Totaal Handelskrediet Handelskrediet Leningen Overige Passiva Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) ,6 21,7 21,4, , ,6 62,5 52,3, 46,9 5, ,5 156,9 1.9,7 112, ,6 482,3 481,9, , ,1 53,6 61,9, 58, 3, ,6 17,2 1.69,6 117,8 29 IV 4.92,1 251,9 251,6, , 3.359,7 38,3 55,1, 51,1 4, 1.215,1 175,1 927, 113, 21 I 5.129,9 252,1 251,4, , ,8 43,2 6,7, 56,5 4, ,1 174,2 938,4 126,5 Transacties ,1 89,6 89,6, 625,1 62,4 4,6-1,, -2, 1, 229,5 1, 22,5-1, , 28,7 28,6,1-178,9-19, 11,1 9,4, 1,8-1,4 57,8 1,9 47,3 -, ,3-228,2-233, 4,7-357,1-345,8-11,3-6,9, -6,8 -,1-132,1,9-11,6-22,4 29 IV -98,3-13,3-13,1 -,2-84, -84,7,8-3,9, -4,6,7 2,9 1,1 7,1-5,3 21 I 124,2-5,3-5,7,4 1,6 95,7 4,9 5,8, 6,1 -,3 23, -1,9 15,9 9, II -4,1 -, ,2.. 8,4... 7, feb. 38,7 3,3.. 3,5.. 4,9...,... maart 23,4-1,7.. -2,.. -, ,3... april 83,7 2,.. 9,4.. 1,... -9,7... mei 59,5 9,6.. 38,4.. 7,... 4,6... juni -147,2-12, ,9.., ,4... Groeipercentages 27 2, 68,1 68,2-6,9 18, 18,2 9,2-1,8 27,4-4, 2,7 2,9 6,8 26,4,5 28 3,2 141,3 141,4 2,8-4,5-4,9 17,8 18,1-2,1 23, -25,1 4,5 6,8 4,6 -,9 29 IV -12,7-47,1-48,1 644,2-9,5-9,3-2,3-11, -148,2-11,6-3,9-9,6,3-1,3-18,1 21 I -6,5-37,6-38,4 114, -3,9-3,8-8,,4-141,7 -,4 14,5-4,5 2,2-5,4-7,9 II -2,5-2,1.. -2,3.. 18,8...,2... Bron:. S 67

170 7.3 Financiële rekening (EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode) 7. Officiële reserves Officiële reserves PM: In EUR miljard Totaal Monetair goud Aangehouden bijzondere trekkingsrechten (SDR s) Reservepositie in het IMF Totaal Chartaal geld en deposito s Bij monetaire auto- banken Bij riteiten en het BIB Deviezen Effecten Totaal Aandelen Obligaties en notes In troy ounces fijn (miljoenen) Financiële derivaten Overige vorderingen Overige activa in vreemde valuta Reeds bekende netto kortlopende verplichtingen op vreemde valuta Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) ,8 176,3 365,213 4,6 5,2 139,7 6,3 22,5 11,7,5 79,3 3,8,3, 24,6-21,5 5, ,2 21, 353,688 4,6 3,6 138, 7,2 22, 18,5,4 87,8 2,3,3, 44,3-38,5 5, ,2 217, 349,27 4,7 7,3 145,1 7,6 8, 129,5,6 111,3 17,6,,1 262,8-245,7 5,5 29 III 43,8 236,1 347,217 49,8 11,7 133,2 12,7 7,1 113,2,5 89,8 22,9,2, 56,7-42,4 5,9 IV 462,4 266,1 347,18 5,8 1,5 134,9 11,7 8,1 115,2,5 92, 22,7 -,1, 32,1-24,2 51,2 21 I 498,7 287,3 347,176 52,7 12,4 146,3 9,9 1,6 126,1,6 99,6 26, -,3, 28,8-23, 53, 21 juni 583,3 351,9 347,156 56,3 16,3 158,8 9,2 13, 136, ,3, 32,7-24,2 56,7 juli 535,6 311,4 347,18 54,5 15,8 154, 6,1 17,1 13, ,1, 29,8-25,4 54,9 Transacties 27 5,1-3,2 -,3 -,9 8,8 1, 1,6 6,2, 14,5-8,3,, ,4-2,7 - -,1 3,8 2,4 5, -15,7 11,8,1 15,8-4,1 1,3, ,5-2, -,5 3,4-6,3 3,3-1,2-9,5, -14,1 4,6 1,2, IV,1, -,7-1,4,8 -,9,5 1,1, 1,5 -,4,1, I 4,6, - -,2 1,8 3,1-2,5 2, 3,6, 1,9 1,7 -,1, II -1, Groeipercentages 26,3-2,4-11,6-49, 7,7-48,4 12,7 13,4, 29,2-15, ,6-1,7-7,3-18,3 6,3 14,9 6,4 5,7 1,1 18,6-27, , -1,3 - -2,6 15,3 1,7 67,7-68,9 1,8 28, 17,9-2, IV -1,2 -,9 - -2,6 44,6-4,3 43,1-22,6-7,3 1, -12,8 25, I 1,3 -,5 - -3,8 51,2 1,9-12,8 147,7-1,6 1, -5,3 15, II, SDRtoewijzingen 8. Bruto externe schuld Totaal Naar instrument Naar sector (m.u.v. directe investeringen Leningen, chartaal geld en deposito s Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Geldmarktinstrumenten Handelskrediet Overige schuldverplichtingen Directe investeringen: intragroepsleningen Overheid Eurosysteem MFI s (m.u.v. Eurosysteem) Overige sectoren Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) , ,5 217, ,9 144,1 15,8 1.48, 1.115,2 116, , , ,8 5.13,6 243, 3.41,1 157, 181, 1.22, ,8 21,7 5.22,1 2.84, ,3 5.37,6 443, ,5 17,2 175, , , 482, , ,7 29 III 1.461, 4.677, 546,8 3.52,3 179,4 15,8 1.44, ,4 264, , ,1 IV 1.388, ,4 558,8 3.51,1 175,1 155, , ,9 251, , 2.19,2 21 I 1.781, ,1 554, ,5 174,3 174, ,7 2.16,9 252, , 2.177,9 Uitstaande bedragen als % bbp 26 11,4 51,7 2,5 31,5 1,7 1,8 12,2 13, 1,4 53,6 21, ,5 56,9 2,7 33,7 1,7 2, 13,5 13,8 2,2 57,8 23, ,4 57,4 4,8 37,5 1,8 1,9 14,9 18,3 5,2 55,4 24,5 29 III 116,2 52, 6,1 38,9 2, 1,7 15,6 21,5 2,9 52,1 24,1 IV 116, 51,2 6,2 39,2 2, 1,7 15,6 22,2 2,8 51,7 23,5 21 I 12, 53,2 6,2 41,6 1,9 1,9 15,2 23,5 2,8 54,3 24,2 Bron:. S 68

171 statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen 7.3 Financiële rekening (EUR miljard; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode) 9. Geografische splitsing Totaal EU-lidstaten buiten het eurogebied Canada China Japan Zwitserland Verenigde Staten Offshore financiële centra Overige landen Internationale organisaties Totaal Denemarken Zweden Ver. Koninkrijk Overige EUlanden EUinstituten Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) Directe investeringen 527,4-93, -2,1-3,2-293,9 233,6 -,3 41,1 35,2-9,5 126,2-68,7-7,1 -,2 53,3 In het buitenland 3.744, ,3 34,9 93,9 865,7 26,8, 14,1 38,8 71,7 384,5 734,6 418,5,1 736,8 Aandelen/geherinvesteerde vorderingen 2.946,9 967,5 3,1 6,3 66,1 216,9, 83,3 32, 53,6 335,3 551,3 386,7, 537,4 Overig kapitaal 797,5 287,9 4,8 33,6 25,7 43,8, 2,7 6,9 18,1 49,2 183,4 31,9, 199,4 In het eurogebied 3.217, 1.348,3 37, 124, ,7 27,1,3 63, 3,6 81,2 258,3 83,3 425,6,3 233,4 Aandelen/geherinvesteerde vorderingen 2.45,5 1.96,8 28,3 97,4 956,9 13,9,2 5,6,8 68,7 191,1 59,8 284,1,1 122,5 Overig kapitaal 811,6 251,5 8,7 26,7 22,8 13,2,1 12,4 2,9 12,5 67,2 212,5 141,6,2 11,9 Portfolio investeringsactiva 3.763, ,2 63,7 122,4 895,5 8,7 8, 82,8 25,6 213,4 95, ,8 458,4 3,5 389,8 Aandelen 1.162,7 228,7 6,4 19,9 191,7 9,8,9 18,2 22,8 84,5 81,3 378,8 197,8 2, 148,6 Schuldbewijzen 2.61,3 1.13,6 57,3 12,5 73,7 71, 79,1 64,6 2,9 128,8 14,1 847, 26,6 28,5 241,3 Obligaties en notes 2.179,1 849,1 5,3 81,5 569,1 7,3 77,8 61,6 2,3 61,7 12,6 75,4 238,2 28,4 219,9 Geldmarktinstrumenten 422,1 164,5 6,9 21, 134,6,6 1,3 3,,6 67,1 1,5 141,5 22,4,1 21,4 Overige investeringen -184,8-91,1 51,1 28, -11,4 18,8-168,6-6,2-16, -1,2-131,2-286,3 -,4 1,8 354,8 Activa 5.468, ,7 1,9 83,3 2.2,2 21,8 13,4 25,7 34, 19,4 276,5 852,5 638,2 58,7 1.54, Overheid 11, 15,,7,4 3,6,7 9,7, 1,8,2,1 3,4 1,4 4,1 39,1 MFI s 3.39, ,1 83,9 58, ,1 167,9 1,9 16,8 14,5 79, 164,5 418,9 367,7 18,2 498,8 Overige sectoren 2.58,3 673,5 16,4 24,6 597,5 33,3 1,8 8,9 17,7 3,3 111,9 43,2 269,2,5 516,2 Passiva 5.653,6 2.51,8 49,8 55,3 2.13,6 93, 182, 32, 5, 119,5 47, ,8 638,6 57, 699,2 Overheid 61,9 32,5,,1 2,5, 29,7,,,6,5 7,,3 17,7 3,3 MFI s 4.234,1 1.97,6 38,9 33, ,9 7, 1,2 24,4 32,1 91,2 328,7 751,1 535,1 36,8 527,2 Overige sectoren 1.357,6 57,8 1,8 21,7 463,2 23, 52, 7,5 17,9 27,8 78,6 38,8 13,2 2,5 168,7 II 29 - I 21 Gecumuleerde transacties Directe investeringen 49,3 1,8 1,7-7,3 3,2 4,2,,6 2,1 1,9 13,7-28,8 44,3 -,2 14, In het buitenland 227,8 37,3 2,8 5,8 29,9-1,2, 8,5 2,4 2, 34,8 56,4 42,3, 44,2 Aandelen/geherinvesteerde vorderingen 168,8 3,4 1,6 5,6 22,8,3, 9,4 -,7 2,4 13,5 51,8 32,8, 29,1 Overig kapitaal 59, 6,9 1,2,2 7,1-1,5, -1, 3, -,5 21,3 4,6 9,5, 15,1 In het eurogebied 178,5 35,4 1, 13,1 26,7-5,4, 7,9,3,1 21,1 85,2-2,,2 3,3 Aandelen/geherinvesteerde vorderingen 233,8 56,3 1,1 19,5 4, -4,3, 7,6,3 2,3 11,8 87,2 51,1,2 16,9 Overig kapitaal -55,2-2,9 -,1-6,4-13,3-1,1,,3, -2,2 9,3-1,9-53,2, 13,4 Portfolio investeringsactiva 23,7 12,9 12,2 28,1 28, 13,2 21,4 5,5 8,4-15,7 5,1 26,2-33,9 -,2 15,3 Aandelen 117,9 24,9 1,1 3,1 2,1,7, 2,8 8,9 13,6 5,8 21,7-7,4, 47,7 Schuldbewijzen 85,7 78, 11,2 25, 7,9 12,5 21,4 2,7 -,5-29,4 -,7 4,5-26,4 -,2 57,6 Obligaties en notes 131,3 98,9 7,9 27,5 34,7 11,1 17,7 1,8 -,6-17,8,9 8,8-16,3 -,3 56, Geldmarktinstrumenten -45,6-2,9 3,2-2,5-26,8 1,4 3,7,9,2-11,5-1,6-4,3-1,1,1 1,6 Overige investeringen 181,8-65,9,6-6,1-4,9-22,7 3,2 6,2 24,7-5,2 55, 15,7 79,6 -,5-62,7 Activa -175,2-38,9 9,2,6-42,1-8,5 2, -,4 5,1-1,2-34,4-83,2 25,4 1,6-4,1 Overheid -4,2-5,8 -,3 5, -1,7,,1, -,1, -,1, -,1 1,1,8 MFI s -126,3-33,4 8,5-7, -27,3-8,6 1, -,7 2,4-8, -1,8-39,4 14,1,4-5,9 Overige sectoren -44,8,3 1, 2,5-4,2,1 1,,3 2,7-2,2-23,6-43,8 11,5, 1, Passiva -357, 27,1 8,6 6,7-1,2 14,1-1,1-6,6-19,6-5, -89,4-233,9-54,2 2,1 22,6 Overheid,2 1,1,,,7,,4,1, -,1,,2, -1,2,1 MFI s -295,6 57,4 9,5 5,2 39,5 9,6-6,4-4,2-19,3-7,3-93,3-172, -58,6 3,4-1,7 Overige sectoren -61,6-31,4 -,9 1,5-41,4 4,6 4,9-2,4 -,3 2,4 3,8-62,1 4,4 -,1 24,2 Bron:. S 69

172 7.4 Monetaire opstelling van de betalingsbalans 1) (EUR miljard; stromen) Totaal Lopende rekening en vermogensoverdrachten- rekening Betalingbalansposten die de netto transacties van MFI s weerspiegelen Transacties door niet-mfi s Directe investeringen Effectenverkeer Overige financiële transacties Activa Passiva Activa Passiva Door Door Aandelen Schuldbewijzebewijzen Aandelen Schuld- ingezetenen ingezetenen buiten het in het eurogebied eurogebied Financiële derivaten Statistische verschillen ,3 25,6-459,4 395, -38,8-162,6 144,5 218,4-394,3 228,5-64, -7, ,1-137, -329,3 124,5 65,5-22,4-22,2 435,4-143,8 67,7-62,4-2, , -49,7-263,2 23,7-48, -121,5 114,4 268,3 71,3-139, 42,1 6,8 29 II 77,9-19,8-79,7 85,7-9,7-73,1 46,3 9,2 64,5-58,3 22,9 8,9 III 3,5-2,2-63,3 36,9-35,9-23,2 77,7 33,4,7-3,9-4,5 14,8 IV 42, 8, -36,6 44,6-34,9-3,2 38,4 28,1 19,5-1, 7,9-1,8 21 I -71,7-22,9-34, 4,2-25,3-46,9 26,4 33,3-35,7 28,8 1,8-1,6 II -12,2-22,6-38,1 5, 6,6-33,7 15,2 83,3-41,3 15,6 -,9-1,3 29 juni 53,6 1,8-15,7-7,6-13,1 6,7 45,8 18, -11,8 14,1,5 14,8 juli,6 9, -1,8 18,9-16,5-21,2 35,3-33,5 2,2,3 6,4 1,4 aug. 2,4-5,5-13,9 17,1-12,1-22,1 48,3 5,1 9,4-12,2-9,8 16,3 sept. -17,5-5,6-38,6,9-7,3 2,1-5,9 61,8-1,9-18,9-1,1-11,9 okt. 14,6-1,6-18,9 23,8-13,1-9,8-21,2 46,4-28, 35, 1,6,5 nov. -7,9-1,4-11,9 1,6-14,7-18,3 6,7 1,8 2,6 9,6 -,1-2, dec. 35,3 11, -5,9 1,2-7,1-2, 53, -29,1 44,9-45,7 6,4 -,4 21 jan. -29,5-12,8 6,9 4,3-11,6-12, -7,4 3, -8,2-3,2 3,6-19,2 feb. -8,4-7,9-11,9-6, -1,9-1,5 3,6-7,4-13,9 4,9 -,7 16,3 maart -33,7-2,1-29, 6, -11,8-24,4 3,2 1,7-13,6 27,1-1, 1,3 april -44,8-7,7-14,6 2,3-3,7-12,4-4,9 29,8-24,3-8,7,3-1, mei 19,8-16, -15, -,2 14,7-18,1 14, 53,8-22,1 11,6-2,5 -,3 juni 12,8 1, -8,5 2,9-4,4-3,1 6,1 -,4 5,1 12,7 1,3, twaalfmaands gecumuleerde transacties 21 juni -38,4-39,7-172,1 9,7-89,6-133,9 157,8 178,1-56,8 12,6 4,4 1,1 G36. Belangrijkste betalingsbalanstransacties die de ontwikkelingen in de externe activa van de MFI s weerspiegelen 1) (EUR miljard; twaalfmaands gecumuleerde transacties) 6 totaal dat de netto externe activa van MFI s weerspiegelt saldo lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening directe investeringen en effectenverkeer buiten het eurogebied door niet-mfi s effectenverkeer (passiva) van niet-mfi s in de vorm van schuldbewijzen Bron:. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. S 7

173 statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen 7.5 Goederenhandel 1. Waarde, volume en waarde per eenheid naar categorie goederen 1) (voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven) Totaal Uitvoer (f.o.b.) (niet seizoenvrij) Uitvoer Invoer Totaal PM: Halffabrikaten Verwerkende industrie Inves- teringsgoederen Consumptiegoederen Halffabrikaten Invoer (c.i.f.) Totaal PM: Inves- Consumptiegoederen Verwerkende industrie teringsgoederen Olie Waarde (EUR miljard; mutaties in procenten per jaar voor de kolommen 1 en 2) 28 3,9 8, ,6 771, 338,1 414, 1.33,9 1.61,3 1 19,2 232,8 334, 1 21,3 293, ,2-22, ,3 625,4 261,7 353,1 1.6, 1.259,1 725,7 191,9 314,5 838,6 174,5 29 III -19,6-25,7 318,1 156,8 64,5 88,6 265,4 312,6 179,3 47,3 79,1 26,6 47,5 IV -8,6-14,5 33,1 163,3 67,2 92,6 275,3 32,9 189,4 47,2 78,4 211,5 49,3 21 I 12,9 9,7 354,4 176, 68,6 98,7 292,5 35,9 29,4 51,9 81,8 232,2 53,1 II 22,8 26,9 377, ,8 381, ,6. 21 jan. 4,3 1,2 112,4 56,6 2,5 31,4 92,3 111,3 66,9 16,6 26,9 74,7 17,3 feb. 9,9 6,5 116,3 57,8 22,6 32,3 94,6 113,9 68,3 16,4 26,5 74,8 16,1 maart 22,9 2,9 125,7 61,6 25,6 35, 15,6 125,6 74,1 19, 28,5 82,7 19,6 april 17,7 2,2 122,1 61,4 23,7 33,5 1,8 122,1 73,9 17,6 27,2 8,5 19,2 mei 23,5 29,4 124, ,8 127,... 83,5. juni 27, 31,1 13, ,2 132, ,6. Volume (index 2 = 1; mutaties in procenten per jaar voor de kolommen 1 en 2) 28 1,4,1 143,4 136,7 154,2 147, 142,3 126,9 119,3 14,4 144,5 133,3 18, ,8-14,5 119,1 114,7 117,8 126,8 115,4 18,8 99,7 114, 135,4 11,5 97,2 29 II -21,7-19,3 116,4 113,3 114,8 122,5 112,6 16,1 96,5 111,2 133,7 17,3 97,6 III -17,5-15,9 118,8 115,2 116, 126,7 115,7 16,9 96,4 114, 136,1 19,6 95,3 IV -6, -7,8 123,7 119,9 121,7 133,6 12,7 11,9 12,1 115,1 138,4 114,1 95,5 21 I 11,5 4,2 13, 126,1 123,7 138,6 126,2 115,7 16,5 122,2 14,3 121,4 94,8 29 dec. 1, -2,7 125,3 121,7 126,5 132,4 122,6 112,2 12,4 117,6 14,5 115,4 94,3 21 jan. 3,7-3, 124,7 122,2 111,5 134,5 12,1 111,6 14,3 118,4 137,5 117,7 95, feb. 9,1 1,7 127,8 124,4 121,9 135,1 122,1 113, 14,4 116,2 136,8 117,8 87,7 maart 2,4 13,6 137,6 131,7 137,7 146,1 136,4 122,6 11,9 132, 146,7 128,8 11,7 april 12,8 8,1 132,4 129,4 126,9 139,4 129,3 116,2 17,1 122,6 136,6 123,1 92,7 mei 17,8 16, 133, , 119, ,7. 2. Prijzen 2) (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) Industriële producentenuitvoerprijzen (f.o.b.) 3) Totaal (index: 25=1) Halffabrikaten Energie PM: Totaal Fabrikaten (index: 25=1) Totaal Inves- teringsgoederen Consumptiegoederen Industriële invoerprijzen (c.i.f.) Totaal Halffabrikaten Inves- teringsgoederen Consumptiegoederen PM: Fabrikaten % totaal ,5 1,6 1,5 -,4 2,4 25,2 1,5 112,7 6,5,2-3,4 2,4 28,2,8 29 1,9-2,5-4,1,6,5-26,5-2,5 12,2-9,4-5,8 -,8,2-26,5-3,8 29 IV 1,6-2, -5,2-1,1 -,5 6,8-1,9 13,4-3,3-4,9-2,1-2,9-2,9-3,2 21 I 12,5 1,3 -,3 -,2,7 37,8 1,4 17,6 6,1 2,5-1,1 -,9 26,7 1,5 II 15,1 4,1 5,2,8 2,5 34,7 4,1 113,1 11,4 1,9,8 2,7 33,3 6,1 21 jan. 11,8,4-1,7 -,7,4 32,2,5 16,2 4,6,5-1,4-1,3 22,9,4 feb. 12,6 1,2 -,5 -,1,4 36,5 1,3 17,3 5,5 2, -1,2-1,2 25,3 1,1 maart 13,3 2,4 1,3,3 1,1 44,4 2,4 19,3 8,1 5, -,8 -,3 31,8 2,9 april 14,3 3,5 3,6,2 1,6 47,9 3,6 112,2 11,6 8,5 -,6,8 42,2 4,6 mei 15,1 4,3 5,4,9 2,7 34,8 4,3 112,9 11,6 11,4,9 3, 33,5 6,4 juni 15,7 4,5 6,4 1,4 3,2 23,6 4,5 114,1 11,1 12,9 2, 4,5 25,3 7,2 Bron: Eurostat. 1)De productgroepen zoals gerubriceeerd in de Broad Economic Categories. In tegenstelling tot de in Tabel 2 getoonde productgroepen, zijn bij halffabrikaten- en consumptieproductgroepen landbouw- en energieproducten inbegrepen. 2)De productgroepen zoals gerubriceerd in de mein Industrial Groupings (industriële hoofdsectoren). In tegenstelling tot de in Tabel 1 getoonde productgroepen, zijn bij halffabrikaten en consumptiegoederen energie- en landbouwproducten niet inbegrepen. De component Fabrikaten heeft vergeleken met de in kolommen 7 en 12 van Tabel 1 getoonde gegevens een andere samenstelling. De getoonde gegevens zijn prijsindices die voor een productenmandje de zuivere prijsmutatie volgen, en het zijn niet eenvoudige ratio s van de in Tabel 1 getoonde waarde- en volumegegevens, die onderhevig zijn aan veranderingen in de samenstelling en kwaliteit van verhandelde goederen. Deze indices verschillen van de bbp-deflatoren voor de invoer en uitvoer (getoond in Tabel 5.1.3), voornamelijk omdat deze deflatoren zowel op alle goederen en diensten als op de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied betrekking hebben. 3)De industriële producentenuitvoerprijzen hebben betrekking op de rechtstreekse transacties tussen binnenlandse producenten en niet-binnenlandse cliënten. In tegenstelling tot de in Tabel 1 voor de waardes en volumes getoonde gegevens, worden hier uitvoer vanuit de groothandel en wederuitvoer buiten beschouwing gelaten. Energie S 71

