Effecten van het project Actief Randenbeheer. op vogels, haas en ree. in winter en zomer

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Effecten van het project Actief Randenbeheer. op vogels, haas en ree. in winter en zomer"

Transcriptie

1 Effecten van het project Actief Randenbeheer op vogels, haas en ree in winter en zomer

2 2

3 Effecten van het project Actief Randenbeheer op vogels, haas en ree in winter en zomer Jan van t Hoff 2008 in opdracht van de ANOG, Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen, p/a Lageweg 14c 9698 BN Wedde info@anog.nl site: 3

4 4

5 INHOUD Samenvatting 7 Inleiding en doel 10 Leeswijzer 10 Resultaten fauna - winterperiode 11 - zomerperiode 16 Evaluatie - winterperiode 18 - zomerperiode 20 Conclusies - winterperiode 21 - zomerperiode 22 Aanbevelingen 23 Dankzegging 24 Geraadpleegde literatuur 24 Verantwoording - werkwijze in winterperiode 25 - werkwijze in zomerperiode 26 - begrippen 27 Resultaten gebiedskenmerken - winterperiode 28 - zomerperiode 31 Bijlagen 1. Modelvaribelen Aantal getelde vogels, haas en ree in de winter Verschillen in gemiddelde dichtheden tussen kern- en controleplots in de winter De gemiddelde- en maximum groepsgrootte. 37 5

6 6

7 EEN UITGEBREIDE SAMENVATTING In het derde jaar van Actief Randenbeheer -een samenwerkingsproject van de Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen (ANOG), de provincie Groningen en het waterschap Hunze & Aa s in de Groninger Veenkoloniën- is deze studie uitgevoerd naar de effecten van het project op de fauna in winter en zomer. Dit onderzoek beperkt zich tot de winter- en broedvogels van akkers en enkele zoogdieren, haas en ree. Het onderzoek vond plaats in de winter van 2007/08 en in het broedseizoen van Een van de doelen van Actief Randenbeheer is het bevorderen van flora en fauna, in het bijzonder de vogel- en vlinderstand. Om dit doel te bereiken zijn in 2006 voor een periode van 3 jaar ruim 160km aan akkerranden gerealiseerd. Akkerranden van 3m breed die zijn ingezaaid met een kruidenrijk gras- of graanmengsel. De veenkoloniale akkergebieden zijn als broedgebied van bijzondere betekenis voor soorten als de patrijs, veldleeuwerik en geelgors. In Oost-Groningen bereiken deze soorten de hoogste broeddichtheden binnen het Nederlandse akkerareaal. Het zijn bovendien soorten die hier niet alleen broeden, maar deels ook overwinteren. Het aantal broedparen van de geelgors neemt in dit gebied al ruim 10 jaar flink toe en het broedareaal breidt zich nog steeds verder uit in de richting van de kleigebieden in Noord-Groningen en het Oldambt. Met de broedvogelstand van patrijs en veldleeuwerik is het minder rooskleurig gesteld. Vragen waar we met dit onderzoek concreet antwoord op willen krijgen, zijn o.a.: 1. is de wintersituatie in het gebied van invloed op de achteruitgang van de patrijs en veldleeuwerik als broedvogel? 2. draagt het project Actief Randenbeheer bij aan verbetering van de winter- en zomersituatie van vogels, haas en ree? 3. wat zijn de effecten van ruimtelijke verdichting van de 3m-randen op de fauna in winter en zomer? Het onderzoek is zodanig opgezet dat akkergebieden met 3m-randen (kernplots) worden vergeleken met gebieden zonder deze 3m-randen (de controleplots). In de winterperiode is een oppervlakte van 950ha, verdeeld over 8 kern- en 8 controleplots, onderzocht en in het vogelbroedseizoen ruim 650ha, verdeeld over 6 kern- en 6 controleplots. Om te weten of de kernplots zowel in de wintersituatie als in de zomerperiode goed zijn gekozen, en er in feite alleen een verschil is in lengte of oppervlakte aan 3m-randen met de controleplots, zijn 33 gebiedskenmerken met elkaar vergeleken. Kenmerken zoals onverharde paden, andere akkerrandtypen dan de 3m-randen, gewassen of restanten van gewassen en diverse beplantingselementen in de kernplots blijken niet significant te verschillen van die in de controleplots, zowel in de winter- als zomersituatie. De kernplots verschillen alleen van de controleplots door een duidelijk grotere lengte en oppervlakte aan 3m-randen. De kernplots met 3mranden uit het Randenbeheerproject zijn dus goed gekozen. Vervolgens zijn de dichtheden (=aantal per km² of ha) van vogels, haas en ree in de kernplots vergeleken met die in de controleplots, waarbij in de wintersituatie de waarnemingen uit de akkers zijn onderscheiden van die in de akkerranden. Bij de broedvogels was dit niet mogelijk en zijn de vergelijkingen tussen kern- en controleplots gebaseerd op de plotoppervlakte. In de wintersituatie is de dichtheid aan blauwe reigers in de akkerranden van de kernplots duidelijk hoger dan in de controleplots (alleen de soorten waarbij sprake is van significante dichtheidsverschillen worden hier vermeld). De geelgors, fazant en torenvalk bereiken duidelijk hogere dichtheden in de akkers van de kernplots. 7

8 En over de totale plotoppervlakte (akkers + akkerranden) gemeten zijn de dichtheden van fazant, torenvalk en grote zilverreiger in de kernplots gemiddeld hoger. Van de hierboven genoemde soorten, aangevuld met veldleeuwerik, patrijs, haas en ree, zijn modellen met verklarende gebiedskenmerken berekend om te weten te komen waardoor de gemeten verschillen kunnen worden verklaard. Er is 1 soort waarvan het wintervoorkomen het meest bepaald wordt door de 3m-randen, en dat is de grote zilverreiger. Bij de geelgors, torenvalk en blauwe reiger zijn de akkers met zomergraanresten de meest verklarende variabele, en bij de fazant de dichtheid aan boerenerven/km². Voor de veldleeuwerik, patrijs en haas zijn geen verklarende winterkenmerken gevonden. Bij de ree is het belangrijkste winterkenmerk een sterk negatieve relatie met zomergraanresten. En een positief, maar ondergeschikt kenmerk de 3m-randen. Een kenmerk dat bij de modelberekening van de geelgors niet goed uit de verf komt, is het belang van aanwezige dekking, bijvoorbeeld in de vorm van struweel in open landschappen, een bosrand of erfbeplanting in de buurt van akkers met graanresten. De zomerperiode. Wat de broedvogels en de waarnemingen van haas en ree uit de zomerperiode betreft zijn we snel klaar. Bij geen van de 12 vogelsoorten en de 2 zoogdieren is er sprake van een significant dichtheidsverschil tussen de kern- en controleplots. Evenmin bij de totale broedvogeldichtheid en de soortenrijkdom. Twee soorten, scholekster en boompieper, kwamen in te lage aantallen voor om op verschillen te kunnen toetsen. Door het ontbreken van soorten met hogere dichtheden in de kernplots heeft geen analyse plaatsgevonden naar meer verklarende gebiedskenmerken in de zomerperiode. Wel proberen we een verklaring te vinden voor de resultaten uit beide perioden en een antwoord te geven op de onderzoeksvragen, gevolgd door enkele aanbevelingen ter verbetering. Allereerst de wintersituatie. De 3m-randen uit het project Actief Randenbeheer bieden s winters geen oplossing voor broedvogels die hard achteruitgaan, zoals de patrijs en veldleeuwerik. Evenmin leveren de 3m-randen een bijdrage aan de aantalsontwikkeling van de geelgors. De vraag is of andere gebiedskenmerken of maatregelen wel een gunstige bijdrage leveren. Maar eerst de vraag waarom de effecten van de 3m-randen niet brengen wat we er misschien van verwacht hadden. Het antwoord moet vooral gezocht worden in het gemiddelde oppervlakte-aandeel aan 3m-randen. Die bedraagt in de kernplots gemiddeld 2.5% in de winterperiode en in de broedperiode 2.6%. Het verschil met de controleplots is relatief groot, maar is in zijn totaliteit te laag om meer dan de huidige effecten te kunnen waarnemen. Het verschil in oppervlakte aan akkers met zomergraanresten is veelzeggend. Dit type akkers komt in de wintersituatie als meest verklarend kenmerk naar voren. Dat is alleen al op grond van het oppervlakte-aandeel van gemiddeld 20% in de kernplots (en 8.5% in de controleplots) niet zo verwonderlijk. De geelgors is een van de soorten die daarvan profiteert. De broedpopulatie van deze soort is sterk afhankelijk van goede overwinteringscondities in zijn broedgebied. De akkers met zomergraanresten zijn kennelijk een waardevolle voedselbron, overigens niet alleen voor zaadeters maar ook voor muizeneters. Een deel van de zomergraanakkers raakt in de loop van het najaar begroeid met lage, zadenrijke grassen en kruiden, zoals straatgras en muur. Deze onkruidzaden zullen een extra aantrekkingskracht uitoefenen op zaadeters. De indruk bestaat dat slechts een klein deel van dit potentieel door de geelgors wordt benut. Wat daarvoor ontbreekt is meer struweel in de open gebieden. Laagblijvende beplanting, die geen bedreiging betekent voor de landschappelijke openheid, is voor deze soort, en vele andere zaadeters, van essentieel belang als dekking. Bij onraad 8

