4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt."

Transcriptie

1 Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem De voorzitter van de gemeente Kaag en Braassem nodigt de leden van de gemeenteraad uit tot het houden van een vergadering op maandag 12 december 2011, ter behandeling van de hieronder vermelde onderwerpen. De vergadering begint om 20:00 uur en vindt plaats in de raadzaal van het gemeentehuis, Westeinde 1 te Roelofarendsveen. Roelofarendsveen, 1 december 2011 de voorzitter, mr. K.M. van der Velde - Menting 1. Opening 2. Vaststelling agenda 3. Vragenhalfuur Toelichting: De raadsleden kunnen vragen stellen aan het college over actuele zaken waar op korte termijn een reactie op gewenst wordt. Hier is maximaal een half uur voor beschikbaar. Afhankelijk van hoeveel vragen er zijn kan dit onderdeel ook korter duren. 4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt. 5. Besluitenlijst(en) en toezeggingenlijst a. Besluitenlijsten van de raad van 7 en 9 november 2011 b. Toezeggingenlijst raad en forum c. Besloten besluitenlijst van de raad van 9 november Lijst van hamerstukken a) Vaststellen bestemmingsplan Zuideinde 40 en 40 A in Roelofarendsveen (Portefeuillehouder A.G.M. Kea) b) Geldend verklaren van de gemeentelijke verordeningen voor het gebied van de grenscorrectie met Uithoorn en Nieuwkoop (Portefeuillehouder Mr. K.M. van der Velde - Menting) c) Vaststellen verordening werkgeverschap griffier (Portefeuillehouder presidium/ griffier) d) Vaststellen Belastingverordeningen 2012 (Portefeuillehouder A.J.M. van Velzen) e) Wijzigen procedure behandeling raad verklaring van geen bedenkingen (Portefeuillehouder A. Kea) f) Algemene Subsidieverordening 2012 (Portefeuillehouder F.M. Schoonderwoerd) g) Ontwikkeling Peuterhof - Rabobank te Rijpwetering (Portefeuillehouder: Wethouder J.B. Uit den Boogaard) h) Ontwikkeling kavel Waterryck te Roelofarendsveen (Portefeuillehouder: Wethouder J.B. Uit den Boogaard) i) Reactie op de begroting Milieudienst 2012 (Portefeuillehouder: Wethouder J.B. Uit den Boogaard) december 2011 Page 1 van 2

2 7. Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Toelichting: De nieuwe Verordening Maarschappelijk Ondersteuning is opgebouwd rond de te bereiken resultaten in plaats van voorzieningen. Daarnaast kenmerken de nieuwe verordening en de beleidsregels zich door het beroep op de verantwoordelijkheid, aandacht voor maatwerk en de invoering van een breed gesprek. Portefeuillehouder: Wethouder F.M. Schoonderwoerd 8. Maatschappelijke Ruimtelijke Structuurvisie Toelichting: De raad heeft op 14 maart 2011 het Strategisch Document vastgesteld. Dit document bevatte de hoofdkeuzes voor de MRSV en is verder uitgewerkt tot het voorliggende document. Na een uitgebreid participatietraject is de ontwerp MRSV ter inzage gelegd en kon iedereen binnen een termijn van 6 weken reageren. Er zijn in totaal 13 zienswijzen binnengekomen. Portefeuillehouder: Wethouder F.M. Schoonderwoerd 9. Verordening geurhinder en veehouderij Toelichting: Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij is een geurgebiedsvisie en een ontwerp geurverordening opgesteld. Met deze verordening worden afstanden tussen veehouderijbedrijven en gevoelige bestemmingen aangepast. De raad wordt gevraagd de verordening vast te stellen. Portefeuillehouder: Wethouder J.B. Uit den Boogaard 10. Winkeltijdenverordening Toelichting: Op 1 januari 2011 is er een nieuwe Winkeltijdenwet in werking getreden. De Winkeltijdenverordening is hierop aangepast. Concreet heeft dit geleid tot het aanpassen van de toelichting op de verordening. Portefeuillehouder: Wethouder A.J.M. van Velzen 11. Strategisch document grondbeleid Toelichting: Het grondbeleid van de gemeente Kaag en Braassem is aan vernieuwing toe. Er is daarom behoefte aan een eenduidig beleid dat geldig is voor het hele grondgebied van de gemeente Kaag en Braassem. Daarnaast zijn de externe omstandigheden, zoals de situatie op de vastgoed- en financiële markt dusdanig gewijzigd dat herijking van het beleid op zijn plaats is. De toekomstvisie van de MRSV nodigt ook uit tot de herijking van grondpolitiek en de uitvoeringswijze van de geformuleerde ambities. Dit document is bedoeld om de hoofdlijnen voor een nota Grondbeleid met de deelnota s Grondprijzenbeleid en Fondsvorming vast te stellen. Portefeuillehouder: Wethouder J.B. Uit den Boogaard e Kwartaalrapportage 2011 Toelichting: De derde kwartaalrapportage sluit met een voordelig resultaat van Voorgesteld wordt om dit resultaat toe te kennen aan de algemene reserve. Verder wordt gevraagd verschillende kredieten af te sluiten en een paar kredieten bij te ramen en af te ramen. Daarnaast bevat deze rapportage een voorstel voor dekking van kosten van de financiële gevolgen van het sociaal statuut. Portefeuillehouder: Wethouder A.J.M. van Velzen 13. Sluiting december 2011 Page 2 van 2

3 Hieronder treft u de lijst van ingekomen stukken voor de periode van 25 oktober t/m 30 november Legenda: I II III IV V Voor kennisgeving aannemen Overdragen aan het college van B&W voor beantwoording met afschrift aan de raad Het college van B&W vragen om concept antwoord voor te bereiden Ter bespreking aan de raad aanbieden De griffie vragen een concept antwoord voor te bereiden Nr. Onderwerp I II III IV V Brief van het Commissariaat voor de Media aan de raad inzake besluit aanwijzing lokale publieke media-instelling aan Stichting Streekomroep Braassemermeer d.d. 25 oktober 2011 Brief van het Commissariaat voor de Media aan de raad inzake besluit aanwijzing lokale publieke media-instelling aan Stichting Radio en Televisie Leiderdorp d.d. 25 oktober 2011 Memo van het college aan de raad inzake aanvullende informatie over dorpshuizen en sportaccommodaties d.d. 26 oktober 2011 Brief van het Algemeen Genootschap Oud Raadsleden Kaag en Braassem (AGORA) aan de raad inzake een reactie op de bezuiniging op het bibliotheekwerk d.d. 31 oktober aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake het trace van de 380kV hoogspanningsverbinding d.d.31 oktober 2011 Brief van de CNV Vakcentrale aan de raad en het college inzake het Bestuursakkoord d.d. 27 oktober 2011 Brief van de Dorpsraad Nieuwe Wetering aan het college en de raad inzake het 380kV tracé bij Nieuwe Wetering d.d. 26 oktober 2011 Brief van het college aan de raad inzake Vorstschade en kosten gladheidbestrijding d.d. 31 oktober 2011 Brief van het Min. van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake huisvestingsvoorzieningen burgemeesters en wethouders d.d. 1 november 2011 Agenda voor de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Milieudienst West- Holland op 12 december 2011 d.d. 1 november 2011 Brief van de Dorpsraad Nieuwe Wetering aan de raad inzake het trac;e van de Randstad 380kV hoogspanningsverbinding in de Gemeente Kaag en Braassem d.d. 6 november 2011 Brief van het college aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake tracé Randstad 380 kv d.d. 7 november 2011 x x x x x x x x x x x x december 2011 Pagina 1 van 3

4 Brief van de Inspectie Werk en Inkomen aan de raad inzake de aanbieding van de Programmarapportages d.d. 26 oktober 2011 Brief van de Stichting ZON aan de raad inzake de concept MRSV d.d. 1 november 2011 Brief van de WMO-adviesraad Kaag en Braassem aan de raad inzake advies m.b.t. Wmo-verordening d.d. 1 november 2011 Beantwoording van schriftelijke vragen van de VVD inzake "Handhaving illegaal afmeren aan Koppoellaan Rijpwetering" d.d. 14 november 2011 Brief van Hotel-Cafe-Restaurant 'De Weger' aan de raad inzake extra OZB belasting te innen bij alle bedrijven in de gemeente Kaag en Braassem d.d. 5 november 2011 Brief van Deloitte aan de raad inzake de opdrachtbevestiging controle administratie en jaarrekening 2011 d.d. 4 november 2011 Brief van het college aan de raad inzake informatie over verklaring van geen bedenkingen (3e kwartaal 2011) d.d. 10 november 2011 Brief van BEM Bureau Eerlijke Mededinging aan de raad inzake de bezuinigingen en subsidies d.d. 14 november 2011 Ledenbrief VNG inzake Stand van zaken Wmo en AWBZ inclusief bijlage 1 en bijlage 2 d.d. 11 november 2011 Ledenbrief VNG inzake gladheidbestrijding inclusief bijlage 1 en bijlage 2 d.d. 11 november 2011 Schriftelijke vragen inzake Reconstructie Achterweg van SvKB d.d. 15 november 2011 Brief van de Dorpsraad Nieuwe Wetering aan het college en de raad inzake reactie op de gemeenteraadsvergadering van 9 november 2011 over het tracé van de Randstad 380 kv hoogspanningsverbinding in de Gemeente kaag en Braassem d.d. 16 november 2011 Brief van het college aan de raad inzake de Nota Reserves en Voorzieningen 2011 inclusief de Actualisatie 2011 van de Nota Reserves en Voorzieningen d.d. 17 november 2011 Ledenbrief VNG inzake Gewijzigde Regeling Klachtencommissie Ongewenst Gedrag d.d. 17 november 2011 Afschrift brief college aan inwoner inzake verzoek verkeersmaatregelen tegen roekeloos rijden Ripselaan Rijpwetering-Nieuwe Wetering d.d. 21 november 2011 Memo van het college aan de raad inzake de presentatie over de passage Leimuiden/N207 d.d. 21 november 2011 Afschrift brief Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake beantwoording vragen met betrekking tot het trace van de Randstad 380kV hoogspanningsverbinding d.d. 22 november 2011 Schriftelijke vragen inzake Decentralisatie Jeugdzorg van het CDA d.d. 23 november 2011 Afschrift van het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen inzake de herijking van het gemeentefonds d.d. 17 november 2011 Memo van het college aan de raad inzake de verkoop van BNG Fido Kapitaalmarktselectfonds en vaststellen van de gelden d.d. 24 november Brief van Groen Hart Archieven aan de raad inzake de stand van zaken van de x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x december 2011 Pagina 2 van 3

5 34 35 huisvestingsplannen van het streekarchief d.d. 25 november 2011 Integraal Toezicht Jeugdzaken/Min. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het ITJ-rapport "Vechten tegen de bierkaai?" d.d. november 2011 Ledenbrief VNG inzake een technische wijziging van de Modelverordening leerlingenvervoer d.d. 29 november 2011 x x Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem op 12 december 2011 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting december 2011 Pagina 3 van 3

6 BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 7 november 2011 Aanwezig: Dhr. J. Nicolai (SvKB) Mw. M.J. Spaargaren (SvKB) Dhr. G.C.P. van Emmerik (SvKB) Dhr. H.J.A. van Schooten (SvKB) Dhr. H.S. van Rijn (SvKB) Mw. P.C. van der Wereld (SvkB) Dhr. C. Malin (SvKB) Mw. K.A.M. van der Kaaden-van Klink (CDA) Dhr. J. Grovenstein (CDA) Dhr. D.P. Nagtegaal (CDA) Dhr. H.P.M. Hoek (CDA) Mw. K.W. Brouwer (CDA) Mw. A. Bannenberg (CDA) Mw. Y. Peters (VVD) Dhr. P.J.A. Koek (VVD) Dhr. W. Dobbe (VVD) vanaf uur Dhr. J.J.F. van der Geest (VVD) Dhr. P.F.G.M. van Veen (PvdA) Dhr. E.H. Henrotte (PvdA) Mw. I.A.M. van der Poel (PvdA) Aanwezig wethouders: Dhr. A.G.M. Kea (CDA) Dhr. J.B. Uit den Boogaard (CDA) Dhr. F.M. Schoonderwoerd (PvdA) Dhr. A.J.M. van Velzen (VVD) Overige aanwezigen: Mw. M.E. Spreij Voorzitter: Mw. K.M. van der Velde Menting Griffier: Dhr. B.S.M. Sepers Afwezig met kennisgeving: Loting voor hoofdelijke stemming: Dhr. J. Nicolai (SvKB) Aldus gewijzigd/ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem in de vergadering gehouden op 12 december 2011 de griffier de voorzitter besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 1 van 6

7 1. Opening De voorzitter heet alle aanwezigen hartelijk welkom. 2. Vaststelling agenda De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Vragenhalfuur Er zijn geen vragen ingediend. 4. Lijst van hamerstukken a. Actualisatie grondexploitaties Zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 5. Programmabegroting 2012 b e s l u i t: 1. de programmabegroting 2012 en de meerjarenbegroting voor de periode 2012 tot en met 2015 vast te stellen; 2. de (belasting)tarieven te verhogen met het inflatiepercentage van 2%; 3. het tarief voor precarioheffing op kabels en leidingen aan te passen zoals voorgesteld bij de begroting 2011 (inclusief inflatiecorrectie wordt de opbrengst voor conform het overzicht in de kadernota blz. 30); 4. in te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Amendement 3 Programma 1 Bestuur en dienstverlening: Halveren fractievergoeding. Besparing 2050,- euro; Afschaffing vergoeding internetkosten. Besparing 2100,- euro. Afschaffing tegemoetkoming ziektekosten. Besparing 4400,- euro. Verlagen van het budget voor de accountant. Besparing ,- euro. Verlagen van het budget voor de griffie door samenwerking met Leiderdorp. Besparing ,- euro. Deze totale bezuiniging van euro in te laten ingaan op en op te nemen in het meerjarenperspectief (Overzicht V nrs. 23e, 23d, 23f, 23h,23g). Amendement 5 Programma 1 Bestuur en dienstverlening De voorgestelde bezuiniging van 1500 euro in 2014 en in 2015 het organiseren van verkiezingen niet door te laten gaan en te Met hoofdelijke stemming gewijzigd aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD, PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het raadsbesluit is op de volgende punten gewijzigd: Amendement 0, ingediend door SvKB, verworpen met 7 stemmen voor (SvKB) en 14 stemmen tegen (CDA, VVD en PvdA). Amendement 1, ingediend door SvKB, verworpen met 7 stemmen voor (SvKB) en 14 stemmen tegen (CDA, VVD en PvdA). Stemverklaring De heer Van Rijn verklaart dat hij voor zal stemmen maar dat hij tegen onderdelen van het amendement is. Amendement 2, ingediend door SvKB, verworpen met 7 stemmen voor (SvKB) en 14 stemmen tegen (CDA, VVD en PvdA). Amendement 3, ingediend door CDA, VVD en PvdA, aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 1 Bestuur en dienstverlening: Halveren fractievergoeding. Besparing 2050,- euro; Afschaffing vergoeding internetkosten. Besparing 2100,- euro. Afschaffing tegemoetkoming ziektekosten. Besparing 4400,- euro. Verlagen van het budget voor de accountant. Besparing ,- euro. Verlagen van het budget voor de griffie door samenwerking met Leiderdorp. Besparing besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 2 van 6

8 schrappen (overzicht IV nr. 25). Amendement 6 Programma 3 - Leefomgeving De financiële voordelen van het optimaliseren van aanbestedingsvoordelen op het maaien van bermen en op slootwerk in de begroting op te nemen. Dus een besparing van euro per op het programma leefomgeving structureel in de begroting van 2012 op te nemen (Overzicht V nr. 18 ). Amendement 7 Programma 6 Welzijn De voorgestelde extra investering in mantelzorgers nu nog niet uitvoeren. Dus het schrappen van het extra budget (overzicht IV nr 3.2b): voor 2012: euro; voor 2013: euro; voor 2014: euro; voor 2015: euro. Amendement 8 Programma 6 Welzijn 1. Nu nog geen besluit te nemen over de subsidiekorting op het CCH; 2. Het college de opdracht te geven om vanuit een visie op maatschappelijk vastgoed een accommodatienota te ontwikkelen; 3. In deze accommodatienota in elk geval een taakstellende bezuiniging van tenminste euro te realiseren met ingang van 2015 en de bedragen voor 2013 en 2014 komen te vervallen; 4. De begroting overeenkomstig dit besluit aan te passen. Amendement 9 Programma 6 Welzijn 1. Nu nog geen besluit te nemen over het sluiten van de vaste bibliotheek de Bloemlezer. 2. Vast te houden aan het bezuinigingsbedrag van in 2014 en niet in te stemmen met de voorstellen 4.2 a, b en c uit bijlage IV; 3. De wethouder opdracht te geven in overleg te gaan met het bestuur van de bibliotheek, 4. Als uitgangspunt mee te geven dat het bestuur van Rijn en Venen met voorstellen komt om de vaste vestiging open te houden, met in achtneming van punt 2 van dit amendement 5. De wethouder te verzoeken deze voorstellen in de raadsvergadering van 3 juli 2012 ter besluitvorming aan te bieden ,- euro. Deze totale bezuiniging van euro in te laten ingaan op en op te nemen in het meerjarenperspectief (Overzicht V nrs. 23e, 23d, 23f, 23h,23g). Amendement 4, ingediend door CDA, VVD en PvdA ingetrokken. Amendement 5, ingediend door CDA, VVD en PvdA aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 1 Bestuur en dienstverlening De voorgestelde bezuiniging van 1500 euro in 2014 en in 2015 het organiseren van verkiezingen niet door te laten gaan en te schrappen (overzicht IV nr. 25). Amendement 6, ingediend door CDA, VVD en PvdA, unaniem aangenomen. Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 3 - Leefomgeving De financiële voordelen van het optimaliseren van aanbestedingsvoordelen op het maaien van bermen en op slootwerk in de begroting op te nemen. Dus een besparing van euro per op het programma leefomgeving structureel in de begroting van 2012 op te nemen (Overzicht V nr. 18 ). Amendement 7, ingediend door CDA, VVD en PvdA aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 6 Welzijn De voorgestelde extra investering in mantelzorgers nu nog niet uitvoeren. Dus het schrappen van het extra budget (overzicht IV nr 3.2b): voor 2012: euro; besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 3 van 6

9 Amendement 10 Programma 6 Welzijn De voorgestelde bezuiniging op het subsidiëren van zwembad De Kleine Oase te Leimuiden te wijzigen van euro per naar euro per (overzicht IV nr. 4.2d). Amendement 11 Programma 6 Welzijn De subsidiëring van de Eigenwijsdag per te beëindigen (bijlage V nr 4.7). Amendement 12 Programma Kostenplaatsen (bedrijfsvoering) De voorgestelde bezuiniging verkregen door het uitbesteden van de commissie beroep en bezwaar niet door te laten gaan en van de lijst te schrappen (bijlagen IV nr 11). 5. het bij de vaststelling van de begroting 2011 genomen besluit om voor het sluitend maken van de begroting 2012 voor te beschikken over de algemene reserve in te trekken. voor 2013: euro; voor 2014: euro; voor 2015: euro. Amendement 8, ingediend door CDA, VVD en PvdA aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 6 Welzijn 1. Nu nog geen besluit te nemen over de subsidiekorting op het CCH; 2. Het college de opdracht te geven om vanuit een visie op maatschappelijk vastgoed een accommodatienota te ontwikkelen; 3. In deze accommodatienota in elk geval een taakstellende bezuiniging van tenminste euro te realiseren met ingang van 2015 en de bedragen voor 2013 en 2014 komen te vervallen; 4. De begroting overeenkomstig dit besluit aan te passen. Amendement 9, ingediend door CDA, VVD en PvdA, unaniem aangenomen. Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 6 Welzijn 1. Nu nog geen besluit te nemen over het sluiten van de vaste bibliotheek de Bloemlezer. 2. Vast te houden aan het bezuinigingsbedrag van in 2014 en niet in te stemmen met de voorstellen 4.2 a, b en c uit bijlage IV; 3. De wethouder opdracht te geven in overleg te gaan met het bestuur van de bibliotheek, 4. Als uitgangspunt mee te geven dat het bestuur van Rijn en Venen met voorstellen komt om de vaste vestiging open te houden, met in achtneming van punt 2 van dit amendement 5. De wethouder te verzoeken deze voorstellen in de raadsvergadering van 3 juli 2012 ter besluitvorming aan te bieden. Amendement 10, ingediend door CDA, VVD en PvdA, unaniem aangenomen. Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 4 van 6

10 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 6 Welzijn De voorgestelde bezuiniging op het subsidiëren van zwembad De Kleine Oase te Leimuiden te wijzigen van euro per naar euro per (overzicht IV nr. 4.2d). Amendement 11, ingediend door CDA, VVD en PvdA aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma 6 Welzijn De subsidiëring van de Eigenwijsdag per te beëindigen (bijlage V nr 4.7). Amendement 12, ingediend door CDA, VVD en PvdA aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). Het amendement stelt voor om beslispunt 4 als volgt te wijzigen: 4. In te stemmen met het pakket aan maatregelen voor het sluitend maken van de begroting en meerjarenbegroting met inbegrip van de volgende wijzigingen: Programma Kostenplaatsen (bedrijfsvoering) De voorgestelde bezuiniging verkregen door het uitbesteden van de commissie beroep en bezwaar niet door te laten gaan en van de lijst te schrappen (bijlagen IV nr 11). Motie 1, ingediend door SvKB, verworpen met 7 stemmen voor (SvKB) en 14 stemmen tegen (CDA, VVD en PvdA). Motie 2, ingediend door CDA, VVD en PvdA aangenomen met 14 stemmen voor (CDA, VVD en PvdA) en 7 stemmen tegen (SvKB). De motie draagt het college op om in 2012/2013 op basis van het evalueren van het huidig recent geharmoniseerde subsidiebeleid te starten met een algehele herziening van het subsidiebeleid op basis van nieuwe eigentijdse kaders en passend binnen de 5 uitgangspunten van de Kerntakendiscussie en de effecten van het nieuw vast te stellen subsidiebeleid op te nemen in de begroting van besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 5 van 6

11 Motie 3, ingediend door CDA, VVD en PvdA unaniem aangenomen. De motie draagt het college op om zich goed voor te bereiden op de nieuwe regierol m.b.t. alle zorg voor jeugd in onze gemeente. Op grond daarvan in nauw overleg te treden met het CJG, haar participanten en overige organisaties die belast zijn met de opvoeding en het opgroeien van jeugd en jongeren en te bezien op welke wijze het CJG hierin een centrale rol heeft c.q. verkrijgt. Toe te zien en zo mogelijk te bewerkstelligen dat versnipperde subsidiestromen op het gebied van jeugd en jongerenproblematiek door bundeling van samenwerking zoveel mogelijk onder een noemer komen. Motie 4, ingediend door CDA, VVD en PvdA unaniem aangenomen. De motie draagt het college op om in goed overleg met de besturen van de in de gemeente Kaag en Braassem gevestigde peuterspeelzalen vast te stellen welke mogelijkheden er zijn en te komen tot een substantiële bezuiniging van de subsidie op de peuterspeelzalen en tevens die bezuinigingen in de begroting van 2013 op te nemen. Motie 5, ingediend door CDA, VVD en PvdA unaniem aangenomen. De motie draagt het college op om in overleg met het dienstencentrum Jacobus te komen tot vernieuwing van de contractafspraken, waarin tot een grotere bijdrage van het dienstencentrum zelf wordt gekomen. Motie 6, ingediend door CDA, en PvdA unaniem aangenomen. De motie draagt het college op om in overleg met VNG International te komen tot afronding van het project gebaseerd op kennisoverdracht en zonder ambtelijke inzet en met een definitieve einddatum in 2012, zodat de resterende middelen niet verloren gaan. Toezeggingen: Het college zegt toe: in eerstvolgende politiek forum de raad te informeren over de wijze van rapporteren aan de raad over het CJG en de regierol die daar wordt neergelegd; de raad een toelichting te geven over de OZB en de relatie met de algemene uitkeringen; de raad via de reguliere financiële rapportages op de hoogte te houden van de stand van zaken van de inkrimping in fte van de organisatie. 6. Sluiting besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 6 van 6

12 BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 9 november 2011 Aanwezig: Dhr. J. Nicolai (SvKB) Mw. M.J. Spaargaren (SvKB) Dhr. G.C.P. van Emmerik (SvKB) Dhr. H.J.A. van Schooten (SvKB) Dhr. H.S. van Rijn (SvKB) Mw. P.C. van der Wereld (SvkB) Dhr. C. Malin (SvKB) Mw. K.A.M. van der Kaaden-van Klink (CDA) Dhr. J. Grovenstein (CDA) Dhr. D.P. Nagtegaal (CDA) Dhr. H.P.M. Hoek (CDA) Mw. K.W. Brouwer (CDA) Mw. A. Bannenberg (CDA) Mw. Y. Peters (VVD) Dhr. P.J.A. Koek (VVD) vanaf uur Dhr. J.J.F. van der Geest (VVD) Dhr. P.F.G.M. van Veen (PvdA) Dhr. E.H. Henrotte (PvdA) Mw. I.A.M. van der Poel (PvdA) Aanwezig wethouders: Dhr. A.G.M. Kea (CDA) Dhr. J.B. Uit den Boogaard (CDA) Dhr. F.M. Schoonderwoerd (PvdA) Dhr. A.J.M. van Velzen (VVD) Overige aanwezigen: Mw. M.E. Spreij Voorzitter: Mw. K.M. van der Velde Menting Griffier: Dhr. B.S.M. Sepers Afwezig met kennisgeving: Dhr. W. Dobbe (VVD) Loting voor hoofdelijke stemming: Mw. K.A.M. van der Kaaden-van Klink (CDA) Aldus gewijzigd/ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem in de vergadering gehouden op 12 december 2011 de griffier de voorzitter besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 1 van 3

13 1. Opening De voorzitter heet alle aanwezigen hartelijk welkom. 2. Vaststelling agenda Op verzoek van het CDA wordt het onderwerp 380kV toegevoegd aan de agenda (agendapunt 6a). 3. Vragenhalfuur Er zijn geen vragen ingediend. 4. Ingekomen stukken Zonder hoofdelijke stemming aangenomen 5. Besluitenlijst(en) en toezeggingen a. Besluitenlijst raad van 3 oktober 2011 b. Toezeggingenlijst raad 6. Lijst van hamerstukken a. Voorbereidingsbesluit Dorpshart Leimuiden-Zuid b. Coördinatiebesluit Weteringpad 19, Woubrugge c. Ontwerpverklaring van geen bedenkingen Boddens Hosangweg 112, Woubrugge d. Financiële stukken ISDR e. Vergaderschema 2012 Zonder hoofdelijke stemming aangenomen Zonder hoofdelijke stemming aangenomen 6a. 380 kv Voor dit onderwerp hebben de heren Hassing en Van Haastrecht aangemeld om in te spreken. Beide insprekers geven hun visie op het ondergronds aanleggen van de 380kV-verbinding bij Rijpwetering en betreuren het beeld dat de raad heeft opgeroepen dat het voor een van de twee kernen zou zijn. De fractievoorzitters melden dat zij een mail hebben gestuurd naar de vaste Kamercommissie ELI om te bewerkstelligen dat de ministers uitleg geven over de keuze die de ministers hebben gemaakt. De raad is benieuwd naar de onderbouwing van de ministers. Na verzending van de mail hebben de fracties hun Tweede Kamerfracties benaderd om dit punt nog eens te verduidelijken. De fracties benadrukken dat de raad er voor de gehele gemeente is en op geen enkele wijze twee kernen van de gemeente tegen elkaar uit wenst te spelen. 7. Ondernemersfonds Kaag en Braassem b e s l u i t: De raad besluit het voorstel nu niet te behandelen. Zonder hoofdelijke stemming verworpen Motie 1, ingediend door VVD, CDA, SvKB, aangenomen met 17 stemmen voor (VVD, CDA, SvKB) en 3 stemmen tegen (PvdA). De motie roept de raad op om in de raad van 9 november 2011 nog geen besluit te nemen over het voorstel tot het instellen van een ondernemersfonds; draagt het college op te komen met een aangepast voorstel (voor de Kadernota 2012) waarin bovengenoemde zaken beter zijn uitgewerkt. De raad zal dit nieuwe raadsvoorstel opnieuw toetsen aan de uitgangspunten van de kerntakendiscussie; besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 2 van 3

14 bij het voorstel dienen de statuten (spelregels van het fonds) ter kennisname aangeboden worden, zodat de raad dit bij de besluitvorming kan betrekken. 6. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om uur besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 3 van 3

15 Overzicht openstaande toezeggingen TOEZEGGINGENLIJST Nr. (raad / forum) (raad) toezegging: door: stand van zaken: Afgedaan Programmabegroting 2011 Het college zegt toe dat voor de raad in kaart zal worden gebracht welke maatregelen er zijn genomen om de brieven van inwoners sneller te beantwoorden. College (Mid) Er zal een rapportage opgesteld worden over de beantwoording van brieven en daarbij zal tevens aangegeven worden hoe het proces nu ingericht is en welke maatregelen genomen zijn om de beantwoording van brieven soepeler te laten verlopen. In december zal dit aan de raad gestuurd worden (raad) Programmabegroting 2011 Het college zegt toe dat nog eens kritisch gekeken zal worden of de Ignatiusschool wel of niet toegevoegd kan worden aan de exploitatie van Braassemerland. College (RO/OR/ SL) College komt hier op terug. Wordt nog onderzocht in combinatie met cultuurhuiscentrum en is dus nog niets over besloten, Voor eind van dit jaar (2011) zal hierover iets meer gecommuniceerd worden richting raad. Vooralsnog wordt gewerkt aan plan van aanpak maatschappelijk vastgoed, en hier loopt dit vraagstuk in mee (raad) Motie Veilig duurzaam verkeer het college zegt toe te komen met een voorstel over de mogelijkheden van het nemen van andere verkeersmaatregelen (dan drempels) in combinatie met de Leidraad inrichting openbare ruimte. College (RO) In behandeling (forum) Garantstelling Wethouder Schoonderwoerd meldt dat als alle drukte rondom de kerntaken en de organisatievisie achter de rug is het onderwerp wat breder te willen gaan bezien in de vorm van een beleidskader College (SL/Mid) Eerste kwartaal 2012 zal de raad geïnformeerd worden over de werkwijze en rolneming bij garantstellingen (raad) Varkensstallen College zegt toe om met Van Harten te overleggen over oplossingen van de stank in de oude stal en het mogelijk verplaatsen van de nieuwe stal, naast Kroes, naar de locatie van zijn andere varkensstallen aan de College toezeggingenlijst bijgewerkt t/m de vergadering van 7 november 2011 Pagina 1

16 TOEZEGGINGENLIJST (raad) (raad) Oudendijkseweg 4. Windturbines Het college antwoordt dat zij zal proberen meer zicht te krijgen op (laten) plaatsen van windturbines en dit mee te nemen bij de discussie omtrent de bezuinigingen (genereren van inkomsten). Voetbalkooi Leimuiden Het college zal proberen een bijeenkomst te organiseren met alle betrokkenen. College College (raad) (forum) (raad) (raad) (raad) Holland Rijnland Zienswijze partiële herzieningen RSV en OVvisie College zegt toe de raad te informeren en te betrekken over de stand van zaken en de tekstuele wijzigingen (brug Roelofarendsveen) van de OVvisie op blz. 92 en 93 door te geven aan Holland Rijnland. ISDR Het college zegt toe de raad een stuk te doen toekomen inzake de stand van zaken en het verdere tijdspad. Centrum voor Jeugd en Gezin Het college zegt toe in het eerstvolgende politiek forum de raad te informeren over de wijze van rapporteren aan de raad over het CJG en de regierol die daar wordt neergelegd. OZB Het college zegt toe de raad een toelichting te geven over de OZB en de relatie met de algemene uitkeringen. Stand van zaken van de organisatie Het college zegt toe de raad via de reguliere financiële rapportages op de hoogte te College College College College College toezeggingenlijst bijgewerkt t/m de vergadering van 7 november 2011 Pagina 2

17 houden van de stand van zaken van de inkrimping in fte van de organisatie. TOEZEGGINGENLIJST 91 Beantwoording schriftelijke vragen Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan Het college zegt toe medio 2012 met met een bijgesteld verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan te komen. College Overzicht openstaande brieven waarvan de beantwoording aan de raad moeten worden voorgelegd (cat. III) Nr Omschrijving Ingekomen Svz Behandeling raad/forum 5 Brief van de ISDR inzake het aanbieden van de 1 e en 2 e bestuursrapportage 2011 voor zienswijze LIS Nr.03 9 Brief van Platform Tuinbouw Veenstreek inzake zienswijze over concept MRSV LIS Nr. 15 Geplande behandeling in raad van 9 november. Geplande behandeling in raad van 9 november. 10 Brief van STIWO (Stichting Welzijn Ouderen Hoogmade/Woubrugge) over concept MRSV 11 Brief van Stichting Groen Licht Veenstreek inzake zienswijze over concept MRSV 12 Brief van V.O.F. Jacobswoud over concept MRSV 13 Brief van de Kamer van Koophandel Den Haag over concept MRSV 14 Brief van LTO Noord afdeling Kaag en Braassem over concept MRSV 15 Brief van de Milieudienst West- Holland inzake de begroting LIS Nr LIS Nr LIS Nr LIS Nr LIS Nr LIS Nr. 10 Geplande behandeling in raad van 9 november. Geplande behandeling in raad van 9 november. Geplande behandeling in raad van 9 november. Geplande behandeling in raad van 9 november. Geplande behandeling in raad van 9 november. Geplande behandeling in de raad van 12 december toezeggingenlijst bijgewerkt t/m de vergadering van 7 november 2011 Pagina 3

18 BESLOTEN BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 9 november 2011 Aanwezig: Dhr. J. Nicolai (SvKB) Mw. M.J. Spaargaren (SvKB) Dhr. G.C.P. van Emmerik (SvKB) Dhr. H.J.A. van Schooten (SvKB) Dhr. H.S. van Rijn (SvKB) Mw. P.C. van der Wereld (SvkB) Dhr. C. Malin (SvKB) Mw. K.A.M. van der Kaaden-van Klink (CDA) Dhr. J. Grovenstein (CDA) Dhr. D.P. Nagtegaal (CDA) Dhr. H.P.M. Hoek (CDA) Mw. K.W. Brouwer (CDA) Mw. A. Bannenberg (CDA) Mw. Y. Peters (VVD) Dhr. P.J.A. Koek (VVD) vanaf uur Dhr. J.J.F. van der Geest (VVD) Dhr. P.F.G.M. van Veen (PvdA) Dhr. E.H. Henrotte (PvdA) Mw. I.A.M. van der Poel (PvdA) Aanwezig wethouders: Dhr. A.G.M. Kea (CDA) Dhr. J.B. Uit den Boogaard (CDA) Dhr. F.M. Schoonderwoerd (PvdA) Dhr. A.J.M. van Velzen (VVD) Overige aanwezigen: Mw. M.E. Spreij Voorzitter: Mw. K.M. van der Velde Menting Griffier: Dhr. B.S.M. Sepers Afwezig met kennisgeving: Dhr. W. Dobbe (VVD) Loting voor hoofdelijke stemming: Mw. K.A.M. van der Kaaden-van Klink (CDA) Aldus gewijzigd/ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem in de vergadering gehouden op 12 december 2011 de griffier de voorzitter besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 1 van 2

19 1. Opening De voorzitter heet alle aanwezigen hartelijk welkom. 2. Voorbereidingsbesluit kern Woubrugge Zonder hoofdelijke stemming unaniem aangenomen b e s l u i t: 1. het voorbereidingsbesluit intensieve veehouderijen vast te stellen binnen de rode contour bij de kern Woubrugge in de gemeente Kaag en Braassem zoals nader aangegeven op de bijbehorende plankaart voor zover het betreft de binnen het vigerende bestemmingsplan opgenomen mogelijkheden voor uitbreiding van bebouwing van bestaande en realisering van nieuwe intensieve veehouderijen; 2. te bepalen dat dit besluit in werking treedt een dag na bekendmaking en geldig is voor een periode van 1 jaar na bekendmaking. 3. de opgelegde verplichting tot geheimhouding te bekrachtigen en niet eerder te laten vervallen dan een dag na publicatie van het voorbereidingsbesluit. 6. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om uur. besluitenlijst vergadering gemeenteraad Pagina 2 van 2

20 Raadsvergadering : 12 december 2011 Agendapunt : 7 Registratienummer : Portefeuillehouder(s) : F.M. Schoonderwoerd Opsteller : J. van der Zwaan jvanderzwaan@kaagenbraassem.nl Telefoon : (071) Onderwerp: Verordening maatschappelijke ondersteuning Beslispunten: De Verordening maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem vast te stellen. Publiekssamenvatting De gemeente Kaag en Braassem heeft een nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning, nieuwe beleidsregels en een nieuw Financieel Besluit opgesteld. De nieuwe verordening is opgebouwd rond te bereiken resultaten in plaats van voorzieningen. Daarnaast kenmerken de nieuwe verordening en de nieuwe beleidsregels zich door het beroep op de verantwoordelijkheid van mensen voor zichzelf en voor elkaar, door de aandacht voor maatwerk en door de invoering van een breed gesprek. Het advies aan de gemeenteraad is om de nieuwe Verordening vast te stellen. Daarna zal het college een besluit nemen over de beleidsregels en het Financieel Besluit. Inleiding De Wet maatschappelijke ondersteuning geeft gemeenten een compensatieplicht. Deze compensatieplicht is nog niet voldoende doorgevoerd binnen gemeenten. Om gemeenten hierbij te ondersteunen heeft de VNG een project opgestart: de Kanteling. Kernpunten binnen de Kanteling zijn: - het denken in resultaten en niet in voorzieningen - het doen van een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van mensen voor zichzelf en voor hun omgeving - het voeren van het gesprek - het bieden van maatwerk Denken in resultaten en niet in voorzieningen De Kanteling legt de nadruk op het denken in resultaten en niet in voorzieningen. Het verstrekken van een voorziening is een middel en niet een doel op zich. De vier domeinen die in de Wmo zijn genoemd, heeft de VNG vertaald in acht resultaten. Een overzicht van de acht resultaten is opgenomen in de bijlage. Eigen verantwoordelijkheid De Wmo geeft gemeenten de taak om burgers te ondersteunen en te stimuleren in plaats van de zorg over te nemen, zoals wel onder de Wet voorzieningen gehandicapten gewoon was (zorgplicht). Wanneer mensen problemen ondervinden bij het deelnemen aan de samenleving, wordt van hen verwacht dat zij eerst zelf een oplossing voor hun problemen zoeken. Wanneer zij niet zelf in staat zijn om hun participatieprobleem te verminderen, dan kunnen zij een beroep doen op hun sociale omgeving (mantelzorgers, netwerk). Biedt ook de sociale omgeving geen afdoende oplossing, dan moet gekeken worden naar algemene voorzieningen zoals Tafeltje Rv Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 1 van 3

21 Dekje, Alarmering en de boodschappenservice. Een beroep op individuele voorzieningen is alleen mogelijk wanneer de eerste drie oplossingen niet tot het gewenste resultaat leiden. Maatwerk In de Wmo is beschreven dat gemeenten bij het verstrekken van voorzieningen rekening moeten houden met de persoonskenmerken en de behoeften van de aanvrager van de voorzieningen. Het gaat om het resultaat dat bereikt moet worden, minder belangrijk is de manier waarop dat gebeurt. De oplossingen moeten passen bij de specifieke situatie van de individuele burger. Dit betekent een verschuiving van aanbod en claimgericht naar vraaggestuurd/behoeftegestuurd en oplossingsgericht: maatwerk dus. Het gesprek Om maatwerk te kunnen leveren, moet de specifieke situatie en het gewenste resultaat eerst in beeld worden gebracht. Hiervoor is een uitgebreid gesprek noodzakelijk. Dit gesprek, dat vooraf gaat aan de aanvraag (tenzij men direct een aanvraag wilt indienen of de situatie al afdoende bekend is), neemt dan ook een grote rol in de Kanteling in. Deze vier onderdelen, resultaatgericht werken, maatwerk, het gesprek en de eigen verantwoordelijkheid, vormen de basis van de modelverordening en de modelbeleidsregels van de VNG. Deze modelverordening is als leidraad gebruikt bij het opstellen van de nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem. Beoogd resultaat Beoogd wordt om met de nieuwe verordening, beleidsregels en financieel besluit nader invulling te geven aan het compensatiebeginsel in de Wmo, waarbij eigen verantwoordelijkheid, sturen op te bereiken resultaten en maatwerk de kernwoorden zijn. Kader Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) In de Wmo is bepaald dat gemeenten ter compensatie van beperkingen die een persoon met een beperking of een chronisch psychisch probleem of met een psychosociaal probleem ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen moet treffen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren b. zich te verplaatsen in en om de woning c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan Argumenten Wat verandert en nu concreet voor de inwoners? De inwoners gaan direct de invoering van de vier elementen merken. Er bestaat geen automatisch recht meer op een voorziening, maar er wordt gekeken naar de te behalen resultaten en de oplossingen die daarvoor voorhanden zijn. Ook merken zij dat een gesprek kan worden gevoerd, waarin de gewenste resultaten en de diverse oplossingen besproken worden. Wat de omvang en specifieke voorwaarden voor voorzieningen betreft, verandert er niet veel. Er zijn enkele wijzigingen aangebracht in het Financieel Besluit. Vaststelling van deze wijzigingen is een bevoegdheid van het college. De grootste wijziging betreft het vervoer. De huidige bedragen voor vervoersvoorzieningen zijn tot stand gekomen door een harmonisatie van het beleid van voormalig Alkemade en de ISDR. Door deze harmonisatie wijken de bedragen af van de regio. In het Financieel Besluit is weer aansluiting gezocht bij de Leidse regio. Dit betekent concreet dat het bedrag voor individueel Rv Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 2 van 3

22 taxivervoer verhoogd is van 1.388,00 naar 1.824,00 en van 1.875,00 naar 2.790,00. Het vrij besteedbaar budget van 280,00 komt te vervallen. Het is niet de verwachting dat door deze wijziging de kosten gaan toenemen of afnemen. De gemeente betaalt alleen het werkelijke gebruik van individueel vervoer. Het werkelijke gebruik zal door het wijzigen van het budget niet toenemen of afnemen. Draagvlak De conceptverordening, de conceptbeleidsregels en het conceptbesluit zijn ter advisering voorgelegd aan de Wmo Adviesraad. Zijn advies en de reactie daarop zijn als bijlage toegevoegd. De conceptverordening, de conceptbeleidsregels en het conceptfinancieel besluit zijn samen met gemeenten in de Leidse regio opgesteld. Uitgangspunt is om regionaal beleid vorm te geven, zodat zo min mogelijk verschillen bestaan tussen de verschillende gemeenten. Financiële consequenties Dit besluit heeft geen financiële consequenties. Het betreft een andere manier van werken, een cultuurverandering voor gemeente, maatschappelijke organisaties en inwoners. De lange termijnverwachting is dat de kosten voor individuele voorzieningen afnemen door het verhoogde beroep op de zorg van mensen voor elkaar en voor zichzelf. Communicatie Het invoeren van de gekantelde Wmo-uitvoering wordt op meerdere manieren en op meerdere momenten naar inwoners en maatschappelijke organisaties gecommuniceerd. Een communicatieplan wordt hiervoor opgesteld. Realisatie Na positief besluit worden de beleidsregels en het Financieel Besluit door ons college vastgesteld. Vervolgens worden vanaf 1 januari 2012 participatieproblemen die vanaf dat moment bij de gemeente bekend worden gemaakt, op basis van de nieuwe verordening, beleidsregels en Financieel Besluit opgepakt. Het beleid betreft een groeimodel. Het is de verwachting en al de praktijk dat een nadere invulling van de beleidskaders, bijvoorbeeld duidelijkheid over de omvang van de compensatieplicht, hoe om te gaan met het afstemmen op persoonskenmerken en op het afstemmen op de eigen (financiële) verantwoordelijkheid, door jurisprudentie wordt geboden. De jurisprudentie vormt naast de beleidskaders een kader voor het maken van een afweging bij het beoordelen van een beroep op de Wmo. Voor de uitvoering van de Wmo in gekantelde vorm wordt ook een nauwere samenwerking met maatschappelijke organisaties gezocht. Roelofarendsveen, 8 november 2011 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting Rv Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 3 van 3