174 7.5 Goederenhandel (EUR miljard, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd) 3. Geografische uitsplitsing Totaal EU-lidstaten buiten het eurogebied Rus land Zwitserland Denemarken Zweden Verenigd Koninkrijk Overige EUlanden Turkije Verenigde Staten Azië Afrika Latijns Amerika China Japan Overige landen Uitvoer (f.o.b.) ,6 35,1 53,9 22,4 233,7 78,5 86,7 42,7 186,5 39,5 65,7 33,7 1,2 68,1 146, ,3 27,4 41,1 174,4 177,3 49,3 78,4 34,3 151,6 282,1 68, 28,7 91,4 53,9 113,1 29 I 316,4 7,3 1, 42,5 43,8 12,6 2,2 7,7 39,2 66,8 15,2 7,2 23,3 13,1 3, II 39,7 6,6 9,8 42,6 42,7 12,1 19, 8,3 38,2 69,4 16,8 7, 22,6 12,4 26, III 318,1 6,9 1,5 44,5 44,9 12,1 19,2 9, 36,2 7,7 17,4 7,1 22,4 14, 27,7 IV 33,1 6,7 1,8 44,8 45,9 12,5 2, 9,3 38, 75,1 18,6 7,4 23,1 14,4 29,5 21 I 354,4 7, 11,7 46,5 48,2 13,4 21,4 1,7 41, 81,7 22,3 8,1 24,9 16,8 31,2 II 377, ,4 22,9 11,5 45, 88,1 23,5 8,7 25,5 18,8. 21 jan. 112,4 2,2 3,7 15,3 15,5 4,1 7, 3,4 12,8 25,7 6,9 2,6 7,9 4,8 9,9 feb. 116,3 2,3 3,8 14,8 15,7 4,2 6,9 3,6 12,9 26,8 7,4 2,7 8,4 5,8 11,1 maart 125,7 2,4 4,1 16,4 17, 5,1 7,5 3,8 15,3 29,2 7,9 2,8 8,6 6,2 1,2 april 122,1 2,4 4,1 15,7 16,4 5,1 7,4 3,8 14,8 28,1 7,5 2,8 8,6 5,8 9,8 mei 124,3 2,5 4,2 15,6. 5,1 7,5 3,6 14,9 28,9 7,8 2,9 8,4 6,3. juni 13, ,2 7,9 4,1 15,3 31,1 8,2 3, 8,5 6,6. aandeel in totale uitvoer, % 29 1, 2,2 3,2 13,7 13,9 3,9 6,2 2,7 11,9 22,1 5,3 2,3 7,2 4,2 8,9 Invoer (c.i.f.) ,3 3,7 52,1 164,8 184,9 122, 7, 32,4 136,1 479,9 184,7 57,4 141,2 81,7 114, ,1 26,5 37,7 126,9 162,2 81,3 64,9 26,2 116,1 376,3 158,6 42,9 93,6 59,2 88,2 29 I 321, 6,9 9,5 31,7 39,1 17,7 16,7 6,6 31,9 97,4 41,3 11,5 23,8 14,7 25,1 II 34,6 6,4 9, 3,8 39,2 18,1 16,1 6,3 3,1 92,5 38,4 1,3 22,9 14,2 19, III 312,6 6,8 9,7 31,9 41, 21,8 16,1 6,6 26, 92,5 39,2 1,7 22,7 14,8 22,5 IV 32,9 6,4 9,6 32,4 42,9 23,7 16, 6,8 28,1 93,8 39,8 1,5 24,3 15,4 21,5 21 I 35,9 6,4 1,4 35,1 45,2 24,5 17,1 7,4 29, 19,6 45,9 11,6 26,7 16,5 23,2 II 381, ,4 19,4 7,5 32,2 123,8 51,6 12,8 29,5 18,. 21 jan. 111,3 2,1 3,2 11,5 14,6 8,2 5,5 2,5 9,6 34,2 13,5 3,7 8,1 5,2 6,5 feb. 113,9 2,1 3,3 11,5 15, 7,3 5,7 2,3 9,4 34,4 14,4 3,6 8,8 5,4 8,6 maart 125,6 2,3 3,9 12, 15,6 9, 5,8 2,6 9,9 41, 18, 4,3 9,7 5,8 8,1 april 122,1 2,1 3,6 11,6 15,4 8,7 5,9 2,5 9,9 39,4 15,9 4,2 1, 5,8 7,1 mei 127, 2,3 3,8 12,1. 9,7 6,8 2,5 9,9 4,8 16,9 4,2 9,6 5,9. juni 132, ,9 6,8 2,6 12,4 43,6 18,9 4,5 9,8 6,2. aandeel in totale invoer, % 29 1, 2,1 3, 1,1 12,9 6,5 5,2 2,1 9,2 29,9 12,6 3,4 7,4 4,7 7, Saldo 28-48,7 4,4 1,8 55,7 48,8-43,5 16,8 1,4 5,5-17,4-119,1-23,7-41, -13,6 31, ,3,9 3,4 47,5 15,1-32, 13,5 8, 35,5-94,2-9,6-14,2-2,2-5,3 24,9 29 I -4,6,4,5 1,8 4,7-5,1 3,5 1,1 7,4-3,6-26,1-4,3 -,4-1,6 4,8 II 5,1,2,9 11,7 3,5-5,9 2,9 2, 8,1-23,1-21,6-3,3 -,3-1,8 7, III 5,6,1,8 12,6 3,9-9,8 3,1 2,4 1,2-21,8-21,8-3,6 -,3 -,8 5,1 IV 9,2,3 1,2 12,4 3,1-11,2 4, 2,6 9,9-18,7-21,1-3,1-1,2-1,1 8, 21 I 3,5,5 1,3 11,5 3, -11,1 4,4 3,4 12, -27,9-23,6-3,6-1,8,3 8, II -4, ,9 3,4 3,9 12,8-35,7-28,2-4,1-4,,8. 21 jan. 1,1,2,5 3,8,8-4,1 1,5,9 3,2-8,5-6,5-1,1 -,2 -,4 3,4 feb. 2,3,2,5 3,3,7-3,1 1,2 1,2 3,4-7,6-7, -,9 -,5,4 2,4 maart,1,1,3 4,4 1,4-3,9 1,6 1,2 5,4-11,8-1,1-1,5-1,1,4 2,1 april,,3,5 4,1 1,1-3,6 1,6 1,3 4,8-11,3-8,4-1,3-1,4, 2,7 mei -2,7,2,4 3,5. -4,6,7 1,1 5,1-11,9-9,1-1,3-1,2,4. juni -1, ,7 1,1 1,5 2,9-12,5-1,7-1,5-1,3,5. Bron: Eurostat. S 72

175 wisselkoersen Effectieve wisselkoersen 1) (gemiddelden per periode; index: 1999 I = 1) 21 handelspartners 41 handelspartners Nominaal Reëel CPI Reëel PPI Reëel bbp-deflator Reëel AEPVI Reëel AEPGE Nominaal Reëel CPI ,3 16,8 15,2 12,6 16,8 1,8 113, 14, ,5 11,1 17,4 15,4 112,6 14,6 118, 17, ,7 11,6 15,9 16,3 119,1 16,9 12,6 17,8 29 II 111,1 11,2 15,3 16, 12,1 16,3 119,8 17,4 III 112,1 11,9 16,2 16,8 118,9 16,8 121, 18, IV 113,8 112,2 17,3 17,5 12,2 19,4 122,5 18,8 21 I 18,7 17, 12,3 12,4 114,5 14,1 116,9 13,3 II 13,1 11,8 97, ,4 97,5 29 aug. 111,7 11,6 16, ,6 17,8 sept. 112,9 111,6 16, , 18,7 okt. 114,3 112,8 18, , 19,5 nov. 114, 112,5 17, ,9 19,2 dec. 113, 111,2 16, ,7 17,8 21 jan. 11,8 19, 14, ,1 15,4 feb. 18, 16,1 11, ,2 12,5 maart 17,4 15,7 11, ,2 11,8 april 16,1 14,6 1, ,5 1,3 mei 12,8 11,4 97, ,9 97,1 juni 1,7 99,4 95, ,7 95,2 juli 12,5 11,2 96, ,9 97,1 aug. 12,1 1,8 96, ,5 96,7 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand 21 aug. -,4 -,4 -, ,4 -,4 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 21 aug. -8,6-8,9-9, ,2-1,3 G37. Effectieve wisselkoersen (maandgemiddelden; index: 1999 I = 1) G38. Bilaterale wisselkoersen (maandgemiddelden; index: 1999 I = 1) 15 nominaal-effectieve wisselkoersen, 21 handelspartners reëel met de CPI gedefleerde effectieve wisselkoersen, 21 handelspartners USD/EUR JPY/EUR GBP/EUR Bron:. 1) Voor een definitie van de groepen handelspartners en overige informatie wordt verwezen naar de Toelichting. S 73

176 8.2 Bilaterale wisselkoersen (gemiddelden per periode; eenheden van de nationale valuta per euro) Deense kroon Zweedse kroon Britse pond Japanse yen Zwitserse frank Zuid - Koreaanse won Hongkong dollar Singaporese dollar ,456 9,251, , ,25 1, ,99 1,6912 2,636 1,4678 8,165 1, ,456 9,6152, , ,45 1, ,9 11,4541 2,762 1,5594 8,2237 1, ,4462 1,6191,8994 1, ,34 1, ,9 1,8114 2,241 1,585 8,7278 1, IV 7,4424 1,359,9483 1, ,69 1, ,91 11,4555 2,64 1,564 8,3932 1, I 7,4426 9,9464,8876 1, ,48 1, ,41 1,7364 1,9395 1,4383 8,12 1,5293 II 7,4416 9,6313, , ,15 1, ,1 9,8857 1,7674 1,354 7,993 1, feb. 7,444 9,955,8764 1, ,46 1, ,7 1,635 1,9326 1,4454 8,971 1,5434 maart 7,4416 9,7277,916 1, ,3 1, ,59 1,5313 1,899 1,3889 8,369 1,4882 april 7,4428 9,6617, , ,33 1, ,53 1,465 1,855 1,3467 7,9323 1,4463 mei 7,4413 9,6641, , ,83 1, ,81 9,7843 1,753 1,36 7,897 1,4436 juni 7,449 9,5723, ,229 11,99 1, ,22 9,591 1,781 1,2674 7,962 1,4315 juli 7,4522 9,4954, , ,73 1, ,85 9,938 1,7588 1,3322 8,21 1,4586 aug. 7,4495 9,4216, , ,4 1, ,39 1,193 1,7482 1,3411 7,9325 1,4337 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand 21 aug., -,8-1,4 1, -1,5 -,3-1,1,9 -,6,7-1,1-1,7 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 21 aug.,1-7,8-4,5-9,6-18,7-12, -13,9-9,4-15, -13,6-8,4-16,1 Tsjechische kroon Estlandse kroon Letlandse lat Litouwse litas Hongaarse forint Poolse zloty Bulgaarse lev Roemeense leu Kroatische kuna Nieuwe Turkse lira ,766 15,6466,71 3, ,35 3,7837 1,9558 3,3353 7,3376 1, ,946 15,6466,727 3, ,51 3,5121 1,9558 3,6826 7,2239 1, ,435 15,6466,757 3, ,33 4,3276 1,9558 4,2399 7,34 2, IV 25,923 15,6466,784 3, ,88 4,1745 1,9558 4,268 7,2756 2, I 25,868 15,6466,787 3, ,52 3,9869 1,9558 4,1135 7,2849 2,866 II 25,591 15,6466,778 3, ,85 4,171 1,9558 4,1854 7,2477 1, feb. 25,979 15,6466,79 3, ,21 4,144 1,9558 4,1196 7,329 2,756 maart 25,541 15,6466,783 3, ,4 3,896 1,9558 4,866 7,2616 2,821 april 25,38 15,6466,776 3, ,53 3,8782 1,9558 4,136 7,2594 1,9983 mei 25,663 15,6466,775 3, ,78 4,567 1,9558 4,1767 7,263 1,9459 juni 25,78 15,6466,782 3, ,49 4,155 1,9558 4,2434 7,2225 1,9274 juli 25,328 15,6466,79 3, ,75 4,814 1,9558 4,268 7,2198 1,9669 aug. 24,86 15,6466,785 3, ,45 3,9899 1,9558 4,2396 7,2525 1,9484 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand 21 aug. -2,1, -,1, -,8-2,2, -,5,5 -,9 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 21 aug. -3,3, 1,, 4,2-3,4,,5-1, -8,2 Canadese dollar Noorse kroon Amerikaanse dollar Australische dollar Brazi - liaanse real 1) Chinese yuan renminbi IJslandse kroon Indiase roepie Indone - sische roepiah Malei si sche ringgit Mexicaanse Nieuw - peso 1) Zeelandse dollar Filipijnse peso Russische roebel Zuid- Afrikaanse rand Thaise baht ,6633 1, ,63 56, ,33 4,776 14,9743 1, ,26 35,183 9, , ,6737 1, ,83 63, ,16 4, ,2911 2,77 65,172 36,427 12,59 48, ,7674 9, , ,74 4,979 18,7989 2, ,338 44, , ,84 29 IV 2,573 1,95-68, ,42 5,275 19,33 2,297 69,8 43,574 11,757 49, I 2,4917 9, , ,32 4,659 17,6555 1,951 63,593 41,2697 1, ,472 II 2,2762 8, , ,24 4, ,9583 1, ,848 38,527 9, , feb. 2,5237 9, , ,5 4, ,7154 1, ,317 41,2845 1, ,36 maart 2,4233 9, , ,53 4,583 17,587 1,931 61,999 4,1219 1,589 44,111 april 2,355 9,155-59, ,7 4, ,3957 1, ,788 39,1335 9, ,279 mei 2,275 8, , ,1 4,874 15,9856 1,81 57,315 38,277 9,6117 4,714 juni 2,257 8, , ,39 3, ,5346 1, ,594 38,157 9, ,635 juli 2,26 8, , ,78 4,924 16,3699 1, ,72 39,1317 9, ,273 aug. 2,2691 8,752-6, ,26 4,654 16,4571 1,859 58,245 39,1898 9,4192 4,937 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand 21 aug.,4 1,1 -,4,2 -,7,5,7-1,4,1-2,2 -,8 procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 21 aug. -13,8-1, ,9-18,9-19, -11,3-14,4-15,3-13,3-16,9-15,7 Bron:. 1) Voor deze valuta s berekent en publiceert de referentiewisselkoersen t.o.v. de euro per 1 januari 28. Eerdere gegevens zijn ter indicatie. 2) De laatste koers van de IJslandse kroon is die van 3 december 28. 3) Voor deze valuta s berekent en publiceert de referentiewisselkoersen t.o.v. de euro per 1 januari 29. Eerdere gegevens zijn ter indicatie. S 74

177 ONTWIKKELINGEN BUITEN HET EUROGEBIED in andere EU-lidstaten (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 1. Economische en financiële ontwikkelingen Bulgarijë Tsjechië Denemarken Estland Letland Litouwen Hongarije Polen Roemenië Zweden Verenigd Koninkrijk HICP 28 12, 6,3 3,6 1,6 15,3 11,1 6, 4,2 7,9 3,3 3,6 29 2,5,6 1,1,2 3,3 4,2 4, 4, 5,6 1,9 2,2 21 I 1,9,4 1,9, -3,9 -,4 5,8 3,4 4,6 2,7 3,3 II 2,9,9 2, 2,9-2,3,5 5,2 2,5 4,3 1,8 3,4 21 mei 3, 1, 1,9 2,8-2,4,5 4,9 2,3 4,4 1,9 3,3 juni 2,5 1, 1,7 3,4-1,6,9 5, 2,4 4,3 1,6 3,2 juli 3,2 1,6 2,1 2,8 -,7 1,7 3,6 1,9 7,1 1,4 3,1 Begrotingssaldo overheid, tekort (-)/overschot (+), % bbp 27,1 -,7 4,8 2,6 -,3-1, -5, -1,9-2,5 3,8-2,8 28 1,8-2,7 3,4-2,7-4,1-3,3-3,8-3,7-5,4 2,5-4,9 29-3,9-5,9-2,7-1,7-9, -8,9-4, -7,1-8,3 -,5-11,5 Bruto schuld overheid, % bbp 27 18,2 29, 27,4 3,8 9, 16,9 65,9 45, 12,6 4,8 44, ,1 3, 34,2 4,6 19,5 15,6 72,9 47,2 13,3 38,3 52, 29 14,8 35,4 41,6 7,2 36,1 29,3 78,3 51, 23,7 42,3 68,1 Rendement op langlopende overheidsobligaties als % per jaar; gemiddelde per periode 21 feb. 6,5 4,33 3,5-13,62 7,15 7,69 6,9 7,92 3,28 4,2 maart 5,82 4,2 3,4-1,54 5,15 7,16 5,72 7,11 3,2 3,98 april 5,94 3,84 3,34-1,13 5,15 6,57 5,57 6,97 3,14 3,96 mei 6,13 4,1 2,93-1,13 5,15 7,7 5,72 7,27 2,73 3,6 juni 6,21 4,26 2,7-1,12 5,15 7,6 5,87 7,1 2,61 3,14 juli 6,5 3,97 2,72-1, 5,15 7,39 5,84 7,18 2,7 2,97 Driemaands rente, % per jaar; gemiddelde per periode 21 feb. 4,27 1,52 1,39 2,12 3,16 2,24 6,59 4,17 6,93,48,63 maart 4,21 1,43 1,37 1,86 2,33 1,87 6,65 4,13 6,1,49,65 april 4,21 1,42 1,28 1,79 2,14 1,57 6,14 3,69 4,99,52,66 mei 4,19 1,27 1,25 1,67 2,26 1,47 6,23 3,85 6,38,6,7 juni 4,18 1,24 1,15 1,47 2,9 1,64 5,43 3,86 6,6,7,73 juli 4,9 1,23 1,13 1,4 1,74 1,7 6,17 3,84 6,92,87,74 Reëel bbp 28 6, 2,5 -,9-3,6-4,2 2,8,6 5,1 7,3 -,4 -,1 29-5, -4,1-4,7-14,1-18, -14,8-6,3 1,8-7,1-5,1-4,9 29 IV -5,9-3,2-2,9-9,5-16,8-12,5-4,7 2,9-6,5-1,5-2,9 21 I -3,6 1,1 -,4-2, -5,1-2,7-1,2 3,1-2,6 3, -,2 II.. 2,9.. 1,1,1 3,8 -,5 3,6 1,7 Saldo op lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening als % bbp 28-23,2,2 2, -8,4-11,6-1,1-5,9-3,9-11,1 9,2-1,3 29-8,,1 3,9 7,4 12, 7,2 1,5, -4, 7,3 -,9 29 IV -7,1,9 5, 9,9 14,8 13,2 2,2-1,2-3,9 5,5,6 21 I -6,4 2,1 2,6 4,3 12,6 3,2 2,4,2-6,1 8,2-2,9 II.. 5,5.. 4,6. -1,5-7,1 4,3. Bruto externe schuld als % bbp 27 1,4 44,5 17,3 111, 127,6 71,9 115,1 48,4 5,9 176,2 398, ,8 5, 178,4 118,5 129,2 71,6 155, 56,5 56, 23,8 441,4 29 III 17,8 46,7 19,8 124, 147,9 82,9 17, 6,2 66,7 23,2 421,8 IV 111,3 5,8 189,6 126,7 156,6 86,5 164,4 59,6 69, 23,8 415,1 21 I 19,8 49, 2,2 124,7 161,8 9,1 169,8 58,4 71,7 25,5 429,7 Arbeidskosten per eenheid product 28 16,2 5,1 6,5 14,1 22, 9,3 4,5 6,8 14,5 2,6 2,3 29 1,6 3,6 4,5 1,7-7,1,9,9 2,3 5,1 4,8 5,5 29 IV 3,7 2,2-1,7-7,5-2,2-11,4 - -3,5 -,2 4,6 21 I 6,6-2,7,9-8,9-19,8-12, ,1 3,3 II.. -2, Gestandaardiseerd werkloosheidspercentage, % beroepsbevolking (seizoenvrij) 28 5,6 4,4 3,3 5,6 7,5 5,9 7,8 7,2 5,8 6,2 5,7 29 6,9 6,7 6, 13,8 17,1 13,7 1, 8,2 6,9 8,3 7,6 21 I 9,3 7,8 7,2 19, 2,1 17,3 11,2 9,7 7,4 8,7 7,9 II 9,7 7,5 7,3 18,6.. 1,6 9,7. 8,6. 21 mei 9,7 7,5 7, ,4 9,7. 8,7 7,8 juni 9,7 7,4 7, ,4 9,6. 8,1. juli 9,7 7,3 6, ,3 9,4. 8,5. Bronnen: Europese Commissie (DG Economische en financiële aangelegenheden en Eurostat), nationale gegevens, Reuters en berekeningen van de. S 75