9 vluchten de vogels daarin weg en heeft het de functie van slaap- en rustplaats. Ruim 80% van de geelgorzen foerageert binnen 50m van dekking. Ondanks de geringe bereikbaarheid van een groot deel van de zomergraanakkers behoort de geelgors ook nu al tot de talrijkste overwinteraars in de Veenkoloniën. De huidige winterakkers bestaan uiteraard uit zomergranen (vooral zomergerst, maar ook zomertarwe en haver) die na de oogst onbewerkt zijn blijven liggen. Een effectieve beheermaatregel voor overwinterende zaadeters bestaat uit akkers of akkerranden, in de nabijheid van beplanting, waarvan het zomergraan niet wordt geoogst. Ook de veldleeuwerik zal van dit voedselaanbod profiteren maar dan meer op locaties in open gebied, ver van beplanting én niet in de randen maar meer op de akkers. Een derde verschilpunt tussen de geelgors (en andere overwinterende zaadeters waaronder de patrijs) en veldleeuwerik bestaat uit de wijze waarop de graankorrels beschikbaar komen. Hoewel beide soorten hun voedsel op de grond zoeken, foerageert de veldleeuwerik in een open, lage begroeiing. De geelgors foerageert ook in en tussen de graanhalmen. Voor de ene soort (veldleeuwerik) zal het graan gemaaid moeten worden, voor de meeste andere zaadeters is dat niet nodig. En tot slot wat de gewaskeuze betreft. Zomergerst en zomertarwe zijn zeer geschikte graansoorten voor de meeste zaadetende overwinteraars. Ondanks het talrijke wintervoorkomen van de veldleeuwerik (na de toendrarietgans de talrijkste overwinteraar!) weten we nog niet wat de Veenkoloniën s winters zo aantrekkelijk maakt voor deze soort. En ook van de patrijs konden de kenmerken die van invloed zijn op het wintervoorkomen niet worden vastgesteld. Dit vraagt meer gedetailleerd onderzoek. Qua aanbod aan gewassen en gewasrestanten wijkt de wintersituatie in de veenkoloniale akkers niet alleen sterk af van de Groninger kleiakkers (wintertarwe en verder kale akkers), maar ook van die op de zandgronden in het oosten en zuiden van het land (voornamelijk maïsstoppel). Dit maakt het gebied waarschijnlijk tot een van de rijkste akkergebieden voor overwinterende soorten in ons land. De zomerperiode (annex broedtijd). Als verklaring voor het ontbreken van enig gemeten effect van de 3m-randen op broedvogels, haas en ree in de zomerperiode, gelden dezelfde argumenten als die genoemd zijn voor de wintersituatie. Het gemiddelde oppervlakte-aandeel aan 3m-randen van 2.6% in de kernplots is te laag om effectief te kunnen zijn. Daarnaast speelt het beheer een rol. In het derde jaar van de 3m-randen was in veel randen het ingezaaide bloemenmengsel verdwenen en werden de randen gedomineerd door grassen. Vaak hoge grassoorten. Meer afwisseling van hoge- en lage begroeiing zou de randen, zeker voor de veldleeuwerik, al aantrekkelijker maken. In een aantal gevallen, zoals bij de ligging van randen langs wegen, waren ecologische voorwaarden ondergeschikt aan andere afwegingen van recreatieve aard. Kruidenrijke randen langs beplantingen kunnen in de broedtijd van betekenis zijn voor soorten als de geelgors en patrijs, maar voldoen bijvoorbeeld niet voor veldleeuweriken. Een succesvolle en zeer effectieve beheermaatregel van de ANOG voor broedvogels bleek de herplant van oudere doornige struiken te zijn op de kopeinden van wijken in open gebied voor soorten als de geelgors, grasmus en bosrietzanger. Van de aanplant van struweel in het openlandschap profiteert de geelgors dus zowel in de broedtijd als in de winterperiode, kortom het hele jaar door. 9

10 INLEIDING en DOEL Actief Randenbeheer is een project waarin de ANOG samenwerkt met de provincie Groningen en het waterschap Hunze & Aa s. De aangelegde akkerranden hebben als doel: 1. het bevorderen van flora en fauna, en met name de vogel- en vlinderstand. 2. Het bevorderen van de waterkwaliteit in het gebied. 3. Het gebied aantrekkelijker te maken en hiermee het toerisme te bevorderen. 4. Het in stand houden van de functie landbouw in het gebied. In 2006 is in het kader van dit project in de Groninger Veenkoloniën voor een periode van 3 jaar ruim 160km aan akkerranden gerealiseerd. Dit zijn akkerranden van 3m breed langs watergangen en wegen. De akkerranden zijn ingezaaid met een bloemrijk gras- of graanmengsel. Het doel van deze studie is om de effecten van het project Actief Randenbeheer te onderzoeken op het voorkomen van akkervogels en enkele dagactieve zoogdieren. Zowel in de winterperiode als in de broedtijd. Een effectonderzoek in de winterperiode maakt deel uit van dit onderzoek vanwege de betekenis van het veenkoloniale akkerbouwgebied voor broedvogels als patrijs, veldleeuwerik en geelgors. Deze soorten zijn deels standvogel of overwinteren in het gebied. De patrijs en veldleeuwerik gaan als broedvogel hard achteruit en een belangrijke onderzoeksvraag is in hoeverre de wintersituatie in het veenkoloniale akkerbouwgebied hierop van invloed is. En de vraag die hier direct uit voortvloeit is of het project Actief Randenbeheerproject bijdraagt aan verbetering van de winter- en zomersituatie voor met name de 3 hier genoemde vogelsoorten. Hoewel het meten van de effecten van het Actief Randenbeheer centraal staat in de onderzoeksopzet worden nadrukkelijk vele andere relevante gebiedskenmerken die van invloed zijn op het voorkomen van soorten, zoals gewassen cq gewasresten en beplantingselementen, meegenomen. De effecten van het project op de waterkwaliteit wordt onderzocht door het waterschap Hunze & Aa s. LEESWIJZER Omwille van de leesbaarheid zijn de hoofdstukken met de resultaten, de evaluatie, conclusies en aanbevelingen over de fauna in de winter- en zomerperiode naar voren gehaald. De hoofdstukken waarin verantwoording wordt afgelegd over de werkwijze en met de resultaten van het onderzoek naar de verschillen in gebiedskenmerken staan daarom achterin. 10

11 RESULTATEN FAUNA WINTERPERIODE Verschillen tussen kern- en controleplots Bij 5 vogelsoorten zijn in de winter significante dichtheidsverschillen gemeten tussen de kern- en controleplots. De blauwe reiger is de enige soort die duidelijk talrijker is in de akkerranden van de kernplots (tab 1). Van de torenvalk, fazant en geelgors zijn de dichtheden per km² in de akkers van de kernplots duidelijk hoger (tab 2). En van de grote zilverreiger is de gemiddelde dichtheid in de kernplots, gemeten over de totale oppervlakte van akkers en akkerranden, groter. Aantallen in akkerranden per ha. Kernplots N telgegevens=48 Controleplots N telgegevens=48 gem. sd gem. sd p Gr. zilverreiger * 0,1 0,2 0 x Blauwe reiger 0,1 0,2 0,01 0,1 0,043 Torenvalk 0,02 0,1 0 x Fazant 0,1 0,3 0,1 0,4 ns Geelgors 0,3 0,8 1,1 4,8 ns Tab 1: Van de 5 vogelsoorten waarbij in de winterperiode significante dichtheidsverschillen tussen de kern- en controleplots zijn gemeten, is de blauwe reiger duidelijk talrijker in de akkerranden van de kernplots. * Gemeten over de totale oppervlakte (akkers en randen samen) komt de grote zilverreiger gemiddeld meer voor in de kernplots (p=0.004). Aantallen in akkers per km². Kernplots N telgegevens=48 Controleplots N telgegevens=48 gem. sd gem. sd p Gr. zilverreiger * 0,1 0,4 0,1 0,4 ns Blauwe reiger 0,3 0,8 0,3 0,6 ns Torenvalk 0,6 1,0 0,2 0,7 0,054 Fazant 1,4 3,0 0,1 0,7 0,003 Geelgors 17,6 44,7 5,0 18,6 0,035 Tab 2: Van de 5 vogelsoorten waarbij in de winterperiode significante dichtheidsverschillen tussen de kern- en controleplots zijn gemeten, zijn torenvalk, fazant en geelgors duidelijk talrijker op de akkers van de kernplots. Legenda: gem = gemiddelde, sd = standaarddeviatie, p = mate van significantie. * Grote zilverreiger: zie tab 1. Verklarende gebiedskenmerken Van de 5 vogelsoorten die s winters significant talrijker voorkomen in de kernplots (tab 1 en 2) is vervolgens onderzocht welke gebiedskenmerken van belang zijn. Aan deze 5 11

12 soorten zijn de veldleeuwerik, patrijs (vogels die in Oost-Groningen hun hoogste broeddichtheden halen), haas en ree toegevoegd. Om te weten welke gebiedskenmerken het wintervoorkomen van deze soorten bepalen is gebruik gemaakt van een stapsgewijze (forward) multiple regressie. Per soort worden hier de regressiemodellen besproken. Elk model geeft de significante gebiedskenmerken van een soort. De winterkenmerken zijn in de tabellen op aflopende volgorde geordend naar de mate van betekenis. Hoe hoger de F-ratio, hoe meer de variabele verklaart. Het percentage verklaarde variantie, de R², geeft aan in hoeverre het voorkomen door alle (significante) kenmerken wordt bepaald. In bijlage 1 staan de modelvariabelen die voor deze analyses zijn gebruikt. Grote zilverreiger Model: R²=26.0%, F-ratio=6.32, p=0.000 significant verklarende winterkenmerken F-ratio + 3m-akkerranden aardappelresten faunaranden zomergraanresten 5.96 Hoewel er bij de grote zilverreiger geen significante dichtheidsverschillen zijn gemeten tussen de kern- en controleplots (niet waargenomen in controleplots) blijkt uit het regressiemodel dat het wintervoorkomen van de grote zilverreiger in Oost-Groningen sterk wordt bepaald door akkerranden, in het bijzonder door het oppervlakte-aandeel aan 3m-akkerranden en, in mindere mate, door de oppervlakte aan faunaranden. Verder spelen de oppervlakte aan aardappel- en zomergraanresten een rol. De oppervlakte aan zomergraanresten heeft een negatief effect op het voorkomen van de grote zilverreiger. Het percentage verklaarde variantie van het model (R²) is 26.0%. De oppervlakte aan 3m-randen is het belangrijkste winterkenmerk bij de grote zilverreiger (F-ratio=20.56). Uit een regressie-analyse blijkt dat de relatie tussen de dichtheid (ln x+1) aan grote zilverreigers en het oppervlakte-aandeel aan 3m-randen zwak significant is (t=1.96, p=0.053). Niet alleen het wintervoorkomen van de grote zilverreiger in de veenkoloniale akkers is een grote verrassing, maar zeker het feit dat dit de enige soort is waarvoor 3m-randen het belangrijkste winterkenmerk zijn én waarvoor zowel de 3m-randen als de faunaranden als positieve kenmerken het model verklaren. Hierbij moet worden aangetekend dat waarnemingen van de soort in sloten en watergangen niet zijn meegerekend. Blauwe reiger Model: R²=30.3%, F-ratio=6.54, p=0.000 significant verklarende winterkenmerken F-ratio + zomergraanresten suikerbietresten kruiden op akkers groenbemesters wintertarwe 4.73 Hoewel de dichtheid aan blauwe reigers in de akkerranden van de kernplots significant hoger is dan in de controleplots (tab 1) komen de 3m-randen of faunaranden niet als verklarend winterkenmerk in het model naar voren. Uit een regressie-analyse blijkt dat er wel een sterk significante relatie bestaat tussen de dichtheid (ln x+1) aan blauwe 12