23 De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2011; gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning; b e s l u i t: vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning. 2. College: college van burgemeester en wethouders van gemeente Kaag en Braassem. 3. Compensatieplicht: de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is. 4. Aanmelding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek. 5. Gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen. 6. Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening. 7. Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 1 van 14

24 bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren en die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging door een ander, een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen. Daarnaast kan een mantelzorger ook een belanghebbende zijn. 8. Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving. 9. Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een aanvraagprocedure. 10. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten. 11. Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer. 12. Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld is voor iedereen die daar behoefte aan heeft. 13. Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden. 14. Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt. 15. Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd. 16. Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening. 17. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura. 18. Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat. 19. Hoofdverblijf: de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat in geschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt,,dan wel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres staat ingeschreven. Indien de persoon met beperkingen permanent in een AWBZ-instelling moet verblijven, is die instelling het hoofdverblijf geworden. 20. Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt. 21. Besluit: Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem. 22. Eigen bijdrage/eigen aandeel: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 2 van 14

25 23. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze Verordening een persoonsgebonden budget, dan wel financiële tegemoetkoming is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het ontvangen budget verschuldigd is. 24. Woning: een zelfstandige woonruimte die geschikt is om het hele jaar bewoond te worden. Hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamers die zelfstandig verhuurd worden, worden niet als zelfstandige woonruimten beschouwd. 25. Goedkoopst-compenserend: een voorziening, die naar objectieve maatstaven gemeten, compensatie biedt voor de ondervonden belemmering. Indien er de keuze is tussen meerdere voorzieningen zal die voorziening worden verstrekt, die niet duurder is dan noodzakelijk Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 3 van 14

26 Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie Artikel 2 De te bereiken resultaten De op basis van artikel 4 lid 1 van de Wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn: a. een schoon en leefbaar huis; b. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; c. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed; d. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; e. wonen in een geschikt huis; f. zich verplaatsen in om en nabij de woning; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 4 van 14

27 Hoofdstuk 3 Aanmelding, gesprek en aanvraag Artikel 3 Scheiding aanmelding en gesprek 1. Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien: a. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de Wet heeft gedaan; b. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende met wie al eerder is gesproken maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten; c. Belanghebbende of het college daarom verzoekt. 2. Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag te willen indienen, vervalt het gestelde in het eerste lid onder a en b. Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch worden gedaan bij het Wmo-loket van de gemeente Kaag en Braassem door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren of door een mantelzorger die problemen ondervindt bij het uitvoeren van de mantelzorg. Artikel 5 Het gesprek 1. Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd. 2. Het gesprek met de belanghebbende wordt indien aanwezig en zo mogelijk gevoerd samen met betrokken mantelzorger(s). Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk de verzorgde geïnventariseerd welke problemen er bestaan of dreigen te ontstaan bij de uitvoering van of als gevolg van de mantelzorg. Artikel 6 Het verslag Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 7 lid 3 worden gebruikt. Artikel 7 De aanvraag 1. De aanvraag van een individuele dan wel collectieve voorziening moet schriftelijk of elektronisch (DigiD) plaatsvinden bij het Wmo-loket van de gemeente Kaag en Braassem. 2. Indien een directe aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt, wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier door het Wmo-loket van de gemeente meegezonden. 3. Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 5 van 14

28 Hoofdstuk 4 De te bereiken resultaten Paragraaf 1 Algemene regels Artikel 8 Het maken van een afweging 1. Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat. 2. Alle eigen mogelijkheden, (wettelijke) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld. Paragraaf 2 De te bereiken resultaten Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis 1. Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten, die in belangrijke mate worden gebruikt. 2. Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk. 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld. 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 10 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 1. Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen. 2. Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden. 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 6 van 14

29 Artikel 11 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed 1. Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding en linnengoed in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat. 2. Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was. 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare was- en/of strijkservice die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 12 Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren 1. Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen. 2. Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt. 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voortussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt. Artikel 13 Wonen in een geschikt huis 1. Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon. 2. Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid, doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Het college verstrekt slechts een individuele voorziening indien belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of binnen afzienbare tijd zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 3. Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. Deze beoordeling zal in ieder geval plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag van ,- te boven gaat. 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 7 van 14

30 Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te kunnen bereiken en er zich zodanig te kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is. 2. Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. 3. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar is, wordt ten aanzien van dat onderdeel geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving. 2. Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving. 3. Als het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare vervoersvoorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Onder een met een auto vergelijkbare vervoersvoorziening zoals genoemd in het Besluit wordt mede verstaan de collectieve vervoersvoorziening in de vorm van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer. 4. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 5. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. 2. Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen. 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. 4. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van één of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 8 van 14

31 5. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Hoofdstuk 5 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel. Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen 1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden, aan de hand van de in het Besluit neergelegde criteria. 2. De gekozen vorm van een voorziening kan op verzoek van de belanghebbende worden gewijzigd: a. na afloop van de in de beschikking genoemde termijn, of b. zodra er substantiële wijzigingen in aard of omvang van de voorziening optreden, of c. indien er dringende redenen hiervoor zijn. Artikel 18 In het Besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bepalen van de omvang van de individuele voorziening, voor de uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming, en voor de verantwoording van en controle op de besteding van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming. Paragraaf 2 Verstrekking in natura Artikel 19 Inhoud beschikking 1. Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd: a. wat de aard en de omvang van de te treffen voorziening is; b. wat de duur is van de verstrekking is; c. op welke wijze het genomen besluit bijdraagt aan het bereiken van het gewenste resultaat; d. hoe de voorziening in natura verstrekt wordt; e. welke voorwaarden en verplichtingen aan de verstrekking zijn verbonden; en f. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld. 2. Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen. Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget Artikel 20 Inhoud beschikking 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd: a. voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een program van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden; Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 9 van 14

32 b. wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen; c. wat de duur van de verstrekking is waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is; d. welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget; e. welke voorwaarden en verplichtingen aan de verstrekking zijn verbonden; en f. dat het deel van het budget dat niet is besteed aan het daarvoor bestemde resultaat, terugbetaald moet worden. 2. Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen. Paragraaf 4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming Artikel 21 Inhoud beschikking 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd: a. voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is; b. wat de duur van de verstrekking is; c. welke voorwaarden en verplichtingen aan de verstrekking zijn verbonden; d. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld; e. wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is; en f. dat het deel van de tegemoetkoming dat niet is besteed aan het daarvoor bestemde resultaat, terugbetaald moet worden. 2. Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen. Paragraaf 5 Verantwoording Artikel 22 Verantwoording 1. Het college gaat na of het verstrekte persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen om in bepaalde gevallen tot steekproefsgewijze controle over te gaan. 2. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen. Paragraaf 6 Eigen bijdrage en eigen aandeel Artikel 23 Eigen bijdragen en eigen aandeel 1. Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten: a. een schoon en leefbaar huis; b. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; c. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed; d. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 10 van 14

33 2. De bedragen en percentages die gelden voor de eigen bijdrage dan wel eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stc. 2 oktober 2006), zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 3. De eigen bijdrage is nooit hoger dan de kosten van de toegekende voorziening. Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering Artikel 24 Beslistermijn De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor: 1. Een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken. 2. Een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken. 3. Een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed: maximaal 8 weken. 4. Een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken. 5. Een voorziening voor het wonen in een geschikt huis: a. als het gaat om voorzieningen waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 8 weken; b. als het gaat om voorzieningen waarvoor wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 13 weken. 6. Een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 13 weken. 7. Een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken. 8. Een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken. Artikel 25 Beperkingen 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover: a. de noodzaak voor het te bereiken doel langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat; b. de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is; c. de voorziening in overwegende mate op het individu is gericht; d. de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel. 2. Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening algemeen gebruikelijk is; b. indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Kaag en Braassem; c. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt; d. voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 11 van 14

34 belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten; e. voor zover er van de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd; f. indien de gevraagde voorziening naar het oordeel van het college niet medisch of psychosociaal noodzakelijk is; g. indien in de persoon gelegen factoren een adequaat en verantwoord gebruik van de voorziening belemmeren. Artikel 26 Advisering 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen of door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken; b. via een huisbezoek op een door het college te bepalen tijdstip te bezoeken en hem te bevragen of door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken. 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien: a. het een eerste aanvraag betreft; b. de aanvraag om medische redenen wordt afgewezen; c. het college dat overigens gewenst vindt. 3. De belanghebbende is verplicht om op verzoek of uit eigener beweging aan het college of aan door hen aangewezen adviseurs die gegevens te verschaffen, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Artikel 27 Afstemming De aanvraag moet worden ingediend bij het hiervoor door het college ingestelde loket, in welk loket de toegang tot het aanvragen van individuele voorzieningen in samenhang met voorzieningen op het gebied van wonen en zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geregeld. Artikel 28 Wijziging situatie 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. 2. Het college is bevoegd, na toekenning van een voorziening op grond van deze Verordening, de persoon met beperkingen op te roepen of hem schriftelijk om informatie te vragen teneinde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot toekenning van de voorziening, ongewijzigd zijn. Artikel 29 Intrekking/wijziging besluit 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 12 van 14

35 a. niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. beschikt is op grond van gegevens en gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden (bij eenmalige uitbetaling) na uitbetaling dan wel binnen het termijn waarvoor het is toegekend niet (geheel) is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 3. Het college kan een besluit genomen op grond van deze Verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien in de persoon gelegen factoren een adequaat en verantwoord gebruik van een voorziening belemmeren. 4. Het college kan het recht op een voorziening beëindigen op verzoek van belanghebbende. Artikel 30 Terugvordering 1. Indien het recht op een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken/beëindigd kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd. 2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken/beëindigd kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens. 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken/beëindigd, wordt deze voorziening teruggehaald. 4. Ingeval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare gedragingen van de persoon met beperkingen niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener. Hoofdstuk 7 Slotbepalingen Artikel 31 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 32 Indexering Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het op deze Verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie. Zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450). Artikel 33 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Per die datum wordt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem, vastgesteld op 13 december 2010, ingetrokken Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 13 van 14

36 Artikel 34 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 12 december 2011 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting Rb Verordening WMO 12 december 2011 Pagina 14 van 14

37 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 Kaag en Braassem

38 2 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

39 Hoofdstuk 1 Beoordeling van te bereiken resultaten Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Inleiding Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Afwegingskader Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, schoon en leefbaar te houden. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen dan wel oplossingen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gebruik van de glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant. Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Niet relevant is of men gebruik wil maken van eigen mogelijkheden of van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de eigen mogelijkheden dan wel voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 3

40 voordeur e.d. door elkaar lopen. Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door handen spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd worden. Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner kan bijdragen aan het huishouden. Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, kan het college compenseren met een individuele voorziening. Deze voorziening kan in twee categorieën worden verstrekt: categorie A en categorie B. In de regel wordt categorie A geïndiceerd. Wanneer belanghebbende ondersteuning nodig heeft bij het organiseren van taken of tijdelijk bij het aanleren van taken, kan (al dan niet tijdelijk) categorie B worden geïndiceerd. Bij één of meerdere combinaties van te behalen resultaten wordt altijd de hoogste categorie ingezet voor alle noodzakelijke resultaten. Het onderscheid in categorieën heeft implicaties voor de vraag welke hulpverlener zal worden ingezet. De situatie waarin het hulp vragende huishouden verkeert, inclusief de regie en het regelvermogen van de aanvrager, en het profiel van de hulpverlenende persoon moeten op elkaar aansluiten. Voor het bepalen van de omvang van voorziening wordt als norm aangehouden de systematiek zoals opgenomen in bijlage 1 protocol Hulp bij het huishouden. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in hele en halve uren. Het resultaat: beschikken over een schoon en leefbaar huis, als individuele voorziening, kan door het college in natura en via een persoonsgebonden budget bereikt worden. Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. Hiervoor zijn bedragen per uur vastgesteld. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie. In het Besluit is de omvang van het persoonsgebonden budget opgenomen. Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Dit is een afgeleid recht van de verzorgde, zodat geen zelfstandig recht ontstaat. Dit kan in twee situaties het geval zijn. Bij de eerste situatie komt de mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde hulp plaats vinden. De tweede situatie betreft het niet toekomen aan het schoonmaken van het eigen huis. Dan zou de verzorgde i.p.v. hulp in natura een pgb kunnen aanvragen en dat kunnen gebruiken om de mantelzorger te betalen, die op zijn beurt met dat geld hulp in eigen huis kan bekostigen. 4 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

41 Resultaat 2: goederen voor primaire levensbehoeften Inleiding In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Het is heel normaal dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van één maal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. In onze gemeente hebben de Super en de Plus een dergelijke boodschappenservice. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn. Voor de kleine boodschappen is in de gemeente ook een rijdende winkel (Van Diemen en Van der Poel) aanwezig. Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In sommige situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden. Afwegingskader Onder dit resultaat worden de boodschappen voor levens- en schoonmaakmiddelen, die dagelijks nodig zijn, en zo nodig de bereiding van maaltijden gerekend. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan het gebruik van een boodschappenservice, die beschikbaar is gesteld door de supermarkten. Als het gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of vormen van maaltijdvoorziening (Tafeltje Dekje en Apetito) of het gebruik maken van kant en klare maaltijden mogelijk en bruikbaar zijn. Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen. Niet relevant is of men gebruik wil maken van eigen mogelijkheden of van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de eigen mogelijkheden dan wel voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake van inwonendheid zal naar de concrete feiten beoordeeld moeten worden. Daarbij staat Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 5

42 inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is niet-uitstelbare hulp. Hier kan wel voor geïndiceerd kunnen worden. Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem kan het college compenseren met een individuele voorziening. Deze voorziening kan in twee categorieën worden verstrekt: categorie A en categorie B. In de regel wordt categorie A geïndiceerd. Wanneer belanghebbende ondersteuning nodig heeft bij het organiseren van taken, kan (al dan niet tijdelijk) categorie B worden geïndiceerd. Bij één of meerdere combinaties van te behalen resultaten wordt altijd de hoogste categorie ingezet voor alle noodzakelijke resultaten. Het onderscheid in categorieën heeft implicaties voor de vraag welke hulpverlener zal worden ingezet. De situatie waarin het hulp vragende huishouden verkeert, inclusief de regie en het regelvermogen van de aanvrager, en het profiel van de hulpverlenende persoon moeten op elkaar aansluiten. Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is. Voor het bepalen van de omvang van voorziening wordt als norm aangehouden de systematiek zoals opgenomen in bijlage 1 Protocol hulp bij het huishouden. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in hele en halve uren. Het resultaat: beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, als individuele voorziening, kan door het college in natura als ook via een persoonsgebonden budget bereikt worden. Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. Hiervoor zijn bedragen per uur vastgesteld. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie. In het Besluit is de omvang van het persoonsgebonden budget opgenomen. Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet als het een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins. 6 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

43 Resultaat 3: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed Inleiding De dagelijkse kleding en linnengoed moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen en drogen van kleding en linnengoed en in bepaalde situaties strijken van kleding. En soms gaat het om een los naadje of knoopje. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding en linnengoed kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger. Afwegingskader De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding en linnengoed bestaat uit het wassen en drogen daarvan en eventueel licht verstelwerk, zoals het vastzetten van een naadje of het aanzetten van een knoop. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan het gebruik van een wasserij of strijkservice als die in directe omgeving beschikbaar zijn. Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger. Niet relevant is of men gebruik wil maken van eigen mogelijkheden of van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de eigen mogelijkheden dan wel voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake van inwonendheid zal naar de concrete feiten beoordeeld moeten worden. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 7

44 kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden. Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Deze voorziening kan in twee categorieën worden verstrekt: categorie A en categorie B. In de regel wordt categorie A geïndiceerd. Wanneer belanghebbende ondersteuning nodig heeft bij het organiseren van taken of tijdelijk bij het aanleren van taken, kan (al dan niet tijdelijk) categorie B worden geïndiceerd. Bij één of meerdere combinaties van te behalen resultaten wordt altijd de hoogste categorie ingezet voor alle noodzakelijke resultaten. Het onderscheid in categorieën heeft implicaties voor de vraag welke hulpverlener zal worden ingezet. De situatie waarin het hulpvragende huishouden verkeert, inclusief de regie en het regelvermogen van de aanvrager, en het profiel van de hulpverlenende persoon moeten op elkaar aansluiten. Voor het bepalen van de omvang van de voorziening wordt als norm aangehouden de systematiek zoals opgenomen in bijlage 1 Protocol hulp bij het huishouden. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in hele en halve uren. Het resultaat: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en linnengoed, als individuele voorziening, kan door het college in natura als ook via een persoonsgebonden budget bereikt worden. Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. Hiervoor zijn bedragen per uur vastgesteld. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie. In het Besluit is de omvang van het persoonsgebonden budget opgenomen. Wat betreft het strijken van kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken. Er zal met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurt dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam. Deze voorziening kan dan niet als het een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins. 8 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

45 Resultaat 4: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Inleiding De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden, dat zij beide werken, opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. Afwegingskader Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld voor-, tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang enz. Niet relevant is of men gebruik wil maken van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. Hierbij kan worden gedacht aan ouderschapsverlof of opvang door grootouders. Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Deze individuele voorziening kan in twee categorieën worden verstrekt: categorie A en categorie B. Voor het opvangen van kinderen kan categorie B worden geïndiceerd. Bij één of meerdere combinaties van te behalen resultaten wordt altijd de hoogste categorie ingezet voor alle noodzakelijke resultaten. Het onderscheid in categorieën heeft implicaties voor de vraag welke hulpverlener zal worden ingezet. De situatie waarin het hulp vragende huishouden verkeert, inclusief de regie en het regelvermogen van de aanvrager, en het profiel van de hulpverlenende persoon moeten op elkaar aansluiten. Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal de gebruikelijke werktijden, plus de noodzakelijke reistijden. Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 9

46 Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. 10 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

47 Resultaat 5: wonen in een geschikt huis Inleiding Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning moet men rekening houden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is, kan het college compenseren. Het te bereiken resultaat wonen in een geschikt huis omvat de elementaire woonfuncties. Dit zijn de activiteiten die de gemiddelde Nederlander in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel, het zich horizontaal en verticaal verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woonruimte. Het feit dat alleen problemen bij het normale gebruik van de woning worden gecompenseerd, houdt in dat geen rekening wordt gehouden met voorzieningen met een therapeutisch doel (bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutisch baden). Afwegingskader Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een geschikte woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Voorwaarde is dat het een zelfstandige woonruimte betreft. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. De woonwagen / het woonschip mag evenwel niet ouder zijn dan tien jaar en moet een technische levensduur hebben van nog minimaal vijf jaar. De woonwagen / het woonschip moeten daarnaast nog minimaal vijf jaar op de standplaats / ligplaats kunnen blijven staan dan wel liggen. Tenslotte moet de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente op de standplaats staan en moet de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit zijn van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Huisvestingswet. Allereerst beoordeelt het college of belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in de woning waar de problemen worden ondervonden. Het hoofdverblijf is de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de belanghebbende de meeste nachten doorbrengt. In uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van twee hoofdverblijven. Daarbij moet worden gedacht aan gehandicapte kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. Alleen in die situatie kunnen in beide ouderlijke woningen woonvoorzieningen getroffen worden, en niet in situaties waarin sprake is van bezoekregelingen. Als de woningen van de ouders in een dergelijke situatie in twee verschillende gemeenten zijn gesitueerd, rust de compensatieplicht alleen op de gemeente waar de woning van de betreffende ouder is gelegen. Het co-ouderschap zal d.m.v. een convenant/rechtelijke uitspraak moeten worden aangetoond. Een andere uitzondering is de situatie waarin belanghebbende in een AWBZ-instelling verblijft en er een voorziening aangevraagd wordt voor het bezoekbaar maken van de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 11

48 woning van ouders of van hun partner. Er is dan weliswaar sprake van één hoofdverblijf, namelijk de instelling, maar er wordt ook één woning zeer regelmatig bezocht, namelijk de woning van ouders of van de partner. De compensatieplicht gaat hier in beginsel niet verder dan dat de belanghebbende de woonruimte, de woonkamer, een slaapvoorziening (kan bed in woonkamer zijn) en het toilet moet kunnen bereiken en gebruiken. Het college beoordeelt de situatie die tot de problemen in het normale gebruik van de woning hebben geleid. Als de problemen een gevolg zijn van een verhuizing naar een niet geschikte woning (al dan niet vanuit een geschikte woning) en er zijn geen belangrijke redenen voor de verhuizing, is belanghebbende zelf verantwoordelijk voor het realiseren van een oplossing voor deze problemen. Wanneer de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van onderhoud van de woning is er vanuit de gemeente ook geen compensatieplicht. Vervolgens beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. Hierbij kan rekening worden gehouden met algemeen gebruikelijke oplossingen als een herschikking van de inrichting dan wel wijziging van de opstelling van inrichtingselementen in de woning. Niet relevant is of men gebruik wil maken van eigen mogelijkheden of van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de eigen mogelijkheden dan wel voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem kan het college compenseren met een individuele voorziening. Wanneer de individuele voorzieningen een bedrag van ,- overstijgen, beoordeelt het college of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Nadat de noodzaak van een verhuizing is vastgesteld, kan het nog enige tijd duren voordat er een adequate woning vrijkomt. Het aanbrengen van eenvoudige, tijdelijke voorzieningen (zoals een douchestoel in bruikleen) is mogelijk als de situatie in de 12 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

49 huidige woning zodanig is, dat er per direct enige aanpassingen noodzakelijk zijn. Indien er direct grote aanpassingen nodig zijn en de verwachting is dat een nieuwe woning niet direct beschikbaar komt, dan dient opnieuw een afweging tussen aanpassen en verhuizen plaats te vinden. Er bestaat een uitzondering op dit uitgangspunt wanneer één of meerdere adequate woningen zijn geweigerd en er daarom langer in de oude, inadequate woning moet worden verbleven. Door het aanbieden van een andere adequate woning heeft de gemeente aan haar compensatieplicht voldaan. Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt, besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de ROvergunning. Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien. Als het mogelijk is deze aanbouw zelf te financieren, bijvoorbeeld door een hypotheek op de woning te vestigen waarvan niet wordt afgelost, zodat de kosten beperkt blijven tot de rentekosten, waarop bij belastingaangifte renteaftrek mogelijk is, zal eerst naar deze mogelijkheid gekeken worden. Is dit niet mogelijk, dan moet de eigenaar zich bij overeenkomst verbinden aan de volgende voorwaarde om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming: indien binnen een periode van zeven jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woonruimte wordt verkocht, is de eigenaar/bewoner, die de tegemoetkoming heeft ontvangen, gehouden om binnen één week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De financiële tegemoetkoming die door de gemeente is verstrekt voor de aanpassing dient aan de gemeente te worden teruggestort: voor het eerste jaar: 100% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; voor het tweede jaar: 85% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; voor het derde jaar: 70% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; voor het vierde jaar: 55% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; voor het vijfde jaar: 40% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; voor het zesde jaar: 25% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; voor het zevende jaar: 10% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt. Bij aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zal het college ook beoordelen of het verantwoord is voorzieningen als trapliften op een voor eenieder bereikbare plaats te zetten. Ook kijkt het college naar zaken als slijtage door weer en wind. In principe worden alleen zelfstandige woonruimten aangepast. Gemeenschappelijke ruimten kunnen alleen worden aangepast indien het automatische deuropeners, hellingbanen, toegangsdeuren, drempelhulpen en vlonders, opstelplaatsen voor Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 13

50 scootmobielen of rolstoelen bij de toegangsdeur van het woongebouw, extra trapleuningen en trapliften betreft. Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden conform gemeentelijk inkoopbeleid. Het aanpassen van doelgroepengebouwen zal gebeuren conform de afspraken zoals die door het college gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen. Door de brancheorganisaties van de woningcorporaties is in 2001 gesteld dat een aantal opplusmaatregelen worden gerekend tot het standaardpakket dat door corporaties wordt toegepast bij het renoveren of groot onderhoud. Het gaat hierbij dan met name om het ophogen van de galerijvloeren, het aanbrengen van kleine hellingbanen (drempelhulpen),het aanbrengen van lichtere deurdrangers of elektrische deuropeners in flatgebouwen, het antislip maken van badkamervloeren, het aanbrengen van verbeterde douches en het laag bedienbaar maken van ventilatieraampjes. Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo door het college uitbetaald aan de eigenaar van de woning, als financiële tegemoetkoming. De beschikking wordt verstuurd aan de aanvrager/belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar. In overleg met de Woningbouwvereniging kan hiervan worden afgeweken. Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende. Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. Sedert is, door aanpassing van het Burgerlijk wetboek (artikel 274), het mogelijk, mits dat in de afgesloten huurovereenkomst is bepaald, dat wanneer de gehandicapte de woning verlaat dan wel overleden is de woning vrijgemaakt moet worden voor een andere gehandicapte en onder aanbieding van een vergelijkbare vervangende woning de huur opgezegd kan worden. Het gaat hier dan uiteraard om woningen met ingrijpende aanpassingen. Indien de familie van de overledene niet akkoord gaat, kan bij de rechter een vordering tot het vaststellen van een tijdstip waarop de huurovereenkomst zal beëindigen, worden ingediend. Wanneer iemand extra kosten moet maken voor tijdelijke huisvesting, omdat zijn huidige woonruimte of zijn te betrekken woonruimte wordt aangepast, kan het college hiervoor een financiële tegemoetkoming verstrekken. Deze tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor de periode (maximaal 6 maanden) dat de woonruimte als gevolg van het aanpassen van deze ruimte niet bewoond kan worden en de belanghebbende voor 14 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

51 dubbele woonlasten komt te staan. Belanghebbende is eerst zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van deze dubbele woonlasten. Het college kan aan de eigenaar van een woonruimte een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het verwijderen van woningaanpassingen dan wel voor het beschikbaar houden van een aangepaste woonruimte. De financiële tegemoetkoming voor het beschikbaar houden van een aangepaste woonruimte wordt alleen verstrekt als er sprake is van verlies van huurinkomsten. Deze financiële tegemoetkoming kan maximaal voor de duur van zes maanden worden toegekend, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de noodzakelijk te maken huurkosten. Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van verwijdering van een ingrijpende woningaanpassing waarvoor een overheidsbijdrage is verstrekt, als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar of verkoopbaar is. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte reële kosten. In overleg met de Woningbouwvereniging kan het verwijderen van woningaanpassingen in natura in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd. Het college kan eenmalig een financiële tegemoetkoming in de kosten voor woningsanering verstrekken. Hiervoor gelden wel een paar voorwaarden. Ten eerste moet een acute noodzaak voor woningsanering, vanwege caraklachten in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt, zijn vastgesteld. Ten tweede moet de woningsanering zijn aangevraagd binnen één jaar nadat voor de eerste maal allergie voor huisstofmijt is vastgesteld. Tenslotte moet bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking geen sprake zijn geweest van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering en mag de huidige woning niet eerder door de aanvrager op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving zijn gesaneerd. Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van keuring en onderhoud. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/ reparatie is opgenomen in het Besluit. Indien een voorziening als persoonsgebonden budget is verstrekt, zijn de kosten van keuring en onderhoud/reparatie in het persoonsgebonden budget als instandhoudingskosten meegenomen. Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/ reparatie aan voorzieningen, die door de gemeente zijn verstrekt, kunnen alleen de werkelijk gemaakte reële kosten van keuring en onderhoud/reparatie voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij wordt een afweging gemaakt of het verwijtbare/ te voorkomen kosten betreft. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 15

52 Bij voorzieningen die in natura in bruikleen zijn verstrekt, worden de kosten van onderhoud (onderhoudscontract) rechtstreeks uitbetaald aan de leverancier. Kosten van reparaties is een financiële tegemoetkoming aan de klant, eventueel doorbetaald aan de leverancier. Bij voorzieningen in eigendom worden kosten van onderhoud en reparatie vergoed in de vorm van een financiële tegemoetkoming aan de klant en eventueel op verzoek van klant doorbetaald aan de leverancier. 16 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

53 Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Inleiding Verplaatsing in en om de woning werd onder de Wvg aangeduid als: de rolstoel. Onder de Wvg werd met de rolstoel aanvankelijk bedoeld: de rolstoel die iemand nodig heeft voor dagelijks zittend gebruik. Zo was het ook in de gemeentelijke verordeningen geformuleerd. Daarnaast werd een sportrolstoel als - bovenwettelijke - voorziening verstrekt, over het algemeen in de vorm van een bedrag ineens. De rolstoel voor incidenteel gebruik, uiteindelijk onder de Wvg de meest verstrekte rolstoel, had eigenlijk geen plaats. Onder de Wmo is er een andere omschrijving. Het gaat dan om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat sluit op zich de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens uitstapjes. Deze rolstoel past daarmee meer onder resultaat 8 en kan ook als algemene voorziening verstrekt worden. Afwegingskader Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel. Rolstoelen voor het zogenaamde incidentele gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes, te gebruiken, vallen in principe niet onder dit te bereiken resultaat. Deze rolstoelen zijn ter beschikking via een algemene voorziening in de vorm van een rolstoelpool. In onze gemeente zijn drie van dergelijke rolstoelpools aanwezig: één bij verzorgingshuis Jacobus (Oude Wetering), één bij het Hof van Alkemade (Roelofarendsveen) en één bij zorgcentrum Woudsoord (Woubrugge). De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Deze wordt geschaard onder het achtste resultaat. Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal via een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies door het college een programma van eisen worden opgesteld. Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. In het Besluit is de omvang van het persoonsgebonden budget opgenomen. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die betrokkene zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 17

54 Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verstrekt kan worden. 18 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

55 Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Inleiding Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Een collectief vervoersysteem kan de prioriteit hebben, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget beperkt kan worden, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Afwegingskader Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Dat kunnen ook fietsen in bijzondere uitvoering zijn, zoals fietsen met trapondersteuning en dergelijke. Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte/de af te leggen vervoersafstand van de aanvrager/betrokkene uit bestaat. Aan de hand van deze vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze behoefte bij een persoon met een maximale loopafstand van 800 meter ingevuld kan worden met een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer. Hierbij houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager/betrokkene. Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen dan wel verlagen. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte voorziening zoals een scootmobiel, dan wel een eigen verplaatsingsmiddel meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers. Het aantal kilometers wordt dan met 25%, 50% dan wel 75% verlaagd, afhankelijk van de mate waarin het andere verplaatsingsmiddel in de vervoersbehoefte voorziet. Indien een partner aanwezig is met eenzelfde vervoersvoorziening of ander individueel vervoer, kan het aantal kilometers met 25%, 50% dan wel 75% verlaagd worden, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 19

56 Tenslotte kan het aantal kilometers met 25%, 50% dan wel 75% verlaagd worden indien het gaat om kinderen. Kinderen hebben een andere vervoersbehoefte dan volwassenen en hebben geen volledige zelfstandige vervoersbehoefte. Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand. Een dergelijk individueel vervoermiddel kan alleen worden verstrekt indien belanghebbende over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten én van de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening. Ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, kan het college beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is. Indien collectief vervoer niet mogelijk of niet beschikbaar is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor een (rolstoel)taxi of voor het gebruik van de eigen auto verstrekken. Om redenen van medische, psychische en/of sociale aard kan het collectief vervoer voor bepaalde mensen geen adequate oplossing voor het vervoersprobleem bieden. Hierbij kan worden gedacht aan: - personen die tijdens de rit een noodzakelijk gebruik moeten maken van bepaalde hulpmiddelen en deze hulpmiddelen niet mee kunnen nemen; - personen die vanwege ernstige maag-darm-blaasstoornissen te kampen hebben van niet op te vangen incontinentie; - personen die ernstige benauwdheid ondervinden als gevolg van bijvoorbeeld allergie, CARA, longemfyseem waardoor reizen met anderen onmogelijk is; - situaties in verband met privacygevoelige zaken die een extreme schaamte of gêne tot gevolg hebben voor de cliënt. Indien het resultaat zich lokaal verplaatsen bereikt kan worden door het gebruik van een eigen auto, kan een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto worden verstrekt. Mensen moeten dan wel voldoen aan de voorwaarden als genoemd bij collectief vraagafhankelijk vervoer, zij (of hun partner) moeten in het bezit zijn van een auto en zij (of hun partner) moeten een geldig rijbewijs kunnen overleggen. Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening. Wanneer mensen een eigen auto hebben en geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, een ander vervoermiddel op twee wielen dan wel de Regiotaxi of wanneer mensen de auto veelal in gezinsverband gebruiken, kunnen zij mogelijk in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van autoaanpassingen. Deze aanpassingen kunnen betreffen: - de bediening en besturing van de auto; - het in en uit de auto komen; 20 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

57 - de zithouding; - de verzorging van de gehandicapte; - het mee kunnen nemen van hulpmiddelen. Voorwaarden De financiële tegemoetkoming voor de autoaanpassing wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Een nieuwe aanvraag voor een zelfde aanpassing binnen deze periode wordt slechts naar rato van de verstreken termijn vergoed. Dit geldt niet bij een calamiteit. De tegemoetkoming wordt alleen toegekend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: er kan géén gebruik gemaakt worden van een verplaatsingsmiddel op twee wielen en het (aanvullend)openbaar vervoer of de taxi; óf de belanghebbende maakt deel uit van een gezin bestaande uit meer dan 2 personen, én kan geen gebruik maken van een verplaatsingsmiddel op twee wielen en het openbaar vervoer, én de gezinssituatie speelt een substantiële rol in de vervoersbehoefte van belanghebbende. Dwz: men kan aannemelijk maken dat er veelal in gezinsverband wordt gereisd. de eigen auto kan niet worden gebruikt als de auto niet is aangepast aan de beperkingen van de belanghebbende; er is geen (medische) contra-indicatie om in een auto te kunnen rijden; de bestuurder is de aanvrager of lid van het gezin van de aanvrager; de bestuurder heeft een geldig rijbewijs en is of komt in het bezit (eigenaar) van een auto, gelijktijdig met de autoaanpassing; er treedt naar alle waarschijnlijkheid geen ingrijpende wijziging op in de rijbevoegdheid van de bestuurder. Ook aan de eigen auto worden randvoorwaarden gesteld. Hij moet redelijk aan te passen en in goede staat zijn; de goedkoopst aan te passen model zijn; in principe niet ouder dan drie jaar zijn of nog minimaal zeven jaar mee kunnen. Dit hoeft niet te gelden bij overplaatsbare aanpassingen. Tenslotte dienen de aanpassingen aan de auto door de eigenaar verzekerd te worden. Meerkosten van onderhoud en verzekering van uitsluitend de aanpassingen komen voor compensatie in aanmerking. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van het inkomen van belanghebbende/aanvrager. Bedraagt het inkomen minder dan het norminkomen als bedoeld in artikel 15 lid 3 van de Verordening, dan wordt de tegemoetkoming gebaseerd op de goedkoopst-compenserende oplossing. Bedraagt het inkomen meer dan het norminkomen, dan wordt de financiële tegemoetkoming vastgesteld op maximaal drie jaarvergoedingen van het basis Regiotaxi-budget. Voorzieningen kunnen door het college verstrekt worden in natura, een financiële tegemoetkoming of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 21

58 Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag. Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaatsvindt (begeleiderspas, alleen van toepassing bij Regiotaxi). Om in aanmerking te komen voor een begeleiderspas, moet belanghebbende in ieder geval in aanmerking komen voor het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief. Daarnaast moet de begeleiderspas geschikt en langdurig noodzakelijk zijn en moet er een medische noodzaak voor begeleiding zijn. Deze medische noodzaak wordt in ieder geval aanwezig geacht, indien iemand a. in het bezit is van een begeleiderpas van de Nederlandse Spoorwegen (NS); of rolstoelgebonden is of woonachtig is in een verpleeghuis of verzorgingshuis of visueel gehandicapt is. 22 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

59 Resultaat 8: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten Inleiding Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Afwegingskader Het college beoordeelt altijd eerst of andere, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn. Niet relevant is of men gebruik wil maken van eigen mogelijkheden of van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de eigen mogelijkheden dan wel voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Als het gaat om een vervoerprobleem zal het college eerst beoordelen of dit via het zevende resultaat opgelost kan worden. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 23

60 Hoofdstuk 2 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel. Inleiding Artikel 6 van de Wmo bepaalt in lid 1 het volgende: Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het resultaat dat bereikt moet worden te bereiken. De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt, die hij of zij kant en klaar krijgt. En met de voorziening die betrokkene in natura krijgt, moet het probleem voldoende gecompenseerd zijn. De tweede mogelijkheid is de in artikel 6 Wmo verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te bieden in de vorm van een persoonsgebonden budget, een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Na een wetswijziging die sinds 1 januari 2010 van kracht is, zijn er voor het persoonsgebonden budget als het gaat om hulp bij het huishouden twee mogelijkheden om dit in te vullen. Conform artikel 6 Wmo moeten voorzieningen in natura en het persoonsgebonden budget vergelijkbaar zijn. De keuze tussen beide vormen van verstrekking moet daarom zo uitgebalanceerd worden, dat burgers die kiezen voor één van beide mogelijkheden in een gelijkwaardige positie blijven ten opzichte van de burgers die de andere keuze maken. Burgers kunnen dan in alle vrijheid kiezen voor de manier van verstrekken die het beste past bij hun situatie en bij hun voorkeur. Dit heeft onder andere gevolgen voor de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget. De derde mogelijkheid van verstrekking is de financiële tegemoetkoming. Een financiële tegemoetkoming is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip financiële tegemoetkoming wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Als het gaat om dergelijke ingrepen is de gemeente verplicht om een financiële tegemoetkoming uit te betalen aan de eigenaar van de woning. Een dergelijke financiële tegemoetkoming kan alleen al om die reden in sommige situaties geen persoonsgebonden budget zijn. Dat gaat immers rechtstreeks naar de aanvrager. Ook is soms sprake van een financiële tegemoetkoming voor vervoer door taxiof rolstoeltaxi of met eigen auto. Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten en meestal los van het inkomen wordt vastgesteld. Het is dus geen kostendekkend bedrag en zal meestal niet op het inkomen van de aanvrager worden afgestemd. Te denken valt aan een verhuiskostenvergoeding of het vrij besteedbaar bedrag te gebruiken voor vervoer. Er 24 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

61 kan eventueel rekening worden gehouden met een algemeen gebruikelijk deel, zoals bijvoorbeeld het tarief van het collectief vervoer. Afwegingskader 1. Een persoonsgebonden budget Het pgb moet toereikend zijn om tot een met natura vergelijkbare compensatie van de beperking te komen. Dit betekent dat niet de exacte tegenwaarde van de voorzieningen in natura verkregen door de gemeente, maar het resultaat (het compenseren van de beperking met een pgb door de burger) het referentiepunt voor de budgetbepaling is. Het gaat dus nog steeds om goedkoopst-adequaat, waarbij de gemeente wel zal moeten toetsen of het bedrag voldoende is om een adequate voorziening te verschaffen, dat wil zeggen een voorziening die het te bereiken resultaat mogelijk maakt. Bij de verstrekking van voorzieningen in de vorm van een persoonsgebonden budget, zijn de burgers zelf verantwoordelijk voor de inkoop van kwalitatief goede hulp, hulpmiddelen en voorzieningen. Burgers worden daarbij bewust de ruimte geboden om zelf die kwaliteit in te vullen, naar hun eigen opvattingen en normen over kwaliteit. Het college moet belanghebbenden de keuze bieden tussen een voorziening in natura en in de vorm van een persoonsgebonden budget. In de parlementaire behandeling van de Wmo is aangegeven dat er uitzonderingen mogelijk zijn op deze keuzevrijheid, met name als het gaat om personen waarvan verwacht kan worden dat zij niet met het beschikbare geld kunnen omgaan. Het college heeft dan ook besloten om geen persoonsgebonden budget te verstrekken indien op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek naar voren zijn gekomen, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Het gaat hierbij om concrete aanwijzingen die leiden tot een ernstig vermoeden van onvermogen in het omgaan van betrokkene met een persoonsgebonden budget. Niet alleen de fysieke en mentale vermogens van de aanvrager zijn van belang, maar ook de omstandigheid of een andere persoon deze taak voor hem waarneemt of kan overnemen. Hierbij moet worden gedacht aan een wettelijke vertegenwoordiger (mentor of bewindvoerder) of een betrouwbare zaakwaarnemer. Omdat het gaat om het inperken van een wettelijk recht op keuzevrijheid, zal de gemeente deze beslissing moeten motiveren in een voldoende onderbouwd en voor beroep vatbaar besluit. Het college verstrekt een persoonsgebonden budget alleen ten aanzien van individuele voorzieningen. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft dit in diverse uitspraken. Voor deze voorzieningen geldt ook de eigen bijdragen systematiek niet. De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels bepaald dat collectief vervoer een individuele voorziening is (als de gebruiker een indicatie nodig heeft), waarvoor in principe het verplichte alternatief van een persoonsgebonden budget bestaat. Daar mag in individuele gevallen vanaf worden geweken als duidelijk is dat het collectief vervoer ook in de situatie van betrokkene leidt tot een adequate compensatie. Ook aantoonbare efficiencyoverwegingen mogen een rol spelen. De afweging of daar sprake van is zal altijd gemaakt moeten worden. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 25

62 Naast deze uitzondering komt het voor dat bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is en wellicht daarna weer. Het is dan ook de vraag of deze situatie zich wel leent voor een persoonsgebonden budget. Het college bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget. Hierbij dienen twee mogelijkheden te worden onderscheiden: enerzijds het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, anderzijds het persoonsgebonden budget voor voorzieningen, zoals hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Bij diensten gaat het om de betaling van tijd aan dienstverleners. De uitbetaling zal dan ook plaats vinden per uur of een gedeelte daarvan. Het uurbedrag is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en vastgelegd in het Besluit. Bepaald is in artikel 6 lid 1 Wmo dat het uurbedrag vergelijkbaar met zorg in natura moet zijn en bovendien toereikend. Dat betekent dat het bedrag tenminste het minimumloonbedrag zal moeten zijn. Er zijn twee mogelijkheden: het gaat om een arbeidsovereenkomst of om een overeenkomst opdrachtgeveropdrachtnemer. In het eerste geval ontstaan er weer twee situaties: betrokkene werkt op minder dan 3 dagen of betrokkene werkt op meer dan 3 dagen bij dezelfde persoon. Als het minder dan 3 dagen zijn mag bruto uitbetaald worden en zorgt iemand zelf voor eventuele betaling van belastingen en verzekeringen. Werkt iemand meer dan 3 dagen in de week dan is de werkgever verantwoordelijk voor de afdracht van belastingen en verplichte premies voor diverse verzekeringen. In deze beide situaties moet het minimum (jeugd)loon in ieder geval betaald worden. Is sprake van een overeenkomst opdrachtgever-opdrachtnemer dan zal het veelal gaan om een zzp-er, een zelfstandige zonder personeel en is men niet gebonden aan het minimum (jeugd)loon en hoeft geen afdracht plaats te vinden door de opdrachtgever. Wat betreft de voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren. De kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt zijn daarbij uitgangspunt. Dat kan afgeleid worden van bijvoorbeeld een offerte. Daarbij kunnen bedragen geteld worden voor het onderhoud en de reparaties van de voorziening, en de premies voor verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid, verlies en diefstal, enzovoorts. voor zover daar sprake van kan zijn. Deze kosten worden ook wel instandhoudingkosten genoemd. Deze kosten zijn betrokken bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget. Bij het bepalen van het bedrag van de voorziening wordt uitgegaan van het bedrag dat de voorziening bij verstrekking in natura zou kosten. Daarbij zal veelal sprake zijn van kortingen, omdat via een contract met een leverancier een grote hoeveelheid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura. Over het algemeen zal er van uitgegaan kunnen worden dat ook met een persoonsgebonden budget een voorziening met korting zal kunnen worden aangeschaft. Is dat niet het geval dan zal beoordeeld moeten worden of niet het volledige bedrag zonder korting vergoed zal moeten worden omdat anders het te bereiken resultaat onbereikbaar wordt. 26 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