178 9.2 in de Verenigde Staten en Japan (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 1. Economische en financiële ontwikkelingen Consumptieprijsindex Arbeidskosten per eenheid product 1) Reëel bbp Industriëleproductieindex (verwerkende industrie) Werkloosheid, % beroepsbevolking, (seizoenvrij) Ruim gedefinieerde geldhoeveelheid 2) Driemaands interbancaire depositorente 3) Rendement 1-jaars overheidsobligaties met nulcoupon; 3) ultimocijfers Wisselkoers 4) t.o.v. euro Begrotingssaldo, tekort (-) / overschot (+), % bbp Bruto schuld overheid 5) % bbp Verenigde Staten 26 3,2 2,9 2,7 2,7 4,6 5,3 5,2 5,26 1,2556-2,2 47,8 27 2,9 2,4 1,9 3,2 4,6 6,3 5,3 4,81 1,375-2,8 48,4 28 3,8 2,2, -4,4 5,8 7,1 2,93 2,7 1,478-6,5 56,3 29 -,4-1,6-2,6-1,9 9,3 7,8,69 4,17 1, ,1 67,6 29 II -1,2 -,1-4,1-14,7 9,3 8,9,84 3,95 1, ,6 62,7 III -1,6-2,1-2,7-1, 9,6 7,8,41 3,61 1,433-11,6 65,8 IV 1,4-3,4,2-3,7 1, 5,1,27 4,17 1, ,1 67,6 21 I 2,4-2,6 2,4 3,9 9,7 1,9,26 4,1 1,3829-1,9 7,7 II 1,8-2,8 3, 8,4 9,7 1,7,44 3,13 1, april 2, ,2 9,9 1,6,31 3,84 1, mei 2, - - 9,1 9,7 1,7,46 3,52 1, juni 1, ,8 9,5 1,8,54 3,13 1, juli 1, ,2 9,5 2,,51 3,3 1, aug ,36 2,58 1, Japan 26,2 -,5 2, 4,5 4,1 1,,3 1,85 146,2-1,6 159,9 27,1-1, 2,3 2,8 3,8 1,6,79 1,7 161,25-2,4 156,3 28 1,4 2,6-1,2-3,4 4, 2,1,93 1,21 152,45-2,1 162,2 29-1,4,4-5,2-21,9 5,1 2,7,47 1,42 13, II -1,,9-5,9-27,4 5,1 2,6,53 1,41 132,59.. III -2,2 1, -4,9-19,4 5,4 2,8,4 1,45 133,82.. IV -2, -3,9-1,3-4,2 5,2 3,3,31 1,42 132, I -1,2-3,1 4,4 27,6 4,9 2,8,25 1,48 125,48.. II -,9. 1,9 21, 5,2 3,,24 1,18 117, april -1, ,9 5,1 2,9,24 1,37 125, mei -, ,4 5,2 3,1,24 1,37 115, juni -, ,3 5,3 2,9,24 1,18 11, juli -, ,8 5,2 2,7,24 1,13 111, aug ,24 1,6 11,4 - - G39. Reëel bbp (mutaties in procenten per jaar; kwartaalcijfers) G4. C o n s u m p t i e p r i j s i n d i c e s (mutaties in procenten per jaar; maandcijfers) 6 eurogebied Verenigde Staten Japan 6 6 eurogebied 6) Verenigde Staten Japan Bronnen: Nationale gegevens (de kolommen 1, 2 (Verenigde Staten), 3, 4, 5 (Verenigde Staten), 6, 9 en 1); OESO (kolom 2 (Japan)); Eurostat (kolom 5 (Japan), gegevens voor het eurogebied in de grafieken); Reuters (de kolommen 7 en 8), berekeningen van de (kolom 11). 1) Voor seizoen gecorrigeerd. De gegevens voor de Verenigde Staten hebben betrekking op de particuliere bedrijvensector met uitzondering van de landbouw. 2)Gemiddelden per periode; M2 voor de Verenigde Staten, M2 plus CD s voor Japan. 3) Procenten per jaar. Voor nadere gegevens over de driemaands interbancaire depositorente, zie Paragraaf ) Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Tabellenreeks ) Bruto geconsolideerde schuld overheid (per ultimo). 6) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. S 76

179 Grafieken G1 Monetaire aggregaten S12 G2 Tegenposten S 12 G3 Componenten van de monetaire aggregaten S13 G4 Componenten van de langerlopende financiële passiva S13 G5 Leningen aan overige financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen S14 G6 Leningen aan huishoudens S14 G7 Leningen aan de overheid S16 G8 Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied S16 G9 Totale deposito s naar sector (financiële intermediairs) S17 G1 Totale deposito's en in M3 begrepen deposito's naar sector (financiële intermediairs) S17 G11 Totale deposito's naar sector (niet-financiële vennootschappen en huishoudens) S18 G12 Totale deposito's en in M3 begrepen deposito's naar sector (niet-financiële vennootschappen en huishoudens) S18 G13 Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito s S19 G14 Door MFI s aangehouden effecten S 2 G15 Totale uitstaande bedragen en bruto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen door ingezetenen van het eurogebied S 3 5 G16 Netto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen: wel en niet voor seizoen gecorrigeerd S 3 7 G17 Twaalfmaands groei langlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta s tezamen S 3 8 G18 Twaalfmaands groei kortlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta s tezamen S 3 9 G19 Twaalfmaands groei van genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied S 4 G2 Bruto uitgiften van genoteerde aandelen, naar sector van de emittent S 41 G21 Nieuwe deposito s met vaste looptijd S 4 3 G22 Nieuwe leningen met een variabele rente en met een voor maximaal 1 jaar vaste rente S 4 3 G23 Geldmarktrente in het eurogebied S 4 4 G24 Driemaands geldmarktrente S 4 4 G25 Spot-rendementscurves, eurogebied S 4 5 G26 Spot-rentes en -ecarts, eurogebied S 4 5 G27 Dow Jones EURO STOXX Ruim, Standard & Poor s 5 en Nikkei 225 S 4 6 G28 Tekort, financieringsbehoefte en schuldmutatie S 6 G29 Maastricht-schuld S 6 G3 Betalingsbalans van het eurogebied: saldo op de lopende rekening S 61 G31 Betalingsbalans van het eurogebied: directe investeringen en effectenverkeer samengenomen S 61 G32 Betalingsbalans van het eurogebied: goederenverkeer S 6 2 G33 Betalingsbalans van het eurogebied: dienstenverkeer S 6 2 G34 Internationale investeringspositie van het eurogebied S 6 5 G35 Directe investeringen- en effectenverkeerpositie van het eurogebied S 6 5 G36 Belangrijkste betalingsbalanstransacties die ten grondslag liggen aan de ontwikkelingen in de externe activa van de MFI s S 7 G37 Effectieve wisselkoersen S 7 3 G38 Bilaterale wisselkoersen S 7 3 G39 Reëel bbp S 76 G4 Consumptieprijsindices S 7 6 S 77

180

181 T e c h n i s c h e a a n t e k e n i n g e n de overzichtstabel voor het eurogebied waar L t-3 het per de ultimo van maand t-3 (de ultimo van het voorgaande kwartaal) uitstaande bedrag is en bijvoorbeeld C Q t de herrubriceringsmutatie in het kwartaal tot en met maand t. BEREKENING VAN GROEICIJFERS VOOR MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Het gemiddelde groeipercentage voor het kwartaal tot en met maand t wordt berekend als: Voor die kwartaalreeksen waarvoor thans maandgegevens beschikbaar zijn (zie hieronder), kan de stroom op kwartaalbasis worden afgeleid als de som van de drie stromen op maandbasis gedurende het kwartaal. Berekening van groeicijfers voor maandreeksen waar I t de index van de gecorrigeerde uitstaande bedragen per maand t is (zie ook hieronder). Evenzo wordt voor het jaar tot en met maand t het gemiddelde groeipercentage berekend als: Groeicijfers kunnen worden berekend uit stroomgegevens of uit de index van de gecorrigeerde uitstaande bedragen. Als F M t en L t als hierboven gedefinieerd worden, dan wordt index I t van de gecorrigeerde uitstaande bedragen in maand t gedefinieerd als: Tabellenreeksen 2.1 tot en met 2.6 Berekening van stroomgegevens Stroomgegevens op maandbasis worden berekend uit verschillen van maand op maand in uitstaande bedragen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel- koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. De basis van de index (voor de niet-seizoenvrije reeks) wordt thans gesteld op december 26 = 1. Tijdreeksen voor de index van de gecorrigeerde uitstaande bedragen zijn beschikbaar in het onderdeel Monetary and financial statistics in het statistische deel van de website van de ( Het twaalfmaands groeipercentage a t voor maand t, d.w.z. de mutatie in de twaalf maanden tot en met maand t, kan worden berekend met behulp van één van de volgende twee formules: Als L t het uitstaande bedrag per de ultimo van maand t is, C M t de herrubriceringsmutatie in maand t, E M t de wisselkoersmutatie en V M t de overige herwaarderingsmutaties, dan wordt stroom F M t in maand t gedefinieerd als: Evenzo wordt stroom F Q t op kwartaalbasis, voor het kwartaal tot en met maand t, gedefinieerd als: Tenzij anders aangegeven, verwijzen twaalfmands groeipercentages naar het eind van de aangegeven periode. Bijvoorbeeld, de procentuele mutatie op jaarbasis voor het jaar 22 wordt berekend in g) door de index voor december 22 te delen door de index voor december 21. S 79

182 Procentuele mutaties van groeicijfers binnen een periode van een jaar kunnen worden verkregen door aanpassing van formule g). Bijvoorbeeld, de procentuele mutatie a M op maandbasis kan t worden berekend als: seizoenvrije stromen worden verkregen. De seizoeninvloeden (en de correcties voor beursdagen) worden jaarlijks, of zoveel vaker als nodig, herzien. Tabellenreeksen 3.1 tot en met 3.5 Ten slotte wordt het driemaands voortschrijdend gemiddelde voor de twaalfmaands mutatie van M3 verkregen als (a t + a t-1 + a t-2 )/3, waarbij a t wordt gedefinieerd als hierboven bij f) of g). Berekening van groeicijfers voor kwartaalreeksen Als F Q t en L t-3 als hierboven gedefinieerd worden, dan wordt index I t van de gecorrigeerde uitstaande bedragen voor het kwartaal tot en met maand t gedefinieerd als: Het twaalfmaands groeipercentage in de vier kwartalen tot en met maand t, dat wil zeggen a t, kan berekend worden met behulp van formule g). GELIJKHEID VAN aanwendingen EN MIDDELEN In Tabellenreeks 3.1 zijn de gegevens conform een boekhoudkundige basisidentiteit. Voor de niet-financiële transacties is voor elke transactiecategorie het totaal aanwendingen gelijk aan het totaal middelen. Deze boekhoudidentiteit wordt eveneens in de financiële rekening weerspiegeld, d.w.z. voor elke categorie van financiële instrumenten zijn de totale transacties in financiële activa gelijk aan de totale transacties in passiva. In de overige mutaties in de activarekening en de financiële balansen zijn de totale financiële activa gelijk aan de totale passiva voor elke categorie van financiële instrumenten, met uitzondering van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR s), die per definitie van geen enkele sector een passivum zijn. berekening van sluitposten Seizoencorrectie van de monetaire statistieken voor het eurogebied 1) De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA. 2) In de seizoencorrectie is voor sommige componenten een correctie voor de dag van de week begrepen. De seizoencorrectie wordt voor sommige reeksen indirect uitgevoerd via een lineaire combinatie van componenten. Dit is het geval voor M3, waarvoor de afleiding plaatsvindt door de seizoenvrije reeksen voor M1, M2 minus M1, en M3 minus M2 te aggregeren. De seizoencorrectie wordt eerst toegepast op de index van de gecorrigeerde uitstaande bedragen. 3) De daaruitvolgende schattingen van seizoenfactoren worden vervolgens toegepast op de standen en op de uit herrubriceringen en herwaarderingen voortvloeiende mutaties, zodat De sluitposten aan het einde van elke rekening in Tabellenreeksen 3.1 en 3.2 worden als volgt berekend: 1) Zie voor meer gegevens Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area, (augustus 2) en het statistische deel, onderdeel Monetary and financial markets, op de website van de ( europa.eu). 2) Zie voor meer gegevens Findley, D., Monsell, B., Bell, W., Otto, M. en Chen, B.C. (1998) New Capabilities and Methods of the X-12-ARIMA Seasonal Adjustment Program, Journal of Business and Economics Statistics, 16, 2, blz , of X-12-ARIMA Reference Manual, Time Series Staff, Bureau of the Census, Washington, D.C. Voor interne doeleinden wordt tevens de modelmatige benadering TRAMO-SEATS gebruikt. Zie voor meer gegevens over TRAMO-SEATS, Gomez, V. en Maravall, A. (1996), Programs TRAMO and SEATS: Instructions for the User, Banco de España, Working Paper nr 9628, Madrid. 3) Het logische gevolg hiervan is dat voor de seizoenvrije reeks het niveau van de index voor de basisperiode, dat wil zeggen december 21, over het algemeen verschilt van 1, hetgeen aangeeft in hoeverre die maand aan seizoeninvloeden onderhevig is. S 8

183 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Ontwikkelingen buiten het eurogebied De handelsbalans is gelijk aan de invoer van het eurogebied minus de uitvoer ten opzichte van de rest voor de wereld van goederen en diensten. Het netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen is uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en wordt berekend als de bruto toegevoegde waarde (bruto binnenlands product tegen de marktprijzen voor het eurogebied) minus de loonsom (aanwendingen) minus overige belastingen na saldering met productiesubsidies (aanwendingen) minus verbruik van vast kapitaal (aanwendingen). Het netto nationale inkomen is uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en wordt berekend als het netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen plus de loonsom (middelen) plus belastingen na saldering met productiesubsidies (middelen) plus de netto inkomsten uit onroerend goed (middelen minus aanwendingen). Het netto besteedbaar inkomen is eveneens uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en is gelijk aan het netto nationale inkomen plus de netto lopende belastingen op inkomen en vermogen (middelen minus aanwendingen) plus netto sociale-verzekeringspremies (middelen minus aanwendingen) plus netto sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura (middelen minus aanwendingen) plus netto overige inkomensoverdrachten (middelen minus aanwendingen). De netto besparingen zijn uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en worden berekend als het netto besteedbaar inkomen plus de netto aanpassing voor de mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves (middelen minus aanwendingen) minus de finale-consumptie-uitgaven (aanwendingen). Voor de rest van de wereld wordt de lopende externe rekening samengesteld als de handelsbalans plus alle netto inkomens (middelen minus aanwendingen). De netto kredietverlening/netto kredietneming wordt berekend uit de inkomensoverdrachtenrekening als de netto besparingen plus de netto kapitaaloverdrachten (middelen minus aanwendingen) minus de bruto investeringen (aanwendingen) minus aankopen na saldering met verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (aanwendingen) plus verbruik van vast kapitaal (middelen). Het kan eveneens worden berekend in de financiële rekening als de totale transacties in financiële activa minus de totale transacties in passiva (ook wel bekend als mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties). Voor de sectoren huishoudens en niet-financiële vennootschappen is er sprake van een statistische discrepantie tussen de uit de inkomensoverdrachtenrekening en de financiële rekening berekende sluitposten. De mutaties in de netto waarde (vermogen) worden berekend als mutaties in de netto waarde (vermogen) ten gevolge van besparingen en kapitaaloverdrachten plus overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen). Momenteel worden hierbij door het ontbreken van gegevens overige mutaties in niet-financiële activa niet opgenomen. De netto financiële waarde (vermogen) wordt berekend als de totale financiële activa minus de totale passiva, terwijl mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) gelijk zijn aan de som van de mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties (kredietverlening/netto kredietneming van de financiële rekening) en overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen). De mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties, ten slotte, worden berekend als de totale transacties in financiële activa minus de totale transacties in passiva, en overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) worden berekend als de totale overige mutaties in financiële activa minus de totale overige mutaties in passiva. S 81

184 Tabellenreeksen 4.3 en 4.4 Berekening van groeicijfers voor schuldbewijzen en genoteerde aandelen Groeicijfers worden berekend op basis van financiële transacties en zijn derhalve niet gecorrigeerd voor herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. Zij kunnen worden berekend uit stromen of uit de index van de fictieve standen. Als N t M de stroom (netto uitgiften) in maand t vertegenwoordigt en L t het per de ultimo van maand t uitstaande niveau, dan wordt de index I t van de fictieve standen in maand t berekend als: Als basis wordt de index gelijkgesteld aan 1 per december 21. Het groepercentage a t voor maand t, dat wil zeggen de mutatie in de twaalf maanden tot en met maand t, kan worden berekend met behulp van één van de volgende twee formules: Het gemiddelde groeipercentage voor het kwartaal tot en met maand t wordt berekend als: waar I t de index van de fictieve standen per maand t is. Evenzo wordt voor het jaar tot en met maand t het gemiddelde groeipercentage berekend als: De voor de Tabellenreeks 4.3 gebruikte berekeningsformule wordt ook voor de Tabellenreeks 4.4 gebruikt, en is eveneens gebaseerd op de formule voor de monetaire aggregaten. De Tabellenreeks 4.4 is op basis van marktwaarden, en de berekeningen zijn gebaseerd op financiële transacties, die niet gecorrigeerd zijn voor herrubriceringen, herwaarderingen en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. De cijfers zijn ook niet gecorrigeerd voor wisselkoersmutaties omdat alle door de Tabellenreeks gedekte genoteerde aandelen in euro luiden. Seizoencorrectie van de statistieken betreffende effectenuitgiften 4 De berekeningsmethode voor de groeicijfers voor effecten met uitzondering van aandelen is dezelfde als die voor de monetaire aggregaten, met dien verstande dat hier een N gebruikt wordt in plaats van een F. Dit is om duidelijk te maken dat er verschil bestaat tussen de manier waarop de netto uitgiften voor de statistieken betreffende de effectenuitgiften worden verkregen en de manier waarop de overeenkomende stromen voor de monetaire aggregaten worden berekend. De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA. De seizoencorrectie van de totale uitgiften van effecten wordt indirect uitgevoerd met behulp van een lineaire combinatie van uitsplitsingen naar sector en looptijd. De seizoencorrectieprocedures worden toegepast op de index van fictieve standen. De daaruit resulterende ramingen van seizoens- 4 Zie voor meer gegevens Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area, (augustus 2) en het statistische deel, onderdeel Monetary and financial markets, op de website van de ( europa.eu). S 82

185 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Ontwikkelingen buiten het eurogebied invloeden worden vervolgens toegepast op de uitstaande bedragen, waaruit seizoenvrij netto uitgiften worden afgeleid. De seizoensinvloeden worden jaarlijks of zo vaak als nodig herzien. Evenals in de formules k) en l), kan het groeitempo a voor maand t dat overeenkomt met de t mutatie in de zes maanden tot en met maand t, berekend worden met behulp van een van de volgende twee formules: correctie voor het aantal werkdagen is voor goederen en diensten tevens een correctie voor nationale feestdagen begrepen. De seizoencorrectie van deze posten wordt uitgevoerd op deze vooraf gecorrigeerde reeksen. De seizoencorrectie van de totale lopende rekening wordt uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen voor het eurogebied voor goederen, diensten, inkomens en inkomensoverdrachten te aggregeren. De seizoeninvloeden (en beursdageffecten) worden halfjaarlijks, of zo vaak als nodig, herzien. tabellenreeks 7.3 Berekening van groeicijfers voor de kwartaal- en jaarreeksen Tabel 5.1 Seizoencorrectie van de HICP 4 De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA (zie voetnoot 2 op blz. S78). De seizoencorrectie van de totale HICP voor het eurogebied wordt indirect uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen voor het eurogebied van bewerkte voedingsmiddelen, onbewerkte voedingsmiddelen, industriële goederen m.u.v. energie, en diensten te aggregeren. Energie wordt ongecorrigeerd toegevoegd omdat er geen statistische aanwijzingen voorhanden zijn dat zich hier seizoeninvloeden doen gevoelen. De seizoeninvloeden worden jaarlijks, of zo vaak als nodig, herzien. Het twaalfmaands groeipercentage voor kwartaal t wordt berekend op basis van de transacties (F t ) en de posities (L t ) op kwartaalbasis, en wel als volgt: Het groeipercentage voor de jaarreeks is gelijk aan het groeipercentage in het laatste kwartaal van het jaar. Tabel 7.1 Seizoencorrectie van de lopende rekening van de betalingsbalans De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA (zie voetnoot 2 op blz. S78). De gegevens omtrent goederen, diensten en inkomens worden vooraf gecorrigeerd voor het aantal werkdagen. In de S 83