13 reigers en het oppervlakte-aandeel aan 3m-randen (t=2.93, p=0.004). Het wintervoorkomen van de blauwe reiger wordt in positieve zin sterk beïnvloed door de oppervlakte aan zomergraanresten (zomergerst, zomertarwe, haver) en in mindere mate door de oppervlakte aan groenbemesters (mosterdzaad en bladramanas). Het voorkomen wordt negatief beïnvloed door de oppervlakte aan suikerbieten, kruidenrijke akkers en wintertarwe. Het percentage verklaarde variantie bedraagt 30.3%. Torenvalk Model: R²=17.9%, F-ratio=10.14, p=0.000 significant verklarende winterkenmerken F-ratio + zomergraanresten Het wintervoorkomen van de torenvalk hangt in sterke mate samen met de oppervlakte aan zomergraanresten. Evenals voor de blauwe reiger zijn dit kennelijk de favoriete akkers om op muizen te jagen. Het percentage verklaarde variantie bedraagt 17.9%. Fazant Model: R²=54.1%, F-ratio=7.16, p=0.000 significant verklarende winterkenmerken F-ratio + aantal erven/km² aardappelresten lengte aan bomenrijen/km² lengte aan struikenrijen/ km² wintertarwe 2.51 Het wintervoorkomen van de fazant wordt in zeer sterke mate bepaald door het aantal boerenerven. In veel mindere mate is er een positieve relatie met andere beplantingselementen die van belang zijn in verband met de dekking die ze bieden, zoals de lengte aan bomenrijen en struikenrijen. Van negatieve invloed op het voorkomen is de oppervlakte aan aardappelresten en wintertarwe. Overigens ontbreken in het model gewassen die wel meer dekking bieden als verklarend winterkenmerk. Het percentage verklaarde variantie bedraagt 54.1%. Geelgors Model: R²=30.8%, F-ratio=8.02, p=0.000 significant verklarende winterkenmerken F-ratio + zomergraanresten suikerbietresten maïsstoppel faunaranden peen 4.09 Het belangrijkste winterkenmerk bij de geelgors is de oppervlakte aan zomergraanresten. Dit is natuurlijk vanwege het voedselaanbod in de vorm van graankorrels en mogelijk zaden van overige kruidengroei op deze akkers. Andere postief gerelateerde kenmerken zijn de oppervlakte aan maïsstoppel en het oppervlakte-aandeel aan faunaranden. Het voorkomen wordt negatief beïnvloed door de oppervlakte aan bietenresten en peen. Het percentage verklaarde variantie bedraagt 30.8%. 13

14 In het model ontbreken verrassend genoeg beplantingselementen als verklarend winterkenmerk. Zoals uit fig 1 blijkt bestaat er een duidelijke relatie tussen de locatie van de foerageerplek en de aanwezigheid van dekking in de vorm van enige vorm van beplanting, vaak zijn dit struiken, maar ook een bosrand of een rij bomen. Het merendeel van de geelgorzen (84%) foerageert binnen een afstand van 50m van beplanting. In enkele gevallen bedroeg de afstand meer dan 125m. De aanwezigheid van enige beplanting, bijvoorbeeld in de vorm van een rij struiken, in het open landschap is vaak al genoeg voor een groep geelgorzen. Afhankelijk van het voedselaanbod kan een groep een groot deel van de wintermaanden op eenzelfde locatie verblijven. 25 Geelgors; afstand dekking - foerageerplek 20 frequentie (N) >150 meters Fig 1: De meeste geelgorzen foerageren s winters binnen 50m van enige vorm van beplanting, vaak struiken. Veldleeuwerik Model: R²=7.2%, F-ratio=3.59, p=0.031 significant verklarende winterkenmerken F-ratio geen Voor het wintervoorkomen van de veldleeuwerik zijn geen significant verklarende gebiedskenmerken gevonden. Het percentage verklaarde variantie is ook buitengewoon laag (7.2%). Patrijs Model: R²=3.9%, F-ratio=0.82, p=0.656 (niet significant) significant verklarende winterkenmerken F-ratio geen Ook bij de patrijs zijn geen verklarende winterkenmerken gevonden. Het model is zelfs niet significant. De R² is niet meer dan 3.9%. Van de patrijs zijn 18 vogels geteld, met een gemiddelde groepsgrootte van 4.3 en een grootste groep van 9 vogels. 14

15 Haas Model: R²=15.1%, F-ratio=0.95, p=0.515 (niet significant) significant verklarende winterkenmerken F-ratio geen Voor de haas geldt hetzelfde als voor de patrijs, geen significant model en geen verklarende kenmerken. De R² is 15.1%. Ree Model: R²=41.6%, F-ratio=7.65, p=0.000 significant verklarende winterkenmerken F-ratio - zomergraanresten aantal erven/km² m-akkerranden wintertarwestoppel 4.60 Het wintervoorkomen van de ree wordt positief beïnvloed door het oppervlakteaandeel aan 3m-akkerranden. De F-ratio is echter laag, de betekenis van deze akkerranden lijkt daarmee niet heel erg groot. Wel van grote invloed is de oppervlakte aan zomergraanresten, maar dan in negatieve zin. In mindere mate geldt dit ook de dichtheid aan boerenerven en de oppervlakte aan wintertarwestoppel. Het percentage verklaarde variatie van het model is 41.6%. De ree is in de veenkoloniale akkers talrijker dan de haas. Van de ree zijn in totaal 151 individuen geteld (uiteraard veel waarnemingen dezelfde dieren), met een gemiddelde groepsgrootte van 3.9 en een grootste groep van 11 dieren (bijlage 4). Van de haas zijn in totaal 38 dieren (ook voor een deel dezelfde dieren) geteld, meestal solitaire dieren. De grootste groep bestond uit 2 hazen. Tabel 3 geeft een schematisch overzicht van de belangrijkste positieve- en negatieve winterkenmerken voor de hierboven beschreven soorten. 15

16 Ggors Fazant Tvalk Breiger Grzilv Vleeuw Patrijs Haas Ree 3m-randen + + Faunaranden + + Z.graanresten Maïsstoppel + Aardappel _ + _ Suikerbiet - - Wintertarwe - - W.tarwestoppel - Peen - Groenbemester + Groene akker - Erf + - Bomenrij + Struikenrij + Tab 3: Overzicht van de winterkenmerken (akkerranden, gewassen en overige elementen) die van invloed zijn op de hierboven vermelde soorten. Toelichting: + = positief effect, - = negatief effect. Afkortingen vogelnamen: Ggors=geelgors, Tvalk=torenvalk, Breiger=blauwe reiger, Grzilv=grote zilverreiger, Vleeuw=veldleeuwerik. ZOMERPERIODE Van 12 broedvogels, soorten die voor hun nestgelegenheid of voedsel zijn aangewezen op de akkers of akkerranden, en van 2 zoogdieren zijn a.h.v. een gepaarde t-toets de dichtheidsverschillen tussen de kern- en controleplots getoetst (tab 4). Eenzelfde toetsing heeft plaatsgevonden over de totale broedvogeldichtheid en soortenrijkdom. Bij 2 vogelsoorten (scholekster en boompieper) was dit, vanwege het geringe voorkomen, niet mogelijk. Bij geen van de 12 vogelsoorten, noch voor de totale dichtheid en soortenrijkdom, is een significant dichtheidsverschil (per km²) tussen de kern- en controleplots gemeten (tab 4). Ook bij haas en ree zijn geen significante dichtheidsverschillen gemeten. Dit betekent dat de oppervlakte aan 3m-randen of andere akkerranden niet van invloed is op de broedvogels, haas en ree. Het ontbreken van dichtheidsverschillen tussen de kern- en controleplots maakt verdere analyse naar verklarende gebiedskenmerken overbodig. 16

17 Verschillen in gemiddelde dichtheden bij broedvogels, haas en ree Dichtheid/km² Kern Controle verschil t p Veldleeuwerik ns Patrijs ns Geelgors ns Graspieper ns Gele kwikstaart ns Kwartel ns Fazant ns Kievit ns Bosrietzanger ns Grasmus ns Blauwborst ns Kneu ns Totale dichtheid ns Soortenrijkdom ns Haas ns Ree ns Tab 4: De aantalsverschillen bij broedvogels, haas en ree per km² tussen kern- en controleplots. Bij de vogels zijn deze gebaseerd op de gemiddelde territoriumdichtheden per km² en bij de zoogdieren op het gemiddeld aantal individuen per km². De t-waarden hebben betrekking op de toetsing over de logaritmisch getransformeerde waarden (ln +1). Legenda: t = waarde van t-toets, p = mate van significantie, ns = geen significant verschil, verschil = gemiddeld verschil tussen kern- en controleplots. 17

18 EVALUATIE WINTERPERIODE Van 5 vogelsoorten is vastgesteld dat ze s winters talrijker voorkomen in de plots met de 3m brede akkerranden uit het project Actief Randenbeheer. Dit zijn geelgors, fazant, torenvalk, blauwe reiger en de grote zilverreiger. Van deze soorten is alleen de blauwe reiger significant talrijker in de akkerranden van de kernplots. De dichtheid aan blauwe reigers is in de akkerranden van de kernplots gemiddeld 10x hoger dan in de akkerranden van de controleplots. Hoewel de dichtheid aan blauwe reigers sterk is gerelateerd aan het oppervlakte-aandeel aan 3m-randen is het belangrijkste winterkenmerk bij deze soort de oppervlakte aan akkers met zomergraanresten. Misschien wel vanwege een groter aanbod aan muizen. Bij de grote zilverreiger zijn de 3m-randen het belangrijkste winterkenmerk, desondanks blijkt uit een lineaire regressie dat de relatie tussen de dichtheid aan grote zilverreigers en de dichtheid aan 3m-randen significant zwak is. Ook de oppervlakte aan faunaranden draagt bij aan het wintervoorkomen in het gebied. Verder moet worden opgemerkt dat de waarnemingen van foeragerende grote zilverreigers, en ook van blauwe reigers, in sloten en watergangen buiten de analyses zijn gelaten. Watergangen zijn voor beide soorten waarschijnlijk belangrijker foerageerplaatsen dan de 3m-randen of akkers met restanten zomergraan. Bij de ree zijn de 3m-randen in het model van verklarende kenmerken het enige positieve kenmerk. De mate waarin het bijdraagt aan het wintervoorkomen is niet hoog. Het belangrijkste winterkenmerk bij de fazant is het aantal boerenerven per km². Het verschil in oppervlakte-aandeel aan 3m-randen tussen de kern- en controleplots is relatief gezien groot; 2.5 ha/km² in kernplots tegen 0.1 ha/km² in controleplots. Maar een gemiddeld oppervlakte-aandeel aan 3m-randen van 2.5% lijkt te weinig om s winters een onderscheidend gebiedskenmerk te zijn. Het totale percentage aan akkerrranden en paden in de kernplots bedraagt gemiddeld 4.9%, tegen 2.6% in de controlegebieden, een verschil van slechts 2.3% oftewel 2.3 ha/km². In het derde jaar van het Actief Randenbeheerproject worden de meeste 3m-randen overheerst door grassen en zijn de kruiden sterk teruggedrongen. Dit was overigens niet overal het geval. Akkerranden die gedomineerd worden door grassen (na het eerste jaar is een groot deel van de ingezaaide kruiden al verdwenen) zijn niet alleen minder rijk aan voedsel (zaden), maar ook voor veel vogels minder aantrekkelijk vanwege de hoogopgaande en ruige structuur. Toch behoren soorten als de veldleeuwerik en geelgors tot de talrijkste overwinteraars in de Veenkoloniën. Na de toendrarietgans komt de veldleeuwerik op de 2e plaats en de geelgors op de 4e plaats (bijlage 2). Van de veldleeuwerik zijn tussen december en eind maart 1676 vogels geteld, met een gemiddelde groepsgrootte van 7.8 en een grootste groep van 140 vogels. Van de geelgors zijn 740 vogels geteld, met een gemiddelde groepsgrootte van 17.6 en een grootste groep van 130 vogels (bijlage 4). In de akkerranden komt de geelgors na de vink op de 2e plaats, de veldleeuwerik op de 4e. Kennelijk hebben de veenkoloniale akkers s winters voldoende aantrekkingskracht op deze soorten. De vraag is wat dit gebied zo aantrekkelijk maakt. Een van de meest in het oog springende aspecten van de winterse veenkoloniale akkers is het grote bedekkingspercentage van de akkers. Weinig akkers liggen er kaal bij, maar zijn bedekt met zomergraanresten, stoppels van wintertarwe of maïs, aardappelloof, bietenresten, winterkoolzaad, wintertarwe of met groenbemesters als bladramanas en mosterdzaad. Daarnaast zijn een deel van de akkers, vooral van gewassen zoals de 18