63 Uitbetaling persoonsgebonden budget. Bij beschikking maakt het college zijn besluit aan de aanvrager bekend. In deze beschikking vermeldt het college wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget minimaal bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor kan voorkomen worden dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden een verkeerde voorziening wordt aangeschaft. Dat wil zeggen een voorziening waarmee het beoogde resultaat niet bereikt kan worden. Dat zou tot inadequate voorzieningen kunnen leiden, waardoor het te bereiken resultaat, het compenseren van problemen, niet bereikt wordt, wat op zich weer tot nieuwe aanvragen aanleiding zou kunnen zijn. Dit is uitsluitend te voorkomen door een programma van eisen onderdeel uit te laten maken van de beschikking. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan dat program van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. Het college neemt in de beschikking ook op dat er een eigen bijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is. Omdat die eigen bijdrage vastgesteld en geïnd zal worden door het CAK, zal in de meeste gevallen uitsluitend een aankondiging opgenomen kunnen worden. Zodra de beschikking door het college is verzonden, wordt het persoonsgebonden budget beschikbaar gesteld. Dat vindt in één keer plaats, indien daar aanleiding voor is (een aan te schaffen voorziening zal ook in één keer betaald moeten worden), maar ook in maandelijkse termijnen, bijvoorbeeld bij een persoonsgebonden budget voor het bereiken van de eerste vier resultaten (hulp bij het huishouden). Bij deze laatste vindt uitbetaling pas dan plaats, nadat een kopie van de zorgovereenkomst is overgelegd. De controle van het persoonsgebonden budget vindt als volgt plaats. Iedere budgethouder dient de volgende stukken te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. Via een beperkte steekproef zal het college bepalen bij welke budgethouders deze stukken zullen worden opgevraagd om te controleren of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Is dat het geval, dan hoeft er verder niets te gebeuren. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college overwegen het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Daarbij zal leidend zijn of er opzet in het spel is geweest, of dat sprake is geweest van onwetendheid. In die laatste situatie kan overlegd worden dat deze situatie in de toekomst vermeden dient te worden. Bij opzet moet afgewogen worden of terugvordering in verhouding staat tot wat er bewust onjuist is gedaan. De verordening regelt dat men alleen een eigen bijdrage verschuldigd is bij individuele voorzieningen voor het bereiken van de eerste vier resultaten (hulp bij het huishouden). Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 27

64 Deze eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken. In 2012 doet men aangifte over 2011, dus dat jaar is nog niet bekend. Vandaar dat het verzamelinkomen over 2010 in 2012 gebruikt wordt. Dit betekent dat er soms een voorlopige vaststelling zal plaatsvinden en achteraf een definitieve vaststelling. Het in mindering brengen van eigen bijdragen of een eigen aandeel zal daardoor vaak niet mogelijk zijn. Al deze activiteiten zullen door het CAK worden uitgevoerd. Een eigen bijdrage voor een persoonsgebonden budget (of een financiële tegemoetkoming met een eigen aandeel) mag elke 4 weken gevraagd worden, maar mag nooit de grens die in het besluit is vastgelegd, te boven gaan. Ook mag een eigen bijdrage de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan. 2. De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel Naast het persoonsgebonden budget kan ook een financiële tegemoetkoming worden toegekend. Het aantal mogelijkheden voor een financiële tegemoetkoming is beperkt: het zal gaan om een bouwkundige woonvoorziening, uit te betalen aan de eigenaar van de woning, een verhuiskostenvergoeding, of een financiële tegemoetkoming voor gebruik van een taxi, een rolstoeltaxi of de eigen auto. De financiële tegemoetkoming zal zo groot zijn dat de aan te schaffen voorziening hiermee aangeschaft kan worden. Dit kan onder aftrek van een zogenaamd eigen aandeel, te vergelijken met de eigen bijdrage. Ook bij een financiële tegemoetkoming zal de beschikking waarin dit bedrag wordt toegekend, voorwaarden kunnen bevatten over de besteding van de financiële tegemoetkoming. En ook bij een financiële tegemoetkoming moet verantwoording afgelegd worden over de besteding van de tegemoetkoming, tenzij het om een forfaitair bedrag gaat. 3. De voorziening in natura Bij een voorziening in natura verstrekt het college deze. Wordt een voorziening niet als persoonsgebonden budget verstrekt, maar in natura, dan zal toekenning ook bij beschikking plaatsvinden. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt. Bij een voorziening in natura mag een eigen bijdrage worden gevraagd, net als bij een persoonsgebonden budget. Ook nu geldt dat een eventueel te betalen eigen bijdrage door de gemeente meestal slechts aangekondigd kan worden aangezien berekening en inning plaats zal vinden door het CAK. 28 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

65 Hoofdstuk 3. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming, intrekking en terugvordering Inleiding Bij toekenning van voorzieningen op grond van de Wvg of bij indicatiestelling ten behoeve van de functie Huishoudelijke Verzorging AWBZ was het begrip medische noodzaak doorslaggevend. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op beide terreinen blijkt dat die medische noodzaak in de ogen van de Raad aanwezig moet zijn om voorzieningen te verstrekken. Dit heeft als dit uitgangspunt ook onder de Wmo geldt - tot gevolg dat een medisch advies van een onafhankelijk sociaal medisch adviseur, van cruciaal belang is. Onder de Wmo, waar het ook kan gaan om psychische of psychosociale problemen, kan een advies van een andere deskundige dan een medicus noodzakelijk zijn. Dit gold onder de Wvg al bij de uitraasruimte waar soms het advies van een psycholoog of (ortho)pedagoog werd gevraagd. Onder de Wmo zal dit vaker nodig kunnen zijn. Maar of het nu een medicus of een andere deskundige is, het deskundigenadvies is in bepaalde situaties van groot belang. Afwegingskader Lid 1 van artikel 26 van de verordening biedt de basis voor een zorgvuldig onderzoek om te bepalen of er al dan niet sprake is van medische noodzaak. Uit de jurisprudentie blijkt dat indien een aanvrager geen medewerking verleent de aanvraag afgewezen mag worden op grond van de onmogelijkheid voldoende onderzoek te doen, mits het inderdaad zo is dat zonder dit onderzoek de medische noodzaak niet vast te stellen is. Er zal dus altijd beoordeeld moeten worden of op een andere wijze de medische noodzaak vastgesteld kan worden. In lid 2 van dit artikel wordt een aantal situaties genoemd waarin het college de door haar aangewezen adviesinstantie om advies kan vragen, met andere woorden wanneer vraagt de gemeente medisch advies. De eerste situatie betreft een aanvrager die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend, dus niet bekend is bij het college. Het belang van deze regel is dat er voor het college een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin medisch geobjectiveerd is vastgesteld wat er met de aanvrager (medisch) aan de hand is, welke problemen ervaren worden en wat de prognose is. Met deze vaststelling is een kader geschapen vanuit welk kader een verantwoorde compensatie van beperkingen plaats kan vinden. Het verstrekken van voorzieningen zonder een medische scan van de huidige (uitgangs-) situatie houdt het risico in dat in situaties waarbij vanuit medisch oogpunt beter geen compensatie plaats had kunnen vinden (bijvoorbeeld omdat compensatie antirevaliderend werkt, of zelfs afhankelijk maakt) toch compenserende voorzieningen worden verstrekt. Daarnaast kan als te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen de medisch adviseur om een advies worden gevraagd. Zonder een medisch advies is in deze situatie het besluit mogelijk onvoldoende gemotiveerd. De rechter kan een dergelijk besluit vernietigen als onvoldoende gemotiveerd. Tot slot kan het college altijd aanleiding zien om medisch advies te vragen. Dan zal bijvoorbeeld plaatsvinden bij een progressief ziektebeeld, maar zeker ook bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen. Per situatie zal dit beoordeeld worden. Bij twijfel wordt altijd een medisch advies gevraagd. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 29

66 Op grond van lid 3 van dit artikel moet belanghebbende die gegevens die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag aan het college verschaffen. Hierbij kan gedacht worden aan medische, maar ook aan financiële gegevens of aan medische indicatiegegevens op grond van de AWBZ. Bij medische gegevens komt het frequent voor dat informatie van de behandelende sector noodzakelijk is. Dit kan zeker als dit schriftelijk moet - geruime tijd in beslag nemen. Dat werkt vertragend op de doorlooptermijn van de aanvraag. Ook in dit soort situaties kan met inschakeling van de aanvrager vaak sneller over de benodigde gegevens beschikt worden, met name indien de aanvrager aangeeft welk (grote) belang hij heeft bij het verstrekken van de gevraagde informatie aan de medische adviseur. Overigens mag het opvragen van medische gegevens bij de behandelende sector uitsluitend plaatsvinden met toestemming van de aanvrager. Daarbij dient in de verklaring opgenomen te worden welke adviserende arts de gegevens opvraagt, bij welke behandelaren de gegevens opgevraagd worden, om welke gegevens het gaat en met welk doel. Lid 4 bepaalt dat bij de medische advisering de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie, gebruikt moet worden. De ICF is een classificatie van het menselijk functioneren. De classificatie is systematisch geordend in gezondheidsdomeinen en met de gezondheid verband houdende domeinen. Op elk niveau zijn de domeinen verder gegroepeerd op grond van gemeenschappelijke kenmerken. Van de zeer uitgebreide ICF zijn met name de lijsten met functies en activiteiten en participatie van belang. De adviseur dient van de ICF gebruik te maken op de volgende wijze. Door de adviseur wordt allereerst aangegeven om welke stoornissen het bij de aanvrager gaat (de ICF is gericht op functiestoornissen). Het gaat daarbij met name om de zogenaamde classificatie op het tweede niveau, en dan met name in de vorm van de op het tweede niveau aangegeven functies. Hierbij dienen alleen die functies genoemd te worden die relevant zijn voor de aanvraag, omdat een volledig overzicht geen meerwaarde heeft. Indien dat wel het geval is moeten ook niet direct relevante functies worden aangegeven. Problemen met functies leiden tot stoornissen bij activiteiten en participatie. Het is op dit niveau dat de compensatie op basis van de Wmo plaats zal moeten vinden. Ook bij de vermelding van deze stoornissen in activiteiten en participatie zal gebruik gemaakt worden van het begrippenkader van de ICF. Samengevat betekent dit dat de medisch adviseur in het licht van de aanvraag de stoornis en de daaruit volgende beperkingen evenals de mate van die beperkingen dient te vermelden, gerelateerd aan de mogelijke compensatie of de te verstrekken voorzieningen, waarbij het vocabulaire van de ICF wordt gebruikt. Het college beoordeelt het medisch advies en besluit tot (gedeeltelijke) toekenning of afwijzing van de aangevraagde compensatie/voorziening. Het college verstrekt alleen voorzieningen indien deze langdurig noodzakelijk zijn. Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat betrokkene voor langere tijd aangewezen dient te zijn op de desbetreffende voorziening. In de praktijk ligt een grens rond de 6 maanden. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk te maken heeft met beperkingen, bijvoorbeeld als gevolg van een ongeluk, terwijl vast staat dat de aard van de beperking van voorbijgaande aard is, niet voor een voorzienig in aanmerking komt. Waar precies de 30 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

67 grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal van situatie tot situatie verschillen. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de toestand situaties van terugval opvolgt, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak, mits dat wisselende beeld permanent is. Betrokkene kan bij een kortdurende noodzaak een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de Thuiszorgorganisaties die opgezet zijn in het kader van de AWBZ. Uit deze depots kan men twee maal drie maanden een hulpmiddel gratis lenen, welke periode kan worden verlengd, zij het dat dan huur is verschuldigd. Een uitzondering op de regel dat de aangevraagde voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is, bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis na een opname of bij een ontregeld huishouden. Algemeen gebruikelijk Of een voorziening algemeen gebruikelijk is, is afhankelijk van de tijd waarin we leven, de leeftijd en het inkomen van de aanvrager en de situatie waarin hij leeft. Die voorzieningen zijn algemeen gebruikelijk die personen zonder beperkingen in vergelijkbare (waaronder financieel vergelijkbare) omstandigheden als regel tot hun aanschaffingpatroon kunnen rekenen. Zo wordt voor ieder met een inkomen van meer dan anderhalf maal het sociaal minimum een auto algemeen gebruikelijk geacht. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt dus af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Om duidelijk te maken wat in de Wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de Verordening opgenomen. Het gaat daarbij om voorzieningen: - die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn; - die niet speciaal voor gehandicapten bedoeld zijn; - die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel. In bijlage 2 algemeen gebruikelijk is een lijst opgenomen met voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Deze lijst is niet limitatief. Hoofdverblijf Bij aanvragen van personen met beperkingen die permanent in AWBZ-instellingen verblijven, is die instelling het hoofdverblijf geworden. Het maakt dan niet uit waar de persoon staat ingeschreven. Ook als staat de persoon dan in de GBA van onze gemeente ingeschreven, dan dient toch uitgegaan te worden van de feitelijke situatie. Dat betekent dat de gemeente, waar de instelling staat, verantwoordelijk is voor het verstrekken van voorzieningen en niet de gemeente waar de persoon staat ingeschreven. Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 31

68 Terugvordering Terugvordering moet plaatsvinden in de vorm van een beschikking. De algemene wet bestuursrecht stelt een aantal eisen aan de inhoud van de beschikking. Het verdient de voorkeur om de herziening of intrekking van het recht en de terug- en invordering zoveel mogelijk in één besluit samen te voegen. Het besluit bevat in ieder geval: welke voorziening wanneer is verstrekt; wat uit onderzoek is gebleken; dat het recht op de voorziening wordt herzien dan wel ingetrokken; dat de voorziening wordt teruggevorderd, voor welke periode en voor welk bedrag; dat betaling uiterlijk binnen 6 weken dient na de datum van het besluit moet plaatsvinden; in het besluit altijd opnemen dat betaling ineens en terstond wordt gevorderd; dat binnen 1 week een verzoek voor een betalingsregeling kan worden gedaan; dat bij het uitlblijven van betaling bij de rechter een procedure ter verkrijging van een executoriale titel zal worden gevoerd, waarna gedwongen incasso zal plaatsvinden; wettelijke grondslagen voor intrekking/herziening, terugvordering en invordering (Wmo, verordening, Awb, BW); dat tegen het besluit bezwaar kan worden ingestelde bij het college. 32 Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem

69 Geschikte woning Lokaal verplaatsen per vervoermiddel Bijlage 1 Protocol hulp bij het huishouden Bijlage 2 Algemeen gebruikelijk Lijst Algemeen gebruikelijk Auto - automatische transmissie Auto stuurbekrachtiging Bromfiets/brommobiel Click-and-go-systeem Elektriciteitsvoorziening (standaard aantal groepen) Fiets - driewielerfiets (m.u.v. motorische, visuele, verstandelijk beperking) Fiets - elektrische fiets Fiets - fiets met hulpmotor Fiets - ligfiets Fiets - met lage instap Fiets - tandem Aankleedtafel voor kinderen en volwassenen Airco - losse eenheid Anti-slip coating Anti-slip tegels Douchekop op glijstang (uitzondering mogelijk indien glijstang tevens als wandbeugel wordt gebruikt) Tweede trapleuning Éénhendelmengkraan (al dan niet m.u.v. lange hendel) Handgrepen/beugels/trapspilbeugels (al dan niet m.u.v. stationaire/opklapbare toiletbeugels, wastafelbeugels) Kookplaat - Inductie (m.u.v. visueel gehandicapten) Kookplaat - Keramische Raamopeners (m.u.v. rolstoelgebonden personen) Thermosstatische mengkraan Toiletpot (al dan niet specifiek genoemd verstelbaar/verlaagd/verhoogd 6+ t/m max +9cm) Toiletverhoger Vervangen van lavet door douche Woning - elektrische bediening inrichtingselementen (licht, gordijnen, zonwering) Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Kaag en Braassem 33

70 Advies Wmo Adviesraad Advies Wmo Adviesraad Artikel 1 Verordening: Toevoegen mantelzorger bij begripsomschrijvingen van compensatieplicht en belanghebbende Artikel 2 Verordening: Volgen van zelfde volgorde van resultaten als in de beleidsregels Artikel 4 Verordening: Toevoegen mantelzorger Artikel 5 Verordening: Wijzigen lid 2, volgens tekstvoorstel Artikel 5 Verordening: Vraag, waarom zijn lid 1 en 2 van de modelverordening van de VNG weggelaten? Artikel 6 Verordening: Het gesprek moet worden afgesloten met een verslag Artikel 6 Verordening: Toevoegen mantelzorger Artikel 7 Verordening: Individueel schrappen, omdat ook een aanvraag voor collectieve voorzieningen mogelijk is In hoofdstuk 3 wordt een artikel gemist over de persoon door wie van gemeentelijke zijde het gesprek wordt gevoerd. Voorstel om dit een goed opgeleide, empatisch vermogen bezittende professional (Hbo niveau) Artikel 13 Verordening: Aandacht wordt gevraagd voor de positie van de mantelzorger bij het behalen van het resultaat wonen in een geschikt huis Artikel 15 Verordening: Opnemen mogelijkheid om mantelzorger samen met verzorgde te laten reizen. Aandacht voor de mogelijkheid van Reactie gemeente De mantelzorger is toegevoegd bij de begripsomschrijving van belanghebbende. De mantelzorger kan een afgeleid recht van de verzorgde hebben. Daarom is het begrip niet bij de omschrijving van compensatieplicht opgenomen. Dit advies is overgenomen. Is toegevoegd Tekstvoorstel is overgenomen De juridische commissie die geadviseerd heeft over de modelverordening, heeft aangegeven dat het gesprek niet thuis hoort in de verordening. Vanwege het belang van het gesprek hebben wij wel enkele artikelen opgenomen, maar niet deze. Dit advies is niet overgenomen. Er zijn situaties waarin een gesprek niet wordt afgesloten met een verslag, bijvoorbeeld wanneer de belanghebbende dat niet wil. Dit advies is niet overgenomen. De gemeente onderschrijft het belang van mantelzorgers. De gemeente heeft ervoor gekozen om geen zelfstandig recht voor mantelzorgers op ondersteuning op te nemen anders dan wanneer zij zelf problemen ondervinden. De ondersteuning van mantelzorgers wordt opgenomen in een brede maatschappelijke agenda. Individueel wordt niet geschrapt, maar het woordje collectief wordt toegevoegd. Dit heeft hetzelfde resultaat. Dit is niet iets wat in een verordening past. De gemeente heeft kennis genomen van de zorgpunten en betrekt dit bij het vormgeven van de ondersteuning aan mantelzorgers De gemeente heeft kennis genomen van dit advies en betrekt dit bij het vormgeven van ondersteuning aan mantelzorgers Dit wordt betrokken bij het vormgeven van

71 respijtzorg voor mantelzorgers Artikel 25 Verordening: Aandacht wordt gevraagd voor situaties wanneer iemand verhuist en in nieuwe woonplaats opnieuw voorzieningen moet aanvragen. Artikel 25 Verordening: Het woord toekomt is onduidelijk Geadviseerd wordt om in de verordening een bepaling op te nemen dat twee/drie maanden na een verstrekking, een vervolggesprek wordt gehouden om te bezien of de verstrekking voldoet Geadviseerd om mensen beter te begeleiden wanneer zij een scootmobiel of elektrische rolstoel krijgen Geadviseerd wordt om art. 1 lid 1 onder 7 Verordening in overeenstemming te brengen met de toelichting op dit artikel. Geadviseerd wordt om een spoedprocedure op te nemen Geadviseerd wordt om het gestelde over het gesprek in de toelichting (blz. 7) in overeenstemming te brengen met het gestelde op blz. 5: professional vertegenwoordiger van het college Geadviseerd wordt om de tekst over ICF nog een te bezien. Voorkomen moet worden dat de ICF lijst tot inkadering van het gesprek. Geadviseerd wordt dat de rolstoelen van de rolstoelpools echt voor incidenteel gebruik zijn en niet continue door dezelfde bewoners in gebruik zijn. De vraag wordt gesteld of er al een scootmobielpool is aangezien in de verordening gesproken wordt over een dergelijke pool. De adviesraad is voorstander van zo n pool. Geadviseerd wordt om de mogelijkheid tot het verstrekken van een elektrische fiets op te nemen. Artikel 30 Verordening: Geadviseerd wordt de bedragen aan te passen. ondersteuning aan mantelzorgers Het is de praktijk dat altijd contact wordt gezocht met de nieuwe gemeente (ook bij opname AWBZ in eigen gemeente) om de mogelijkheid van overname van voorzieningen te bespreken. Dit moet tegemoetkomt zijn. Dit is een bepaling die niet in een verordening past, maar eerder in werkprocessen opgenomen moet worden. De gemeente vindt het een waardevolle suggestie. Bezien zal worden of deze suggestie overgenomen kan worden, en zo ja bij welke voorzieningen Begeleiding is onderdeel van de passing. Wanneer iemand meer begeleiding nodig heeft, worden extra lessen geïndiceerd. Uw advies is opgevolgd. Dit wordt in werkafspraken geregeld. In de begrippen professional en vertegenwoordiger van het college wordt geen discrepantie gezien. Dit advies wordt niet overgenomen. De ICF lijst is ondersteunend aan het gesprek en bedoeld voor het gebruiken van eenduidige taal. Onderschreven wordt dat deze lijst niet beperkend mag werken. Wij zien geen probleem als vaak dezelfde bewoners incidenteel gebruik maken van de rolstoelpool. Anders wordt het als het structureel gebruik betreft, waardoor andere mensen geen gebruik van de rolstoelen kunnen maken. In de gemeente is nog geen scootmobielpool aanwezig. De voorwaarden voor zo n pool moeten eerst goed worden onderzocht. In de verordening en beleidsregels zijn zo min mogelijk voorzieningen beschreven. Het gaat immers om de te behalen resultaten en niet om de voorzieningen. Daarnaast is een elektrische fiets algemeen gebruikelijk. Dit is geen voorziening die de gemeente verstrekt. Slechts in uitzonderlijke situaties is dit mogelijk. Jurisprudentie onderschrijft dit. De bedragen worden in overleg met de regio in december definitief gemaakt.

72 Aandacht wordt gevraagd voor boodschappendiensten. In bepaalde gevallen kan deze niet als voorliggend gelden. Tekstuele opmerking: artikel 29 moet 31 zijn. De nieuwe verordening en beleidsregels gaan uit van maatwerk. Onderzocht wordt wat in een specifieke individuele situatie als voorliggend kan worden beschouwd. Er is aandacht voor het gesignaleerde probleem. Dit is aangepast.

73 Raadsvergadering : 12 december 2011 Agendapunt : 8 Registratienummer : Portefeuillehouder(s) : F. Schoonderwoerd Opsteller : J. Beelen jbeelen@kaagenbraassem.nl Telefoon : (071) Onderwerp: Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie (MRSV) Beslispunten: 1. beantwoording van de zienswijzen vaststellen 2. de MRSV vaststellen met in achtneming van de volgende wijzigingen: a. de voorgestelde ambtshalve wijzigingen b. de wijzigingen voortvloeiend uit de beantwoording van de zienswijzen Publiekssamenvatting De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten een structuurvisie te hebben. Op 14 maart 2011 heeft de gemeenteraad het Strategisch Document vastgesteld. Dit document bevatte de hoofdkeuzes voor de MRSV. Dit is verder uitgewerkt tot het voorliggende document. Na een uitgebreid participatietraject is de ontwerp-mrsv door het college van burgemeester en wethouders ter inzage gelegd. Gedurende een termijn van 6 weken kon iedereen reageren. In totaal zijn er 13 zienswijzen binnengekomen. Daarnaast zijn er nog diverse ambtshalve wijzigingen, die tekstueel en visueel van aard zijn. De MRSV wordt door de gemeenteraad vastgesteld en is de komende jaren het kaderstellende beleid. Inleiding Op 15 november 2010 heeft u het plan van aanpak voor t Kompas vastgesteld. Voor de MRSV is afgesproken dat dit bestaat uit een strategisch document met daarin de hoofdkeuzes en de MRSV zelf. Het Strategisch Document was de eerste verkenning voor de MRSV. Hiermee werden hoofdlijnen uitgezet en werden fundamentele zaken bekeken en besproken. Dit heeft u op 14 maart 2011 vastgesteld en ter uitwerking meegegeven aan ons college. Deze zijn vervolgens uitgewerkt tot de MRSV, die nu voor u ligt. Na een traject van meer dan een jaar ligt de MRSV voor u ter vaststelling. Door het intensieve proces, zowel intern als extern, is het een samenhangend geheel geworden, die de koers voor de gemeente voor de komende jaren bepaalt. Beoogd resultaat Met de MRSV wordt een duidelijke, overkoepelende en integrale visie neergezet op de ontwikkelingsrichting van de gemeente. De MRSV sluit aan bij de doelstellingen uit het Strategisch Document. Kader Het vaststellen van een structuurvisie is een wettelijke verplichting uit de Wro Rv MRSV 12 december 2011 Pagina 1 van 3

74 Op 14 maart 2011 heeft u kennis genomen van het Strategisch Document en heeft u ons college diverse doelstellingen meegegeven ter uitwerking. Argumenten In de MRSV zijn de doelstellingen uit het Strategisch Document verwerkt. De MRSV ademt vooral het geven van een richting en scheppen van mogelijkheden uit, de uitvoering en realisatie wordt aan de markt overgelaten. Hieronder volgt een korte samenvatting van de diverse hoofdstukken. H1 schept het kader. H2 gaat in op het Strategisch Document. H3 is de complete MRSV, die in de daarna volgende hoofdstukken per beleidsthema is uitgewerkt. H4 Ruimtelijke structuur Er wordt ingezet op een robuuste kwalitatieve ruimtelijke structuur, waarbij het landschap de drager is, en waarbij vooral de recreatie nadrukkelijk geënt is op deze landschappelijke onderlegger. De landbouw wordt erkend als fundament van het landschap. H5 Recreatie In de MRSV wordt veel ruimte gegeven aan recreatieve ontwikkelingen: in het veenweidelandschap is het een vervlechting, langs de as Wijde Aa-Braassemermeer zijn er intensievere accenten mogelijk en langs de noordoost oever van het Braassemermeer wordt er zelfs prominent op ingezet. Ook is intensivering van recreatieve voorzieningen binnen kernen en direct aan bestaande concentraties mogelijk. Ten slotte zijn er een aantal potentiële Natuurontwikkellocaties aangegeven. Deze natuurgebieden kunnen dienen als versterking van het landschap en als extensief of intensief recreatief terrein. H6 Wonen Het onderscheid in Groei- en Groenkernen biedt mogelijkheden om de Groeikernen kwalitatief te versterken. Door woningbouw vooral te concentreren in Groeikernen worden de daar aanwezige voorzieningen en detailhandel versterkt. Nadrukkelijk wordt vastgehouden aan 30% sociaal. Indien dit niet gerealiseerd wordt, dient een afdracht in een woningbouwfonds plaats te vinden. Ten slotte stimuleert de gemeente de doorstroming door restrictief om te gaan met uitbreidingen van starterwoningen en uitbreidingen t.b.v. senioren in groenkernen, maar juist in groeikernen in te zetten op nultredenwoningen en woonzorg combinaties. H7 Economie De landbouw is de drager van het landschap en krijgt de gelegenheid tot schaalvergroting en ontwikkeling in de droogmakerijen en tot verbreding in de veenpolders. Glastuinbouw wordt gestimuleerd door verbreding met recreatieve nevenfuncties mogelijk te maken. Tegelijkertijd worden andere activiteiten en functiewijzigingen binnen de glastuinbouwgebieden niet toegestaan, zodat glastuinbouw ook glastuinbouw blijft. De detailhandel wordt versterkt door het woningbouwbeleid (zie H6) en door detailhandel op bedrijventerreinen niet mogelijk te maken. Op 4 maart 2011 heeft de raad als doelstelling meegegeven aan ons college om te streven naar 1 arbeidsplaats per woning. Gezien het feit dat er momenteel arbeidsplaatsen op woningen zijn, daar met Braassemerland nog eens woningen bij komen, zou dit betekenen dat er bijna een verdubbeling van de hoeveelheid arbeidsplaatsen zou moeten plaatsvinden. Dit is ons inziens niet haalbaar. Wel is in de MRSV instandhouding en versterking van de woonwerk-balans als doelstelling opgenomen. Door de ruimte die geboden wordt aan glastuinbouw, nieuwe bedrijventerreinen en recreatie wordt wel ingezet op een toename van het aantal arbeidsplaatsen Rv MRSV 12 december 2011 Pagina 2 van 3

75 8 Bereikbaarheid De gemeente zet in op behoud van de openbaar vervoersvoorzieningen, zodat elke Groenkern per openbaar vervoer bereikbaar is en verbonden is met een Groeikern. Het concept Groei- en Groenkernen betekent ook dat de langzaamverkeerverbindingen tussen de kernen een goed niveau moet houden/krijgen. Door een goed parkeerbeleid te voeren blijven de woonwijken prettig leefbaar. H9 Samenleving Zelfredzaamheid van inwoners staat centraal. Dit betekent dat de gemeente zich vooral opstelt als vangnet als dat nodig is. Voorzieningen zijn zoveel mogelijk multifunctioneel en worden, net zoals woonzorgcentra worden geconcentreerd in Groeikernen. In de Groenkernen zal het aantal voorzieningen beperkt blijven/zijn. Nadrukkelijk is aandacht voor ontmoetingsplekken in de openbare ruimte. In H10 worden de verschillende identiteiten van de kernen beschreven. In H11 is er aandacht voor duurzaamheid. H12 is de uitvoeringsstrategie, waar de nadruk vooral ligt op de zelfredzaamheid en zelffinanciering van inwoners, ondernemers en ontwikkelaars. Draagvlak De MRSV is tot stand gekomen via een participatietraject. Inwoners zijn betrokken door avonden in drie kernen voor het Strategisch Document te houden. Verder is er een MRSV café georganiseerd. Ten slotte is op 6 oktober 2011 een inloopavond gehouden. Ondernemers en experts zijn betrokken door het houden van (thematische) expertmeetings. Diverse overheidsinstanties zijn hierbij ook aanwezig geweest en er is ook een aparte bijeenkomst voor overheden georganiseerd. Van 8 september tot en met 19 oktober 2011 heeft de ontwerp-mrsv ter inzage gelegen. In deze periode zijn 13 reacties binnengekomen. Financiële consequenties De MRSV staat niet op zichzelf, maar heeft nadrukkelijk binding met t Kompas traject. De MRSV heeft geen rechtstreekse financiële consequenties. Wel kan uit de MRSV op bepaalde gebieden een andere prioritering en verdeling van financiële middelen voortvloeien. Communicatie Na vaststelling worden de wijzigingen verwerkt. Daarna wordt de vaststelling gepubliceerd en wordt de MRSV ook digitaal beschikbaar gesteld. Er zullen voldoende exemplaren gedrukt worden voor intern en extern gebruik. Realisatie In H12 is een uitvoeringsprogramma opgenomen. Verder zal de MRSV, voor zover mogelijk, meegenomen worden in de integrale bestemmingsplanherzieningen. Voor het overige berust de realisatie vooral bij marktpartijen, de MRSV schept slechts de kaders. Roelofarendsveen, 8 november 2011 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting Rv MRSV 12 december 2011 Pagina 3 van 3

76 De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2011; gelet op het bepaalde in artikel 2.1, 1 e lid van de Wet ruimtelijke ordening; b e s l u i t: 1. de beantwoording op de ingediende zienswijzen vast te stellen. 2. de MRSV vast te stellen, met in achtneming van de volgende wijzigingen: a. de voorgestelde ambtshalvewijzigingen b. de wijzigingen voortvloeiend uit de beantwoording van de zienswijzen Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 12 december 2011 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting Rb MRSV 12 december 2011 Pagina 1 van 1

77 MRSV Nota van beantwoording Versie 1.1 Datum 8 november 2011 Concept

78 INHOUDSOPGAVE Pagina 1 INLEIDING 3 2 DE ZIENSWIJZEN Indiener Indiener Platform Tuinbouw Veenstreek Indiener Indieners Stichting Welzijn Ouderen (Stiwo), Hoogmade Stichting Groen Licht Vereniging tot behoud van het open landschap Kaag en Braassem eo. en Vereniging Veenderpolder en Wijde Aa Indiener Indiener Indiener Kamer van Koophandel, Alphen aan den Rijn LTO Noord 13 3 AMBTSHALVE WIJZIGINGEN Tekst Kaarten 16 Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 2 van 2

79 1 INLEIDING Dit document behandeld de zienswijzen op de ontwerp-mrsv. De ontwerp-mrsv heeft van 8 september tot en met 19 oktober 2011 ter inzage gelegen. Tevens is op 6 oktober een inloopavond georganiseerd, waar belangstellenden zich konden laten informeren. In totaal zijn er 13 zienswijzen binnengekomen. Daarnaast zijn er nog enkele ambtshalve aanpassingen. Dit betreft met name verbeteringen van tekst en kaartmateriaal. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 3 van 3

80 2 DE ZIENSWIJZEN 2.1 Indiener 1 Indiener ziet graag zijn bedrijf bestempeld als NOL. Ter onderbouwing worden diverse teksten uit de MRSV aangehaald. Antwoord Een NOL is in principe een Natuur Ontwikkel Locatie, oftewel een natuurgebied, dat intensief of extensief gebruikt wordt. Een intensieve NOL zal het karakter hebben van een stedelijk uitloopgebied/stadspark met daarin ruimte voor commerciële exploitatie. Enkel een bedrijf kan derhalve niet als Nol aangemerkt worden. De locatie zelf is bovendien minder geschikt om een natuurgebied te ontwikkelen, aangezien de droogmakerijen primair bedoeld zijn voor agrarisch gebruik. De MRSV biedt voldoende houvast om op deze locatie meer met recreatie te gaan doen. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen 2.2 Indiener 2 De bibliotheek voorziening dient omgevormd te worden tot een soc. cultureelcentrum/literair centrum en als zodanig in de MRSV opgenomen te worden. Antwoord Het abstractieniveau van de MRSV leent zich niet voor uitspraken over dergelijke specifieke voorzieningen. De MRSV zegt wel nadrukkelijk dat voorzieningen zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de Groeikernen. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen. 2.3 Platform Tuinbouw Veenstreek 1) Het platform ziet graag het perceel tussen de N446 en de bestaande glastuinbouw ten noorden daarvan ook bestemd voor glastuinbouw, zodat ook in ha gegroeid kan worden. 2) blz 23: de stelling dat in K&B alleen nicheproducten geproduceerd worden is onjuist. Ook in K&B vindt massaproductie plaats, met name bol- en knolgewassen en planten (Woubrugge). 3) Het platform is van mening dat menging glastuinbouw en recreatie niet gewenst is bij Woubrugge, de Baan/Sotaweg en Nieuwe Wetering. Reden hiervoor is dat verbreding de ontwikkeling van de glastuinbouw in de weg zal staan. Bovendien ontstaat door nevenfuncties een verrommeling van het gebied. Bedrijven met een recr. tak verstoren de dynamiek van groei/stoppende bedrijven, zodat organische groei niet meer mogelijk is. Ten slotte strookt vermenging niet met de steeds stringentere maatregelen t.b.v. hygiëneeisen en het beperken van ziekten en plagen. 4) Dorpsperspectief Roelofarendsveen Het gebied De Baan/Sotaweg zou uitsluitend t.b.v. glastuinbouw en innovatie moeten zijn, zonder recreatie. In het gebied Flora/Geestweg is juist wel ruimte voor verbreding, maar wel Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 4 van 4

81 in de juiste verhouding, namelijk kassen met hier en daar een recreatieve trekpleister i.p.v. kassen als recreatieve trekpleister. Recreatie zou de glastuinbouw niet in de weg mogen staan. 5) Dorpsperspectief Woubrugge Vermenging Recreatie en glastuinbouw is hier niet wenselijk. Uitbreiding richting N446 is gewenst. 6) de foto op pagina 7 doet geen recht aan de kracht en toegevoegde waarde van de glastuinbouwsector in Kaag en Braassem. Een alternatieve foto is bijgevoegd. Antwoord 1) Dit staat op blz 43, linkerkolom. Overigens kan er ook in hectares gegroeid worden door dubbellaags teelt. 2) In de MRSV wordt geen stelling ingenomen over de huidige stand van zaken, maar staat het toekomstperspectief beschreven. Daarom staat er de glastuinbouw zich ontwikkelt zich tot.... Dat er momenteel ook massaproductie plaats vindt is correct. Gezien het beperkte areaal glas in Kaag en Braassem is het echter niet waarschijnlijk dat concurrentie in massaproductie een algemene strategie is om op lange termijn te kunnen blijven concurreren met de enorme glastuinbouwgebieden in omliggende gemeenten. Als een enkele ondernemer dit wel kan, zal de gemeente dit toejuichen. Uiteindelijk zijn het immers de ondernemers die de glastuinbouwsector maken. Daarom zal massaproductie ook in de tekst ingevoegd worden. 3-5) Vermenging met recreatie is nadrukkelijk uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit/verbredingsmogelijkheid. In die zin zal de recreatie de glastuinbouw niet in de weg staan. Immers, de ondernemer zelf is hier niet bij gebaat. De vermenging van recreatie is geen plicht, maar de gemeente geeft ondernemers de mogelijkheid. Als de individuele ondernemer dit niet ziet zitten, of het bedrijftechnisch niet haalbaar acht, dan gebeurt het niet. 6) De foto is inderdaad mooier, deze zal dan ook gebruikt worden. Op blz 23 wordt na ontwikkelt zich tot een krachtige economische sector, deels gericht op nichemarkten vervangen door: ontwikkelt zich tot een krachtige economische sector, met deels massaproductie, deels gericht op nichemarkten. De zienswijze leidt voor het overige niet tot inhoudelijke aanpassingen. Wel zal de foto op blz 7 vervangen worden. 2.4 Indiener 4 Indiener geeft aan ernstig in zijn belang geschaad te worden als Suyderbon 2 niet meer ontwikkelt wordt wegens ligging in een Groenkern. Hij bezit daar gronden. Momenteel is dit immers met een binnenplanse ontheffing mogelijk in het vigerend bestemmingsplan. Bovendien liggen deze gronden binnen de rode contour. Dit recht kan zijns inziens niet door de MRSV teniet worden gedaan. Ook heeft het gemeentebestuur van Jacobswoude hierover toezeggingen gedaan. Hij verzoekt het standpunt dat in een Groenkern geen woningbouw mogelijk meer is, te nuanceren, omdat anders Groenkernen verworden tot grijze kernen. Antwoord De ontwikkeling van Suyderbon 2 heeft inderdaad lange tijd in de structuurvisie gestaan van gemeente Jacobswoude. De gronden liggen ook binnen de rode contour en er is een Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 5 van 5

82 wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten gunste van woningbouw. Dit alles is echter geen recht, noch kunnen rechten ontleend worden aan beleid. Beleid is uitsluitend bindend voor de overheid zelf, maar moet wel regelmatig herzien worden. In andere tijden, met een andere gemeente en een andere demografische ontwikkeling, wordt in de nieuwe MRSV een andere koers ingeslagen. Uitleglocaties bij kleine kernen zijn niet langer opportuun. Door doorstroming te bevorderen wordt voorkomen dat Groenkernen vergrijzen. Bovendien kunnen incidenteel kleine initiatieven binnen de bestaande kernen, die daadwerkelijk kwalitatief iets toevoegen aan die kern, ook in de toekomst nog, echter zeer beperkt. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen. 2.5 Indieners 5 Identiek aan nr 4, zie aldaar. 2.6 Stichting Welzijn Ouderen (Stiwo), Hoogmade 1) Stiwo merkt op dat enerzijds gezegd wordt dat er geen aanvullend beleid wordt opgesteld (blz 8) en anderzijds in het kader van blz 12 al duidelijk wordt hoe snel uitgangspunten kunnen veranderen. 2) Stiwo spreekt zorgen uit over de kleine kernen. Verdwijnen van voorzieningen, scheefgroei als ouderen moeten vertrekken naar nultredenwoningen die er eigenlijk niet zijn. Is van mening dat ingezet moet worden op levensloopbestendige, nultredenwoningen, aanleunwoningen en zorgwoningen in alle kernen en tegen betaalbare prijzen. Dat draagt bij aan leefbaarheid en sociale cohesie in de kleine kernen. 3) Stiwo mist vergrijzing gemist als thema. 4) Stiwo constateert diverse onvolkomenheden in kaarten en teksten van de MRSV. Deze zijn in de bijlage weergegeven. 5) Stiwo mist ook de bijzondere woonvoorziening voor ouderen op de kaart samenleving. 6) Stiwo merkt op dat ook Hoogmade een jeugdhonk heeft en Woubrugge een peuterspeelzaal en kinderdagverblijf. Antwoord 1) De MRSV is een momentopname, die op grote lijnen de visie geeft voor de komende jaren. Inderdaad kunnen uitgangspunten wijzigen, in dat geval zal ook de MRSV herzien/herijkt moeten worden. 2) Ouderen zijn erbij gebaat om dichtbij voorzieningen te wonen i.v.m. verminderde mobiliteit. Het ligt daarom voor de hand doorstroming te bevorderen naar kernen met voorzieningen. Juist deze doorstroom voorkomt een scheefgroei in bevolkingsopbouw (vergrijzing) in de dorpen. Dat betekent ook dat er vraaggericht gebouwd moet worden. 3) Vergrijzing wordt nadrukkelijk gezien als thema. Dit komt naar voren in hoofdstuk 6. 4 en 6) Een aantal opmerkingen zijn geen tekortkomingen, maar slechts bevestigingen van hetgeen in de MRSV staat. Andere tekortkomingen zijn ook door ambtenaren geconstateerd en zijn te vinden onder ambtshalve wijzigingen. 5) Woonzorgcomplexen worden niet gezien als een voorziening maar als een vorm van wonen. Daarop worden deze niet apart op de kaart vermeld. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 6 van 6