186

187 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Ontwikkelingen buiten het eurogebied t o e l i c h t i n g De in het vervatte Statistieken voor het eurogebied richten zich primair op het eurogebied als geheel. Meer gedetailleerde en langere reeksen zijn, met toelichting, op de website van de ( te vinden onder Statistics. Hier is, via het Statistical Data Warehouse van de ( eu/), gebruikersvriendelijke toegang mogelijk tot gegevens, waarbij gebruik kan worden gemaakt van zoek- en downloadmogelijkheden. Onder Data services zijn verdere diensten beschikbaar, waaronder inschrijving op verschillende gegevensreeksen en een opslagplaats van gecomprimeerde Comma Separated Value (CSV)-bestanden. Voor verdere informatie kan contact met ons worden opgenomen op: statistics@ecb.europa.eu. De afsluitingsdatum voor de in het opgenomen statistieken is in het algemeen de dag vóór de eerste bijeenkomst in de maand van de Raad van Bestuur van de. Voor deze uitgave was dat 1 september 21. Tenzij anders vermeld, hebben alle gegevensreeksen met waarnemingen voor 29 en daarna betrekking op de Euro 16 (het eurogebied met inbegrip van Slowakije) voor de gehele tijdreeks. Wat betreft rentetarieven, monetaire statistieken en de HICP (en, omwille van de consistentie, de componenten en tegenposten van M3 en de componenten van de HICP), hebben de statistische reeksen betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied (zie hieronder voor nadere details). Waar toepasselijk, wordt dit in de tabellen door middel van een voetnoot aangegeven. In dergelijke gevallen gebruiken, wanneer onderliggende gegevens beschikbaar zijn, de absolute en procentuele mutaties voor het respectieve jaar van toetreding tot het eurogebied van Griekenland (21), Slovenië (27) Cyprus (28), Malta (28) en Slowakije (29), afgeleid van een basis met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het jaar van toetreding, een reeks die rekening houdt met de invloed van de toetreding van deze landen tot het eurogebied. De statistische reeksen met betrekking tot de veranderende samenstelling van het eurogebied zijn gebaseerd op de samenstelling van het eurogebied ten tijde van de periode waarop de statistieken betrekking hebben. M.a.w., gegevens van vóór 21 hebben betrekking op de Euro 11, d.w.z. de volgende EU-lidstaten: België, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland. De gegevens van 21 tot en met 26 hebben betrekking op de Euro 12, d.w.z. de Euro 11 plus Griekenland. Gegevens voor 27 hebben betrekking op de Euro 13, d.w.z. de Euro 12 plus Slovenië. De gegevens voor 28 hebben betrekking op de Euro 15, d.w.z. de Euro 13 plus Cyprus en Malta en de gegevens voor 29 hebben betrekking op de Euro 16, d.w.z. de Euro 15 plus Slowakije. Omdat de samenstelling van de Europese valutaeenheid, de ecu, niet overeenkomt met de vroegere valuta s van de landen die op de euro zijn overgegaan, worden de bedragen voor perioden vóór 1999, oorspronkelijk uitgedrukt in de deelnemende valuta s en in ecu omgerekend tegen lopende ecuwisselkoersen, beïnvloed door het beloop van de valuta s van de EU-lidstaten die niet op de euro zijn overgegaan. Om dit effect op de monetaire statistieken te elimineren, zijn gegevens voor de perioden vóór 1999 uitgedrukt in eenheden verkregen door omrekening van de nationale valuta s tegen de onherroepelijke, op 31 december 1998 vastgestelde wisselkoersen ten opzichte van de euro. 1) Tenzij anders aangegeven, zijn de statistieken aangaande prijzen en kosten vóór 1999 gebaseerd op gegevens in de nationale valuta s. Waar toepasselijk zijn aggregatie- en/of consolidatiemethoden (met inbegrip van consolidatie tussen landen) toegepast. Recente gegevens zijn veelal voorlopig en kunnen onderhevig zijn aan wijziging. Als gevolg van afronding kunnen zich tussen de totalen en de afzonderlijke posten verschillen voordoen. 1) Gegevens betreffende de monetaire statistieken in Tabellenreeks 2.1 tot en met 2.8 kunnen voor perioden vóór januari 1999 worden gevonden op de website van de ( html/index.en/html) en in het Statistical Data Warehouse ( S 85

188 De Overige EU-Lidstaten zijn Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. deze passiva van de reservebasis aftrekken. Voor de berekening van de reservebasis tot en met november 1999 was dit percentage 1%, en vanaf die datum 3%. In de meeste gevallen volgt de in de tabellen gebruikte terminologie de internationale standaarden vervat in onder meer het Europees Systeem van Rekeningen 1995 en de IMF Balance of Payments Manual. Transacties hebben betrekking op (hetzij direct gemeten of afgeleid) vrijwillig verkeer, terwijl stromen ook mutaties in uitstaande bedragen omvatten die het gevolg zijn van prijs- en wisselkoersmutaties, afboekingen en andere mutaties. OVERZICHT De ontwikkelingen in de belangrijkste indicatoren voor het eurogebied worden in een overzichtstabel uiteengezet. STATISTIEKEN MONETAIR BELEID In de Tabellenreeks 1.4 worden statistieken met betrekking tot de minimumreserves en de liquiditeit gepresenteerd. De reserve-aanhoudings- perioden voor de reserveverplichtingen beginnen elke maand op de dag waarop de basis-herfinancieringstransactie wordt verrekend die volgt op de vergadering van de Raad van Bestuur waarin de maandelijkse beoordeling van de monetairebeleidskoers op de agenda staat. Zij eindigen op de dag voorafgaand aan de overeenkomstige dag in de volgende maand. De jaarlijkse kwartaalcijfers zijn gemiddelden voor de laatste reserveaanhoudingsperiode van het jaar/kwartaal. Tabel toont de componenten van de reservebasis van reserveplichtige kredietinstellingen. In de reservebasis zijn geen passiva ten opzichte van andere kredietinstellingen die onderhevig zijn aan de reserveverplichtingen van het ESCB, de en de deelnemende nationale centrale banken begrepen. Een kredietinstelling die niet kan aantonen welk bedrag aan uitgiften van schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar door bovengenoemde instellingen wordt aangehouden, mag een bepaald percentage van S 86 Tabel bevat gemiddelden voor volledige reserve-aanhoudingsperioden. Eerst wordt het bedrag van de reserveverplichtingen van elke individuele kredietinstelling berekend door de reservecoëfficiënt voor de overeenkomstige categorieën passiva toe te passen op de desbetreffende passiva, waarbij gebruik gemaakt wordt van de balansgegevens per de ultimo van elke kalendermaand; van de uitkomst wordt vervolgens door iedere kredietinstelling een vast bedrag van EUR 1. afgetrokken. De resulterende reserveverplichtingen worden vervolgens op het niveau van het eurogebied geaggregeerd (kolom 1). De rekeningen-courant (kolom 2) zijn de geaggregeerde gemiddelde door kredietinstellingen dagelijks op rekening-courant aangehouden tegoeden; hierin zijn de tegoeden die ter voldoening van de reserveverplichtingen dienen begrepen. De overreserves (kolom 3) zijn de gemiddelde rekening-couranttegoeden die gedurende de reserve-aanhoudingsperiode naast de verplichte reserves aangehouden worden. De tekorten (kolom 4) tonen de mate waarin de aangehouden tegoeden de reserveverplichtingen gedurende de reserve-aanhoudingsperiode gemiddeld onderschrijden, en worden berekend op basis van die kredietinstellingen die niet aan hun reserveverplichtingen hebben voldaan. De rente op verplichte reserves (kolom 5) is gelijk aan de gemiddelde gedurende de reserve-aanhoudingsperiode door de op de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem toegepaste rente (gewogen op basis van het aantal kalenderdagen) (zie de Tabellenreeks 1.3). Tabel toont de liquiditeitspositie van het bankwezen, die gedefinieerd wordt als de, in euro luidende, door kredietinstellingen in het eurogebied bij het Eurosysteem aangehouden rekening-couranttegoeden. Alle bedragen zijn afgeleid uit de geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem. In de overige liquiditeitsverkrappende transacties (kolom 7) is niet de in de Tweede Fase van de EMU door nationale

189 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting centrale banken geïnitieerde uitgifte van schuldbewijzen begrepen. De netto overige factoren (kolom 1) vertegenwoordigen de gesaldeerde overige posten op de geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem. De rekeningencourant van kredietinstellingen (kolom 11) zijn gelijk aan het verschil tussen de som van de liquiditeitsverruimende factoren (de kolommen 1 tot en met 5) en de som van de liquiditeitsverkrappende factoren (de kolommen 6 tot en met 1). Het basisgeld (kolom 12) wordt berekend als de som van de depositofaciliteit (kolom 6), de bankbiljetten in omloop (kolom 8) en de door kredietinstellingen aangehouden rekening-couranttegoeden (kolom 11). MONETAIRE EN BANCAIRE ONTWIKKELINGEN EN BELEGGINGSFONDSEN De Tabellenreeks 2.1 toont de geaggregeerde balans van de sector Monetaire Financiële Instellingen (MFI s), zijnde de som van de geharmoniseerde balansen van alle in het eurogebied gevestigde MFI s. MFI s zijn centrale banken, kredietinstellingen zoals in communautaire wetgeving gedefinieerd, geldmarktfondsen en overige instellingen die hun bedrijf maken van het ter beschikking krijgen van deposito s en/of daarmee vergelijkbare gelden van niet-mfi s en van het voor eigen rekening (althans in economische zin) krediet verlenen en/of in effecten beleggen. Op de website van de is een volledige lijst MFI s te vinden. De Tabellenreeks 2.2 toont de geconsolideerde balans van de MFI-sector, die wordt verkregen door saldering van de geaggregeerde balansposities van MFI s in het eurogebied. Als gevolg van enige heterogeniteit bij de rapportage is de som van de inter-mfi-posities niet noodzakelijkerwijs nul; het saldo is opgenomen in kolom 1 aan de passiefzijde van de Tabellenreeks 2.2. De Tabellenreeks 2.3 toont de monetaire aggregaten voor het eurogebied en de tegenposten daarvan. Deze zijn afgeleid uit de geconsolideerde balans van de MFI s en omvatten tevens de bij in het eurogebied gevestigde MFI s aangehouden posities van in het eurogebied gevestigde niet-mfi s; ook zijn enkele monetaire activa/passiva van de centrale overheid opgenomen. De statistieken aangaande de monetaire aggregaten en de tegenposten ervan zijn voor seizoen en aantal beursdagen gecorrigeerd. In de Tabellenreeksen 2.1 en 2.2 zijn, onder de externe passiva, de door nietingezetenen van het eurogebied aangehouden (i) aandelen/participaties uitgegeven door in het eurogebied gevestigde geldmarktfondsen opgenomen alsook (ii) door in het eurogebied gevestigde MFI s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar. In de Tabellenreeks 2.3 daarentegen zijn deze aangehouden waarden niet in de monetaire aggregaten opgenomen en maken zij onderdeel uit van de netto externe activa. In de Tabellenreeks 2.4 wordt een uitsplitsing gegeven van door in het eurogebied gevestigde MFI s, met uitzondering van het Eurosysteem (het bankwezen), verstrekte leningen, naar sector, categorie en oorspronkelijke looptijd. De Tabellenreeks 2.5 bevat een analyse van de bij het bankwezen in het eurogebied aangehouden deposito s, naar sector en instrument. De Tabellenreeks 2.6 toont de door het bankwezen in het eurogebied aangehouden effecten, naar sector van de emittent. De Tabellenreeksen 2.2 tot en met 2.6 verschaffen stroomgegevens die zijn berekend als de verschillen tussen uitstaande bedragen gecorrigeerd voor herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. In de Tabellenreeks 2.7 zijn enkele herwaarderingen opgenomen die zijn gebruikt voor de berekening van de stroomgegevens. De Tabellenreeksen 2.2 tot en met 2.6 veschaffen tevens op de stroomgegevens gebaseerde groeicijfers in de vorm van twaalfmaands groeipercentages. De Tabellenreeks 2.8 bevat een uitsplitsing op kwartaalbasis van enkele posten op de balans van de MFI-sector, naar valuta. Voor nadere gegevens omtrent de definities van de verschillende sectoren wordt verwezen naar de derde editie van Monetary financial institutions and markets statistics sector manual: Guidance for the statistical classification of customers, (, maart 27). In de handleiding S 87

190 bij Verordening /21/13 met betrekking tot de balans van MFI s (, november 22) worden de aan de nationale centrale banken aanbevolen procedures uiteengezet. Sinds 1 januari 1999 worden de statistische gegevens verzameld en samengesteld op basis van verschillende verordeningen met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen. Sinds juli 21 vindt dit plaats op grond van Verordening /28/32. 2) In overeenstemming met deze Verordening is de balanspost geldmarktpapier aan zowel de actiefzijde als de passiefzijde van de balans van de MFI s opgegaan in de post schuldbewijzen. Tabellenreeks 2.9 toont de uitstaande bedragen en stromen op de balans van de beleggingsfondsen (anders dan geldmarktfondsen, die worden opgenomen onder de statistieken met betrekking tot de balans van MFI s) in het eurogebied. Een beleggingsfonds is een collectieve beleggingsonderneming die door consumenten ingelegde gelden belegt in financiële en/of niet-financiële activa. Een complete lijst van beleggingsfondsen in het eurogebied wordt gepubliceerd op de website van de. De balans is geaggregeerd, en dus vallen onder de activa van beleggingsfondsen de door hen aangehouden aandelen/participaties die zijn uitgegeven door andere beleggingsfondsen. Door andere beleggingsfondsen uitgegeven aandelen/participaties worden eveneens uitgesplitst op grond van het beleggingsbeleid (d.w.z. naar obligatiefondsen, aandelenfondsen, gemengde fondsen, vastgoedfondsen, hedge funds en andere fondsen) en naar type (d.w.z. naar open-end fondsen en closed-end fondsen). Tabellenreeks 2.1 verschaft nadere details betreffende de belangrijkste categorieën activa die door beleggingsfondsen in het eurogebied worden aangehouden. Deze Tabellenreeks bevat een geografische uitsplitsing van de emittenten van door beleggingsfondsen aangehouden effecten, alsook een uitsplitsing van emittenten naar economische sector wanneer deze ingezetenen zijn van het eurogebied. Verdere informatie over deze statistieken betreffende beleggingsfondsen kan worden gevonden in de Manual on investment fund statistics. Sinds december 28 worden geharmoniseerde statistische gegevens verzameld en samengesteld op basis van Verordening /27/8 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen. REKENINGEN VAN HET EUROGEBIED Tabellenreeks 3.1 toont geïntegreerde kwartaalgegevens met betrekking tot de rekeningen van het eurogebied, die veelomvattende informatie verschaffen betreffende de economische activiteiten van huishoudens (met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens), niet-financiële vennootschappen, financiële vennootschappen en de overheid, alsook betreffende de interactie tussen deze sectoren en zowel het eurogebied als de rest van de wereld. De niet voor seizoen gecorrigeerde gegevens met betrekking tot de lopende prijzen worden voor het laatst beschikbare kwartaal getoond aan de hand van een vereenvoudigde reeks van rekeningen overeenkomstig het methodologische kader van het Europees Systeem van Rekeningen In het kort omvat de reeks van rekeningen (transacties): (1) de gegenereerde inkomsten-rekening, die laat zien hoe de productie-activiteit zich vertaalt in verschillende inkomenscategorieën; (2) de toedeling van primair inkomen-rekening, die de ontvangsten en kosten met betrekking tot de verschillende vormen van inkomsten uit onroerend goed registreert (voor de economie als geheel is de sluitpost van de primaire-inkomensrekening het nationale inkomen); (3) de secundaire inkomensverdelingsrekening, die laat zien hoe het nationale inkomen van een institutionele sector verandert ten gevolge van inkomensoverdrachten; (4) de inkomensbestedingsrekening, die toont hoe het besteedbaar inkomen wordt uitgegeven aan consumptie of bespaard; (5) de inkomensoverdrachtenrekening, die laat zien hoe de besparingen en de netto kapitaaloverdrachten worden uitgegeven aan de aankoop van 2) PB L 15, , blz. 14. S 88

191 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting niet-financiële activa (de sluitpost van de inkomensoverdrachtenrekening is netto kredietverlening/netto kredietneming); en (6) de financiële rekening, die de netto aankopen van financiële activa en de netto schuldwerving toont. Aangezien tegenover elke niet-financiële transactie een financiële transactie staat, is de sluitpost van de financiële rekening conceptueel eveneens gelijk aan netto kredietverlening/netto kredietneming zoals berekend op grond van de inkomensoverdrachtenrekening. Daarnaast worden openings- en eindbalansen gepresenteerd die een beeld geven van het financiële vermogen van elke individuele sector op een bepaald tijdstip. Eveneens worden, ten slotte, overige mutaties in financiële activa en passiva (bijvoorbeeld die welke het resultaat zijn van de invloed van veranderingen in de activaprijzen) getoond. De dekking per sector van de financiële rekening en van de financiële balansen is in het geval van de sector financiële vennootschappen gedetailleerder en laat een uitsplitsing zien in MFI s, overige financiële intermediairs (met inbegrip van financiële hulpbedrijven), en verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Tabellenreeks 3.2 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties) voor de zogeheten niet-financiële rekeningen van het eurogebied (d.w.z. de hierboven vermelde rekeningen (1) tot en met (5)), eveneens aan de hand van de vereenvoudigde reeks van rekeningen. Tabellenreeks 3.3 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties en overige mutaties) voor de inkomsten, uitgaven en accumulatierekeningen van huishoudens, en de uitstaande bedragen voor de financiële balansrekeningen, waarbij de gegevens op analytische wijze worden gepresenteerd. De sectorspecifieke transacties en sluitposten zijn zo geordend dat zij gemakkelijker inzicht geven in de financieringsen beleggingsbeslissingen van huishoudens, terwijl daarbij de in Tabellenreeksen 3.1 en 3.2 gepresenteerde rekeningidentiteiten in acht worden genomen. Tabellenreeks 3.4 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties) voor de inkomsten en accumulatierekeningen van niet-financiële vennootschappen, en de uitstaande bedragen voor de financiële balansrekeningen, waarbij de gegevens op analytische wijze worden gepresenteerd. Tabellenreeks 3.5 toont vierkwartaals gecumuleerde financiële stromen (transacties en andere mutaties) en uitstaande bedragen voor de financiële balans van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. FINANCIËLE MARKTEN De serie statistieken betreffende de financiële markten van het eurogebied heeft betrekking op de EU-lidstaten die in de periode waarop de statistieken betrekking hebben reeds op de euro waren overgegaan (veranderende samenstelling), met uitzondering van de statistieken betreffende effectenuitgiften (Tabellenreeksen 4.1 tot en met 4.4), die voor de gehele tijdreeks (vaste samenstelling) betrekking hebben op de Euro 16 (d.w.z. de Euro 15 plus Slowakije). Statistieken betreffende effecten met uitzondering van aandelen, en genoteerde aandelen (de Tabellenreeksen 4.1 tot en met 4.4) worden door de samengesteld op basis van gegevens van het ESCB en de BIB. De Tabellenreeks 4.5 toont de door MFI s op in euro luidende deposito s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven. Statistieken betreffende de geldmarktrente, rendementen op langlopende overheidsobligaties en effectenbeursindices (de Tabellenreeksen 4.6 tot en met 4.8) worden door de samengesteld op basis van gegevens van nieuwsagentschappen. De statistieken omtrent uitgiften van effecten hebben betrekking op effecten met uitzondering van aandelen (schuldbewijzen), die in de Tabellenreeksen 4.1, 4.2 en 4.3 worden getoond, en op genoteerde aandelen, die in de Tabellenreeks 4.4 te vinden zijn. Schuldbewijzen worden uitgesplitst naar kort- en langlopend. Kortlopend verwijst naar effecten met een oorspronkelijke S 89