19 zomergranen die al vroeg zijn geoogst, bedekt met lage kruiden, zoals straatgras, muur en wikke. Dit winterbeeld wijkt sterk af van dat op de klei-akkers, waar wintertarwe is ingezaaid en de overige akkers er kaal bij liggen, en de akkers op de zandgronden in grote delen van het oosten en zuiden van het land. Het oppervlakte-aandeel aan akkers met zomergraanresten is in de kernplots 20% en in de controleplots 8.5% (het verschil is overigens niet significant). Het verbaast dan ook niet dat dit grote percentage akkers met zomergraanresten als meest verklarend winterkenmerk naar voren komt bij geelgors, torenvalk en blauwe reiger. Niet alleen voor een zaadeter als de geelgors, maar kennelijk ook voor muizeneters als torenvalk en blauwe reiger. Waarschijnlijk is op deze akkers voor deze soorten s winters het hoogste voedselaanbod te vinden. Nader onderzoek zou dat moeten uitwijzen. Uit recent onderzoek in de Drentse Veenkoloniën bleek de grote aantrekkingskracht van niet geoogst zomertarwe op veel soorten zaadeters, en met name de geelgors, in de wintermaanden (Arisz & Koks 2008). Ook uit eerder Engels onderzoek komt de betekenis van zomergraanakkers (met een hoger aanbod aan plantenzaden) voor de geelgors naar voren (Moorcroft etal 2002). In de steekproef bestaat de grootste oppervlakte aan zomergranen uit zomergerst en voor een kleiner deel uit zomertarwe en haver. Het gemiddeld oppervlakte-aandeel van 2.5% aan 3m-randen in de kernplots valt enigszins in het niet bij dat van de akkers met restanten zomergranen. Wat bij veel zaadeters een belangrijke rol speelt is de afstand tussen geschikte foerageerplekken, op de akkers of in akkerranden, en aanwezige dekking in de vorm van beplanting, bijvoorbeeld solitaire struiken of een rij struweel in open gebied, een bosrand of erfbeplanting. Bij de geelgors foerageert het merendeel (84%) van de vogels binnen een afstand van 50m van beplanting (fig 1). Evenals bij de broedvogels zou de verspreide aanplant van meer struiken, bijvoorbeeld aan de kopeinden van wijken, het veenkoloniale landschap beter ontsluiten voor deze groep zaadeters die sterk gebonden is aan enige vorm van dekking. Een eenvoudige, maar zeer doeltreffende maatregel in de broedtijd (zie hieronder), maar ongetwijfeld ook in de winter. Uit Engels onderzoek (Siriwardena et al 2006) naar het effect van een ruimtelijke spreiding van wintervoedselvoorraden op zaadeters blijkt dat een groep geelgorzen binnen een afstand van 500m diverse kunstmatig aangelegde voedselbronnen exploiteert. Bij gewassen zoals zomergranen, veronderstellen zij, zou deze afstand tussen ruimtelijk gescheiden opererende groepen geelgorzen kunnen oplopen tot 1km. Hoewel de betekenis van beplanting voor de geelgors of andere zaadeters uit dit onderzoek niet duidelijk naar voren komt, wordt het voor de geelgors- wel bevestigd door Arisz & Koks (2008). Hoewel de veldleeuwerik, na de toendrarietgans, de talrijkste overwinteraar is (zie bijlage 2), is niet bekend welke gebiedskenmerken van de veenkoloniale akkers op deze soort zo n aantrekkingskracht hebben. Het regressie-model van de veldleeuwerik heeft geen (significant) verklarende kenmerken opgeleverd. De soort heeft duidelijk geen voorkeur voor een van de gemeten winterkenmerken. Gedetailleerder onderzoek zou moeten uitwijzen welke aspecten wel van belang zijn. Ook Arisz & Koks (2008) hebben gedurende de wintermaanden bij de veldleeuwerik geen gewasvoorkeur kunnen vaststellen in de veenkoloniale akkers. ZOMERPERIODE Het ontbreken van een positief effect van het randenbeheer op de broedvogels, haas en ree is waarschijnlijk toe te schrijven aan: 19

20 1. het geringe verschil in oppervlakte-aandeel aan 3m-randen en overige nietproductieve randen en paden tussen de kern- en controleplots (gemiddeld 1.7ha/km²). 2. De geringe oppervlakte aan 3m-randen in de kernplots. Met een gemiddelde van 2.6ha/km² is dat een oppervlakte-aandeel van minder dan 3%. Duidelijke verschillen zijn pas te verwachten bij een percentage dat hier het veelvoudige van is. 3. Het beheer van de 3m-randen dat voor geen van de soorten voorziet in gunstige biotoopomstandigheden. Hetzelfde kan gezegd worden van de faunaranden. Een afwisseling in de randen van hoge- en vooral meer lage begroeiing gedurende het hele broedseizoen biedt meer perspectief (van t Hoff & Koks 2008). Een bewijs dat het ontbreken van voldoende dekking in het open landschap voor veel kleine zaadeters, zoals geelgors, groenling, ringmus, kneu e.d. een missing link is, is door de ANOG geleverd. In de winter van 2007/08 zijn ± 20 jaar oude, doornige struiken uit een rij hondsroos verplaatst naar de kopeinden van wijken op meer dan 10 locaties binnen een straal van 1km. In het broedseizoen van 2008 hebben in al deze plukjes struiken geelgorzen en grasmussen gebroed. En direct na de broedtijd werden ze al bevolkt door zwermen ringmussen. In de winter zal het beeld waarschijnlijk niet veel anders zijn. Dit is een goed voorbeeld van een effectieve- en betrekkelijk goedkope agrarische natuurbeheermaatregel, die op heel veel plaatsen in de Veenkoloniën kan worden uitgevoerd. 20

21 CONCLUSIES WINTERPERIODE Van 5 vogelsoorten is vastgesteld dat ze s winters talrijker voorkomen in de plots met de 3m brede akkerranden uit het project Actief Randenbeheer. Dat zijn geelgors, fazant, torenvalk, blauwe reiger en de grote zilverreiger. Van deze soorten is alleen de blauwe reiger significant talrijker in de akkerranden van de kernplots. Geelgors, fazant en torenvalk zijn significant talrijker in de akkers van de kernplots. De grote zilverreiger is duidelijk talrijker in de kernplots, gerekend over de totale oppervlakte van akkers en akkerranden. De meest verklarende winterkenmerken bij geelgors, torenvalk en blauwe reiger zijn zomergraanresten. De dichtheid aan blauwe reigers hangt ook sterk samen met het oppervlakte-aandeel aan 3m-randen. Alleen bij de grote zilverreiger zijn de 3m-randen het belangrijkste winterkenmerk, waarbij moet worden opgemerkt dat de waarnemingen van vogels in sloten en watergangen, evenals bij de blauwe reiger, buiten de analyses zijn gelaten. Bij de ree zijn de 3m-randen in het model het enige positieve kenmerk. De mate waarin het bijdraagt aan het voorkomen is laag. Het belangrijkste winterkenmerk bij de fazant is het aantal boerenerven per km². Niet de 3m-randen, maar de akkers met restanten aan zomergranen zijn de winterkenmerken die het meeste gewicht in de schaal leggen. Bij blauwe reiger, geelgors en torenvalk is dit het kenmerk dat het wintervoorkomen in de veenkoloniale akkers het meest verklaard. De geelgors vindt in deze zomergraanresten korrels en mogelijk ook zaden van diverse kruiden. Op zo n 7% van de akkers vindt s winters enige veronkruiding plaats met merendeels laagblijvende grassen en kruiden, zoals straatgras en muur. De meeste veronkruiding vindt plaats na de oogst van zomergranen. De torenvalk en blauwe reiger jagen in dit type akkers op muizen. Het belang van de zomergraanakkers, boven dat van de 3m-randen en andere akkerranden, valt alleen al vanuit een oogpunt van oppervlakte-aandeel goed te begrijpen. Is het gemiddelde oppervlakte-aandeel aan 3m-randen in de kernplots 2.5% (d.i. 2.5 ha/km²), van de zomergraanakkers is dat in de kernplots 20% (20ha/ km²). Daar komt bij dat in het derde jaar van het randenproject de meeste kruidenrijkdom uit de randen is verdwenen en deze nu worden gedomineerd door grassen. Niet zelden gaat het om hoogopgaande grassen en een hoge bedekkingsgraad. Geen ideale situatie voor broedvogels zoals de veldleeuwerik en patrijs. Een aspect dat met name voor een soort als de geelgors, maar in feite voor alle zaadeters, van belang is de aanwezigheid van dekking in open gebied. Dekking in de vorm van beplanting. Dit moet dan wel beplanting zijn die de openheid van het landschap niet aantast. Groepjes (doornige; met het oog op vraat door reeën) struiken volstaan al. Met de aanplant van meer struweel op bijvoorbeeld de kopeinden van wijken zou een veel grotere oppervlakte aan potentiële voedselbronnen, die met name de percelen met zomergraanresten voor zaadeters vormen, voor deze groep vogels bereikbaar maken. Veel meer dan nu het geval is in de open gebieden, want zoals uit het onderzoek naar voren is gekomen blijkt dat bij de geelgors ruim 80% van de vogels binnen een afstand van 50m van beplanting foerageert. Met deze betrekkelijk eenvoudige en goedkope maatregel kan zonder twijfel een belangrijke bijdrage worden geleverd aan verbetering van de overlevingskansen van veel soorten overwinterende zaadeters, zoals de geelgors. Naast nieuwe aanplant van struweel zou ook via voorlichting een bijdrage kunnen worden geleverd aan een betere bescherming van bestaande struiken in open gebieden. 21