83 2.7 Stichting Groen Licht 1) Groen Licht geeft aan tegen uitbreiding van jachthavens en ligplaatsen te zijn. Dit gaat namelijk ten koste van open water, oevervegetatie, rust en nestgelegenheid voor vogels. Bovendien gaat uitbreiding gepaard met uitbreiding van parkeerplaatsen. Er zijn ligplaatsen genoeg. 2) Ook de ontwikkeling van de Braassemboulevard is niet gewenst i.v.m. hoogbouw en horizonvervuiling. Kaag en Braassem zou een plattelandsgemeente moeten blijven. 3) Van de genoemde keuzes op blz 12 kiest Groen Licht voor keuze 1. In Leimuiden, Woubrugge en Oude Wetering zijn geen nieuwe woningen meer nodig, Braassemerland voorziet in genoeg woningen. 4) Groen Licht geeft aan in te kunnen stemmen met hetgeen op blz 50 vermeld staat over de inrichting van de openbare ruimte, maar zou ook graag zien dat de gemeente zuinig omgaat met bestaand groen en het bestaande bomenbestand. 5) Op blz 22 wordt gesproken over het ontwikkelen van twee linten voor wonen, recreatie en natuur. Dit zou uitsluitend natuur moeten zijn i.v.m. de cultuurhistorisch waarde en de aanwezige natuurwaarden. Een beschermde status is gewenst. 6) Groen Licht spreekt haar waardering uit voor de aandacht voor natuur en landschapswaarden in de MRSV, maar constateert dat het ruim baan geven aan recreatieondernemers ruim baan hier haaks op staat. Daarom wordt de gemeente gevraagd haar verantwoordelijkheid hierin te nemen en verrommeling te voorkomen. 7) Ten slotte wordt gevraagd meer groene landschapselementen te creëren, zoals bijvoorbeeld een speelbos. Antwoord 1) Onze gemeente ligt midden in de Randstad, zodat een stedelijke druk onvermijdelijk is. Juist door gericht uitbreiding toe te staan wordt voorkomen dat recreatie overal plaatsvindt. Door bestaande jachthavens uit te breiden en recreatieve voorzieningen vooral tegen en bij bestaande kernen te lokaliseren wordt de recreatieve druk in banen geleidt en wordt verrommeling van het landschap voorkomen. 2) De precieze invulling van de Braassemboulevard is nog niet bekend. Ook hier geldt dat de ontwikkeling van Braassemerland kans biedt om meer met het Braassemermeer te doen, het water beleefbaar te maken en ruimte te bieden aan ontmoeting, recreatie en watersport. Ook hier geldt dat daarmee voorkomen wordt dat andere oevers geclaimd worden. 3) De genoemde keuzes zijn niet naast elkaar, maar tezamen gemaakt. Door het concentreren van woningbouw in kernen met voorzieningen, wordt instandhouding van die voorzieningen ondersteund. Uitsluitend Braassemerland ontwikkelen zou geen recht doen aan Woubrugge en Leimuiden als grotere kernen. 4) De inrichting van de openbare ruimte blijft belangrijk, omdat in de MRSV ook nadrukkelijk ontmoetingsruimten, speelvoorzieningen en woonkwaliteit genoemd zijn. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 7 van 7

84 5) Het is niet bedoeling woningbouw toe te voegen in deze linten, anders dan via een regeling als bijvoorbeeld Ruimte voor Ruimte. Juist om de natuur- en landschapswaarde van deze linten te bendrukken en te behouden is het nodig dat deze recreatief beleefd kunnen worden. Voorzieningen langs dit lint bij bestaande agrarische bedrijven of woningen kunnen hier een bijdrage aan leveren. 6) Zoals eerder gezegd neemt de gemeente die verantwoordelijkheid door nadrukkelijk voor geconcentreerde recreatie te kiezen. Hiermee wordt aantasting van het landschap als geheel voorkomen en wordt tegelijkertijd de randstedelijke druk en behoefte gecontroleerd opgevangen. 7) Binnen de aangewezen zones en de Nol s zijn dergelijke voorzieningen mogelijk. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen. 2.8 Vereniging tot behoud van het open landschap Kaag en Braassem eo. en Vereniging Veenderpolder en Wijde Aa 1) De verenigingen wijst erop dat de MRSV tegenstrijdige belangen probeert te verenigen, waardoor onduidelijkheden ontstaan, zoals wat er nu wel en niet in een NOL mag. Graag zien zij alle NOL s groen. 2) Behoud van ruimtelijke kwaliteit botst met ruimte geven aan commerciële recreatieve ontwikkeling. Bovendien wordt gemist dat de agrariër het Groene Hart in stand houdt. Als agrarische grond een andere bestemming krijgt, zullen stoppende agrariërs hun land niet meer verkopen aan andere agrariërs, zodat deze geen groeimogelijkheden meer hebben. 3) Het woord kleinschalig wordt gemist als het om recreatie gaat. De verenigingen zijn van mening dat grootschalige recreatieve ontwikkelingen, zoals (nieuwe) jachthavens, hotels, pretparken e.d. niet thuis horen in het buitengebied. 4) De verenigingen zijn verontrust over de mogelijkheden die ondernemers krijgen om in het buitengebied te bouwen. De noodzaak om op zoveel plekken hiervoor ruimte te geven zien zij niet. 5) De oranje (intensieve) NOL s zijn strijdig met de visie uit het LOP, waarin gesproken wordt over groene en robuuste verbindingen. 6) De groene zoom rondom Braassemerland is in de MRSV niet terug te vinden. Deze maakt bovendien de oranje NOL overbodig. 7) De verenigingen vragen zich af of het verstandig is de rode contour in Rijnsaterwoude te gebruiken voor recreatieve doeleinden (blz 76). Na de crisis is wellicht toch woningbouw wenselijk. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 8 van 8

85 8) De verenigingen zijn verbaast dat de verbreding van de N207 in de MRSV wordt bepleit, aangezien deze verbreding geen voordelen heeft voor Kaag en Braasem zelf. In de MRSV zouden de belangen van de eigen bewoners en het eigen landschap voorop moeten staan. 9) Hoogbouw langs de A4 in de vorm van reclamemasten, antennes of hoge bebouwing is niet gewenst. Hetzelfde geldt voor Braassemerland. Horizonvervuiling is niet gewenst. Antwoord 1) Een MRSV is niet bedoeld om precies aan te geven wat wel en niet mag. Daar is het bestemmingsplan voor bedoeld. Wel geeft de MRSV een richting aan. Dat er verschillende invullingen mogelijk zijn is dan logisch. Dit is echter maatwerk op het moment dat ontwikkelingen zich voor doen. 2) Op blz. 29 staat de kop de agrariër als beheerder van het landschap. Juist door dit als kop neer te zetten, erkennen wij het economisch belang van deze sector als drager van het landschap. Daarom ook biedt de MRSV volop ruimte aan deze ondernemers om zich te vergroten of te verbreden. 3) De MRSV biedt ruimte voor zowel kleinschalige als grotere ontwikkelingen. De recreatiekaart laat zien waar intensievere, verkeersaantrekkende (en dus ook grootschaliger) recreatie plaats kan vinden, namelijk in de kernen, langs de Braassemboulevard en aansluitend aan bestaande concentraties. Door op deze wijze zorgvuldig en gericht ruimte te bieden wordt het open landschap beschermd. 4) De MRSV biedt geen bouwmogelijkheden, dat doet het bestemmingsplan. Wel geeft de MRSV aan dat nieuwe ontwikkelingen niet overal gewenst zijn, maar uitsluitend aansluitend aan de kernen, of bij agrariërs langs bepaalde structuren. Juist daardoor worden ontwikkelingen gestuurd en wordt het open landschap beschermt. 5) Aangezien een NOL nadrukkelijk een natuurgebied is, zijn de NOL s niet strijdig met het LOP. Zij dragen immers bij aan een robuuste groenstructuur. Waar een groene NOL echter nadrukkelijk natuurontwikkeling betreft met extensieve recreatie en weinig voorzieningen is een intensieve NOL ook nadrukkelijk bedoeld als uitloopgebied met daarin ruimte voor voorzieningen. Het zijn echter beide groenstructuren. 6) Een strook van 40m breed is geen natuurgebied, noch een volwaardig uitloopgebied. In die zin is de NOL een extra groenstructuur ter bescherming van het landschap. 7) Het gegeven om geen woningbouw in Rijnsaterwoude toe te staan komt niet voort uit de crisis, maar uit het onderscheid tussen Groei- en Groenkernen. Dit onderscheid is bewust gemaakt om de bestaande voorzieningen in de Groeikernen zoveel mogelijk te ondersteunen en duurzaam in stand te houden. In plaats van overal een beetje te bouwen wordt bewust strategisch gebouwd. 8) De planvorming rondom de N207 is inmiddels in volle gang. Bovendien kampt de groeikern Leimuiden met problemen wegens gebrek aan doorstroming op de N207. Daarom is ook de verbreding van de N207 opgenomen in de MRSV. Uiteraard zal de uitwerking en concretisering ervan nauwlettend gevolgd worden. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 9 van 9

86 9) Aangezien de bevolking nog steeds groeit, het aantal huishoudens toeneemt, de behoefte aan telecom (en dus zendmasten) onverminderd hoog is, en de economie en bedrijvigheid groeien en tegelijkertijd het landschap open en behouden moet blijven, zullen er andere oplossingen gevonden worden. Intensivering van ruimtegebruik is er daar een van. Door dit bewust op bepaalde plaatsen strategisch in te zetten, kan een win-win situatie ontstaan. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen 2.9 Indiener 9 Indiener vindt dat er teveel nadruk op recreatie ligt, ten koste van landbouw. De agrarische sector in het Groene Hart loopt achter qua bedrijfsomvang, doordat mogelijke andere bestemmingen leiden tot verkoop aan hoger biedende buitenstaanders. Om veehouderijbedrijven gelegenheid tot voortbestaan te geven, zou de gemeente zuinig moeten zijn op landbouwgronden. Antwoord De druk op grond en grondprijzen en de verkoop van gronden aan niet-agrariërs is niet iets wat de gemeente volledig kan beïnvloeden. Deels ligt hier ook een verantwoordelijkheid bij de agrariërs zelf, die hun bedrijven splitsen, of verkopen aan niet agrariërs, ook als de bestemming dat niet toelaat gronden verkopen aan niet-agrariërs. Wel zet de MRSV daarom in op versterking van de agrarische sector, zowel door vergroting als door verbreding. In die zin geeft de MRSV alle ruimte aan de agrarische sector. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen Indiener 10 1) Hoewel de indiener de keuze begrijpt om Groen- en Groeikernen te onderscheiden, is indiener ook van mening dat Rijnsaterwoude niet op slot gezet zou moeten worden ivm de leefbaarheid. Er zouden mogelijkheden moeten zijn/blijven voor kleinschalige (particuliere) ontwikkelingen. Bijvoorbeeld als deze de doorstroming bevorderen, of de leefbaarheid ten goede komen. Daarnaast stelt de indiener een aantal vragen: 2) Op welke wijze wordt Suyderbon 2 als inbreidingslocatie ingevuld? 3) Wat is kwalitatief uitbreiden van woningaanbod? 4) Op welke wijze wordt recreatie buiten de rode contour vormgegeven? 5) Welke voorwaarden stelt de gemeente bij de ontwikkeling van zelfbouw? Antwoord 1) In kleine kernen is de toevoeging van enkel huizen nauwelijks van betekenis op leefbaarheid. Om de doorstroming te bevorderen wil de gemeente in Groeikernen ruimte geven aan woon-zorgcombinaties, in standhouding van voorzieningen en het bouwen van zorggeschikte, danwel nultredenwoningen. Kleinschalige ontwikkelingen in Groenkernen zijn uitsluitend toegestaan indien deze een kwalitatieve bijdrage aan de woonomgeving leveren, dus zeer beperkt. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 10 van 10

87 2) De invulling van Suyderbon 2 als inbreidingslocatie wordt in het concept Groen- en Groeikernen losgelaten. Wat er dan wel mogelijk zal zijn, zal onderzocht moeten worden. 3-5) Voor de overige vragen geldt dat de MRSV niet bedoeld is als pasklaar antwoord op concrete vragen. Daar is het abstractieniveau te hoog voor. De MRSV geeft wel een denk- en ontwikkelrichting aan. Bij concretisering zal voortdurend een integrale afweging tussen allerlei belangen gemaakt moeten worden. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen Indiener 11 1) Indiener geeft aan dat de MRSV te weinig vernieuwende ontwikkelingen bevat, gezien de snelle digitale ontwikkelingen. 2) Dat de MRSV het toekomstig toetsingskader is voor ruimtelijk beleid is onvoldoende duidelijk gemaakt bij de bevolking. De deelname van inwoners was gering, waardoor deze visie wellicht niet gedragen wordt. 3) De MRSV geeft onvoldoende de uitgangspunten weer, zoals die door de gemeenteraad zijn vastgesteld. 4) De termijn van de MRSV is onduidelijk. Op 12 april werd 2020 gezegd, in het concept staat ) De speerpunten zijn niet ambitieus genoeg voor recreatie. Bovendien lijkt het alsof het beleid uit de Nota recreatie verwerkt is, terwijl de MRSV aanleiding zou moeten zijn de Nota te wijzigen. Uitsluitend een goede geografische spreiding van recreatieve nevenactiviteiten is onvoldoende om concurrerend te zijn t.o.v. omliggende gemeenten. Ontwikkeling van jachthavens en verblijfsrecreatie wordt onvoldoende op de recreatiekaart aangegeven. Door bij Oud Ade en Rijpwetering in te zetten op nevenfuncties, zal de recreatieve sector zich nooit volwaardig kunnen ontwikkelen. 6) Indiener geeft aan dat behoud van het landschap en het dorpse/landelijke karakter staat of valt met de agrarische sector. De gemeente kan hierin wel een richting aangeven, maar uiteindelijk hangt het van de bevolking af. 7) Indiener vindt het ongenuanceerd om in te zetten op meer horeca zonder cijfermatige onderbouwing. 8) Ten slotte geeft indiener een aantal zeer concrete tips, zoals streven naar kwaliteitsverbetering van bestaande accommodaties, uitbaten van molens, vestiging van rietdekker, uitbaten mogelijkheden van plassen en meren, uitbreiden hotels etc. Indiener geeft aan dat bij het uitwerken ten allen tijde naar haalbaarheid en wenselijkheid gekeken moet worden, zodat er een balans blijft tussen ontwikkeling en landschap. Antwoord 1) De MRSV is een maatschappelijk ruimtelijke structuurvisie. Aangezien vrij onvoorspelbaar is hoe de maatschappij beïnvloed wordt door nieuwe nu nog onbekende digitale ontwikkelingen, kan hier geen rekening mee gehouden worden. Verder blijft de fysieke Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 11 van 11

88 wereld de leefomgeving van mensen, ongeacht de digitale ontwikkelingen. Daarom doet de MRSV uitspraken over die fysieke wereld. De precieze invulling daarvan laat de MRSV open, om ruimte te geven voor eigentijdse oplossingen. 2) De MRSV is tot stand gekomen via een uitgebreid participatietraject. Hier is veel ruchtbaarheid aangegeven. Bovendien was het uitgangspunt dat de MRSV vooral een integrale visie zou worden van bestaand beleid, waar ook al inspraak op mogelijk geweest is. 3) Niet duidelijk is welke uitgangspunten precies bedoeld worden. Ons inziens zijn de uitgangspunten van onze gemeenteraad terug te vinden in de MRSV. 4) Zoals indiener zelf aangeeft is het moeilijk de toekomst te voorspellen en gaan ontwikkelingen snel. Daarom was het Strategisch Document de lange termijn visie (tot 2030). De MRSV zelf is een beleidslijn tot De uitvoeringsstrategie gaat tot ca Hoe concreter het wordt, hoe minder reëel het is om ver in de toekomst te kijken. 5) De MRSV is bedoeld om een integrale visie te vormen met inachtneming van bestaand beleid, voor zover mogelijk. Niet om heel nieuw beleid op alle terreinen te vormen. De gemaakte constatering laat zien dat dit gelukt is. Wat recreatie betreft zoekt de MRSV tussen behoud van het landschap en toevoegen van recreatie. Juist om zuinig te zijn op het landschap, dat immers de grote recreatieve trekker is, wordt gekozen voor recreatie op bestaande bouwkavels, bij of als vervanging van bestaande bebouwing. Uitsluitend tegen en in de kernen, bij jachthavens en bestaande recreatieve concentraties zal recreatie als hoofdactiviteit mogelijk zijn. Ook langs de Braassemboulevard wordt hier ruimte voor geboden. De conclusie dat er slechts als nevenactiviteit recreatie mogelijk is, wordt daarom niet gedeeld. 6) De constatering dat de gemeente wel kan sturen, maar niet alles kan bepalen wordt onderschreven. Toch is het goed om met de MRSV in de hand te weten welke kant de gemeente opstuurt. Door nadrukkelijk de agrariër de ruimte te geven zich economisch te versterken, hoopt de gemeente deze sector te ondersteunen, zodat het landschap en de werkgelegenheid blijft. 7) De MRSV geeft slechts een richting aan. Inzetten op recreatie en toerisme betekent dus ook ruimte bieden aan meer horeca. Om te voorkomen dat het echter ad hoc en ongestructureerd gebeurt, bepaalt de MRSV de hoofdrichting. De markt bepaalt echter hoe, waar precies en hoeveel. 8) De gegeven tips zijn te concreet in verhouding met het abstractieniveau van de MRSV en lenen zich daardoor niet voor de MRSV. Bovendien zijn veel tips niet de verantwoordelijkheid van de gemeente maar van de indiener zelf of andere ondernemer(s). De MRSV wil echter wel prikkelen om innovatief te denken en wil ruimte bieden voor dergelijke initiatieven. De tips die wel de verantwoordelijkheid van de gemeente zouden kunnen zijn zullen worden bekeken, ook in het kader van het promoten van de gemeente. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 12 van 12

89 2.12 Kamer van Koophandel, Alphen aan den Rijn 1) De Kamer is tevreden met de MRSV zoals die er ligt en geeft hiervoor een compliment. Men herkent zich in de geschetste keuzes en de aandacht voor recreatieve kansen. Ook de glastuinbouw en de bedrijvigheid komt goed naar voren, net zoals het belang van een goede infrastructuur hiervoor. 2) Wel wijst de kamer op de problematiek rond de verkeerslichten bij de kruising N207 en N446. In verband met de doorstroming is een rotonde of ondertunneling wenselijk. 3) Ook wijst de Kamer er bij al deze aspecten op dat het belangrijk is om Kaag en Braassem in een breder verband te blijven zien, zoals het Hollands Plassengebied en de regio. Dit vereist samenwerking. 4) Ten slotte geeft de Kamer aan dat ondernemers ook belangrijk zijn in het sociale domein, gezien hun bijdrage aan werkgelegenheid en door sponsoring e.d. Antwoord 1) De complimenten worden dankbaar in ontvangst genomen. 2) De problematiek rond de kruising N207 en N446 wordt niet herkend. Wel ervaart het verkeer hinder door het samenvoegen van de rijstroken aan beide kanten van het kruispunt. Het kruispunt zelf is dus niet het knelpunt, maar de wegvakken richting Alphen a/d Rijn en Rijnsaterwoude. Na verbreding van de N207 zal de doorstroming naar verwachting verbeteren. 3) Dat Kaag en Braassem geen eiland is, is bekend. Daarom blijft de gemeente ook actief betrokken bij diverse samenwerkingsverbanden. 4) Ook de gemeente ziet de toegevoegde waarde van ondernemers in het sociaal domein. Die betrokkenheid en zelfstandigheid is precies waar de gemeente een appel op doet met de MRSV en de visie op de eigen verantwoordelijkheid van de samenleving. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen LTO Noord 1) In zijn algemeenheid zou de MRSV het mogelijk moeten maken dat alle agrariërs hun bedrijven kunnen voortzetten en uitbreiden. 2) Voor de glastuinbouw sluit LTO Noord zich volledig aan bij de zienswijze van Platform Tuinbouw Veenstreek. 3) Verbreding van de agrarische sector in de vorm van (kaas)productie en zorg, dient ondersteund te worden, maar mag niet ten koste gaan van de hoofdtak. De hoofdtak is en blijft de economische drager van het agrarische gebied. Verbreding met recreatie en toerisme dient ook ondersteund te worden, maar hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat deze verbreding zelden ontwikkeld kan worden tot jaarrond activiteiten. De inkomsten hieruit zijn zelfstandig niet voldoende om winstgevend te zijn. 4) Belangrijk is het dat agrariërs een bouwvlak van 2 ha toegekend krijgen. Dat is het provinciaal beleid. Voor een duurzame toekomst is 1 ha te klein. 5) Stoppende agrarische bedrijven krijgen vaak een andere functie. LTO Noord vraagt aandacht voor een landbouwtoets, waarbij wordt gekeken wat er gebeurt met de resterende landbouwgronden. Voor behoud van de agrarische sector is het belangrijk dat deze gronden agrarisch blijven en ter beschikking komen voor omliggende (groeiende) agrarische bedrijven en niet versnipperd worden t.b.v. stedelijke of recreatieve functies. Ook het beperken van Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 13 van 13

90 hobbymatige veehouderij (hobbyboeren) tot een maximum aantal hectare voorkomt het onnodig onttrekken van gronden aan de productielandbouw. 6) LTO Noord wijst erop dat het prachtige cultuurlandschap tot stand is gekomen dankzij de agrariër. Om het te behouden is de agrariër dan ook hard nodig. 7) Ten slotte wordt aandacht gevraagd voor een goede infrastructuur die nodig is voor aanen afvoer van agrarische producten en hulpmiddelen. Boerderijen dienen bereikbaar te zijn voor bestemmingsverkeer. Antwoord 1) De MRSV zet nadrukkelijk in op behoud en versterking van de agrarische sector. 2) Zie zienswijze en beantwoording platform Tuinbouw Veenstreek, nr. 3. 3) De MRSV biedt volop mogelijkheden voor verbreding. 4) De MRSV bepaalt niet de grootte van bouwvlakken, dat doet het bestemmingsplan. De MRSV geeft slechts aan dat de agrarische sector belangrijk is en ruimte krijgt voor verbreding, groei en ontwikkeling. 5) Ook dit zijn concrete zaken die niet in de MRSV horen, maar in het bestemmingsplan. Door in de MRSV aan te geven dat de agrarische sector ruimte krijgt voor ontwikkeling, zegt de gemeente tevens dat ontwikkelingen die een duurzame agrarische sector belemmeren niet gewenst zijn. Overigens is het goed te realiseren dat de gemeente koop en verkoop van gronden niet in de hand heeft. Veelal wordt de gemeente voor een voldongen feit geplaatst als een stoppende agrariër zijn gronden aan een particulier verkoopt. 6) Dit wordt erkend in de MRSV. Daarom zet de MRSV in op versterking van de agrarische sector. 7) Infrastructuur is inderdaad belangrijk. Waar knelpunten zijn, zullen deze indien mogelijk opgelost worden, maar dat is afhankelijk van financiën, prioritering en planning. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 14 van 14

91 3 AMBTSHALVE WIJZIGINGEN 3.1 Tekst Blz 7, onder Beleidshorizon tot 2025 Zo zijn de gebiedsprofielen van de provincie gebruikt als basis voor de ruimtelijke structuur. Deze zin moet geschrapt worden. Blz 29, onder Natuurontwikkellocaties Langs de as Wijde Aa-Braassemermeer kan het accent juist meer moet zijn: Langs de as Wijde Aa-Braassemermeer kan het accent van het nieuwe natuurgebied juist meer Deze uitloopgebieden zijn voor de inwoners van Kaag en Braassem, maar ook.. moet zijn: Deze uitloopgebieden zijn voor de inwoners van Kaag en Braassem (o.a. Braassemerland), maar ook.. Blz 36, onder Kaag en Braassem neemt verantwoordelijkheid : Voor sociale koopwoningen geldt dat deze gebouwd moeten.. moet zijn: Voor sociale koopwoningen geldt dat deze zoveel mogelijk gebouwd moeten.. Blz 37, onder tabel Bestaande aantal sociale huurwoningen per kern moet zijn: Bestaande aantal (sociale huur)woningen per kern Blz 44: banen op woningen moet zijn: banen op woningen Blz 49, onder Nieuwe Ontwikkelingen: b&w moet zijn B&W Blz 55 onder Basisinfrastructuur in groen- en groeikernen, 2 e alinea: Aan begin zin toevoegen: Op dit moment zijn er in bijna alle dorpen diverse voorzieningen. Blz 56(vervolg): Na of bij investeringen. invoegen: Bij veranderingen/bezuinigingen zal de eerste focus op behoud en versterking van de voorzieningen in de groeikernen liggen. Dit is duidelijk gemaakt op de kaart door de primaire voorzieningen felgekleurd te maken en de bestaande voorzieningen, die in de toekomst wellicht onder druk komen te staan lichter te kleuren. Blz 56 onder Groenkern : Gymzaal schrappen. Blz 58 onder Oude Wetering : nog steeds zorgen de zeilscholen, jachthavens en botenverhuur moet zijn: nog steeds zorgen de kade, de jachthavens en het pontje Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 15 van 15

92 Blz 61 onder Kassen als recreatieve trekpleister : Laatste zin voor recreatieve doeleinden. Moet zijn: voor recreatieve doeleinden ter versterking van de glastuinbouw. Blz. 65 Herstructurering Meidoornlaan: Meidoornlaan moet zijn Meidoornplein Blz 87: MSV moet zijn MRSV Blz 91, tabel, onder wonen: Wilgenhof moet zijn <2015 Houttuinhof ligt in Oude Wetering ipv Oud Ade Herenweg 151 ligt in Rijnsaterwoude ipv Leimuiden Peppelhof wordt >2015 ipv <2015 Bospolder fase II kan worden verwijderd Toevoegen: Sotaweg 134, Roelofarendsveen, initiatieffase, particulier, > Kaarten Blz. 16/17, Structuurvisie: - de namen Oud Ade, Rijpwetering en Oude Wetering dichter bij juiste kern plaatsen. - Nol Ghoybos en de Nol t.b.v. Braassemerland moeten oranje zijn ipv groen. - ster-symbool (toevoegen woningen) bij Braassemerland plaatsen. - ook rondom Hoogmade is veenweidelandschap. Veenweide dus doortrekken naar zuiden langs de lijn van Rijpwetering. - 3 pontjes toevoegen op kaart - Campers van kaart en uit legenda halen. - Bebouwing in legenda is kop. - Landschap in legenda is kop. - Infrastructuur in legenda is kop. - HSL/NS/RGL met bijbehorend symbool in legenda weghalen - Economisch Programma in legenda is kop. - Nieuw moet zijn Nieuw bedrijventerrein - Herstructureren moet zijn Bedrijventerrein herstructureren - Maatschappelijk Programma in legenda is kop. - legenda completeren t.a.v. gebruikte symbolen - Recreatief Programma in legenda is kop. - Extensief moet zijn NOL extensief - Oeverrecreatie intensief moet zijn (Oever)recreatie intensief - Extensief moet zijn (Oever)recreatie extensief - Campers van kaart en uit legenda halen. - Sluis met bijbehorend symbool in legenda weghalen Blz 20/21, Ruimtelijke hoofdstructuur: - de namen Oud Ade, Rijpwetering en Oude Wetering dichter bij juiste kern plaatsen. - ook rondom Hoogmade is veenweidelandschap. Veenweide dus doortrekken naar zuiden langs de lijn van Rijpwetering. - landschap in legenda is kop. Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 16 van 16

93 - cultuurhistorie in legenda is kop. - sluis toevoegen in kaart en legenda, onder cultuurhistorie Blz 26/27, Recreatie: - de namen Oud Ade, Rijpwetering en Oude Wetering dichter bij juiste kern plaatsen. - Campers van kaart en uit legenda halen. - Sluis verwijderen uit kaart en legenda. - NOL (Natuurontwikkelingslocatie) in legenda is kop. - Oeverrecreatie in legenda is kop en moet zijn (Oever)recreatie Blz 32/33, Wonen: - de namen Oud Ade en Rijpwetering dichter bij juiste kern plaatsen. - de namen Roelofarendsveen en Oude Wetering (schuin) boven elkaar plaatsen - de cirkel van Roelofarendsveen en Oude Wetering meer naar rechts verplaatsen (over Roelofarendsveen heen). - Woningen groeikern in legenda is kop. Blz 40/41, Economie: - de namen Oud Ade, Rijpwetering en Oude Wetering dichter bij juiste kern plaatsen. - HSL/NS?RGL met bijbehorend symbool in legenda weghalen - Bedrijventerrein in legenda is kop Blz 46/47, Bereikbaarheid: - de namen Oud Ade en Rijpwetering dichter bij juiste kern plaatsen. - symbool pontje bij Kaag plaatsen - Legenda: Bovenste ingrepen moet zijn ingrepen auto- en busverkeer, onderste ingrepen moet zijn ingrepen langzaam verkeer Blz 52/53, Samenleving: - de namen Oud Ade en Rijpwetering dichter bij juiste kern plaatsen. - de namen Roelofarendsveen en Oude Wetering (schuin) boven elkaar plaatsen - de cirkel van Roelofarendsveen en Oude Wetering meer naar rechts verplaatsen (over Roelofarendsveen heen) - soorten voorzieningen in legenda is kop. - bij Hoogmade jeugd toevoegen - bij Hoogmade buitensport toevoegen - bij Woubrugge peuterspeelzaal toevoegen (stiwo) - bij Woubrugge jeugd toevoegen De volgende kleuren lichter/transparanter maken: Rijpwetering: jeugd en peuter Rijnsaterwoude: peuter en sport binnen Hoogmade: jeugd, sport buiten en sport binnen Gemeente Kaag en Braassem - Projectopdracht [Naam van het project] [Datum] Pagina 17 van 17

94 strategisch document Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030

95 Voorwoord colofon Tekst en beeldmateriaal Gemeente Kaag en Braassem Bureau bvr Tekstkeuken Dimmy Olijerhoek Fotografie Ontwerp en opmaak Biskaje, Leiden 24 maart 2011 Bladert u nog wel eens terug in uw fotoalbum? En ziet u dan ook foto s van het dorp? Of komt u die wel eens tegen in de krant? Dan realiseer je je vaak hoeveel er eigenlijk is veranderd. Dorpen staan, net als de tijd, niet stil. Er komen woningen bij net als winkels en bedrijven. Anderen verdwijnen juist weer. Struiken worden bomen, weggetjes worden wegen en slootjes krijgen bruggen. En dan hebben we het alleen nog maar over de buitenkant. Want de bewoners van de dorpen ontwikkelen zich ook. Uw wensen veranderen. Het dorp van 20 jaar geleden, past misschien niet meer bij wie u nu bent. De tijd stelt andere eisen. Maar daarmee gaan soms ook zaken verloren die we graag willen behouden, zoals het natuurschoon en onze tradities. Want vooral de tradities maken onze dorpen tot wat ze zijn. Verenigingen bestaan in deze gemeente al decennia lang. We zien veel trouwe inzet van vrijwilligers en eenmaal lid, blijf je vaak lid. Dat maakt het in de dorpen voor velen ook juist zo gezellig. Maar aan sommige veranderingen ontkomen we niet. Steeds meer commerciële en maatschappelijke voorzieningen op het platteland verdwijnen, omdat ze financieel niet rendabel zijn. Asfalt en bedrijventerreinen rukken op en dreigen het over te nemen van de natuur. Aan de ene kant nuttig, vanwege bereikbaarheid en werkgelegenheid, maar aan de andere kant soms te verwoestend. Dit soort dilemma s vragen om creatieve oplossingen en soms pijnlijke keuzes. Hoe ziet de omgeving er over 20 jaar uit? Wat staat er dan op uw foto s? En/of op die van uw kinderen? De afgelopen maanden hebben we u die vraag gesteld. We spraken met velen van u over uw wensen en verwachtingen. We kwamen erachter dat u vaak heel trots bent op uw dorp, de verenigingen, de tradities en de saamhorigheid. Daarnaast zag u kansen en mogelijkheden voor ontwikkelingen. Zo is er in de nabije toekomst een groeiende behoefte aan senioren- en starterswoningen en zijn ook de zorg en werkgelegenheid aandachtspunten. Ook buiten de dorpskernen zijn er keuzes te maken. We wonen in een prachtig gebied, waar velen regelmatig van genieten. Natuurlijk allereerst de bewoners van onze gemeenten. Maar ook mensen van daarbuiten brengen graag een bezoek aan onze gemeentegrond. En dat is natuurlijk goed voorstelbaar in ons prachtig waterrijk gebied. De wijze waarop we daarmee om kunnen gaan, hebben we uitgebreid met u besproken. Meer toerisme kan meer werkgelegenheid opleveren, maar ook meer overlast. We vonden het belangrijk om u mee te laten praten. Tenslotte maken we met elkaar deel uit van de gemeenschap. Nadat we van u alle input hadden gekregen, zijn we aan de slag gegaan met het opstellen van dit Strategisch Document. Dit document moet de basis gaan vormen voor de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie. We hopen dat u zich kunt vinden in dit Strategisch Document en dat u over 20 jaar nog net zo trots bent op uw gemeente als nu. Wij zijn in ieder geval blij met alle input die we hebben ontvangen en best trots op het gemeenschappelijke resultaat. floris schoonderwoerd Strategisch document

96 1 Waarom een Maatschappelijk Ruimtelijke 5 Structuurvisie? 2 Beleidskader 7 3 Trends en ontwikkelingen 9 4 Kansen en dilemma s 13 5 De Koers voor De opgaven 17 Leefbaarheid Economische dynamiek Ruimtelijke kwaliteit Bijlage Verslaglegging Participatie 26 De gemeente Kaag en Braassem staat de komende jaren voor een aantal omvangrijke en complexe vraagstukken. Zo zien we bijvoorbeeld de vergrijzing en ontgroening steeds grotere vormen aannemen met als gevolg het verdwijnen van draagvlak voor voorzieningen. Ook zien we het landschap om ons heen veranderen onder druk van infrastructuur en verstedelijking. Dit soort vraagstukken vraagt om een heldere visie. Tegelijkertijd doen zich kansen voor die we kunnen benutten. Zo kenmerkt de gemeente zich door een enorme rijkdom aan landschappelijke en cultuurhistorische waarden en is de ligging in het Hollandse Plassengebied uniek. Het doel van het opstellen van deze Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie is, om de vraagstukken en kansen integraal in beeld te brengen en te gebruiken als bouwstenen voor een helder toekomstperspectief. Tegelijkertijd grijpen we dit moment aan om voor de nog jonge gemeente Kaag en Braassem een eerste integraal beleidsdocument op te stellen. Met een frisse blik op de toekomst is de gemeente twee jaar geleden van start gegaan in de wetenschap dat niet al het beleid van de voormalige gemeenten volledig op elkaar afgestemd was. Dat moment is nu aangebroken. In plaats van het zoeken naar oplossingen per sector kiezen we voor het opstellen van een Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie. Zo kunnen we het beleid per sector van de voormalige gemeenten verbinden met het grotere geheel van de nieuwe gemeente. Het is niet de bedoeling om al het bestaande beleid opnieuw te doen. Wel maken we een logische stap voorwaarts en waar nodig moeten we ook keuzes maken. Tot slot schrijft de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro, 2008) gemeenten voor om ruimtelijk beleid op te stellen ter toetsing van bestemmingsplannen, andere ruimtelijke plannen en initiatieven binnen het grondgebied van de gemeente. De structuurvisie is bij uitstek een middel om dit ruimtelijke beleid in vast te leggen. De gemeente grijpt het opstellen van de structuurvisie aan om niet alleen over de toekomst van de ruimte na te denken, maar stelt de samenleving als geheel centraal. Ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke aspecten binnen de gemeente zijn namelijk zo met elkaar vervlochten, dat keuzes die gemaakt moeten worden op ruimtelijk gebied consequenties hebben voor bijvoorbeeld de leefbaarheid en vice versa. Daarom noemen we de structuurvisie een Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie, of kortweg de MRSV. t kompas Parallel aan het traject voor de MRSV voert de gemeente een discussie over welke rol de gemeentelijke organisatie in de toekomst moet gaan innemen. Dat noemen we de kerntakendiscussie. Waar vroeger als vanzelfsprekend de gemeente een initiatief nam, zal steeds vaker aan particulieren gevraagd worden het initiatief op zich te nemen. De uitkomst van deze discussie is uiteraard van belang voor de structuurvisie. Het nadenken over de structuurvisie en de kerntakendiscussie noemen we t Kompas. Actuele informatie over t Kompas kunt u vinden op onze website Bij de start van het traject van t Kompas gelden de onderstaande uitgangspunten voor de gemeente als richtinggevend kader. van verzorgen naar eigen verantwoordelijkheid; van aanbieden naar vraaggericht; van gelijkwaardig/uniformiteit naar differentiatie/ diversiteit; van zelf weten/kunnen naar overlaten aan anderen/ durven loslaten; van reactief naar proactief. Dit kader helpt ons bij het maken van keuzes in het traject van de structuurvisie en bij de kerntakendiscussie. Strategisch document Inhoud 1 Waarom Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 5

97 Beleidskader 6 7 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 proces Het opstellen van een structuurvisie is een proces in meerdere stappen. Dat voorkomt dat er straks een document ligt wat niet voldoet aan de verwachtingen van de mensen om wie het gaat. Dat zijn in de eerste plaats de bewoners en ondernemers binnen de gemeente, hun vertegenwoordigers in de raad, belangengroepen en alle andere professioneel betrokkenen. Het Strategisch Document is de eerste stap in het proces. Het Strategisch Document is bedoeld om de koers voor 2030 uit te zetten en op hoofdlijnen de opgaven voor de daadwerkelijke structuurvisie te bepalen. Pas nadat de gemeenteraad de koers in het Strategisch Document onderstreept, gaan we verder met het uitwerken van de opgaven in de structuurvisie. We vertalen daarin alle opgaven naar ruimtelijke en maatschappelijke kaders. Pas dan komt concreet in beeld op welke plekken nog gebouwd kan worden, hoe er gebouwd kan worden, op welk voorzieningenniveau de bewoners in de verschillende kernen kunnen rekenen en hoe de gemeente zich naar buiten toe gaat profileren. Het is de bedoeling om de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie nog voor de zomer van 2011 af te ronden. Na de zomer ligt de visie ter inzage en kan iedereen een zienswijze indienen voordat de raad eind 2011 zich over de visie gaat buigen. Daarna krijgt de structuurvisie echt handen en voeten voor de uitvoering. In het uitvoeringsprogramma zijn zaken als lobby en samenwerking met andere overheden en organisaties aan de orde en gaan we met de partners, zoals de woningbouwverenigingen een aanpak uitdenken en een rolverdeling bepalen. samen met bewoners en professionals Dit Strategisch Document is tot stand gekomen in overleg met professioneel betrokken partijen, waaronder de woningbouwverenigingen, ondernemersverenigingen, belangengroepen en vertegenwoordigers van bewoners. Bovendien is in november 2010 met bewoners zelf gesproken over uiteenlopende onderwerpen op gebied van leefbaarheid, economische dynamiek en ruimtelijke kwaliteit. Om zoveel mogelijk bewoners te bereiken is ervoor gekozen om de bewonersavonden niet in het gemeentehuis te organiseren maar op drie verschillende locaties verspreid over de hele gemeente. In de bijlage zijn verslagen van alle bijeenkomsten opgenomen. leeswijzer De hoofdstukken twee, drie en vier geven een overzicht van het bestaande beleid, de belangrijkste trends en ontwikkelingen waar we de komende jaren mee te maken krijgen en de kansen en dilemma s zich mogelijk voor gaan doen. Het vijfde hoofdstuk is het belangrijkste deel van dit Strategisch Document: de koers voor De koers beschrijft de ambitie waar we de komende jaren onze schouders onder willen gaan zetten. In het laatste hoofdstuk beschrijven we wat deze koers concreet betekent voor de gemeente en welk opgaven we kunnen formuleren voor het vervolg: de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie. 2Voordat we gaan nadenken over de toekomst van onze gemeente, moeten we ons realiseren dat ook andere overheden nadenken over de toekomst. Uiteraard betekent dat niet dat we als gemeente alle (beleids)doelen van deze andere overheden één op één overnemen, maar het is wel verstandig rekening te houden met deze beleidsdoelen, zodat we elkaar niet onnodig in de weg gaan zitten. In dit hoofdstuk beperken we ons tot de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. In de daadwerkelijke structuurvisie nemen we een analyse op van al het relevante beleid op zowel rijks, provinciaal als gemeentelijk niveau. Ook houden we waar nodig rekening met het beleid van het Hoogheemraadschap Rijnland. bovenlokaal beleid Het rijksbeleid op gebied van ruimtelijke ontwikkeling is de laatste jaren sterk aan verandering onderhevig. De Nota Ruimte (2005/2006) beschrijft op hoofdlijnen de gewenste richting van de ruimtelijke ontwikkeling van ons land, maar geeft juist ook veel vrijheid aan lagere overheden om de ruimtelijke ontwikkeling zelf vorm te geven. De provincie Zuid-Holland heeft in 2010 een structuurvisie vastgesteld. De provinciale structuurvisie (in het bijzonder de verordening ruimte ) is in principe kaderstellend voor onze gemeentelijke structuurvisie. De provinciale structuurvisie is een visie op hoofdlijnen. Uiteraard kunnen we bij verschillen van inzicht in overleg treden om tot een oplossing te komen. Tot slot hebben we in 2009 samen met onze partners in de regio (Holland Rijnland) een structuurvisie opgesteld. Ook deze structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en biedt voldoende openingen voor onze gemeente, om nadere invulling te geven aan de ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkeling binnen onze gemeentegrenzen. gemeentelijk beleid De gemeente Kaag en Braassem is twee jaar geleden van start gegaan in de wetenschap dat nog niet al het beleid van de beide fusiepartners volledig op elkaar afgestemd was. De MRSV is het eerste gemeentebrede en integrale beleidsveldoverkoepelende document van de gemeente Kaag en Braassem en moet het bestaande beleid van de fusiegemeenten zoveel mogelijk met elkaar verbinden. Uiteraard doen we niet alles weer opnieuw. Waar bestaand beleid nog voldoende actueel is, of zelfs pas recent ontwikkeld, gaan we gewoon verder met dat beleid. Daarnaast is op bovenlokaal niveau nieuw beleid in de maak waar we als gemeente ook aan meewerken. Strategisch document