192 looptijd van een jaar of minder (in uitzonderlijke gevallen twee jaar of minder). Effecten met een langere looptijd, of met een vervaldatum naar keuze, waarvan de laatste meer dan een jaar in de toekomst ligt, of met een onbepaalde looptijd worden gerubriceerd onder langlopend. De langlopende door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten worden verder uitgesplitst naar vaste en variabele rente. De effecten met een vaste rente hebben een couponrente die onveranderd blijft gedurende de looptijd. De effecten met een variabele rente omvatten alle uitgiften waarvan de coupon periodiek gewijzigd wordt conform een onafhankelijke rentevoet of index. De in euro luidende effecten opgenomen in de Tabellenreeksen 4.1, 4.2 en 4.3 omvatten ook effecten die in de nationale uitdrukkingen van de euro luiden. De Tabellenreeks 4.1 toont effecten met uitzondering van aandelen, uitgesplitst naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van de emittent en valuta. Getoond worden uitstaande bedragen, in euro luidende bruto uitgiften en netto uitgiften van effecten met uitzondering van aandelen, en in euro en alle valuta s luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied voor alle schuldbewijzen en voor langlopende schuldbewijzen. De netto uitgiften verschillen van de mutaties in de uitstaande bedragen als gevolg van herwaarderingen, herrubriceringen en andere aanpassingen. Ook worden voor seizoen gecorrigeerde statistieken getoond, waaronder seizoenvrije zesmaands groeipercentages op jaarbasis voor alle schuldbewijzen en voor langlopende schuldbewijzen. Die laatste worden berekend uit de voor seizoen gecorrigeerde index van fictieve standen waaruit de seizoensinvloeden verwijderd zijn. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De Tabellenreeks 4.2 bevat een uitsplitsing naar sector van de uitstaande bedragen, bruto uitgiften en netto uitgiften van in het eurogebied gevestigde emittenten, die in overeenstemming is met het ESR 95. De is in het Eurosysteem begrepen. De totale uitstaande bedragen aan alle schuldbewijzen en langlopende schuldbewijzen in kolom 1 van Tabel zijn identiek aan de gegevens met betrekking tot de uitstaande bedragen aan alle schuldbewijzen en langlopende door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen in kolom 7 in de Tabellenreeks 4.1. De uitstaande bedragen aan alle schuldbewijzen en langlopende door MFI s uitgegeven schuldbewijzen in kolom 2 in Tabel komen globaal overeen met de uitgegeven schuldbewijzen aan de passiefzijde van de geaggregeerde balans van de MFI s in kolom 8 van Tabel De totale netto uitgiften voor de totale schuldbewijzen in kolom 1 van Tabel komen overeen met de gegevens met betrekking tot de totale netto uitgiften door ingezetenen van het eurogebied in kolom 9 van de Tabellenreeks 4.1. Het verschil tussen de langlopende schuldbewijzen en het totaal van de langlopende schuldbewijzen met een vaste en een variabele rente in Tabel wordt veroorzaakt door obligaties met een nul-couponrente en herwaarderingseffecten. De Tabellenreeks 4.3 toont wel en niet voor seizoen gecorrigeerde groeipercentages van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen (uitgesplitst naar looptijd, instrumenttype, sector van de emittent en valuta), op basis van financiële transacties die plaatsvinden wanneer een instelling passiva aangaat of aflost. In de groeicijfers zijn derhalve geen herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties begrepen. De seizoenvrije groeipercentages zijn (omwille van de presentatie) op jaarbasis. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De kolommen 1, 4, 6 en 8 in de Tabellenreeks 4.4 tonen de uitstaande bedragen aan door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven genoteerde aandelen, uitgesplitst naar de sector van de emittent. De maandgegevens met betrekking tot door niet-financiële vennootschappen uitgegeven genoteerde aandelen komen overeen met de kwartaalreeksen die in de Tabellenreeks 3.4 te vinden zijn (financiële balans, beursgenoteerde aandelen). De kolommen 3, 5, 7 en 9 in de Tabellenreeks 4.4 tonen twaalfmaands groeipercentages van S 9

193 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven genoteerde aandelen (uitgesplitst naar de sector van de emittent), op basis van financiële transacties die plaatsvinden wanneer een emittent aandelen tegen contanten uitgeeft of aflost, met uitzondering van beleggingen in de eigen aandelen van de emittent. In de twaalfmaands groeipercentages zijn geen herrubriceringen, herwaardingen en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties begrepen. De Tabellenreeks 4.5 bevat statistieken betreffende alle rentetarieven die MFI s in het eurogebied toepassen op in euro luidende deposito s van en leningen aan huishoudens en niet-financiële vennootschappen in het eurogebied. Deze rentetarieven worden berekend als gewogen gemiddelde (op volumebasis) van de in de landen van het eurogebied geldende rentevoeten voor elke categorie. De statistieken betreffende de door MFI s toegepaste rentetarieven worden uitgesplitst naar nieuwe contracten dan wel uitstaande bedragen, sector, instrumentcategorie en looptijd, opzegtermijn of oorspronkelijke rentelooptijd. De nieuwe statistieken met betrekking tot de door MFI s toegepaste rentetarieven zijn in de plaats gekomen van de tien voorlopige statistische reeksen betreffende bancaire rentevoeten in het eurogebied die sinds januari 1999 in het waren gepubliceerd. De Tabellenreeks 4.6 toont de geldmarktrente voor het eurogebied, de Verenigde Staten en Japan. Voor het eurogebied wordt een brede reeks geldmarktrentevoeten getoond, van de rente op girale deposito s tot die op twaalfmaands deposito s. Vóór januari 1999 zijn voor het eurogebied rentevoeten geconstrueerd op basis van nationale, met het bbp gewogen, rentevoeten. Met uitzondering van de rente op girale deposito s tot en met december 1998, zijn de maand-, kwartaal- en jaarcijfers gemiddelden per periode. Tot en met december 1998 wordt de rente op girale deposito s weergegeven door de rente op interbancaire deposito s (biedkoersen) per ultimo, na die datum wordt die weergegeven door gemiddelden per periode voor de EONIA (euro overnight index average). Met ingang van januari 1999 zijn de rentevoeten op een-, drie-, zesen twaalfmaands deposito s EURIBOR-tarieven (euro interbank offered rates), vóór die datum waar beschikbaar LIBOR-tarieven (London interbank offered rates). Voor de Verenigde Staten en Japan wordt de rente op driemaands deposito s weergegeven door LIBOR-tarieven. De Tabellenreeks 4.7 toont de ultimocijfers die zijn geschat uit de nominale spot-rendementscurves gebaseerd op in euro luidende obligaties met AAA-rating die zijn uitgegeven door overheden in het eurogebied. De rendementscurves worden geschat door gebruik te maken van het Svensson-model. 3) De ecarts tussen de tienjaars en de driemaands en tweejaars rentes worden eveneens gepubliceerd. Extra rendementscurves (dagelijkse publicaties, met inbegrip van grafieken en tabellen) en de daarmee verband houdende methodologische informatie zijn beschikbaar op html/index.en.html. Daggegevens kunnen eveneens worden gedownload. De Tabellenreeks 4.8 toont de effectenbeursindices voor het eurogebied, de Verenigde Staten en Japan. PRIJZEN, PRODUCTIE, VRAAG EN ARBEIDSMARKT Het merendeel van de in deze tabellenreeks vermelde gegevens is samengesteld door de Europese Commissie (hoofdzakelijk Eurostat) en de nationale bureaus voor de statistiek. De gegevens voor het eurogebied zijn verkregen door aggregatie van de gegevens voor de afzonderlijke landen. Waar mogelijk zijn de gegevens geharmoniseerd en vergelijkbaar. De statistieken betreffende de arbeidskostenindices, het bbp en de uitgavencomponenten van het bbp, de toegevoegde waarde naar bedrijfstak, de industriële productie, detailhandelsverkopen, de registratie van nieuwe personenauto s en werkgelegenheid in termen van gewerkte uren zijn gecorrigeerd voor verschillen in het aantal werkdagen. 3) Svensson, L. E., 1994, Estimating and Interpreting Forward Interest Rates: Sweden , Centre for Economic Policy Research, Discussion Paper Nr. 151, S 91

194 De Geharmoniseerde Consumptieprijsindex (HICP) voor het eurogebied (Tabel 1 in Tabellenreeks 5.1) is vanaf 1995 beschikbaar. De index is gebaseerd op de nationale HICP s waarbij in alle landen van het eurogebied dezelfde methodiek wordt toegepast. De uitsplitsing naar goederenen dienstencomponenten is afgeleid uit de Classification of individual consumption by purpose (Coicop/HICP). De HICP dekt monetaire uitgaven terzake van consumptie door huishoudens op het economisch grondgebied van het eurogebied. De Tabellenreeks omvat ook voor seizoen gecorrigeerde gegevens met betrekking tot de HICP en experimentele op de HICP gebaseerde schattingen van door de overheid gereguleerde prijzen, die door de zijn samengesteld. De industriële producentenprijzen (Tabel 5.1.2), de industriële productie, orderontvangsten en omzet in de industrie en de detailhandelsverkopen (de Tabellenreeks 5.2) worden samengesteld op basis van Raadsverordening (EG) nr. 1165/98 van 19 mei 1998 omtrent korte-termijnstatistieken. 4) Vanaf januari 29 wordt bij de productie van korte-termijnstatistieken de herziene classificatie van economische activiteiten (NACE- Herziening 2), zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 1893/26 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 26 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 337/9 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden, toegepast. 5) De uitsplitsing naar eindgebruik van de producten voor de industriële producentenprijzen en de industriële productie is de geharmoniseerde onderverdeling van de industrie met uitzondering van de bouwnijverheid (NACE-Herziening 2-categorieën B tot en met E) in industriële hoofdsectoren zoals gedefinieerd in Verordening nr. 656/27 van de Commissie (EG) van 14 juni 27. 6) De industriële producentenprijzen zijn de prijzen af-fabriek. Hierin zijn indirecte belastingen begrepen met uitzondering van de btw en andere aftrekbare belastingen. In de industriële productie is de door de desbetreffende sectoren toegevoegde waarde begrepen. De twee prijsindices voor grondstoffen met uitzondering van energie in Tabellenreeks worden samengesteld met betrekking tot dezelfde grondstoffen maar maken gebruik van twee verschillende wegingsmethoden: een die is gebaseerd op de desbetreffende grondstoffeninvoer van het eurogebied (kolommen 2-4) en een tweede (kolommen 5-7) die is gebaseerd op de geschatte binnenlandse vraag van het eurogebied, of aanwending, waarbij rekening wordt gehouden met gegevens aangaande de invoer, uitvoer en binnenlandse productie van elke grondstof (maar waarbij voor de eenvoudigheid geen rekening wordt gehouden met voorraden, waarvan wordt aangenomen dat zij gedurende de verslagperiode relatief stabiel zijn). De invoergewogen grondstoffenprijsindex is geschikt voor de analyse van externe ontwikkelingen, terwijl de aanwendingsgewogen index specifiek geschikt is voor de analyse van de druk die door de internationale grondstoffenprijzen wordt uitgeoefend op de inflatie in het eurogebied. De aanwendingsgewogen grondstoffenprijsindices zijn experimentele gegevens. Voor nadere details omtrent de samenstelling van de grondstoffenprijsindices van de, zie Kader 11 in het van december 28. De arbeidskostenindices (Tabel 5.1.5) tonen de mutaties in de arbeidskosten per in de industrie (met inbegrip van de bouwnijverheid) en marktdiensten gewerkt uur. De methodiek hiervoor wordt uiteengezet in Verordening (EG) nr. 45/23 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 23 betreffende de loonkostenindex 7) en in Verordening (EG) nr. 1216/23 van de Commissie tot uitvoering van Verordening nr. 45/23. 8) De arbeidskostenindices in het eurogebied worden uitgesplitst naar component (lonen, door werkgevers betaalde socialeverzekeringspremies plus belasting op arbeid, na saldering met subsidies) en naar bedrijfstak. De berekent de indicator van contractlonen (de PM-post in Tabel 5.1.3) op basis van nietgeharmoniseerde nationale gegevens. 4) PB L 162, , p. 1. 5) PB L 393, , p. 1. 6) PB L 155, , p. 3. 7) PB L 69, , p. 1. 8) PB L 169, , p. 37. S 92

195 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting De componenten van de arbeidskosten per eenheid product (Tabel 5.1.4), het bbp en de componenten ervan (Tabellen en 5.2.2), de bbp-deflatoren (Tabel 5.1.3) en de werkgelegenheidsstatistieken (Tabellen 5.3.1, en 5.3.3) zijn afgeleid uit de nationale kwartaalrekeningen volgens ESR 95. De orderontvangsten in de industrie (Tabel 5.2.4) geven de gedurende de referentieperiode ontvangen orders weer en dekken de segmenten die voornamelijk op basis van orders werken, met name textiel, pulp en papier, chemie, metaal, investeringsgoederen en duurzame consumptiegoederen. De gegevens zijn berekend op basis van lopende prijzen. De indices voor de omzet in de industrie en detailhandelsverkopen (Tabel 5.2.4) geven de gedurende de referentieperiode gefactureerde omzet weer, met inbegrip van alle accijnzen en belastingen behalve de btw. De omzet van de detailhandel geeft de gehele detailhandel weer (met uitzondering van de verkopen van motorvoertuigen en motorfietsen), behalve autobrandstoffen. De registratie van nieuwe personenauto s dekt de registratie van zowel particuliere als commerciële personenauto s. De reeks voor het eurogebied is exclusief Cyprus en Malta. De kwalitatieve gegevens met betrekking tot de conjunctuurenquêtes onder producenten en consumenten (Tabel 5.2.5) worden afgeleid uit de conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie onder producenten en consumenten. De werkloosheidscijfers (Tabel 5.3.4) zijn conform de richtlijnen van de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie). Zij betreffen personen die actief werk zoeken, als percentage van de beroepsbevolking, waarbij gebruik gemaakt wordt van geharmoniseerde criteria en definities. De aan het werkloosheidscijfer ten grondslag liggende ramingen van de beroepsbevolking verschillen van het totaal van de in de Tabellenreeks 5.3 gepubliceerde werkgelegenheids- en werkloosheidsniveaus. OVERHEIDSFINANCIËN De Tabellenreeksen 6.1 tot en met 6.5 tonen de overheidsfinanciën in het eurogebied. De gegevens zijn grotendeels geconsolideerd en op basis van ESR 95. De voor het eurogebied geaggregeerde gegevens op jaarbasis in de Tabellenreeksen 6.1 tot en met 6.3 zijn door de samengesteld op basis van door de nationale centrale banken aangeleverde geharmoniseerde gegevens, die regelmatig worden geactualiseerd. De gegevens met betrekking tot het tekort en de schuld van de landen van het eurogebied kunnen daardoor verschillen van de door de Europese Commissie in het kader van de buitensporigetekortprocedure gebruikte gegevens. De in de Tabellenreeksen 6.4 en 6.5 getoonde aggregaten voor het eurogebied op kwartaalbasis zijn door de samengesteld uit gegevens van Eurostat. De Tabellenreeks 6.1 toont de ontvangsten en uitgaven van de overheid op jaarbasis conform de definities die in de Verordening van de Commissie (EG) nr. 15/2 van 1 juli 2 9) ter amendering van ESR 95 zijn vastgelegd. De Tabellenreeks 6.2 bevat de bruto geconsolideerde overheidsschuld (nominale waarde), overeenkomstig de Verdragsbepalingen inzake de buitensporige-tekortprocedure. De Tabellenreeksen 6.1 en 6.2 bevatten overzichtsgegevens voor de afzonderlijke landen van het eurogebied in het kader van het Pact voor Stabiliteit en Groei. De tekorten/overschotten van de individuele landen van het eurogebied worden getoond conform buitensporige-tekortenprocedure B.9, zoals in de definitie in Verordening van de Raad nr. 479/29 inzake verwijzingen naar ESR 95 is vastgelegd. De Tabellenreeks 6.3 toont de mutaties in de overheidsschuld. Het verschil tussen de mutatie in de overheidsschuld en die in het overheidstekort, de tekort-schuldaanpassing, wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door overheidstransacties in financiële activa en wisselkoerseffecten. De Tabellenreeks 6.4 bevat kwartaalcijfers met betrekking tot de overheidsinkomsten en -uitgaven op basis van de definities vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1221/22 van 9) PB L 172, , p. 3. S 93

196 het Europees Parlement en de Raad van 1 juni 22 inzake niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid. 1) De Tabellenreeks 6.5 bevat kwartaalcijfers met betrekking tot de bruto geconsolideerde overheidsschuld, de tekortschuldaanpassing en de financieringsbehoefte van de overheid. Deze cijfers zijn samengesteld op basis van door de lidstaten, krachtens de Verordeningen (EG) nr. 51/ 24 en nr. 222/24, en de nationale centrale banken verschafte gegevens. EXTERNE STROMEN EN STANDEN De gebruikte begrippen en definities met betrekking tot de betalingsbalans en de internationale investeringspositie (de Tabellenreeksen 7.1 tot en met 7.4) komen in het algemeen overeen met die in de 5e editie van het IMF Balance of Payments Manual (oktober 1993), het Richtsnoer van de van 16 juli 24 (/24/15) 11) betreffende de statistische rapportagevereisten van de en het Richtsnoer van de van 31 mei 27 (/27/3) 12) ter wijziging daarvan. Meer informatie over de voor de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied gebruikte methodieken en bronnen is te vinden in de publicatie van de getiteld European Union balance of payments/international investment position statistical methods (mei 27) en in de rapporten van de Task Force betreffende Portfolio investment collection systems (juni 22), de Task Force betreffende Portfolio investment income (augustus 23) en de Task Force betreffende Foreign direct investment (maart 24), die allemaal van de website van de gedownload kunnen worden. Daarnaast is het rapport van de Task Force van de /Europese Commissie (Eurostat) aangaande de kwaliteit van de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie (juni 24) beschikbaar op de website van het Committee on Monetary, Financial and Balance of Payments Statistics ( Het rapport aangaande de kwaliteit van de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie, dat is gebaseerd op de aanbevelingen van de Task Force en dat de basisbeginselen van het in april 28 gepubliceerde Statistical Quality Framework aanhoudt, is beschikbaar op de website van de. In de Tabellenreeksen 7.1 en 7.4 worden de door het IMF Balance of Payments Manual voorgeschreven tekens gebruikt: overschotten in de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening hebben een plusteken, terwijl in de financiële rekening een plusteken een stijging van passiva of een daling van activa aangeeft. In de Tabellenreeks 7.2 worden zowel ontvangsten als uitgaven met een plusteken getoond. Daarnaast is, met ingang van het februari 28-nummer van het, de Tabellenreeks 7.3 geherstructureerd om de gegevens betreffende de betalingsbalans, de internationale investeringspositie en de daarmee verband houdende groeipercentages samen te kunnen presenteren; in de nieuwe tabellen worden transacties in activa en passiva die overeenkomen met stijgingen van de posities getoond met een plusteken. De betalingsbalans voor het eurogebied wordt door de samengesteld. Recente maandcijfers voor de betalingsbalans moeten als voorlopig worden beschouwd. De cijfers worden herzien wanneer cijfers voor de volgende maand en/of de uitgebreide kwartaalgegevens voor de betalingsbalans gepubliceerd worden. Eerdere cijfers worden periodiek herzien of als gevolg van methodologische wijzigingen in de samenstelling van de brongevens. In de Tabellenreeks 7.2 bevat Tabel eveneens voor seizoen gecorrigeerde gegevens voor de lopende rekening. Waar nodig wordt tevens gecorrigeerd voor aantal werkdagen, schrikkeljaar en Pasen. Tabel en Tabel tonen een uitsplitsing van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied ten opzichte van belangrijke handelspartners afzonderlijk en als groep, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen EU-lidstaten buiten het eurogebied en landen of gebieden buiten de Europese Unie. De uitsplitsing toont 1) PB L 179, , p ) PB L 354, , p ) PB L 159, , p. 48. S 94

197 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting ook de stromen en standen ten opzichte van EUinstellingen (die, de daargelaten, om statistische redenen worden behandeld alsof zij zich buiten het eurogebied bevinden, ongeacht hun fysieke locatie), en voor sommige doeleinden off-shore centra en internationale organisaties. De uitsplitsing dekt geen stromen en standen voor de passiefzijde van het effectenverkeer, financiële derivaten of internationale reserves. Daarnaast worden geen afzonderlijke gegevens verschaft voor inkomen uit kapitaal verschuldigd aan Brazilië, het vasteland van China, India of Rusland. De geografische uitsplitsing is uiteengezet in het artikel Euro area balance of payments and international investment position vis-à-vis main counterparts in het Monthly Bulletin van februari 25. De gegevens betreffende de financiële rekening van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied in Tabellenreeks 7.3 zijn gebaseerd op stromen en standen ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied, waarbij het eurogebied als één economisch geheel wordt gezien (zie ook Kader 9 in het van december 22, Box 5 in het Monthly Bulletin van januari 27 en Box 6 in het Monthly Bulletin van januari 28). De internationale investeringspositie wordt gewaardeerd tegen lopende marktprijzen, behalve de directe investeringen, waar tegen boekwaarde wordt gewaardeerd voor niet-genoteerde aandelen en overige beleggingen (bijvoorbeeld leningen en deposito s). De kwartaalgegevens betreffende de internationale investeringspositie worden volgens dezelfde methodologie samengesteld als de jaargegevens. Aangezien sommige gegevens niet op kwartaalbasis beschikbaar zijn of met vertraging beschikbaar komen, wordt de internationale investeringspositie op kwartaalbasis deels geraamd op basis van financiële transacties, activaprijzen en valutaontwikkelingen. Tabel vormt een samenvatting van de internationale investeringspositie en financiële transacties in de betalingsbalans van het eurogebied. De uitsplitsing van de mutatie in de internationale investeringspositie op jaarbasis wordt verkregen door toepassing van een statistisch model op de mutaties in de internationale investeringspositie anders dan transacties op grond van informatie vanuit de geografische uitsplitsing en de valutasamenstelling van de activa en passiva, alsook prijsindices voor verschillende financiële activa. In deze Tabel hebben de kolommen 5 en 6 betrekking op directe investeringen door ingezeten eenheden buiten het eurogebied en directe investeringen door niet-ingezeten eenheden in het eurogebied. In Tabel is de uitsplitsing naar leningen and chartaal geld en deposito s gebaseerd op de sector van de niet-ingezeten tegenpartij, wat betekent dat activa ten opzichte van niet-ingezeten banken worden opgenomen als deposito s, terwijl activa ten opzichte van andere niet-ingezeten sectoren worden opgenomen als leningen. Deze uitsplitsing komt overeen met het onderscheid gemaakt in andere statistieken, zoals de geconsolideerde balans van de MFI-sector, en is conform het Balance of Payments Manual van het IMF. De uitstaande bedragen betreffende de officiële reserves van het Eurosysteem en aanverwante activa en passiva zijn in Tabel opgenomen. Door verschillen in dekking en waardering zijn deze gegevens niet geheel vergelijkbaar met die in de door het Eurosysteem wekelijks opgestelde financiële rekening. De gegevens in Tabel 7 zijn in overeenstemming met het sjabloon voor de internationale reserves en in vreemde valuta s luidende liquide middelen. Mutaties in de door het Eurosysteem aangehouden goudreserves (kolom 3) zijn het gevolg van goudtransacties conform de Overeenkomst tussen Centrale Banken inzake goud van 26 september 1999, die op 27 september 29 geactualiseerd is. Nadere gegevens over de statistische behandeling van de internationale reserves van het Eurosysteem zijn te vinden in een publicatie getiteld Statistical treatment of the Eurosystem s international reserves (oktober 2), die van de website van de kan worden gedownload. Op de website staan uitgebreidere gegevens die in overeenstemming zijn met de bovengenoemde opstelling voor de internationale reserves en in vreemde valuta s luidende liquide middelen. S 95