22 Hoewel de veldleeuwerik, na de toendrarietgans, de talrijkste overwinteraar is in de veenkoloniale akkers, zijn uit een regressie-analyse geen gebiedskenmerken naar voren gekomen die het wintervoorkomen verklaren. Dit geldt overigens ook voor de veel minder talrijk voorkomende patrijs. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke factoren voor deze soorten van belang zijn. Eventuele beheermaatregelen zouden op de uitkomsten van dergelijk onderzoek gebaseerd moeten zijn. ZOMERPERIODE Uit vergelijkend onderzoek van 6 akkerplots (zgn. kernplots) met de hoogste dichtheden aan 3m brede akkerranden uit het project Actief Randenbeheer en 6 controleplots, zonder 3m-randen, komen geen duidelijke verschillen naar voren tussen de broedvogels van akkers, haas en ree. Dit resultaat wordt toegeschreven aan het gemiddeld lage oppervlakte-aandeel aan 3m-randen in de kernplots (2.6%), het geringe verschil in totale oppervlakte aan (akker-) randen en paden tussen de gebieden met en zonder Actief Randenbeheer (gemiddeld 1.7ha per km²) en het ontbreken van een optimaal beheer van de akkerranden. We moeten concluderen dat er geen maatregelen zijn die bijdragen aan het herstel van bijvoorbeeld de stand van patrijs of veldleeuwerik. Een maatregel die direct in het eerste jaar al succesvol bleek, was de verspreide heraanplant door de ANOG van ca. 20 jaar oude doornige struiken op de kopeinden van wijken in open landschap. Op alle 12 locaties broedden in 2008 al geelgorzen en grasmussen! Het is duidelijk waar het deze soorten, en mogelijk meer zaadeters, in de open veenkoloniale akkers aan ontbreekt. Aan de kopeinden van wijken bevindt zich vaak de nodige ruigte waarin deze soorten hun voedsel vinden. 22

23 AANBEVELINGEN WINTERPERIODE In de winter is het oppervlakte-aandeel van akkers met restanten zomergraan het belangrijkste gebiedskenmerk. Die betekenis kan met name in de open gebieden voor vele zaadeters sterk toenemen met de aanplant van meer struweel, bijvoorbeeld aan de kopeinden van wijken. Dit vergroot in sterke mate de bereikbaarheid van deze zomergraanakkers voor zaadetende vogels, die beplanting binnen korte afstand nodig hebben als dekking bij onraad en het als slaap- en rustplaats gebruiken. Een enorme verbetering van het voedselaanbod met granen kan worden bereikt door (stroken in) akkers of akkerranden met zomergranen als zomergerst en zomertarwe niet te oogsten. Hiervan profiteren veel zaadetende vogels, zoals patrijs, veldleeuwerik en geelgors, hoewel elke soort daarbij weer zijn eigen specifieke eisen stelt aan ligging in het landschap (met of zonder dekking) en bijvoorbeeld de plaats op de akker (in de rand of op de akker). Dit vraagt om de introductie van nieuwe beheermaatregel. De vergroting van de effectiviteit van het akkerrandenbeheer vereist een aanzienlijk groter oppervlakte-aandeel, een beheer en ligging afgestemd op de doelsoorten. ZOMERPERIODE Ten aanzien van het akkerrandenbeheer gelden voor de broedvogels dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd voor de overwinteraars. En het experiment van de ANOG met de heraanplant van oudere doornige struiken aan de kopeinden van wijken in open gebied blijkt een uiterst succesvolle-, betrekkelijk goedkope en op korte termijn te realiseren beheermaatregel te zijn voor soorten als de geelgors en grasmus. Een grootschalige toepassing verdient aanbeveling alsmede een goede voorlichting ter bescherming van bestaande verspreid voorkomende struiken. Op projectbasis kan aanplant van nieuwe struiken worden gestimuleerd. 23

24 DANKZEGGING Een bijzondere dank gaat uit naar de ca 40 deelnemende agrariërs aan het project Actief Randenbeheer. Van hen wil ik enkelen speciaal noemen. De heer de Ruiter bij wie ik vrijwel nooit zonder eerst een kop koffie te hebben gedronken mijn veldwerk deed. De heer in t Hout van wie uit elke ontmoeting weer de nodige stimulans uitging door zijn betrokkenheid bij het agrarisch natuurbeheer. De heer Oosterveld wil ik bedanken voor zijn belangstelling in de onderzoeksresultaten en de vertaling naar effectieve beheermaatregelen. GERAADPLEEGDE LITERATUUR Arisz J. & B.J. Koks Het gebruik van graanranden in de winter door akkervogels en andere soortgroepen. Onderzoeksrapport pilot Noordoost Nederland voor winter Rapport Stichting Werkgroep Grauwe kiekendief, Scheemda. van t Hoff J. & B.J. Koks Broedvogels in duoranden Onderzoek naar het effect van duoranden op akkervogels op het Hogeland. Rapport Wierde & Dijk, Leens. Moorcroft D, M Whittingham, R Bradbury & J Wilson The selection of stubble fields by wintering granivorous birds reflecting vegetation cover and food abundance. Journal of Applied Ecology 39: Siriwardena G., N. Calbrade, J. Vickery & W. Sutherland The effects of the spatial distribution of winter seed resources on their use by farmland birds. Journal of Applied Ecology 43, 4:

25 VERANTWOORDING WERKWIJZE IN WINTERPERIODE Dit deel van het onderzoek is gericht op het meten van het effect van de aanleg van 3m brede, kruidenrijke akkerranden in de winter. Het onderzoek is zodanig opgezet dat akkergebieden met en zonder 3m-akkerranden uit het project paarsgewijs worden vergeleken. Hiervoor zijn in Oost-Groningen 16 akkerplots met een totale oppervlakte van 950.4ha geselecteerd. De gemiddelde oppervlakte van de 8 plots met 3m-randen, de kernplots, bedraagt 62.9ha. De 8 plots zonder 3m-randen, de controleplots, zijn gemiddeld 55.9ha groot. De plots liggen verspreid over enkele akkervogelzoekgebieden in de Veenkoloniën in de omgeving van plaatsen als Bourtange, Sellingen, de Pekela s, Alteveer, Ommelanderwijk, Zuidwending en Meeden. De 16 akkerplots zijn tussen december 2007 en eind maart 2008 tweewekelijks bezocht. Elk plot is tenminste 6x bezocht, de 7e bezoekronde kon niet meer volledig worden afgerond. De bezoeken vonden plaats tussen zonsopkomst en zonsondergang, altijd bij voldoende daglicht. Alle vogelwaarnemingen, en die van haas en ree, zijn op kaart ingetekend, met een exacte notatie van de plaats van voorkomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het voorkomen in percelen, akkerranden of beplanting. Van elke waarneming is de soort en het aantal individuen genoteerd. Waarnemingen van overtrekkende vogels zijn niet in het onderzoek meegenomen. Naast de faunistische waarnemingen zijn in de veldperiode van elk plot een groot aantal gebiedskenmerken ingetekend, zoals het type akkerrand (3m-rand of faunarand), ligging en afmetingen van de akkerrand, overige randen (bv gedempte wijken), schouw- en onverharde graspaden, per perceel het gewas, de gewasresten of de aanwezigheid van kruidige begroeiing op de akkers (bv straatgras), type beplanting (bv solitaire struiken, bosrand of bomenrij) en het aantal strobalen en vaste mestbulten. Kortom een waslijst aan gebiedskenmerken die relevant zijn voor het voorkomen van de vogels en dieren in de winter. Daarbij is dus niet alleen gekeken naar de aanwezige 3m-randen. Van de akkerranden en percelen is de oppervlakte ingemeten. Van de vogels en dieren die zijn waargenomen op de akkers zijn de aantallen omgezet in dichtheden per km² (waarbij is uitgegaan van de netto-oppervlakte, dwz dat de oppervlakte aan akkers is verminderd met de oppervlakte aan akkerranden), de waarnemingen uit de akkerranden in dichtheden per ha. Tijdens de analyses zijn eerst de verschillen in gebiedskenmerken tussen de kern- en controleplots gemeten. Hierbij is gebruik gemaakt van een gepaarde t-toets om eventuele verschillen op significantie te kunnen toetsen. Ook bij de vogels, haas en ree is gebruik gemaakt van de gepaarde t-toets om dichtheidsverschillen tussen de kernen controleplots te kunnen meten. Bij de vogels, haas en ree zijn de verschillen tussen de kern- en controleplots afzonderlijk gemeten voor de akkers, de akkerranden en de totale plotoppervlakte. Toetsing vond in dit geval plaats over de logaritmisch getransformeerde waarden (ln+1). Van de soorten waarbij 1) duidelijke verschillen tussen de plots met of zonder 3mranden zijn gemeten en 2) die soorten waarvoor de akkers in Oost-Groningen van bijzondere betekenis zijn, is met behulp van multiple regressie nagegaan welke gebiedskenmerken het voorkomen in de winterperiode het meest verklaren. Zijn dit de 3m-randen of spelen andere gebiedskenmerken een rol? 25

26 WERKWIJZE IN ZOMERPERIODE In 2008 is een oppervlakte van 651.6ha op broedvogels onderzocht. Dat is minder dan in de winterperiode. De oppervlakte is verdeeld in 6 akkerplots met 3m brede akkerranden die deel uitmaken van het project Actief Randenbeheer, de kernplots, en in 6 plots zonder 3m-randen, de controleplots. De gemiddelde oppervlakte van de kernplots is 57.4ha, met een totale oppervlakte van 344.4ha. Bij de controleplots zijn de gemiddelde- en totale oppervlakte resp ha en 307.3ha. Het zijn op een enkele na- dezelfde plots als die geselecteerd zijn voor het winteronderzoek. Naast het verschil in onderzochte oppervlakte zijn er tussen het onderzoek in de winter- en zomerperiode nog enkele verschillen. Zo is er het verschil in vogelwaarnemingen tussen de winter- en zomerperiode. Bij de analyses van de wintervogels is uitgegaan van de getelde aantallen, bij de vogelwaarnemingen uit de broedtijd van het aantal territoria cq broedparen. De winterwaarnemingen zijn nauwkeurig toebedeeld aan de plaats van waarneming, waarbij onderscheid is gemaakt tussen akker, akkerrand en beplanting. Bij de broedvogels was dit niet mogelijk. Hier zijn de territoria, na interpretatie van de veldwaarnemingen, toebedeeld aan het plot. Doel van dit onderdeel van het onderzoek is om na te gaan of er in de zomerperiode een positief effect uitgaat van het Actief Randenbeheer op broedvogels en enkele zoogdieren van de Oost-Groninger akkers. Bij de akkervogels gaat in het bijzonder de belangstelling uit naar de veldleeuwerik, patrijs en geelgors, soorten die in dit deel van het Nederlandse akkerareaal de hoogste dichtheden bereiken. Aan alle plots zijn tussen half april en eind juli 4 ochtend- en 2 nachtbezoeken gebracht, waarbij alle broedvogelwaarnemingen en die van haas en ree op kaart zijn ingetekend. De broedvogels zijn geïnventariseerd volgens de standaard BMP-methode. Er is niet naar nesten gezocht. Tijdens de veldbezoeken zijn ook de gewassen ingetekend. Van de overige kenmerken was dit eerder al tijdens de wintertellingen gebeurd. Na afloop van het veldseizoen zijn de broedvogelwaarnemingen geïnterpreteerd en is per plot het aantal territoria cq broedparen vastgesteld. Bij haas en ree is gekeken naar het hoogste aantal individuen tijdens een bezoek. Per plot zijn de broedvogelterritoria en het hoogste getelde aantal individuen van haas en ree omgezet in dichtheden per km². Hierbij is uitgegaan van de netto-plotoppervlakte, d.i. zonder de bebouwde oppervlakte. Van de gebiedskenmerken -de akkerranden, paden en gewassen- is per plot de lengte en/of oppervlakte berekend. Omwille van de onderlinge vergelijkbaarheid, de plots variëren tenslotte in oppervlakte, zijn de waarden omgezet in meters en/of hectares per km². Deze waarden zijn een maat voor het oppervlakte-aandeel en kan ook in een percentage worden uitgedrukt. Evenals bij de analyses van de winterwaarnemingen zijn bij de zomerwaarnemingen, aan de hand van een gepaarde t-toets, de verschillen in gebiedskenmerken tussen de kern- en controleplots gemeten. Hetzelfde is gebeurd bij de broedvogels en zomerwaarnemingen van haas en ree, waarbij toetsing plaatsvond over de logaritmisch getransformeerde waarden (ln+1). Toetsing van de verschillen tussen kern- en controleplots heeft niet zoals bij de winterwaarnemingen plaatsgevonden over de akkers, akkerranden en totale plotoppervlakte, maar uitsluitend over de plotoppervlakte. Bij de broedvogels zijn de geïnterpreteerde waarnemingen omgezet in 26