98 8 9 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 Naast het bestaande lokale en bovenlokale beleid, is tijdens de fusie uitgebreid overleg gevoerd over de speerpunten voor de nieuwe gemeente. Hiervoor zijn in diverse bijeenkomsten de bewoners van de verschillende dorpskernen geraadpleegd. Deze speerpunten helpen de fusiegemeente op weg bij het bepalen van de koers en zijn daarom uitgangspunt voor dit Strategisch Document. Deze speerpunten waren: het groen/blauwe karakter van de gemeente behouden en versterken; het eigen karakter van elk van de 11 kernen borgen; kernen als gelijkwaardig beschouwen, maar verschillen erkennen; een kernenbeleid ontwikkelen, gericht op vitaliteit, leefbaarheid en sociale veiligheid; vanuit iedere kern bereikbare voorzieningen behouden en versterken; doelgroepgerichte woningbouw realiseren, passend binnen de huidige uitstraling van de kernen; een rijk gemeenschapsleven stimuleren; een krachtige en diverse economische structuur behouden en versterken; kleinschalige bedrijvigheid stimuleren; extra aandacht geven aan de revitalisering en herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen; de aanwezige tuinbouw en agrarische functie gelegenheid bieden tot behoud en modernisering; de recreatieve potentie van het gebied beter benutten, door kleinschalige recreatie en toerisme te stimuleren en ontwikkelen, waarbij een goede geografische spreiding en medegebruik uitgangspunten zijn. 3 Trends en ontwikkelingen Onderstaand schetsen we trends en ontwikkelingen gebaseerd op uiteenlopende onderzoeken en beleidsdocumenten van diverse instellingen en overheden. Voor zover mogelijk zijn deze in het perspectief van de gemeente Kaag en Braassem geplaatst. krimp Krimp is de afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Voor Kaag en Braassem geldt vooralsnog alleen dat de beroepsbevolking zal afnemen door vergrijzing. Uit provinciaal onderzoek blijkt dat Kaag en Braassem is aangewezen als anticipeerregio voor krimp door het Rijk. Op de lange termijn zal de demografische druk (de verhouding tussen beroepsbevolking en kinderen/ouderen) toenemen, dat wil zeggen dat het aantal werkenden in verhouding tot nietwerkenden afneemt. Na 2030 komt er minder behoefte aan woningen. Oorzaken van krimp zijn onder andere een daling van het aantal personen per huishouden en het vertrek van gezinnen uit de kleine kernen door het ontbreken van voorzieningen en de toegenomen voorkeur voor het stedelijk gebied. Gevolgen kunnen zijn een vermindering van de vraag naar woningen (bouwen voor de leegstand), een waardedaling van woningen, vertrek van voorzieningen (zoals winkels, maar ook zorgcentra) en minder interesse van bedrijven om zich te vestigen. Het is belangrijk om woningbouwplannen en plannen voor de retail en bedrijventerreinen in dit licht te bezien en voorzieningen/woningen/bedrijvigheid meer te concentreren. Ook is meer nadruk op herstructureren (woonwijken, winkelgebieden en bedrijventerreinen) van belang en vooral investeren in behoud en versterking van de leefomgeving. vergrijzing en ontgroening Het aantal 65-plussers groeit en die leeftijdsgroep vormt een steeds groter deel van het totaal aantal inwoners in Nederland. Overal treedt vergrijzing op, maar in sommige gebieden harder dan in andere. Vergrijzing ontstaat door een combinatie van factoren. Eén is een dalend geboortecijfer (ontgroening) en een andere meer structurele oorzaak,is een stijging in de levensverwachting. In met name de kleinere kernen van Kaag en Braassem is er sprake van vergrijzing. Dit is al het geval op jongere leeftijden. De leeftijdsgroep is met name oververtegenwoordigd en zo ook de leeftijden daarboven, alhoewel dit laatste aansluit bij de ontwikkelingen in Nederland. Met name de leeftijdsgroep is ondervertegenwoordigd, wat duidt op wegtrekkende jongeren en jonge gezinnen naar de omliggende grote steden. Er is een sterke afname van de leeftijdsgroep De groep is nagenoeg constant gebleven de afgelopen 15 jaar. Ook het aantal 0-5-jarigen is afgenomen, wat duidt op ontgroening. kleinere gezinnen In 2025 loopt het aantal huishoudens in Nederland op van 7,1 miljoen nu tot zo n 8 miljoen, zo verwacht het CBS. Vanaf 2030 zal het aantal huishoudens zich stabiliseren rond een aantal van 8,1 à 8,2 miljoen. De voortgaande groei van het aantal eenpersoonshuishoudens is de belangrijkste oorzaak van de groei van het aantal huishoudens. Het aantal alleenstaanden neemt in de komende decennia verder toe van 2,5 miljoen in 2005 tot 3,3 miljoen in 2025 (zo n 40% van het aantal huishoudens). Daarbij gaat het vooral om ouderen. De gemiddelde omvang van een huishouden neemt dus verder af richting 2,1 persoon per huishouden. Ook al groeit het aantal inwoners niet of daalt het licht, dan moet het aantal woningen toch groeien om de ontwikkeling naar kleinere gezinnen op te vangen. In de afgelopen jaren groeide in Nederland het aantal huishoudens bijna 0,5% per jaar sneller dan het aantal inwoners door de gezinsverdunning (daling van aantal personen per huishouden). Dat Strategisch document

99 10 11 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 groeiverschil wordt de komende jaren geleidelijk minder. Er is dus de komende jaren minder behoefte aan groei van de woningvoorraad, omdat de bevolking minder gaat groeien, maar ook omdat de gezinsverdunning afneemt. Daarnaast valt op dat hoewel het aantal gezinsleden afneemt, de grootte van de woningen toeneemt. In Kaag en Braassem ligt het gemiddeld aantal bewoners per woning met 2,5 (2009) hoger dan het landelijk gemiddelde, maar ook dit getal daalt (het was 2,6 in 2003). digitalisering Internetgebruik blijft toenemen in Nederland. Het gebruik onder jongeren tussen 16 en 25 is bijna 100%, terwijl het percentage senioren dat internet gebruikt nu nog blijft steken op 65%. Dit percentage zal in de toekomst ongetwijfeld verder stijgen. De populariteit van sociale websites/media en internetdaten groeit. De zorg dat computergebruik zal leiden tot meer mensen in een isolement, lijkt ongegrond. Maar de manier waarop mensen met elkaar omgaan verandert er wel door. Ook de toegang tot informatie verandert. In de dienstverlening aan inwoners gaat dit een belangrijke rol spelen voor de gemeente (en natuurlijk ook voor andere overheden en organisaties). Bereikbaarheid krijgt in een digitale omgeving een andere betekenis. behoefte aan verschillende woonmilieus We gaan van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde woningmarkt. De woonopgave voor de komende decennia is vooral een kwalitatieve opgave met aandacht voor verdichting (bouwen binnen bestaand stedelijk gebied), het gebruik van bestaande terreinen en gebouwen en aanpassing van de bestaande woningvoorraad aan veranderde woonwensen van mensen. groen in en om de stad De groei van de steden vergroot de noodzaak van een regionale visie op de stad-landrelaties. Verrommeling van het landschap is vooral zichtbaar aan de randen van steden. De stadsrand is vaak restruimte, een gebied waar ruimte gereserveerd wordt voor toekomstige ontwikkelingen. Het gebied verandert voortdurend en in een hoog tempo en er is steeds tijdelijke bedrijvigheid. Het is nu vaak een gebied van niemand, geen stad en geen land, waarbij stad en land vaak met de ruggen naar elkaar toe staan. Maar de stadsrand is ook een poort, voor bewoners van de stad om het buitengebied met de rust en ruimte te beleven, en andersom voor de bezoeker van de stad met haar stedelijke voorzieningen. De stadsrandzone moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn, aantrekkelijk en met identiteit. Het Rijk ziet de volgende 6 opgaven voor de stadsrandzone: 1 identiteit geven aan stadsranden, op basis van bestaande landschapskwaliteiten, cultuurhistorie of door nieuwe identiteit te creëren; 2 open ruimten behouden tussen verstedelijkte gebieden, zodat groen, rust en ruimte voor iedereen op redelijke afstand beschikbaar blijft; 3 de recreatieve waarde van het landschap verhogen, waarmee voorzien kan worden in de diverse recreatieve behoeften van de stedeling; 4 bereikbaar en toegankelijk maken van de recreatieve ruimte; 5 samenwerking van stad en land, geen scheiding van functies, maar verweving en versterking; 6 effectief en efficiënt beleid. Geen complex en gescheiden financieringsinstrumentarium, maar duidelijk en integraal. Voor Kaag en Braassem zijn twee stadsranden van belang, die van Leiden/Leiderdorp en van Alphen aan den Rijn. groei vrijetijdseconomie De vrijetijdseconomie heeft zich de afgelopen 25 jaar ontwikkeld tot een belangrijke pijler onder de Nederlandse economie in zijn geheel en is één van de belangrijkste motoren voor de economische groei in de toekomst. Een planmatige ontwikkeling van de vrijetijdssector kan als vliegwiel dienen voor de transformatie van de openbare ruimte en de regionale economie. Investeren in de vrijetijdssector levert ook een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en leefkwaliteit van de eigen inwoners. In Kaag en Braassem zijn er veel kansen om de recreatie en hiermee de vrijetijdseconomie, te versterken. co 2-neutrale gemeenten Klimaatverandering is een hot issue. Gemeenten en provincies raken meer en meer doordrongen van de noodzaak om aandacht te besteden aan dit probleem. Voor het vaststellen van de CO 2 -uitstoot van een gemeente is onderstaand energieverbruik van belang: het energieverbruik van huishoudens en bedrijven; het energieverbruik voor mobiliteit en transport binnen de gemeentegrenzen; het energieverbruik van burgers en bedrijven door inkoop van producten, grondstoffen en diensten en gebruik van transportmiddelen; de hoeveelheden door huishoudens en bedrijven geproduceerd afval. In het door Holland Rijnland en Rijnstreek vastgestelde Klimaatprogramma wordt de klimaatambitie van het kabinet als uitgangspunt genomen. In de energiekansenkaart is berekend, dat de kabinetsambitie een concrete CO 2 -reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor onze regio betekent. Met als extra ambitie dat gemeentelijke organisaties in 2015 klimaatneutraal zijn. energielandschappen Voor het vergroten van het aandeel duurzame energie kan gebruik gemaakt worden van biomassa, zon, wind en water. Niet alles hoeft grootschalig. Bij energie uit biomassa zijn ook snoeihout of restproducten vanuit de akkerbouw of dierlijke biomassa bruikbaar. De kwaliteiten en mogelijkheden van het landschap vormen het uitgangspunt voor het type voorzieningen voor duurzame energie (winning, opwekking, opslag, transport). We moeten de landschappen zo ontwikkelen, dat het winnen van energie sociaal-ruimtelijke doelen kan versterken en andersom (zogenaamde synergie-landschappen). Op regionaal niveau is een energiekansenkaart opgesteld. Het is belangrijk om de voorzieningen voor duurzame energie op lokaal niveau te realiseren. duurzame glastuinbouw Voor het verduurzamen van de glastuinbouw zijn verschillende maatregelen beschikbaar op het gebied van water, energie en licht. Voor een optimale benutting van deze maatregelen is het wenselijk dat (nieuwe) glastuinbouwbedrijven in de buurt van potentiële energieafnemers liggen. Zo kunnen zij de mogelijkheden voor energieproductie en -levering door de glastuinbouw benutten. Dit vraagt aandacht bij ruimtelijke planning. Ook is ruimtelijke ordening nodig voor het optimaal gebruik van technologie voor het benutten van aardwarmte en de opslag van warmte en koude. Een ander voorbeeld is het streven naar voldoende schoon gietwater. Deels betekent dit dat tuinders voldoende ruimte moeten reserveren/ Strategisch document

100 Kansen en dilemma s Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 hebben voor regenwaterbassins, maar ook is de beschikbaarheid van grondwater (ook) op langere termijn een belangrijk item. In Kaag en Braassem zijn de kassen nauw verweven met de woongebieden. Dit biedt interessante aanknopingspunten en kansen voor de verduurzaming. watertoerisme In het Groene Hart richt men zich steeds meer op de watersport. 24% van het toerisme en recreatiebestedingen is watergerelateerd. In het Groene Hart is watersport voor 30% van de bezoekers het hoofdmotief. Om die reden heeft de regio ingezet op de ontwikkeling van het Hollands Plassengebied, waarin rivieren en vaarten tussen de plassen centraal staan. Om als regio aantrekkelijk te zijn en blijven voor de vele watersporters, is uitbreiding van de voorzieningen op en langs de oevers van de Kagerplassen, het Braassemermeer en de Wijde Aa nodig. Hierbij staat het vergroten van de aantrekkelijkheid van water centraal, met combinaties van een activiteit op het water en een activiteit op het land. Een verbinding tussen de toekomstige zeejachthaven met het achterland waar ook de Staande Mastroute doorheen loopt, kan de recreatieve mogelijkheden voor de pleziervaart aanzienlijk vergroten. agrotoerisme De natuurwaarden van het veenweidegebied zijn gevarieerd en bijzonder. Het platteland speelt steeds meer in op dagrecreatie en kleinschalige verblijfsrecreatie. Zo kan de agrarische sector zich economisch versterken. De rust in het gebied en het agrarisch grondgebruik staan centraal in het Groene Hart. De combinatie water- en agrotoerisme kan de regio verder uitbaten. Plattelandstoerisme is een belangrijk onderdeel van de toeristische sector in Europa. Naar schatting vindt 10-25% van de toeristische activiteiten plaats op het platteland. De combinatie platteland en entertainment is een opkomende behoefte. Steeds meer mensen trekken met een doel het land in, niet alleen de beleving is voldoende. cultuurhistorie Het stedelijk toerisme heeft steeds meer behoefte aan een bezoek aan het buitengebied waarin cultuurhistorie verborgen ligt. Het is belangrijk om toeristen die de stad bezoeken te stimuleren, om ook een tocht in de omgeving te maken. In de cultuurhistorie ligt namelijk de identiteit van het gebied verborgen. Een trend is om de identiteit van het gebied te branden, in de stad wordt dit citybranding genoemd. Promotievereniging Toeristisch Kaag en Braassem en het Groene Hart Bureau voor Toerisme (waar Kaag en Braassem bij aangesloten is) zijn hard op weg om ook ondernemers te stimuleren om de waarden van het gebied tot uiting te laten komen in hun activiteiten. Bewezen is dat een gebied aantrekkelijker wordt naarmate de authenticiteit zichtbaarder is. De gemeente kenmerkt zich door een unieke ligging onder de rook van de grote steden en de dynamiek van Schiphol. De ligging brengt voor de gemeente complexe vraagstukken met zich mee. De oprukkende Randstad, de groeiende verstedelijkingsgraad en de schaalvergroting van functies en voorzieningen drukken al jaren hun stempel op dit gebied. Enerzijds biedt het kansen, bijvoorbeeld in de bedrijvigheid rond de A4, anderzijds zien we onze gemeente ook van karakter veranderen en staat de landelijkheid onder druk. Bewoners hechten sterk aan hun eigen identiteit in de dorpskernen. Uit actuele trends en ontwikkelingen én de resultaten van de werksessies met de gemeenteraad, experts en bewoners, komt een aantal kansen en dilemma s naar voren. kansen Kaag en Braassem heeft een unieke ligging in het Groene Hart van de Randstad. De gemeente herbergt een groot deel van het Hollandse Plassengebied en fungeert als recreatieve uitloop voor omliggende verstedelijkte regio s (Alphen aan de Rijn, Leiden, Leiderdorp en Haarlemmermeer). De gemeente is geen achtertuin, maar de stedelijke regio s liggen in onze voortuin; de ligging van de gemeente langs de A4 en de nabijheid van mainport Schiphol en greenport Aalsmeer, schept kansen op het gebied van bedrijvigheid. Specifieke kansen doen zich voor op gebied van (glas) tuinbouw. De (glas)tuinbouw kan groeien naar een niche van kennisintensieve productiemethoden in combinatie met nieuwe woonvormen en energielandschappen; de gemeente Kaag en Braassem kan zich profileren voor mensen die op zoek zijn naar rust en ruimte en die willen genieten van streekproducten. Kaag en Braassem biedt mogelijkheden voor mensen die willen vertoeven in toeristische arrangementen in kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en in het bijzondere cultuurhistorische erfgoed; Kaag en Braassem biedt ruimte aan initiatieven voor bijzondere typen woningbouw voor bijvoorbeeld vitale ouderen. De gemeente biedt ruimte aan mensen die samen hun woning willen ontwikkelen (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap); de verschillende kernen binnen de gemeente kunnen elkaar aanvullen en versterken door het ontwikkelen van een eigen identiteit. Samen staan we sterk! dilemma s bewoners maken zich zorgen over de leefbaarheid van de dorpen. Zij zien jongeren wegtrekken naar plaatsen waar woningen betaalbaar zijn en die hen meer te bieden hebben. Bovendien zorgt de vergrijzing voor een behoefte aan bepaalde typen woningen (o.a. woonzorgwoningen, aanleunwoningen, levensloopbestendige woningen) die in de huidige woningvoorraad niet of nauwelijks aanwezig zijn. Hieruit ontstaat de angst dat Strategisch document

101 14 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 de dorpen uit balans raken en dat daarmee de levendigheid en het voorzieningenpeil in een neerwaartse spiraal raken. Het fenomeen slaapdorpen ligt op de loer; schaalvergroting op gebied van commerciële voorzieningen heeft al geleid tot een verschraling van het aanbod. Daar heeft de gemeente weinig invloed op. Maar ook het in stand houden van het huidige aanbod van sociaal-maatschappelijke voorzieningen zal op langere termijn onbetaalbaar zijn. Daarom moet de gemeente een keuze maken om een slimmer, efficiënter en toekomstbestendiger voorzieningenaanbod te creëren; de gemeente koestert het landelijke karakter van de dorpskernen, maar wil niet alleen bouwen voor eigen inwoners. Bij nieuwbouwontwikkelingen leidt te veel van hetzelfde tot eentonigheid en verschraling van het aanbod. De gemeente maakt zich sterk voor een woningmarkt waar zowel de kwaliteit van de woningen als de kwaliteit van de woonomgeving centraal staat. Als in de toekomst de vraag naar woningen zal afnemen (na 2030), moeten de dorpskernen nog steeds aantrekkelijk zijn. De uitdaging is om nieuwe woonmilieus te ontwikkelen die een verrijking zijn voor het karakter van de bestaande dorpskernen. Een nog uit te voeren onderzoek moet inzicht gaan bieden in de ontwikkeling van de lokale woningmarkt; bewoners zijn zich bewust van de potentie van de gemeente op recreatief gebied, maar uiten hun zorg over de mogelijke gevolgen van grootschaligere vormen van recreatie. Dit zou een verstoring kunnen betekenen van de rust en ruimte en een druk leggen op infrastructuur en parkeervoorzieningen. De keuze voor kleinschalige recreatieve ontwikkelingen komt tegemoet aan de wensen van bewoners, maar geeft daardoor minder handvatten voor haalbare initiatieven bij ondernemers; het agrarische karakter van de gemeente heeft verschillende gezichten. Een deel van de gemeente is met de (glas)tuinbouw vergroeid. In de (glas)tuinbouwsector is de keuze om grootschalige ontwikkelingen elders te realiseren reeds gemaakt. De vraag is op welke manier de (glas)tuinbouwsector zich binnen de gemeente kan doorontwikkelen tot een hoogwaardige kennisintensieve sector. Een ander agrarisch gezicht van de gemeente is gericht op de akkerbouw en veeteelt. De verdergaande schaalvergroting in deze sectoren dwingt eveneens tot het maken van keuzes. Op welke manier kunnen deze agrariërs beheerders van het (open) landschap blijven met behoud van een voldoende inkomen? Het is begrijpelijk dat men een breed scala aan mogelijkheden open wil houden. Echter het betekent dat je ook rekening moet houden met de keerzijde van die mogelijkheden. Soms levert dit onhaalbare eisen en wensen op, zoals een compleet voorzieningenaanbod in alle kernen, uitbreiding van de woningvoorraad exclusief voor de eigen inwoners en geen veranderingen in of bij de eigen woning (NIMBY). Er moeten dus keuzes gemaakt worden. 5 De De koers voor 2030 formuleren we als volgt: De opgave tot 2030 is behoud door ontwikkeling. Behoud van de kwaliteiten van een landelijke gemeente met vitale dorpskernen waar het goed toeven is en open staan voor ontwikkelingen die de gemeente op lange termijn duurzaam kunnen versterken. koers voor 2030 De gemeente Kaag en Braassem is in 2030 een bloeiende gemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw, waar het goed wonen, werken en recreëren is. De rijkdom bestaat uit de landschappelijke kwaliteiten en de veelkleurigheid aan verschillende dorpen en buurtschappen met een hechte sociale structuur en goed bereikbare maatschappelijke en commerciële voorzieningen. Het sociale gezicht van Kaag en Braassem wordt gevormd door haar inwoners. De gemeente koestert dit en faciliteert initiatieven om mensen bij elkaar te brengen. De inzet is het creëren van netwerken waarin ook mensen die door beperkingen niet zomaar mee kunnen doen, er gewoon bijhoren. In alle gevallen worden mensen aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. Voor het voortbestaan van de diversiteit aan dorpen en buurtschappen is de leefbaarheid een kritische factor. De hoogste prioriteit heeft het op slimme manieren zorgen voor een passend aanbod aan sociaal-maatschappelijke en commerciële voorzieningen op acceptabele afstand van woningen. De gemeente is een smaakmaker in het Groene Hart, waar de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten zo goed zijn geconserveerd, dat deze aantrekkingskracht uitoefenen op een groter publiek. Juist die kwaliteiten die voor de eigen inwoners van belang zijn, vormen eveneens een gezicht naar buiten. Een ontspannen recreatief aanbod en goede bereikbaarheid versterken de kwaliteiten. De economische dragers van de gemeente (glastuinbouw, landbouw en (water)recreatie) dragen bij aan de verbijzondering van dit aanbod. De gemeente wil blijven wat het is, namelijk een oase van rust en ruimte in het Groene Hart van de Randstad. Ze wil haar kwaliteiten primair als woongemeente behouden en versterken. Tegelijkertijd kan en wil de gemeente meer profiteren van haar aanwezige kwaliteiten en gunstige 15 Strategisch document

102 16 17 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 ligging ten opzichte van de omliggende steden. Zij balanceert tussen beide krachtenvelden en wil investeren in het toekomstbestendig maken van de gemeente. Dat betekent voorsorteren op trends als vergrijzing en ontgroening en uiteindelijk ook krimp. De natuurlijke en cultuurhistorische rijkdom van de gemeente biedt veel kansen voor het waarmaken van deze koers. Niets doen is geen optie, want als de gemeente geen keuzes maakt, wordt er elders gekozen. Bovendien moet de gemeente keuzes maken om te groeien naar een efficiënte en doeltreffende organisatie. Deze keuze is van belang voor het uitzetten van de koers. Nu al is duidelijk dat de gemeente haar doelen alleen kan bereiken met de intensieve betrokkenheid van haar partners. In het volgende hoofdstuk vertalen we de koers in de opgaven (op hoofdlijnen) voor de komende decennia. 6 De opgaven De koers voor 2030 is de basis voor het formuleren van de verschillende opgaven. Voor de overzichtelijkheid delen we de opgaven onder in drie thema s: leefbaarheid, economische dynamiek en ruimtelijke kwaliteit. Voor elk thema geldt, dat er opgaven zijn die zich meer richten op behoud en opgaven die zich meer richten op ontwikkeling. Bovendien moeten we per opgave steeds bedenken in welk perspectief we deze opgaven moeten plaatsen. Sommige opgaven spelen zich voornamelijk af binnen de gemeentegrenzen, tussen de kernen onderling. Andere opgaven hebben een duidelijke regionale component en voor die opgaven geldt, dat we onze (gezamenlijke) positie binnen de regio helder moeten formuleren. De gemeente Kaag en Braassem koestert ook ambities op gebied van duurzaamheid, echter benoemen we duurzaamheid niet als apart thema. We kiezen voor het verweven van duurzaamheid in de andere thema s. Op het gebied van duurzaamheid kiest de gemeente voor een trendvolgend scenario. leefbaarheid samengevat Voor het realiseren van de koers voor 2030, is leefbaarheid één van de belangrijkste thema s. De gemeente wil een duidelijke richting volgen voor zaken als wonen, openbare ruimte, maatschappelijke voorzieningen en commerciële ontwikkelingen binnen de kernen. Dit zijn de doelstellingen op het gebied van leefbaarheid: inzetten op een gedifferentieerd woningaanbod; zorg voor goede infrastructuur voor voetganger, fietser en automobilist; over land maar ook via water; stimuleren openbaar vervoerverbindingen tussen dorpskernen en ommelanden; ondersteunen zelfredzaamheid; bundelen van voorzieningen; dorpskernen specialiseren om te kunnen onderscheiden; gemeentehuis (digitaal) bereikbaar. Strategisch document verschillende woonmilieus Een compleet woningaanbod dat tegemoet komt aan de (lokale) vraag is essentieel voor de kwaliteiten van Kaag en Braassem als woongemeente. De gemeente geeft prioriteit aan het opvangen van de vergrijzing en het vasthouden van jongeren en gezinnen. De gemeente wil niet dat eigen inwoners gedwongen ergens anders moeten gaan zoeken. Daarom wil de gemeente zorgen voor een geschikte woonomgeving, dicht bij de noodzakelijke

103 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 voorzieningen en passend bij de woonwensen van deze doelgroepen. Bovendien wil de gemeente blijven zorgen voor voldoende betaalbare woningen. Daarom streven we ernaar op alle nieuwbouwlocaties minimaal 30% sociale woningbouw te realiseren, afhankelijk van het profiel van de dorpskern, de nabijheid van voorzieningen Nieuwbouw trekt ook nieuwe bewoners van buiten de gemeente aan. De komst van nieuwe bewoners biedt ook kansen om de bevolkingsopbouw evenwichtig te houden. Aangezien de eigen bevolking vergrijst, zorgt het aantrekken van jonge gezinnen voor meer draagvlak voor voorzieningen (bijvoorbeeld basisonderwijs). De ontwikkeling van Braassemerland voldoet aan die regionale woningvraag. Roelofarendsveen kan dat ook hebben. Voor de kleinere kernen heeft het behoud van de dorpsidentiteit de hoogste prioriteit. Hier speelt veel meer de vraag welke mogelijkheden er zijn om de bestaande woningvoorraad aan te passen en/of doorstroming bij vooral senioren te stimuleren. Een onderzoek naar de ontwikkeling van de woningvraag en woonvoorkeuren is nodig om te kunnen concurreren op de woningmarkt en om aan de lokale woningvraag tegemoet te komen. Dit woningmarktonderzoek wordt in overleg en afstemming met de gemeente in de eerste maanden van 2011 uitgevoerd door de beide woningcorporaties die in onze gemeente actief zijn. Leefbaarheid wordt niet alleen bepaald door zorgvoorzieningen. Het gaat ook om commerciële en maatschappelijke voorzieningen. De leefbaarheid is sterk afhankelijk van het aanbod en de bereikbaarheid van voorzieningen. Ten behoeve van een leefbaar en toekomstbestendig Kaag en Braassem, kiest de gemeente ervoor om onder- 18 en de uitkomsten van het woningmarktonderzoek. Waar openbare ruimte 19 mogelijk zorgen we voor een combinatie met woningbouw en toegankelijk groen voor bijzondere doelgroepen en de bouw van voor- De openbare ruimte in de kernen moet de woon- en werk- zieningen (bijvoorbeeld ouderen en zorg). gebieden aantrekkelijk maken. Belangrijk voor het behoud en de versterking van de sociale structuur, is voldoende voorzieningen en woningbouw scheid aan te brengen in de kernen. De kernen krijgen Nieuwbouw moet duurzaam zijn. Dit uitgangspunt is ontmoetingsruimte (op pleinen en in parken), bundelen een eigen profiel met bijbehorend voorzieningenniveau vastgelegd in het Beleidskader duurzame stedenbouw. met een aantrekkelijke autoluwe inrichting. Groen binnen Zorgvoorzieningen dreigen in Nederland onbetaalbaar te en ruimtelijke kwaliteit. Bij de uitwerking van de MRSV Hierin zijn de ambities voor duurzaam bouwen en duurzame de bebouwde omgeving dient als verbindend ele- worden. De gemeente zoekt daarom naar oplossingen als wordt voor elke kern het DNA bepaald. Dit kan beteke- stedenbouw opgenomen. Daarbij is het ook van belang ment tussen de dorpen en het ommeland en nodigt uit bijvoorbeeld het langer thuis wonen van ouderen. nen dat voorzieningen worden geclusterd en dat er kerstendig om de nieuwbouw zoveel mogelijk levensloopbe- tot meer bewegen en vaker fietsen of wandelen. Zo kan Iedereen een individuele voorziening bieden is geen opnen zijn die voor de dagelijkse voorzieningen of sportment uit te voeren, zodat deze voor verschillende doelgroepen Kaag en Braassem binnen de bebouwde omgeving profitie. Daarom richten we ons in eerste instantie op het nevoorzieningen afhankelijk zijn van een andere kern. interessant blijft. teren van haar gunstige ligging en kunnen woningen en men van eigen verantwoordelijkheid waar dat mogelijk is bedrijfsruimten verrijzen van uitzonderlijke kwaliteit. en op ondersteuning door de sociale omgeving (buurt, Gemeente, corporatie en andere ontwikkelaars moeten familie en vrienden) en algemene voorzieningen. bij herstructureringsopgaven per project sluitende afspraken maken over de verdeling van kosten voor de herinrichting van de openbare ruimte. De gunstige ligging van Kaag en Braassem in de groene en blauwe luwte van de Randstad kan ook voor de leefbaarheid van de gemeente veel betekenen. De recreatieve kansen van het Groene Hart en de waterpartijen is immers voor de inwoners van de gemeente een belangrijke meerwaarde in de woonomgeving. De toegankelijkheid van het landelijk gebied en het verknopen van bebouwde en onbebouwde omgeving versterken de belevingswaarde van beide. Het is daarom belangrijk om te investeren in bijvoorbeeld goede routes en gelegenheid om te verblijven. groeikernen Roelofarendsveen/ Oude Wetering Leimuiden Woubrugge Nu al is duidelijk dat een groot deel van het voorzieningenaanbod van de gemeente zich concentreert in de kernen Roelofarendsveen/Oude Wetering, Leimuiden en Woubrugge. Bovendien wil de gemeente initiatieven voor nieuw woningaanbod voornamelijk in deze kernen bundelen. Dit noemen we de groeikernen. Voor de andere kernen betekent dat niet automatisch dat niets meer mogelijk is. Deze kernen zijn bepalend voor het landelijke beeld van onze gemeente in een blauw/groene context. groenkernen Hoogmade Rijpwetering Oud Ade Nieuwe Wetering Rijnsaterwoude Bilderdam Kaag Strategisch document woningbouwopgave commerciële voorzieningen maatschappelijke voorzieningen Kwantitatief (en kwalitatief) uitbreiden woningaanbod Versterking commerciële voorzieningen Versterking maatschappelijke voorzieningen Kwalitatief uitbreiden woningaanbod Selectief aanbod commerciële voorzieningen Selectief aanbod en bundelen maatschappelijke voorzieningen

104 20 21 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 Ontwikkelingen in deze kernen richten zich daarom meer op het versterken van het recreatieve karakter van de gemeente. Dit noemen we de groenkernen. In de MRSV moet voor elke kern op basis van het DNA en een goede argumentatie, een passend voorzieningenniveau en een toekomstprofiel voor de woningvoorraad worden bepaald. Daarnaast is de opgave om het bestaande maatschappelijk vastgoed in beeld te brengen en te onderzoeken op welke plekken het vastgoed beter benut kan worden en waar mogelijkheden voor herontwikkeling zich voordoen. dorpskernen profileren Schaalvergroting is niet te stuiten en commerciële voorzieningen zijn niet in te plannen. Elke kern moet een duidelijk profiel ontwikkelen, dat past binnen de visie van de gemeente op de ontwikkelkoers van elke kern. De gemeente moet ervoor zorgen, dat het aanbod toegankelijk is en op een logische wijze wordt gebundeld. Dorpen moeten zich daarom specialiseren: iedere kern bouwt voort op waar het bijzonder in is. Roelofarendsveen (samen met Oude Wetering) is het hoofdvoorzieningencentrum van de gemeente. Hier woont de grootste concentratie mensen en zijn de omstandigheden zo, dat groei de identiteit en kwaliteit niet hoeft te schaden. De uitbreiding van het centrum en de ontwikkeling van Braassemerland versterken deze centrumfunctie. Roelofarendsveen richt zich op een breedteassortiment. Hier vind je meerdere supermarkten en kun je winkelen bij formuleketens, zoals Blokker en Etos. Leimuiden, en in mindere mate Woubrugge, moeten zich gaan richten op aanvullende segmenten. Leimuiden heeft een meer dorps karakter en kan deze charme benutten. Een aanbod met wat meer speciaalzaken maakt van Leimuiden een aanvullende bestemming, met een duidelijk profiel. Het centrumplan voor dit dorp kan hierin al een belangrijke eerste aanzet zijn. Zo moet elke kern zich een eigen, complementair profiel aanmeten, waarin bepaalde ontwikkelingen en voorzieningen wel en andere niet passen. In lijn met deze specialisatie, zien wij kansen voor bijvoorbeeld Hoogmade en Kaag als (water)recreatief centrum. Op- en overstappen op fiets, schaats, boot, hardloopschoen of skeeler kan hier gepaard gaan met een voorzieningenaanbod gericht op vrije tijd en leisure: sportwinkels, horecagelegenheden en aanlegplaatsen voor sloepen en zeilboten. In de structuurvisie moeten we voor elk dorp het sociaalruimtelijke dorps-dna vaststellen zodat we op basis daarvan kaders voor ontwikkelingen kunnen opstellen. Deze waarborgen de koers voor de dorpsontwikkeling, maar ook de samenhang en complementariteit op gemeenteniveau. gemeente bereikbaar Roelofarendsveen is niet vanuit alle kernen even eenvoudig bereikbaar. Dat hoeft ook niet, want de gemeente maakt onderdeel uit van een groter gebied met alle voorzieningen binnen handbereik. Voor bewoners van Oud Ade, Rijpwetering en Hoogmade zijn de voorzieningen van Leiderdorp en Leiden makkelijk bereikbaar. Woubrugge en Rijnsaterwoude liggen op een steenworp afstand van Alphen aan den Rijn. Afstemming van het aanbod in deze kernen op het aanbod binnen een bepaalde reikwijdte buiten de gemeente is daarom noodzakelijk. De gemeentelijke organisatie is wel voor alle kernen dezelfde. Hiervoor moet men in Roelofarendsveen zijn. Een goede (digitale) bereikbaarheid is daarom belangrijk. economische dynamiek samengevat Economische dynamiek is belangrijk voor de vitaliteit van de gemeente en haar inwoners. Een gezond ondernemers- en vestigingsklimaat is goed voor de werkgelegenheid binnen de gemeente. Bovendien draagt een florerende economische sector bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente als vestigingsplaats. De doelstellingen zijn: recreatieve mogelijkheden van ligging in het Hollandse Plassengebied uitbouwen, door beter benutten van de mogelijkheden van recreatie in het algemeen en waterrecreatie in het bijzonder; glastuinbouw als innovator in relatie tot kennis, recreatie en wonen; versterken lokale woon-werkbalans met als doel 1 werkplek per woning voor Kaag & Braassem; stimuleren van bedrijvigheid; (her)ontwikkeling bedrijventerreinen; kwalitatieve versterking detailhandel in de groei kernen. recreatieve mogelijkheden uitbouwen De (jacht)scheepsbouw is een belangrijke economische motor van de gemeente. Het water is één van de dragers van de lokale economie en de scheepsbouw heeft, met onder meer Royal Van Lent op Kaag en de werven in Woubrugge, een prominente positie ontwikkeld. Dit marktsegment moet vitaal blijven en van zijn voortbestaan verzekerd. Het water trekt al veel recreanten, maar kan nog meer worden benut. Kaag heeft een duidelijk profiel vanwege de bijzondere ligging, maar Rijpwetering, Zevenhuizen, Hoogmade, Woubrugge en de plaatsen langs het gehele Braassemermeer, kunnen ook meer profiteren van deze unieke kracht. In deze kernen zijn bijvoorbeeld onvoldoende aanlegplaatsen. De gemeente moet een duidelijke en prominente positie innemen in de bestaande bovenlokale initiatieven op het gebied van watersport en de relatie zoeken met andere gemeenten in het Hollandse Plassengebied. Combinaties van waterrecreatie en toerisme zijn interessant: een tochtje over water langs (een deel van) de Staande Mastroute of van Katwijk via Leiden naar Hoogmade, Woubrugge en het Braassemermeer behoren tot de mogelijkheden. Hiervoor gaat de gemeente actief op zoek naar partners in de regio. Strategisch document

105 22 23 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 De ontwikkeling van het recreatieve aanbod staat hoog op de agenda van de gemeente. De kansen zijn in kaart gebracht en een flink aantal projecten is al benoemd in een speciale inventarisatie. Kaag en Braassem ligt onder de rook van sterk verstedelijkte regio s. Dat schept kansen voor buitenrecreatie en sport voor stadsbewoners uit de directe omgeving, zoals Leiden, Leiderdorp en Alphen. Deze steden hebben weinig ruimte voor buitenrecreatie van voldoende omvang en aantrekkingskracht binnen de eigen grenzen. De gemeente Kaag en Braassem kan beter inspelen op deze vraag naar ruimte voor buitenrecreatie. Het verbeteren en onder de aandacht brengen van recreatieve routes en het anders inrichten van de openbare ruimte met enig comfort voor buitenrecreanten zoals picknicktafels, bankjes en horeca draagt hieraan bij. Voor fietsers, wandelaars, hardlopers en skeeleraars, maar ook bijvoorbeeld voor ruiters, zijn de dorpen even aantrekkelijk als de landschappen. Het is zaak om hier aanbod te laten ontstaan dat inspeelt op dagrecreatie, zoals terrasjes, restaurantjes en streekproducten. Deze trekken, als ze aantrekkelijk liggen, ook weer andere recreanten. Een markt voor streekproducten in bijvoorbeeld Hoogmade, geflankeerd door horeca en een goed ingerichte openbare ruimte aan en bij het water, creëert een aanvullende trekpleister voor bezoekers. De agrarische bedrijven kunnen inspelen op het agrotoerisme en aanbod creëren in streekproducten of actieve recreatie zoals helpen bij de boer of maaltijden bereiden met streekproducten. De gemeente kan agrariërs die hierin initiatief tonen sturen en inspireren om passende plannen te maken. De gemeente moet ze vervolgens wel faciliteren in de uitvoering. Eigen initiatieven verrijken de lokale kleur van het aanbod en zijn dus waardevol. De Boerlevaer in de Brabantse Kempen ( is een mooi voorbeeld van een succesvol en gestructureerd initiatief. Niet alleen Leiden biedt kansen voor het structureren van recreatief aanbod en toeristische arrangementen. Ook de ligging bij Schiphol en de Keukenhof in Lisse zorgt voor een sterke uitgangspositie voor Kaag & Braassem. Een toeristisch rondje Schiphol, Keukenhof, Historisch Leiden en authentiek Hollands Landschap zet de gemeente regionaal en nationaal op de kaart. De molenrijke omgeving ligt gunstiger voor dergelijk aanbod dan bijvoorbeeld het veel bekendere Kinderdijk. De gemeente zoekt daarom aansluiting bij de toeristische initiatieven vanuit Schiphol en Leiden. Roelofarendsveen kan grotere stromen recreanten verwerken dan de kleine dorpen. Het verdient daarom aanbeveling om dergelijke trekpleisters in Roelofarendsveen te organiseren. Het waterfront, maar ook Oude Wetering, moet dan wel aantrekkelijker worden en het horeca-aanbod moet worden uitgebreid. In algemene zin kan en moet de horeca uitgebreider. Het aanbod is nu te schaars en de spreiding te terloops. Grotere stromen recreanten bieden kansen voor bloeiende reguliere of bijzondere horecagelegenheden. Ook zijn er kansen voor (mini)campings, bed & breakfasts en dergelijke, maar daarvoor is wel regionale afstemming nodig rond zaken als de hoogte van de toeristenbelasting. De ligging van Kaag en Braassem in het Groene Hart biedt een ideale uitvalsbasis voor toerisme en recreatie, maar naast kansen zijn er ook beperkingen. In dit gebied moet de groen-blauwe structuur gerespecteerd worden. Toch is het Groene Hart ook een economisch vitaal gebied, dat om die vitaliteit te behouden, enige ruimte voor ontwikkeling nodig heeft. Hier past echter geen groot- schalige verstedelijking bij. De vrijetijdseconomie kan wellicht een kans zijn om de gemeente voor haar eigen burgers en bezoek van buiten aantrekkelijker te maken. De mogelijkheden zijn er volop, het is van belang deze in kaart te brengen en ze te benutten. De schaal en maat waarop dit plaatsvindt dienen nader te worden bekeken. Daarbij staat het behoud van het dorpse en agrarische karakter van de gemeente voorop. Het oostelijk deel van de gemeente (rond Rijnsaterwoude, Bilderdam en oostelijk van Woubrugge) en het westelijke deel (rond Oud Ade en Rijpwetering) moet de openheid behouden. Hier is wel in te spelen op recreatieve routes, maar minder op verblijfsfuncties. Het is wellicht mogelijk om voor de regio typerende trekpleisters te creëren door het presenteren van de voor deze regio unieke kwaliteiten van de gemeente. (glas)tuinbouw als innovator De agrarische sector is belangrijk voor de bewoners van Kaag en Braassem. Velen zijn direct of indirect betrokken bij de tuinbouw, akkerbouw en veeteelt. Deze bedrijven moeten kunnen voortbestaan en ruimte krijgen om innovaties door te voeren en waar nodig uit te breiden of te verplaatsen. Het vitaal houden van de agrarische sector levert een belangrijke bijdrage aan het behoud en de versterking van de identiteit van het landschap. Roelofarendsveen ligt strategisch tussen de greenports Aalsmeer, Bollenstreek en Boskoop en kan deze ligging meer benutten om slimme combinaties met de (glas)tuinbouw te ontwikkelen. Zo kunnen ze combinaties maken met toerisme en kennisclusters en bijbehorende woonen werkmilieus die elders niet bestaan. De kassen bij Roelofarendsveen zijn veel charmanter dan grootschalige complexen elders. De lintbebouwing en kleinschaligheid zijn authentieke cultuurhistorie en roepen nostalgie op. Combinaties van dit kassengebied met horeca, cultuur, leisure en entertainment is zeer goed denkbaar. Vele bijzondere mogelijkheden zijn denkbaar, zoals: een kasrestaurant, tuinbouwmuseum, wellness in de kas of kasconcerten. De (glas)tuinbouw biedt ook kansen voor een meer specialistische economische ontwikkeling, vooral door de aanwezigheid van NAK tuinbouw en de VKC. Deze hoeft zich niet zozeer te focussen op de productie, daarvoor zijn de schaal en maat van de kassencomplexen in Kaag en Braassem ontoereikend. De buurgemeente Nieuwkoop realiseert bovendien de provinciale claim voor grootschalige uitbreiding van glas. De kans bij uitstek ligt in kennis en innovatie op het vlak van (glas)tuinbouw. Het verder versterken van Roelofarendsveen als kennis- en innovatiecentrum biedt kansen voor combinaties met onderwijs- en leerwerkplekken, maar ook met wonen, werken en recreatie. Dat kan een belangrijke troef zijn in het vasthouden of aantrekken van hoger opgeleide specialisten en jongeren. Ook is het mogelijk om interessante combinaties te maken tussen glastuinbouw en duurzame energie, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van woningen voor Braassemerland. bedrijventerreinen herstructureren en uitbreiden Bedrijventerreinen vormen een belangrijk onderdeel voor een gezonde woon-werkbalans. De bedrijventerreinen van Roelofarendsveen en Leimuiden zijn in herontwikkeling en er wordt uitgebreid. De distributiebranche profiteert van de gunstige ligging aan de A4 (De Lasso) en de N207 (Drechthoek) en de afstand tot de greenports en Schiphol. De doorstroming op deze wegen is hierbij wel een belangrijk aandachtpunt. In het ruimtelijk-economisch beleid van de provincie Zuid-Holland, gaat herstructurering van bedrijventerreinen vóór de aanleg van nieuwe werklocaties. Er moet voldoende oog zijn voor het behalen van ruimtewinst op bedrijventerreinen en er Strategisch document