198 De statistieken betreffende de bruto externe schuld van het eurogebied in Tabel tonen de uitstaande werkelijke (in plaats van voorwaardelijke) verplichtingen ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied die op enig of meerdere tijdstippen in de toekomst betaling van de hoofdsom en/of rente door de debiteur vereisen. Tabel 8 biedt een uitsplitsing van de bruto externe schuld naar instrument en institutionele sector. De Tabellenreeks 7.4 bevat een monetaire presentatie van de betalingsbalans van het eurogebied, waarin de door niet-mfi s uitgevoerde transacties die de netto externe transacties die door MFI s worden uitgevoerd weerspiegelen, worden getoond. In de door niet-mfi s uitgevoerde transacties zijn begrepen betalingsbalanstransacties waarvoor een uitsplitsing naar sector niet beschikbaar is. Deze betreffen de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening (kolom 2) en financiële derivaten (kolom 11). Een geactualiseerde methodologische toelichting op de monetaire opstelling van de betalingsbalans voor het eurogebied is te vinden onder Statistics op de website van de. Zie ook Kader 1 in het van juni 23. In de Tabellenreeks 7.5 wordt de externe goederenhandel van het eurogebied getoond. De bron is Eurostat. De waardecijfers en de volumeindices zijn gecorrigeerd voor seizoensinvloeden en het aantal werkdagen. De indeling van de goederen in de kolommen 4 tot en met 6 en 9 tot en met 11 in Tabel is conform de indeling van de Broad Economic Categories en komt overeen met de basisrubriceringen van goederen in het Systeem van Nationale Rekeningen. Die voor fabrikaten (de kolommen 7 en 12) en olie (kolom 13) is conform de definitie volgens SITC Rev. 3. De geografische uitsplitsing (Tabel 7.5.3) betreft belangrijke handelspartners hetzij afzonderlijk hetzij regionaal gecombineerd. Bij China is Hongkong niet inbegrepen. Als gevolg van verschillen in definitie, rubricering, dekking en tijdstip van registratie zijn de gegevens omtrent de externe handel, met name de invoer, niet geheel vergelijkbaar met de goederenpost in S 96 de betalingsbalansstatistieken (de Tabellenreeksen 7.1 en 7.2). Een deel van het verschil is het gevolg van het feit dat verzekerings- en vrachtdiensten in de registratie van de goedereninvoer in de gegevens omtrent de externe handel worden meegerekend. De industriële invoerprijzen en de industriële producentenuitvoerprijzen (ofwel de industriële productieprijzen voor de niet-binnenlandse markt) die in Tabellenreeks worden getoond worden samengesteld op basis van Verordening (EG) nr. 1158/25 van het Europees Parlement en van de Raad van 6 juli 25 ter wijziging van Verordening van de Raad (EG) nr. 1165/98, die de belangrijkste juridische basis vormt voor de korte-termijnstatistieken. De industriële invoerprijsindex heeft betrekking op de industriële producten die van buiten het eurogebied worden ingevoerd in het kader van secties B t/m E van de zogeheten Statistical Classification of Products by Activity in de Europese Economische Gemeenschap (CPA) en alle institutionele invoerssectoren met uitzondering van huishoudens, overheden en instellingen zonder winstoogmerk. Deze index weerspiegelt de kost-, verzekerings- en vrachtvervoersprijs exclusief invoeraccijnzen en belastingen en heeft betrekking op de werkelijke transacties in euro opgetekend op het moment waarop de eigendom van de goederen wordt overgedragen. De industriële producentenuitvoerprijzen hebben betrekking op alle industriële producten die rechtstreeks door producenten in het eurogebied worden uitgevoerd naar de markt buiten het eurogebied in het kader van secties B t/m E van NACE-Herziening 2. De uitvoer vanuit de groothandel en de wederuitvoer worden buiten beschouwing gelaten. De indices weerspiegelen de free-on-board-prijs uitgedrukt in euro en berekend bij de eurogebiedgrens, met inbegrip van indirecte belastingen exclusief btw en andere aftrekbare belastingen. De industriële invoerprijzen en industriële producentenuitvoerprijzen zijn beschikbaar per industriële hoofdsector zoals gedefinieerd in Verordening nr. 656/27 van de Commissie (EG) van 14 juni 27. Voor nadere details, zie Kader 11 in het van december 28.

199 STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting WISSELKOERSEN In Tabel 8.1 zijn de nominale en de reëel-effectieve wisselkoersindices van de euro opgenomen, zoals die door de worden berekend op basis van gewogen gemiddelden van de bilaterale koersen van de euro ten opzichte van de valuta s van de handelspartners van het eurogebied. Een positieve mutatie geeft een appreciatie van de euro aan. De gewichten zijn gebaseerd op de handel in fabrikaten met die handelspartners in de perioden , , en en omvatten ook effecten op derde markten. De indices van de effectieve wisselkoersen worden verkregen door de indicatoren op basis van elk van deze vier sets handelsgewichten aan het eind van elke driejaars periode te koppelen. De basisperiode van de hieruit voortkomende index van de effectieve wisselkoersen is het eerste kwartaal van De groep van 21 handelspartners bestaat uit de elf niet aan het eurogebied deelnemende lidstaten van de EU plus Australië, Canada, China, Hongkong, Japan, Noorwegen, Singapore, Zuid-Korea, Zwitserland en de Verenigde Staten. De groep van 41 handelspartners omvat naast de groep van 21 handelspartners nog de volgende landen: Algerije, Argentinië, Brazilië, Chili, Kroatië, IJsland, India, Indonesië, Israël, Maleisië, Mexico, Marokko, Nieuw-Zeeland, de Filippijnen, Rusland, Zuid-Afrika, Taiwan, Thailand, Turkije en Venezuela. De reëel-effectieve koersen worden berekend aan de hand van consumptieprijsindices, producentenprijsindices, deflatoren van het bruto binnenlandse product, arbeidskosten per eenheid product in de verwerkende industrie en arbeidskosten per eenheid product in de economie als geheel. februari 22), dat van de website van de kan worden gedownload. De in de Tabellenreeks 8.2 getoonde bilaterale wisselkoersen zijn maandgemiddelden van de dagelijks gepubliceerde referentiekoersen voor de desbetreffende valuta s. Een referentiekoers van de Indiase roepie ten opzichte van de euro is voor de eerste keer in januari 29 toegevoegd. Gegevens van vóór 1 januari 29 dienen echter te worden gezien als indicatieve koersen. ONTWIKKELINGEN BUITEN HET EUROGEBIED Bij de statistieken voor de overige lidstaten van de EU (Tabellenreeks 9.1) zijn dezelfde grondslagen gebruikt als bij de gegevens voor het eurogebied. Dientengevolge hebben de gegevens betreffende de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening en de bruto externe schuld ook betrekking op de zogeheten special-purpose vehicles. De gegevens voor de Verenigde Staten en Japan (de Tabellenreeks 9.2) zijn afkomstig uit nationale bronnen. Voor nadere gegevens over de berekening van de effectieve wisselkoersen wordt verwezen naar Kader 5, International trade developments and revision of the effective exchange rates of the euro, in de Engelstalige versie van het van januari 21 alsmede naar de desbetreffende methodologische toelichting en naar Occasional Paper 2 van de ( The effective exchange rates of the euro door Luca Buldorini, Stelios Makrydakis en Christian Thimann, S 97

200

201 O v e r z i c h t v a n d e m o n e t a i r e - b e l e i d s m a a t r e g e l e n v a n h e t E u r o - s y s t e e m J A N U A R i e n 8 F E B R U A R i 2 7 De Raad van Bestuur van de besluit de minimale inschrijvingsrente voor de basisherfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 3,5%, 4,5 % en 2,5%. 8 m a a r t j u l i, 2 a u g u s t u s, 6 s e p t e m b e r, 4 o k t o b e r, 8 n o v e m b e r e n 6 d e c e m - b e r 2 7, e n 1 j a n u a r i, 7 f e b r u a r i, 6 m a a r t, 1 a p r i l, 8 m e i e n 5 j u n i 2 8 De Raad van Bestuur van de besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 4,%, 5,% en 3,%. De Raad van Bestuur van de besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 14 maart 27 te verrichten transactie met 25 basispunten te verhogen tot 3,75%. Daarnaast besluit de Raad de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit met ingang van 14 maart 27 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 4,75% en 2,75%. 1 2 a p r i l e n 1 m e i j u l i 2 8 De Raad van Bestuur besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 9 juli 28 te verrichten transactie met 25 basispunten te verhogen tot 4,25%. Daarnaast besluit de Raad de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit met ingang van 9 juli 28 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 5,25% en 3,25%. De Raad van Bestuur van de besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 3,75%, 4,75% en 2,75%. 6 j u n i 2 7 De Raad van Bestuur van de besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 13 juni 27 te verrichten transactie met 25 basispunten te verhogen tot 4%. Daarnaast besluit de Raad de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit met ingang van 13 juni 27 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 5% en 3%. 1 Het overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van het Eurosysteem tussen 1999 en 26 is te vinden in de Jaarverslagen van de voor die jaren. 7 a u g u s t u s, 4 s e p t e m b e r e n 2 o k t o b e r 2 8 De Raad van Bestuur besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 4,25%, 5,25% en 3,25%. 8 o k t o b e r 2 8 De Raad van Bestuur van de besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 15 oktober 28 te verrichten transacties met 5 basispunten te verlagen tot 3,75%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met onmiddellijke ingang met 5 basispunten te verlagen tot respectievelijk 4,75% en 2,75%. Bovendien besluit de Raad de wekelijkse basis- I

202 herfinancieringstransacties met ingang van de op 15 oktober te verrichten transactie uit te voeren door middel van een vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing tegen het rentetarief op de basis-herfinancieringstransactie. Verder besluit de vanaf 9 oktober de bandbreedte van de permanente faciliteiten te verkleinen van 2 basispunten tot 1 basispunten rond het rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit. Deze twee maatregelen zullen worden gehandhaafd voor zo lang als nodig is, en ten minste tot het einde van de eerste aanhoudingsperiode van 29 op 2 januari. 1 5 o k t o b e r 2 8 De Raad van Bestuur van de besluit het onderpandskader verder uit te breiden en de verschaffing van liquiditeit te verbeteren. Te dien einde besluit de Raad: (i) de lijst beleenbare activa die kunnen dienen als onderpand voor de krediettransacties van het Eurosysteem uit te breiden, welke uitbreiding van kracht blijft tot het eind van 29, (ii) de verschaffing van langerlopende herfinanciering met ingang van 3 oktober 28 en tot het eind van het eerste kwartaal van 29 te verbeteren, en (iii) liquiditeit in Amerikaanse dollars te verstrekken door middel van valutaswaps. 6 n o v e m b e r 2 8 De Raad van Bestuur van de besluit het rentetarief voor de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 12 november 28 te verrichten transacties met 5 basispunten te verlagen tot 3,25%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met ingang van 12 november 28 met 5 basispunten te verlagen tot respectievelijk 3,75% en 2,75%. 4 d e c e m b e r 2 8 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem met ingang van de op 1 december 28 te verrichten transacties met 75 basispunten te verlangen tot 2,5%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met ingang van 1 december 28 met 75 basispunten te verlagen tot respectievelijk 3,% en 2,%. 1 8 d e c e m b e r 2 8 De Raad van Bestuur van de besluit dat de basis-herfinancieringstransacties na de aanhoudingsperiode die eindigt op 2 januari 29 uitgevoerd blijven worden door middel van een vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing. Deze maatregel zal worden gehandhaafd voor zo lang als nodig is, maar ten minste tot de laatste toewijzing van de derde aanhoudingsperiode van 29 op 31 maart. Bovendien wordt de bandbreedte van de rentetarieven op de permanente faciliteiten, die op 9 oktober 28 was verkleind tot 1 basispunten rond het geldende rentetarief op de basis-herfinancieringstransactie, per 21 januari 29 weer teruggebracht tot 2 basispunten. 1 5 j a n u a r i 2 9 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 21 januari 29 te verrichten transacties met 5 basispunten te verlagen tot 2,%. Daarnaast besluit de Raad dat de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit met ingang van 21 januari 29 worden vastgesteld op respectievelijk 3,% en 1,%, overeenkomstig het besluit van 18 december 28. II

203 Overzicht van de monetairebeleidsmaatregelen van het Euro Systeem 5 f e b r u a r i 2 9 De Raad van Bestuur van de besluit het rentetarief voor de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 2,%, 3,% en 1,%. 5 m a a r t 2 9 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 11 maart 29 te verrichten transacties met 5 basispunten te verlagen tot 1,5%. Daarnaast besluit de Raad dat de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit met ingang van 11 maart 29 worden vastgesteld op respectievelijk 2,5% en,5%. Bovendien besluit de Raad de vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing voor alle basis-herfinancieringstransacties, herfinancieringstransacties met een speciale termijn en aanvullende en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties zo lang als nodig is voort te zetten, maar in ieder geval tot na eind 29. Verder besluit de Raad de huidige frequentie en het huidige looptijdenprofiel van aanvullende langerlopende herfinancieringstransacties en herfinancieringstransacties met een speciale termijn zo lang als nodig is voort te zetten, maar in ieder geval tot na eind a p r i l m e i 2 9 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 13 mei 29 te verrichten transacties met 25 basispunten te verlagen tot 1,%. Daarnaast besluit de Raad de rente op de marginale beleningsfaciliteit met ingang van 13 mei 29 met 5 basispunten te verlagen tot 1,75% en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op,25%. Verder besluit de Raad van Bestuur van de om de ruimere kredietondersteuning voort te zetten. Met name besluit de Raad dat het Eurosysteem langerlopende liquiteitsverruimende herfinancieringstransacties zal verrichten met een looptijd van 12 maanden, uit te voeren door middel van vaste-rentetenders met volledige toewijzing. Daarnaast besluit de Raad in beginsel dat het Eurosysteem in euro luidende en in het eurogebied uitgegeven gedekte obligaties zal aankopen. 4 j u n i 2 9 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,%, 1,75% en,25%. Daarnaast neemt de Raad een besluit aangaande de technische modaliteiten die verband houden met de aankoop van in euro luidende en in het eurogebied uitgegeven gedekte obligaties, waartoe de Raad op 7 mei 29 heeft besloten. De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 8 april 29 te verrichten transacties met 25 basispunten te verlagen tot 1,25%. Daarnaast besluit de Raad dat de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit met ingang van 8 april 29 worden vastgesteld op respectievelijk 2,25% en,25%. 2 j u l i, 6 a u g u s t u s, 3 s e p t e m b e r, 8 o k t o - b e r, 5 n o v e m b e r e n 3 d e c e m b e r 2 9, e n 1 4 j a n u a r i, 4 f e b r u a r i, 4 m a a r t, 8 a p r i l e n 6 m e i 2 1 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,%, 1,75% en,25%. III

204 1 m e i 2 1 De Raad van Bestuur van de besluit tot diverse maatregelen om de hevige spanningen op de financiële markten aan te pakken. De Raad besluit met name om interventies uit te voeren op de markten voor overheids- en particuliere schuldbewijzen in het eurogebied (in het kader van het Programma voor de effectenmarkten). 1 j u n i 2 1 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,%, 1,75% en,25%. Daarnaast besluit de Raad tot invoering van een vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing voor de in het derde kwartaal van 21 toe te wijzen reguliere langerlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van drie maanden. 8 j u l i, 5 a u g u s t u s e n 2 s e p t e m b e r 2 1 De Raad van Bestuur van de besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,%, 1,75% en,25%. IV

205 H e t T A R G E T ( T r a n s - E u r o p e a n a u t o m a t e d R e a l - t i m e G r o s s s e t t l e m e n t E x p r e s s T r a n s f e r ) s y s t e e m TARGET2 1 speelt een rol bij het bevorderen van de geïntegreerde geldmarkt van het eurogebied, hetgeen een eerste vereiste is voor een doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid. Voorts draagt het bij aan de integratie van de financiële markten van het eurogebied. Ruim 4.4 commerciële banken alsmede 22 nationale centrale banken maken gebruik van TARGET2 om hun eigen betalingen of betalingen namens hun cliënten te verrichten. Met inbegrip van bijkantoren en dochtermaatschappijen zijn ruim 5. banken over de gehele wereld (en dus alle cliënten van die banken) via TARGET2 te bereiken. TARGET2 wordt gebruikt om grote en tijdskritische betalingen te verrichten, zoals betalingen voor de afwikkeling in andere interbancaire betalingssystemen (bijvoorbeeld Continuous Linked Settlement (CLS) of EURO1), en voor de afwikkeling van geldmarkt-, valuta- en effectentransacties. Het wordt tevens gebruikt voor kleinere cliëntenbetalingen. TARGET2 verschaft de mogelijkheid tot onherroepelijke afwikkeling gedurende de dag voor transacties, waarbij de op de rekening van een deelnemer bijgeschreven gelden onmiddellijk beschikbaar komen voor andere betalingen. B E T A L I N G S S T R O M E N V I A T A R G E T 2 In het tweede kwartaal van 21 zijn via TAR- GET betalingen verricht, met een totale waarde van EUR miljard. Dit komt overeen met een gemiddeld aantal transacties van met een waarde van EUR miljard per dag. De drukste dag voor TAR- GET2 in dit kwartaal was 3 juni, toen betalingen werden verwerkt. Hierin kwam de gebruikelijke piek op de laatste handelsdag van het kwartaal tot uiting. TARGET2 behield haar dominante positie op de markt voor grote eurobetalingen, met een marktaandeel van 6% in volumetermen en 9% in waardetermen. De stabiliteit van het marktaandeel van TARGET2 bevestigt de sterke aantrekkingskracht die afwikkeling in centralebankgelden heeft voor banken, met name in tijden van marktturbulentie. Qua volume bedroeg het gemiddelde aandeel van interbancaire betalingen 44% en qua waarde 94%. De gemiddelde waarde van een via TARGET2 verwerkte interbancaire betaling was EUR 14,5 miljoen, terwijl de gemiddelde waarde van een cliëntenbetaling EUR,7 miljoen bedroeg. Naar waardecategorie bezien bedroeg 67% van de betalingen EUR 5. of minder, terwijl 11% een waarde had van meer dan EUR 1 miljoen. Gemiddeld per dag hadden 282 door TARGET2 verwerkte betalingen een waarde van meer dan EUR 1 miljard. V o l u m e - e n w a a r d e o n t w i k k e l i n g g e d u - r e n d e d e d a g De grafiek geeft de verdeling gedurende de dag weer van het in het tweede kwartaal van 21 via TARGET2 verwerkte betalingsverkeer, dat wil zeggen het percentage van de dagelijkse transactievolumes en -waarden die op verschillende tijden van de dag worden verwerkt. Naar waarde bezien bevindt de curve zich zeer dichtbij de lineaire verdeling. Dit duidt erop dat de omzet gelijkelijk verspreid was over de dag en dat de liquiditeit naar behoren onder de deelnemers circuleerde, waardoor de soepele afwikkeling van de transacties via TARGET2 gewaarborgd was. Naar waarde bezien was om 13: uur 52% van de betalingen via TARGET2 reeds verwerkt. Dit percentage liep één uur voor de sluitingstijd van TARGET2 op tot 9%. Naar volume bezien bevindt de curve zich ruim boven de lineaire verdeling: 71% van het aantal betalingen was om 13: uur reeds verwerkt en 99,7% één uur voor de sluitingstijd van TARGET2. 1 TARGET2 is de tweede generatie TARGET, die in 27 is geïntroduceerd. V

206 O n t w i k k e l i n g g e d u r e n d e d e d a g (percentages) waarde volume lineaire verdeling 7: 8: 9: 1: 11: 12: 13: 14: 15: 16: 17: 18: B E S C H I K B A A R H E I D E N F U N C T I O N E R E N V A N T A R G E T 2 In het tweede kwartaal van 21 bereikte TAR- GET2 een algeheel beschikbaarheidspercentage van 1%. De storingen die meetellen bij de berekening van het beschikbaarheidspercentage van TARGET2 zijn die waarbij gedurende meer dan 1 minuten helemaal geen betalingen kunnen worden verwerkt. Op 3 april ondervond het Single Shared Platform van TARGET2 een ongeveer 4 minuten durende vertraging. Dit werd echter niet aangemerkt als een technisch niet beschikbaar zijn van TARGET2 aangezien een deel van het betalingsverkeer wél werd verwerkt. Als dat incident in de berekening zou zijn meegenomen, zou het algehele beschikbaarheidspercentage van TARGET2 in het tweede kwartaal zijn uitgekomen op 99,9%. Als gevolg van het incident op 3 april was voor de verwerking van,6% van alle betalingen in april meer dan 15 minuten benodigd. T a b e l 1 D o o r T A R G E T 2 e n E U R O 1 v e r w e r k t e b e t a l i n g s o p d r a c h t e n : t r a n s a c t i e v o l u m e (aantal betalingen) 29 II 29 III 29 IV 21 I 21 II TARGET2 1) Volume, totaal Daggemiddelde EURO1 (EBA) Volume, totaal Daggemiddelde ) Ter verbetering van de kwaliteit van de informatie heeft de ESCB sinds januari 29 een nieuwe methodiek ingevoerd voor het verzamelen en rapporteren van gegevens met betrekking tot TARGET2. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het vergelijken van gegevens van voor en na de invoeringsdatum. T a b e l 2 D o o r T A R G E T 2 e n E U R O 1 v e r w e r k t e b e t a l i n g s o p d r a c h t e n : t r a n s a c t i e w a a r d e (EUR miljard) 29 II 29 III 29 IV 21 I 21 II TARGET2 1) Waarde, totaal Daggemiddelde EURO1 (EBA) Waarde, totaal Daggemiddelde ) Ter verbetering van de kwaliteit van de informatie heeft de ESCB sinds januari 29 een nieuwe methodiek ingevoerd voor het verzamelen en rapporteren van gegevens met betrekking tot TARGET2. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het vergelijken van gegevens van voor en na de invoeringsdatum. VI