AKKERVOGELS IN TRIORANDEN, FAUNARANDEN EN NATUURBRAAK

AKKERVOGELS IN TRIORANDEN, FAUNARANDEN EN NATUURBRAAK AKKERVOGELS IN TRIORANDEN, FAUNARANDEN EN NATUURBRAAK Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen Akkervogels in trioranden, faunaranden en natuurbraak Onderzoek naar het effect

Nadere informatie

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019 BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019 Overzicht beheerpakketten Binnen het leefgebied Open AKKER zijn er in het werkgebied van Collectief Midden Overijssel enkele

Nadere informatie

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2018-2019 Overzicht beheerpakketten Binnen het leefgebied Open AKKER zijn er in het werkgebied van Collectief Midden Overijssel enkele

Nadere informatie

Buijtenland van Rhoon

Buijtenland van Rhoon Buijtenland van Rhoon Evaluatie winterseizoen 2018/2019 Het eerste winterseizoen na de oprichting van de gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon is achter de rug. Dit document bespreekt de wintervogeltellingen

Nadere informatie

AGRARISCH NATUUR- EN LANDSCHAPSCOLLECTIEF MIDDEN-GRONINGEN BEHEERPAKKETTEN AKKERVOGELBEHEER. Versie 24 maart 2015

AGRARISCH NATUUR- EN LANDSCHAPSCOLLECTIEF MIDDEN-GRONINGEN BEHEERPAKKETTEN AKKERVOGELBEHEER. Versie 24 maart 2015 AGRARISCH NATUUR- EN LANDSCHAPSCOLLECTIEF MIDDEN-GRONINGEN BEHEERPAKKETTEN AKKERVOGELBEHEER Aangepast landelijk pakket 2 Kuikenvelden Veldleeuwerik Naam beheerpakket Kuikenvelden Veldleeuwerik op grasland

Nadere informatie

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze Samenvatting Intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat populaties van boerenlandvogels sterk zijn afgenomen sinds de jaren 60. Ooit veelvoorkomende soorten als patrijs (Perdix perdix) veldleeuwerik

Nadere informatie

Riet in de sloot. Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen

Riet in de sloot. Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen Riet in de sloot Onderzoek naar de kenmerken van sloten en watergangen op het Hogeland en de relatie met broedvogels Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen Riet in de sloot

Nadere informatie

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017 Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017 11 Rietzoom en klein rietperceel Met een rietzoom kunnen verbindingen worden gelegd tussen (beheerde) elementen of percelen. Tevens kan

Nadere informatie

Coöperatie Gebiedscollectief Noordoost-Twente U.A. Oldenzaalsedijk PD Deurningen.

Coöperatie Gebiedscollectief Noordoost-Twente U.A. Oldenzaalsedijk PD Deurningen. Coöperatie Gebiedscollectief Noordoost-Twente U.A. Oldenzaalsedijk 14 7562 PD Deurningen info@gebiedscollectiefnot.nl www.gebiedscollectiefnot.nl Programma 19.45 uur Inloop met koffie 20.00 uur Opening

Nadere informatie

Biotoopverbetering voor Patrijs en andere akkervogels. Olivier Dochy Provincie West-Vlaanderen

Biotoopverbetering voor Patrijs en andere akkervogels. Olivier Dochy Provincie West-Vlaanderen Biotoopverbetering voor Patrijs en andere akkervogels Olivier Dochy Provincie West-Vlaanderen Wat zijn akkervogels? volledig gebonden aan landbouwgebied = de echte weidevogels = de akker- en weidevogels

Nadere informatie

AKKERVOGELS IN TRIORANDEN 2009

AKKERVOGELS IN TRIORANDEN 2009 AKKERVOGELS IN TRIORANDEN 2009 Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen 2 Akkervogels in 2009 Onderzoek naar het effect van, als verbeterde versie van duoranden, op akkervogels

Nadere informatie

WINTERVOGELS in NATUURBRAAK

WINTERVOGELS in NATUURBRAAK WINTERVOGELS in NATUURBRAAK Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen 2 WINTERVOGELS IN NATUURBRAAK Jan van t Hoff 21 Wierde & Dijk Postbus 25 9965 ZG Leens email: info@wierde-en-dijk.nl

Nadere informatie

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open akkerland

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open akkerland Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Open akkerland 15 Wintervoedselakker Beschrijving Wintervoedselakkers zijn belangrijk voor in Nederland overwinterende vogels. Niet geoogste zaden

Nadere informatie

Waar chante le gele bruant nog?

Waar chante le gele bruant nog? Waar chante le gele bruant nog? Resultaten van een Frans-Belgische akkervogelinventarisatie in 2013 Akkervogels krijgen al langer aandacht in de Westhoek, met de Geelgors op kop. Heel wat soorten van landbouwgebied

Nadere informatie

Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer. Henk Kloen. Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer

Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer. Henk Kloen. Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer Werken aan duurzame landbouw en een aantrekkelijk platteland Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer Henk Kloen Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer Wat

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

1. Patrijzenproject WBE West-Twente

1. Patrijzenproject WBE West-Twente 1. Patrijzenproject WBE West-Twente 1.1. Aanleiding Sinds de jaren zeventig is de patrijzenstand landelijk met ruim 95% afgenomen. Binnen het werkgebied van WBE West-Twente zal dat niet veel anders zijn.

Nadere informatie

WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam

WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam Programma 20.00 uur Opening door Johan van Nieuwenhuyzen, bestuurslid 20.10 uur Toelichting op ANV Hollands Noorden door Ellen

Nadere informatie

BROEDVOGELS IN DUORANDEN EN LEEUWERIKVLAKKEN

BROEDVOGELS IN DUORANDEN EN LEEUWERIKVLAKKEN BROEDVOGELS IN DUORANDEN EN LEEUWERIKVLAKKEN Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen 2 Broedvogels in duoranden en leeuwerikvlakken Onderzoek naar het effect van duoranden

Nadere informatie

Het tellen van broedvogels ten behoeve van beheermonitoring van akkervogels

Het tellen van broedvogels ten behoeve van beheermonitoring van akkervogels Factsheet Het tellen van broedvogels ten behoeve van beheermonitoring van akkervogels Foto: Harvey van Diek Foto: Peter Eekelder Het akkerland in N.O-Nederland wordt in relatieve zin steeds belangrijker

Nadere informatie

Birdwatching: hoofdstuk 1/3 evaluatie van de beheersmaatregelen

Birdwatching: hoofdstuk 1/3 evaluatie van de beheersmaatregelen Birdwatching: hoofdstuk 1/3 evaluatie van de beheersmaatregelen Alle bij de NGF aangesloten clubs worden jaarlijks uitgenodigd deel te nemen aan een vogelteldag. De bedoeling is op dezelfde dag eind april

Nadere informatie

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016. SCAN versie 1.5d. FAC versie 1.2

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016. SCAN versie 1.5d. FAC versie 1.2 Bijlage 2. Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 SCAN versie 1.5d 1 december 2015 FAC versie 1.2 14 december 2015 ANLb Opbouw van de beheerpakketten De pakketten zijn opgebouwd

Nadere informatie

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen Pakketvoorwaarden A16a1 Versie 2018 Vogelakker (voor Patrijzen) Beschrijving Deze vogelakker biedt dekking, foerageer- en nestelmogelijkheden voor de patrijs en andere akkervogels. De vogelakker bestaat

Nadere informatie

Projectplan. Maatregelen voor de Patrijs Versterking van het leefgebied, landsdeel Zuid

Projectplan. Maatregelen voor de Patrijs Versterking van het leefgebied, landsdeel Zuid Projectplan Maatregelen voor de Patrijs Versterking van het leefgebied, landsdeel Zuid A. Wieland & J. Sloothaak september 2012 Projectplan Project: Maatregelen voor de Patrijs Periode: 1 januari 2013

Nadere informatie

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H. BIBLIOTHEEK IJS~tl Mi: :l,.;(:,loehs...... W E R K D O C U M E N T INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR 1980 door H. van Elburg 198127 Abw

Nadere informatie

2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga

2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga 2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga 7 april 2017 Marjon Schultinga & Sanne Heijting Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoering INHOUD

Nadere informatie

Welkom. Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder

Welkom. Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder Welkom Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder Agenda Doel en opzet van de voorlichting Nieuw stelsel voor agrarisch natuurbeheer Wie is Collectief Midden Groningen en wat doet we? Natuurbeheerplan

Nadere informatie

Vogels van weide/boerenland en plas-dras

Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogelherkenningscursus 2017 Bert Geelmuijden Waarnemen en kennis Kun je iets waarnemen dat je niet kent? (5 e symfonie van Beethoven als ezelsbrug voor zang van

Nadere informatie

Projectvoorstel. Maatregelen voor de Patrijs Uitwerking kerngebied Struikwaard

Projectvoorstel. Maatregelen voor de Patrijs Uitwerking kerngebied Struikwaard Projectvoorstel Maatregelen voor de Patrijs Uitwerking kerngebied Struikwaard J. Sloothaak Januari 2013 Projectvoorstel Project: Maatregelen voor de Patrijs Periode: 1 januari 2013 1 november 2014 Inleiding