106 24 25 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 moet goede en duurzame ruimtelijke inpassing van economische activiteiten zijn met aandacht voor beeldkwaliteit. De provincie wil een vliegwielfunctie vervullen bij de herstructurering van bedrijventerreinen. Dit doet zij bijvoorbeeld door het verstrekken van stimulering- en uitvoeringsubsidies, door het scheppen van randvoorwaarden voor het creëren van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte en door het bijdragen aan het ontwikkelen en verspreiden van kennis over herstructurering, kwaliteit, ruimtewinst en samenwerking. detailhandel concentreren Voor het overleven van centra in de bestaande dorpskernen is het van belang om de detailhandel verder te concentreren. Op de lange termijn hebben alleen Roelofarendsveen/Oude Wetering, Leimuiden en Woubrugge een levensvatbaar winkelcentrum. De middenstand is gebaat bij specialisatie van de dorpen. Dat vergroot het draagvlak voor voorzieningenclusters en is marketingtechnisch een sterker verhaal. Een nauwe afstemming met de ondernemersverenigingen is essentieel. Zij moeten de visie mede dragen en grotendeels realiseren. Recreatie is een belangrijke sector voor de middenstand en de agrariërs. Het is noodzakelijk om het recreatieve aanbod te structureren om de bedrijvigheid hieromheen te stimuleren. ruimtelijke kwaliteit samengevat Het landschap van Kaag en Braassem heeft veel kwaliteiten en bestaat uit veenweidegebied, droogmakerijen en het Hollands Plassengebied, met grote open plassen (waar al het veen is afgegraven of weggespoeld) en een kleinschalige afwisseling van water, rietland, moerasbos en grasland. Daarnaast is de kleinschaligheid en de karakteristiek van de dorpen een sterke ruimtelijke kwaliteit. De doelstellingen zijn: zorgen voor ontwikkeling robuuste, kwalitatieve ruimtelijke structuur; aandacht voor inpassen van woningbouw in dorpsranden, historische linten en kernen; behoud en waar mogelijk versterken kwaliteit leefomgeving bestaande wijken; ruimtelijke inpassing glastuinbouw, bedrijven terreinen en recreatieve ontwikkelingen. ontwikkeling ruimtelijke structuur van landschap en dorpen Het veenweidegebied bestaat uit historische ontginnings - linten met een besloten, groen karakter, een zeer open achterland met graslanden en (beschermde) weidevogels en een eeuwenoude verkaveling met vaak zeer langgerekte percelen. En uiteraard veel water bestaande uit brede sloten met een hoge waterstand. De droogmakerijen hebben een duidelijke begrenzing door een ringdijk, ringsloot of oude hoge oeverlanden en eveneens veel openheid. Zij hebben een aangelegd watersysteem, met hoofdtochten en een hoofdgemaal en een aangelegde rechtlijnige ontginningsbasis. De ruimtelijke kwaliteit van het open landschap en de dorpen in Kaag en Braassem vormen haar grootste troef. Bij het inpassen van woningbouw in de bestaande dorpsranden, historische linten en kernen moet aandacht zijn voor het minimaal op peil houden en waar mogelijk versterken van deze kwaliteit. De aanleg en het herstel van streekeigen erfbeplanting, wegbeplanting, landschappelijke beplanting en een duurzaam beheer van de waardevolle open ruimten, kan bijvoorbeeld bijdragen aan het versterken van het groene karakter. Ook is het mogelijk om het verschil tussen de droogmakerij ( nieuw land ) en het veengebied ( oud land ) ruimtelijk te versterken. Bovendien moet het mogelijk zijn om de recreatieve aantrekkingskracht te vergroten. De verbindingen tussen stad en land zijn hiervoor belangrijk, er is behoefte aan een fijnmazig netwerk van fiets- en wandelpaden dat door het landschap loopt, zonder onlogische onderbrekingen. Daarnaast moet er ruimte zijn voor passende voorzieningen zoals een theehuis, een verkooppunt van boerderijproducten, boerenlogies en informatie over historische elementen. Voor bestaande wijken geldt dat de kwaliteit van de leefomgeving behouden en waar mogelijk versterkt kan worden door een betere aansluiting op het omliggende groen. Soms staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door overlast van bijvoorbeeld HSL, A4 en Schiphol. Waar mogelijk streeft de gemeente naar het beperken van deze overlast, uiteraard binnen de (wettelijke en financiële) mogelijkheden die de gemeente daartoe ter beschikking staan. inpassen woningbouw De dorpen zijn vaak ontstaan uit veenlinten of kerkdorpen. De dorpen hebben allen een eigen karakteristiek en zijn duidelijk herkenbaar in het landschap met hun spitse kerktorens en vele historische molens. De uitbreidingswijken bij de kernen zijn minder streekeigen en niet overal mooi aangesloten op de oude kern of het landschap. Bij nieuwbouw of herstructurering is de aansluiting op de structuur van de oorspronkelijke linten en dorpskernen van belang. Op veel plekken is het water niet te beleven. Hier moet bij de ontwikkeling van nieuwbouw en van recreatieve voorzieningen beter op worden ingespeeld. Aandachtspunt bij grotere ontwikkelingen met een lange doorlooptijd (bijvoorbeeld Braassemerland) is om te zorgen voor een heldere fasering. Daardoor is het project halverwege als afgerond te beschouwen, waarmee je voorkomt dat mensen jarenlang in of naast een bouwput wonen. inpassing glastuinbouw, bedrijventerreinen en recreatieve ontwikkelingen In Roelofarendsveen, Nieuwe Wetering en Woubrugge is er veel glastuinbouw. De kassen in Roelofarendsveen zijn kleinschalig en liggen lager gelegen achter de linten, waardoor ze min of meer in het landschap zijn ingepast. Bij de herstructurering of aanleg van nieuwe kassen moet er op worden gelet dat de voorkanten van de kassen naar de weg toe liggen. In het kader van de waterrecreatie dient ook gelet te worden op een representatief beeld op de kassen vanaf het water. Ook de inpassing van bedrijventerreinen (in met name Roelofarendsveen en Leimuiden) is een punt van aandacht voor de komende jaren. Niet alleen de herstructurering van de openbare ruimte en de gebouwen op de bedrijventerreinen is van belang, maar ook de uitstraling naar de omgeving. Het begrip zichtlocatie lijkt op dit moment alleen te gelden voor bedrijven die zich graag naar de weg presenteren. Andersom wil de gemeente ook haar landschappelijke kwaliteiten vanaf de weg en het spoor zichtbaar houden en waar mogelijk verbeteren. Ruimte is en blijft een schaars goed. Om de ruimtelijke kwaliteit te kunnen waarborgen en tegelijkertijd toch enige ontwikkeling te kunnen realiseren, moet het gaan om bijdragen aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van Kaag en Braassem. Dit biedt kansen voor de ontwikkeling van toeristische en recreatieve voorzieningen, die de ruimtelijke kwaliteit versterken. Strategisch document

107 bijlage Verslaglegging van participatie Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 raadsavond Tijdens de informatiebijeenkomst op 11 november 2010 discussiëren raadsleden aan de hand van de kaarten waarop de staat van de gemeente is opgetekend, over vier thema s: de positionering (in- en extern), de economische dynamiek, de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid. Kaag en Braassem wordt gepositioneerd als groene zone in het stedelijke weefsel van de Randstad. De oevers van het Braassemermeer zijn veel beter te benutten. Er is te weinig bekendheid over overnachtingsmogelijkheden en streekproducten en het mag hier en daar wel wat gastvrijer. De grootte en uniciteit van het Hollands Plassengebied moet meer bekendheid krijgen en het is van belang om na te denken over toeristische arrangementen. De koppeling tussen kennis en economische sectoren als land- en (glas)tuinbouw kan veel sterker, onder andere met het Biosciencecluster in Leiden, maar ook met de greenports. Kaag en Braassem moet een aantrekkelijke woongemeente blijven voor jongeren en gezinnen. Bij de discussie over de interne positionering komen uiteraard de onderlinge cultuurverschillen tussen de verschillende kernen naar voren. De dorpen zijn erg gesloten en mogen iets opener richting nieuwkomers zijn. Sport verbindt en vervult een belangrijke sociale taak. Kaag en Braassem mag wat minder bescheiden zijn in wat het te bieden heeft. Er is zorg om de achteruitgang van delen van de glastuinbouw, de leefbaarheid in de kleine kernen en om het ontstaan van slaapdorpen. Een aantal (recreatieve) ontwikkelingen wordt tegengehouden door verspreide grondposities, maar ook door de provincie (aanlegplaatsen). Bij het maken van moodboards blijken er grote onderlinge verschillen in wat de deelnemers wel en niet vinden passen in de gemeente. Hoogbouw vinden sommigen op bepaalde plekken kunnen anderen nergens, evenals een landmark ( we hebben al voldoende landmarks met de kerktorens ). Alle deelnemers delen wel de wens van meer wonen aan het water. Over duurzame energie (windenergie, algenkweek, biomassa) denken de aanwezigen verschillend. Aan het Braassemerrmeer kunnen best wat meer grootschalige recreatieve voorzieningen komen, zoals een drijvend zwembad, een wellnesscentrum en een watersportcentrum. focusgroepen Op 17 november 2010 discussieerde tijdens de focusdag een groep van ongeveer veertig deelnemers (bestaande uit de woningcorporaties, ondernemersverenigingen, belangengroepen en vertegenwoordigers van bewoners) in vier groepen over de thema s leefbaarheid, economische dynamiek, ruimtelijke kwaliteit en positionering. Hieronder volgt per thema een beknopte weergave op basis van de moodboards die tijdens de werkateliers gemaakt zijn. ruimtelijke kwaliteit Voor de toekomst kiezen deze deelnemers ervoor om voorzieningen beter in te passen in de bestaande ruimtelijke structuur. Zij vinden dat de gemeente moet nadenken over de erfinrichting en dat er niet meer mag worden gesleept met molens. Er moet meer aandacht komen voor fietspaden. Bovendien zijn ze voor het behouden van de openheid (verkavelingstructuur) en de huidige (traditionele) stadsrand. Zij willen nieuwe wijken aantrekkelijker maken met groen en met voortuinen en willen meer kansen voor wonen aan het water. Het gebied moet beter toegankelijk worden: de koe in de wei, maar kleinschalige recreatie is gewenst. De centra mogen een toevoeging krijgen van karakteristieke panden. Laat de architectuur aansluiten op de cultuurhistorie. Neem eventueel een beeldkwaliteitplan voor boerderijen op in de structuurvisie. leefbaarheid Het voorzieningenniveau is hoog in de gemeente. In de kleine kernen waar geen vaste commerciële voorzieningen meer mogelijk zijn, is het van belang om een mobiel alternatief aan te bieden. Veel bewoners gaan vanuit de kleinere kernen naar grotere gemeenten. Een buurthuis in combinatie met andere functies is van belang voor sociale duurzaamheid. Ook de sportverenigingen vervullen een belangrijke sociale rol. Zoek nieuwe combinaties: een kleine buurtbieb, waar je een kopje koffie kunt drinken, waar de kinderopvang zit en waar de arts spreekuur houdt. Voor wonen met 24-uurszorg zijn lange wachtlijsten. Het bestaande woningaanbod is lastig aan te passen aan de zorgvraag. Er is nu geen markt voor 55+ woningen; men woont in zijn eigen huis totdat men hulpbehoevend is. Ouderen willen liever niet naar een appartement verhuizen. Buurtzorg is belangrijk om lang thuis te kunnen blijven wonen. Zorgleveranciers kunnen zorg aanbieden via een steunpunt per kern. Wat deze groep altijd wil behouden zijn de koeien in de wei, rust en ruimte. Meer recreatie en verblijfsplekken aan het water. Meer hoogwaardige architectuur. De kassen horen bij het gebied; aandacht voor inpassing, kwaliteit, vernieuwing, hergebruik. economische dynamiek De NAK-tuinbouw wil mogelijk een Visitor Centre worden. Zij willen de tuin openstellen voor recreanten. Zij hebben behoefte aan verblijfsplekken. Mogelijk zijn het kenniscentrum in Lisse en Oude Wetering samen te trekken. Kaag en Braassem is het kenniscentrum en hart van de distributie van bloemen. De kennis en innovatie moeten we veel meer benutten en er moet een koppeling worden gemaakt met recreatie. Er moet een oplossing komen voor de kavelstructuur van de vier tuinbouwgebieden. Nieuw gebied is wenselijk (nieuwe plek of herstructurering) liefst uitbreiding van de tuinbouwlocatie in Nieuwe Wetering. De ondernemersvereniging wil meer ruimte op bedrijventerreinen voor uitbreiding. Om te voorkomen dat Kaag en Braassem een slaapgemeente wordt, is werk creëren zeer belangrijk! Je zou één arbeidsplaats per inwoner moeten hebben. Strategisch document

108 28 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2030 positionering De recreatieve potentie van het Groene Hart moet de gemeente veel beter benutten. Met Friesland is dit het grootste watergebied van Nederland. Naast de waterrecreatie is het ook belangrijk om de dagrecreatie beter te faciliteren met routes en (horeca)voorzieningen. In het gebied moeten er bestemmingen komen. De bewegwijzeringen van routes op het land en het water moeten verbeteren, bijvoorbeeld door informatiepanelen en de toeristische overstappunten (top s) meer op de kaart te zetten. Maak veel meer gebruik van je ligging (je hebt Leiden en Alphen aan den Rijn in de achtertuin liggen) en van het feit dat je een aantrekkelijk alternatief voor wonen kunt bieden in de Randstad. dorpsbijeenkomsten Op 23, 24 en 25 november 2010 waren er dorpsbijeenkomsten landelijk west, centrum en landelijk oost (zie kaartje). In deze dorpsbijeenkomsten is met vertegenwoordigers van bewoners en het maatschappelijk middenveld wat meer ingezoomd op de lokale identiteit, de wensen en gebiedseigen kansen voor de toekomst. Tijdens de dorpsbijeenkomsten is gewerkt met een zogenaamde binnenring en buitenring. Mensen in de binnenring namen actief deel aan de discussie. Toehoorders konden plaatsnemen in de buitenring en (op beperkte schaal) deelnemen aan de discussie in de binnenring en reageren op de stellingen van de deelnemers in de binnenring.

109 Raadsvergadering : 12 december 2011 Agendapunt : 9 Registratienummer : Portefeuillehouder(s) : J. B. Uit den Boogaard Opsteller : M. Radema mradema@kaagenbraassem.nl Telefoon : (071) Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij Beslispunten: De Verordening geurhinder en veehouderij vaststellen Publiekssamenvatting Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij is een geurgebiedsvisie en een ontwerp geurverordening opgesteld. Dit ontwerp is volgens de Inspraakverordening ter inzage gelegd. Er zijn twee zienswijzen ingebracht. De raad zal de verordening vaststellen. Met deze geurverordening worden afstanden tussen veehouderijbedrijven en gevoelige bestemming aangepast. Inleiding Voor geurhinder, veroorzaakt door de agrarische sector, heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie apart beleid ontwikkeld. Dit heeft geresulteerd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), die sinds 1 januari 2007 geldt. Deze wet vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen en ook ruimtelijke plannen worden getoetst aan deze wet. In de Wgv staan afstandseisen en geurnormen waaraan de ligging van en geurbelasting door dierenverblijven moeten worden getoetst. De normen gelden ter plaatse van geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) en de afstanden gelden tot deze geurgevoelige objecten. De Wgv maakt onderscheid in gebieden waar geur wordt waargenomen. In de bebouwde kom wordt geur anders ervaren dan in het buitengebied. Voor bebouwde kom en buitengebied zijn daarom verschillende geurnormen vastgesteld. Ook maakt de wet onderscheid tussen intensieve en extensieve veehouderij. Met intensieve veehouderij wordt het stalgebonden houden van o.a. varkens en pluimvee bedoeld, de extensieve veehouderij is de weidegebonden rundveehouderij. Voor dieren die op een intensieve manier worden gehouden is een geuremissiefactor vastgesteld. Voor deze dieren wordt een geurcontour berekend. Voor de rundveehouderij geldt een vaste afstand van het emissiepunt van de stal tot een woning van derden. Het geurbeleid kan leiden tot knelpunten bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen en ongewenste effecten hebben. De Wet geurhinder en veehouderij voorziet in de mogelijkheid om met een gemeentelijke verordening af te wijken van de waarden of afstanden die in de Wet geurhinder en veehouderij zijn opgenomen. In zo'n verordening kan de gemeenteraad voor (delen van) het grondgebied een andere waarde of een andere afstand vastleggen. Beoogd resultaat Een geurverordening op basis van een geurgebiedsvisie Rv Verordening wet geurhinder en veehouderij 12 december 2011 Pagina 1 van 3

110 Kader De Wet geurhinder en veehouderij. Argumenten De belangrijkste aanleiding om geurbeleid te ontwikkelen is het bieden van kansen aan de rundveesector voor economisch versterking en om knelpunten op te lossen die tussen de agrarische sector en de ruimtelijke ontwikkelingen optreden aan de randen van de woonkernen. De Wet geurhinder en veehouderij biedt de mogelijkheid om binnen een bepaalde bandbreedte een andere geurnorm of afstandsnorm vast te leggen dan de standaardwaarde uit de wet. De gewijzigde waarden en afstanden treden in de plaats van de wettelijke normstelling en worden dus bij vergunningverlening en ruimtelijke plannen gehanteerd. Voor de geurgevoelige objecten wordt onderscheid gemaakt tussen een ligging binnen of buiten de bebouwde kom. Het traject om te komen tot een geurverordening kent een aantal stappen, die voor Kaag en Braassem zijn doorlopen. De eerste stap is het inventariseren van de bestaande geursituatie in de gemeente. In deze stap is de geurbelasting van de veehouderijen geïnventariseerd en bij elkaar opgeteld en is inzicht gegeven in gebieden waar knelpunten zijn ontstaan. Deze stap maakt duidelijk op welke aandachtspunten het geurbeleid zich moet richten. De geursituatie bij een ongebreidelde groei van de intensieve veehouderij is niet uitgewerkt. Dit scenario is ongewenst en tevens onrealistisch, omdat de Provinciale structuurvisie geen ruimte biedt voor een sterke groei van de intensieve veehouderij. De resultaten van deze eerste stap zijn tegen het licht gehouden van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling binnen de gemeente. Dit heeft als resultaat de gebiedsvisie (zie bijlage). In deze stap worden de gebieden waar zich knelpunten voordoen nader bekeken. In de gebiedsvisie wordt een afweging gemaakt in hoeverre wijziging van de geurnorm een oplossing kan bieden voor de knelpunten in het gebied. In de laatste stap, de geurverordening, krijgt de gebiedsvisie een juridische basis. In deze stap worden de gewijzigde afstanden formeel vastgelegd. Dat wil zeggen, dat bij toekomstige vergunningverlening aan agrarische bedrijven en ruimtelijke plannen wordt getoetst aan de normstelling uit de geurverordening. De conclusie van de geurgebiedsvisie is als volgt. In het buitengebied treden geen knelpunten op in verband met de normering uit de Wet geurhinder en veehouderij. De normen in het buitengebied zijn minder streng dan in de bebouwde kom. Ook voor de toekomst worden geen knelpunten voorzien. De reden hiervoor is dat er in het buitengebied vrijwel geen locaties zijn waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. In het buitengebied zijn de agrarische activiteiten leidend. Door ontwikkelingen in de bestaande situatie kunnen echter wel knelpunten ontstaan. Voorbeelden zijn: een bestemmingswijziging van bedrijfs- naar burgerwoning, door beëindiging van het bedrijf (geen afsplitsing); bouwontwikkelingen ten gevolge van de ruimte voor ruimte regeling; uitbreiding van een agrarisch bedrijf, waardoor de afstand tot een bestaande burgerwoning afneemt; de ontwikkeling van nevenactiviteiten door agrarische bedrijven. Het voorstel is om de afstanden in het buitengebied niet te verruimen, tenzij één van de bovenstaande zaken aan de orde is. Dit is op deze manier verwoord in de verordening. Rond de woonkernen en in de lintbebouwing treden wel knelpunten op. Daar waar veehouderijen tegen de rode contour aanliggen kunnen belangen conflicteren. Om de ontwikkelingsmogelijkheden van de kernen niet te beperken en tegelijk de bestaande rechten van de veehouderijen te respecteren worden de afstanden die gelden voor de bebouwde kom Rv Verordening wet geurhinder en veehouderij 12 december 2011 Pagina 2 van 3

111 gehalveerd. Daarbij geldt wel de aantekening dat de afstand tussen de veehouderij en de rode contour niet mag verminderen. Dit om te voorkomen dat een veehouderij uitbreidt in de richting van de rode contour, waardoor de afstand tot bestaande woningen kleiner wordt. De verordening richt zich op de melkrundveebedrijven en de paardenhouderijen met hun vaste afstandsnormen. Verruiming van de geurnormering voor de intensieve veehouderij wordt niet mogelijk gemaakt. Draagvlak Het ontwerp is ter inzage gelegd, zodat belanghebbenden hier kennis van konden nemen en een zienswijze konden indienen. Ook is het ontwerp toegestuurd aan de LTO. Er zijn een mondelinge en twee schriftelijke zienswijzen ingediend tegen het ontwerp (De zienswijzen liggen voor u in het raadsdossier ter inzage). Deze zienswijzen hebben niet tot een aanpassing van de geurverordening geleid. Ambtshalve heeft wel een wijziging plaatsgevonden. Artikel 4 van de geurverordening wordt gewijzigd met de aanvulling dat de bestaande afstand van veehouderij tot de rode contour niet mag verminderen. Dit om te voorkomen dat de afstand van veehouderijen tot de kernen (rode contour) verkleind wordt door uitbreidingen van de veehouderij richting de rode contour. Uitbreidingen richting het buitengebied zijn wel toegestaan. Financiële consequenties nvt Communicatie Na vaststelling wordt de verordening gepubliceerd. Er is geen mogelijkheid voor bezwaar en beroep. Realisatie De geurverordening zal per 1 januari 2012 in werking treden. Roelofarendsveen, 8 november 2011 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting Rv Verordening wet geurhinder en veehouderij 12 december 2011 Pagina 3 van 3

112 De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2011; gelet op de bepalingen van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij; gelet op de bij het voorstel behorende onderbouwing als bedoeld in artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij zoals verwoord in het rapport Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem; gelet op de ingediende zienswijzen en reactie daarop zoals verwoord in de Inspraaknota behandeling zienswijzen; b e s l u i t: vast te stellen de volgende: Verordening geurhinder en veehouderij Kaag en Braassem Artikel 1. Definities en begripsomschrijvingen De verordening verstaat onder: a. bebouwde : het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woonkom en verblijffunctie heeft en binnen de rode contour is gelegen zoals aangegeven in de Nota Inbreidingslocaties gemeente Kaag en Braassem, vastgesteld 7 februari 2011; b. dierenverblijf : gebouwde ruimte behorend bij een veehouderij, waarbinnen dieren ten behoeve van de uitoefening van het bedrijf worden gehouden; c. geurgevoelig object : gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt; d. veehouderij : inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren; Rb Verordening wet geurhinder en veehouderij 12 december 2011 Pagina 1 van 2

113 Artikel 2. Wettelijke grondslag Deze verordening is opgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij. Hierbij is rekening gehouden met de voorwaarden uit artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij. Artikel 3. Aanwijzing van gebieden Deze verordening heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Kaag en Braassem. Artikel 4. Afstanden in de bebouwde kom In afwijking van artikel 3, tweede lid onder a en artikel 4, eerste lid onder a van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf ten minste 50 meter tot een geurgevoelig object dat is gelegen in de bebouwde kom, waarbij de afstand van veehouderij tot de rode contour niet mag verminderen t.o.v. de bestaande situatie. Artikel 5. Afstanden buiten de bebouwde kom Voor buiten de bebouwde kom gelegen geurgevoelige objecten wordt de minimumafstand uit artikel 3, tweede lid onder b en artikel 4, eerste lid onder b van de Wet geurhinder en veehouderij gehanteerd. Een uitzondering hierop is mogelijk als: a. de uitbreiding van een bestaande veehouderij wordt belemmerd door een bestaand geurgevoelig object; indien de afstand tussen de veehouderij en het geurgevoelig object niet kleiner wordt; b. de bestemming van een bestaande bedrijfswoning wordt gewijzigd in burgerwoning als dit het enige doelmatige gebruik van de woning betreft. In deze gevallen bedraagt de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf ten minste 25 meter tot een geurgevoelig object dat is gelegen buiten de bebouwde kom. Artikel 6. Motivering Voor de onderbouwing en motivering van deze verordening verwijzen wij naar het rapport Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem, geurbeleid op basis van de Wet geurhinder en veehouderij, augustus Artikel 7. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari Artikel 8. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening geurhinder en veehouderij Kaag en Braassem. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 12 december 2011 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting Rb Verordening wet geurhinder en veehouderij 12 december 2011 Pagina 2 van 2

114 Bijlage bij raadsvoorstel Verordening geurhinder en veehouderij Ingediende zienswijzen Er is één mondelinge zienswijze. Van: indiener 1 Inhoud van de zienswijze: In bijlage 1 behorende bij de geurgebiedsvisie staat zijn cliënt genoemd, maar hier staan de verkeerde aantallen dieren bij. Er is namelijk een nieuwe milieuvergunning aangevraagd en de ontwerpvergunning is inmiddels verleend en daardoor veranderen deze aantallen. Het verzoek is om deze aantallen aan te passen aan de nieuwe situatie. Tevens wil hij duidelijk maken dat het bedrijf van zijn cliënt een intensieve veehouderij betreft. Overweging De bedrijven genoemd in bijlage 1 zijn opgenomen ter illustratie van de geurgebiedsvisie. De zienswijze heeft dus betrekking op deze geurgebiedsvisie. De geurverordening wijzigt niet door deze zienswijze aangezien de geurverordening niet van toepassing op intensieve veehouderijen. Als gevolg van de zienswijze zal bijlage 1 van de geurgebiedsvisie worden aangepast en zullen de meest recente aantallen dieren bij het bedrijf Kroes worden vermeld. Tegelijk komt er een noot onder de bijlage waarin is aangegeven dat aan deze bijlage geen rechten ontleend kunnen worden en dat het een momentopname is, dus dat de aantallen dieren kunnen afwijken van wat in deze bijlage staat. Er zijn twee schriftelijke zienswijzen. 1. Van: Indiener 2 Dit is een aanvulling op de mondelinge zienswijze en komt samengevat op het volgende neer. De verordening geeft te weinig mogelijkheden voor het bedrijf van dhr. Kroes om zich verder te ontwikkelen. De zienswijze richt zich met name op: 1. een foutieve weergave van de dieraantallen in de geurgebiedsvisie; 2. geurcirkels en afstandsnormen; 3. toekomstige woningbouw. Deze zienswijze is aangevuld op 4 november Reactie op de zienswijze: De heer Kroes heeft voor zijn bedrijf aan de A. de Graaflaan te Woubrugge een omgevingsvergunning voor de verandering van het bedrijf aangevraagd. Het bedrijf is een veehouderij met melkrundvee en varkens. De aanvraag heeft betrekking op de varkenshouderij (intensieve veehouderij) in verband met de nieuwe eisen uit het Besluit huisvesting. Er wordt een emissiearme stal gebouwd en het aantal varkens wordt uitgebreid op basis van de 50/50 regeling. Ook voor het rundveebedrijf wordt een uitbreiding gevraagd. De veestapel zal toenemen met 71 zoogkoeien. De gewijzigde dieraantallen zijn in de geurgebiedsvisie niet aangegeven, omdat uitgegaan is van de vergunde situatie. De dieraantallen zullen naar aanleiding van deze zienswijze in bijlage 1 van de geurgebiedsvisie worden gewijzigd. De wijziging heeft verder geen invloed op de beleidskeuze. De intensieve veehouderij blijft hierin buiten beschouwing. De geurverordening heeft alleen betrekking op de rundveesector. De uitbreiding met de 71 zoogkoeien valt wel onder deze categorie, maar de gewijzigde afstandseis in de geurverordening vormt geen verzwaring ten opzichte van de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij.

115 Op 4 november 2011 is door de heer Van Abeelen van Drieweg Advies B.V. een aanvulling op de pro forma zienswijze ingediend. Naast de opmerking over de toename van de dieraantallen op grond van de veranderingsvergunning, welke in het voorgaande reeds behandeld is, wordt ingegaan op de ruimtelijke situatie rond de A. de Graaflaan 19 en A. de Graaflaan 28. De heer Van Abeelen maakt namens de heer Kroes bezwaar tegen het feit dat in de geurgebiedsvisie zowel een afstandsnorm als een geurcontour voor deze locaties wordt toegepast. Daarnaast wordt gevraagd om een minimum afstand van 25 m tussen dierverblijven en geurgevoelige objecten mogelijk te maken. Wat betreft deze punten kan worden opgemerkt, dat de keuze welke norm wordt toegepast (geurcontour of afstandsnorm) afhangt van de dieren die in het dierverblijf aanwezig zijn. Als het gaat om melkrundvee of paarden, dan wordt een vaste afstand toegepast. Gaat het om varkens, kippen of vleeskoeien, dan geldt een geurcontour. Als er op één bedrijf een melkrundveestal en een varkensstal voorkomen, dan geldt de afstandsnorm ten opzichte van de melkrundveestal en de geurcontour vanaf het emissiepunt van de varkensstal. Deze systematiek is in de wet vastgelegd. Wat betreft het verzoek om een minimum afstand van 25 m mogelijk te maken kan het volgende worden opgemerkt. De minimumafstand die ten opzichte van geurgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom moet worden aangehouden bedraagt 50 m. De wet biedt niet de mogelijkheid om met een geurverordening een kleinere afstand mogelijk te maken. In het buitengebied zou een kleinere afstand wel mogelijk zijn. Gemeente Kaag en Braassem maakt echter geen gebruik van de mogelijkheid om de afstanden in het buitengebied te verkleinen, omdat de ontwikkeling van geurgevoelige bestemmingen in het buitengebied op geringe afstand van veehouderijen niet als een gewenste ontwikkeling wordt gezien. 2. Van Indiener 3 De zienswijze komt samengevat op het volgende neer. De afstand tussen veehouderijen woningen moet worden vergroot en niet worden verkleind, gezien de gezondheidsproblemen die aan deze bedrijfstak kleven. Recent is bij runderen in Engeland een nieuwe vorm van MRSA ontdekt. Daarnaast zijn er gezondheidsrisico s door fijn stof en aerosolen. De GGD adviseert bij nieuwbouw een afstand van 250 m aan te houden tussen woningen en de intensieve veehouderij. Reactie op deze zienswijze: De afgelopen maanden is er een maatschappelijke discussie gevoerd over de schaalvergroting in de veehouderij. Op 22 september 2011 heeft de commissie Alders haar bevindingen over deze discussie aangeboden aan staatssecretaris Bleeker in het rapport Van mega naar beter. GGD Nederland heeft naar aanleiding van de discussie een reactie gestuurd naar commissie Alders. In deze reactie pleit de GGD voor het invoeren van een gezondheidsadvies bij vergunningverlening voor de intensieve veehouderij en het instellen van een afstandsnorm van 250 m. De landelijke discussie over de positie van de grootschalige veehouderij raakt aan de ontwikkeling van agrarisch geurbeleid, maar vindt in een ander kader plaats. De ontwerp geurverordening en de bijbehorende gebiedsvisie, die door gemeente Kaag en Braassem ter visie zijn gelegd, zijn gebaseerd op de Wet geurhinder en veehouderij. Deze wet biedt de mogelijkheid om lokaal agrarisch geurbeleid te formuleren. In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen de melkrundveebedrijven en paardenhouderijen enerzijds en bedrijven die zich bezig houden met de intensieve veehouderij anderzijds. Kaag en Braassem kiest ervoor om voor de melkrundvee- en paardensector af te wijken van de landelijk geldende normen. Voor de intensieve veehouderij wordt niet afgeweken en worden de landelijk geldende normen gehanteerd. De gewijzigde normen voor met name de melkrundveebedrijven hebben betrekking op de situatie rond de kernen. De wijziging is bedoeld om ontwikkelingen aan de randen van de

116 kernen mogelijk te maken en is niet gericht op schaalvergroting van de melkrundveebedrijven. Rond de kleine kernen bevinden zich een aantal melkrundveebedrijven die een belemmering vormen voor ontwikkelingen in de kernen (binnen de rode contour). Dit zijn in het algemeen traditionele kleinschalige weidegebonden bedrijven. Met het vaststellen van de geurverordening worden ontwikkelingen aan de randen van de kernen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt een goede balans bereikt tussen ontwikkelingsmogelijkheden binnen de kernen en de rechten van de bestaande veehouderijen. De geurverordening heeft niet tot doel om veehouderijen, die op geringe afstand van de kernen zijn gelegen, de mogelijkheid te bieden om in de richting van de rode contour uit te breiden. Hiervoor is de tekst van de geurverordening en de geurgebiedsvisie aangevuld. Het voorschrift in de geurverordening is nu zodanig geformuleerd, dat bij uitbreiding of nieuwbouw van een stal de afstand tussen de rode contour en de dichtstbij gelegen gevel van een stal niet mag afnemen.

117 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Geurbeleid op basis van de Wet geurhinder en veehouderij

118 Colofon Opgesteld door: Milieudienst West-Holland Auteur: B. de Vries Datum: november 2011 Status: definitief Kenmerk: Opdrachtgever: Gemeente Kaag en Braassem 2

119 Inhoud Samenvatting Inleiding Achtergrond Aanleiding Doelstelling Wettelijk kader Wet ruimtelijke ordening Wet geurhinder en veehouderij Besluit landbouw Overige relevante milieuwetgeving Ruimte voor gemeentelijk beleid De procedure Visie en uitgangspunten Groen en blauw Positie van de veehouderij Uitoefenen van nevenactiviteiten Ontwikkeling van de kernen Gebiedsspecifieke beoordeling Bedrijfssituatie veehouderijen Buitengebied Kaag en Braassem Situatie rond de kernen Conclusies Overwegingen Keuze beleidslijn geurhinder Bijlage 1: Overzicht van bedrijven met een geurcontour... Bijlage 2: Kaart geurcontouren Bijlage 3: Kaart afstandsnormen met toepassing van geurverordening...

120

121 Samenvatting Deze geurgebiedsvisie is uitgewerkt in samenhang met de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie van Kaag en Braassem. In de visie is een integrale benadering toegepast, waarin verschillende aspecten in samenhang met de ruimtelijke ordening zijn uitgewerkt. Een van deze aspecten is het agrarische geurhinderbeleid. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van de ruimte die de Wet geurhinder en veehouderij biedt. Kaag en Braassem is een Groene Hartgemeente. Een groot gedeelte van het grondgebied is dan ook in gebruik als agrarisch productielandschap. De agrarische sector is een belangrijke economische pijler en bovendien de drager van het landschap. Daarnaast wordt een relatie gelegd met de woonkernen in Kaag en Braassem. Binnen deze kernen moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Met de geurverordening wil de gemeente dan ook nadrukkelijk keuzes maken die aan zowel de ontwikkelingen in de kernen als aan de agrariërs recht doen. Uitgangspunt bij de uitwerking van deze visie is de noodzaak om in de kernen ontwikkelingen mogelijk te maken. Daarnaast moet aan de weidegebonden veehouderij een economisch perspectief worden geboden. In de gemeente zijn 142 veehouderijen gevestigd. Bijna tachtig procent van deze bedrijven zijn melkrundveehouderijen. Dit zijn de bedrijven die zich met de weidegebonden veehouderij bezig houden. Aan deze categorie bedrijven wordt ruimte voor economische ontwikkeling geboden. Rond de kernen kan dit tot knelpunten leiden. Agrariërs en ontwikkelaars moeten elkaar hier niet in de weg zitten. In deze gebiedsvisie is de situatie rond iedere woonkern uitgewerkt. Het behoud van het dorpse karakter en de agrarische identiteit staan voorop bij de ontwikkeling van een lokaal agrarisch geurhinderbeleid. De ontwikkelingsruimte die in de geurgebiedsvisie wordt geboden bestaat uit: verkleining van de toe te passen afstandsnormen voor de weidegebonden veehouderijen rond de woonkernen; ontwikkelingsruimte voor de weidegebonden veehouderij in het buitengebied; verruiming van de mogelijkheid om een agrarische bedrijfswoning als burgerwoning te bestemmen; een ruime interpretatie van het begrip nevenactiviteit van agrarische bedrijven; Ook wordt op het begrip bebouwde kom, dat van belang is voor de uitvoering van het geurbeleid, ingegaan en wordt een relatie gelegd met de nota Inbreidingslocaties. In het gebied bevinden zich een klein aantal bedrijven waar dieren op een intensieve wijze (stalgebonden) worden gehouden. In veel gevallen is dit een nevenactiviteit naast de melkrundveehouderij. Vanuit het ruimtelijk beleid wordt geen ruimte geboden voor verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij. De normen voor de intensieve veehouderij worden daarom niet aangepast. Hiervoor blijven de landelijk vastgestelde geurnormen gelden. De keuzes uit de geurgebiedsvisie worden verwerkt in een gemeentelijke geurverordening om de doorwerking in de ruimtelijke ordening en milieu formeel te regelen. Vaststelling vindt plaats op basis van de gemeentelijke inspraakverordening. Deze geurgebiedsvisie vormt de onderbouwing van het geurbeleid.

122 4

123 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Voor stank, veroorzaakt door de agrarische sector, heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (voorheen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) apart beleid ontwikkeld. Dit heeft geresulteerd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), die sinds 1 januari 2007 geldt. Het geurbeleid kan leiden tot knelpunten bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen en ongewenste effecten hebben. De Wet geurhinder en veehouderij voorziet in de mogelijkheid om met een gemeentelijke verordening af te wijken van de waarden of afstanden die in de Wet geurhinder en veehouderij zijn opgenomen. In zo'n verordening kan de gemeenteraad voor (delen van) het grondgebied een andere waarde of een andere afstand vastleggen. In verschillende documenten van de rijksoverheid wordt uiteengezet dat voor de ontwikkeling of verbetering van de vitaliteit van het landelijk gebied een integrale aanpak van doelstellingen nodig is. Afstemming tussen geurregelgeving en gewenste ontwikkelingen in het ruimtelijk beleid is dan vanzelfsprekend. Door die afstemming ontstaat onder meer ruimte voor een duurzame, vitale landbouw, vergroting van toeristisch-recreatieve mogelijkheden, hergebruik van agrarische bebouwing en nieuwbouw in het landelijk gebied. De gemeenteraad is bevoegd om bij gemeentelijke verordening een andere waarde of afstand vast te stellen dan de wettelijke waarden en afstanden uit de Wgv. 1.2 Aanleiding Kaag en Braassem bestaat sinds 1 januari De gemeente is ontstaan uit een fusie tussen de gemeenten Alkemade en Jacobswoude en bestaat uit elf kernen: Bilderdam, Hoogmade, Kaag, Leimuiden, Nieuwe Wetering, Oud Ade, Oude Wetering, Roelofarendsveen, Rijnsaterwoude, Rijpwetering en Woubrugge. Kaag en Braassem beschikt als Groene Hartgemeente over veel landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten en is daarmee een aantrekkelijke plek om te wonen en te recreëren. De bestaande infrastructuur zorgt voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. De ligging midden in de Randstad vormt echter ook een bedreiging, met het risico op verstedelijking. Kaag en Braassem is op zoek naar een passende identiteit, waarmee de bewoners zich kunnen identificeren. Om die vorm te geven is besloten een Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie' (MRSV) op te stellen. In deze structuurvisie wordt de koers voor de toekomst bepaald, niet alleen voor het ruimtelijk beleid, maar ook sociaal-maatschappelijk opzicht. Voor iedere kern wordt een dorpsperspectief' opgesteld, met daarin keuzes met betrekking tot het voorzieningenaanbod, de woningvoorraad, de bedrijvigheid, de openbare ruimte en de identiteit. Kaag en Braassem stelt de kernen centraal. Hierbij wordt ingezet op de zelfredzaamheid van de inwoners en een gedifferentieerde woningvoorraad. Er is voor gekozen om in kleine kernen alleen in te breiden en nieuwbouw zoveel mogelijk in de grotere kernen te bundelen. Zo vullen de dorpen elkaar aan en behoudt ieder dorp zijn eigen identiteit. Om de ontwikkelingsmogelijkheden in en rond de kernen optimaal te kunnen benutten heeft de gemeente besloten om agrarisch geurbeleid op te stellen. De koers die in de MRSV is uitgezet is leidend. Bestemmingswijzigingen, die passen bij het karakter van het gebied, moeten mogelijk zijn. Dit kan gaan om nieuwbouw aan de randen van de kernen of om een functiewijziging van bedrijfs- naar burgerwoning in het buitengebied. Ook de recreatieve mogelijkheden zullen worden uitgebouwd, met name door betere benutting van het historische karakter van de kernen en de ligging in het Hollandse Plassengebied. Een juiste maat en schaal van het recreatieve aanbod is van belang, aangezien grootschalige vormen van recreatie de rust 5

124 en ruimte in het gebied kunnen verstoren. De melkrundveehouderij, die beeldbepalend is voor het veenweidegebied, moet een economisch perspectief hebben. Het ontwikkelen van kleinschalige nevenactiviteiten door agrarische bedrijven moet daarom mogelijk zijn. 1.3 Doelstelling Het landschap van Kaag en Braassem heeft veel kwaliteiten. Deze kwaliteiten moet behouden blijven. De gemeente bestaat uit veenweidegebied, een deel van het Hollands plassengebied en uit droogmakerijen. De weidegebonden veehouderij is beeldbepalend in het gebied. Daarnaast is ook de kleinschaligheid en karakteristiek van de dorpskernen belangrijk. Er wordt daarom gestreefd naar een goede balans tussen wonen, recreëren en agrarische bedrijvigheid in het buitengebied en aan de randen van de kleine kernen. Voor de weidegebonden agrarische sector blijft er ruimte voor ontwikkeling. De intensieve veehouderij heeft geen groeimogelijkheden. Daarnaast biedt het buitengebied een goede milieukwaliteit voor de ontwikkeling van recreatieve functies. De nieuwbouwmogelijkheden in het buitengebied zijn beperkt. Wel zijn functiewijzigingen van bedrijfs- naar burgerwoning in het buitengebied mogelijk. Deze geurgebiedsvisie ondersteunt de MRSV bij de realisatie van vitale woonkernen, de ontwikkeling van recreatieve functies in het buitengebied en de versterking van de weidegebonden agrarische sector. 6

125 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem 2 Wettelijk kader 2.1 Wet ruimtelijke ordening Bij het uitwerken van ruimtelijke plannen moet er voor worden gezorgd, dat er een goed woon- en verblijfsklimaat heerst op plaatsen waar de vestiging van een (geur)gevoelig object mogelijk wordt gemaakt. Dit aspect maakt deel uit van de milieukwaliteit voor de niet-agrarische bestemmingen. Daarnaast moet worden voorkomen dat bestaande veehouderijen in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Om de milieucontouren te bepalen moet in de ruimtelijke ordening worden uitgegaan van de omgekeerde werking van de milieuregelgeving. In de bestemmingsplantoets wordt getoetst of ter plaatse van de te bestemmen geurgevoelige objecten voldaan kan worden aan de eisen die de milieuregelgeving stelt. De geplande geurgevoelige objecten moeten buiten de geurcontouren en vaste afstandscontouren van de aanwezige veehouderijen liggen. Hierbij moet worden uitgegaan van de omvang van de veestapel volgens de verleende vergunning of ingediende melding. Omgekeerde werking Bij de verlening van een vergunning aan een veehouderij wordt de geurbelasting beoordeeld aan de hand van de Wet geurhinder en veehouderij. De geurbelasting wordt getoetst bij geurgevoelige objecten. De reden hiervoor is duidelijk: bewoners moeten niet aan overmatige (geur)hinder worden blootgesteld. Deze regelgeving heeft ook doorwerking in de ruimtelijke ordening. Er moet worden voorkomen dat er nieuwe geurgevoelige objecten binnen een geurcirkel worden gebouwd. Dit wordt de omgekeerde werking genoemd. Bij ruimtelijke plannen wordt beoordeeld of locaties voor nieuwbouw niet aan een te hoge geurbelasting worden blootgesteld. Uit jurisprudentie blijkt dat voor de aan te houden afstanden en geurcontouren in principe moet worden uitgegaan van de randen van het bouwblok. De rand van het bouwblok wordt aangehouden omdat de veehouderij in principe het recht heeft om overal binnen zijn bouwblok te bouwen. In sommige gevallen kan niet het volledige bouwblok worden benut, vanwege de ligging ten opzichte van reeds bestaande geurgevoelige objecten. In dergelijke gevallen gaan we uit van het reëel te benutten bouwblok. Alleen in het geval dat sprake is van een overbelaste situatie, kan hiervan worden afgeweken. De werkwijze, die dan moet worden gevolgd, staat beschreven in de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij. Een bouwplan moet buiten de geurcontouren van de omliggende veehouderijen liggen, om niet blootgesteld te worden aan te veel geurhinder. Bij veehouderijen waarvoor vaste afstanden gelden, moet het plan buiten de minimale afstand plaatsvinden. Binnen de geurcontouren en vaste afstandscontouren rondom de bouwblokken van de veehouderijen, is in principe geen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Dit houdt in dat binnen deze contouren geen nieuwe bestemming mag worden geprojecteerd, die het realiseren van geurgevoelige objecten mogelijk maakt. Op die manier is voor de toekomstige bewoner een goed woon- en verblijfsklimaat gewaarborgd. 2.2 Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (verder Wgv), vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor milieuvergunningen. Ook ruimtelijke plannen worden getoetst aan deze wet volgens de omgekeerde werking. In de Wgv staan afstandseisen en geurnormen waaraan de ligging van en geurbelasting door dierenverblijven moeten worden getoetst. De Wgv is nader uitgewerkt in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv). De normen gelden ter plaatse van geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) en de afstanden gelden tot deze geurgevoelige objecten. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met 7