207 P u b l i c a t i e s v a n d e e u r o p e s e c e n t r a l e b a n k s i n d s 2 9 De volgende lijst bevat een selectie uit de door de Europese Centrale Bank sinds januari 29 gepubliceerde documenten. De lijst bevat alleen Working Papers die in de periode juniaugustus 21 gepubliceerd zijn (deze publicaties zijn met ingang van januari 29, ofwel vanaf Working Paper Nr. 989, alleen nog online beschikbaar). Tenzij anders aangegeven kunt u bij voldoende voorraad gedrukte exemplaren van deze publicaties aanvragen of zich op toezending daarvan abonneren door een te sturen naar info@ecb.int. Een volledige lijst publicaties van de Europese Centrale Bank en het Europees Monetaire Instituut is te vinden op de website van de ( J a a r v e r s l a g Jaarverslag 28, april 29. Jaarverslag 29, april 21. c o n v e r g e n t i e v e r s l a g Convergentieverslag 21, mei 21. A R T I K E L E N I N H E T M a a n d b e r i c h t Housing wealth and private consumption in the euro area, januari 29. Foreign asset accumulation by authorities in emerging markets, januari 29. New survey evidence on wage setting in Europe, februari 29. Assessing global trends in protectionism, februari 29. The external financing of households and non-financial corporations: a comparison of the euro area and the United States, april 29. Revisions to GDP estimates in the euro area, april 29. The functional composition of government spending in the European Union, april 29. Expectations and the conduct of monetary policy, mei 29. Five years of EU membership, mei 29. Credit rating agencies: developments and policy issues, mei 29. The impact of government support to the banking sector on euro area public finances, juli 29. The implementation of monetary policy since August 27, juli 29. Rotation of voting rights in the Governing Council of the, juli 29. Housing finance in the euro area, augustus 29. Recent developments in the retail bank interest rate pass-through in the euro area, augustus 29. Monetary policy and loan supply in the euro area, oktober 29. Recent developments in the balance sheets of the Eurosystem, the Federal Reserve System and the Bank of Japan, oktober 29. Financial development in emerging economies stock-taking and policy implications, oktober 29. Central bank communication in periods of heightened uncertainty, november 29. Monetary analysis in an environment of financial turmoil, november 29. The latest euro area recession in a historical context, november 29. The s monetary policy stance during the financial crisis, januari 21. The s relations with European Union institutions and bodies: trends and prospects, januari 21. Entitlements of households under government pension schemes in the euro area results on the basis of the new system of national accounts, januari 21. VII

208 Euro repo markets and the financial market turmoil, februari 21. Euro area commercial property markets and their impact on banks, februari 21. Update on developments in general economic statistics for the euro area, februari 21 Tools for preparing short-term projections of euro area inflation, april 21. Measures taken by euro area governments in support of the financial sector, april 21. Prospects for real and financial imbalances and a global rebalancing, april 21. Monetary policy transmission in the euro area, a decade after the introduction of the euro, mei 21. The Great Inflation : lessons for monetary policy, mei 21. Labour market adjustments to the recession in the euro area, juli 21. The effectiveness of euro area fiscal policies, juli 21. The impact of the financial crisis on the central and eastern European countries, juli 21. Oil prices their determinants and impact on euro area inflation and the macroeconomy, augustus 21. Recent developments in global and euro area trade, augustus 21. Harmonised statistics on euro area investment funds and their analytical use for monetary policy purposes, augustus 21. S t a t i s t i s c h z a k b o e k Verkrijgbaar sinds augustus 23. L E G A L W O R K I N G P A P E R S E R I E S 8 National rescue measures in response to the current financial crisis door A. Petrovic en R. Tutsch, juli The legal duty to consult the European Central Bank national and EU consultations door S. E. Lambrinoc, november Withdrawal and expulsion from the EU and EMU: some reflections door P. Athanassiou, december The role of national central banks in banking supervision in selected central and eastern European countries door M. Apinis, M. Bodzioch, E. Csongrádi, T. Filipova, Z. Foit, J. Kotkas, M. Porzycki en M. Vetrák, maart 21. O c c a s i o n a l P a p e r S e r i e s 1 Survey data on household finance and consumption: research summary and policy use door het Eurosystem Household Finance and Consumption Network, januari Housing finance in the euro area door de Task Force of the Monetary Policy Committee of the European System of Central Banks, maart Domestic financial development in emerging economies: evidence and implications door E. Dorrucci, A. Meyer-Cirkel en D. Santabárbara, april Transnational governance in global finance: the principles for stable capital flows and fair debt restructuring in emerging markets door R. Ritter, april Fiscal policy challenges in oil-exporting countries: a review of key issues door M. Sturm, F. Gurtner en J. González Alegre, juni Flow-of-funds analysis at the framework and applications door L. Bê Duc en G. Le Breton, augustus Monetary policy strategy in a global environment door P. Moutot en G. Vitale, augustus 29. VIII

209 Publicaties van de europese Centrale bank sinds The collateral frameworks of the Eurosystem, the Federal Reserve System and the Bank of England and the financial market turmoil door S. Cheun, I. von Köppen-Mertes en B. Weller, december Trade consistency in the context of the Eurosystem projection exercises an overview door K. Hubrich en T. Karlsson, maart Euro area fiscal policies and the crisis bewerkt door A. van Riet, april Protectionist responses to the crisis: global trends and implications door M. Bussière, E. Pérez-Barreiro, R. Straub en D. Taglioni, april Main drivers of the financial accounts and financial strength over the first 11 years door O. Vergote, W. Studener, I. Efthymiadis en N. Merriman, mei Public wages in the euro area: towards securing stability and competitiveness door F. Holm-Hadulla, K. Kamath, A. Lamo, J. J. Pérez en L. Schuknecht, juni Energy markets and the euro area macroeconomy door de Task Force of the Monetary Policy Committee of the European System of Central Banks, juni The impact of the global economic and financial crisis on central, eastern and southeastern Europe: a stock-taking exercise door S. Gardó en R. Martin, juni Financial stability challenges in EU candidate countries. Financial systems in the aftermath of the global financial crisis door een IRC expert team van de ESCB, juli Securities clearing and settlement in China markets, infrastructures and policy-making door P. Hess, juli Extraordinary measures in extraordinary times: public measures in support of the financial sector in the EU and the United States door S. M. Stolz en M. Wedow, juli The impact of the global financial turmoil and recession on Mediterranean countries economies door M. Sturm en N. Sauter, augustus 21. r e s e a r c h b u l l e t i n Research Bulletin, No 8, maart 29. Research Bulletin, No 9, maart 21. Research Bulletin, No 1, juni 21. W O R K I N G P A P E R S E R I E S 121 Growth strategies and value creation: what works best for stock exchanges? door I. Hasan, H. Schmiedel en L. Song, juni Involuntary unemployment and the business cycle door L. Christiano, M. Trabandt en K. Walentin, juni Cross-border banking and the international transmission of financial distress during the crisis of 27-8 door A. Popov en G. F. Udell, juni Banking sector output measurement in the euro area a modified approach door A. Colangelo en R. Inklaar, juni Nelson-Siegel, affine and quadratic yield curve specifications: which one is better at forecasting? door K. Nyholm en R. Vidova-Koleva, juni Relative house price dynamics across euro area and US cities: convergence or divergence? door P. Hiebert en M. Roma, juni Money growth and inflation: a regime switching approach door G. Amisano en G. Fagan, juni Reverse causality in global current accounts door G. Schnabl en S. Freitag, juni 21. IX Monthly Bulletin september 21. IX

210 129 Epstein-Zin preferences and their use in macro-finance models: implications for optimal monetary policy door M. Darracq Pariès en A. Loublier, juni Towards a robust monetary policy rule for the euro area door T. Blattner en E. Margaritov, juni Efficiency and risk in European banking door F. Fiordelisi, D. Marqués-Ibáñez, en P. Molyneux, juni Multimarket trading and the cost of debt: evidence from global bonds door L. Petrasek, juni The incidence of nominal and real wage rigidity: an individual-based sectoral approach door J. Messina, M. Izquierdo, P. Du Caju, C. F. Duarte en N. Lynggård Hansen, juni Detecting and interpreting financial stress in the euro area door M. Blix Grimaldi, juni Formal education, mismatch and wages after transition: assessing the impact of unobserved heterogeneity using matching estimators door A. Lamo en J. Messina, juni What lies beneath the euro s effect on financial integration? Currency risk, legal harmonisation, or trade? door S. Kalemli-Ozcan, E. Papaioannou, J.-L. Peydró, juni Fiscal policy and growth: do financial crises make a difference? door C. Kolerus, H. P. Grüner en A. Afonso, juni Sectoral money demand and the great disinflation in the United States door A. Calza en A. Zaghini, juni Transmission of government spending shocks in the euro area: time variation and driving forces door M. Kirchner, J. Cimadomo en S. Hauptmeier, juli The gains from early intervention in Europe: fiscal surveillance and fiscal planning using cash data door A. H. Hallett, M. Kuhn en T. Warmedinger, juli Financial regulation, financial globalisation and the synchronisation of economic activity, door S. Kalemli-Ozcan, E. Papaioannou en J.-L. Peydró, juli Monetary policy and capital regulation in the United States and Europe door E. Cohen-Cole en J. Morse, juli The dark side of bank wholesale funding door R. Huang en L. Ratnovski, juli Wages, labour or prices: how do firms react to shocks? door E. Dhyne en M. Druant, juli Price and wage formation in Portugal door C. R. Marques, F. Martins en P. Portugal, juli Chronicle of currency collapses: re-examining the effects on output door M. Bussière, S. C. Saxena en C. E. Tovar, juli Exports and sectoral financial dependence: evidence on French firms during the great global crisis door J.-C. Bricongne, L. Fontagné, G. Gaulier, D. Taglioni en V. Vicard, juli Trusting the bankers: a new look at the credit channel of monetary policy, door M. Ciccarelli, A. Maddaloni en J.-L. Peydró, juli Inflation and inflation uncertainty in the euro area door G. M. Caporale, L. Onorante en P. Paesani, juli Time variation in US wage dynamics door B. Hofmann, R. Straub en G. Peersman, juli Real convergence and its illusions door M. Kosala, augustus 21. X

211 Publicaties van de europese Centrale bank sinds The impact of monetary policy shocks on commodity prices door A. Anzuini, M. J. Lombardi en P. Pagano, augustus Bank heterogeneity and monetary policy transmissions door S. N. Brissimis en M. D. Delis, augustus Imposing parsimony in cross-country growth regressions door M. Jarociński, augustus A note on identification patterns in DSGE models door M. Andrle, augustus Is the New Keynesian IS curve structural? door L. Stracca, augustus The impact of high and growing government debt on economic growth: an empirical investigation for the euro area door C. Checherita en P. Rother, augustus 21. O v e r i g e p u b l i c a t i e s Letter from the President to Mr Robert Sturdy, Member of the European Parliament, januari 29 (slechts on line beschikbaar). Euro money market study 28, februari 29 (slechts on line beschikbaar). Eurosystem oversight policy framework, februari 29 (slechts on line beschikbaar). Harmonised oversight approach and oversight standards for payment instruments, februari 29 (slechts on line beschikbaar). European Commission s consultation on hedge funds Eurosystem contribution, februari 29 (slechts on line beschikbaar). Guiding principles for bank asset support schemes, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr José Ribeiro e Castro, Member of the European Parliament, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Dimitrios Papadimoulis, Member of the European Parliament, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Manolis Mavrommatis, Member of the European Parliament, regarding the issuance of low denomination euro banknotes, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Eoin Ryan, Member of the European Parliament, concerning the recent widening of spreads between euro area government bond yields, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Eurosystem s SEPA expectations, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Housing finance in the euro area, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Euro area monetary and financial statistics: 28 quality report, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Euro area balance of payments and international investment position statistics: 28 quality report, maart 29 (slechts on line beschikbaar). Manual on investment fund statistics, mei 29 (slechts on line beschikbaar). EU banks funding structures and policies, mei 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Ashley Mote, Member of the European Parliament, mei 29 (slechts on line beschikbaar). TARGET2 oversight assessment report, mei 29 (slechts on line beschikbaar). TARGET Annual Report, mei 29 (slechts on line beschikbaar). The s advisory role overview of opinions ( ), mei 29. Financial Stability Review, juni 29. Recommendations for securities settlement systems and recommendations for central counterparties in the European Union European Central Bank () and the Committee of European Securities Regulators (CESR), juni 29 (slechts on line beschikbaar). The international role of the euro, juli 29. XI

212 Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme, juli 29 (slechts on line beschikbaar). Oversight framework for direct debit schemes, augustus 29 (slechts on line beschikbaar). Oversight framework for credit transfer schemes, augustus 29 (slechts on line beschikbaar). The Eurosystem s stance on the Commission s consultation document on the review of Directive 94/19/EC on deposit-guarantee schemes, augustus 29 (slechts on line beschikbaar). Legal framework of the Eurosystem and the European System of Central Banks. legal acts and instruments. 29 update, augustus 29. EU banking sector stability, augustus 29 (slechts on line beschikbaar). Credit default swaps and counterparty risk, augustus 29 (slechts on line beschikbaar). OTC derivatives and post-trading infrastructures, september 29 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme August 29, september 29 (slechts on line beschikbaar). Consultation of the European Commission on Possible initiatives to enhance the resilience of OTC derivatives markets : Eurosystem contribution, september 29 (slechts on line beschikbaar). survey on access to finance for small and medium-sized enterprises in the euro area, september 29 (slechts on line beschikbaar). The euro at ten lessons and challenges, Fifth Central Banking Conference volume, september 29. Euro money market survey, september 29 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme september 29, oktober 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Jim Higgins, Member of the European Parliament, concerning consumer protection and banking practices in Spain, oktober 29 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Jim Higgins, Member of the European Parliament, concerning the s considerations on issuing a 3 banknote, oktober 29 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme October 29, november 29 (slechts on line beschikbaar). Consultation of the Committee of European Securities Regulators on trade repositories in the European Union contribution, november 29 (slechts on line beschikbaar). Eurosystem oversight report 29, november 29 (slechts on line beschikbaar). Glossary of terms related to payment clearing and settlement systems, december 29 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme November 29, december 29 (slechts on line beschikbaar). New procedure for constructing Eurosystem and staff projection ranges, december 29 (slechts on line beschikbaar). Financial Stability Review, december 29. Retail payments integration and innovation, december 29 (slechts on line beschikbaar). Recent advances in modelling systemic risk using network analysis, januari 21 (slechts on line beschikbaar). Contribution of the Eurosystem to the public consultation of the European Commission on the future EU 22 strategy, januari 21 (slechts on line beschikbaar). XII

213 Publicaties van de europese Centrale bank sinds 29 Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme December 29, januari 21 (slechts on line beschikbaar). Structural indicators for the EU banking sector, januari 21 (slechts on line beschikbaar). Correspondent central banking model (CCBM) procedure for Eurosystem counterparties, januari 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Nuno Melo, Member of the European Parliament, concerning the increase in the capital of Banco Português de Negócios (BPN), februari 21 (slechts on line beschikbaar). The Centralised Securities Database in brief, februari 21 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme january 21, februari 21 (slechts on line beschikbaar). Commission communication on An EU framework for cross-border crisis management in the banking sector : Eurosystem s reply to the public consultation, februari 21 (slechts on line beschikbaar). Survey on the access to finance of small and medium-sized enterprises in the euro area second half of 29, februari 21 (slechts on line beschikbaar). MFibalance sheet and interest rate statistics and CEBS guidelines on FINREP and COREP, februari 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Nikolaos Chountis, Member of the European Parliament, related to the income of Mr Provopoulos, Governor of the Bank of Greece, februari 21 (slechts on line beschikbaar). -Eurostat workshop on pensions, februari 21 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme February 21, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Diogo Feio, Member of the European Parliament, regarding the economic situation in Portugal, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Strengthening macro and micro-prudential supervision in EU candidates and potential candidates, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Nuno Melo, Member of the European Parliament, concerning the increase in the capital of Banco Português de Negócios (BPN), maart 21 (slechts on line beschikbaar). Government finance statistics guide, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Nikolaos Chountis, Member of the European Parliament, regarding credit rating agencies, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Euro area balance of payments and international investment position statistics 29 quality report, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Euro area monetary and financial statistics 29 quality report, maart 21 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme March 21, april 21 (slechts on line beschikbaar). Financial integration in Europe, april 21. Report on the lessons learned from the financial crisis with regard to the functioning of European financial market infrastructures, april 21 (slechts on line beschikbaar). Results of the public consultation on ABS loan-level information in the Eurosystem collateral framework, april 21 (slechts on line beschikbaar). statistics an overview, april 21 (slechts on line beschikbaar). European statistics provided by the ESCB the governance structure, april 21 (slechts on line beschikbaar). XIII

214 Memorandum of understanding on the exchange of information among national central credit registers for the purpose of passing it on to reporting institutions, april 21 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme April 21, mei 21 (slechts on line beschikbaar). TARGET Annual Report 29, mei 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Paulo Rangel, Member of the European Parliament, regarding structural reforms, mei 21. Financial Stability Review, juni 21. Structural Issues Report 21 Energy markets and the euro area macroeconomy, juni 21 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme May 21, juni 21 (slechts on line beschikbaar). Reinforcing economic governance in the euro area The Governing Council s proposals to strengthen decisively governance and enforcement structures in the economic policy framework of the euro area, juni 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to the President of the European Council, Mr Herman Van Rompuy, presenting the Governing Council s proposals for reinforcing economic governance in the euro area, juni 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Andreas Mölzer, Member of the European Parliament, regarding questions related to the governance of the euro area, juni 21 (slechts on line beschikbaar). Letter from the President to Mr Ioannis A. Tsoukalas, Member of the European Parliament, on questions related to the Greek crisis, juli 21 (slechts on line beschikbaar). Monthly report on the Eurosystem s covered bond purchase programme June 21, juli 21 (slechts on line beschikbaar). European Commission s public consultation on derivatives and market infrastructures Eurosystem contribution, juli 21 (slechts on line beschikbaar). The international role of the euro, juli 21. EU stress-test exercise: key message on methodological issues, juli 21 (slechts on line beschikbaar). EU stress-test exercise: technical note on the macroeconomic scenarios and reference risk parameters, juli 21 (slechts on line beschikbaar). 21 EU stress-test exercise: questions and answers, juli 21 (slechts on line beschikbaar). Commission public consultation on short selling Eurosystem reply, augustus 21 (slechts on line beschikbaar). b r o c h u r e s The European Central Bank, the Eurosystem, the European System of Central Banks, april 29. Price stability why is it important for you?, april 29. The Single Euro Payments Area (SEPA): an integrated retail payments market, juli 29. T2S settling without borders, januari 21. statistics: a brief overview, april 21. XIV

215 L i j s t v a n t e r m e n Deze lijst bevat een selectie van termen die dikwijls voorkomen in het. Op de website van de staat een meer uitgebreide en uitvoeriger begrippenlijst ( Aandelen: effecten die een eigendomsrecht in een onderneming vertegenwoordigen. De term omvat aandelen die worden verhandeld op aandelenbeurzen (genoteerde aandelen), ongenoteerde aandelen en andere vormen van aandelenkapitaal. Aandelen genereren gewoonlijk inkomen in de vorm van dividend. Afschrijving: de verwijdering van de waarde van leningen van de betalingsbalans van MFI s wanneer de leningen als volstrekt oninbaar worden beschouwd. Afwaardering: een neerwaartse aanpassing van de waarde van leningen op de balans van MFI s wanneer vastgesteld wordt dat de leningen deels oninbaar zijn geworden. Arbeidskosten per eenheid product: een maatstaf van de totale arbeidskosten per eenheid product, berekend voor het eurogebied als de verhouding tussen de totale loonsom per werknemer en de arbeidsproductiviteit (berekend als het bbp-volume per werknemer). Arbeidsproductiviteit: een maatstaf van de productie die met een gegeven arbeidsinzet kan worden bereikt. De arbeidsproductiviteit kan op verschillende manieren worden gemeten. Gewoonlijk wordt de arbeidsproductiviteit gemeten als het bbp-volume gedeeld door hetzij de totale werkgelegenheid hetzij het totaal aantal gewerkte uren. Autonome liquiditeitsfactoren: liquiditeitsfactoren die gewoonlijk niet voortvloeien uit het gebruik van monetaire-beleidsinstrumenten. Omvatten bijvoorbeeld bankbiljetten in omloop, overheidsdeposito s bij de centrale bank en de netto externe activa van de centrale bank. Basis-herfinancieringstransactie: een reguliere door het Eurosysteem in de vorm van een repotransactie uitgevoerde open-markttransactie met een looptijd van een week. De transacties worden uitgevoerd als standaardtenders. Belangrijkste rentetarieven van de : de door de Raad van Bestuur vastgestelde rentetarieven die de monetaire-beleidskoers van de tot uitdrukking brengen. Dit zijn de rentetarieven voor de basis-herfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit. Beleggingsfondsen (niet zijnde geldmarktfondsen): financiële instellingen die door consumenten ingelegde gelden bundelen en beleggen in financiële en niet-financiële activa. Zie ook MFI s. Beroepsbevolking: het totaal van het aantal werkenden en het aantal werklozen. Betalingsbalans: een statistisch overzicht van de waarde van alle transacties van een economie met de rest van de wereld in een bepaalde periode. Break-even inflatie: het verschil tussen het rendement op een nominale obligatie en dat op een geïndexeerde obligatie met dezelfde (of zoveel mogelijk vergelijkbare) looptijd. XV

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Financieel Forum Gent - 26 februari 2015 Jan Smets A. De stand van zaken 1. De (lange)

Nadere informatie

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Financieel Forum West-Vlaanderen Kortrijk - 24 februari 2015 Jan Smets A. De stand van

Nadere informatie

Mario Draghi, President van de ECB, Vítor Constâncio, Vice-President van de ECB, Frankfurt am Main, 3 september 2015

Mario Draghi, President van de ECB, Vítor Constâncio, Vice-President van de ECB, Frankfurt am Main, 3 september 2015 Inleidende Verklaring Mario Draghi, President van de ECB, Vítor Constâncio, Vice-President van de ECB, Frankfurt am Main, 3 september 2015 Dames en heren, de Vice-President en ik heten u van harte welkom

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 24 mei 2007 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's IP/11/565 Brussel, 13 mei 2011 Voorjaarsprognoses 2011-2012: Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's Het geleidelijke herstel van de EU-economie zet door, zo blijkt uit de vooruitzichten voor

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO- ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO- ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO- ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 20 mei 2005 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Kentering op de Europese woningmarkten

Kentering op de Europese woningmarkten Na een hausse die twaalf jaar duurde, is nu in de meeste Europese landen waaronder Nederland een afvlakking van de huizenprijsstijging te zien. In enkele landen dalen de prijzen zelfs. Een belangrijke

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 19 mei 2006 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 19 november 2010 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Door staf van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied

Door staf van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied Door staf van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied Op basis van de tot 20 november 2004 beschikbare informatie hebben stafleden van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

In 2011 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 100.