Nadere informatie

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk Jan Stronks Stand van zaken huidig landschap Bos en natuur in de plus! Agrarisch cultuurlandschap sterk in de min: Natuurwaarde holt achteruit

Nadere informatie

Monitoringsnieuwsbrief 1 mei 2016

Monitoringsnieuwsbrief 1 mei 2016 Monitoringsnieuwsbrief 1 mei 2016 Monitoring akkerranden in Zeeland Afgelopen winter (2015 2016) is er een start gemaakt met het monitoren van akkervogels. Poldernatuur Zeeland was hiermee één van de eerste

Nadere informatie

De kern ligt bij plasdras

De kern ligt bij plasdras 7-3-2014 Inleiding presentatie Weidevogelbeheer Vereniging Noardlike Fryske Wâlden Weidevogelaantallen 2009-2012 Plasdras voor meer weidevogels Netwerken voor vitale populaties De kern ligt bij plasdras

Nadere informatie

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden Kusttellingen Telling januari 1990 de Noordkust slechts 2 januariwaarnemingen bekend, van resp. 5 en 2 kanoeten. Zie verder tabel 3. Jan van t Hoff De opvallendste waarnemingen uit de Dollard zijn de hoge

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN 2006. door Henk Jan Hof In het voorjaar van 2006 heb ik woonwijk Het Laakse Veld op broedvogels geïnventariseerd. Deze kartering is uitgevoerd om aantallen

Nadere informatie

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer SCAN versie 1.5d 1 december FAC versie december 2016 ANLb

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer SCAN versie 1.5d 1 december FAC versie december 2016 ANLb Bijlage 2. Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 SCAN versie 1.5d 1 december 2015 FAC versie 1.3 14 december 2016 ANLb Opbouw van de beheerpakketten De pakketten zijn opgebouwd

Nadere informatie

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen Pakketvoorwaarden A16a1 Versie 2019 Vogelakker (voor Patrijzen) Beschrijving Deze vogelakker biedt dekking, foerageer- en nestelmogelijkheden voor de patrijs en andere akkervogels. De vogelakker bestaat

Nadere informatie

Grauwe kiekendieven houden stand in het intensieve Oost Groningse akkerland

Grauwe kiekendieven houden stand in het intensieve Oost Groningse akkerland Grauwe kiekendieven houden stand in het intensieve Oost Groningse akkerland Oost-Groningen Populatieontwikkeling Nederland EU-braak Agrarisch Natuurbeheer Vestiging tijdens grootschalige braaklegging EU

Nadere informatie

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

13.3 Meerkoet (Fulica atra) 13.3 Meerkoet (Fulica atra) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is het aantal broedvogels vanaf 199 niet significant veranderd, over de laatste 1 jaren is een significante afname van

Nadere informatie

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM PROVINCIE FLEVOLAND Mededeling Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer Doel van deze mededeling: In opinieronde 3 van 15 mei 2013 heeft de portefeuillehouder u een overzicht toegezegd van de resultaten

Nadere informatie

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10 Quickscan natuuronderzoek ivm bestemmingsplan en ontwikkelingen Bellersweg 13 Hengelo Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 9 juli 2013 Rapportnummer 0128 Projectnummer 018 Opdrachtgever

Nadere informatie

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

2013 wordt het jaar van de Patrijs. 2013 wordt het jaar van de Patrijs. 1 Waarom? De soort kwam vroeger in grote aantallen voor in NL; er werd zelfs op gejaagd (en in sommige landen nog steeds) Bijna iedereen heeft de vogel wel eens gezien

Nadere informatie

Leven op de rand. Flora en fauna in akkerranden op de Brabantse klei. Evaluatierapport

Leven op de rand. Flora en fauna in akkerranden op de Brabantse klei. Evaluatierapport Leven op de rand Flora en fauna in akkerranden op de Brabantse klei Evaluatierapport 2009-2010-2011 Juli 2012 Pagina 1 Colofon Projectleiding en uitvoering Dhr. W. Dieleman wico.dieleman@zlto.nl Dhr. J.

Nadere informatie

Flevolands Agrarisch Collectief. Akkerranden

Flevolands Agrarisch Collectief. Akkerranden Flevolands Agrarisch Collectief Akkerranden Past een akkerrand bij mij(n bedrijf)? Intrinsieke motivatie Leuk of omdat het moet? Wat/wie wil je er mee bereiken? Natuurlijke plaagbeheersing, voedsel bijen/hommels,

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Natuur inventarisaties in de gemeente Arcen en Velden

Natuur inventarisaties in de gemeente Arcen en Velden Natuur inventarisaties in de gemeente Arcen en Velden 2006 Bosuil Inleiding: In begin 2006 is een hernieuwde poging gedaan om de natuur inventarisaties die in het verleden een belangrijke plaats innamen

Nadere informatie

Boerenbuitengebied Muntendam Project Grauwe Klauwier

Boerenbuitengebied Muntendam Project Grauwe Klauwier Boerenbuitengebied Muntendam Project Grauwe Klauwier Inleiding In januari 2015 is de Werkgroep Boerenbuitengebied in Muntendam opgericht. De initiatiefnemer is een akkerbouwer die al jarenlang actief is

Nadere informatie

Agrarisch natuurbeheer op uw bedrijf

Agrarisch natuurbeheer op uw bedrijf Agrarisch natuurbeheer op uw bedrijf Een onderzoek en een advies over de natuur op het bedrijf van fam. de Boer, Tarwestraat 2 te Akkerhuizen Opgesteld door het Centrum voor Milieuwetenschappen, Universiteit

Nadere informatie

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

ffi SrnTEN '?,iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten Lid Gedeputeerde Staten SrnTEN Mr. J.F. (Han) Weber Contact 070 441 61 96 jf.weber@pzh.nl '?",iffhorrand Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Aan Provinciale

Nadere informatie

AKKERNATUUR. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman JAN

AKKERNATUUR. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman JAN AKKERNATUUR Saalland Mts Klein Swormink - Stegeman JAN 2017 - WWW.SAALLAND.NL - SAALLANDADVIES@GMAIL.COM WIE BEN IK? Wim Stegeman Tot 2009 werkzaam bij R&D DuPont Vanaf 2005 boer samen met Marga Klein

Nadere informatie

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen Sovon-rapport 2013/47 Vogels in Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter

Nadere informatie

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214 Er is goed nieuws en er is slecht nieuws WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214: ER IS GOED NIEUWS EN ER IS SLECHT NIEUWS Sinds 211 telt DNatuur voor ANV Lopikerwaard hoeveel Grutto

Nadere informatie

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Landschapsbeheer Drenthe Nijend 18a, 9465 TR, Anderen Inhoudsopgave Inventarisatiegebied Emmer-Erfscheidenveen... 3 Overzicht alle waarnemingen... 3 Type elementen...

Nadere informatie

Gebiedskenmerken van goede gebieden in open akkerland en droge dooradering

Gebiedskenmerken van goede gebieden in open akkerland en droge dooradering Gebiedskenmerken van goede gebieden in open akkerland en droge dooradering Wolf Teunissen, Christian Kampichler, Jeroen Scheper, Ernst Oosterveld, Henk Sierdsema, Ralph Buij, Dick Melman & David Kleijn

Nadere informatie

Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Het provinciaal weidevogelmeetnet in 7 Uit het Jaarboek Weidevogels 7 Al 21 jaar meetnetwerk Het weidevogelmeetnet Noord-Holland is één van de oudste in ons land. Vanaf 1987 zijn in 51 proefvlakken elk

Nadere informatie

Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University

Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University Veranderingen in de dichtheid van vogelsoorten van het boerenland in Eemland en Gelderse Vallei tussen

Nadere informatie

Versie Doelsoorten Zeeland Patrijs, veldleeuwerik, graspieper kwikstaart. Meetellen mestplaatsingsruimte

Versie Doelsoorten Zeeland Patrijs, veldleeuwerik, graspieper kwikstaart. Meetellen mestplaatsingsruimte Pakketvoorwaarden A19c3 Versie 2019 Keverbanken Beschrijving Insecten zijn van groot belang als voedselbron voor akker- en weidevogels, speciaal voor de jonge vogels. De sleutel tot succesvol insectenbeheer

Nadere informatie

BMP rapport Gat van Pinte 2013

BMP rapport Gat van Pinte 2013 BMP rapport Gat van Pinte 2013 Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut November 2013 1 van 9 BMP Gat van Pinte 2013 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Gebiedsbeschrijving Gat van Pinte... 3 4. De looproute... 5

Nadere informatie

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval. 9.05 : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval. 9.05 : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex. Kleiputten 't Hoge 1983 2013 (2014) In deze kolom krijgen sommige soorten een andere kleur en dus een andere Broedende of waarschijnlijk broedende soorten broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval.

Nadere informatie

RIET &RIETVOGELS IN KLEISLOTEN. Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen

RIET &RIETVOGELS IN KLEISLOTEN. Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen RIET &RIETVOGELS IN KLEISLOTEN Vereniging voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer Noord-Groningen 2 Riet en rietvogels in kleisloten. Onderzoek naar kenmerken van overjarig riet en sloten op t Hogeland

Nadere informatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven 15 november 2012 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Opdrachtgever Uitvoerder Auteur Datum Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven m RO Zoon Ecologie C.P.M. Zoon ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold Tellers: D.Schoppers, A. Vanderspoel, J. de Vries, W. Woudman, M. Werkman, J. De Bruin, M.Wijnhold Inhoud: 1. Samenvatting 2. Methode: territoria

Nadere informatie

Vogels van het Wolfsplateau Het belang van het plateau voor doortrek en overwintering

Vogels van het Wolfsplateau Het belang van het plateau voor doortrek en overwintering Vogels van het Wolfsplateau Het belang van het plateau voor doortrek en overwintering Patrick Lemmens Stichting Koekeloere Fotografie: Luuk Belgers, Patrick Lemmens e.a. Inhoud Historie Wolfsplateau Gebiedsimpressie

Nadere informatie

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5.1 Inleiding Vanuit de praktijk komen veel vragen over de optimale breedte en structuur

Nadere informatie

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Bescherming Weidevogels Zuid-Holland 2018 Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Dit jaarverslag is tot stand gekomen in samenwerking met 17 actieve weidevogelgroepen

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Aanvullende informatie mitigatie Steenuil en Huismus IJsseldelta-Zuid, FF/75C/2012/0341

Aanvullende informatie mitigatie Steenuil en Huismus IJsseldelta-Zuid, FF/75C/2012/0341 Notitie Concept Contactpersoon Benjamin Flierman Datum 8 mei 2013 Aanvullende informatie mitigatie Steenuil en Huismus IJsseldelta-Zuid, FF/75C/2012/0341 In het kader van de Flora- en faunawet ontheffingsaanvraag

Nadere informatie

Versie bij voorkeur breder

Versie bij voorkeur breder Pakketvoorwaarden A19c2 Versie 2019 Patrijzenrand Beschrijving Deze rand biedt dekking, foerageer- en nestelmogelijkheden voor de patrijs en andere akkervogels. De rand bestaat uit 3 stroken. Eén strook

Nadere informatie

Beheer van Akkerranden

Beheer van Akkerranden Beheer van Akkerranden Waarom, wat en hoe? Resultaten en ervaringen uit verschillende projecten Frans van Alebeek (PPO AGV, Lelystad) Lelystad 2 april 2009 Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief Zoveel

Nadere informatie

Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer AGRARISCHE AGRARISCHE AGRARISCHE LIMBURGS AANDEEL in NATUURTYPEN en LANDSCHAPSELEMENTTYPEN DEELGEBIEDEN CLUSTERS VAN BEHEERACTIVITEITEN volgens catalogus

Nadere informatie

BMP rapport Gat van Pinte 2012

BMP rapport Gat van Pinte 2012 BMP rapport Gat van Pinte 2012 Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut Juli 2012 1 van 9 BMP Gat van Pinte 2012 Inhoud: Pagina 1. Inleiding 3 2. Gebiedsbeschrijving 3 3. Telrondes 3 4. De looproute 4 5.