126 het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. In de ruimtelijke ordening wordt het model V-Stacks gebied toegepast. De Wgv maakt onderscheid in gebieden waar geur wordt waargenomen. In de bebouwde kom wordt geur anders ervaren dan in het buitengebied. Voor bebouwde kom en buitengebied zijn daarom verschillende geurnormen vastgesteld. Ook maakt de wet onderscheid tussen intensieve en extensieve veehouderij. Met intensieve veehouderij wordt het stalgebonden houden van o.a. varkens en pluimvee bedoeld, de extensieve veehouderij is de weidegebonden rundveehouderij. Voor dieren die op een intensieve manier worden gehouden is een geuremissiefactor vastgesteld. Voor deze dieren wordt een geurcontour berekend. Voor de rundveehouderij geldt een vaste afstand tussen de stal en een woning van derden. Voor de intensieve veehouderijen wordt de geurnorm uitgedrukt in aantallen Europese odour units per volume-eenheid lucht (ou E /m 3 ). De geurnorm geldt ten opzichte van een gevoelig object. Over het algemeen is dit een woning. Afhankelijk van de afstand tot deze woning en het aantal dieren, dat op het bedrijf wordt gehouden, kan de vergunning worden verleend of een bestemming worden gewijzigd. De Wgv schrijft voor op welke wijze het bevoegd gezag de geurhinder van dierenverblijven moet beoordelen, als een veehouder een milieuvergunning aanvraagt. Vanuit het principe 'een goede ruimtelijke ordening', zoals genoemd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de Wgv indirect consequenties voor de oprichting van geurgevoelige objecten binnen de geurcontouren van veehouderijen. De werking die de Wgv heeft op de ruimtelijke ordening wordt ook wel aangeduid met de term 'omgekeerde werking'. De geurnormen uit de Wgv zijn bedoeld om mensen in de omgeving van een veehouderij te beschermen tegen overmatige geurhinder. Omgekeerd moet het bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat inwoners zich blootstellen aan die overmatige hinder door het realiseren van een geurgevoelig object binnen een geurcontour toe te staan. De Wgv geeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om voor de geurnormering lokaal maatwerk te leveren, door de normen of afstanden binnen een wettelijke marge voor een bepaald (deel)gebied te wijzigen. Dit is geen verplichting, maar de gemeente kan het gebiedsgericht geurbeleid als sturingsinstrument gebruiken. Als wordt besloten om gebruik te maken van het instrumentarium, dan moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. a. de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied; b. het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging; c. de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu. Daarnaast moet er ook een relatie zijn met de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of moet er sprake zijn van een afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. De Wgv biedt zoals gezegd de mogelijkheid om binnen een bepaalde bandbreedte een andere geurnorm of afstandsnorm vast te leggen dan de standaardwaarde uit de wet. De gewijzigde waarden en afstanden treden in de plaats van de wettelijke normstelling en worden dus bij vergunningverlening gehanteerd. Voor de geurgevoelige objecten wordt een onderscheid tussen een ligging binnen of buiten de bebouwde kom gemaakt. Bandbreedte geur intensieve veehouderij (geurnormen) Het geurgevoelig object is gelegen in een waarde geurbelasting [ou E /m 3 ] norm bandbreedte minimaal maximaal binnen bebouwde kom 2,0 0,1 8,0 buiten bebouwde kom 8,0 2,0 20,0 8

127 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Bandbreedte rundveehouderij (afstandsnormen) Het geurgevoelig object is gelegen in een norm Afstand in meters minimaal bandbreedte maximaal binnen bebouwde kom buiten bebouwde kom In het geurbeleid is een relatie gelegd tussen geurhinder en milieukwaliteit. Er is sprake van geurhinder als mensen zijn blootgesteld aan geur en dat als hinderlijk ervaren. Deze relatie geldt met name voor de intensieve veehouderij. Voor rundveehouderijen is geen verband gelegd met een beoordeling van het leefklimaat. Geurgevoelige objecten Bij de uitvoering van het agrarisch geurbeleid richt de aandacht zich op de geurgevoelige objecten in de omgeving van de veehouderijen. De interpretatie van deze term is hierbij van groot belang. Een geurgevoelig object is in de wet gedefinieerd als: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Alleen een gebouw kan een geurgevoelig object zijn. Duidelijk is dat een woning een geurgevoelig object is, mits deze een positieve planologische bestemming heeft en geschikt is om in te wonen. Of een ander gebouw een geurgevoelig object is, moet worden beoordeeld aan de hand van de criteria die in de definitie zijn opgenomen. 1. Het gebouw is bestemd voor menselijk verblijf. 2. Het gebouw is geschikt om te worden gebruikt voor menselijk verblijf. 3. Het gebouw wordt permanent of op daarmee vergelijkbare wijze voor menselijk verblijf gebruikt. De mogelijkheid om binnen een agrarisch bedrijf nevenactiviteiten uit te oefenen maakt samen met de interpretatie van de term geurgevoelige object deel uit van het geurbeleid van gemeente Kaag en Braassem. Op grond van dezelfde motivatie, die voor de ruime beoordeling van de nevenactiviteiten bij de boer is gegeven, wordt voor geurgevoelig object een beperkte interpretatie toegepast. Activiteiten bij de boer maken deel uit van de bedrijfsvoering van de boer. Het beschermingsniveau ten aanzien van geurhinder voor deze nevenactiviteiten wordt gelijk gesteld met het beschermingsniveau dat voor de boer en zijn gezin wordt aangehouden. Een nevenactiviteit bij de boer wordt dus niet als (los van de bedrijfsvoering staand) geurgevoelig object gezien. De bebouwde kom Bij de toepassing van de geurnormering speelt het begrip bebouwde kom een grote rol. De geurnormen, die binnen de bebouwde kom worden gehanteerd, zijn 2 tot 4 keer zo streng als de normen buiten de bebouwde kom. Een duidelijke begripsomschrijving is daarom van groot belang bij het maken van heldere en reproduceerbare afwegingen rondom geurhinder en veehouderij. Het begrip is in de Wet geurhinder en veehouderij niet gedefinieerd, evenmin als in de Wet ruimtelijke ordening. In de toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat de grens van de bebouwde kom niet wordt bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. Met binnen een bebouwde kom wordt bedoeld: op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. De bebouwde kom is een gebied met aaneengesloten bebouwing met een woon- en verblijffunctie, waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid aanwezig zijn. Het ligt voor de hand om voor de grenzen van de bebouwde kom aan te sluiten bij wat in de ruimtelijke ordening daaronder wordt verstaan. 9

128 2.3 Besluit landbouw De meeste veehouderijen in gemeente Kaag en Braassem vallen onder het Besluit landbouw. Het Besluit landbouw is bedoeld voor de meest voorkomende agrarische bedrijven. Deze bedrijven hoeven geen milieuvergunning aan te vragen. Zij kunnen volstaan met een melding. Onder het besluit kunnen maximaal 200 stuks melkrundvee, 50 geiten; 50 konijnen, pelsdieren, 50 paarden en 50 mestvarkeneenheden (ten hoogste 50 schapen gedurende de aflamperiode niet meegerekend) worden gehouden. De Wgv heeft op dit moment geen rechtstreekse doorwerking op de afstanden die gelden op grond van het Besluit landbouw. Als er een afstandsknelpunt optreedt bij een veehouderij die valt onder het Besluit landbouw, biedt de geurverordening geen directe oplossing. Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden van de geurverordening moet de veehouder dan een milieuvergunning aanvragen. Bij verlening van de milieuvergunning wordt namelijk getoetst aan de geurverordening. Dit gaat echter veranderen. De Rijksoverheid is van plan om het Besluit landbouw te wijzigen, waardoor wel rechtstreeks aan de geurverordening kan worden getoetst. Deze wijziging maakt deel uit van de invoering van Besluit Landbouwactiviteiten. Dit besluit zal per 1 juli 2012 in werking treden (volgens brief aan de Tweede Kamer 27 juni 2011 van Staatssecretaris Atsma). Vanaf de datum van invoering van het Besluit landbouwactiviteiten zullen de vaste afstanden uit de Wgv ook gelden voor de kleinere agrarische bedrijven. 2.4 Overige relevante milieuwetgeving Wetgeving die ook een rol kan spelen bij de uitvoering van het geurbeleid zijn de Wet ammoniak en veehouderij en de Natuurbeschermingswet uit De Wet ammoniak en veehouderij (Wav), die in 2002 in werking is getreden, maakt deel uit van de ammoniakregelgeving voor dierenverblijven van veehouderijen. Deze regelgeving bestaat uit een algemeen emissiebeleid voor heel Nederland, aangevuld met aanvullend zoneringsbeleid. Gebieden die gevoelig zijn voor ammoniakemissie zijn de Natura 2000 gebieden. Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, die worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. De Nieuwkoopse plassen & de Haeck behoren tot deze gebieden. Dit gebied is voor verzuring gevoelig. De toename van de stikstofdepositie op gevoelige Natura 2000 gebieden is niet zonder meer toegestaan. Hiervoor moet een procedure in het kader van de Natuurbeschermingswet worden doorlopen. De provincie is hierbij bevoegd gezag. Een veehouderij kan door het treffen van ammoniakreducerende maatregelen uitbreiding van het dieraantal realiseren. Hoewel de Nieuwkoopse plassen buiten de gemeente liggen kan de toetsing aan de Natuurbeschermingswet in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn. 2.5 Ruimte voor gemeentelijk beleid Het traject om te komen tot een geurverordening kent een aantal stappen. De eerste stap is het inventariseren van de bestaande geursituatie in de gemeente. In deze stap wordt de geurbelasting van de veehouderijen geïnventariseerd en bij elkaar opgeteld. Deze stap wordt een quick scan genoemd, omdat het de bedoeling is dat op eenvoudige wijze inzicht wordt gegeven in gebieden waar knelpunten zijn ontstaan. In de quick scan, die voor gemeente Kaag en Braassem is uitgevoerd (rapport datum maart 2011), zijn de ruimtelijke ontwikkelingen, de huidige vergunde geursituatie en de mogelijke toekomstige geursituatie in kaart gebracht. De quick scan maakt duidelijk op welke aandachtspunten het geurbeleid zich moet richten. De geursituatie bij een ongebreidelde groei van de intensieve veehouderij is niet uitgewerkt. Dit scenario is ongewenst en tevens onrealistisch, omdat de Provinciale structuurvisie geen ruimte biedt voor een sterke groei van de intensieve veehouderij. 10

129 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem De resultaten van de quick scan worden tegen het licht gehouden van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling binnen de gemeente. Hiermee wordt overgegaan tot de tweede stap om te komen tot een verordening; de gebiedsvisie. In deze stap worden de gebieden waar zich knelpunten voordoen nader bekeken. In de gebiedsvisie wordt een afweging gemaakt in hoeverre wijziging van de geurnorm een oplossing kan bieden voor de knelpunten in het gebied. In de laatste stap, de geurverordening, krijgt de gebiedsvisie een juridische basis. In deze stap worden geurnormen en vaste afstand per gebied vastgelegd. Dat wil zeggen, dat bij toekomstige vergunningverlening aan agrarische bedrijven en ruimtelijke plannen wordt getoetst aan de normstelling uit de geurverordening. 2.6 De procedure De rechtsbescherming ten aanzien van de gemeentelijke geurverordening is gelijk aan die van elke andere volgens de Gemeentewet vastgestelde verordening. Tegen een dergelijke verordening staat in beginsel geen beroep open bij de bestuursrechter. Als ervan uit wordt gegaan dat het bevoegd gezag binnen de bandbreedte en de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij beleidsvrijheid heeft en er rekening wordt gehouden met de democratische legitimatie van de gemeenteraad, kan een dergelijk beroep ook achterwege blijven. Gemeente Kaag en Braassem heeft een inspraakverordening vastgesteld (datum 22 januari 2009), die de inspraakprocedure regelt met betrekking tot het opstellen van beleid. Op basis van de inspraakverordening wordt de ontwerp geurverordening zes weken ter inzage gelegd, voordat deze aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden. In deze zes weken kunnen belanghebbenden hun zienswijze op de verordening kenbaar maken. Het college verzamelt de zienswijzen en stelt een eindverslag op. Het eindverslag wordt met de verordening aan de gemeenteraad aangeboden. Door het volgen van deze procedure kan de gemeenteraad alle belangen meewegen alvorens de verordening vast te stellen. Tegen de (vastgestelde) verordening is geen beroep meer mogelijk. 11

130 3 Visie en uitgangspunten 3.1 Groen en blauw Tijdens het fusieproces is een visie op de nieuw te vormen gemeente Kaag en Braassem geformuleerd. Deze strategische visie beschrijft welke kant het op moet gaan met de nieuwe gemeente. De visie geeft antwoord op vragen van burgers en bedrijven als: in wat voor gemeente kom ik te wonen en in wat voor gemeente komen wij te werken? Voor de leefomgeving is een duidelijke lijn aangegeven: behouden, versterken en ontwikkelen. Kaag en Braassem is een modern plattelandgemeente, gelegen in het Groene Hart. Het groen van het open landschap en blauw van het merengebied typeren de gemeente. De elf kernen van de gemeente hebben elk een eigen karakter. De belangrijkste opgave vormt het leefbaar en vitaal houden van de kernen en het vinden van een balans tussen behoud van karakter en het bieden van ruimte voor sociale, fysieke en ruimtelijke ontwikkelingen. Kaag en Braassem wil met open ruimte - groen en blauw - regionaal evenwicht bieden aan het rood in een verstedelijkte omgeving. In de strategische visie worden een aantal dilemma s geschetst: het behouden van het groene open landschap versus behoefte aan extra woningbouw en mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling; een op toerisme en recreatie georiënteerde gemeente versus het behouden van een rustige leefomgeving; een economisch sterke gemeente versus het behouden van het groene karakter. Binnen het spanningsveld van deze dilemma s komen een aantal keuzes naar voren, die voor de uitwerking van deze geurvisie van belang zijn: het groen - blauwe karakter van de gemeente behouden en versterken; het eigen karakter van elk van de kernen borgen; doelgroepgerichte woningbouw realiseren, passend binnen de uitstraling van de kernen; een krachtige en diverse economische structuur behouden en versterken; kleinschalige bedrijvigheid stimuleren; de aanwezige tuinbouw en agrarische functies gelegenheid bieden tot behoud, modernisering en verbreding; de recreatieve potentie van het gebied beter benutten, door recreatie en toerisme te stimuleren en ontwikkelen, waarbij een goede geografische spreiding en medegebruik uitgangspunten zijn. 3.2 Positie van de veehouderij Het landelijk gebied vormt voor de samenleving al lang niet meer uitsluitend de productieruimte voor voedsel. Het gebied biedt in toenemende mate ruimte voor functies als wonen, natuur en landschap, recreatie en voor niet-agrarische bedrijvigheid. Er is daarom steeds meer interactie tussen de agrarische sector en andere niet-landbouw functies. De sterk groeiende agrarisch regelgeving, waaronder het geurbeleid, is hier een uitvloeisel van. Op het platteland vinden ook veel economische en sociale veranderingen plaats. Het aantal agrarische bedrijven loopt terug. Er is sprake van schaalvergroting. Steeds minder mensen zijn werkzaam in de landbouw. Hiermee komt de leefbaarheid op het platteland onder druk te staan. Voor Groene Hartgemeente Kaag en Braassem vormt het behoud van het open weidelandschap in het buitengebied een belangrijk uitgangspunt. Agrarische bedrijven zijn de dragers van het cultuurlandschap in het veenweidegebied. Het zijn de veehouders die met hun koeien en schapen het weidegebied beheren. De grondgebruikers in het landelijk gebied hebben een belangrijke rol en verantwoordelijkheid in het duurzame beheer van het gebied. Het is daarom belangrijk voor het behoud van het landschap, dat de weidegebonden veehouderij in het algemeen melkrundveebedrijven de mogelijkheid hebben om hun bedrijf rendabel uit te oefenen. 12

131 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Verbetering van de rentabiliteit betekent in de veehouderij vaak schaalvergroting. Kaag en Braassem heeft een voorkeur voor kleinschalige bedrijvigheid, maar sluit schaalvergroting niet uit, mits de ontwikkeling aansluit bij het streven om het karakteristieke landschap in stand te houden. Het behoud van waardevolle landschappen ligt in lijn met de doelstellingen van de provinciale structuurvisie van Zuid Holland. In de provinciale structuurvisie wordt ook gesteld, dat moet worden gezocht naar een balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector. Grootschalige, niet-grondgebonden veehouderij is gebiedsvreemd voor het landelijk gebied in Zuid-Holland. Er worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij, aldus de provinciale structuurvisie. Economische ontwikkeling kan dus niet tot de vestiging van intensieve veehouderij leiden. In Kaag en Braassem komt in beperkte mate intensive veehouderij voor. Van oudsher kwam in het veenweidegebied de varkenshouderij als nevenactiviteit bij melkveebedrijven voor. De varkens werden gevoerd met de bijproducten, die bij de kaasmakerij ontstonden. In de afgelopen jaren zijn bij een aantal bedrijven deze nevenactiviteiten uitgegroeid tot hoofdactiviteit. Voor deze bedrijfstak worden geen verdere ontwikkelingsmogelijkheden meer geboden. Bedrijven met bestaande rechten kunnen deze blijven gebruiken. Op basis van de 50/50 regeling is uitbreiding van de veestapel mogelijk. De geurbelasting neemt daar echter af door het toepassen van nageschakelde technieken (gaswassers). Voor een duurzaam, economisch rendabel perspectief voor agrarische bedrijven wordt een groot beroep gedaan op de innovatiekracht van de sector. Voor gebieden waar de productieomstandigheden niet concurrerend zijn, zijn keuzes nodig. In deze gebieden kan ervoor worden gekozen de landbouw te ondersteunen om maatschappelijke belangen als natuur en landschap in stand te houden. Ook kan ervoor worden gekozen dit maatschappelijk belang op een andere manier te realiseren. Doelmatigheid en kosteneffectiviteit zijn hierbij belangrijke afwegingscriteria. Een mogelijkheid voor de sector vormt de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw. De gemeente heeft met haar ruimtelijk beleid een sturende rol. Om nieuwe ontwikkelingsrichtingen mogelijk te maken moet het toe te passen instrumentarium (waaronder het geurbeleid) op deze ontwikkelingen inspelen. 3.3 Uitoefenen van nevenactiviteiten Een mogelijkheid voor de agrarische sector om economisch rendabel te werken, vormt de ontwikkeling van nevenactiviteiten in het kader van de multifunctionele landbouw. De multifunctionele landbouw speelt vanuit haar agrarische identiteit op een unieke manier in op de groeiende vraag naar rust, ruimte en plattelandsbeleving. De sector verbindt de maatschappij met het platteland en verbindt ook agrarische ondernemers met de maatschappij. Ook draagt deze vorm van landbouw bij aan het leefbaar houden van het platteland door meer en nieuwe (economische) activiteit in het buitengebied te brengen. Tot de multifunctionele landbouw behoren agrarische bedrijven die naast hun veehouderij-, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf andere activiteiten uitoefenen, gekoppeld aan het primaire landbouwbedrijf. Deze activiteiten zijn zorglandbouw, recreatie, agrarische kinderopvang, boerderijeducatie, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, of de productie en verkoop van streekproducten. De basis voor multifunctionele landbouw werd een aantal jaren geleden gelegd. De grondleggers van de multifunctionele landbouw reageerden op kansen en knelpunten in de productielandbouw en op signalen uit de samenleving. Ze constateerden een groeiende kloof tussen stad en platteland en problemen met de maatschappelijke inbedding van het agrarisch bedrijf. Ze bedachten allerlei nieuwe combinaties die vanuit de cultuur, locatie en veelzijdigheid van het agrarisch bedrijf meerwaarde konden bieden voor de maatschappij. De laatste jaren hebben ondernemers van binnen en buiten de agrarische sector deze concepten op professionele wijze doorontwikkeld. Zo ontstonden er franchiseconcepten, zoals de Landwinkel en Agrarische Kinderopvang. Ook kwamen er samenwerkingsverbanden tot stand tussen de landbouw en grotere marktpartijen op het gebied van onder andere regionale voedselketens, real food, zorg 13

132 en natuur. Op deze manier is de economische en maatschappelijke impact van de multifunctionele landbouw in 15 jaar tijd snel toegenomen. Niet alleen het beheer van de grond is onderhevig aan een nieuwe kijk. Ook op het gebruik van agrarische gebouwen is een andere visie nodig. De agrarische gebouwen dragen bij aan het karakter van het landelijk gebied. Gebouwen in het landelijk gebied moeten kunnen worden gebruikt en verbouwd. Iedere eigenaar -veehouder of niet- moet gebruik kunnen maken van bestaande gebouwen, zolang dit gebruik past binnen de identiteit van het gebied. Agrarisch grondgebonden bedrijven zijn de dragers van het grootste deel van het buitengebied. Zij zullen daarom in de eerste plaats creatief moeten omgaan met het benutten van bestaande gebouwen en hierbij aan moeten sluiten gericht op de gebiedskwaliteiten. Agrariërs die stoppen met hun bedrijf mogen hun stal blijven gebruiken, ook al zijn ze formeel geen bedrijf meer. Met de lijn van de multifunctionele landbouw krijgt de economie op het platteland nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden. De economische verbreding is gericht op rendabel beheer of gebruik, of op zelfstandige exploitatie gericht op continuïteit. Agrariërs kunnen met voorstellen komen. In de praktijk zal het hierbij gaan om nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf of een aanpassing van de activiteiten binnen bestaande agrarische bedrijfsgebouwen. Bij de beoordeling van de activiteiten op basis van de Wet milieubeheer kan dit tot knelpunten leiden. Voor de Wet milieubeheer wordt nagegaan of er sprake is van een inrichting. Er is sprake van een inrichting als het gaat om de uitoefening van een activiteit in bedrijfsmatige omvang, die binnen een zekere begrenzing wordt verricht. Activiteiten worden als één inrichting beschouwd als ze tot eenzelfde onderneming of instelling behoren, onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Het bieden van mogelijkheden van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven vraagt om een ruime beoordeling van het begrip inrichting. De gemeente kiest ervoor om deze ruimte te bieden. Als er sprake is van (neven) activiteiten bij de boer, dan vormen deze activiteiten samen met het agrarische bedrijf één inrichting. De boer wordt dus niet gezien als verhuurder van een bedrijfsruimte ten behoeve van activiteiten van derden. Activiteiten bij de boer moeten echt gezien worden als activiteiten (als onderdeel van de bedrijfsvoering) van de boer. In de praktijk leiden de nevenactiviteiten regelmatig tot discussie, bijvoorbeeld bij zorgactiviteiten. Veelal zijn hierbij zorginstellingen betrokken, die dan als derde partij worden gezien. Voor het landelijk gebied van Kaag en Braassem wordt gesteld, dat er een duidelijke functionele binding is. Dit maakt deel uit van het concept activiteiten bij de boer. Er is daarom sprake van één inrichting. 3.4 Ontwikkeling van de kernen Gemeente Kaag en Braassem heeft de nota Inbreidingslocaties opgesteld, waarin de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de kernen worden vastgelegd. In de nota zijn de rode bebouwingscontouren opgenomen op basis van de provinciale structuurvisie. De ontwikkelingen vinden binnen de rode contouren plaats. De rode contouren geven de begrenzing van het bebouwde (stedelijke) gebied aan. Voor het agrarisch geurbeleid zijn deze grenzen van belang in verband met de definiëring van het begrip bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom gelden strengere geurnormen dan in het landelijk gebied. Voor het geurbeleid wordt uitgegaan van de rode contouren als grens van de bebouwde kom. Voor aaneengesloten bebouwing in het landelijk gebied kan het in voorkomende gevallen nodig zijn om een aparte afweging te maken of er sprake is van bebouwde kom. 14

133 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem 4 Gebiedsspecifieke beoordeling 4.1 Bedrijfssituatie veehouderijen In de gemeente Kaag en Braassem zijn 142 veehouderijen gevestigd. Ongeveer tachtig procent van deze bedrijven is actief in de melkrundveehouderij. Veel melkrundveehouderijen beschikken over een beperkt aantal andere dieren, zoals schapen of paarden. De meeste van deze bedrijven vallen onder het Besluit landbouw. Voor het opstellen van de quick scan is beperkt dossieronderzoek uitgevoerd. Bij de traditionele melkrundveebedrijven zijn de dieraantallen niet geïnventariseerd. Voor deze bedrijven wordt ervan uitgegaan dat de vaste afstanden (zonering) op basis van het Besluit landbouw gelden. Bij 59 van de 142 bedrijven is wel volledig dossieronderzoek en zijn de dieraantallen in kaart gebracht. Daarnaast zijn ook de gegevens van negen bedrijven in Nieuwkoop en Alphen aan den Rijn in het onderzoek betrokken, vanwege geurbelasting die van buiten de gemeentegrenzen afkomstig is. Uit het onderzoek blijkt dat er door vijftien bedrijven varkens worden gehouden. Een aantal van deze bedrijven doen dit als kleinschalige nevenactiviteit. Op acht bedrijven wordt op grote schaal varkens gehouden. Twee van de bedrijven hebben de varkenshouderij als hoofdactiviteit. Op de andere bedrijven wordt ook rundvee gehouden. Deze categorie staat in onderstaand diagram als gemengd aangegeven. De grote varkenshouderijen liggen in de omgeving van Woubrugge en Rijpwetering. Een van de gemengde rundvee- en varkenshouderijen houdt ook nog op beperkte schaal kippen. Dit bedrijf heeft de laatste jaren geen gebruik gemaakt van deze vergunde situatie. Verder zijn in Kaag en Braassem geen pluimveehouders bekend. In de paardenhouderij, totaal veertien bedrijven, zien we een breed spectrum van hobbymatig tot professioneel opererende maneges. De grootste stalling van het Korps Landelijke Politie Diensten beschikt over meer dan 100 paarden. De schapenhouderij vormt vooral een nevenactiviteit bij het melkrundveebedrijf, maar door vijf bedrijven wordt deze tak grootschalig toegepast. Een klein aantal bedrijven houdt zich bezig met het fokken van slachtvee. Verder zijn er een aantal veehouderijen actief in een omvang die gezien moet worden als hobbymatig. Waarschijnlijk komt de ontstane situatie voort uit bedrijfsbeëindigingen. Typering veehouderij melkrundvee gemengd * varkens paarden hobbymatig Figuur 1: diagram typering veehouderijen in Kaag en Braassem *) betreft de combinatie van rundveehouderij en varkenshouderij. Voor de melkrundveebedrijven is er bij de inventarisatie vanuit gegaan dat alleen dieren worden gehouden waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij geen omrekeningsfactor is opgenomen. Voor deze bedrijven geldt uitsluitend een afstandseis. Een groot deel van de melkrundveebedrijven 15

134 houdt echter ook op beperkte schaal schapen. Voor schapen is, hoewel ze niet onder de intensieve veehouderij worden gerekend, wel een omrekeningsfactor vastgesteld. Dit betekent dat voor deze categorie dieren geurcontouren worden berekend. In de praktijk gaat het om kleine aantallen schapen, die behoudens de aflamperiode niet op stal worden gehouden. De meeste van deze melkrundveebedrijven met gemengde veebezetting vallen onder het Besluit landbouw. In het onderstaande kaartje is een weergave gegeven van de vaste afstandscontouren bij veehouderijen in Kaag en Braassem, die gelden op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. Figuur 2: veehouderijen met hun afstandsnormen in Kaag en Braassem Voor het toepassen van een lokaal geurbeleid is de reguleringssituatie van de veehouderijen van belang. Van de bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen, beschikt ruim 19 % over een milieuvergunning. Een aantal bedrijven geldt als niet bedrijfsmatig. Op de overige bedrijven is het Besluit landbouw van toepassing. De vergunningplichtige bedrijven zijn de grote melkrundveehouderijen, stalgebonden (intensieve) veehouderij en grote maneges. Ook bedrijven met een groot aantal schapen vallen onder de vergunningplicht. De traditionele melkrundveehouderij valt meestal onder de algemeen regels van het besluit. Bij activiteiten die niet bedrijfsmatig zijn, gaat het meestal om agrarische bedrijven die na bedrijfsbeëindiging nog een klein aantal schapen of paarden houdt. Het exacte aantal valt door de wijze van inventarisatie van het veebestand niet vast te stellen. Voor bedrijven die onder de intensieve (stalgebonden) veehouderij vallen, gelden geen vaste afstanden maar worden geurcontouren berekend. Ook voor de schapenhouderij worden geurcontouren bepaald. In onderstaand kaartje is een weergave gegeven van de geurbelasting door de intensieve veehouderij op basis van dieraantallen waarvoor deze bedrijven vergunning hebben. De situatie kan worden beschouwd als de maximale geurbelasting, omdat er voor de intensieve veehouderij in dit gebied geen uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. 16

135 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Figuur 3: Geurbelasting in Kaag en Braassem (bestaande situatie) Door het toepassen van moderne stalsystemen kan de veestapel nog wel groeien. Daarbij neemt de geurbelasting door toepassing van de 50/50 regeling echter af. Deze regeling houdt in, dat de vermindering van de geurbelasting door de toepassing van nageschakelde technieken (gaswassers) voor de helft mag worden opgevuld met de toename van het aantal dieren. De andere helft komt ten goede aan de verbetering van de geursituatie. Door invoering van Besluit huisvesting moeten alle intensieve veehouderijen in de komende jaren maatregelen nemen om de uitstoot van ammoniak te beperken. Als gevolg van deze maatregelen neem de geuremissie van intensieve veehouderijen ook af. De ontwikkelingen die voor de intensieve veehouderijen zijn voorzien, zijn weergegeven in bijlage 1. De geurbelasting zal hierdoor in de komende jaren afnemen tot het niveau zoals weergegeven in bijlage 2. Aan de in bijlage 1 en 2 weergegeven situatie kunnen geen rechten worden ontleend. 4.2 Buitengebied Kaag en Braassem Het buitengebied van Kaag en Braassem is een typisch veenweide gebied, met hoofdzakelijk traditionele melkrundveehouderij. Ten westen en zuiden van Roelofarendsveen bevindt zich een glastuinbouwgebied. In dit gebied komt vrijwel geen veehouderij voor. Op de melkrundveehouderij is voornamelijk het Besluit landbouw met vaste afstandsnormen voor geurhinder - van toepassing. De bedrijven die over een vergunning beschikken hebben deze in verband met grootschalige schapenhouderij als nevenactiviteit of de aanwezigheid van een woning van derden op kleine afstand. Hoewel de schapenhouderij niet als intensieve (stalgebonden) veehouderij geldt, moeten voor deze bedrijven wel geurcontouren op basis van de Wet geurhinder en veehouderij worden vastgesteld. De intensieve veehouderij wordt door een aantal bedrijven als nevenactiviteit naast de rundveehouderij bedreven. Deze bedrijven zijn vergunningplichting. Ten oosten en zuiden van de Braassemmermeer bevinden zich droogmakerijen. Ook in dit gebied zijn in hoofdzaak melkrundveehouderijen gevestigd. In de polder Vierambacht wordt naast veehouderij ook akkerbouw bedreven. Rond Woubrugge bevinden zich een aantal intensieve veehouderijen. In alle gevallen gaat het om varkenshouderijen. Op twee bedrijven worden uitsluitend varkens gehouden en vijf bedrijven doen dit in combinatie met rundvee. Voor de intensieve veehouderijen gelden geurcontouren. 17

136 Veehouderijen Kaag en Braassem aantal Besluit landbouw vergunning niet bedrijfsmatig 20 0 melkrundvee rundvee en varkens varkens paarden schapen typering figuur 4: typering veehouderijen Kaag en Braassem Zoals reeds eerder genoemd worden op een aantal veehouderijen paarden gestald en zijn er een aantal paardenhouderijen. Van de bedrijven die (in hoofdzaak) paarden houden, zijn de bedrijven met meer dan 50 paarden vergunningplichtig. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij gelden voor paarden vaste afstandseisen. In het buitengebied treden geen knelpunten op in verband met de normering uit de Wet geurhinder een veehouderij. De normen voor het buitengebied zijn minder streng dan in de bebouwde kom. Ook voor de toekomst worden geen knelpunten voorzien. De reden hiervoor is dat er in het buitengebied vrijwel geen locaties zijn waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Door ontwikkelingen in de bestaande situatie kunnen echter wel knelpunten ontstaan. Voorbeelden zijn: een bestemmingswijziging van bedrijfs- naar burgerwoning; bouwontwikkelingen ten gevolge van de ruimte voor ruimte regeling; de ontwikkeling van nevenactiviteiten door agrarische bedrijven. Kaag en Braassem wil in principe vasthouden aan de vaste afstanden voor het buitengebied uit de Wet geurhinder een veehouderij. In het buitengebied zijn de agrarische activiteiten leidend. Aan agrarische bedrijven wordt de maximale ruimte voor ontwikkeling geboden. In de geurverordening wordt niet een algemene verkleining van de afstandsnorm voor het buitengebied vastgelegd. In bepaalde gevallen is beperking van de afstandsnorm gewenst. Als de uitbreidingsmogelijkheden van een bestaande veehouderij wordt beperkt door de aanwezigheid van een bestaande gevoelige functie kan de afstand worden verkleind tot minimaal 25 meter, waarbij de feitelijke afstand tussen het dierverblijf en het geurgevoelig object ten gevolge van de uitbreiding niet mag afnemen. Ook voor een functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning wordt een uitzondering gemaakt, als het om het enige doelmatige gebruik van de bestaande bedrijfswoning gaat. In dat geval kan ook een minimumafstand van 25 meter worden gehanteerd. Hiervan kan alleen sprake zijn als het agrarische bedrijf, waartoe de bedrijfswoning behoort, wordt beëindigd. Voor andere nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied waarbij gevoelige functies zijn betrokken geldt een vaste afstand van 50 meter. 4.3 Situatie rond de kernen Veel agrarische bedrijven bevinden zich van oudsher in de zomen van het buitengebied rond de woonkernen en in lintbebouwing. Dit zijn de plaatsen waar zich de knelpunten voordoen. Kaag en Braassem 18

137 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem heeft met de nota Inbreidingslocaties de grens van de bebouwde kom duidelijk vastgelegd. Hierover zal daarom geen discussie hoeven te worden gevoerd. De ontwikkelingen moeten binnen de rode contouren van de woonkernen plaatsvinden. Daar waar veehouderijen tegen de rode contour aanliggen kunnen belangen conflictueren. Om de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de kernen niet te beperken en tegelijk de bestaande rechten van de veehouderijen te respecteren stelt Kaag en Braassem een geurverordening vast. De verordening richt zich op de melkrundveebedrijven en de paardenhouderijen met hun vaste afstandsnormen. Voor de intensieve veehouderijen met hun geurcontouren wordt geen verruiming mogelijk gemaakt. Hieronder worden de consequenties van het agrarisch geurbeleid voor de kleine kernen op een rij gezet. In het kaartmateriaal zijn de rode contouren en de geurnormen volgens de Wet geurhinder en veehouderij weergegeven. Binnen het gearceerde gebied in de hieronder weergegeven kaarten met de vaste afstanden, kunnen geen nieuwe ontwikkelingen (vestiging van geurgevoelige bestemmingen) plaatsvinden. Dit gebied kan worden verkleind met het vaststellen van een geurverordening. In bijlage 3 is een weergave gegeven van de situatie na vaststelling van de geurverordening. Hierbij moet worden opgemerkt dat de contouren zijn getrokken ten opzichte van de bestaande bebouwing (stallen) van de veehouderijen. Ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijen binnen het bouwblok (bestaande rechten) zijn niet meegenomen. Bij de planontwikkeling moet hier nog op worden getoetst. In de kaarten met geurcontouren zijn de contouren voor 2 en 8 ou E in rood getrokken. Dit zijn de normen voor resp. binnen en buiten de bebouwde kom. Rond de grote kernen Leimuiden en Roelofarendsveen doen zich geen knelpunten voor. Hier wordt verder niet op ingegaan. Ook langs de lintbebouwing van Nieuwe Wetering doen zich geen knelpunten voor. Bilderdam is niet als kleine kern in de nota Inbreidingslocaties opgenomen. De reden is dat de kern van Bilderdam niet binnen een rode contour ligt. Nieuwe ontwikkelingen zijn daarom niet mogelijk. Woubrugge Rond de kern van Woubrugge liggen een aantal veehouderijen, waarvan de vaste afstandscontouren zich binnen de bebouwde kom van het dorp uitstrekken. In de onderstaande figuur is het ruimtebeslag door de vaste afstanden op grond van de Wet geurhinder en veehouderij weergegeven. Door halvering van de geldende afstandseisen kan het gebied waarin beperkingen voor de ruimtelijk ordening gelden sterk worden gereduceerd. figuur 6 geurcontouren Woubrugge figuur 5: vaste afstanden Woubrugge Rond Woubrugge bevindt zich een aantal intensieve veehouderijen. Het gaat hierbij om drie varkenshouderijen. Ook is er nog een stierenmesterij gevestigd. Het bedrijf aan de Ou- 19

138 dendijkseweg 4 is zeer groot en valt daardoor onder de IPPC (Europese regelgeving). Deze bedrijven zullen hun activiteiten na 2013 voortzetten. In het kader van het Besluit huisvesting is door alle bedrijven een emissiearme stal aangevraagd. Hoogmade Het gebied rond Hoogmade en ten zuiden van Wijde Aa vormt een veenweidegebied met in hoofdzaak melkveebedrijven. De melkrundveebedrijven zijn in het algemeen kleinschalig en vallen onder het Besluit landbouw. Een aantal bedrijven ligt dicht tegen de woonkern en levert beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen.de contouren van deze bedrijven strekken zich uit over een gedeelte van de bebouwde kom. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit gebied worden hierdoor beperkt. Met behulp van een geurverordening kunnen deze vaste afstanden worden verkleind. figuur 7: vaste afstanden Hoogmade Rijpwetering Nabij de bebouwde kom van Rijpwetering zijn een aantal veehouderijen gevestigd. De bebouwde kom bestaat deels uit lintbebouwing langs de Pastoor van der Plaatstraat en de Zuidweg. gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen. Door vaststelling van een lokaal geurbeleid (halvering van de vaste afstandsnormen) kunnen de contouren worden verkleind. figuur 9: geurcontouren Rijpwetering figuur 8: vaste afstanden Rijpwetering In figuur 8 zijn de contouren weergegeven waarbinnen beperkingen op basis van de Wgv Het bedrijf aan de Pastoor van de Plaatstraat 133 beschikt naast een vaste afstandscontour ook over geurcontouren, als gevolg van de aanwezigheid van varkens en kippen (figuur 9). Het bedrijf heeft de laatste jaren geen ge- 20

139 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem bruik meer gemaakt van de kippenstal. Deze rechten komen hierdoor te vervallen. Het bedrijf is niet van plan om voor de varkenshouderij een emissiearme stal toe te passen. Het moet daarom na 2013 het aantal varkens inkrimpen. Binnen de bebouwde kom moet op basis van de Wgv bij ruimtelijke ontwikkelingen worden uitgegaan van de contour van 2 ou E. Binnen deze contour zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit kan een knelpunt vormen voor eventuele ruimtelijke ontwikkelingen. Oud Ade Nabij de bebouwde kom van Oud Ade ligt een bedrijf dat een belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen kan geven. De vaste afstandscirkel valt voor een klein gedeelte binnen de rode contour. Aan de Ripselaan is een veehouderij met manege gevestigd. Naast rundvee en paarden beschikt heb bedrijf over 800 varkens. De geurcontour van het bedrijf levert geen beperkingen voor ruimtelijke ontwikkeling binnen de bebouwde kom. Het bedrijf wil geen emissiearme stal bouwen. Na 2013 moet daarom het aantal varkens worden ingekrompen, waardoor de geurcontour afneemt. Ten zuiden van Oud Ade bevindt zich een bedrijf met een geurcontour. Deze veroorzaakt geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de bebouwde kom. figuur 11: geurcontouren Oud Ade figuur 10: vaste afstanden Oud Ade Kaag Op Kaag eiland bevinden zich twee veehouderijen met vaste afstanden. Deze bedrijven liggen nabij de dorpskern en kunnen ruimtelijke beperkingen geven. Een van deze bedrijven is een gemengd veehouderijbedrijf. Dit bedrijf beschikt over een beperkt aantal varkens en heeft daarmee een kleine geurcontour. figuur 12: vaste afstanden Kaag (dorp) 21

140 Oude Wetering Tegen de lintbebouwing aan de oostzijde van de Wetering ligt een veehouderij. Het bedrijf ligt tegen de voet van de Westerdijk. De vaste afstanden vallen binnen de rode contour van Oude Wetering en het bedrijf kan daarmee een belemmering vormen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. figuur 13: vaste afstanden Oude Wetering Rijnsaterwoude In de lintbebouwing aan de noordkant van het dorp liggen een aantal veehouderijen met vaste afstandscontouren. Met behulp van een lokaal geurbeleid kunnen deze afstanden worden gehalveerd, waardoor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de lintbebouwing mogelijk worden gemaakt. dorpskern van Rijnsaterwoude (figuur 15). Het bedrijf heeft recent een nieuwe milieuvergunning aangevraagd. Door het toepassen van emissiearme stallen zal de geurcontour na 2013 iets kleiner worden. figuur 14: vaste afstanden Rijnsaterwoude De varkenshouderij aan de Woudsedijk Zuid levert een aanzienlijke geurbelasting in de figuur 15: geurcontouren Rijnsaterwoude 22

141

142 5 Conclusies 5.1 Overwegingen Kaag en Braassem is een Groene Hartgemeente. Een groot gedeelte van het grondgebied is dan ook in gebruik als agrarisch productielandschap. De agrarische sector is een belangrijke economische sector en bovendien de drager van het landschap. Daarom wil Kaag en Braassem de agrarische sector de ruimte geven. Bij het agrarisch gebied horen specifieke geuren. Boven een bepaald geurniveau wordt gesproken over geurhinder. De hinderbeleving kan niet op zichzelf worden gezien, maar sluit aan bij de achtergrond van de bewoner, of bezoeker van het gebied waar deze wordt ervaren. Bewoners die in het buitengebied zijn opgegroeid en afkomstig zijn van agrarische bedrijven beleven de geur doorgaans anders dan bewoners van stedelijke centra. Voor bezoekers, of gebruikers van de nieuwe activiteiten, die door het nieuwe plattelandsbeleid mogelijk worden gemaakt, wordt er vanuit gegaan dat deze een vergelijkbare geurbeleving hebben als de plattelandsbewoners. De melkrundveehouderij vormt van oudsher de ruggengraat van de weidegebonden veehouderij in het buitengebied. Veel agrarische bedrijven houden in beperkte mate andere dieren. Dit kunnen schapen zijn, maar ook varkens. De varkenshouderij wordt onder de stalgebonden intensieve veehouderij gerekend. In Kaag en Braassem komt de varkenshouderij op een aantal bedrijven voor, meestal als nevenactiviteit. Er is voor deze bedrijfstak geen ruimte voor groei. Er zal daarom geen toename van de geurproblematiek van de intensieve veehouderij kunnen optreden. Uit de quick scan, die voorafgaand aan de visievorming is uitgevoerd, komt naar voren dat er bij een aantal kernen sprake is van een flinke geurbelasting als gevolg van de intensieve veehouderij. Het gaat hierbij om Woubrugge, Rijpwetering en Rijnsaterwoude. De geursituatie is in deze gebiedsvisie verder onderzocht. De intensieve veehouderij heeft geen groeimogelijkheden. Na 2013 zal de geurbelasting afnemen als gevolg van maatregelen die op grond van het Besluit huisvesting (emissiearme stallen) moeten worden getroffen. In bijlage 2 is een weergave van de verwachte geursituatie na 2013 gegeven. De knelpunten, die in de ruimtelijke ordening binnen de kernen optreden, zijn beperkt. Er is daarom geen behoefte aan lokaal geurbeleid gericht op de intensieve veehouderij. Hiervoor blijft de landelijk geldende standaardnormering gelden. Kaag en Braassem wil met dit geurbeleid nadrukkelijk keuzes maken die aan zowel de ontwikkelingen in de kernen als aan de agrariërs recht doen. Door de invoering van dit lokale geurbeleid worden ontwikkelingen in de kernen (rode contour) mogelijk. Voor veehouderijen dicht bij een kern worden door middel van deze geurverordening de geurafstanden gehalveerd. Dit betekent dat woningbouw binnen de rode contour kan worden uitgebreid tot een grens van minimaal 50 meter tot bestaande rundveehouderijen. Kaag en Braassem accepteert daarmee dat woningen op de rand van de kern, aan het agrarische gebied, misschien wat meer geurhinder ervaren. Echter, voor het wonen in een plattelandsgemeente vindt de gemeente dit acceptabel. Tegelijkertijd betekent dit dat deze agrariërs door middel van realisatie van woningen binnen de 100 meterzone (met een minimumafstand van 50 meter) milieuvergunningplichtig worden. Veehouderijen die op kleine afstand van de kernen zijn gelegen, mogen niet in de richting van de rode contour uitbreiden. Het voorschrift in de geurverordening is zodanig geformuleerd, dat bij uitbreiding of nieuwbouw van een stal de afstand tussen de rode contour en de dichtstbij gelegen gevel van een stal niet mag afnemen.