In 2011 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 100. E U R O P E S E C E N T R A L E B A N K E U R O S Y S T E E M m a a n d b e r i c h t m a a r t 2 1 1 In 211 verschijnt in alle publicaties van de een motief van het bankbiljet van EUR 1. Europese Centrale

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot en met 22 februari 2013 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

Europese feestdagen 2019

Europese feestdagen 2019 Januari - Februari - Maart Bestemming Januari Februari Maart Nederland (NL) 01-01 Bestemming Januari Februari Maart België (BE) 01-01 Bosnie en Herzegovina (BA) 01-01 02-01 01-03 Bulgarije (BG) 01-01 01-02

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot en met 24 mei 2012 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem

Nadere informatie

Europese feestdagen 2018

Europese feestdagen 2018 Januari - Februari - Maart Bestemming Januari Februari Maart Nederland (NL) 01-01 Bestemming Januari Februari Maart België (BE) 01-01 Bosnie en Herzegovina (BA) 01-01 02-01 01-03 Bulgarije (BG) 01-01 03-03

Nadere informatie

Europese feestdagen 2017

Europese feestdagen 2017 Januari - Februari - Maart Bestemming Januari Februari Maart Nederland (NL) 01-01 Bestemming Januari Februari Maart België (BE) 01-01 Bosnie en Herzegovina (BA) 01-03 Bulgarije (BG) 01-01 03-03 Denemarken

Nadere informatie

Projecties betreffende het internationale klimaat. Projecties voor de reële bbp-groei

Projecties betreffende het internationale klimaat. Projecties voor de reële bbp-groei Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 23 augustus 2013 beschikbare informatie, hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

Technische aannames betreffende de rentes, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid

Technische aannames betreffende de rentes, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 19 februari 2010 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot en met 18 februari 2011 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT

STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT Presentatie door J.M. Barroso, Voorzitter van de Europese Commissie, voor de Europese Raad van 9 December 2011 De context van het Euro Plus-pact 1 Europa 2020 Procedure macro-onevenwichtigheden

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 27 mei 2010 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 24 mei 2011 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 20 mei 2008 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011 Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 3 oktober Grote Recessie was geen Grote Depressie Wereldhandel Aandelenmarkt 9 8 7 8 VS - S&P-5 vergelijking met crash 99 Wereld industriële

Nadere informatie

Verslag Antwerpen, februari Guy Quaden Gouverneur

Verslag Antwerpen, februari Guy Quaden Gouverneur Verslag 200 Antwerpen, februari 20 Guy Quaden Gouverneur Bbp-groei in de voornaamste economieën (veranderingspercentages naar volume t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008 2009 200 p.m.

Nadere informatie

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s Internationale Economie Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s Wim Boonstra, 27 november 2014 Basisscenario: Magere groei wereldeconomie, neerwaartse risico s De wereldeconomie

Nadere informatie

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 20 augustus 2010 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

Voorjaarsprognose : naar een licht herstel

Voorjaarsprognose : naar een licht herstel EUROPESE COMMISSIE - PERSBERICHT Voorjaarsprognose 2012-13: naar een licht herstel Brussel, 11 mei 2012 Na de productiekrimp eind 2011 wordt de EU-economie nu geacht in een milde recessie te verkeren.

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 12 mei 2017 (OR. en) 9046/17 ADD 1 EF 97 ECOFIN 351 AGRIFIN 50 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 8 mei 2017 aan: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur : Oktober 2015 Macro & Markten 1. Rente en conjunctuur : VS Zoals al aangegeven in ons vorig bulletin heeft de Amerikaanse centrale bank FED de beleidsrente niet verhoogd. Maar goed ook, want naderhand werden

Nadere informatie

Prijzendashboard 01 INHOUD

Prijzendashboard 01 INHOUD Prijzendashboard 01 Januari-juni 2019 Volgens het prijzendashboard van het CBS was er in Nederland in de eerste helft van 2019 meer inflatie dan in 2018. Bij de consumentenprijzen, lonen en prijzen voor

Nadere informatie

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid

Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot en met 25 augustus 2011 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

Door staf van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied

Door staf van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied Door staf van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied Op basis van de tot 17 mei 2004 beschikbare informatie hebben stafleden van het Eurosysteem projecties opgesteld

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED 1

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED 1 DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED 1 Op grond van de op 22 mei 2013 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17 2.2. EUROPESE UNIE 2.2.1. Droogte remt groei melkaanvoer af Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) 2005 2015 2017 2018 % 18/17 België 3 022 3 988 4 025 4 190 4,1 Denemarken 4 451 5 278 5

Nadere informatie

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013 Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 22 mei 2009 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Macro-economische Ontwikkelingen

Macro-economische Ontwikkelingen Macro-economische Ontwikkelingen e kwartaal 1 Bijlage II Onderdeel Economische groei Inflatie Producentenvertrouwen Consumptie Omzet detailhandel Consumentenvertrouwen Hypotheken Hypotheek- en kapitaalmarktrente

Nadere informatie

EDITIE De infranationale overheid in de EU : sleutelcijfers

EDITIE De infranationale overheid in de EU : sleutelcijfers EDITIE 2007 [ ] De infranationale overheid in de EU : sleutelcijfers OK 2 Final DOS FICHES.qxd 19/12/07 17:34 Page 1 Territoriale besturen % 8 25 0,0 0,04 1 ste niveau 2 de niveau 3 de niveau Federale

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 25 november 2011 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Datum : 2 april 2002 Aan : De Minister van Economische Zaken

Datum : 2 april 2002 Aan : De Minister van Economische Zaken CPB Notitie Datum : 2 april 2002 Aan : De Minister van Economische Zaken Economierapportage april 2002 1 De internationale conjunctuur lijkt door het dieptepunt heen. In de Verenigde Staten en Zuidoost-Azië

Nadere informatie

Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind

Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind Europese Commissie - Persbericht Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind Brussel, 05 mei 2015 De economie in de Europese Unie profiteert dit jaar van een

Nadere informatie

Betalingsachterstand bij handelstransacties

Betalingsachterstand bij handelstransacties Betalingsachterstand bij handelstransacties 13/05/2008-20/06/2008 408 antwoorden 0. Uw gegevens Land DE - Duitsland 48 (11,8%) PL - Polen 44 (10,8%) NL - Nederland 33 (8,1%) UK - Verenigd Koninkrijk 29

Nadere informatie

Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie

Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie EUROPESE COMMISSIE PERSBERICHT Brussel, 3 mei 2013 Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie Na in 2012 in een recessie te hebben verkeerd, zal de EU-economie

Nadere informatie

Marktontwikkelingen varkenssector

Marktontwikkelingen varkenssector Marktontwikkelingen varkenssector 1. Inleiding In de deze nota wordt ingegaan op de marktontwikkelingen in de varkenssector in Nederland en de Europese Unie. Waar mogelijk wordt vooruitgeblikt op de te

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.5.2007 COM(2007) 256 definitief 2007/0090 (CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België De buitenlandse handel van België 1 ste kwartaal 2010 1 De buitenlandse handel van België na het eerste kwartaal van 2010 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van het eerste kwartaal

Nadere informatie

10889/10 VP/mg DG G I

10889/10 VP/mg DG G I RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 juni 2010 (OR. en) 10889/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0135 (E) ECOFIN 360 UEM 209 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD overeenkomstig

Nadere informatie

Voor wie verstandig handelt! Gematigde groei

Voor wie verstandig handelt! Gematigde groei Gematigde groei Trendsamenvatting Naam Definitie Scope Conclusie Invloed: Gematigde groei De ontwikkeling in het afzetpotentieel van de belangrijkste afzetmarkten en potentiële groeimarkten. Focus op Europa,

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 2019-04-29 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van 2019 Over het hele jaar 2018

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017 Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 28-4-2017 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017 Over het hele jaar 2016

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016 Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 28-4-2016 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016 Over het hele jaar 2015

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE 13.12.2013 Publicatieblad van de Europese Unie L 334/37 UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE van 11 december 2013 tot wijziging van Besluit 2012/226/EU betreffende de tweede reeks gemeenschappelijke veiligheidsdoelen

Nadere informatie

HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN?

HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN? HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN? 2/09/2008-22/10/2008 Er zijn 329 antwoorden op 329 die voldoen aan uw criteria DEELNAME Land DE - Duitsland 55 (16.7%) PL - Polen 41 (12.5%) DK - Denemarken 20

Nadere informatie

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).

Nadere informatie

E U R O P E S E C E N T R A L E B A N K

E U R O P E S E C E N T R A L E B A N K EUROPESE CENTRALE BANK EUROSYSTEEM MAANDBERICHT MAART 212 In 212 verschijnt in alle publicaties van de een motief van het bankbiljet van EUR 5. Europese Centrale Bank, 211 Adres Kaiserstrasse 29 6311 Frankfurt/Main

Nadere informatie

Dienstensector houdt vertrouwen

Dienstensector houdt vertrouwen Stand van de Zakelijke Dienstverlening Dienstensector houdt vertrouwen Kasper Buiting Senior Sectoreconoom December 18 Inhoudsopgave pagina 1 Macro-economie: Eurozone en NL Voorlopende economische indicatoren

Nadere informatie

2 Leveringen van goederen naar

2 Leveringen van goederen naar 2 Leveringen van goederen naar landen binnen de EU 2.1 Levering van goederen binnen de EU aan een buitenlandse ondernemer 2.1.1 intracommunautaire leveringen Hoofdregel bij grensoverschrijdende leveringen

Nadere informatie

Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen

Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen 20.01.2006-20.02.2006 220 antwoorden. Geef aan op welk gebied uw hoofdactiviteit ligt D - Industrie 58 26,4% G - Groothandel en kleinhandel; reparatie

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 20 november 2008 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Tabel 1: Economische indicatoren (1) Tabel 1: Economische indicatoren (1) Grootte van de Openheid van de Netto internationale Saldo op de lopende rekening (% economie (in economie (Export + BBP per hoofd, nominaal (EUR) BBP per hoofd, nominaal,

Nadere informatie

Uitdagingen voor het Europees monetair beleid en het Belgisch economisch beleid na de crisis

Uitdagingen voor het Europees monetair beleid en het Belgisch economisch beleid na de crisis Uitdagingen voor het Europees monetair beleid en het Belgisch economisch beleid na de crisis Jan Smets 29ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres, Gent, 19 november 2010 DS.10.09.340 Het Europees

Nadere informatie

Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek Dick Sein

Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek Dick Sein Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek Dick Sein Directeur Particulieren en Private Banking 5 februari 15 Welkom Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek Voorstellen Tim Legierse Hoofd Nationaal Onderzoek 3 Visie

Nadere informatie

SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË ESSOBS DATA 2O15

SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË ESSOBS DATA 2O15 SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË DATA 2O15 Ook dit jaar is de FOD Sociale zekerheid verheugd om u de nieuwe editie van de -brochure voor te stellen. Deze geeft u een overzicht van de bijgewerkte cijfers

Nadere informatie

Economisch Bulletin. Nummer 4 / 2015 3,5E 7,5E

Economisch Bulletin. Nummer 4 / 2015 3,5E 7,5E 3 6E E 3,5E 6E E E 8 1% 53% E 6E 7,5E Europese Centrale Bank, 215 Postadres 664 Frankfurt am Main Duitsland Telefoon +49 69 1344 Website: www.ecb.europa.eu Dit is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Het Europees kader inzake begrotingstoezicht

Het Europees kader inzake begrotingstoezicht Het Europees kader inzake begrotingstoezicht Seminarie voor leerkrachten, 26 oktober 2016 Wim Melyn Patrick Bisciari Departement Studiën Groep Overheidsfinanciën Structuur van de uiteenzetting Belang van

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.7.2016 C(2016) 4164 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 7.7.2016 betreffende de herziening van de vergoedingstabellen van dienstreizen voor ambtenaren

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Welkom bij Visie op Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek

Welkom bij Visie op Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek Welkom bij Visie op 216 Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek Visie op 216 Stabiele groeivooruitzichten omgeven door onzekere wereldeconomie Tim Legierse 28 januari 216 Agenda Wereldeconomie Nederland Achterhoek

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-144 21 december 2005 9.30 uur Groei economie derde kwartaal 2005 hoger dan eerder geraamd De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2005 met

Nadere informatie

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug Het Nederlandse bedrijfsleven is in sterke mate afhankelijk van bancaire kredietverlening. De groei van de zakelijke kredietverlening is in de tweede helft van 28 vertraagd. Dit hangt grotendeels samen

Nadere informatie

Atradius Landenrapport

Atradius Landenrapport Atradius Landenrapport Nederland November 214 Overzicht Algemene informatie Belangrijkste sectoren (213, % van bbp) Hoofdstad: Amsterdam Diensten: 72% Regeringsvorm: Constitutionele monarchie Industrie:

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken Een van de informatiebronnen voor de ecb bij het voeren van het monetaire beleid is de Bank Lending Survey, een kwalitatieve kwartaalenquête naar

Nadere informatie

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

BESLUIT VAN DE COMMISSIE 27.4.2012 Publicatieblad van de Europese Unie L 115/27 BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 23 april 2012 betreffende de tweede reeks gemeenschappelijke veiligheidsdoelen voor het spoorwegsysteem (Kennisgeving

Nadere informatie

DE EUROPESE VISSERIJ IN CIJFERS

DE EUROPESE VISSERIJ IN CIJFERS DE EUROPESE VISSERIJ IN CIJFERS De tabellen hieronder tonen basisstatistieken met betrekking tot verschillende gebieden van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), namelijk: de vissersvloten van de

Nadere informatie

Technische aannames betreffende rentes, wisselkoersen, grondstoffenprijzen en begrotingsbeleid

Technische aannames betreffende rentes, wisselkoersen, grondstoffenprijzen en begrotingsbeleid Kader DOOR MEDEWERKERS VAN DE SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot en met 23 februari 2012 beschikbare informatie hebben medewerkers van de projecties samengesteld

Nadere informatie

maandbericht In 2014 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 20

maandbericht In 2014 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 20 E U R O P E S E C E N T R A L E B A N K E U R O S Y S T E E M maandbericht d e c EMBER 2 1 4 In 214 verschijnt in alle publicaties van de een motief van het bankbiljet van EUR 2 Europese Centrale Bank,

Nadere informatie

SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË ESSOBS DATA 2O14

SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË ESSOBS DATA 2O14 SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË DATA 2O14 Ook dit jaar is de FOD Sociale zekerheid verheugd om u de nieuwe editie van de -brochure voor te stellen. Deze geeft u een overzicht van de bijgewerkte cijfers

Nadere informatie

maandbericht September 2013 EUROPESE CENTRALE BANK EUROSYSTEEM

maandbericht September 2013 EUROPESE CENTRALE BANK EUROSYSTEEM EUROPESE CENTRALE BANK EUROSYSTEEM maandbericht September 213 In 213 verschijnt in alle publicaties van de een motief van het bankbiljet van EUR 5. Europese Centrale Bank, 213 Adres Kaiserstrasse 29 6311

Nadere informatie

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe Instituut voor de nationale rekeningen PERSCOMMUNIQUÉ 2018-04-27 Links: Publicatie NBB.Stat Algemene informatie De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2018 Over het hele jaar 2017

Nadere informatie

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 4 Onderwerpen: 1. De financiële crisis van 2008 2. Geldschepping 3. Hoe staan de landen er economisch voor? 4. De

Nadere informatie

Datum : 4 december 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Datum : 4 december 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken CPB Notitie Datum : december Aan : De Minister van Economische Zaken Economierapportage december De wereldeconomie is het afgelopen kwartaal sterk opgeveerd en de verwachting is dat het herstel zal doorzetten.

Nadere informatie

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen t7 7 Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen tweede kwartaal 28 Publicatiedatum CBS-website: 8 oktober 28 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil

Nadere informatie

Miljoenennota Helmer Vossers

Miljoenennota Helmer Vossers Helmer Vossers Helaas niet helemaal waar 8 5 1/2 2010 2011 69,5 66,0 0 1 3/4 Groei Werkloosheid Saldo 2010 Saldo 2011 Schuld 2011 (% bbp) (% beroepsbevolking) (% bbp) (% bbp) (% bbp) -4,0-6,3-5,8-5,6

Nadere informatie

ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN

ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN VOLTOOIING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE Bijdrage van de Commissie aan de Leidersagenda #FutureofEurope #EURoadSibiu ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN Figuur

Nadere informatie

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op grond van de op 23 november 2012 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties

Nadere informatie

Persbericht. Economie groeit niet in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Net geen recessie.

Persbericht.   Economie groeit niet in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Net geen recessie. Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-095 17 mei 2002 9.30 uur Economie groeit niet in eerste kwartaal 2002 De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2002 niet gegroeid. Dit blijkt

Nadere informatie

Blijvende onrust op de beurs: hoe nu verder?

Blijvende onrust op de beurs: hoe nu verder? Blijvende onrust op de beurs: hoe nu verder? Zoals u waarschijnlijk weet, is de beurs nog steeds bijzonder nerveus en vooral negatief. De directe aanleiding is de tegenvallende groei in China waar wij

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2012D0226 NL 13.12.2013 001.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 23 april 2012 betreffende

Nadere informatie

De weg naar een duurzame opleving voornaamste boodschappen van het jaarverslag 2016 van de Nationale Bank. Tim Hermans Directeur

De weg naar een duurzame opleving voornaamste boodschappen van het jaarverslag 2016 van de Nationale Bank. Tim Hermans Directeur De weg naar een duurzame opleving voornaamste boodschappen van het jaarverslag 216 van de Nationale Bank Tim Hermans Directeur Kortrijk 9 maart 217 Beleidsonzekerheid neemt wereldwijd toe, terwijl alle

Nadere informatie

STATISTIEKEN VAN DE ECB EEN KORT OVERZICHT

STATISTIEKEN VAN DE ECB EEN KORT OVERZICHT STATISTIEKEN VAN DE ECB EEN KORT OVERZICHT AUGUSTUS 2003 De statistieken van de Europese Centrale Bank (ECB) hebben als belangrijkste doel de ondersteuning van het monetaire beleid van de ECB en andere

Nadere informatie

SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË ESSOBS DATA 2O16

SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË ESSOBS DATA 2O16 SOCIALE BESCHERMING IN BELGIË DATA 2O16 Ook dit jaar is de FOD Sociale zekerheid verheugd om u de nieuwe editie van de -brochure voor te stellen. Deze geeft u een overzicht van de bijgewerkte cijfers

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2015 tijdvak 2 economie CSE GL en TL GT-0233-a-15-2-b Zelfstandig of niet informatiebron 1 Cijfers Kamer van Koophandel over 2013 Starters 113.823 Bedrijfsbeëindigingen 136.640 informatiebron

Nadere informatie

Macro-economische Ontwikkelingen

Macro-economische Ontwikkelingen Macro-economische Ontwikkelingen e kwartaal 8 Overall conclusie De kredietcrisis zorgt voor een terugval van de economische bedrijvigheid in Nederland die sinds het begin van de jaren tachtig niet is voorgekomen.

Nadere informatie

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden

Centraal Bureau voor de Statistiek Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden 15 juli 2013 pagina 1 Inleiding Door de uitbraak van de kredietcrisis in 2008 en de daaropvolgende Europese schuldencrisis is het duidelijk geworden dat er

Nadere informatie