Nadere informatie

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 André van Kleunen en Gert Ottens Een paar jaar geleden hebben we in de Provinciale Nieuwsbrief van SOVON en in de Kruisbek aangekondigd

Nadere informatie

Eindrapportage Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard

Eindrapportage Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard . Zwartewaterallee 14 8031 DX Zwolle Postbus 240 8000 AE Zwolle T 088 888 66 77 F 088 888 66 70 KvK 34 11 09 43 Bank 38 16 41 864 info@projectenltonoord.nl www.projectenltonoord.nl Vestigingen: Zwolle,

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 is het basis-natuurgrasland. Het kan overal voorkomen op alle grondsoorten en bij alle grondwaterstanden, maar ziet er dan wel steeds anders uit.

Nadere informatie

Wintertelling en vogelsoorten van de Rode Lijst 2013-2014. Velduil Foto Jan Enne Haack

Wintertelling en vogelsoorten van de Rode Lijst 2013-2014. Velduil Foto Jan Enne Haack Wintertelling en vogelsoorten van de Rode Lijst 2013-2014 Velduil Foto Jan Enne Haack Wintertelling en vogelsoorten van de Rode Lijst 2013-2014 Auteur Bauke Koole Tellers Jacob Bosma, Saskia van der Burg,

Nadere informatie

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

Monitoring van Steenuilen in : een succes! Monitoring van Steenuilen in 2003-2008: een succes! Monitoring van Steenuilen in 2003-2008: een succes! Arjan Boele Het zou ideaal zijn jaarlijks alle Steenuil-territoria in ons land in kaart te brengen,

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014 Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014 Inleiding In deze leeswijzer vindt u een uitgebreidere uitleg over de het gebruik en interpretatie

Nadere informatie

BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster

BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster Adviseur: Bedrijfsnaam: UBN: Datum: BLk Format Bedrijfsnatuurplan versie 1.0, dd. 10.04.2019 Pagina 1 van 7 1. Meting ALGEMENE INFORMATIE Bedrijf gelegen

Nadere informatie

Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor

Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor Voorwaarden Stikstofbindende gewassen 1.0 a. Eén van de toegestane

Nadere informatie

Handleiding Wintertellingen

Handleiding Wintertellingen Handleiding Wintertellingen T.M.C. van Nus Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief Maart 2006 Inhoud 1. Inleiding 2 1.1 Doelstellingen 2 2. Onderzoeksgebieden 3 3. Over Faunaranden en Natuurbraak 4 4. Werkwijze

Nadere informatie

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats Ecologica BV Rondven 22 6026 PX Maarheeze 0495-46 20 70 0495-46 20 79 info@ecologica.eu www.ecologica.eu Gemeente Best T.a.v. dhr. P. van den Broek Raadhuisplein 1 Postbus 50 5680 AB Best Datum: 2 april

Nadere informatie

Quickscan Flora- en Fauna werkzaamheden Kerkhoflaan 11

Quickscan Flora- en Fauna werkzaamheden Kerkhoflaan 11 Quickscan Flora- en Fauna werkzaamheden Kerkhoflaan 11 beknopt onderzoek naar belangrijke natuurwaarden bij herinrichtingswerkzaamheden terrein Kerkhoflaan 11, Lichtenvoorde Opdrachtgever: Dhr. Wessels

Nadere informatie

Landschappelijke inpassing Kruisweg 44, Herkenbosch

Landschappelijke inpassing Kruisweg 44, Herkenbosch Landschappelijke inpassing Kruisweg 44, Herkenbosch Aanleiding en ligging plangebied Dhr. van de Venne heeft aan de Hammerstraat enkele boogkassen liggen. Deze liggen er al 10 jaar en dienen te worden

Nadere informatie

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede Opdrachtgever: Uitvoering: Samenstelling: Veldwerk: Status Gemeente Haarlemmermeer Adviesbureau E.C.O. Logisch ing.

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF Juli 2018

NIEUWSBRIEF Juli 2018 NIEUWSBRIEF Juli 2018 Inhoud Akkerrandmengsel verkoop kantoor Inzaaien akkerranden en evaluatie Verslag ledenexcursie Voorintekening 2019 Foto: Henk Krajenbrink Akkerrandmengsel verkoop kantoor Voor het

Nadere informatie

Hoe kunt u meedoen? Help

Hoe kunt u meedoen? Help Agrariërs Weidevogelwerkgroepen snest Gemeenten Weidevogelwerkgroep Binnenveld-Oost, Weidevogelwerkgroep Binnenveld-West, de initiatiefnemers van het Weidevogelplan WERV-gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen

Nadere informatie

Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in provincie Groningen

Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in provincie Groningen Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in provincie Groningen Evaluatierapport 5 Wintervoedselveldjes, graanstoppels en Vogelakkers 2008-2012 5.1 Inleiding De veranderingen in de landbouw en de

Nadere informatie

Onderzoek naar broedvogels en vleermuizen in het plangebied Zwijssen te Tilburg

Onderzoek naar broedvogels en vleermuizen in het plangebied Zwijssen te Tilburg Onderzoek naar broedvogels en vleermuizen in het plangebied Zwijssen te Tilburg Opdrachtgever: SDK Vastgoed B.V. September 2010 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina

Nadere informatie

Johan de Wittlaan 2 te Woerden

Johan de Wittlaan 2 te Woerden Johan de Wittlaan 2 te Woerden Actualisatie ecologisch onderzoek V. Nederpel R. de Beer 2012 Opdrachtgever Bolton Ontwikkeling Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Bovendijk 35-G

Nadere informatie

N a d e r o n d e r z o e k s t e e n u i l D e G o r s e n E l s h o u t

N a d e r o n d e r z o e k s t e e n u i l D e G o r s e n E l s h o u t N a d e r o n d e r z o e k s t e e n u i l D e G o r s e n E l s h o u t Opdrachtgever: Gemeente Heusden projectnummer: 099.00.29.00.00.00 Van: dhr. H. Kloen en dhr. B. Omon Onderwerp: Nader onderzoek

Nadere informatie

Vleermuisonderzoek Schuttersbosch Eindhoven

Vleermuisonderzoek Schuttersbosch Eindhoven Vleermuisonderzoek Schuttersbosch Eindhoven R.M. Koelman Mei 2013 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl R.M. Koelman Rapport nr.: 2013.06 Project nr.: 2012.090

Nadere informatie

Akkervogelmaatregelen in Waarbeke/Galmaarden in de winter 2013-2014 resultaten

Akkervogelmaatregelen in Waarbeke/Galmaarden in de winter 2013-2014 resultaten CINEREA-RAPPORT nr. 2014-1 Akkervogelmaatregelen in Waarbeke/Galmaarden in de winter 2013-2014 resultaten Datum: april 2014 Auteur: Wouter Faveyts Een rapport van Natuurpunt-Vogelwerkgroep Cinerea (Dendervallei)

Nadere informatie

Wintertelling akkervogels in Noord-Groningen 2011-2012. Velduil Lammerburen februari 2012, foto Jan Enne Haack

Wintertelling akkervogels in Noord-Groningen 2011-2012. Velduil Lammerburen februari 2012, foto Jan Enne Haack Wintertelling akkervogels in Noord-Groningen 211-212 Velduil Lammerburen 212, foto Jan Enne Haack Wintertelling akkervogels in Noord-Groningen 211-212 Bauke Koole 212 Wierde & Dijk Postbus 25 9965 ZG Leens

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk Een inventarisatie van beschermde Zelhem flora en fauna Zelhem, februari 2007 Rapportnummer 0712 Projectnummer 756 opdrachtgever VanWestreenen Adviseurs Varsseveldseweg

Nadere informatie

Quick scan ecologie. terrein hoek Bladstraat Bogtmanweg Tuitjenhorn. 21 februari 2018

Quick scan ecologie. terrein hoek Bladstraat Bogtmanweg Tuitjenhorn. 21 februari 2018 Quick scan ecologie terrein hoek Bladstraat Bogtmanweg Tuitjenhorn 21 februari 2018 1 Quick scan ecologie terrein hoek Bladstraat Bogtmanweg te Tuitjenhorn Auteur Opdrachtgever Foto omslag Philippine Brouwer-Stam,

Nadere informatie

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015 Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015 Martin Heinen Vogelwerkgroep Oost-Veluwe, Apeldoorn 1 1. Inleiding De gemeente Apeldoorn heeft Vogelwerkgroep Oost-Veluwe gevraagd een inventarisatie

Nadere informatie

Broedvogel Monitoring Project. Bakelse Plassen inclusief golfbaan Stippelberg. voorjaar 2012

Broedvogel Monitoring Project. Bakelse Plassen inclusief golfbaan Stippelberg. voorjaar 2012 Broedvogel Monitoring Project Alle soorten (BMP A) Bakelse Plassen inclusief golfbaan Stippelberg voorjaar 2012 Vogelwerkgroep t Vuggelke, IVN Bakel-Milheeze-Rips Dit rapport is opgesteld op verzoek van

Nadere informatie

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019 Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019 Laatst gewijzigd 28 februari 2019 Om aan de vergroeningseis 5% ecologisch aandachtsgebied te voldoen kunt u in 2019 kiezen voor 1 of meer van de volgende

Nadere informatie

Gemeente Amstelveen Afdeling RO & Projecten T.a.v.: P.J.M. van den Bergh Postbus BA AMSTELVEEN

Gemeente Amstelveen Afdeling RO & Projecten T.a.v.: P.J.M. van den Bergh Postbus BA AMSTELVEEN Gemeente Amstelveen Afdeling RO & Projecten T.a.v.: P.J.M. van den Bergh Postbus 4 1180 BA AMSTELVEEN Uw kenmerk: ****** Ons kenmerk: AMNA1004 Datum: 18-11-2010 Plaats: Zaandam Projectgebied: Kostverlorenweg

Nadere informatie