143 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Voor veehouderijen in het buitengebied wordt een andere beleidskeuze gemaakt. Voor deze gebieden worden de geurafstanden in beginsel niet verkleind. Reden daarvoor is dat door Kaag en Braassem de keuze wordt gemaakt om veehouderijen in het buitengebied de maximale ruimte te blijven bieden voor eventuele uitbreidingen. Hierbij wordt opgemerkt, dat gevoelige functies als neventak bij een agrarisch bedrijf worden gezien als onderdeel van dat agrarische bedrijf en andere agrarische bedrijven niet belemmeren. Op de algemene regel dat de geurafstanden in het buitengebied in beginsel niet worden verkleind, wordt een uitzondering gemaakt. Als de uitbreidingsmogelijkheden van een veehouderij wordt beperkt door een bestaand geurgevoelig object, of voor een bestemmingswijziging van een bestaande bedrijfswoning naar burgerwoning als dit het enige doelmatige gebruik van de woning betreft 1, is afwijking mogelijk. In dat geval kan de afstand van 50 meter gehalveerd worden tot 25 meter. Andere nieuwe ontwikkelingen (gevoelige functies) moeten buiten de geurcirkel van 50 meter plaatsvinden. In bijlage 3 is een weergave gegeven van de situatie met de vaste afstanden na toepassing van de voorgestelde normering in de geurverordening. Hierbij moet een voorbehoud worden gemaakt. De contouren zijn getrokken ten opzichte van de bestaande stallen. Voor nieuwe ontwikkelingen moet worden uitgegaan van de agrarische bouwblokken, die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen moeten per geval worden getoetst. Aan bijlage 3 kunnen hierbij geen rechten worden ontleend. 1 Er is alleen sprake van enige doelmatige gebruik als burgerwoning als de veehouderij beëindigd is. Afsplitsing van de woning van een actief bedrijf wordt hier niet onder verstaan. 25

144 5.2 Keuze beleidslijn geurhinder In de uitwerking van het geurbeleid wordt aandacht geschonken aan de milieukwaliteit van het gebied. Voor het buitengebied en de randen van de woonkernen wordt die gevonden in de integrale benadering die is gekozen. Het beleid is in samenhang met de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie (MRSV) uitgewerkt, waarbij niet alleen de ruimtelijke aspecten, maar ook sociale en maatschappelijke aspecten zijn meegenomen. De samenhang biedt voldoende aanknopingspunten om de gewenste kwaliteiten van de gebieden te garanderen. De beleidskeuzes op een rij: 1. De afstandsnormen voor rundvee- en paardenhouderij worden als volgt aangepast: Het geurgevoelig object is gelegen in een Afstand in meters binnen bebouwde kom 50*) buiten bebouwde kom 50**) * waarbij geldt dat de afstand veehouderij tot de rode contour niet verkleind mag worden. **Van deze norm kan in twee situaties worden afgeweken (zie onder 2.) 2. Afwijking van de afstandsnorm is buiten de bebouwde kom mogelijk, indien: de uitbreiding van een bestaande veehouderij wordt belemmerd door een bestaand (al dan niet bestemd) geurgevoelig object; de bestemming van een bestaande bedrijfswoning wordt gewijzigd in burgerwoning, als dit het enige doelmatige gebruik van de woning betreft. In deze gevallen wordt buiten de bebouwde kom een minimumafstand van 25 meter gehanteerd. 3. Nevenactiviteiten van agrarische bedrijven maken deel uit van de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf. Het gaat om één bedrijf met agrarische hoofdactiviteit en niet-agrarische nevenactiviteit. 4. Een niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is geen geurgevoelige bestemming, maar heeft hetzelfde beschermingsniveau als de woning van het agrarische bedrijf. 5. De geurnormen voor intensieve veehouderij worden niet aangepast en blijven: Het geurgevoelig object is gelegen in een waarde geurbelasting [oue/m 3 ] binnen bebouwde kom 2,0 buiten bebouwde kom 8,0 26

145 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Geurbeleid op basis van de Wet geurhinder en veehouderij

146 Colofon Opgesteld door: Milieudienst West-Holland Auteur: B. de Vries Datum: november 2011 Status: definitief Kenmerk: Opdrachtgever: Gemeente Kaag en Braassem 2

147 Bijlage 1: Overzicht van bedrijven met een geurcontour zie apart document

148 Bijlage 2: Kaart geurcontouren 2013 (De contouren zijn indicatief op basis van verwachtingen. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend)

149 Geurgebiedsvisie Kaag en Braassem Bijlage 3: Kaart afstandsnormen met toepassing van geurverordening (De contouren zijn indicatief. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend) 5

BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 14 maart 2011

BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 14 maart 2011 BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 14 maart 2011 Aanwezig: Dhr. J. Nicolai (SvKB) Mw. M.J. Spaargaren (SvKB) Dhr. H.S. van Rijn (SvKB) Mw. P.C. van der Wereld (SvkB) Dhr. H.J.A.

Nadere informatie

CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013

CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013 CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen... 2 Artikel 1. Begripsbepalingen 2 Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie... 4 Artikel

Nadere informatie

afdeling Bedrijfsvoering Vaststelling van de belastingtarieven 2011.

afdeling Bedrijfsvoering Vaststelling van de belastingtarieven 2011. datum plaats aanwezig 16 november 2010, Roelofarendsveen Mevrouw K.M. van der Velde-Menting, burgemeester de heer J.B. Uit den Boogaard, wethouder de heer A.G.M. Kea, wethouder de heer A.J.M. van Velzen,

Nadere informatie

16 november 2010/35607 Datum :

16 november 2010/35607 Datum : Agendapunt 16 Aan de raad van de gemeente IJsselstein Raadsstuknummer 16 november 2010/35607 Datum : : 2010 Programma : Welzijn Blad : 1 van 8 Cluster : Samenleving Portefeuillehouder mw. M. van Beukering-Huijbregts

Nadere informatie

Agenda Raadsavond. 22 september uur. Raadswerkgroep regio. Schorsing. Besluitvorming raad. 20:00 uur. Schorsing. 20:30 uur* Politiek forum

Agenda Raadsavond. 22 september uur. Raadswerkgroep regio. Schorsing. Besluitvorming raad. 20:00 uur. Schorsing. 20:30 uur* Politiek forum Agenda Raadsavond 22 september 2014 19.00 uur Raadzaal Raadswerkgroep regio Agenda en stukken volgen later Voorzitter: A.J.M. van Velzen Schorsing 20:00 uur Raadzaal Besluitvorming raad 1) Opening; 2)

Nadere informatie

Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem

Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem De voorzitter van de gemeente Kaag en Braassem nodigt de leden van de gemeenteraad uit tot het houden van een vergadering op maandag

Nadere informatie

De heer J.B. uit den Boogaard, wethouder. B&W-vergadering van 11 juni 2013 OPENING VERSLAG VERGADERING BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN 03 JUNI 2013

De heer J.B. uit den Boogaard, wethouder. B&W-vergadering van 11 juni 2013 OPENING VERSLAG VERGADERING BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN 03 JUNI 2013 datum plaats aanwezig 11 juni 2013, Roelofarendsveen Roelofarendsveen de heer A.G.M. Kea, wethouder de heer F.M Schoonderwoerd, wethouder Mevrouw M.E. Spreij, gemeentesecretaris de heer A.J.M. van Velzen,

Nadere informatie

Een uitgebreid audioverslag is te raadplegen via het Raadsinformatiesysteem

Een uitgebreid audioverslag is te raadplegen via het Raadsinformatiesysteem BESLUITENLIJST Politiek Forum 21 september 2015 Aanwezig: Dhr. B.M. Brambach (PRO) Mw. L.C. van Klink (PRO) Dhr. H.S. van der Star (PRO) Dhr. G.C.P. van Emmerik (SvKB) Mw. M.J. Spaargaren (SvKB) Mw. H.H.T.

Nadere informatie

Dhr. S. Nieuwkoop (gemeentesecretaris) wethouders drs. P.W.J. Hoek, F.J.A. Hommel, mr. G.J. Harmsen, Wethouder C.L. van Dis MBA

Dhr. S. Nieuwkoop (gemeentesecretaris) wethouders drs. P.W.J. Hoek, F.J.A. Hommel, mr. G.J. Harmsen, Wethouder C.L. van Dis MBA BESLUITEN- EN ACTIELIJST GEMEENTERAADSVERGADERING Datum vergadering Aanwezig: Voorzitter: Griffier: College: Afwezig: 2 november 2017 Mw. G. Boelhouwers-Stigter, Ing R.M.M.J. Duijm, A.C. Fase, H. Geluk,

Nadere informatie

Op grond van art. 60 van het reglement van orde kunnen raadsleden gebruik maken van het vragen-half-uur.

Op grond van art. 60 van het reglement van orde kunnen raadsleden gebruik maken van het vragen-half-uur. Vergadering Gemeenteraad 19-06-2008 Plaats: Nieuwveen Tijd: 16:00 Voorzitter: Frans Buijserd 0 BESLUITVORMENDE RAADSVERGADERING 19 JUNI 2008 1 Opening 2 Vaststellen agenda Agendapunten 7, 10 en 12 worden

Nadere informatie

Tevens zijn in de kadernota nog twee onderdelen opgenomen waarvoor nog een besluit van de raad noodzakelijk is het betreft:

Tevens zijn in de kadernota nog twee onderdelen opgenomen waarvoor nog een besluit van de raad noodzakelijk is het betreft: Raadsvergadering : 27 juni 2011 Agendapunt : 5 Registratienummer : 11.050 Portefeuillehouder(s) : A.J.M. van Velzen Opsteller : Jan Azier E-mail : jazier@kaagenbraassem.nl Telefoon : (071) 332 7239 Onderwerp:

Nadere informatie

Na agendapunt 10 wordt de volgorde gewijzigd: 12, 13, 15, 11, 14, 16 en verder.

Na agendapunt 10 wordt de volgorde gewijzigd: 12, 13, 15, 11, 14, 16 en verder. Vergadering Gemeenteraad, besluitvormende raadsvergadering 12-11-2009 Plaats: Nieuwveen Tijd: 20:00 Voorzitter: Frans Buijserd 0 BESLUITVORMENDE RAADSVERGADERING 12 november 2009 1 Opening 2 Vaststellen

Nadere informatie

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst CVDR Officiële uitgave van Staphorst. Nr. CVDR259012_1 28 februari 2017 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst De raad van de gemeente Staphorst; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Besluitenlijst van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Winsum op 2 juli 2015 in de raadzaal

Besluitenlijst van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Winsum op 2 juli 2015 in de raadzaal Besluitenlijst van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Winsum op 2 juli 2015 in de raadzaal Voorzitter, M.A.P. Michels Griffier: J. van der Meer Aanwezig: Gemeentebelangen: G. Kersaan,

Nadere informatie

2. VERSLAG VERGADERING BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN 3 FEBRUARI 2009

2. VERSLAG VERGADERING BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN 3 FEBRUARI 2009 datum plaats aanwezig afwezig verslag van 10 februari 2009 Roelofarendsveen de heer B. Eenhoorn, burgemeester de heer J. uit den Boogaard, wethouder de heer A. Kea, wethouder de heer T. van Velzen, wethouder

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen D E RAAD VAN DE GEMEENTE HAREN, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 mei 2012; gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, stb. 2006, nr. 351; gelet op artikel 149

Nadere informatie

Onderwerp: Nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer.

Onderwerp: Nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer. Nummer: 8a. AAN de Raad van de gemeente Boxmeer Boxmeer, 6 maart 2012 Aanleiding De Wet maatschappelijke

Nadere informatie

V e rg ad e ri ng v an h et colleg e v an burgemeest e r en w ethouders v an de g em e ent e K a ag en

V e rg ad e ri ng v an h et colleg e v an burgemeest e r en w ethouders v an de g em e ent e K a ag en V e rg ad e ri ng v an h et colleg e v an burgemeest e r en w ethouders v an de g em e ent e K a ag en Braass e m gehouden op: 13 januari 2009, om 9.30 uur in het Gemeentehuis te Kaag en Braassem Aanwezig:

Nadere informatie

VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HEERENVEEN 2012

VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HEERENVEEN 2012 VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HEERENVEEN 2012 officiële titel citeertitel wettelijke grondslag Verordening Voorzieningen Wmo Gemeente Heerenveen Verordening Voorzieningen Wmo Artikel 5 Wet maatschappelijke

Nadere informatie

4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt.

4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt. Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem De voorzitter van de gemeente Kaag en Braassem nodigt de leden van de gemeenteraad uit tot het houden van een vergadering op maandag

Nadere informatie

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 CVDR Officiële uitgave van Noord-Beveland. Nr. CVDR183016_2 1 augustus 2017 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

1. Beslispunten 1. Het Beleidskader financiering zorg, welzijn, kunst, cultuur en toerisme Gooise Meren 2018 (bijlage 1) vast te stellen.

1. Beslispunten 1. Het Beleidskader financiering zorg, welzijn, kunst, cultuur en toerisme Gooise Meren 2018 (bijlage 1) vast te stellen. Raadsvoorstel Zaaknummer Portefeuillehouder Voorstel 621019 Mw. drs. M.A.H. van Meerten-Kok, wethouder Vaststellen van het Beleidskader financiering zorg, welzijn, kunst, cultuur en toerisme Gemeente Gooise

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen De raad van de gemeente Grootegast; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2012; gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149

Nadere informatie

Y.M.E. Boesten / februari 2017

Y.M.E. Boesten / februari 2017 Agendapunt commissie: 4.2 Steller Telefoonnummer Email Y.M.E. Boesten 3528 Yvonne.Boesten@valkenswaard.nl Agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 29273/54159 23 februari 2017 Portefeuillehouder Hetty

Nadere informatie

Mevrouw K.M. van der Velde-Menting, burgemeester Mevrouw M.E. Spreij, gemeentesecretaris. B&W-vergadering van 19 augustus 2014

Mevrouw K.M. van der Velde-Menting, burgemeester Mevrouw M.E. Spreij, gemeentesecretaris. B&W-vergadering van 19 augustus 2014 datum plaats aanwezig 19 augustus 2014, Roelofarendsveen Roelofarendsveen De heer F. Moraal, locogemeentesecretaris De heer F.M Schoonderwoerd, wethouder De heer H.J.A. van Schooten, wethouder Mevrouw

Nadere informatie

ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR

ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR OPSTELLER VOORSTEL: AFDELING: PORTEFEUILLEHOUDER: Agendapunt: No. /'09 Dokkum, ONDERWERP: Wmo Verordening 2014 SAMENVATTING: De Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 83380 Datum : 23 september 2014 Programma : Jeugd, Welzijn en Werk en Inkomen Blad : 1 van 5 Cluster : Samenleving Portefeuillehouder:

Nadere informatie

B e s l u i t e n l i j s t R A A D S V E R G A D E R I N G

B e s l u i t e n l i j s t R A A D S V E R G A D E R I N G B e s l u i t e n l i j s t R A A D S V E R G A D E R I N G Besluitenlijst openbare vergadering van de raad van de gemeente Brummen op donderdag 3 november 2016 uur in het gemeentehuis van Brummen AGENDA

Nadere informatie

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke Nummer: 106-10 Portefeuillehouder: Onderwerp: B.G. Schalkwijk vaststellen van wijzigen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2007 De raad van de gemeente Waterland,

Nadere informatie

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen... 3 Artikel 1 Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 2 De te bereiken resultaten...

Nadere informatie

BESLUITENLIJST van de vergadering van burgemeester en wethouders van 17 mei 2016

BESLUITENLIJST van de vergadering van burgemeester en wethouders van 17 mei 2016 BESLUITENLIJST van de vergadering van burgemeester en wethouders van 17 mei 2016 Aanwezig: P.M. Bruinooge, voorzitter drs. V.H. Kloos drs. P.F. Dijkman J.P. MBA mw. E.C. Konijn-Vermaas mw. A.J.A. van de

Nadere informatie

Y.M.E. Boesten / februari 2017

Y.M.E. Boesten / februari 2017 Agendapunt commissie: Steller Telefoonnummer Email Y.M.E. Boesten 3528 Yvonne.Boesten@valkenswaard.nl Agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 29273/54159 23 februari 2017 Portefeuillehouder Hetty Tindemans

Nadere informatie

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 CVDR Officiële uitgave van Voerendaal. Nr. CVDR112154_2 28 november 2017 Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2011 Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 18 februari 2014, locatie Raadszaal, aanvang 20:30 uur tot 23:30 uur

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 18 februari 2014, locatie Raadszaal, aanvang 20:30 uur tot 23:30 uur A gemeente Eindhoven Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat Besluitenlijst Gemeenteraad Betreft openbare vergadering van 18 februari 2014, locatie Raadszaal, aanvang 20:30 uur tot 23:30 uur Definitieve

Nadere informatie

Nr. Onderwerp I II III IV V

Nr. Onderwerp I II III IV V Hieronder treft u de lijst van ingekomen stukken voor de periode 16 juni 2010 t/m 24 augustus 2010. Legenda: I Voor kennisgeving aannemen II Overdragen aan het college van B&W voor beantwoording III Het

Nadere informatie

De vergadering is op 6 november na agendapunt 9 geschorst. Op 10 november heeft de raad de vergadering weer vervolgt.

De vergadering is op 6 november na agendapunt 9 geschorst. Op 10 november heeft de raad de vergadering weer vervolgt. Vergadering Gemeenteraad 06-11-2008 Plaats: Raadszaal Nieuwveen Tijd: 20:00 Voorzitter: Frans Buijserd 0 BESLUITVORMENDE RAADSVERGADERING 6 NOVEMBER 2008 1 Opening De vergadering is op 6 november na agendapunt

Nadere informatie

Besluitenlijst Gemeenteraad

Besluitenlijst Gemeenteraad Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat Besluitenlijst Gemeenteraad Betreft openbare vergadering van 21 juni 2016, locatie Raadszaal, aanvang 19:00 uur tot 21:45 uur Definitieve agenda 1 Opening en

Nadere informatie

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel GEMEENTE SCHERPENZEEL Raadsvoorstel Datum voorstel : 18 augustus 2015 Raadsvergadering : 29 september 2015 Agendapunt : Bijlage(n) : 8 Kenmerk : Portefeuille : wethouder H.J.C. Vreeswijk Behandeld door:

Nadere informatie

Mevrouw M.E. Spreij, gemeentesecretaris. B&W-vergadering van 20 augustus 2013 VERSLAG VERGADERING BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN 13 AUGUSTUS 2013

Mevrouw M.E. Spreij, gemeentesecretaris. B&W-vergadering van 20 augustus 2013 VERSLAG VERGADERING BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN 13 AUGUSTUS 2013 datum plaats aanwezig 20 augustus 2013, Roelofarendsveen Roelofarendsveen Mevrouw K.M. van der Velde-Menting, burgemeester De heer J.B. uit den Boogaard, wethouder De heer J.J. Demoed, loco-secretaris

Nadere informatie

Besluitenlijst raad 26 januari 2017

Besluitenlijst raad 26 januari 2017 Besluitenlijst raad 26 januari 2017 Omschrijving van het voorstel Besluit 1 Opening. In het kader van nationale gedichten dag zullen er drie gedichten door raadsleden worden voorgedragen. Voordracht gedicht

Nadere informatie

Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Raadsvoorstel Bevoegdheid Raad Vergadering Gemeenteraad Oirschot Vergaderdatum: 31 mei 2011 Registratienummer: 2011/45 Agendapunt nummer: 16 Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio

Nadere informatie

Vaststellen besluitenlijst ( ) De besluitenlijst van de besluitvormende raadsvergadering van 15 november 2018.

Vaststellen besluitenlijst ( ) De besluitenlijst van de besluitvormende raadsvergadering van 15 november 2018. nieuwkoop Agenda Besluitvormende raadsvergadering Datum Tijd 13 december 2018 20:00 uur Locatie Voorzitter Raadszaal Nieuwveen Frans Buijserd IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIII G181230 1 Opening 2 Vaststellen agenda

Nadere informatie

Besluitenlijst vergadering college van B&W d.d. 22-05-2012

Besluitenlijst vergadering college van B&W d.d. 22-05-2012 Besluitenlijst vergadering college van B&W d.d. 22-05-2012 Registratienummer: 2012/7540 Aanwezig : Burgemeester L.C. Poppe-de Looff N Weth. M.H.M.R. de Hoon-Veelenturf (voorzitter) J Weth. W. van Hees

Nadere informatie

Voorstel Uw raad wordt voorgesteld de Verordening voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning Gemeente Kapelle 2011 vast te stellen.

Voorstel Uw raad wordt voorgesteld de Verordening voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning Gemeente Kapelle 2011 vast te stellen. Besluitvormende raadsvergadering: 27 september 2011 Portefeuillehouder: L.F. Kosten AAN DE GEMEENTERAAD Nummer : 2011/43 Datum : 23 augustus 2011 Onderwerp : Verordening voorzieningen maatschappelijke

Nadere informatie

Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem

Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem De voorzitter van de gemeente Kaag en Braassem nodigt de leden van de gemeenteraad uit tot het houden van een vergadering op maandag

Nadere informatie

Onderwerp Besluit Toezegging aan/afspraak met commissie of raad

Onderwerp Besluit Toezegging aan/afspraak met commissie of raad BESLUITEN- EN ACTIELIJST GEMEENTERAADSVERGADERING Datum vergadering Aanwezig: Voorzitter: Griffier: College: Afwezig: 14 juli 2016 Ing R.M.M.J. Duijm, H. Geluk, mw. K. 't Hart-Tekamp, drs. J.P.M. Heshof,

Nadere informatie

Verordening voorzieningen Wmo gemeente Middelburg 2012

Verordening voorzieningen Wmo gemeente Middelburg 2012 Verordening voorzieningen Wmo gemeente Middelburg 2012 De raad van de gemeente Middelburg; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2011, registratienummer 11/17097; gelet op

Nadere informatie

VERGADERING HAMERRAAD d.d. 19 juni 2012 AGENDA NR. III / 4

VERGADERING HAMERRAAD d.d. 19 juni 2012 AGENDA NR. III / 4 VERGADERING HAMERRAAD d.d. 19 juni 2012 AGENDA NR. III / 4 VOORSTEL 1. tot vaststelling van de verordening voorziening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Gennep en intrekking van het raadsbesluit

Nadere informatie

verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning drechtsteden

verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning drechtsteden VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING DRECHTSTEDEN 2013 verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning drechtsteden 2013 1 HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 3 Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM INHOUD VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM... 1 HOOFDSTUK BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN...

Nadere informatie

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woensdrecht 2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woensdrecht 2013 CVDR Officiële uitgave van Woensdrecht. Nr. CVDR84884_2 22 mei 2018 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woensdrecht 2013 De raad van de gemeente Woensdrecht, in vergadering

Nadere informatie

Beoogd effect Actuele en toepasbare gemeentelijke regelgeving op het vlak van de voorzieningen voor onderwijshuisvesting.

Beoogd effect Actuele en toepasbare gemeentelijke regelgeving op het vlak van de voorzieningen voor onderwijshuisvesting. Portefeuillehouder Datum raadsvergadering M.C.T. Bakker-Smit 18 december 2014 Datum voorstel 04 november 2014 Agendapunt Onderwerp Regelgeving voorzieningen onderwijshuisvesting De raad wordt voorgesteld

Nadere informatie

Onderwerp Wijziging beleid inzake eigen bijdrage Wmo en aanpassen Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik 2018.

Onderwerp Wijziging beleid inzake eigen bijdrage Wmo en aanpassen Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik 2018. RAADSVOORSTEL NR. 19-10 Raadsvergadering Zaaknummer 14 februari 2019 643366 Onderwerp: Wijziging beleid eigen bijdrage Wmo en aanpassen Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik 2018.

Nadere informatie

Besluitenlijst raad 6 juli 2017.

Besluitenlijst raad 6 juli 2017. Besluitenlijst raad 6 juli 2017. Omschrijving van het Besluit voorstel 1 Opening en mededelingen. Mevrouw Fernhout (VVD)heeft zich afgemeld voor deze vergadering. Dhr. Waaijenberg heeft aangegeven verlaat

Nadere informatie

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad Gemeente Langedijk Raadsvergadering : Agendanummer : Portefeuillehouder Afdeling Opsteller : Bert Fintelman : Beleid en Projecten : M. Poel Voorstel aan de raad Onderwerp : Subsidiebeleidskader Sociaal

Nadere informatie

VERORDENING VOORZIENINGEN WET MAATSCHAPPEIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE KOLLUMERLAND C.A. 2012

VERORDENING VOORZIENINGEN WET MAATSCHAPPEIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE KOLLUMERLAND C.A. 2012 VERORDENING VOORZIENINGEN WET MAATSCHAPPEIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE KOLLUMERLAND C.A. 2012 HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 5 Artikel 1. Begripsomschrijvingen... 5 Wet... 5 College... 5 Lid 3. Compensatieplicht...

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen Nummer: 106-127 Portefeuillehouder: Schalkwijk Onderwerp: Vaststellen Verordening voorzieningen Wmo gemeente Waterland 2013 De raad van de gemeente Waterland, gelezen het voorstel van het college van burgemeester

Nadere informatie

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - BESLUIT

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - BESLUIT COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - BESLUIT OPSCHRIFT Vergadering van 28 augustus 2012 nummer: 2012_BW_00207 Onderwerp Regionaal en lokaal beleidsplan Wmo 2013-2016 en Wmo-verordening - vormend Beknopte

Nadere informatie

Besluitenlijst van de raadsvergadering van 22 september 2014

Besluitenlijst van de raadsvergadering van 22 september 2014 Besluitenlijst van de raadsvergadering van 22 september 2014 Aanwezig: M. Sahinturk (CDA), A. van Zeeland (CDA), J. Hendriks (CDA), M. Thijssen (CDA), C. Angevaren (VVD), L. van Heeswijk (VVD), R. Gertsen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE 5 Artikel 2. De te bereiken resultaten...5

HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE 5 Artikel 2. De te bereiken resultaten...5 MODELVERORDENING WMO HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 3 Artikel 1. Begripsomschrijvingen...3 Wet...3 College...3 Compensatieplicht...3 Lid 4. Aanmelding...3 Lid 5. Gesprek...3 Lid 6. Aanvraag...3 Lid

Nadere informatie

Gemeente Delft. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft

Gemeente Delft. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft Raadsvoorstel Aan de gemeenteraad Van Datum Pfh. Steller tel.nr. e-mail Programma Registratie nr. Stuk College van B&W 28 juni 2011 R. de Prez A. Derix 015-2602730 aderix@delft.nl Zorg, Onderwijs, Wijken

Nadere informatie

Besluitenlijst raad 26 mei 2016.

Besluitenlijst raad 26 mei 2016. Besluitenlijst raad 26 mei 2016. Omschrijving van het voorstel 1 Opening en mededelingen. Besluit De heer van Ooijen (SGP)heeft zich afgemeld voor deze vergadering(20). Mevr. Rachak (PvdA)is vanaf agendapunt

Nadere informatie

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ROERDALEN 2012

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ROERDALEN 2012 VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ROERDALEN 2012 Inhoud HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 3 Artikel 1. Begripsomschrijvingen...3 HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE 5 Artikel 2. De te

Nadere informatie

Verordening Wmo gemeente Appingedam 2012

Verordening Wmo gemeente Appingedam 2012 Verordening Wmo gemeente Appingedam 2012 Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad gemeente Appingedam op 14 maart 2012 Wmo verordening Appingedam 2012 1 WMO VERORDENING APPINGEDAM 2012 HOOFDSTUK

Nadere informatie

agenda besluitvormende raadsvergadering

agenda besluitvormende raadsvergadering agenda besluitvormende raadsvergadering datum 15 oktober 2015 20.00 uur plaats Raadszaal Nieuwveen Frans Buijserd aanvang voorzitter Onderwerp Portefeuille houder 1. Opening 2. Raadsvoorstel Beëdiging

Nadere informatie

Voorstel aan de gemeenteraad

Voorstel aan de gemeenteraad Onderwerp: Wijzigingen in Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere Beleidsveld: Sociaal domein, Wmo. 23 mei 219 Portefeuillehouder J. Soetekouw Pagina 1 Vragen bij: Afdeling: Telefoon: Jeanine

Nadere informatie

Er kan worden gesproken over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen.

Er kan worden gesproken over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen. Vergadering Oordeelsvorming Burger 08-02-2018 Plaats: Raadzaal Tijd: 20:00-22:40 Voorzitter: mw. H.C. Pasterkamp Griffier: mw. S. Dewkalie 1 Opening en mededelingen omtrent de vergadering. tijd: 20.00

Nadere informatie

RUBRIEK A (Vindplaats: map ingekomen stukken I) Goedkeuring of weigering goedkeuring van raadsbesluiten (door rechter of hogere overheid).

RUBRIEK A (Vindplaats: map ingekomen stukken I) Goedkeuring of weigering goedkeuring van raadsbesluiten (door rechter of hogere overheid). goog GEMEENTERAAD Lijst ingekomen stukken - vastgesteld - Raadsvergadering 15 december 2011 Periode 27 oktober 2011 t/m 7 december 2011 De volgende stukken liggen voor de leden van de raad ter inzage:

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 489473 Datum : 10 oktober 2017 Programma : Alle Blad : 1 van 6 Commissie : Bestuur Portefeuillehouder: mr. P.J.M. van Domburg

Nadere informatie

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn 2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn 2013 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 1. Begripsomschrijvingen... 3 Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte

Nadere informatie

E.G.M. van den Boom / september 2017

E.G.M. van den Boom / september 2017 steller telefoonnummer email Agendapunt commissie: 3.2 E.G.M. van den Boom 3665 Evelien.van.den.Boom@valkenswaard.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 246333/254627 11 september 2017 portefeuillehouder

Nadere informatie

Besluitenlijst burgemeester en wethouders, nr. 32, 19 augustus 2014

Besluitenlijst burgemeester en wethouders, nr. 32, 19 augustus 2014 Besluitenlijst burgemeester en wethouders, nr. 32, 19 augustus 2014 Aanwezig: Voorzitter: Secretaris: Wethouder: Wethouder: Jan Burger, loco Bert van den Brand, loco Wil Kosterman Hans Marchal Algemeen

Nadere informatie

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2013

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2013 VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2013 HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 3 Artikel 1. Begripsomschrijvingen 3 Wet 3 College 3 Lid 3. Compensatieplicht 3 Lid 4. Aanmelding 3 Lid

Nadere informatie

2. de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

2. de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning behandeling in PMC d.d. 27 november 2012 Onderwerp Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Politieke Kamer 2 Agendanr. 5 Soort behandeling doel behandeling inspreekmogelijkheid openbaar/besloten

Nadere informatie

U kunt de volledige raadsvergaderingen bekijken via

U kunt de volledige raadsvergaderingen bekijken via Gemeenteraadsvergadering datum 27 maart 2014 U kunt de volledige raadsvergaderingen bekijken via www.harderwijk.nl/vergaderingen Presentielijst De heer J.D. Aikema, de heer B.J. van Bijsteren, de heer

Nadere informatie

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Opsterland

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Opsterland Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Opsterland 2013 1 HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 4 Artikel 1. Begripsomschrijvingen 4 Lid 1. Aanmelding 4 Lid 2. Aanvraag 4 Lid 3. Algemeen gebruikelijke

Nadere informatie

De voorzitter van de raad van de gemeente Terschelling roept de leden van de raad op tot het houden van een openbare vergadering op:

De voorzitter van de raad van de gemeente Terschelling roept de leden van de raad op tot het houden van een openbare vergadering op: Agenda Raad De voorzitter van de raad van de gemeente Terschelling roept de leden van de raad op tot het houden van een openbare vergadering op: Dinsdag 22 december 2015, aanvang 19.30 uur in de raadzaal

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Aan de raad, 8820 De heer J. Franx, wethouder Vaststellen Programmabegroting 2016 Gooise Meren (RV16.019)

Raadsvoorstel. Aan de raad, 8820 De heer J. Franx, wethouder Vaststellen Programmabegroting 2016 Gooise Meren (RV16.019) Raadsvoorstel Zaaknummer Portefeuillehouder Voorstel 8820 De heer J. Franx, wethouder Vaststellen Programmabegroting 2016 Gooise Meren (RV16.019) Aan de raad, 1. Beslispunten Wij stellen u voor: 1. om

Nadere informatie

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

Raadsvergadering. Onderwerp Algemene Subsidieverordening en subsidieregelingen gemeente Bunnik 2017

Raadsvergadering. Onderwerp Algemene Subsidieverordening en subsidieregelingen gemeente Bunnik 2017 RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 15-12-2016 16-090 Onderwerp Algemene Subsidieverordening en subsidieregelingen gemeente Bunnik 2017 Aan de raad, Onderwerp Algemene Subsidieverordening en subsidieregelingen

Nadere informatie

1. Vaststelling agenda Op verzoek van de IPV-fractie wordt de motie Containerruil als agendapunt 13 aan de agenda toegevoegd.

1. Vaststelling agenda Op verzoek van de IPV-fractie wordt de motie Containerruil als agendapunt 13 aan de agenda toegevoegd. RAADSVERGADERING Besluitenlijst van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Brummen op donderdag 28 januari 2010 om 20.00 uur in het gemeentehuis van Brummen AGENDA 0. Opening en mededelingen

Nadere informatie

Besluitenlijst raadsvergadering d.d. 8 en 12 november 2018

Besluitenlijst raadsvergadering d.d. 8 en 12 november 2018 Besluitenlijst raadsvergadering d.d. 8 en 12 november 2018 Aanwezig: mw. Bette van de Nadort (ChristenUnie), dhr. Blad (ChristenUnie) dhr. Both (SGP), mw. Bottema (VVD), dhr. Van de Braak (PvdA), dhr.

Nadere informatie

Concept-Besluitenlijst raad 5 maart 2015

Concept-Besluitenlijst raad 5 maart 2015 Concept-Besluitenlijst raad 5 maart 2015 Omschrijving van het voorstel Besluit 1 Opening en mededelingen Wethouder Van Balken is verlaat vanwege werkverplichtingen 2 Vaststelling van de agenda De agenda

Nadere informatie

IJsselstein. Raadsvoorstel. agendapunt I. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Zaaknummer Programma Regie

IJsselstein. Raadsvoorstel. agendapunt I. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Zaaknummer Programma Regie Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer 523493 Programma Regie Commissie : Samenleving Portefeuillehouder: dhr. drs. A M. de Regt Informatie bij : L. Kamphaus E-mail/tel.nr. :

Nadere informatie

Onderwerp : Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

Onderwerp : Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zaaknummer Documentnummer I-SZ/2014/1129 Raadsvergadering : 30 oktober 2014 Agendapunt : 12a Onderwerp : Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Aanleiding In de Transitie Wmo worden taken overgeheveld

Nadere informatie

De volgende wethouders zijn aanwezig: mevr. A.P.L.M. Slenter-Jamar en de heren A.G. van der Maas en W.H.M.J. Schenkelaars.

De volgende wethouders zijn aanwezig: mevr. A.P.L.M. Slenter-Jamar en de heren A.G. van der Maas en W.H.M.J. Schenkelaars. Notulen van de besluitvormende raadsvergadering van de gemeenteraad van Noord-Beveland, gehouden op donderdag 29 mei 2019 in het gemeentehuis van Noord-Beveland. Aanvang: 19.30 uur Aanwezig: Mevr. J.H.J.B.

Nadere informatie

Rv Cofinanciering SW-bedrijven 16 april 2012 Pagina 1 van 6

Rv Cofinanciering SW-bedrijven 16 april 2012 Pagina 1 van 6 Raadsvergadering : 16 april 2012 Agendapunt : 6.d Registratienummer : 12.036 Portefeuillehouder(s) : F.M. Schoonderwoerd Opsteller : J. van Wijk E-mail : jvanwijk@kaagenbraassem.nl Telefoon : (071) 3327

Nadere informatie

Dhr. S. Nieuwkoop (gemeentesecretaris) wethouders drs. P.W.J. Hoek, F.J.A. Hommel, mr. G.J. Harmsen, Wethouder C.L. van Dis MBA

Dhr. S. Nieuwkoop (gemeentesecretaris) wethouders drs. P.W.J. Hoek, F.J.A. Hommel, mr. G.J. Harmsen, Wethouder C.L. van Dis MBA BESLUITEN- EN ACTIELIJST GEMEENTERAADSVERGADERING Datum 8 juni 2017 vergadering Aanwezig: Ing R.M.M.J. Duijm, mw. K. 't Hart-Tekamp, ing. P. Kraamer, drs. C.W.G.J. van Leeuwen, A.K. Quist, ing. C. Verloop,

Nadere informatie

Wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning

Wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning Wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning Zoeterwoude 2012 Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning. 2. College: college van

Nadere informatie

op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 januari 2013;

op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 januari 2013; Agendapunt: 7 Nummer: 2012/6113 De raad van de gemeente Slochteren; op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 januari 2013; gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR122887_2. Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

CVDR. Nr. CVDR122887_2. Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen CVDR Officiële uitgave van Delfzijl. Nr. CVDR122887_2 12 september 2017 Wmo Verordening Delfzijl 2012 De raad van de gemeente Delfzijl; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5 van de Wet maatschappelijke

Nadere informatie

Nr Vergadering: 24 mei 2016 Onderwerp: Besluitenlijst raadsvergadering 21 juni 2016

Nr Vergadering: 24 mei 2016 Onderwerp: Besluitenlijst raadsvergadering 21 juni 2016 1 Nr. 5.16 Vergadering: 24 mei 2016 Onderwerp: Besluitenlijst raadsvergadering 21 juni 2016 Aanwezig: De heer J.B. Wassink, voorzitter raad Mevrouw J. Hofman, griffier Mevrouw C. Oosterbaan, PvdA De heer

Nadere informatie

CONCEPT-BESLUITENLIJST

CONCEPT-BESLUITENLIJST CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda 29 augustus 2014 Aanwezig: Gemeente Naam Gemeente Naam Holland Rijnland Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiderdorp Noordwijk Noordwijkerhout

Nadere informatie

VOORWOORD Visie Tijd om de verordening aan te passen Kanteling Het gesprek

VOORWOORD Visie Tijd om de verordening aan te passen Kanteling Het gesprek VOORWOORD Visie De Wet Maatschappelijke Ondersteuning(Wmo) is van kracht sinds 1 januari 2007. Het beleid van de gemeente ten aanzien van de Wmo is vastgelegd in de nota Meedoen en erbij horen 2007-2011.

Nadere informatie

De 'Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017' vast te stellen, te publiceren en in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2017;

De 'Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017' vast te stellen, te publiceren en in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2017; Gemeente RAADSBESLUIT Onderwerp: Dagtekening: Agendanummer: Subsidiebeleid Welzijn en Participatie gemeente Asten 2018-2020 13 december 2016 16.12.05 De raad van de gemeente Asten; gezien het voorstel

Nadere informatie

BESLUITENLIJST van de openbare oriënterende raadsbijeenkomst van de gemeente Borger-Odoorn

BESLUITENLIJST van de openbare oriënterende raadsbijeenkomst van de gemeente Borger-Odoorn BESLUITENLIJST van de openbare oriënterende raadsbijeenkomst van de gemeente Borger-Odoorn Datum: 21 april 2016 Locatie: Raadzaal van het gemeentehuis te Exloo Aanvang: 19.00 uur Sluiting: 20.05 uur Voorzitter:

Nadere informatie

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Nieuwkoop 2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Nieuwkoop 2013 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Nieuwkoop 2013 Inhoudsopgave Artikel 1. Begripsomschrijvingen... 5 Wet... 5 College... 5 Compensatieplicht... 5 Lid 4. Aanmelding... 5

Nadere informatie

4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt.

4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt. Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem De voorzitter van de gemeente Kaag en Braassem nodigt de leden van de gemeenteraad uit tot het houden van een vergadering op maandag

Nadere informatie

GEMEENTERAAD. itel. Besluitenlijst openbare raadsvergadering. november Agenda. raadzaal, gemeentehuis Markt 7 in Aalten

GEMEENTERAAD. itel. Besluitenlijst openbare raadsvergadering. november Agenda. raadzaal, gemeentehuis Markt 7 in Aalten Besluitenlijst openbare raadsvergadering gemeente Aalten 25 november 2014. Plaats Begintijd Voorzitter Griffier raadzaal, gemeentehuis Markt 7 in Aalten 19.30 uur Burgemeester G. Berghoef voorzitter de

Nadere informatie

Agendapunt. Op grond van artikel 192 van de gemeentewet is de raad het bevoegd orgaan om de begroting tussentijds te wijzigen.

Agendapunt. Op grond van artikel 192 van de gemeentewet is de raad het bevoegd orgaan om de begroting tussentijds te wijzigen. RAADSVOORSTEL Agendapunt Raad 27 oktober 2016 Afdeling Middelen Voorstel nummer 2016.00077 Datum 27 september 2016 Onderwerp Tweede bestuursrapportage 2016 Programma Alle begrotingsprogramma's Inlichtingen

Nadere informatie